Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen
“Voorbij de Wegen” Kansen voor verduurzaming van de economische structuur van Noord-Nederland
december 2005 Dit rapport heeft 59 pagina’s TBMFD5 TB/DF/hta
© 2005 KPMG Business Advisory Services B.V., lid van KPMG International, een Zwitserse coöperatie. Alle rechten voorbehouden.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Inhoudsopgave 1
Opdracht
6
2
Toestand
7
2.1 2.2 2.3 2.4
Voorbij de wegen Profiel van het noorden Duurzame ontwikkeling Duurzame kansen
7 9 14 15
3
Kansen
19
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Industrie Zorg Landbouw Visserij Toerisme en recreatie
19 21 23 28 30
4
Ruimtelijke vertaling
35
4.1 4.2 4.3 4.4
Kaarten Wonen Werken Infrastructuur
35 36 37 39
5
Voorwaarts
40
A
Nadere uitwerking profiel noordelijke economie
41
A.1 A.2 A.3 A.4 A.5 A.6 A.7 A.8
Industrie Bouwnijverheid Toerisme en recreatie Handel Commerciële dienstverlening Transport Landbouw en Visserij Non-profit
41 43 45 47 49 50 52 54
B
Literatuur
57
TBMFD5 TB/DF/hta
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Velen riep de begeerte mee, weinigen bracht verlangen weer en ben ik wellicht hierheen gedreven verloren in dit grijze weer Adriaan Roland Holst, “Voorbij de wegen”
TBMFD5 TB/DF/hta
5
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
1
Opdracht Rijk, provincies, gemeenten, Kamers van Koophandel hebben allemaal hun licht laten schijnen over de toekomst van de noordelijke economie. De drie noordelijke milieufederaties zijn bijna altijd bij dergelijke plannen en acties betrokken. Soms vanaf de start, soms via inspraak. Maar altijd met het doel om duurzame ontwikkeling te stimuleren, de milieueffecten te minimaliseren en om kwetsbare natuur en waardevolle landschappen te beschermen. Vanuit de aard van de werkzaamheden is de milieubeweging op het economisch terrein nog veelal reactief. Deze werkwijze begint echter in toenemende mate te knellen. Immers, kijken we naar de maatschappelijke ontwikkelingen, dan zien we dat de samenleving en politiek ook hier een meer proactieve houding van de milieuorganisaties verwachten. Daarnaast geldt dat als de milieufederaties de ontwikkeling van een “echt” duurzame economie willen stimuleren zij niet kunnen volstaan met reageren op andermans plannen. In dat geval zal ook vanaf de basis moeten worden gewerkt aan een duurzame visie met dito plannen. Daarbij is overigens geenszins gezegd dat alles opnieuw moet. Veel overheidsbeleid is bijvoorbeeld ook gericht op duurzaamheid. Maar toch zullen door milieufederaties vaak andere accenten worden gelegd als het gaat om keuzes van sectoren waarin de groei moet worden gezocht, of - vaker nog - concrete acties die moeten worden uitgevoerd. Het is daarom dat de drie milieufederaties hebben besloten om te onderzoeken hoe de economie van het noorden een meer duurzaam karakter zou kunnen krijgen. Echter, wanneer de milieufederaties de arena van het economisch beleid betreden, verlaten zij wel hun traditionele werkterrein. Tegen deze achtergrond hebben zij zich gewend tot KPMG met de volgende opdracht: “Stel voor de drie noordelijke provincies een vernieuwende en kansrijke economische visie op, en benoem daarbij concrete aansprekende actiepunten en ruimtelijk beleid, waarmee deze visie ook concreet inhoud gegeven kan worden.” Wij van KPMG hebben deze opdracht aangenomen onder de strikte voorwaarde van een onafhankelijke opdracht. Op basis van literatuuronderzoek, gesprekken en sessies met diverse belanghebbenden en eigen inzicht en ervaring zijn wij tot analyse en concrete voorstellen gekomen om kansrijke sectoren of concrete maatschappelijke knelpunten een duurzame impuls te geven. Het is aan de drie noordelijke milieufederaties om op basis van de eigen prioriteiten en de kansen die zij zien te bepalen welke punten zij overnemen. Iets dat overigens ook geldt (en graag zelfs) voor andere partijen die zich geroepen voelen om de voorgestelde acties uit te voeren. Duurzaamheid is immers niet een streven van de milieufederaties alleen. Drs. Tom Bade Dirk Faber MBA KPMG Business Advisory Services
