Milieuverklaring
Lyondell Chemie Nederland B.V. en Lyondell Bayer Manufacturing Maasvlakte VOF
Over het jaar 2005
Rotterdam, maart 2006
Inhoudsopgave Milieuverklaring Voorwoord
4
1
Inleiding
5
2
Het bedrijf en de bedrijfsactiviteiten 6 2.1 Het bedrijf .......................................................................................................... 6 2.2 De bedrijfsactiviteiten op de Botlek-locatie ...................................................... 7 2.3 De bedrijfsactiviteiten op de Europoort-locatie................................................. 8 2.4 De bedrijfsactiviteiten op de Maasvlakte-locatie............................................... 9 2.5 De bedrijfsactiviteiten van het SCE in Rotterdam .......................................... 10 2.6 Betrouwbaarheid van de fabrieken ................................................................. 10
3
Milieubeheer bij Lyondell 11 3.1 Inleiding ........................................................................................................... 11 3.2 Milieubeleid .................................................................................................... 12 3.3 Milieu-analyse.................................................................................................. 14 3.4 Milieuprogramma ............................................................................................ 14 3.5 Milieubeheersysteem ....................................................................................... 15 3.6 Audits............................................................................................................... 15 3.7 Continu verbeteren bij Lyondell ...................................................................... 16 3.8 Preventie .......................................................................................................... 18 3.9 Noodplan.......................................................................................................... 19
4
Beoordeling van de belangrijkste milieu-aspecten 20 4.1 Inleiding ........................................................................................................... 20 4.2 Emissies naar de lucht ..................................................................................... 20 4.2.1 Meet- en registratiesysteem ................................................................... 20 4.2.2 VOS-emissies......................................................................................... 21 4.2.3 Roet-emissies ......................................................................................... 23 4.2.4 CO- en CO2-emissies ............................................................................ 25 4.2.5 NOx-emissies......................................................................................... 26 4.2.6 HCFK’s (freonen) en halonen................................................................ 27 4.3 Geur.................................................................................................................. 28 4.4 Lozingen naar het oppervlaktewater ............................................................... 28 4.5 Bijproducten en afvalstoffen ........................................................................... 30 4.6 Bodemverontreiniging ..................................................................................... 32 4.7 Geluid .............................................................................................................. 34 4.8 Aanvoer van grondstoffen en afvoer van producten........................................ 34 4.9 Energie-, drinkwater en grondstoffenverbruik................................................. 35 4.9.1 Energie ................................................................................................... 35 4.9.2 Drinkwater ............................................................................................. 36 4.9.3 Grondstoffenverbruik............................................................................. 36 4.10 Vergunningen .................................................................................................. 37 4.11 Naleving van de vergunningen ........................................................................ 38 4.12 Klachten ........................................................................................................... 40
2
5 6 7
Referenties Afkortingen van stoffen Verklaring van de milieuverificateur
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
41 42 43
Verklarende woordenlijst .................................................................... 44 De cijfers.............................................................................................. 49 Uitgevoerde en geplande milieumaatregelen en -activiteiten ............. 58 Milieu-analyse.......................................................................................65
3
Voorwoord Al vanaf 1992 wordt gerapporteerd over de milieuprestaties van Lyondell Chemie Nederland B.V. (destijds ARCO Chemie Nederland Ltd.). De voorliggende milieuverklaring is in het kader van EMAS de elfde die Lyondell op rij publiceert. Oorspronkelijk ging het alleen over de productielocatie Botlek, maar tegenwoordig zijn we op drie locaties in de Rotterdamse haven actief en is er een Europees kantoor in het centrum van Rotterdam. De milieuverklaring is een verantwoording over het afgelopen jaar. Door het handhaven van de opzet over de tijd is het eenvoudig om te zien wat de veranderingen over de afgelopen jaren zijn geweest. Lyondell wil op een veilige en milieuverantwoorde wijze producten maken die de levensstandaard verhogen en waarbij de veiligheid van onze medewerkers, de medewerkers van onze aannemers, het publiek, onze klanten en het milieu worden beschermd. Uit deze verklaring blijkt duidelijk dat de veiligheid- en milieuprestaties van Lyondell over het afgelopen decennium sterk zijn verbeterd. In 2005 zijn ook weer de nodige verbeteringen gerealiseerd, maar ook was er een tegenvaller te melden. Als goede resultaten kunnen worden vermeld: -
de biologische afvalwaterzuiveringen op de Botlek-locatie opereerden voor het derde jaar op rij zonder vergunningsoverschrijding; de biologische afvalwaterzuivering op de Maasvlakte-locatie vertoonde een belangrijke verbetering en bleef binnen de interne doelstellingen; de Nederlandse Emissieautoriteit verleende de Botlek-locatie een vergunning voor de emissiehandel; op zowel de Botlek- als de Maasvlakte- locatie leverde het lekverliesprogramma een belangrijke emissiereductie op; een significante afname van de geproduceerde hoeveelheid afval op de Maasvlakte-locatie.
Helaas resulteerde een stroomstoring op de Botlek-locatie in het afblazen van stoom gedurende meerdere uren. De geluidsoverlast die dit veroorzaakte leverde 51 klachten uit de omgeving op. Uiteraard zullen wij er alles aan doen om dit in de toekomst te voorkomen. Ondanks dit incident zijn onze medewerkers door hun inzet en aandacht voor milieu en veiligheid er in geslaagd om weer betere resultaten te bereiken. Wij verwachten deze lijn volgend jaar door te trekken. Mocht u vragen of opmerkingen hebben dan horen wij dat graag. Ook begroeten wij u graag op een open dag in onze fabrieken.
Lyondell Chemie Nederland B.V. J.P. Benders Director Manufacturing Europe
4
1. Inleiding Lyondell Chemie Nederland B.V. (hierna kortweg Lyondell genoemd) geeft sinds 1995 een milieuverklaring uit volgens de EMAS-verordening. Sinds 1999 zijn ongeveer 250 bedrijven in Nederland, waaronder Lyondell, wettelijk verplicht verslag te doen van de milieu-aspecten van hun bedrijf. De milieuverklaring bevat een overzicht van alle belangrijke milieu-aspecten van de productie op de Maasvlakte en Botlek-locatie, van de aanvoer en opslag van grondstoffen op de Europoort-locatie en van de activiteiten van het Service Centre Europe (SCE) in Rotterdam. Verder worden het milieubeleid van het bedrijf en de doelstellingen ervan toegelicht en worden belangrijke wijzigingen en trends in milieubelasting verklaard. Lyondell neemt zich voor om jaarlijks, uiterlijk in de maand april, een milieuverklaring uit te geven. Deze verklaring wordt aan een erkende milieuverificateur voorgelegd ter beoordeling en akkoordbevinding. Evenals voorgaande jaren is de milieuverklaring getoetst aan de eisen die zijn gesteld in de EMAS-verordening. De EMAS-verordening is een verordening van de Europese Unie (EU) die de vrijwillige deelname van industriële bedrijven aan een gemeenschappelijk Europees milieubeheer- en milieu-auditsysteem regelt. Als een bedrijf een milieuverklaring uitgeeft volgens de EMAS-verordening wil dat zeggen dat de milieuverificateur deze verklaring inhoudelijk op juistheid heeft gecontroleerd en het milieuzorgsysteem van het bedrijf heeft getoetst. Lyondell was het eerste bedrijf in Nederland met een EMAS-registratie. Tot en met december 2005 waren in Nederland in totaal 22 bedrijven EMAS-geregistreerd.
5
2. Het bedrijf en de bedrijfsactiviteiten 2.1 Het bedrijf Lyondell maakt deel uit van Lyondell Chemical Company (LCC), een organisatie waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in Houston, Texas. LCC is een wereldwijd opererend bedrijf dat onder andere propyleenoxide, styreen, glycolen, glycolethers, methyl tertiaire butylether, butaandiol, tolueendiisocyanaat en titaandioxide produceert. LCC is volledig eigenaar van de volgende firma’s: − Equistar Chemicals (productie van ethyleen, propyleen, polyethyleen en polypropyleen); − Millennium (productie van titaandioxide), sinds 2004. In een joint venture is LCC eigenaar van: − Lyondell-Citgo Refining Company (olieraffinaderij). Productielocaties van LCC zijn gevestigd in de Verenigde Staten, Europa, Azië en Australië. De producten van LCC worden toegepast bij de fabricage van onder meer schuimsoorten (matrassen, meubelvulling, autobumpers), cosmetica, verf, antivries en ongelode benzine. Lyondell heeft in Nederland vestigingen in de industriegebieden Maasvlakte, Botlek en Europoort en in Rotterdam. Op de productielocatie in de Botlek (§2.2), aan de Seinehaven, worden chemische halffabrikaten gemaakt. Dit zijn stoffen die verder worden verwerkt tot een groot aantal industriële en consumentenproducten. Op de Europoort-locatie (§2.3) bevindt zich een overslagterminal voor grondstoffen. Op de Maasvlakte is in november 2003 de productie van eveneens chemische halffabrikaten van start gegaan (§2.4). De locatie is een joint venture van Lyondell en Bayer, waarbij Lyondell de locatie beheert en de bedrijfsvoering verricht. De locatie opereert onder de naam Lyondell Bayer Manufacturing Maasvlakte VOF. In Rotterdam is het Service Center Europe (SCE) gevestigd, dat zich bezighoudt met logistiek, inkoop, financiële en IT-ondersteuning (§2.5). .
De Nederlandse productievestigingen maken deel uit van Lyondell Europa. Het organogram ziet er als volgt uit: President European Operations
Director Manufacturing Europe
Manager Engineering Europe
Plant Manager Maasvlakte locatie
Manager EHS&Q
6
Plant Manager Botlek- en Europoort locaties
2.2 De bedrijfsactiviteiten op de Botlek-locatie Op de Botlek-locatie zijn diverse installaties aanwezig voor de productie van propyleenoxide (PO), tertiaire butylalcohol (TBA) en derivaten van deze producten. Behalve de procesinstallaties, zijn er ook: – tanks voor atmosferische opslag en opslag onder druk; – twee waterzuiveringsinstallaties; – laad- en losvoorzieningen voor vrachtwagens, treinen en schepen; – werkplaatsen, magazijnen en kantoorgebouwen. Op de locatie zijn 466 personen werkzaam, waarvan 215 personen zijn ingeschakeld als contractor (via aannemer of uitzendbureau). Primaire producten Het productieproces begint met de fabricage van de primaire producten PO en TBA. Deze stoffen worden met behulp van een katalysator gemaakt uit de grondstoffen isobutaan, propyleen en zuurstof. De zuurstof is afkomstig van buurbedrijf Air Products. De overige grondstoffen komen per pijpleiding van de Europoort-locatie (§2.3), van derden of worden gelost aan de steiger in de Seinehaven (isobutaan). De productiecapaciteit op de Botlek-locatie bedraagt 250.000 ton PO en 590.000 ton TBA per jaar. Secundaire producten De secundaire producten (derivaten) die op de Botlek-locatie worden gemaakt zijn: isobutyleen (iC4=), propyleenglycolen (MPG en DPG), tertiaire butyl hydroperoxide (TBHP), methyl tertiaire butylether (MTBE), propyleen glycolethers (PM/DPM), allylalcohol (AA), 1,4 butaandiol (BDO) en 2-methyl 1,3 propaandiol (MP-diol). Schematisch ziet het productieproces van grondstof tot eindproduct er als volgt uit: TBHP MeOH condensaat
zuivering
MTBE reactie/destillatie
zuurstof
ruwe isobutyleen isobutaan mixed butaan
isobutyleen reactie/destillatie
isobutaan
TBA-TBHP
reactie/destillatie
reactie/destillatie
reactie/destillatie
afvalwater fuels
TBA-PO propyleen
ruwe TBA
destillatie
katalysator
ruwe PO
fuels
reactie/destillatie
zuivere TBA fuels
onzuivere PO destillatie
octaan
zuivere PO water
zuivere PO PM reactie/destillatie DPM
fuels
reactie/destillatie zuivere PO
MeOH MPG DPG
katalysator reactie/destillatie
fuels allylalcohol
reactie/destillatie
CO/H2 tolueen H2 fuels butaandiol MP-diol
7
PO, TBA en de derivaten hiervan worden in diverse alledaagse producten verwerkt. In het volgende schema is een overzicht gegeven van enkele toepassingen: Product
Toepassing in onder andere:
PO TBA iC4= MTBE MPG/DPG TBHP PM/DPM AA BDO MP-diol
cosmetica, kussens, bumpers rubber, oplosmiddelen, acrylproducten (bijv. verf) butylrubber (bijv. handschoenen) benzine conserveringsmiddelen, koelvloeistof katalysator voor vervaardiging polymeren inkt, verf, coatings, schoonmaakmiddelen oplosmiddelen coatings, kunsthars, film coatings, lijmen
Producten van Lyondell worden gebruikt voor vele alledaagse artikelen: brillenglazen, fietshelmen, kleding, rolschaatsen, haargel, parfum, etc.
Bedrijfsuren De installatie op de Botlek-locatie is volcontinu in bedrijf, afgezien van de perioden waarin grote onderhoudsstops plaatsvinden. In april/mei 2001 heeft de laatste onderhoudsstop van vier weken plaatsgevonden. De volgende onderhoudsstop is gepland in 2006.
2.3 De bedrijfsactiviteiten op de Europoort-locatie Lyondell heeft een opslaglocatie in de Europoort. In de 7e Petroleumhaven lossen schepen de grondstoffen propyleen en mixed butaan (een mengsel van butaan en isobutaan), die vervolgens
8
worden opgeslagen en via pijpleidingen naar de fabrieken van Botlek en Maasvlakte worden gepompt. De terminal heeft drie opslagtanks onder druk voor propyleen en één gekoelde atmosferische tank voor mixed butaan. Voor het koelen van deze tank is een koelinstallatie in gebruik. De grondstoffen zijn afkomstig van gasvelden in de Noordzee en verschillende raffinaderijen. Op deze locatie zijn 13 personen werkzaam waarvan 8 als contractor.
2.4 De bedrijfsactiviteiten op de Maasvlakte-locatie In de fabriek op de Maasvlakte kan jaarlijks circa 285.000 ton propyleenoxide (PO) en circa 640.000 ton styreenmonomeer (SM) worden geproduceerd. Op de locatie zijn 314 personen werkzaam, waarvan 123 als contractor (via aannemer of uitzendbureau). Ondersteunende afdelingen, die ook voor de vestigingen Botlek en Europoort werkzaamheden verrichten, zijn hier gevestigd. De aanvoer van de grondstoffen ethyleen en propyleen geschiedt per pijpleiding. Benzeen wordt met schepen aangevoerd. Op het fabrieksterrein zijn diverse installaties aanwezig voor de productie van PO en SM. Behalve de procesinstallaties zijn er op het fabrieksterrein ook: – tanks voor atmosferische opslag en opslag onder druk; – een waterzuiveringsinstallatie; – laad- en losvoorzieningen voor vrachtwagens, treinen en schepen; – werkplaatsen, magazijnen en kantoorgebouwen. Producten Het productieproces begint met de fabricage van ethylbenzeen uit de grondstoffen benzeen en ethyleen. Vervolgens worden van ethylbenzeen en propyleen met behulp van katalysatoren in verschillende reactie- en zuiveringsstappen PO en SM geproduceerd. De grondstoffen komen per pijpleiding van de Europoort-locatie (§ 2.3), van derden of worden gelost aan de steiger in de Europahaven. Schematisch kan het productieproces als volgt worden weergegeven:
Lucht
reactie
Katalysator
EBHP MBA ACP EB
reactie/ destillatie
EBHP MBA
Propyleen
reactie/ destillatie
Crude PO
destillatie
Zuivere PO
reactie/ destillatie
Ethyleen
ACP EB MBA ACP EB
EB MBA
reactie/ destillatie
waterstof
ACP
reactie/ destillatie
ACP MBA
destillatie
Zuivere Styreen (SM)
9
EB
Benzeen
Bedrijfsuren De installatie op de Maasvlakte is volcontinu in bedrijf, afgezien van de perioden waarin grote onderhoudsstops plaatsvinden. De eerstvolgende onderhoudsstop is gepland in 2008.
2.5 De bedrijfsactiviteiten van het SCE in Rotterdam Het Service Center Europe (SCE) in Rotterdam maakt deel uit van Lyondell Europa. Het SCE heeft als doel hoogwaardige en kosteneffectieve service te verlenen aan alle onderdelen van het bedrijf, alsmede aan zijn klanten en leveranciers in Europa. De activiteiten hebben onder andere betrekking op inkoop van diensten en alle materialen (van grondstof tot aan kantoorartikelen), logistiek, verkoop, planning (afstemmen van verkoop en productie), financiën en IT. Er worden uitsluitend kantoorwerkzaamheden uitgevoerd door 315 personen waarvan 89 als contractor. Behalve dat kantoorwerkzaamheden enige milieubelasting met zich meebrengen heeft het SCE ook een sterke invloed op de milieubelasting van de logistieke keten, zoals de inkoop en aanvoer van grondstoffen, de distributie van producten en de afvoer van afvalstoffen.
2.6 Betrouwbaarheid van de fabrieken De technische staat van de fabriek, een belangrijke parameter voor het bedrijf, wordt uitgedrukt in de betrouwbaarheid ervan. Deze wordt aangegeven in het percentage van de (geplande) uren dat de fabriek ook werkelijk in bedrijf is geweest en er dus geen productie-onderbrekingen zijn geweest door defecte apparatuur.
Betrouwbaarheid 100 98.4
98.9
99.3
Botlek Maasvlakte
99.5
99.2 99.2
95
%
90 2001
2002
2003
2004
2005
In 2005 was de betrouwbaarheid van de fabrieken op de Botlek-locatie gemiddeld 99,2% (exclusief BDO-fabriek). Dit percentage ligt boven de geplande betrouwbaarheid. De BDOfabriek had een betrouwbaarheid van 98.7%. Voor de BDO-fabriek was geen geplande betrouwbaarheid vastgesteld voor 2005. Voor de Maasvlakte-locatie hebben de installaties de volgende betrouwbaarheidsprestaties geleverd: EB-installatie 98,9%, SM-installatie 99,2% en de PO-installatie 99,4%, gemiddeld 99,2%. De stijging ten opzichte van vorig jaar is het resultaat van de optimalisatie van de bedrijfsvoering.