TBMFD5 TB/DF/hta
6 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
2
Toestand
2.1
Voorbij de wegen De naam van dit rapport is ‘Voorbij de wegen’, omdat regionaal economisch beleid meer is dan het aanwijzen van ‘assen’ en ‘corridors’ en het aanleggen van wegen en kanalen, zoals dat in veel onderzoeks- en beleidsnota’s gebeurt. Bij het vormgeven van een sterke regionale economie gaat het vooral over zoeken naar kansrijke sectoren, het gaat over scholing, over cultuur, vestigingsklimaat en innovatiekracht. Daarom is het belangrijk dat bij het vaststellen van duurzame kansen voor de noordelijke economie eerst een analyse wordt uitgevoerd, waarin wordt aangegeven op welke terreinen de regio goed presteert en waar niet. Op basis van deze gegevens moet dan een competitieve, duurzame, maar ook unieke strategie worden ontwikkeld. De KPMG-Starmatrix geeft de ontwikkeling van een bedrijfstak weer als de opkomst en ondergang van een ster, zonder daarbij overigens astronomisch volledig verantwoord te zijn. Het model werkt als volgt. •
Op de verticale as van de matrix staat de groei van de markt. Dit geeft een goed beeld van de kansen die hier in de toekomst liggen. Als indicator wordt daarvoor gebruikt de groei van de werkgelegenheid over de afgelopen vier jaar.
•
Op de horizontale as staat de omzet in de betreffende sector. De omzet is voor een regio een veelal minder belangrijke indicator, omdat bijvoorbeeld bij exporterende bedrijven de omzet voor een groot deel naar het buitenland kan weglekken.
•
De omvang van de bol geeft de omvang van de werkgelegenheid weer. In het model is ervoor gekozen de werkgelegenheid als belangrijkste indicator voor de ontwikkeling van de sector c.q. de regio te hanteren, met name ook vanwege de economische spin-off voor een regio (bestedingen).
De Starmatrix is verder onderverdeeld in een viertal velden. De stadia die sectoren normaliter doorlopen verlopen via de volgende route: linksboven (zon), rechtsboven (supernova), rechtsonder (vallende ster) en linksonder (bruine dwerg en uiteindelijk zwart gat). Hierna volgt een korte toelichting op elk van de velden uit de figuur. •
Groeiende markt/lage omzet. Zon: nieuwe/jonge sector, sterk stralend maar nog niet erg groot. Heeft de potentie om door te groeien tot een grote krachtige sector (supernova).
•
Groeiende markt/hoge omzet. Supernova: grote sterk stralende ster, nog immer groeiend. Groot belang voor de regionale economie.
•
Krimpende markt/hoge omzet. Vallende ster: grote volwassen sector, gekenmerkt door krimpende markt.
•
Krimpende markt/lage omzet. Bruine dwerg: krimpende sector met weinig potentie in zijn huidige vorm. Indien deze niet wordt gerevitaliseerd zal deze sector mogelijk afsterven.
TBMFD5 TB/DF/hta
7
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Indien op het juiste moment wordt ingegrepen kunnen bepaalde deelsectoren doorgroeien naar een mogelijke nieuwe ‘zon’. Zwart gat: sector die in de bestaande vorm geen toekomstperspectief meer heeft. Investeringen die gedaan worden aan dergelijke noodlijdende sectoren zijn in korte tijd weer verdwenen. In figuur 2.1 is tevens de verwachte ontwikkeling van een sector geïllustreerd door middel van de gekromde pijl.
% groei van de markt
STAR matrix Zon
Supernova
+7 %
ontwikkelrichting Veel werkgelegenheid
0%
Weinig
-7 %
Zwart gat
laag
Bruine dwerg
Vallende ster
omzet
hoog
Figuur 2.1 KPMG-Starmatrix
Voorts is het belangrijk op te merken dat het (uiteraard) niet wenselijk is dat alle sectoren ‘zwarte gaten’ zijn, maar minstens zo belangrijk dat niet alle sectoren ‘supernova’s’ zijn. Dat zou het zeer waarschijnlijk maken dat alle sectoren gelijktijdig in verval raken. Het is beter een evenredige verdeling over de verschillende kwadranten te hebben om binnen de regio de economische neergang van de ene sector op te kunnen vangen door de opkomst van andere sectoren. Tenslotte biedt het model ook goede aanknopingspunten om te komen tot een mix van non-profitsectoren (weinig conjunctuurgevoelig) en profitsectoren (conjunctuurgevoeliger) om zodoende een stabiele economische ontwikkeling vorm te geven.
TBMFD5 TB/DF/hta
8 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Profiel van het noorden De economische groei in Nederland is de laatste jaren sterk teruggelopen van een niveau van rond 3 procent per jaar eind jaren negentig tot een krimp van bijna 1 procent in 2003. Tijdens de hausse van de tweede helft van de jaren negentig was de economische groei in Nederland groter dan in de meeste andere Europese landen. In de periode hierna was in Nederland juist sprake van een sterkere teruggang dan gemiddeld. Deze ontwikkeling wordt toegeschreven aan de grotere betekenis van de internationale handel voor de Nederlandse economie, de grotere gevoeligheid voor schommelingen in aandelenkoersen, het pensioensysteem, het woningmarktbeleid en de instituties die de loonontwikkeling beïnvloeden1. We zien daarbij dus dat niet alleen de conjunctuur ons parten speelt, maar dat ook structuurproblemen de economische ontwikkeling belemmeren. In onderstaande starmatrix wordt de situatie in de drie noordelijke provincies weergegeven.
+30 %
% groei van de markt
2.2
Het Noorden Zon
Supernova Gezondheids zorg
Onder wijs
Dienst verlening
Bestuur
Toerisme & Recreatie
Handel
0%
Industrie
Transport Bouw
Landbouw & Visserij
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
Figuur 2.2 Starmatrix economie van het noorden
Vanaf 2000 tot en met 2003 hebben vooral de sectoren non-profit en dienstverlening een sterke groei laten zien, waarbij de sector industrie zich heeft gestabiliseerd. De sector dienstverlening heeft sterk geprofiteerd van de economische voorspoed van de jaren negentig, maar heeft vanaf 2002 een dalende lijn ingezet. De sector gezondheidszorg heeft de koppositie overgenomen, maar de verwachting is dat in de komende jaren deze groei zich niet zal voortzetten in verband met op handen zijnde bezuinigingen. Zorgwekkend is de situatie in de landbouw en visserij, de bouwnijverheid en transport. Dit zijn sectoren die van oudsher sterk aanwezig zijn in de drie noordelijke provincies, maar die de afgelopen jaren fors onder druk zijn komen te staan. 1
“Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2005, Hoofdrapport”, pagina 3, Rijksuniversiteit Groningen, 2004
TBMFD5 TB/DF/hta
9
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
De drie noordelijke provincies ontkwamen in 2003 niet aan de krimp, al is deze krimp in lijn met het landelijk gemiddelde. Over de jaren 1999-2003 heeft Groningen de sterkste economische groei laten zien van 2,1 procent, gevolgd door Friesland met 1 procent en Drenthe met 0,7 procent. Dit resulteert in een gemiddelde economische groei van 1,3 procent, afgezet tegen een landelijke gemiddelde groei van 1,2 procent. Het noorden heeft dus licht beter gepresteerd dan het landelijk gemiddelde, waarbij Friesland en Drenthe een zorgenkindje blijken te zijn. De drie noordelijke provincies dragen voor circa 10 procent bij aan de landelijke economie.2 Ten aanzien van de werkgelegenheid kende het noorden in 2003 ten opzichte van 2002 slechts een achteruitgang van –0,1 procent, hetgeen gunstiger is dan de landelijke ontwikkeling. Er is met name sprake van verlies van werkgelegenheid in de industrie, hetgeen gelijke tred houdt met de landelijke ontwikkeling. Deze daling wordt grotendeels gecompenseerd door groei in de sectoren openbaar bestuur, zorg en onderwijs. Vanwege bezuinigingsmaatregelen wordt echter verwacht dat de werkgelegenheid in de genoemde sectoren niet verder zal groeien.3.