10
3. Milieubeheer bij Lyondell 3.1 Inleiding Programma’s op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu Wereldwijd neemt Lyondell Chemical Company (LCC) deel aan verschillende programma’s op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu en kwaliteit. Een belangrijk internationaal programma is Responsible Care®. In dit programma streven de deelnemende bedrijven naar verantwoord en zorgvuldig opereren op het gebied van veiligheid en gezondheid voor mens en milieu en daarover in alle openheid met de samenleving te communiceren. Alle vestigingen van LCC volgen dit programma via het systeem van Operational Excellence (bijlage 1). Verder neemt Lyondell deel aan het Energie Efficiency Benchmarking Convenant (§ 4.9). ‘Milieuzorg in de Chemie’ is een voorbeeld van een invulling van het Responsible Care® programma in Nederland. Het is opgezet door de Vereniging Nederlandse Chemische Industrie (VNCI). Lyondell geeft hieraan onder andere invulling door deelname aan de Klankbordgroep Rozenburg, het platform Hinder en Veiligheid voor Westerlijk Voorne en het platform voor Hinder en Veiligheid van Hoek van Holland. Ook worden verschillende maatschappelijke organisaties en instellingen in de regio door Lyondell ondersteund, zoals een verpleeghuis, basisscholen, een dierenasiel, een kindertehuis, een Oranjevereniging en diverse sportverenigingen en -evenementen. Overleg met industrie en overheid over milieu en veiligheid. Een belangrijke voorwaarde voor continue verbetering is overleg met collegabedrijven voor het uitwisselen van ‘best practices’ en overleg met de overheid over ontwikkeling en implementatie van wetgeving. Lyondell vervult daarin een zeer actieve rol. De European Manufacturing Director is vice-voorzitter van Deltalinqs, het overkoepelende orgaan voor de industrie in het Rotterdamse havengebied. Deze organisatie heeft diverse commissies op het gebied van Veiligheid en Milieu waarin Lyondell participeert. In de commissie voor Externe Veiligheid is een Lyondell medewerker voorzitter. Verder heeft Deltalinqs een informatieuitwisselingsprogramma over veiligheid, onder de naam Deltalinqs University, gestart, waaraan Lyondell deelneemt. Op nationaal niveau participeert Lyondell in de werkgroep Milieu van de VNCI en wordt het voorzitterschap van de werkgroep externe veiligheid van VNO/NCW door een Lyondell medewerker vervult. Internationaal is Lyondell lid van het European Process Safety Centre (EPSC), een instituut dat de procesveiligheid in Europa ondersteunt. Milieuzorgsysteem Om alle activiteiten op het gebied van milieu te ondersteunen en om te streven naar continue verbetering werkt Lyondell sinds 1995 met een volgens de EMAS-verordening gecertificeerd milieuzorgsysteem. Bureau Veritas Quality International (BVQI) toetst dit milieuzorgsysteem jaarlijks aan de ISO-14001-norm en heeft vastgesteld dat het voldoet aan de gestelde eisen. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het milieuzorgsysteem berust bij de manager van de afdeling EHS&Q (Environment, Health, Safety and Quality). Het milieuzorgsysteem bestaat uit de volgende onderdelen: milieubeleid, milieu-analyse, milieuprogramma, milieubeheerssysteem en milieu-audits. De onderlinge samenhang is als volgt:
11
milieu-analyse milieubeleid
milieuprogramma
milieubeheersysteem
milieu-audits
3.2 Milieubeleid Lyondell Chemical Company hanteert wereldwijd de volgende visie op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid (zie ook: http://www.lyondell.com/html/social/hse_policy.shtml). Bij Lyondell werken wij op een zodanige wijze, dat het milieu, en de gezondheid en veiligheid van onze medewerkers, de medewerkers van onze aannemers, klanten en het publiek, worden beschermd. Ons uitgangspunt is dat ongelukken op het werk, ziekte door het werk en negatieve invloeden op het milieu kunnen worden voorkomen. Op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu, willen wij tot de besten in onze tak van industrie behoren. Ter ondersteuning van dit beleid, zullen wij: • • • • • • • • • •
voldoen aan alle wetten, regels en standaards die van toepassing zijn of, indien van toepassing, aan een eventueel stringentere bedrijfsstandaard; voldoen aan de richtlijnen en uitgangspunten van het Responsible Care programma ; onze fabrieken zodanig bouwen, opereren en onderhouden, dat zowel het milieu als de gezondheid en veiligheid van onze medewerkers, medewerkers van onze aannemers en onze buren, beschermd worden; gezondheids-, veiligheids- en milieuoverwegingen meenemen in de ontwikkeling, productie, distributie, het gebruik en uiteindelijke restbestemming van nieuwe producten; onze klanten, aannemers en transporteurs voorzien van de nodige informatie zodat onze producten op een veilige en milieu effectieve wijze kunnen worden gedistribueerd, gebruikt, hergebruikt of als restproducten worden afgevoerd; met alle belanghebbenden openlijk communiceren over gezondheid, veiligheid en milieu; als direktie de middelen verschaffen, en van onze medewerkers verwachten dat zij mede verantwoordelijk zijn, voor een continue verbetering van de gezondheids-, veiligheidsen milieuprestaties; standaards, procedures en training voorzien, om te verzekeren dat onze medewerkers hun werk veilig, gezond en op een milieu verantwoorde wijze kunnen uitvoeren; steeds hogere gezondheids-, veiligheids-, en milieudoelen stellen, gebaseerd op gefundeerde wetenschap, risico- en kosten-baten-analyse. Wij meten, auditen en rapporteren onze prestaties vergeleken met deze doelen; van de medewerkers van aannemers op onze locaties eisen om te voldoen aan de Lyondell Chemical Company uitgangspunten, standaards en procedures voor wat betreft gezondheid, veiligheid en milieu. ®
12
In 2003 is de verklaring van LCC ten aanzien van het milieu als volgt wereldwijd uitgebreid. Onze visie ten aanzien van milieu: Uitstekende milieuprestaties stellen de toekomst zeker voor onze samenleving, families en zakelijke activiteiten. Onze milieu principes: • We streven ernaar om volledig te voldoen aan de regelgeving. • Het management is verantwoordelijk om de leiding te nemen en zal worden afgerekend op milieu prestaties. • Iedereen is verantwoordelijk voor het begrijpen en voldoen aan de milieu-eisen in relatie tot het werk. • We streven naar openheid en samenwerking met ons personeel, personeel van aannemers, buurbedrijven en overheidsinstellingen. • We begrijpen de uitstoot van onze fabrieken en gebruiken het programma Operational Excellence om onze milieuprestaties continu te verbeteren. • We zijn leider in het samenwerken met onze tak van industrie en overheidsinstellingen om de milieuprestaties te verbeteren.
Ter nadere concretisering geldt specifiek voor Lyondell Chemie Nederland B.V. het volgende:
1. Jaarlijks zullen voor Lyondell specifieke doelstellingen per productielocatie worden geformuleerd voor veiligheid, gezondheid, milieu en kwaliteit. Over de voortgang met betrekking tot het al dan niet halen van deze doelstellingen rapporteert het management regelmatig aan de medewerkers. 2. Lyondell streeft ernaar dat alle met veiligheid, gezondheid, milieu en kwaliteit samenhangende managementsystemen gecertificeerd of geverifieerd worden en blijven volgens geldende normen: • Voor veiligheid en gezondheid zal Lyondell gebruik maken van een gecertificeerde ARBO dienst. • Voor kwaliteit zal Lyondell aan de ISO 9001 (2000) norm. • Voor milieu zal Lyondell voldoen aan de EMAS verordening en aan de ISO 14001 norm. Inherent aan deze normen is een continu verbeterproces. 3. Alle medewerkers en contractors bij Lyondell worden beleidsmatig gestimuleerd in het melden van ongewone voorvallen en bijna-voorvallen (near misses) betreffende veiligheid, gezondheid, milieu en kwaliteit. Dit stimuleringsbeleid is er onder andere op gebaseerd dat openheid en eerlijkheid worden beloond. 4. De meldingen genoemd onder punt 3 zullen bij Lyondell systematisch worden geanalyseerd op basisoorzaken, onder andere met het doel tot aanbevelingen voor structurele en continue verbeteringen te komen. Lijnmanagement is eindverantwoordelijk voor het al dan niet uitvoeren van deze aanbevelingen.
13
3.3 Milieu-analyse Lyondell voert sinds 1995 milieu-analyses uit van de bedrijfsactiviteiten. Deze analyses leiden tot een register van significante milieu-effecten. In 2002 is de derde analyse uitgevoerd voor de Botlek-locatie. De milieu-analyse voor de Maasvlakte-locatie is in 2004 opgesteld. De uitgangspunten zijn in bijlage 4 beschreven. Het register wordt om de vier jaar geactualiseerd. Indien veranderingen in de procesvoering hiertoe aanleiding geven wordt het register tussentijds geactualiseerd.
3.4 Milieuprogramma Het milieuprogramma van Lyondell wordt vastgelegd in het bedrijfsmilieuplan, kortweg BMP genoemd. Dit BMP wordt elke vier jaar opgesteld. Een vast onderdeel van het BMP zijn de milieujaarplannen. Deze plannen beschrijven de voorgenomen activiteiten en inspanningen op milieugebied voor een bepaald jaar. Een overzicht van deze activiteiten en inspanningen wordt bijgehouden door de afdeling EHS&Q. Deze afdeling bestaat uit deskundigen op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu en kwaliteit. Bijlage 3.1 geeft een overzicht van alle maatregelen die in 2005 zijn uitgevoerd en in bijlage 3.2 is het milieujaarplan voor 2006 opgenomen. Geschiedenis en toekomst BMP’s Het Nederlandse milieubeleid is vastgelegd in het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP). In dit NMP worden doelstellingen gegeven voor de middellange termijn. Het laatste NMP dateert van 2001. In tegenstelling tot de eerdere NMP’s kent NMP-4 geen planperiode van vier jaar, maar is de tijdshorizon tot het jaar 2030 verlegd. Verder wordt meer gekeken naar de wereldwijde dimensies van het milieuvraagstuk. Dat betekent dat ook problemen worden behandeld die internationale samenwerking vereisen. Een onderdeel van het NMP is het doelgroepenbeleid, dat inhoudt dat een bepaalde doelgroep (bijvoorbeeld de chemische industrie) samen met de overheid doelstellingen vastlegt ten aanzien van het milieu. Voor de chemische industrie zijn deze doelstellingen vastgelegd in een convenant, de Intentieverklaring Milieubeleid Chemische Industrie. Ieder chemisch bedrijf dat dit convenant tekent, verplicht zich tot het opstellen van een BMP. Lyondell heeft het convenant op 2 april 1993 ondertekend. De chemische industrie is bezig met het uitvoeren van het derde BMP (2002 t/m 2005). Het BMP-3 bevat ten opzichte van vorige BMP’s ook indirecte milieu-effecten (effecten die niet direct procesgerelateerd zijn). Meestal wordt in dit verband gesproken over ‘duurzaam ondernemen’. Kort gezegd is dit het handelen binnen het evenwicht tussen economisch rendement, respect voor de mens en zorg voor het milieu. Het uitgangspunt is, dat duurzaam ondernemen een mogelijkheid biedt om tot verdere milieuwinst te komen. De uitvoering van maatregelen die gerelateerd zijn aan het BMP-3 zijn gegeven in bijlage 3. In 2005 is gestart met het opstellen van het BMP-4. Deze heeft een looptijd van 2006 t/m 2010. Basis voor het BMP-4 is de handreiking BMP-4 Chemische industrie van 15 april 2005. Evenals het BMP-3 is het BMP-4 gestoeld op de behandeling van de directe en indirecte milieu-effecten. Op basis van deze handreiking heeft Lyondell haar standpunten met betrekking tot de invulling van het BMP-4 via een presentatie, tijdens een startbespreking in november 2005, aan het
14
bevoegd gezag kenbaar gemaakt. Deze startbespreking werd bijgewoond door de burgemeester van de gemeente Bernisse. Het BMP-4 wordt in 2006 definitief gemaakt.
3.5 Milieubeheersysteem Het milieubeheersysteem bestaat uit een aantal onderdelen: − het handboek zorgsystemen; − procedures; − werkinstructies; − overige documenten (monsternameschema’s, afvalhandboek, enzovoort). LCC heeft zijn ervaringen op het gebied van managementsystemen gebundeld in een programma, Operational Excellence (OE) genaamd. De basis van dit programma bestaat uit diverse standaarden, die betrekking hebben op onderwerpen als veiligheid, milieu, betrouwbaarheid, training, kwaliteit, enzovoort. In deze standaarden zijn eisen opgenomen waaraan elke vestiging van LCC dient te voldoen.
3.6 Audits Audits zijn een instrument in het proces van continue verbetering. De bij audits geconstateerde afwijkingen of onvolledigheden moeten worden gecorrigeerd. Lyondell kent de volgende audits: – interne audits, uitgevoerd door eigen medewerkers, om te toetsen of het bedrijf voldoet aan het kwaliteitssysteem, de standaards van het OE-programma, de voorschriften van de milieuvergunningen en aan de eisen van de EMAS verordening en ISO-14001 norm; – externe audits, uitgevoerd door externe instellingen, ten behoeve van bijvoorbeeld ISOcertificering, EMAS-registratie, verzekeringen; – ‘third party audits’ oftewel audits onder verantwoordelijkheid van Lyondell bij derden, zoals leveranciers, verwerkers van afval en afnemers van producten. Per bevinding wordt vastgelegd wie verantwoordelijk is voor de opvolging ervan en vóór welke datum maatregelen genomen dienen te worden. Iedere maand wordt over de bevindingen en eventuele corrigerende maatregelen gerapporteerd aan de afdelingsmanagers. In 2005 zijn per locatie zeven interne milieu-audits uitgevoerd.
15
In de volgende tabel is per locatie en per onderwerp van de vergunning het aantal afwijkingen en opmerkingen weergegeven, zoals voortgekomen uit de interne audits in 2005. Locatie
Vergunning/-hoofdstuk
Onderwerp
Botlek
Wm hoofdstuk 17 en Wm BDO hoofdstuk 15 Wm hoofdstuk 7 Wm hoofdstuk 13 en Wm BDO hoofdstuk 11 CO2 en NOx emissievergunning
Stookinstallaties
Totaal Maasvlakte
Wm hoofdstuk C14
Wm hoofdstuk C12 Wm hoofdstuk C10
Aantal afwijkingen 0
Aantal opmerkingen 0
Fakkelsystemen Laad- en losplaatsen
1 3
0 5
Monitoringsprotocol Emissiehandel
2
0
6 1
5 2
0 0
2 0
1
4
Bovengrondse opslagtanks voor gekoelde tot vloeistofverdichte gassen en opslag LPG Bovengrondse opslagtanks Rioolsystemen, afscheiders En afvalwaterzuivering
Totaal
In 2005 heeft de jaarlijkse externe EMAS-verificatie-audit plaatsgevonden en de driejaarlijkse hercertificeringsaudit volgens ISO-14001. De conclusies waren dat het milieuzorgsysteem van Lyondell voldoet aan de eisen van de ISO-14001 norm en de EMAS-verordening. Het ISO14001 certificaat is weer met een periode van drie jaar verlengd.
3.7 Continu verbeteren bij Lyondell Alle medewerkers van Lyondell zijn betrokken bij een continu streven naar verdere verbetering van de kwaliteit van zowel de producten als de productieprocessen van het bedrijf. Verbetering van de prestaties op het gebied van milieu en veiligheid hoort daar ook bij. Het bedrijf conformeert zich aan de inspanningsverplichtingen zoals die in het BMP en in de diverse vergunningen zijn vastgelegd. Dit betekent dat er sprake is van goede procedures, controles en evaluaties, en dat de vervangingsinvesteringen worden gedaan conform de stand der techniek. Near misses (bijna-voorvallen en voorvallen) Een ‘near miss’ is een bijna-ongeluk of bijna-incident op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu of kwaliteit dat onder iets gewijzigde omstandigheden tot schade of letsel had kunnen leiden. Alle mensen die bij Lyondell werken, zowel de vaste medewerkers als de mensen die via aannemers aan het werk zijn, melden ongewenste voorvallen en/of handelingen. In 2005 zijn op de Maasvlakte 849 voorvallen gemeld, waarvan er 74 betrekking hadden op het milieu. Voor de Botlek waren dat 732 meldingen, waarvan er 28 betrekking hadden op het milieu. De gemelde milieuvoorvallen hadden met name te maken met lekkages van product veroorzaakt door defect geraakte afdichtingen en een enkele keer door het morsen bij beladingen. Alle meldingen worden vastgelegd in een database en geclassificeerd naar technische, organisatorische of mensgebonden oorzaken. Voor de classificatie wordt een door de TUEindhoven ontwikkeld model gebruikt. Uit de verzamelde gegevens in de database worden
16
trends afgeleid. Die trends geven richting aan verder onderzoek naar tekortkomingen in managementsystemen. Analyse leidt tot voorstellen om de managementsystemen te verbeteren. SPOT-Programma ‘SPOT’ staat voor ‘Samen Positief Observeren en Terugkoppelen’. Het is een programma dat als doel heeft ongevallen en incidenten te voorkomen, door informatie te verzamelen over het handelen van mensen bij de uitvoering van hun werk in relatie tot veiligheid, gezondheid en milieu. De informatie heeft betrekking op technische en organisatorische belemmeringen om het werk veilig te kunnen uitvoeren. De informatie over het menselijke gedrag wordt geanalyseerd en voorstellen voor verbetering worden gedaan door de personen die de observatie uitvoeren. Tevens kijkt een commissie naar gemeenschappelijke probleemgebieden. Opvolging van verbeterpunten is een lijnverantwoordelijkheid. SPOT wordt door Lyondell sinds 1998 actief toegepast op de Botlek- en Europoort-locaties; in 2005 zijn op de Botlek-locatie 1559 observaties gerapporteerd. In 2004 is de Maasvlakte-locatie ook gestart met het SPOT-programma. In 2005 zijn er 955 observaties gerapporteerd. De observaties worden uitgevoerd aan de hand van een checklist. Sinds 2005 hebben de Maasvlakte, Europoort en de Botlek dezelfde database voor SPOT. In deze database is een rekenmodel ingebouwd om de hoogte van een potentieel risico in te schatten. Afhankelijk van de hoogte hiervan wordt actie ondernomen. De near miss- en SPOT-systemen helpen de prestaties van het bedrijf op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu en kwaliteit continu te verbeteren. Veiligheidskritische variabelen (VKV) Tijdens de productieprocessen worden diverse parameters gemeten, zoals druk, temperatuur, enzovoort. Met deze parameters worden de processen gestuurd. Enkele parameters zijn de zogenaamde veiligheidskritische variabelen; deze geven aan of de installaties binnen veilige grenzen opereren. Al voor een geringe afwijking van deze veiligheidskritische variabelen in de richting van een onveilige situatie is voorgeschreven welke actie moet worden ondernomen. In 2005 zijn voor de Botlek-locatie drie VKV-overschrijdingen geconstateerd. De doelstelling was maximaal drie overschrijdingen. In 2005 is voor de Maasvlakte één VKV overschreden. De doelstelling was maximaal één overschrijding. Veiligheidsprestaties De activiteiten op veiligheidsgebied (near miss, SPOT en VKV), resulteren in veiligheidsprestaties aangegeven door de ongevallencijfers. Deze worden uitgedrukt in de zogenaamde ‘recordable incidents’. Dit zijn incidenten met letsel tot gevolg, variërend van medische behandeling waarna het werk weer wordt hervat tot vervangend werk of verzuim. De Botlek locatie had in 2005 twee recordable incidents voor personeel en één recordable incident voor contractors. De incidenten hebben niet geleid tot arbeidsverzuim. De Maasvlakte locatie had in 2005 twee recordable incidents voor contractors, beide incidenten hebben niet geleid tot arbeidsverzuim. Om deze cijfers in het juiste perspectief te plaatsen, zijn ze vertaald in een ongevallenfrequentieindex (RCR), waarin de ongevallen worden weergegeven per 200.000 gewerkte uren.
17
Voor 2005 is de indexwaarde (RCR) voor Lyondell-personeel en contractors op de Botleklocatie 0,7. Voor de Maasvlakte-locatie is de indexwaarde voor eigen personeel 0 en voor contractors 1,25. Elk jaar worden binnen alle afdelingen doelen gesteld om deze indexwaarde te verlagen. Voor 2005 was de doelstelling een indexcijfer van 0. Deze doelstelling is gehaald voor eigen personeel op de Maasvlakte. Het indexcijfer blijft ongewijzigd waarmee aangegeven wordt dat Lyondell groot belang hecht aan een ongevalvrije werkplek.
3.8 Preventie Lyondell is ervan overtuigd dat het veilig produceren, opslaan en transporteren van chemische producten een absolute voorwaarde is voor een succesvolle bedrijfsvoering. Lyondell streeft naar een zo groot mogelijke veiligheid door een veiligheidszorgsysteem toe te passen, waarmee het in staat is om de bij het bedrijf horende risico’s te beheersen tot op het niveau dat door het bedrijf, de overheid en de samenleving als aanvaardbaar wordt beschouwd. Dit zorgsysteem stelt tenminste zeker dat de installaties op een zo veilig mogelijke en milieuverantwoorde wijze ontworpen, gebouwd en bediend worden. Er wordt voortdurend gestreefd om het niveau van veiligheid te verhogen door systematisch te zoeken naar verbetermogelijkheden en daar waar mogelijk de installaties of de werkwijzen te optimaliseren. Omdat de risico’s zich concentreren in de proces- en opslaginstallaties is er voor het beheersen van deze risico’s een toegespitst beleid ontwikkeld. Dit beleid is erop gericht de installaties blijvend te laten voldoen aan de hoge ontwerp- en betrouwbaarheidseisen. Verder worden iedere vijf jaar alle installaties aan een ‘HAZOP-studie’ onderworpen. Het team van specialisten, dat de ‘HAZOP-studie’ uitvoert, geeft voorstellen tot verbetering aan, die door het bedrijf verder worden uitgevoerd. Naast gedetailleerde en gedocumenteerde kennis van de installaties is een inspectie- en onderhoudsprogramma voorhanden. Volgens dit programma worden de installatieonderdelen met een relatief groot risico, zoals een reactor, vaker en grondiger geïnspecteerd en onderhouden dan delen die minder risicovol zijn, zoals een watertank. In 2003 is de fabriek op de Maasvlakte na een testprogramma zonder noemenswaardige problemen in bedrijf genomen. Het ontwerp van deze fabriek voldoet aan de hoge veiligheidseisen die Lyondell en de overheid stellen. Aan de bouw van de fabriek ging een voorbereidingsperiode vooraf. Uitvoerig is het ontwerp beoordeeld door veiligheidsexperts en zonodig verbeterd. Ook is in een vroeg stadium al het personeel aangenomen om deze grondig te kunnen voorbereiden op het veilig en efficiënt laten werken van de installaties. Zo werden operators onder andere getraind op de proces simulator. Het veiligheidsmanagementsysteem dat is ingevoerd op de nieuwe locatie, is opgezet volgens dezelfde principes als bij de bestaande locaties. Zowel de technische als organisatorische veiligheidsaspecten zijn uitvoerig beschreven in het veiligheidsrapport. Dit rapport laat zien dat het restrisico van de installatie valt binnen de normen die hiervoor gesteld zijn. Het op grond van het Besluit Risico Zware Ongevallen 1999 (BRZO 99) in 2003 ingediende veiligheidsrapport van de Maasvlakte-locatie, inclusief de in 2004 verstrekte aanvullingen, is in 2004 door het bevoegd gezag geaccepteerd. Vervolgens is in 2004 door het bevoegd gezag een inspectie uitgevoerd in het kader van BRZO 99. Hierbij zijn acht overtredingen geconstateerd die opvolging vereisen. In 2005 zijn er hiervan zeven opgelost. De laatste zal in 2006 worden opgelost.
18
3.9 Noodplannen De inspanningen van Lyondell zijn niet alleen gericht op het voorkómen van ongevallen, maar ook op het voorbereid zijn op noodsituaties. Er zijn noodstopprocedures en -voorzieningen aanwezig, met behulp waarvan de installaties op een veilige manier stilgelegd kunnen worden. De operators van het bedrijf oefenen deze procedures regelmatig. Daarnaast is er een noodplan waarin alle taken en verantwoordelijkheden tijdens noodsituaties zijn vastgelegd. Het noodplan van de Europoort/Botlek-locaties is volledig herzien en verbeterd in 2002. Dat van de Maasvlakte is in 2003 in gebruik genomen. In een noodsituatie worden leden van het crisisteam via een automatisch systeem (ECOS) opgeroepen. Alle medewerkers en contractors zijn geïnstrueerd over wat te doen in een noodsituatie. Het noodplan is in de praktijk getoetst door het houden van enkele oefeningen. Uit deze oefeningen is gebleken dat de structuren voor het opvangen van de gevolgen van calamiteiten goed en efficiënt werken. In 2005 is zowel op de Botlek- als op de Maasvlakte-locatie één ontruimingsoefening gehouden. Een eigen bedrijfsinterventieteam zorgt in samenwerking met de Gezamenlijke Brandweer voor de brandbestrijding en het redden van eventuele slachtoffers. De twee teams oefenen regelmatig samen, maar trainen ook apart. Een belangrijk hulpmiddel bij de brandbestrijding vormen de bereikbaarheidskaarten. Deze kaarten tonen op overzichtelijke wijze de aanwezige blusvoorzieningen, de bereikbaarheid over de wegen, de producteigenschappen en -hoeveelheden en de procescondities. Ook bij trainingen blijken deze kaarten samen met de oefenkaarten van nut te zijn. Jaarlijks worden deze kaarten geactualiseerd.
19
4. Beoordeling van de belangrijkste milieu-aspecten 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de belangrijkste directe milieu-aspecten van de bedrijfsactiviteiten van Lyondell beschreven. Het gaat hierbij om de invloed van deze activiteiten op onder andere lucht, water en bodem. Deze milieu-aspecten worden beoordeeld ten opzichte van de bedrijfsdoelstellingen en de eisen die worden gesteld in wettelijke en andere voorschriften (zoals vergunningen of verordeningen). Gedetailleerde cijfers van de emissies naar lucht en water en van de hoeveelheden afvalstoffen en geluid zijn opgenomen in bijlage 2. De indirecte milieu-aspecten, zoals de milieuprestaties van derden (aannemers, leveranciers, klanten, enzovoort) worden ook door Lyondell beoordeeld (§ 3.4).
4.2 Emissies naar de lucht Er worden twee soorten emissiebronnen onderscheiden: 1. de puntbronnen, bijvoorbeeld gaswassers, opslagtanks, fornuizen en fakkels; 2. de zogenaamde diffuse bronnen; lekverliezen als gevolg van slijtage aan afdichtingen in de bedrijfsinstallaties. Op de productielocaties bevinden zich tienduizenden van deze afdichtingen. Iedere afdichting is een potentiële emissiebron die lekverliezen kan veroorzaken. De biologische zuiveringsinstallatie wordt ook als een diffuse bron beschouwd.
4.2.1 Meet- en registratiesysteem Voor de het vaststellen van de VOS-, roet-, CO-, CO2- en NOx-emissie uit puntbronnen wordt gebruik gemaakt van emissiemetingen en -berekeningen. Deze hebben plaatsgevonden aan de fornuizen, verbrandingsinstallaties en gaswassers. Voor de fakkelemissies wordt uitgegaan van de metingen van het verbruik en de samenstelling van de diverse brandstoffen. Conform voorgeschreven methoden (ref. 1) worden de emissies berekend en heeft Lyondell per locatie een monitoringplan opgesteld. In dit plan is per emissiebron aangegeven volgens welke methode de emissie wordt vastgesteld. De berekeningen worden met behulp van software (ref. 2) uitgevoerd. Voor de berekening van de VOS-emissie als gevolg van lekverliezen wordt gebruik gemaakt van metingen aan de afdichtingen. De lekverliesmetingen voor de Maasvlakte- en Europoort-locatie worden uitgevoerd volgens het nationale meetprotocol (ref. 6). Dit meetprotocol zal in 2006 ook ingevoerd worden voor de hele Botlek-locatie. Hier is in 2005 nog gemeten met een zelf opgesteld meetprogramma. Met behulp van correlatieformules, opgesteld door de Environmental Protection Agency (EPA, ref. 3), worden de meetresultaten omgerekend naar geëmitteerde vrachten. De diffuse VOS-emissies van de biologische zuiveringsinstallatie worden berekend met behulp van het programma “Water 9” (EPA, ref. 4).
20
4.2.2 VOS-emissies In 2005 is voor de Botlek-locatie de totale emissie van vluchtige koolwaterstoffen met circa 46% afgenomen ten opzichte van 2004 tot 153 ton/jaar. In 2005 is voor de Maasvlakte-locatie de totale emissie van vluchtige koolwaterstoffen met circa 57% afgenomen ten opzichte van 2004 tot 78 ton/jaar. Sinds het BMP-2 ligt er in BMP-verband geen nadruk meer op VOS-emissies, omdat de reductiedoelstellingen al in 1997 zijn gehaald. Er zijn dan ook geen concrete reductiedoelstellingen geformuleerd. 1200 Botlek & Europoort Maasvlakte
ton/jaar
1000 800 600 400 200 0 1988
2001
2002
2003
2004
2005
Totale VOS-emissie
Botlek-locatie VOS-emissies via puntbronnen en diffuse bronnen op de Botlek-locatie De VOS-emissie via puntbronnen bedraagt op de Botlek-locatie 37 ton. Dit is circa 58% minder dan in 2004. Deze afname is echter een “papieren reductie” die wordt veroorzaakt door de toepassing van andere waarden voor de ‘fakkelconstanten’ in de berekeningsformule dan tot 2005 is gedaan (een fakkelconstante geeft de mate van volledigheid van de verbranding weer). Tot 2005 zijn voor deze constanten altijd vaste waarden aangehouden. Vanaf 2005 is echter bij de berekening van de fakkelemissie de invloed van de windsnelheid opnieuw onderzocht en bij de mate van volledigheid van de verbranding betrokken. Gebleken is dat de invloed van de wind op de verbranding minder ongunstig is dan tot 2004 is aangenomen. Met de invoering van het nieuwe Handboek emissiefactoren (zie ref. 1) wordt meer nadruk gelegd op berekening van deze factoren. Vanaf 2005 zullen de fakkelconstanten dus ieder jaar opnieuw worden uitgerekend. Indien uitgegaan zou zijn van de fakkelconstanten zoals tot 2005 gebruikt, bedraagt de VOSemissie via puntbonnen 93 ton, dit is circa 4% meer dan in 2004. Om de verliezen door diffuse bronnen te beperken is in 1995 een begin gemaakt met het in kaart brengen van alle afdichtingen in de bedrijfsinstallaties en is het zogenaamde Leak Detection and Repair programma (LDaR-programma) gestart. Met gevoelige apparatuur (FID-techniek) worden diffuse emissies gemeten. Als een lek wordt gevonden wordt dit gerepareerd. In 2001 zijn alle bereikbare punten (ca. 38.000) op de Botlek-locatie (PO/TBA) gemeten. Naar aanleiding van de resultaten is een meetprogramma opgesteld dat loopt tot en met de
21
fabrieksstop in 2006. De BDO-fabriek is na opstart (2003) eveneens in dit meetprogramma betrokken. De totale diffuse emissie van de PO/TBA-fabriek is in 2005 met circa 39 % afgenomen. De totale diffuse emissie van de BDO-fabriek is met circa 40% afgenomen. Dit is het resultaat van het LDaR-programma. De overige diffuse bronnen op de Botlek-locatie die een VOS-emissie tot gevolg hebben zijn de carrousels van de biologische afvalwaterzuivering. Van deze carrousels is 16 ton VOS afkomstig. Dit is een afname ten opzichte van 2004. De belangrijkste oorzaak van deze afname is, net als in 2004 het geval was, gelegen in het terugdringen van de component tetrahydrofuraan (THF), die in het influent van de bioplant voorkomt en matig afbreekbaar is. De diffuse emissie van de biologische zuivering wordt voor circa 56% veroorzaakt door deze component die als tussenproduct in het BDO-productieproces wordt gevormd. VOS-emissies als gevolg van incidenten op de Botlek-locatie In 2005 zijn er vier incidenten geweest waarbij stoffen geëmitteerd zijn. Twee incidenten waren een zogenaamd ‘niveau-2-incident’. Bij een dergelijk incident wordt door een multidisciplinair team onderzoek gedaan naar de oorzaken en worden voorstellen tot verbeteringen gedaan. De verbeteringen dienen te worden uitgevoerd binnen de in de rapportages gestelde termijn. Beschrijving van de twee ‘niveau-2-incidenten’: 1. In februari is ten gevolge van een kortsluiting een deel van de fabriek uitgevallen en is de noodfakkel in bedrijf geweest. 2. In oktober diende ten gevolge van een stroomstoring een grote hoeveelheid stoom onder druk te worden afgevoerd. De noodfakkel is hierbij ook kort in bedrijf geweest. Europoort-locatie VOS-emissies via puntbronnen en diffuse bronnen op de Europoort-locatie Op de Europoort-locatie is sprake van een puntbron (een fakkel) en van diffuse bronnen (lekverliezen). De VOS-emissies op deze locatie worden veroorzaakt door lekverliezen (bijlage 2). De totale VOS-emissie, vastgesteld tijdens een in 2004 uitgevoerde volledige nieuwe meetronde, bedroeg 36 ton. In 2005 bedraagt de emissie tengevolge van lekverliezen 12 ton. Dit is het resultaat van het LDaR-programma. Maasvlakte-locatie VOS-emissies via puntbronnen en diffuse bronnen op de Maasvlakte-locatie Op de Maasvlakte-locatie is sprake van puntbronnen (katalytische en thermische verbrandingsinstallaties en fakkels) en van diffuse bronnen (lekverliezen en een biologische waterzuivering). Van de verbrandingsinstallaties zijn de emissies naar de lucht gemeten. De meetresultaten worden gebruikt om de jaaremissie te berekenen. De VOS-emissie van de puntbronnen, inclusief de continue fakkel, bedraagt 46 ton in 2005. In 2004 bedroeg deze emissie 118 ton. Deze afname van circa 61% wordt verklaard door de verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering. Ook op de Maasvlakte-locatie is het Leak Detection and Repair Programma ingevoerd om diffuse emissies te meten. In 2004 is de gehele PO/SM-fabriek met inbegrip van opslag en verlading qua potentiële lekpunten in kaart gebracht en gemeten. Het aantal geïdentificeerde punten bedraagt 65.219, waarvan 57.446 bereikbare punten. De bereikbare punten zijn gemeten. De totale diffuse emissie, bestaande uit koolwaterstoffen en niet-koolwaterstoffen, ten gevolge
22
van lekverliezen voor de Maasvlakte-locatie vastgesteld in 2004, bedroeg 52 ton. In 2005 bedraagt deze emissie 27 ton. Dit is het resultaat van het LDaR-programma. De overige diffuse bron is de biologische afvalwaterzuivering met een VOS-emissie van 4 ton, berekend met het “Water 9 model” (ref. 4). VOS-emissies als gevolg van incidenten op de Maasvlakte-locatie In 2005 zijn er 14 incidenten geweest waarbij stoffen geëmitteerd zijn. Drie incidenten waren een zogenaamd ‘niveau-2-incident’. Bij een dergelijk incident wordt door een multidisciplinair team onderzoek gedaan naar de oorzaken en worden voorstellen tot verbeteringen gedaan. De verbeteringen dienen te worden uitgevoerd binnen de in de rapportages gestelde termijn. Beschrijving van de drie ‘niveau-2-incidenten’ 1. In mei is ten gevolge van een lekkage aan een blindflens naar schatting 110 kg propyleenoxide naar de atmosfeer verdampt. 2. In mei is ten gevolge van een dip in de stroomtoevoer een deel van de fabriek uitgevallen. Deze uitval heeft geleid tot een extra fakkelemissie van de continu fakkel. 3. In juni is ten gevolge van een dip in de stroomtoevoer een deel van de fabriek uitgevallen. Behalve een verhoogd aanbod naar de continu fakkel is ook de noodfakkel in gebruik geweest. Doelstellingen – Om de VOS-emissies te beperken is een van de doelstellingen van 2006 om incidenten te voorkomen waarbij van de noodfakkel gebruik moet worden gemaakt. – Voorkomen moet worden dat, ongewild, product wordt verbrand in de continu fakkel. Om inzicht te krijgen in de hoeveelheid verbrand product wordt dagelijks de hoeveelheid fakkelgas gemeten en geanalyseerd. – Lekverliezen dienen verder te worden beperkt.