2 3
“Cijfers en Trends: Friesland”, Rabobank, november 2002 Arbeidsmarktinformatie Noord, EURES, oktober 2004,
TBMFD5 TB/DF/hta
10 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
In onderstaande grafiek is per provincie een starmatrix opgemaakt, aangezien er binnen de drie provincies sectorverschillen aanwezig zijn.
Groningen Zon
+30 %
Supernova Bestuur
Onderwijs
Toerisme & Recreatie
Dienst verlening
Gezondheidszorg
Handel
0%
Industrie Transport Bouw
% groei van de markt
% groei van de markt
+30 %
Friesland Zon
Supernova Dienst verlening
Gezondheidszorg Bestuur Onderwijs Toerisme & Recreatie
0%
Handel Industrie Transport Bouw Landbouw & Visserij
Landbouw & Visserij
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
Zwart gat
-30 %
laag
Omzet
hoog
Drenthe Zon
+30 %
Supernova Gezondheidszorg
Onderwijs
Dienst verlening
Bestuur
Transport
0%
laag
Toerisme & Recreatie
Handel
Industrie
% groei van de markt
% groei van de markt
+30 %
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
Omzet
hoog
Het Noorden Zon
Supernova Gezondheids zorg
Onder wijs
Dienst verlening
Bestuur
Toerisme & Recreatie
Handel
0%
Industrie
Transport Bouw
Bouw Landbouw & Visserij
Landbouw & Visserij
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
laag
Omzet
hoog
Figuur 2.3 Starmatrix per provincie
TBMFD5 TB/DF/hta
11
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
De grafieken analyserend valt op dat voor zowel Friesland, Groningen als Drenthe geldt dat zij sterk zijn in de non-profitsectoren, commerciële dienstverlening en de industrie. De volgende verschillen vallen op. • • •
In Friesland daalt het aandeel in de landbouw minder sterk dan in de overige twee provincies. De transportsector en de bouwnijverheid staan in Drenthe meer onder druk dan in de overige twee provincies. De sector horeca en toerisme is een relatief kleine sector die de afgelopen jaren niet sterk gegroeid is. In Drenthe is zelfs de directe werkgelegenheid licht afgenomen. 35,0%
34%
30,0%
29%
25,0%
20%
21%
20,0% 17% 16%
17% 16%
16%
16%
15%
15,0% 12% 11% 10%
10%
10,0% 8% 7% 6%
7%
6%
5% 5%
5,0%
4% 3%
2%
8%
7%
8%
8%
8% 6%
6%
8% 8%
6%
4%
4%
2% 3%
2%
or g G
ez on d
O
sh e
id sz
nd er w
ijs
r pe nb aa
rb
es tu u
ni ng di en s
er ci ël e C om m
O
tv er le
ns po rt Tr a
to er is m e en ca
H
or e
Bo
uw
ni jv
H an de l
d er he i
tri e In du s
La nd
bo uw
en
vi
ss e
rij
0,0%
Werkgelegenheid Nederland
Werkgelegenheid Noorden
Omzet Nederland
Omzet Noorden
Figuur 2.4 Aandeel in de werkgelegenheid van de sectoren in de drie noordelijke provincies afgezet tegen Nederland4