4.2.3 Roet-emissies
continu fakkel noodfakkel
18
ton/jaar
15 12 9 6 3 0 1988
2001
2002
2003
2004
2005
Roetemissie continu- en noodfakkel Botlek-locatie
23
1
continu fakkel noodfakkel
ton/jaar
0.8 0.6 0.4 0.2 0 2004
2005
Roetemissie continu- en noodfakkel Maasvlakte-locatie
Zowel de Botlek- als de Maasvlakte-locatie beschikken over een continu- en een noodfakkel. De continue fakkels zijn uitgerust met stoominjectie waardoor fakkelgas rookloos verbrandt en er een roetemissie vrijkomt. De noodfakkels worden alleen in noodsituaties gebruikt. Deze beschikken niet over een stoominjectie. Het verbranden van fakkelgas gaat daarom gepaard met roetvorming. Botlek-locatie Roetemissie puntbronnen In 2005 bedraagt de roetemissie van de continue fakkel 16 ton. Roetemissies als gevolg van incidenten In 2005 is de noodfakkel tweemaal in bedrijf geweest met een roetemissie van 3 ton. Europoort-locatie Op de Europoort-locatie zijn geen significante bronnen van roetemissie. Maasvlakte-locatie Roetemissie puntbronnen In 2005 bedraagt de roetemissie van de continue fakkel 0,1 ton. Roetemissie als gevolg van incidenten In 2005 is de noodfakkel driemaal, soms in combinatie met de continufakkel, in bedrijf geweest met een roetemissie van 0,6 ton. Doelstellingen Incidenten waarbij de noodfakkel gebruikt moet worden, kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren aan de roetemissie. De doelstelling voor 2005 is te voorkomen dat incidenten plaatsvinden waarbij van de noodfakkel gebruik moet worden gemaakt.
24
4.2.4 CO- en CO2–emissies Op de Botlek- en Europoort-locaties produceren zeven fornuizen en drie fakkels CO en CO2. Op de Maasvlakte-locatie zijn drie verbrandingsinstallaties en twee fakkels die CO en CO2 produceren. Botlek & Europoort Maasvlakte
400
ton/jaar
300 200 100 0 1988
2001
2002
2003
2004
2005
CO-emissie, exclusief noodfakkel
kton/jaar
150
100
Botlek & Europoort Maasvlakte
50
0 1988
2001
2002
2003
2004
2005
CO2-emissie, exclusief noodfakkel
Botlek-locatie CO-emissies puntbronnen In 2005 bedraagt de CO-emissie op de Botlek-locatie 343 ton. Dit is een afname van circa 5% ten opzichte van 2004. CO2-emissies puntbronnen In 2005 bedraagt de CO2-emissie op de Botlek-locatie 130.707 ton. Dit is een afname van circa 1% ten opzichte van 2004. CO- en CO2-emissie als gevolg van incidenten Op de Botlek-locatie bedraagt in 2005 de CO- en CO2-emissie ten gevolge van het gebruik van de noodfakkel respectievelijk 43 en 260 ton. Europoort-locatie De berekening van de emissie afkomstig van de fakkel is conform de vergunningsaanvraag en betreft alleen CO2. Aanvullend op de vergunningsaanvraag is de CO2-emissie afkomstig van het aardgasverbruik ten behoeve van de waakvlammen van de fakkel berekend, deze bedraagt 22 ton.
25
Maasvlakte-locatie CO-emissies puntbronnen In 2005 bedraagt de CO-emissie op de Maasvlakte-locatie circa 16 ton. Dit is een afname van circa 61%. Deze afname wordt verklaard door de verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering van de katalytische en thermische verbrandingsinstallaties. CO2-emissies puntbronnen In 2005 bedraagt de CO2-emissie op de Maasvlakte-locatie circa 13.536 ton. Dit is circa 9% meer dan in 2004. CO- en CO2-emissie als gevolg van incidenten Op de Maasvlakte-locatie bedraagt in 2005 de CO- en CO2-emissie ten gevolge van het gebruik van de noodfakkel, soms in combinatie met de continufakkel, respectievelijk 8 en 144 ton. Doelstellingen Om de emissie van CO en CO2 te beperken is een van de doelstellingen van 2005 om incidenten te voorkomen waarbij van de noodfakkel gebruik moet worden gemaakt. Daarnaast streeft Lyondell er naar om de energie-efficiency te verbeteren, wat ook lagere CO- en CO2-emissies tot gevolg heeft (§ 3.4 en § 4.9). De CO2-emissiehandel waar de Botlek-locatie onder valt, en die per 1 januari 2005 van kracht is, streeft naar een verdere reductie van de CO2-emissie.
4.2.5 NOx-emissies 100
Botlek Maasvlakte
ton/jaar
80 60 40 20 0 1988
2001
2002
2003
2004
2005
NOx-emissie , exclusief noodfakkel
Botlek-locatie Op de locatie zijn zeven procesfornuizen aanwezig. Ze zijn voorzien van “zogenaamde” laagNOx-branders. Behalve een (klein) regeneratiefornuis (B-2310) vallen de fornuizen onder het BEES-A. De fornuizen voldoen aan de normen voor emissie van NOx zoals opgenomen in het BEES-A. De totale NOx-emissie van fornuizen en continu fakkel bedraagt in 2005 circa 57 ton. Dit is circa 39% hoger dan in 2004. In 2005 zijn de procesfornuizen in het kader van de NOx-emissiehandel gemeten met als doel de NOx-kentallen vast te stellen. Het resultaat was dat de NOx-emissie sinds de laatste metingen (in 1994 voor het grootste fornuis, in 1996 voor de overige fornuizen en in 2003 voor het BDO-fornuis) voor alle procesfornuizen is toegenomen. Een verklaring hiervoor kan niet worden gegeven. In het kader van de emissiehandel zal de NOx-emissie van
26
deze fornuizen in de toekomst vaker gemeten gaan worden (het grootste fornuis om de twee jaar, de overige fornuizen om de vier jaar). Op grond van meerdere gegevens zal dan worden besloten of nader onderzoek noodzakelijk is. De NOx uitstoot per fornuis is in onderstaande tabel weergegeven. Fornuis B-890 B-910 B-911 B-912 B-913 B-2310 F-12180
Code (processenlijst) 07C03 07C03 07C03 07C03 07C03 07C03 07C03
NOx-vracht (ton/jaar) 26,7 6,0 6,6 5,2 4,5 0,08 5,3
Europoort-locatie Op de Europoort-locatie zijn geen significante bronnen van NOx-emissie. Maasvlakte-locatie De verbrandingsinstallaties op de Maasvlakte-locatie zijn gemeten en voldoen aan de vergunningsvoorschriften, die conform de NeR zijn. In 2005 bedraagt de NOx-emissie 7 ton. Dit is circa 42% minder dan in 2004. Deze afname wordt verklaard door de verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering. Doelstelling De Botlek-locatie valt onder het NOx-handelssysteem. Als uitvloeisel daarvan is een geïntegreerd CO2- en NOx-emissie monitoringsprotocol ingediend ter verkrijging van een CO2en NOx-emissievergunning. Deze emissievergunningen zijn inmiddels verkregen. Het systeem is erop gericht om de NOx-emissie terug te dringen. Hiertoe wordt onder andere een prestatienorm ingevoerd. Jaarlijks zal de prestatienorm verlaagd worden waardoor bedrijven gedwongen worden emissierechten te kopen of reductiemaatregelen door te voeren. Met de vervanging van twee butamerfornuizen op de Botlek-locatie in 2001 door stoomverwarmingsinstallaties en de realisatie van laag-NOx-branders in de fornuizen, wordt door Lyondell voldaan aan de stand der techniek. Omdat de Botlek- en Maasvlakte-locatie voldoen aan de eisen gesteld in de vergunning en het BEES-A heeft Lyondell, voor het terugdringen van NOx, geen andere doelstelling geformuleerd, dan meedoen aan de NOx-emissiehandel voor de Botlek-locatie.
4.2.6 HCFK’s (freonen) en halonen Freon komt vrij door lekverliezen en storingen in de koelapparatuur. In 2005 bedraagt de emissie van freon-22 (HCFK-22, R-22) op de Botlek-locatie 192 kg, van freon 134A (HFK134a, R-134a) 16 kg en van HFK R-407c 4,6 kg. De blusmiddelen op basis van halon zijn eerder vervangen door een blusmiddel op basis van een mengsel van CO2, stikstof en argon. Op de Maasvlakte-locatie is in 2005 uitsluitend 52 kg R-407c (HFK) bijgevuld.
27
Doelstelling Er zijn geen doelstellingen geformuleerd.
4.3 Geur Inwoners van het Rijnmondgebied kunnen in het geval van stank- of geuroverlast klachten indienen bij DCMR. In het verleden (in 2000) is door DCMR één stankklacht geregistreerd vanwege Lyondell’s Botlek-locatie. Door het ontbreken van verdere klachten is geur/stank voor Lyondell geen specifiek aandachtsgebied. Doelstelling Ten aanzien van geurhinder zijn geen concrete doelstellingen geformuleerd.
4.4 Lozingen naar het oppervlaktewater De verontreiniging van het geloosde afvalwater wordt uitgedrukt in biochemisch zuurstofverbruik (BZV), chemisch zuurstofverbruik (CZV) en onopgeloste bestanddelen. De CZV en de onopgeloste bestanddelen van de Botlek- en Maasvlaktelocatie worden in de hiernavolgende grafieken afgezet tegen de vergunde norm. Gemeten Botlek Vergund Botlek Gemeten Maasvlakte Vergund Maasvlakte
ton/jaar
300 200 100
ju n 2 l-d 00 ec 2 20 02 20 03 20 04 20 05
20 01 ja n-
ju
19 89
0
Vergunde en gemeten hoeveelheid CZV
Gemeten Botlek Vergund Botlek Gemeten Maasvlakte Vergund Maasvlakte
20
ton/jaar
15 10 5 0 1989
2001
janjun 2002
juldec 2002
2003
2004
Vergunde en gemeten hoeveelheid onopgeloste bestanddelen
28
2005
Botlek-locatie Op de Botlek-locatie bevinden zich twee biologische afvalwaterzuiveringen. Afvalwater uit de fabriek wordt opgeslagen in buffertanks en van daaruit verdeeld over beide zuiveringen. Nadat het afvalwater in de biologische installatie gezuiverd is, wordt het nagezuiverd door het via een zandfilter en, optioneel, afhankelijk van de vervuiling, ook nog via een koolfilter te leiden alvorens het op de Seinehaven te lozen. In 2005 bedraagt de geloosde hoeveelheid gezuiverd afvalwater van de Botlek-locatie circa 325.000 m3. De belangrijkste soorten afvalwater op de Botlek-locatie zijn: – procesafvalwater; – afvalwater van de verschillende scrubbers/gaswassers; – afvalwater van de verschillende loogwassers (gebruikt voor verwijdering van verontreinigingen); – potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van de vloeren van de procesinstallaties. Huishoudelijk afvalwater wordt via septic tanks of een vetafscheider deels geloosd op het gemeentelijk riool, dat uitmondt in de Botlekhaven en deels op de Seinehaven. Niet verontreinigd hemelwater wordt via een stelsel van open sloten afgevoerd naar de Seinehaven. In juni 2002 zijn vanwege het in bedrijf nemen van de BDO-fabriek nieuwe normen van kracht geworden voor de Botlek-locatie. De nieuwe normen hebben uitsluitend betrekking op maximale concentratienormen en jaarvrachten.Voorafgaand hieraan waren ook voortschrijdende gemiddelde normen van diverse parameters van kracht (bijlage 1: gemiddelde norm). Doelstellingen en maatregelen Botlek-locatie In 2005 hebben geen overschrijdingen van de vergunning plaatsgevonden. De interne doelstelling van 99,8% voldoen is tussentijds verhoogd naar 100% en is ook gehaald. Voor 2006 is als interne doelstelling 100% voldoen aan de lozingsvergunning vastgelegd. In bijlage 2 zijn de jaarvrachten van een aantal parameters gegeven. De verschillen met vorig jaar worden als niet significant beschouwd en derhalve niet verder toegelicht.
Europoort-locatie Op de Europoort-locatie komt geen afvalwater, procesafvalwater of verontreinigd hemelwater vrij. Deze locatie beschikt derhalve niet over een lozingsvergunning.
Maasvlakte-locatie Voor het behandelen van afvalwater beschikt de Maasvlakte-locatie over een biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie. Afvalwater en verontreinigd hemelwater worden beide opgeslagen in een eigen opslag- c.q. buffertank en van daaruit gevoed naar de zuiveringsinstallatie. Nadat het afvalwater biologisch gezuiverd is, wordt het nabehandeld door het via een zandfilter te leiden, waarna het geloosd wordt op de Europahaven. De verwerkte en geloosde hoeveelheid afvalwater in 2005 bedraagt circa 130.000 m3. Op de Maasvlakte-locatie worden de volgende soorten afvalwater verwerkt in de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie: – procesafvalwater; – afvalwater van de verschillende vacuümsystemen, fakkelwaterslot, etc.;
29
– potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van de vloeren van de procesinstallaties; – huishoudelijk afvalwater. Doelstellingen en maatregelen Maasvlakte-locatie Bij het opstarten van de nieuwe biologische zuiveringsinstallatie in combinatie met het opstarten van de nieuwe fabriek heeft het enige tijd geduurd voordat de biomassa geadapteerd was aan het aangeboden afvalwater. In die periode, die zich hoofdzakelijk in 2004 afspeelde, is een aantal vergunningslimieten overschreden. Ook in 2005 heeft dit nog zijn nawerking gehad. Als voorlopige maatregel om het zuiveringsproces te herstellen is een Dissolved Air Flotation unit (DAF unit) geplaatst om onopgeloste bestanddelen uit het gezuiverde afvalwater te verwijderen. Deze maatregel zal ook in 2006 worden voortgezet. Een betere bedrijfsvoering en het inzetten van de DAF-unit bij dreigende vergunningsoverschrijdingen, hebben inmiddels geresulteerd in een beter kwaliteit van het effluent. De interne doelstelling van 98,5% voldoen aan de vergunning is in 2005 tussentijds verhoogd naar 99% en deze is ook gehaald (99,2%). Voor 2006 is als interne doelstelling 99,5% voldoen aan de lozingsvergunning opgenomen. In bijlage 2 zijn de jaarvrachten van een aantal parameters gegeven. De verschillen (CZV, BZV en onopgeloste bestanddelen) met vorig jaar zijn het gevolg van een verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering van de productieprocessen in het algemeen en van de afvalwaterzuiveringsinstallatie in het bijzonder. De verlaging van de lozing van molybdeen en MAK is voornamelijk toe te schrijven aan minder incidenten (morsingen) en een betere “house-keeping’.
4.5 Bijproducten en afvalstoffen Doelstellingen Lyondell streeft ernaar om het volume van de afvalstoffen te reduceren en de verwerking van de afvalstoffen te laten gebeuren op grond van de volgende voorkeursvolgorde: − hergebruik, − verbranding met energiebenutting, − storten. Botlek- en Europoortlocatie Bijproducten Bijproducten zijn producten die bij de productie vrijkomen en die zonder enige vorm van bewerking binnen of buiten het bedrijf opnieuw toegepast kunnen worden. Deze producten zijn als zodanig vastgelegd in de vergunning Wet milieubeheer. Deze bijproducten zijn A-fuel, Bfuel, fuelgas, liquid fuel, propaan en pentaan. Deze bijproducten worden, zowel door Lyondell als door derden, als brandstof ingezet en vervangen daarmee andere brandstoffen zoals stookolie en aardgas. De hoeveelheden bijproducten die door derden zijn benut zijn weergegeven in bijlage 2. Afvalstoffen In bijlage 2 is een overzicht gegeven van de afgevoerde hoeveelheden. In 2005 is in totaal 18.623 ton afval afgevoerd tegen 17.225 ton in 2004. De netto toename met 1.398 ton (circa 8%) is grotendeels toe te schrijven aan: – een toename van circa 250 ton ARCRU-bottom;
30
– een toename van circa 500 ton residue fuel; – een toename van circa 550 ton puin en asfalt. De verhoogde afzet van ARCRU-bottoms met 250 ton (circa 18%) is voornamelijk het resultaat van een andere productiewijze van ARCRU-bottoms in verband met een veranderde bestemming. Zo is 2005 het eerste productiejaar waarin ARCRU-bottoms volledig wordt toegepast bij AVR voor de verbranding van looghoudend afvalwater afkomstig van de Maasvlakte-locatie (zie verder). Voor dit doel wordt de ARCRU-bottom minder sterk geconcentreerd, wat leidt tot een verhoogde afzet. De residue fuel uit het BDO proces wordt als vervangende brandstof toegepast in de cementindustrie. De toename met 500 ton (circa 11%) is het gevolg van een toegenomen BDO productie. De verhoogde afzet van puin en asfalt is niet procesgerelateerd maar het resultaat van renovatiewerkzaamheden. In 2005 is de parkeerplaats namelijk geheel gerenoveerd. Er is 4.644 ton verdund zuiveringsslib afgevoerd tegen 4.503 ton in 2004. Het gemiddelde droge stof gehalte is 4,09 %. Het zuiveringsslib wordt door de verwerker door centrifugeren geconcentreerd tot 950 ton slib met een droge-stofgehalte van circa 20%. Dit geconcentreerd zuiveringsslib wordt vervolgens verbrand. Op basis van de in de tabel in bijlage 2 gegeven verwerkingsmethode en uitgaande van 950 ton verbrand bioslib van circa 20% droge stof, worden de afvalstromen als volgt onderverdeeld naar verwerkingsmethode.
Hergebruik Verbranding Storten totaal
2000 (%) 85 13 2 100%
2003 (ton) (%) 9.589 88 1.178 11 134 1 10.901 100%
2004 (ton) (%) 12.275 91 1.075 8 148 1 14.498 100
2005 (ton) 13.585 1.236 108 14.929
(%) 91 8 1 100
Het afval dat wordt hergebruikt wordt voor 91% toegepast als vervangende brandstof. Daarmee worden reguliere brandstoffen als stookolie en aardgas vervangen. Maasvlakte-locatie Bijproducten Vanuit het PO/SM-proces komen vapour fuel en propaan als bijproduct vrij. De bijproducten worden afgezet naar derden waar deze als brandstof worden toegepast en zo reguliere brandstoffen vervangen. Zie bijlage 2 voor de afgezette hoeveelheden. Afvalstoffen Bij het PO/SM-productieproces komt afval vrij. In bijlage 2 is voor 2005 een overzicht gegeven van deze afvalstromen. In totaal is 269.643 ton afval geproduceerd tegen 302.439 ton afval in 2004. De grootste afvalstroom is looghoudend afvalwater dat met 213.688 ton circa 79% van de totale afvalproductie uitmaakt. Dit looghoudend afvalwater, dat circa 10 % organische bestanddelen bevat, wordt bij AVR verbrand.
31
De afname van afval met 11% is voor 3% het gevolg van verminderde productie en komt voor 8% door optimalisatie van de in 2003 opgestarte fabriek. De vermindering van looghoudend afvalwater is daarnaast het resultaat van de interne verwerking van een fractie hiervan in de biologische afvalwaterzuivering. De optimalisatie uit zich ook in de sterke afname van de hoeveelheid off spec materiaal. In 2005 is nog slechts 93 ton off spec materiaal geproduceerd tegen 905 ton in 2004. De productie van zuiveringsslib is met 512 ton in 2005 tegen 89 ton in 2004 wel toegenomen. De voornaamste oorzaak is de verhoging van het CZV-gehalte door de voornoemde verwerking van een fractie van het looghoudende afvalwater. De hoogcalorische afvalstromen, glycolic fuel en heavy fuel, worden bij energiebedrijf E-on als vervangende brandstof toegepast voor de productie van stoom en elektriciteit ten behoeve van Lyondell. De hoogcalorische afvalstroom RFO 637 wordt, naast ARCRU-bottom van de Botlek-locatie, als vervangende brandstof toegepast voor de verbranding van het looghoudend afvalwater bij AVR. Door toepassing van deze vervangende brandstoffen wordt afgezien van de toepassing van reguliere fossiele brandstoffen. Onderstaande tabel geeft de verdeling naar verwerkingsmethode.
Hergebruik Verbranding Storten Totaal
2004 (ton) 2004 (%) 66.412 22 235.743 78 14 <1 302.155 100
2005 (ton) 2005 (%) 55.236 20 214.398 80 9 <1 269.643 100
4.6 Bodemverontreiniging Botlek-locatie Historische bodemverontreiniging In het verleden is de bodem van de Botlek-locatie op sommige plaatsen verontreinigd geraakt, de zogenaamde ‘historische verontreiniging’. Het betreft voornamelijk verontreinigingen met molybdeen en TBA. Uit een risico-inventarisatie en -evaluatie is gebleken dat de bodemverontreiniging geen risico’s oplevert voor mensen, noch voor het ecosysteem (dieren en planten). Vanwege het ontbreken van dergelijke risico’s is er geen sprake van een saneringsurgentie. Lyondell heeft een Locatiebeheersplan bodem (LBP) ontwikkeld om het beheer van de bodem op een verantwoorde manier vorm te geven. Het LBP geeft richtlijnen voor de manier waarop met historische bodemverontreiniging moet worden omgegaan, welke maatregelen nodig zijn om nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen en hoe met (verontreinigde) grond op het terrein omgegaan moet worden. In 1999 is het LBP, dat een looptijd heeft van vier jaar, door het bevoegde gezag goedgekeurd. De revisie van het LBP-2, die voorzien was in 2005, is vertraagd. De verwachting is dat dit LBP-2 in 2006 wordt beschikt. De bestaande bodemverontreiniging wordt bewaakt conform het LBP. Van 1995 t/m 2002 zijn jaarlijks monsters van het grondwater genomen om vast te stellen of de verontreinigingen zich
32
mogelijk verplaatsen. In deze termijn is het bestaande beeld op hoofdlijnen gelijk gebleven. Er vindt geen verspreiding tot buiten de terreingrenzen plaats. Op grond van deze ervaring, in combinatie met het grondwatermodel, is sinds 2002 de frequentie van bemonstering verlaagd tot eens per twee jaar. De monitoringsronde van 2004 bevestigt het bestaande beeld. Op grond van de tweejaarlijkse frequentie is in 2005 geen monitoring uitgevoerd. Deze is weer voorzien in 2006. Recente bodemverontreiniging In 2005 zijn geen nieuwe incidenten van bodemverontreiniging opgetreden. Tijdens de in 2004 uitgevoerde grondwatermonitoring is bij een gedeelte van de PO/TBAfabriek een toename van de TBA-concentratie in het grondwater vastgesteld. In 2005 is onderzoek gedaan naar de omvang en de oorzaak. Een specifieke oorzaak is niet vastgesteld. De grondwaterverontreiniging wordt beschouwd als recente spill. In 2006 is de sanering van het grondwater voorzien. In 2001 heeft rond tank F-260 een morsing plaatsgevonden met TBA en TBHP. De grondwatersanering d.m.v. drainage is in 2005 verder voortgezet en zal ook in 2006 verder worden voortgezet. Op grond van de resultaten van grondwatermonitoring in 2006 zal worden vastgesteld of verdere onttrekking wordt voortgezet. Europoort-locatie In de bodem van de Europoort-locatie zijn bij het bodemonderzoek in 1995/1997 geen verontreinigingen boven de interventiewaarde aangetoond. De grondwatermonitoring die in 2000 is uitgevoerd, gaf geen verandering te zien ten opzichte van de voorgaande monitoring uit 1997. Er zijn geen nieuwe incidenten van bodemverontreiniging geweest. Door het ontbreken van een concrete aanleiding wordt voorlopig geen grondwatermonitoring uitgevoerd. Maasvlakte-locatie Historische verontreiniging De Gemeente Rotterdam heeft, voorafgaand aan de bouw van de PO/SM fabriek, voor het project geschiktheidsverklaringen afgegeven. Ondanks deze verklaringen bleek een beperkt deel van het terrein toch verontreinigd te zijn. De omvang van deze verontreiniging is in 2005 in opdracht van het Gemeentelijk Haven Bedrijf gedeeltelijk in kaart gebracht. In 2006 wordt de omvang definitief vastgesteld. Recente verontreiniging Op de Maasvlakte-locatie zijn alle procesinstallaties voorzien van vloeistofdichte vloeren. Hierdoor is de kans op bodemverontreiniging verwaarloosbaar en wordt geen aanvullend grondwatermonitoringsprogramma toegepast. In januari 2004 is, in verband met het opheffen van een verstopping, een installatieonderdeel geleegd, waarbij de bodem verontreinigd is geraakt met styreen, MBA en acetofenon. De vervuilde grond is direct gesaneerd. Daartoe is circa 1200 ton grond afgegraven en extern verwerkt. Nadat de ontgravingkuil was dichtgestort met schoon zand bleek ook het grondwater dusdanig verontreinigd te zijn dat grondwatersanering nodig bleek. Deze grondsanering is tot medio 2005 voortgezet.
33
Opvolgend onderzoek naar de omvang van de concentraties in het grondwater laat zien dat op geruime afstand van de oorspronkelijke locatie ook grondwatervervuiling wordt waargenomen. In 2005 is daar begonnen met de grondwatersanering.
4.7 Geluid Botlek- en Europoort-locatie Op het gebied van geluid wordt door Lyondell al jaren het ‘stand-still-principe’ gehanteerd. Dit houdt in dat uitbreidingen van het bedrijf geen negatieve invloed mogen hebben op het geluid in de woonomgeving. De invloed van de uitbreiding van de Botlek-locatie met een BDO-fabriek op het geluid in woonomgeving is in 2003 gemeten en vervolgens getoetst aan de vergunningseisen. Lyondell voldoet aan de normen zoals die zijn vastgelegd in de ambtshalve wijzigingen van de revisievergunning van de Botlek-locatie en van de vergunning van de Europoort-locatie (bijlage 2). Doelstelling Botlek- en Europoort-locatie Het doel van Lyondell is de geluidsbelasting op de Botlek- en Europoort-locatie via autonome ontwikkeling verder te reduceren. Hiertoe zal bij vervanging van installatie-onderdelen en bij uitbreidingen gebruik worden gemaakt van geluidsarme technieken. Maasvlakte-locatie Uit in 2003 uitgevoerde inleidende akoestische metingen is gebleken dat de equivalente geluidsniveaus, zoals vastgelegd in het voorschrift van de Wm-vergunning, worden overschreden. Een pakket saneringsmaatregelen is ontwikkeld en is in 2005 grotendeels geïmplementeerd. Aanvullend daarop zijn geluidmetingen uitgevoerd om het effect van de maatregelen te beoordelen. Het geluidsniveau is hierdoor gereduceerd met enkele decibels. Doelstelling Maasvlakte-locatie Het doel voor de Maasvlakte-locatie is te voldoen aan de in de milieuvergunning vastgelegde limieten door het uitvoeren van geluidreducerende maatregelen.
4.8 Aanvoer van grondstoffen en afvoer van producten Zowel de Botlek- als de Maasvlakte-locatie beschikt over een haveninstallatie waar grondstoffen en eindproducten per schip worden aan- en afgevoerd. Daarnaast worden op deze locaties grondstoffen en producten per pijpleiding aan- en afgevoerd en beschikken deze locaties over een spoorterminal en meerdere laadstations voor trucks. Op de Europoort-locatie worden uitsluitend grondstoffen per schip aangevoerd. Deze grondstoffen worden met pijpleidingen naar de Botlek- en Maasvlakte-locatie getransporteerd. De volgende tabel geeft de verdeling van de verschillende transportmiddelen voor de aanvoer van grondstoffen en afvoer van eindproducten.
34
Verdeling transportmiddelen grondstoffen en eindproducten Lyondell op basis van volume-eenheden.
Pijpleiding Schip Spoor Truck
Pijpleiding Schip Spoor Truck
2002 21% 78% 0% 1%
Aanvoer Botlek/Europoort 2003 2004 2005 20% 30% 20% 79% 69% 80% 0% 0% 0% 1% 1% 0%
Maasvlakte 2004 2005 25% 24% 74% 76% 0% 0% 1% 0%
2002 57% 19% 8% 16%
Afvoer Botlek/Europoort 2003 2004 2005 65% 71% 74% 17% 11% 10% 5% 3% 4% 13% 15% 13%
Maasvlakte 2004 2005 0% 1% 80% 78% 10% 11% 10% 12%
4.9 Energie-, drinkwater- en grondstoffenverbruik 4.9.1 Energie Lyondell neemt deel aan het Energie Efficiency Benchmarking Convenant dat met de overheid is afgesloten. Het doel van het convenant, dat duurt van 2001 tot 2012, is dat zoveel mogelijk installaties van de deelnemende inrichtingen zo snel mogelijk, maar uiterlijk in 2012, tot de wereldtop behoren op het gebied van energie-efficiency. De bepaling van de energie-efficiency wordt elke vier jaar uitgevoerd door een onafhankelijke adviseur. De eerste vergelijkingsstudie (benchmark) is gedaan voor de Botlek-locatie in 2002. Resultaat was dat de installaties beter presteerden dan vergelijkbare installaties in de wereld. Voor de Maasvlakte-locatie is de benchmark in 2005 uitgevoerd op basis van gerealiseerde energiecijfers uit 2004. Ook hier was de conclusie dat de fabriek behoort tot de wereldtop. Jaarlijks worden energie-efficiency cijfers voor de verschillende installaties vastgesteld. Botlek-locatie Sinds 1995 neemt Lyondell zowel het merendeel van de stoom als de elektriciteit af van de warmtekrachtinstallatie van Eurogen c.v.. Ook betrekt Lyondell sinds midden jaren ‘80 stoom van de warmtekrachtcentrale van Air Products Nederland. En sinds 2002 krijgt de nieuwe BDO fabriek haar stoom en elektriciteit geleverd door de nieuwe warmtekrachtinstallatie van Air Products Nederland/Electrabel. Tevens gebruikt Lyondell, behalve fossiele brandstoffen, ook de eerdergenoemde bijproducten A-fuel, B-fuel, fuelgas en liquid fuel als brandstof (§4.5). De energie-efficiency van de installaties is de laatste jaren gelijk gebleven op het niveau van 1999. Maasvlakte-locatie Op de productielocatie van Lyondell op de Maasvlakte vinden stoom- en elektriciteitsleveringen plaats vanuit de warmtekrachtcentrale op het naburige terrein van E-on. De gecondenseerde stoom wordt als condensaat teruggevoerd naar de warmtekrachtinstallatie waar het opnieuw als voedingswater voor de installatie wordt gebruikt. Tevens levert Lyondell enkele van de
35
bijproducten/afvalstromen uit het proces (glycolic fuel, heavy fuel en vapour fuel) als brandstof voor de productie van stoom en elektriciteit door E-on.
4.9.2 Drinkwater Het totale drinkwaterverbruik bedraagt in 2005 voor de Europoort-locatie circa 1.320 m3, de Botlek-locatie circa 29.770 m3 en voor de Maasvlakte-locatie circa 28.083 m3 . De toename voor de Europoort- locatie met circa 500 m3 heeft te maken met extra schoonmaakwerkzaamheden van de buitenkant van de opslagtanks en spoelen van het brandwatersysteem. De afname op de Botlekplant met circa 42.500 m3 is bereikt door het brandwaternet niet meer op druk te houden met drinkwater, maar met water uit het bluswaterbassin. Dit bluswater is afkomstig uit het Brielse meer. De afname van circa 9.000 m3 op de Maasvlake is bereikt door verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering.
100
m³ * 1000
80
Botlek Maasvlakte
60 40 20 0
1985 2001 2002 2003 2004 2005 Drinkwaterverbruik
4.9.3 Grondstoffenverbruik Lyondell verbruikt de volgende grondstoffen: benzeen, ethyleen, propyleen, (iso)butanen, zuurstof en methanol. Daarnaast verbruikt het bedrijf hulpstoffen, zoals stikstof, waterstof, koolmonoxide en katalysatoren. Het grondstoffenverbruik wordt uitgedrukt in ‘opbrengst’, ook wel ‘yield’ genoemd. ‘Opbrengst’ is: de hoeveelheid eindproduct (in tonnen) per ton verbruikte grondstof. Deze opbrengsten worden dagelijks vastgesteld. Op basis hiervan kunnen corrigerende acties worden ondernomen, zoals het schoonmaken van reactoren of het verwisselen van katalysatoren. Zowel vanuit milieu- als vanuit kostenoogpunt wordt vanzelfsprekend gestreefd naar een zo hoog mogelijke opbrengst. De opbrengst bij de productie van PO is de laatste jaren constant gebleven.
36
4.10 Vergunningen Voor de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten beschikt Lyondell over de benodigde milieuvergunningen. Hiertoe behoren onder andere de Hinderwetvergunningen en de vergunningen in het kader van de Wet geluidshinder, de Wet luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (ook wel Lozingsvergunning geheten). Behalve deze vergunningen is ook een reeks van wettelijke voorschriften, besluiten, richtlijnen en actieplannen van invloed op de bedrijfsvoering. Veel daarvan zijn opgenomen in de vergunningvoorschriften. Een volledige opsomming is vastgelegd in een register. Hier volgt per locatie een beschrijving van de vergunningaanvragen, -toekenningen, -revisies en van de door Lyondell gedane meldingen in het kader van bepaalde vergunningen. Botlek-locatie Op 22 februari 1993 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een revisie op de Hinderwetvergunning verleend. Voor de uitbreiding van de Botlek-locatie met een BDO-fabriek zijn krachtens de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) vergunningen verkregen op respectievelijk 3 december 1999 en 18 november 1999. De voor de Botlek-locatie vergunde geluidsvoorschriften zijn met een ambtshalve vastgestelde beschikking, gedateerd 20 maart 2002, aangepast. Op 9 juni 2005 is een emissieverguning verleend voor CO2- en NOx-emissie in het kader van de emissiehandel. In 2005 zijn voor de Botlek-locatie acht meldingen/kennisgevingen gedaan conform de Wet milieubeheer voor: − het tijdelijk plaatsen van een truck met methanol; − de capaciteitsuitbreiding van de PGE-fabriek; − het tijdelijk plaatsen van twee tankopleggers voor kaliummethylaat en met kaliummethylaat verontreinigd methanol; − het invoeren van het “Meetprotocol voor lekverliezen”; − een modificatie aan de aanvoerleidingen voor butaan naar de butaanopslag F-1211; − de proef om de isobutyleenlaadarm H-803 toe te passen als losarm; − de tijdelijke emissie van vluchtige organische stoffen afkomstig van een zuurstofanalyzer in de LUWA sectie; − het afvoeren van 2-methyl-,1,3-propaandiol via de BDO-pijpleiding naar een externe locatie. Europoort-locatie Op 22 mei 1990 is door de gemeente Rotterdam voor deze locatie een Hinderwetvergunning verleend. Het bevoegd gezag heeft met een beschikking krachtens de Wet milieubeheer van 6 april 2001 ambtshalve de geluidsvoorschriften aangescherpt. In 2005 zijn geen meldingen/kennisgevingen gedaan. Maasvlakte-locatie Voor de PO/SM-fabriek op de Maasvlakte is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 13 augustus 1997 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (Wm) verleend. Op 26 maart 1998 is de Wm-vergunning ambtshalve gewijzigd. De Wvo-vergunning is verleend op 3 augustus 2001.
37
In 2005 zijn vijf meldingen/kennisgevingen gedaan conform de Wet milieubeheer voor: − de aanleg van een tijdelijke terugvoerleiding voor onzuivere propyleenoxide; − het afblinden en op termijn verwijderen van de veiligheden van het vacuümsysteem van de destillatiekolom T-710; − het invoeren van het “Meetprotocol voor lekverliezen”; − het verwerken van dehydratatiewater in de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie; − het geschikt maken van een propyleenbol voor de opslag van isobyutyleen voor een tijdelijke periode.
4.11 Naleving van de vergunningen Lyondell stelt zich ten doel te voldoen aan alle wet- en regelgeving en aan alle andere afspraken die met overheden zijn gemaakt. In deze paragraaf volgt een beschrijving van de belangrijkste overschrijdingen van voorschriften en van (on)voorziene voorvallen in 2005. Botlek- en Europoort-locatie Emissies naar de lucht Het monitoringsprotocol voor de CO2- en NOx- emissiehandel is door de Nederlandse Emissie Autoriteit geïnspecteerd en goedgekeurd. Er zijn geen afwijkingen van de vergunning vastgesteld. Verder is er een verificatie van het systeem uitgevoerd door het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency. Er zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Lozingen van afvalwater Er worden dagelijks monsters genomen van zowel het ongezuiverde afvalwater (influent) als van het afvalwater dat door de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie is gezuiverd (effluent). Voor de controle van de effluentlozing is een aantal parameters met bijbehorende normen opgesteld. De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal overschrijdingen per relevante stof in het effluent. Effluentparameter Botlek
1989
2001
2002
2003
2004
2005
CZV
98
51
0
0
0
0
BZV
42
0
0
–
–
–
133
65
16
0
0
0
Molybdeen
–
0
0
0
0
0
Lithium
–
–
–
0
0
0
Nikkel
–
–
–
0
0
0
Totaal
273
116
16
0
0
0
Onopgeloste bestanddelen
Emissies naar de bodem Op grond van een wettelijke verplichting dienen emissies naar de bodem te worden gemeld. Er hebben zich in 2005 geen incidenten voorgedaan.
38
Contacten met het bevoegd gezag In 2005 heeft Rijkswaterstaat vijf inspectiebezoeken uitgevoerd die betrekking hadden op de biologische zuiveringsinstallatie. De DCMR heeft vier inspectiebezoeken uitgevoerd. Naast deze inspectiebezoeken zijn informatieve en toelichtende gesprekken met de DCMR gevoerd. Maasvlakte-locatie Emissies naar de lucht Ook in 2005 zijn, net zoals in 2004, de emissies naar de lucht van de drie puntbronnen binnen de PO/SM-fabriek gemeten. Het betreft twee katalytische verbrandingsinstallaties en een thermische verbrandingsinstallatie. De resultaten zijn getoetst aan de gestelde concentratielimieten van de milieuvergunning. Daarbij zijn geen overschrijdingen geconstateerd. Uit de emissiemetingen is gebleken dat de totaal koolwaterstofconcentratie en de koolmonoxideconcentratie in de rookgassen zijn verlaagd tengevolge van een verbeterde bedrijfsvoering. Lozingen van afvalwater Er worden dagelijks monsters genomen van zowel het ongezuiverde afvalwater (influent) als van het afvalwater dat door de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie is gezuiverd (effluent). Voor de controle van de effluentlozing is een aantal parameters met bijbehorende normen opgesteld. De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal overschrijdingen per relevante stof in het effluent. Effluentparameter
2004
2005
CZV
68
0
BZV
29
0
Onopgeloste bestanddelen
66
23
0
0
24
0
187
23
Molybdeen MAK (mono cyclische aromatische koolwaterstoffen) Totaal
In 2005 zijn er 23 overschrijdingen geconstateerd. De overschrijdingen zijn toe te schrijven aan een incident waarbij naar alle waarschijnlijkheid ethylbenzeen in de biologische zuivering terecht is gekomen. Rijkswaterstaat heeft naar aanleiding van de overschrijdingen in 2004 een proces-verbaal opgemaakt en een last onder dwangsom opgelegd. Geluid In 2005 is een pakket aan geluidreducerende maatregelen uitgevoerd en is het effect hiervan gemeten. Hoewel er een reductie bewerkstelligd is, wordt nog niet voldaan aan de limieten uit de milieuvergunning. Emissies naar de bodem Op grond van een wettelijke verplichting dienen emissies naar de bodem te worden gemeld. In 2005 heeft Lyondell in dit kader geen incidenten aan de DCMR gemeld (§ 4.6).
39
Contacten met het bevoegd gezag In 2005 heeft Rijkswaterstaat vier inspectiebezoeken uitgevoerd die betrekking hadden op de biologische zuiveringsinstallatie. De DCMR heeft drie inspectiebezoeken uitgevoerd. De Provincie Zuid-Holland heeft twee inspectiebezoeken uitgevoerd inzake grondwateronttrekking als saneringsmaatregel van een bodemverontreiniging uit 2004. Verder zijn er naast deze inspectiebezoeken informatieve en toelichtende gesprekken met het bevoegd gezag gevoerd.
4.12 Klachten Lyondell gaat voor zijn klachtenregistratie uit van de administratie van de DCMR. In 2005 zijn 51 klachten over het bedrijf op de Botlek-locatie binnengekomen bij de meldkamer van de DCMR. De (geluids)klachten hadden betrekking op een incident op 2 oktober. Hierbij diende ten gevolge van een stroomstoring een grote hoeveelheid stoom onder druk te worden afgevoerd. Ondanks het feit dat dit via een geluiddemper gebeurde, waren er toch klachten vanuit de omgeving. Overzichtstabel van door DCMR geregistreerde klachten over de Botlek-locatie: Klachten Botlek
1999
2001
2002
2003
2004
2005
Stank
0
0
0
0
0
0
Geluid
0
4
2
0
0
51
Stof (roet)
0
0
0
0
0
0
Overig (o.a. visuele hinder)
66
0
0
0
1
0
Totaal
66
4
2
0
0
51
Voor de Europoort-locatie zijn de afgelopen zes jaar geen klachten geregistreerd. Voor de Maasvlakte zijn zowel ten tijde van de opstart als daarna geen klachten geregistreerd.
40
5. Referenties 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Diffuse emissies bij op- en overslag, Handboek emissiefactoren, Milieumonitor nr. 14, maart 2004 Promasys. PPP. Software voor het berekenen van emissies EPA, methode 21, correlatie coëfficiënten EPA 2001. Water 9, software version 1.0.0, february 2001, EPA, New York, USA. Lyondell, 2003. Bedrijfsmilieuplan-3. Lyondell Chemie Nederland b.v. 2002 – 2005. Rotterdam, mei 2003. Meetprotocol voor lekverliezen, Milieumonitor nr. 15, maart 2004
41
6. Afkortingen van stoffen Afkorting AA ACP BDO CH4 CO CO2 DPG DPM EB EBHP H2 HCFK iC4 MBA MeOH MP-diol MPG MTBE NOx PM PO SM SO2 TBA TBHP
Stofnaam Allyl alcohol Acetofenon 1,4-butaandiol Methaan Koolmonoxide Kooldioxide Dipropyleenglycol Dipropyleen glycol mono methyl ether Ethylbenzeen Ethylbenzylhydroperoxide Waterstof Chloor fluor koolwaterstoffen Isobutyleen Methyl benzyl alcohol Methanol 2-methyl 1,3 propaandiol Monopropyleenglycol Methyl tertiaire butylether Stikstofoxiden Propyleen glycol mono methyl ether Propyleenoxide Styreen monomeer Zwaveldioxide Tertiaire butylalcohol Tertiaire butyl hydroperoxide
42
Structuurformule CH2=CHCH2OH C6H5COCH3 HO(CH2)4OH CH4 CO CO2 (CH3CHOHCH2)2O H3COC3H6OC3H6OH
Cas-nummer 107-18-6 98-86-2 110-63-4 74-82-8 630-08-0 124-38-9 110-98-5 34590-94-8
C6H5C2H5 C6H5(CHOOH)CH3 H2
100-41-4 3071-32-7 1333-74-0
CH2=C(CH3)2 C6H5CHOHCH3 CH3OH CH2OHCHCH3CH2OH CH3CHOHCH2OH (CH3)3COCH3 NOx CH3CHOHCH2OCH3
107-01-7 98-85-1 67-56-1 2163-42-0 57-55-6 1634-04-4
(CH2CO)CH3 (C6H5)CH=CH2 SO2 (CH3)3COH (CH3)3COOH
75-56-9 100-42-5 7446-09-5 75-65-0 75-91-2
107-98-2
7. Verklaring van de milieuverificateur Op basis van de documentatie, de gegevens en de informatie die gedurende het verificatieproces voortkwamen uit het onderzoek naar de interne procedures van Lyondell Chemie Nederland B.V., verklaart de heer I.H.M. Bots dat het milieuzorgsysteem, het bedrijfsmilieuprogramma en deze verklaring voldoen aan de vereisten van de EMASverordening (Verordeningnummer: EG 761/2001).
43
Bijlage 1. Verklarende woordenlijst In deze milieuverklaring is gebruikgemaakt van technische uitdrukkingen en begrippen. In onderstaande woordenlijst wordt een deel van deze uitdrukkingen en begrippen nader verklaard. Audit Een audit is een geplande en gedocumenteerde verificatie, die wordt uitgevoerd om op objectieve wijze bewijzen te verzamelen voor de effectiviteit van specificaties, procedures, instructies en voorschriften. BEES-A Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties milieubeheer A. Bijproducten Bijproducten zijn producten die bij de productie vrijkomen en die zonder enige vorm van bewerking binnen of buiten het bedrijf opnieuw toegepast kunnen worden. Biologische behandeling Het gebruik van micro-organismen voor het afbreken van verontreinigingen in afvalwater. Dit houdt in dat bacteriën door middel van een natuurlijke biologische reactie koolwaterstoffen omzetten in kooldioxide en water. BRZO 99 Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999. BZV Biochemisch zuurstofverbruik. De hoeveelheid zuurstof die wordt verbruikt bij de biologische afbraak (ofwel afbraak met behulp van micro-organismen) van organische verbindingen in één liter afvalwater. CFK Met behulp van chloor en fluor volledig gehalogeneerde koolwaterstoffen. Zij dragen bij aan de afbraak van de ozonlaag (evenals HCFK’s en halonen). Contractor Een bedrijf dat werkzaamheden verricht op de locaties van Lyondell. Convenant Overeenkomst tussen de overheid enerzijds en een bedrijfstak anderzijds die rechtskracht krijgt voor een individueel bedrijf indien het de betreffende overeenkomst ondertekent. CZV Chemisch zuurstofverbruik. De hoeveelheid zuurstof die wordt verbruikt bij de chemische afbraak van de organische verbindingen in één liter afvalwater. DAF-unit Een olie-afscheider waar afscheiding onder meer wordt bewerkstelligd door lucht opgelost in water.
44
DCMR DCMR Milieudienst Rijnmond. Effluent Door een zuiveringsinstallatie gezuiverd afvalwater (dat op oppervlaktewater wordt geloosd). EMAS-verordening Verordening inzake het Eco Management and Audit Scheme. Deze verordening van de Europese Unie regelt de vrijwillige deelname aan een milieubeheer- en milieu-auditsysteem. Onderdeel hiervan is onder andere het opstellen van voorliggende milieuverklaring. Emissie De in het milieu (lucht, water of bodem) geloosde stof of energie, alsmede het geproduceerde geluid. Environmental Standard Bedrijfseigen milieuprogramma zoals vastgesteld door Lyondell Chemical Company. EPA Environmental Protection Agency (Amerikaanse overheidsinstelling). FID Flame Ionisation Detection (vlam-ionisatiedetectie). Gemiddelde norm Een gemiddelde norm wordt bepaald aan de hand van of wordt afgeleid van de norm die is opgenomen in de vergunning. Dit betekent voor de parameter • BZV (vanaf juni 2002) Botlek-locatie: de norm is komen te vervallen; • BZV Maasvlakte-locatie: in de vergunning is opgenomen 20 mg/liter; bij een maximaal ontwerp debiet van 65 m3/uur bedraagt de afgeleide norm 11 ton per jaar. • CZV (vanaf juni 2002) Botlek-locatie: de vergunning geeft een norm aan van 190 ton op jaarbasis. • CZV Maasvlakte-locatie: in de vergunning is opgenomen 350 mg/liter; op basis van een ontwerpdebiet van 65 m3/uur bedraagt de afgeleide norm 199 ton op jaarbasis. • Onopgeloste bestanddelen (vanaf juni 2002) Botlek-locatie: de vergunning geeft een norm van 17 ton op jaarbasis (8,5 ton per half jaar). • Onopgeloste bestanddelen Maasvlakte-locatie: de vergunning geeft een norm van 30 mg/liter; op basis van een maximaal ontwerp debiet van 65 m3/uur bedraagt de afgeleide norm 17 ton op jaarbasis. Halonen Organische stoffen die gerelateerd zijn aan CFK’s en derhalve mogelijk bijdragen aan de afbraak van de ozonlaag. Halonen worden veel toegepast in brandblussers en in brandblussystemen.
45
HAZOP Hazard and Operability studie. Dit is een onderzoek, uitgevoerd door een team van specialisten, afkomstig uit diverse disciplines, waarbij wordt nagegaan welke installatieonderdelen het mogelijk kunnen laten afweten en wat de effecten daarvan kunnen zijn. Als deze effecten onacceptabel zijn, moeten de installaties verder beveiligd worden. HCFK’s Onvolledig met behulp van chloor en fluor gehalogeneerde koolwaterstoffen. Deze zijn chemisch en thermisch stabiel, niet giftig en onbrandbaar. HCFK’s worden veel toegepast als koelvloeistof en schuimmiddel. Ze dragen bij aan de afbraak van de ozonlaag en versterken het broeikaseffect. Hergebruik Het verzamelen, bewerken en geschikt maken voor gebruik van materialen die hun oorspronkelijke doel reeds hebben gediend. Sommige producten kunnen na een minimale bewerking weer worden hergebruikt. Influent Het ongezuiverde afvalwater dat bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie binnenkomt. Interventiewaarde Waarde waarbij in het geval van overschrijding maatregelen zijn vereist. ISO International Standardization Organization: internationale organisatie voor het vaststellen van normen, zoals ISO-9000. Dit is een norm voor kwaliteitsbewaking dat dient als basis voor certificatie. Het certificaat wordt alleen verleend door een aangewezen instantie indien de activiteiten waarvoor de certificatie is aangevraagd, voldoen aan de eisen die in deze norm zijn vastgelegd. Katalysator Een chemische verbinding die een bepaalde chemische reactie ondersteunt of versnelt. Indien mogelijk wordt het katalysatormateriaal hergebruikt in het productieproces. Koolwaterstoffen Chemische verbindingen van water- en koolstof, soms met andere bijkomende elementen. Olie en aardgas, evenals de chemicaliën die eruit worden vervaardigd, zijn koolwaterstoffen. MAK Monocyclische Aromatische Koolwaterstoffen Milieu-audit Een systematische evaluatie om vast te stellen of: − de milieuprestaties overeenkomen met de vooraf vastgestelde doelen; − het milieuzorgsysteem geschikt is voor het behalen van de doelen die zijn vastgelegd in het milieubeleid en of het milieuzorgsysteem doeltreffend wordt toegepast. Milieu-effect Elke invloed van productieprocessen, producten en diensten op het milieu.
46
Milieu-aspect Onderdeel van de activiteiten, producten of diensten die in wisselwerking kunnen staan met het milieu. NEa Nederlandse Emissieautoriteit. Dit is een overheidsinstantie (onder VROM) die monitoringsprotocollen in het kader van de NOx/CO2-emissiehandel beoordeeld. Verder verleend de NEa NOx/CO2-emissievergunningen en bewaakt zij het emissieregister. NER Nederlandse Emissie Richtlijnen lucht. NM-programma Actie programma om near misses te registreren. NRB Nationale Richtlijn Bodembescherming. Onderhoudsstop Periodieke stopzetting van de productieprocessen ten behoeve van inspectie en reparatie van installaties en apparatuur, ook wel ‘turn-around’ genoemd. Operational Excellence Kwaliteitsprogramma dat in alle ondernemingen van LCC wordt toegepast. Dit programma richt zich op voortdurende verbetering van alle aspecten van de bedrijfsvoering. De normen die hierbij worden gehanteerd zijn even hoog of hoger dan de beste prestaties in vergelijkbare bedrijven in de chemische industrie. Trainingen voor de medewerkers van LCC en voorgeschreven procedures zorgen ervoor dat aan de normen wordt voldaan. Regelmatige controles alsmede herzieningen van de procedures en normen zorgen voor een hoog prestatieniveau en een voortdurende verbetering hiervan. Overschrijdingen Het onbedoeld vrijkomen van stoffen in hoeveelheden of concentraties die boven de toegestane norm liggen. PGE Propyleenglycolether. QRA Quantitative Risk Assessment. Seveso-richtlijn Een richtlijn van de Europese Unie, opgesteld naar aanleiding van een explosie in een chemische fabriek in Seveso, Italië. De richtlijn schrijft chemische bedrijven voor om de plaatselijke autoriteiten te informeren over de risico’s van de bedrijfsactiviteiten en ervoor te zorgen dat toereikende maatregelen zijn genomen ter bescherming van eigen medewerkers en alle andere betrokkenen, zoals omwonenden.
47
Vergunning Toestemming voor het onder bepaalde voorwaarden toepassen en uitvoeren van industriële of andere processen, verleend door een daartoe bevoegde overheidsinstantie. Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency Stichting die door de ministers van EZ en VROM is aangewezen als Onafhankelijke Instantie voor onder meer het uitvoeren van systeemaudits van monitoringsprotocollen (NOx/CO2) en verificatie van emissieverslagen (NOx/CO2). VOS Vluchtige organische stoffen. Een groep van organische stoffen die gemakkelijk verdampen en bijdragen aan de luchtverontreiniging. VNCI Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie. Organisatie die, onder meer, namens de aangesloten bedrijven uit de chemische industrie contacten met de overheid onderhoudt en haar leden informeert inzake overeengekomen maatregelen.
48
Bijlage 2. De cijfers In deze bijlage worden de gegevens van de emissies van 2004 en voorgaande jaren gepresenteerd voor de Lyondell locaties. Totale VOS-emissie naar de lucht (ton/jaar) van de Lyondell locaties Europoort- en Botleklocatie gesommeerd
Maasvlakte
Stof
1988
2001
2002
2003
2004
2005
2004
2005
methaan
17
26
25
26
14
6
120
47
ethaan
2
2
2
1
0
0
-
-
propaan
9
8
5
5
5
4
3
1
propyleen
64
17
13
12
35
12
29
8
isobutaan
276
29
26
40
55
40
-
-
n-butaan
77
16
15
23
50
34
-
-
isobutyleen
50
20
13
19
16
7
-
-
pentaan
1
1
0
0
0
0
0
0
TBA
184
37
34
5
8
5
-
-
TBHP
21
1
1
1
1
1
-
-
propyleenoxide
173
10
12
13
8
2
1
1
octaan/nonaan
NB
1
1
1
1
1
0
0
propyleenglycol
28
2
2
1
5
3
0
0
CxHy
123
23
80
31
85
33
3
3
methanol
21
10
8
8
9
2
0
0
aceton
9
3
3
1
0
0
0
0
MTBE
38
2
2
1
2
1
-
-
dipropyleenglycol
18
0
0
0
0
0
-
-
1-propanol
NB
0
0
1
1
5
0
0
PM
-
0
0
0
0
0
-
-
DPM
-
0
0
0
0
0
-
-
allylalcohol
-
-
1
0
0
0
0
0
tolueen
-
-
0
0
0
0
0
0
BDO
-
-
0
0
0
0
-
-
MP-diol
-
-
0
2
0
0
-
-
THF
-
-
-
-
22
9
-
-
benzeen
-
-
-
-
-
-
1
3
49
Vervolg tabel Totale VOS-emissie naar de lucht (ton/jaar) van de Lyondell locaties
Europoort- en Botleklocatie gesommeerd
Maasvlakte
Stof
1988
2001
2002
2003
2004
2005
2004
2005
ethylbenzeen
-
-
-
-
-
-
6
8
EBHP
-
-
-
-
-
-
1
0
ethyleen
-
-
-
-
-
-
3
2
MBA
-
-
-
-
-
-
5
2
styreen
-
-
-
-
-
-
6
3
aceetaldehyde
-
-
-
-
-
-
1
0
fenol
-
-
-
-
-
-
2
0
2-ethylhexaanzuur
-
-
-
-
-
-
1
0
ACP
-
-
-
-
-
-
0
0
VOS totaal
1112
208
243
224
317
165
182
78
Totale emissie overige stoffen naar de lucht (ton/jaar) Europoort- en Botleklocatie gesommeerd (NB = niet bekend) Europoort- en Botleklocatie gesommeerd
Maasvlakte
stof
1988
2001
2002
2003
2004
2005
2004
2005
roet
7
15
16
13
18
19
0,7
0,7
NOx
81
26
37
34
35
79
12
7
SO2
2
0
0
0
0
0
0
0
CO
160
305
321
262
362
386
49
24
CO2
84715
101044
120247
123156
131907
130.989
12413
13.680
molybdeen
1
0
0
0
0,04
0,03
0
0
waterstof
2
0
3
3
5
2
1
0
perchloorethyleen
-
NB
NB
NB
NB
NB
0
0
R-22 (CHClF2)
NB
0,03
0,04
0,05
0,08
0,19
0
0
R-134a (CH2FCF3)
NB
0
0
0
0,02
0,02
0
0
R-407c (mengsel)
-
-
-
-
-
0,005
0,01
0,05
50
Totale VOS-emissie naar de lucht (ton/jaar) op de Botlek- en Maasvlaktelocatie, gespecificeerd naar brontype Botlek-locatie stof
Maasvlakte-locatie
Punt bronnen
Diffuse bronnen
Incidenten
methaan
4
1
0
propaan
0
4
propyleen
0
isobutaan
Punt bronnen
Diffuse bronnen
Incidenten
5
45
2
0
47
0
4
0
1
0
1
7
0
7
0
8
0
8
1
39
0
40
-
-
-
-
n-butaan
1
27
0
28
-
-
-
-
isobutyleen
0
7
0
7
-
-
-
-
TBA
0
5
0
5
-
-
-
-
TBHP
0
1
0
1
-
-
-
-
propyleenoxide
0
2 + 0*
0
2
0
1
0
1
octaan/nonaan
0
1
0
1
0
0
0
0
propyleenglycol
1
0
0
1
0
0
0
0
CxHy
30
2 + 1*
2
35
1
1
1
3
methanol
0
1 + 1*
0
2
0
0
0
0
MTBE
0
1
0
1
-
-
-
-
1-propanol
0
0 + 5*
0
1
-
-
-
-
BDO
0
0
0
0
-
-
-
-
THF
0
0 + 9*
0
8
-
-
-
-
benzeen
-
-
-
-
0
3
0
3
ethylbenzeen
-
-
-
-
0
8
0
8
EBHP
-
-
-
-
0
0
0
0
ethyleen
-
-
-
-
0
2
0
2
MBA
-
-
-
-
0
0 + 2*
0
2
styreen
-
-
-
-
0
1 + 2*
0
3
aceetaldehyde
-
-
-
-
0
0 + 0*
0
0
fenol
-
-
-
-
0
0 + 0*
0
0
37
114
2
153
46
31
1
78
VOS totaal
Totaal
Totaal
* inclusief VOS afkomstig van de zuiveringsinstallatie. Totale bijdrage diffuse VOS-emissie door zuiveringsinstallatie is voor de Botlek-locatie op circa 16 ton berekend, en voor de Maasvlakte-locatie op circa 4 ton.
51
Totale emissie overige stoffen naar de lucht (ton/jaar) op de Botlek- en Maasvlakte locatie, gespecificeerd naar brontype Botlek-locatie stof
Puntbron
diffuse bron
Maasvlakte-locatie
Incident
Totaal
Puntbron
diffuse bron
Incident
totaal
roet
16
-
3
19
0,1
-
0,6
0,7
NOx
57
-
22
79
7
-
0
7
SO2
0
-
0
0
0
-
0
0
CO
343
0
43
386
16
-
8
24
130.707
-
260
130.967
13.536
-
144
13.680
0,03
-
0
0,03
0
-
0
0
waterstof
0
2
0
2
0
0
0
0
perchloorethyleen
-
NB
0
NB
-
-
-
-
R-134a (CH2FCF3)
0,02
0
0
0,02
0
0
0
0
R-22 (freon 22)
0,19
0
0
0,19
0
0
0
0
0,005
-
-
0,005
0,05
0
0
0,05
CO2 molybdeen
R-407c (mengsel)
Totale emissie naar de lucht (ton/jaar) op de Europoort-locatie, gespecificeerd naar brontype stof
puntbronnen
diffuse bronnen
incidenten
Totaal
methaan
0
1
0
1
propyleen
0
5
0
5
butaan
0
6
0
6
VOS totaal
0
12
0
12
CO2
22
-
0
22
52
Emissie naar oppervlaktewater (ton/jaar), Botlek- en Maasvlaktelocatie Botlek-locatie Parameter
Maasvlakte-locatie
1989
2001
2002
2003
2004
2005
2004
2005
CZV
187
56
40
46
35
35
16
7
BZV
10
2
3
3
3
1
3
0,5
stikstof, als N
1
2
1
1
1
1
1
1
fosfaat, als P
3
3
4
5
3
4
0,6
0,5
10
6
4
3
3
3
3
1
NB
0,2
0,04
0,05
0,10
0,19
0,09
0,0006
nikkel
-
-
0,0003
0,0005
0,0038
0,005
-
-
lithium
-
-
0,02
0,0008
0,0007
0,006
-
-
monocyclische arom. kws
-
-
-
-
-
-
0,0015
0,00002
199
242
300
305
337
325
150
130
-
-
-
-
-
-
269
270
onopgeloste bestanddelen molybdeen
debiet (m3/jaar *1000) thermische lozing (MW)
53
Afvalstromen en externe bestemmingen (ton/jaar) Botlek- en Europoort-locatie gesommeerd niet-gevaarlijk afval
toepassing
2001
2002
2003
2004
2005
papier/karton
hergebruik
14
14
7
9
11
metalen
hergebruik
95
39
58
32
37
puin/asfalt
hergebruik
188
78
39
401
957
hout
hergebruik
11
3
11
91
30
bouw/sloop
hergebruik
38
63
15
2
4
bedrijfsafval
verbranden
143
111
80
69
82
verontreinigde grond/slib
storten
33
0
17
0
0
zuiveringsslib *
verbranden
5.860
5.449
7.852
4.503
4.644
isolatiemateriaal
storten
29
18
20
16
13
aluminiumoxide
hergebruik
20
0
0
0
0
aluminiumoxide
storten
75
75
96
132
95
overig niet-gevaarlijk afval
verbranden
45
1
11
5
17
6.551
5.851
8.207
5.260
5.890
subtotaal gevaarlijk afval afgewerkte olie
hergebruik
87
0
0
11
12
laboratoriumafval + kga
verbranden
8
9
11
11
8
slib vacuümwagen
verbranden
68
95
68
62
76
off-spec vloeistoffen
verbranden
186
19
37
43
20
ARCRU-bottoms
hergebruik
7.562
6.278
6.101
7.222
7.476
residue fuel
hergebruik
0
1.174
3.197
4.470
4.968
nikkelkatalysator
hergebruik
0
89
150
113
86
ionenwisselaarshars
verbranden
0
22
8
17
20
overig gevaarlijk afval
storten
27
0
0
0
0
overig gevaarlijk afval
hergebruik
4
0
0
0
4
overig gevaarlijk afval
verbranden
639
39
20
16
63
8.448
7.725
9.592
11.965
12.733
14.999
13.576
17.799
17.225
18.623
subtotaal Totaal afval
*
nat zuiveringsslib
54
Afvalstromen en externe bestemmingen (ton/jaar) Maasvlakte-locatie niet-gevaarlijk afval
toepassing
2003*
2004
2005
papier/karton
hergebruik
1
8
8
metalen
hergebruik
0
21
18
puin/asfalt
hergebruik
0
43
15
hout
hergebruik
2
8
7
bouw/sloop
hergebruik
0
19
7
bedrijfsafval
verbranden
28
49
44
geconcentreerd zuiveringsslib
verbranden
49
89
512
isolatiemateriaal
storten
2
14
9
verontreinigde grond
hergebruik
0
707
0
82
958
620
subtotaal gevaarlijk afval afgewerkte olie
hergebruik
12
0
0
laboratoriumafval + kga
verbranden
11
3
12
slib vacuümwagen
verbranden
68
28
40
off-spec vloeistoffen
verbranden
37
905
93
glycolic fuel
hergebruik
478
11.675
7.952
heavy fuel
hergebruik
3.151
24.899
20.772
RFO 637
hergebruik
3.031
28.331
26.457
looghoudend afvalwater
verbranden
24.169
234.484
213.688
afvalwater
zuivering**
82
232
0
verontreinigde grond
hergebruik
0
745
0
overig gevaarlijk afval
verbranden
0
179
9
subtotaal
31.039
301.481
269.023
Totaal afval
31.120
302.439
269.643
* slechts een deel van het jaar in bedrijf geweest. ** betreft incidentele verwerking in een externe afvalwaterzuiveringsinstallatie.
55
Bijproducten met externe bestemmingen (ton/jaar)
Stof
bestemming
Botlek
Maasvlakte
2001
2002
2003
2004
2005
2004
2005 nvt
A-fuel
brandstof
29.093
32.771
36.845
39.237
38.470
nvt
B-fuel
brandstof
0
0
0
0
0
nvt
fuelgas
brandstof
9.433
8.497
18.601
23.488
20.317
nvt
vapour fuel
brandstof
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
10.498
9.812
pentaan
brandstof
*
*
7.924
8.588
6.801
nvt
nvt
propaan
brandstof
*
*
7.650
6.004
7.109
3616
4.724
38.526
43.198
71.020
77.317
72697
14.114
14.536
totaal * niet eerder opgegeven.
Geluidsniveaus Botlek-locatie Bijdrage aan de geluidsniveaus op vier referentiepunten vergeleken met de vergunningseisen Botlek-locatie, inclusief BDO-fabriek immissiepunt
Vergund (dB(A))
Gemeten (dB(A))
2002
2003
Zwartewaal Haven
45,0
44,9
Heenvliet Midden
45,5
45,5
Geervliet Midden
41,5
41,4
Rozenburg Z-O
43,3
43,3
Europoort-locatie Bijdrage aan de geluidsniveaus op twee referentiepunten vergeleken met de vergunningseisen (Europoort-locatie) immissiepunt
Vergund (dB(A))
Berekend (dB(A))
2001
2001
Moezelweg/inrit parkeerterrein
35,4
30,6
einde weg/Donauhaven
40,5
35,5
56
nvt nvt
Maasvlakte-locatie Bijdrage aan de geluidniveaus op twee referentiepunten vergeleken met de vergunningseisen (Maasvlakte-locatie) immissiepunt
Vergund (dB(A))
Gemeten (dB(A))
1997
2005
Hoek van Holland West
10
16
Oostvoorne West
9
16
57
Bijlage 3. Uitgevoerde en geplande milieumaatregelen en activiteiten 3.1 Uitgevoerde milieumaatregelen en -activiteiten in 2005 Locatie overstijgende maatregelen Studie naar het beperken van het aantal gereden kilometers door truck transporten. In 2005 zijn maatregelen getroffen om het aantal te rijden kilometers door truck transporten te verminderen. Met de transporteur zijn initiatieven ontplooid om de netto lading per transport te verhogen. Daarnaast is het streven om containers per trein te vervoeren.
Europoort- en Botleklocatie Studie ketenanalyse (duurzaamheid/BMP-3) In het kader van Product Stewardship is een studie gestart om een ketenanalyse voor één product en één klant uit te voeren. In afstemming met Air Products Nederland is de optimalisatie met betrekking tot de afzet van BDO liquid fuel als onderwerp genomen. Het gestarte overleg wordt als regulier overleg voortgezet. Opstellen BedrijfsMilieuPlan 4 (milieuzorg) In 2005 is op grond van het convenant het (laatste) BMP-4 opgesteld voor de periode 2006 t/m 2010. Er is een overleg met de betrokken overheden en de burgemeester van de gemeente Bernisse geweest over de inhoud en de potentiële maatregelen. Het plan heeft eind 2005 de status van “concept”. Studie reductie aanbod fakkelgas (emissies naar de lucht/BMP-3) Een inventarisatie naar de bronnen, het aanbod en de samenstelling van het fakkelgas is afgerond. De studie naar de technische maatregelen om het aanbod van fakkelgas te reduceren is opgenomen in het Bedrijfsmilieuplan 4. Studie alternatief voor lozing huishoudelijk afvalwater (water) In 2006 wordt de lozing van de overloop van septic tanks op het oppervlaktewater niet meer toegestaan. Dit omdat per 2006 de riolering Westelijk Havengebied in gebruik wordt genomen. De betrokken afvalwaterstromen zijn in 2005 geïnventariseerd. De technische maatregelen worden in 2006 vastgesteld. Maximale benutting tegendrukturbine (energie) Op de Botlek-locatie wordt stoom van circa 12 bar tot circa 3 bar gereduceerd. Dit vindt plaats door toepassing van een reduceerventiel en aanvullend een tegendrukturbine. De tegendrukturbine genereert hierbij elektriciteit. Het doel is om de tegendrukturbine volledig te benutten zodat het gegenereerd vermogen met 300-400 kW toeneemt. Deze maatregel wordt na de fabrieksstop in 2006 uitgevoerd.
58
Uitvoering van het Botlek lekverliesprogramma 2003 t/m 2006 (emissies naar de lucht/BMP3) De voor 2005 geplande metingen zijn uitgevoerd. Sanering verontreinigde grond (bodem) In 2001 werd tank F-260 in de PO/TBA-fabriek overvuld met als gevolg een bodemverontreiniging van TBA en TBHP. Sanering van de bodem vindt sinds 2003 plaats door drainage van het grondwater. Deze drainage is in 2005 voortgezet. Toetsing aan de EG IPPC-richtlijn (milieuzorg) Vanaf 31 oktober 2007 moeten bestaande inrichtingen voldoen aan de IPPC-richtlijn (Integrated Pollution and Prevention Control). Er moet een toetsing worden uitgevoerd om vast te stellen in hoeverre het bedrijf voldoet aan de eisen (best beschikbare technieken) van deze richtlijn. Bij grote afwijkingen dient het bedrijf een revisievergunning aan te vragen. In 2005 is er een begin gemaakt met deze toetsing. Actieplan Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (bodem/BMP-3) In 2004 zijn de aanbevelingen op grond van de NRB-toets uit 1999 herzien. De intentie om in 2005 een actieplan op te zetten is niet uitgevoerd omdat de aanbevelingen uit de IPPC-toets ook hierin zullen worden betrokken. Aanvragen NOx-emissie vergunning (emissie naar de lucht) In 2005 is, in het kader van de emissiehandel, een aanvraag voor een vergunning voor de emissie van NOx en CO2 ingediend. De vergunning is per 1 juni 2005 toegekend. Pre-verificatie implementatie monitoringsprotocol CO2/NOx (emissies naar de lucht) Door een onafhankelijke, geaccrediteerde instantie is een verificatie uitgevoerd om vast te stellen in hoeverre het CO2/NOx monitoringsprotocol zowel organisatorisch als technisch is geïmplementeerd. Deze verificatie is met goed gevolg afgesloten. NOx-metingen uitgevoerd (emissies naar de lucht) In 2005 zijn door een geaccrediteerd meetbureau metingen verricht om de NOx-kentallen, in het kader van de emissiehandel, vast te stellen. Actualiseren van het Energy Efficiency Plan (energie/duurzaamheid) Het Energy Efficiency Plan van 2002 zou in 2005 worden geactualiseerd. Vanwege deelname, per 1 januari 2005, aan de CO2 emissiehandel is het opstellen van een EEP niet meer aan de orde. Studie naar de mogelijkheid om de veiligheidskleppen in de sectie 600 aan te sluiten op het fakkelsysteem (emissies naar de lucht/BMP-3) Deze studie, die in 2004 is gestart, is in 2005 afgerond. De conclusie is dat aansluiting op het fakkelsysteem niet kosteneffectief is en daarom niet zal worden uitgevoerd. Om de kans op opengaan van de veiligheidskleppen te beperken zullen, als alternatieve maatregel, interlocks worden geïnstalleerd. Deze interlocks stoppen bij een hoge kolomdruk de stoomtoevoer naar de reboiler. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen.
59
Implementatie van de nieuwe Product Stewardship (PS) standaard (duurzaam ondernemen/BMP-3). De implementatie van de nieuwe PS standaard in het interne zorgsysteem is uitgevoerd. Uitvoering van het Europoort lekverliesprogramma (emissies naar de lucht/BMP-3) De voor 2005 geplande metingen zijn uitgevoerd.
Maasvlakte-locatie Emissiemetingen puntbronnen (emissies naar de lucht) Van de PO/SM-fabriek zijn de VOS-, NOx- en componenten emissie van de katalytische- en de thermische verbrandingsinstallatie gemeten. De resultaten zijn getoetst aan de milieuvergunning en aan de NeR. Er zijn geen overschrijdingen van de vergunningsvoorwaarden geconstateerd. Geluidmetingen (geluid) In 2004 is op basis van inleidende metingen vastgesteld dat de limieten in de vergunning worden overschreden. Als vervolg op die constatering is in 2005 een pakket aan geluidreducerende maatregelen uitgevoerd. Vervolgens zijn geluidmetingen uitgevoerd om het effect van de maatregelen vast te leggen. Hoewel er een reductie bewerkstelligd is, wordt nog niet voldaan aan de limieten uit de milieuvergunning. Opstellen en uitvoeren lekverliesprogramma (emissies naar de lucht) Voor het opstellen van het lange termijn lekverliesprogramma is aansluiting gezocht bij het nationale gepromote “Meetprotocol voor lekverliezen” (ref. 6). In 2005 zijn de lekverliesmetingen conform dit protocol uitgevoerd. Grondwatersanering (bodem) De grondwatersanering als gevolg van bodemverontreiniging (na het leegmaken van een installatiedeel, waardoor acetofenon en MBA in de grond kwam) is in 2005 gecontinueerd. Het aantal onttrekkingspunten is in zuidelijke richting uitgebreid. Opstellen Bedrijfs Milieu Plan 4 (milieuzorg) In 2005 is op grond van het convenant het (laatste) BMP 4 opgesteld voor de periode 2006 t/m 2010. Er is een overleg met de betrokken overheden en de burgemeester van de gemeente Bernisse geweest over de inhoud en de potentiële maatregelen. Het plan heeft eind 2005 de status “concept”. Energie efficiency benchmark (energie) Voor de PO/SM-fabriek is voor de eerste maal een energie-efficiency benchmark opgesteld, waarmee de plaats ten opzichte van de wereldtop bepaald is. Er is een energie-efficiency plan (EEP) met verbetermaatregelen opgesteld. Toetsing aan de EG IPPC-richtlijn (milieuzorg) Vanaf 31 oktober 2007 moeten bestaande inrichtingen voldoen aan de IPPC-richtlijn. Er moet een toetsing uitgevoerd worden om vast te stellen in hoeverre het bedrijf voldoet aan de eisen (best beschikbare technieken) van deze richtlijn. Bij grote afwijkingen dient het bedrijf een revisievergunning aan te vragen. In 2005 is er een begin gemaakt met de toetsing.
60
Vervanging afdichting pompen Van de caustic pompen is de seal vervangen door een ’canned’ seal. De kans op lekkages (morsingen) en daarmee de kans op persoonlijke blootstelling aan natronloog is daarmee gereduceerd tot nihil. Vervanging en vergroten backfilter looghoudend afvalwater Het filter voor looghoudend afvalwater is vervangen door een ander filtertype met een grotere capaciteit. Het gevolg daarvan is dat het filter minder hoeft te worden geopend, waardoor de kans op morsen van en blootstelling aan looghoudend afvalwater is gereduceerd. Alternatieve verwerking van looghoudend afvalwater (afval) Onderzoek naar het geheel of gedeeltelijk hergebruiken of op andere wijze verwerken van dehydratatiewater is een inspanningsverplichting op grond van de milieuvergunning. In 2004 is een praktijkproef begonnen met het voeden van een relatief kleine hoeveelheid dehydratatiewater aan de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie. Dehydratatiewater is één van de stromen die onderdeel uitmaken van de verzamelstroom looghoudend afvalwater. Looghoudend afvalwater wordt verbrand bij de AVR. Door de alternatieve verwerking van een deel van het dehydratatiewater kan de hoeveelheid te verbranden looghoudend afvalwater gereduceerd worden. De proef is in 2005 voortgezet met een positief resultaat. In 2005 is van een proef overgeschakeld naar een permanente voeding van dehydratatiewater aan de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie. De voeding zal in 2006 geleidelijk aan worden verhoogd.
61
3.2 Geplande milieumaatregelen en -activiteiten in 2006 Europoort- en Botleklocatie Studie alternatief voor lozing huishoudelijk afvalwater (water) In 2006 wordt op de Botlek-locatie de lozing van de overloop van septic tanks op het oppervlaktewater, niet meer toegestaan. Dit omdat de riolering Westelijk Havengebied, per 2006, beschikbaar is als alternatief. Er wordt vastgesteld welke afvalwaterstromen eventueel op deze riolering kunnen worden aangesloten en welke andere mogelijkheden er zijn. Het opheffen van de lozing van sanitair afvalwater is voorzien in 2006. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Maximale benutting tegendrukturbine (energie) Het doel is om de tegendrukturbine volledig te benutten zodat het gegenereerd vermogen met 300-400 kW toeneemt. De technische aanpassingen daartoe zijn pas mogelijk na de fabrieksstop in 2006. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Uitvoering van het Botlek/Europoort lekverliesprogramma (emissies naar de lucht) Op basis van de resultaten van 2005 moet voor 2006 het aantal meetpunten worden gedefinieerd volgens het “Meetprotocol voor lekverliezen” (ref. 6). Vervolgens zullen de punten worden gemeten. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Toetsing aan de EG IPPC- richtlijn (milieuzorg) Vanaf 31 oktober 2007 moeten alle milieuvergunningen voldoen aan de Europese IPPCrichtlijn. In 2006 zal de toetsing aan de eisen (best beschikbare technieken) conform de IPPCrichtlijn afgerond worden. De eventueel vastgestelde hiaten zullen met het bevoegd gezag besproken worden. Ter verkrijging van een actualisatiebesluit in relatie tot de milieuvergunning zal een informatiedocument worden opgesteld en ingediend. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Sanering verontreinigd grondwater (bodem) In 2001 werd tank F-260 in de PO/TBA-fabriek overvuld met als gevolg een bodemverontreiniging van TBA en TBHP. De sanering door middel van grondwateronttrekking zal in 2006 worden gecontinueerd. Sanering verontreinigd grondwater (bodem) Bij de grondwatermonitoring in 2004 is een verhoogde concentratie aan TBA vastgesteld in het grondwater bij de 900 sectie. In 2006 wordt gestart met de sanering. Actualiseren van het veiligheidsrapport Europoort-locatie (externe veiligheid) Het veiligheidsrapport, zoals vereist op grond van BRZO 99, zal in 2006 voor de eerste maal worden geactualiseerd. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Grondwatermonitoring (bodem) In 2006 zal de tweejaarlijke grondwatermonitoring worden uitgevoerd. Dit conform het Locatie Beheer Plan (LBP).
62
Opstellen BedrijfsMilieuPlan 4 (milieuzorg) In 2006 dient op grond van het convenant het BMP-4 vastgesteld te worden voor de periode 2006 t/m 2010. Het definitieve document zal in 2006 ter instemming aangeboden worden aan het bevoegd gezag. Hergebruik kunststofbekertjes (afval) Conform de regelingen van het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) behoren afvalstoffen gescheiden te worden ingezameld. Lyondell voldoet hieraan met uitzondering van plastic bekertjes. Op grond van negatieve ervaringen is besloten het gescheiden inzamelen en afvoeren te beëindigen. Teneinde het afvalvolume aan bekertjes te beperken zal het hergebruik gepromoot worden. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Uitvoering milieu-analyse (milieuzorg) In 2006 wordt voor de vierde maal een milieu-analyse uitgevoerd. Zie hiertoe paragraaf 3.3. De uitvoering van deze milieu-analyse is een verplichting vanuit EMAS/ISO 14001 Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Uitvoering geluidsmetingen (geluid) Op de controlepunten rondom de BDO-fabriek zullen in 2006 opnieuw geluidsmetingen worden uitgevoerd. Eerdere metingen werden door stoorgeluiden onbetrouwbaar.
Maasvlakte-locatie Emissiemetingen puntbronnen (emissies naar de lucht) De emissies van de puntbronnen binnen de PO/SM-fabriek worden jaarlijks gemeten. De VOS- en NOx concentratie en de concentratie van een aantal specifieke componenten in de afgassen van de katalytische- en de thermische verbrandingsinstallatie, moeten worden getoetst aan de limieten in de milieuvergunning en in de NeR. Geluidmetingen (geluid) De in 2005 uitgevoerde geluidmetingen zullen aan het bevoegd gezag ter beoordeling worden aangeboden. De uitvoering van het lopende pakket aan geluidreducerende maatregelen zal worden afgerond. Met het bevoegd gezag zal het vervolgtraject worden afgestemd. Uitvoeren lekverliesprogramma (emissies naar de lucht) Op basis van de resultaten van 2005 moet voor 2006 het aantal meetpunten worden gedefinieerd. Vervolgens zullen de punten worden gemeten. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Grondwatersanering (bodem) De grondwatersanering als gevolg van bodemverontreiniging (na het leegmaken van een installatiedeel in 2004, waardoor acetofenon en MBA in de grond kwam) zal in 2006 worden voortgezet.
63
Opstellen BedrijfsMilieuPlan 4 (milieuzorg) In 2006 dient op grond van het convenant het (laatste) BMP-4 vastgesteld te worden en wel voor de periode 2006 t/m 2010. Het definitieve document zal in 2006 ter instemming aangeboden worden aan het bevoegd gezag. Energi- efficiency benchmark (energie) Voor de PO/SM-fabriek zal voor de eerste maal een energie-efficiency benchmark worden opgesteld om de plaats te bepalen ten opzichte van de wereldtop. Er zal tevens een energieefficiency plan (EEP) met verbetermaatregelen ontwikkeld worden. Toetsing aan de EG IPPC- richtlijn (milieuzorg) Vanaf 31 oktober 2007 moeten alle milieuvergunningen voldoen aan de Europese IPPCrichtlijn. In 2006 zal de toetsing aan de eisen (best beschikbare technieken) conform de IPPCrichtlijn afgerond worden. De eventueel vastgestelde hiaten zullen met het bevoegd gezag besproken worden. Ter verkrijging van een actualisatiebesluit in relatie tot de milieuvergunning zal een informatiedocument worden opgesteld en ingediend. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen. Hergebruik kunststof bekertjes (afval) Conform de regelingen van het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) behoren afvalstoffen gescheiden te worden ingezameld. Lyondell voldoet hieraan met uitzondering van plastic bekertjes. Op grond van negatieve ervaringen is besloten het gescheiden inzamelen en afvoeren te beëindigen. Teneinde het afvalvolume aan bekertjes te beperken, zal het hergebruik gepromoot worden. Deze maatregel is in het Bedrijfsmilieuplan 4 opgenomen.
64
Bijlage 4. Milieu-analyse Zoals in paragraaf 3.3 is vermeld, voert Lyondell sinds 1995 milieu-analyses uit van de bedrijfsactiviteiten. Deze hebben tot doel alle milieu-aspecten en -effecten te analyseren en te beoordelen op basis van een aantal criteria. Bij de beoordeling van de milieu-effecten is een verdeling gemaakt in de volgende categorieën: A milieu-effecten waarop Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing is (o.a. de VOS- en geluidsemissies); B milieu-effecten waarvoor nog geen wettelijke eisen zijn, maar waarvoor wel afspraken zijn gemaakt in de Intentieverklaring Milieubeleid Chemische Industrie (o.a. voor de emissie van zwaveldioxide (SO2), waarvoor in deze intentieverklaring reductiedoelstellingen zijn vastgesteld); C milieu-effecten die maatschappelijke belangstelling hebben en/of opgenomen zijn in het NMP-3 (o.a. de emissie van kooldioxide (CO2) en de mogelijke effecten hiervan op het klimaat (het broeikaseffect)). De volgende tabellen geven een overzicht van de uitgevoerde milieu-analyses. De milieuanalyse voor de Botlek- en Europoortlocatie is uitgevoerd in 2002. De milieu-analyse voor de Maasvlakte-locatie is uitgevoerd in 2004. De onderwerpen zijn in de tabellen gesorteerd op eindscore. Het onderwerp met de hoogste score verdient volgens deze analyse de hoogste prioriteit. In het BMP-3 is voor de Botlek- en Europoortlocatie nader ingegaan op de onderwerpen met een score van vijf of hoger.
65
Register van significante milieu-effecten vanwege de Botlek-locatie (2002)
Onderwerp
Milieu-effect
Milieuthema
Score per categorie (significantie)
Weegfactor per categorie
Eindscore
Geluid energieverbruik luchtemissie CO2 externe veiligheid
hinder uitputting grondstoffen broeikaseffect gevaar bodemverontreiniging met milieuvreemde stoffen verzuring bodem verzuring bodem emissies van (schadelijke) stoffen naar het milieu direct schadelijk voor mens en milieu verzuring bodem hinder direct schadelijk voor mens en milieu aantasting ozonlaag broeikaseffect/aantasting ozonlaag aantasting ozonlaag stank uitputting grondstoffen eutrofiëring oppervlaktewater broeikaseffect aantasting kwaliteit oppervlaktewater aantasting kwaliteit oppervlaktewater broeikaseffect aantasting ozonlaag aantasting kwaliteit oppervlaktewater verzuring bodem verdroging bodem
verstoring verspilling klimaatverandering verstoring
A + 0 0 +
B +++ +++ +++ ++
C ++ +++ +++ ++
A 2 2 2 2
B 2 2 2 2
C 1 1 1 1
10 9 9 8
verontreiniging v/d bodem verzuring verzuring
++ + +
+ + +
+ ++ +
2 2 2
2 2 2
1 1 1
7 6 5
verwijdering
+
+
+
2
2
1
5
verspreiding verzuring verstoring
+ 0 +
+ + 0
+ ++ ++
2 2 2
2 2 2
1 1 1
5 4 4
verspreiding klimaatverandering
0 0
++ +
0 ++
2 2
2 2
1 1
4 4
klimaatverandering klimaatverandering verstoring verspilling
+ 0 0 0
0 + + 0
++ ++ + +++
2 2 2 2
2 2 2 2
1 1 1 1
4 4 3 3
vermesting klimaatverandering
0 +
+ 0
+ +
2 2
2 2
1 1
3 3
verspreiding
+
0
0
2
2
1
2
verspreiding klimaatverandering klimaatverandering
+ 0 0
0 0 0
0 ++ ++
2 2 2
2 2 2
1 1 1
2 2 2
verspreiding verzuring verdroging
0 0 0
0 0 0
+ 0 0
2 2 2
2 2 2
1 1 1
1 0 0
bodembescherming/ sanering luchtemissie NOx luchtemissie VOS
afvalstoffen propeenoxide (PO) luchtemissie luchtemissie SO2 luchtemissie roet luchtemissie CO Halonen luchtemissie VOS luchtemissie HCFK Geur grondstoffenverbruik wateremissie P en N luchtemissie NOx AWZI-effect veiligheid Post Sandoz luchtemissie CH4 luchtemissie PER wateremissie Mo luchtemissie HCI waterverbruik
0 = niet significant + = weinig significant ++ = significant +++ = in hoge mate significant
66
Register van significante milieu-effecten vanwege de Europoort-locatie (2002)
Onderwerp
Milieu-effect
Milieuthema
Score per categorie (significantie)
Weegfactor per categorie
Eindscore
externe veiligheid Geluid luchtemissie VOS luchtemissie VOS
verstoring verstoring verzuring verspreiding
A + + + +
B ++ + + +
C ++ ++ + +
A 2 2 2 2
B 2 2 2 2
C 1 1 1 1
8 6 5 5
verontreiniging v/d bodem verstoring verstoring klimaatverandering klimaatverandering klimaatverandering
+ + 0 0 + 0
+ 0 + + 0 +
+ ++ ++ ++ ++ ++
2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2
1 1 1 1 1 1
5 4 4 4 4 4
niet-gevaarlijk afval
gevaar hinder verzuring bodem ozonvorming atmosfeer bodemverontreiniging met milieuvreemde stoffen hinder stank aantasting ozonlaag broeikaseffect aantasting ozonlaag emissies van stoffen naar het milieu
verwijdering
0
+
2
2
1
3
energieverbruik
uitputting grondstoffen
verspilling
0
0
2
2
1
3
grondstoffenverbruik
uitputting grondstoffen
verspilling
0
0
2
2
1
3
luchtemissie CO2
broeikaseffect
klimaatverandering
0
0
+ ++ + ++ + ++ +
2
2
1
3
bodembescherming/ sanering luchtemissie roet Geur Halonen luchtemissie VOS luchtemissie HCFK
0 = niet significant + = weinig significant ++ = significant +++ = in hoge mate significant
67
Register van significante milieu-effecten vanwege de Maasvlakte-locatie (2004)
Onderwerp
Milieu-effect
Milieuthema
Score per categorie (significantie)
Weegfactor per categorie
Eindscore
Geluid Externe veiligheid Afvalstoffen
hinder gevaar Emissies van stoffen
verstoring verstoring verwijdering
A +++ +++ ++
B + + ++
A 2 2 2
B 2 2 2
C 1 1 1
10 10 10
Luchtemissie CO2
broeikaseffect Uitputting grondstoffen Verzuring bodem Broeikaseffect/ ozonlaag Bodemverontreiniging Verzuring bodem direct schadelijk voor mens en milieu Direct schadelijk voor mens en milieu Aantasting ozonlaag Verzuring bodem Aantastinig kwaliteit opp. Water Broeikaseffect Eutrofiering opp water Direct schadelijk voor mens en milieu Hinder Stank Broeikaseffect Aantasting kwaliteit oppervlaktewater Aantasting kwaliteit oppervlaktewater Uitputting grondstoffen Verdroging bodem
klimaatverandering
0
+++
C ++ ++ ++ ++ +
2
2
1
9
verspilling verzuring
+ +++
+++ +
+ +
2 2
2 2
1 1
9 9
klimaatverandering Bodemverontreiniging verzuring
+++ ++ +
0 + +
++ ++ ++
2 2 2
2 2 2
1 1 1
8 8 6
verspreiding
+
+
++
2
2
1
6
verspreiding klimaatverandering verzuring
+ 0 0
+ + +
+ ++ ++
2 2 2
2 2 2
1 1 1
5 4 4
verspreiding klimaatverandering vermesting
++ + 0
0 0 +
0 + +
2 2 2
2 2 2
1 1 1
4 3 3
verspreiding verstoring verstoring kimaatverandering
0 + 0 0
+ 0 + 0
+ + + ++
2 2 2 2
2 2 2 2
1 1 1 1
3 3 3 2
verspreiding
+
0
0
2
2
1
2
verspreiding
0
0
+
2
2
1
1
verspilling verdroging
0 0
0 0
+ 0
2 2
2 2
1 1
1 0
Energieverbruik Luchtemissie VOS Luchtemissie VOS Bodembescherming Luchtemissie NOx PO/benzeen luchtemissie Luchtemissie CO Luchtemissie HCFK Luchtemissie SO2 AWZI-effluent Luchtemissie NOx Wateremissie P en N Luchtemissie roet (fijn stof) Luchtemissie roet Geur Luchtemissie CH4 Veiligheid Post Sandoz Wateremissie Mo Grondstoffenverbruik Waterverbruik
0 = niet significant + = weinig significant ++ = significant +++ = in hoge mate significant
68