De structuur van het noordelijke werkgelegenheid wijkt op een aantal sectoren af van de rest van Nederland. Er is een sterkere aanwezigheid dan gemiddeld van landbouw en visserij, industriële bedrijven (met name de voedings- en genotmiddelenindustrie) en van horeca & toerisme. Daarnaast zijn onderwijs en gezondheidszorg sterk vertegenwoordigd met 25 procent van het aantal arbeidsplaatsen. Landelijk bedraagt dit 22 procent. De werkgelegenheidsstructuur van Noord-Nederland wijkt daarmee af van het Nederlands gemiddelde. Dit wordt vooral veroorzaakt door de Provincies Friesland en Drenthe. De 4
CBS 2003. In bovenstaand overzicht is geabstraheerd van de sector Delfstofwinning (aardgas), aangezien deze een vertroebeld beeld oplevert van de werkgelegenheid en omzet in het noorden; bij aardgaswinning is niet echt sprake van een relatie met de lokale economie.
TBMFD5 TB/DF/hta
12 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Groningse structuur komt meer overeen met de Nederlandse. Zowel Friesland als Drenthe heeft een sterkere oriëntatie op landbouw, industrie en bouwnijverheid. Opvallend bij de sector horeca & toerisme is de relatie tussen de omzet en de werkgelegenheid. De sector genereert een hogere werkgelegenheid dan het landelijk gemiddelde, maar koppelt hier een lagere omzet aan dan landelijk gemiddeld. Het lijkt er dus op alsof de gemiddelde toerist minder besteedt in het noorden. Verdeling Werkgelegenheid 2003 Sectoren Landbouw en visserij Industrie Bouwnijverheid Handel Horeca en toerisme Transport Commerciële dienstverlening Openbaar bestuur Onderwijs Gezondsheidszorg
Nederland 1,7% 15,9% 7,0% 16,1% 2,5% 6,6% 20,1% 8,0% 5,7% 16,3%
Noorden Groningen 6,4% 17,6% 7,7% 14,1% 4,3% 5,1% 13,8% 7,3% 7,0% 16,8%
4,7% 17,2% 6,4% 12,3% 4,1% 5,9% 16,1% 7,6% 8,3% 17,3%
Friesland
Drenthe
7,2% 17,9% 8,6% 14,4% 4,7% 4,9% 13,5% 6,7% 6,6% 15,5%
7,7% 17,7% 8,1% 16,0% 4,1% 4,2% 10,9% 7,8% 5,6% 17,9%
Tabel 2.1 Aandeel in de werkgelegenheid van de sectoren in de drie noordelijke provincies afgezet tegen Nederland5
Friesland en Drenthe bieden vooral veel werkgelegenheid in de sector landbouw en visserij, terwijl Groningen juist sterk is in de commerciële dienstverlening. De aanwezigheid van een universiteit in Groningen draagt bij aan de sterke positie van de stad binnen de sector onderwijs. Verdeling Omzet 2002 Sectoren Landbouw en visserij Industrie Bouwnijverheid Handel Horeca en toerisme Transport Commerciële dienstverlening Openbaar bestuur Onderwijs Gezondsheidszorg
Nederland 4,6% 28,8% 8,0% 10,8% 3,5% 7,3% 20,6% 6,2% 2,4% 7,8%
Noorden Groningen 5,6% 33,7% 10,2% 10,4% 2,4% 4,3% 14,7% 7,8% 2,8% 8,1%
5,3% 34,1% 10,3% 10,8% 2,3% 3,5% 14,9% 8,1% 2,4% 8,4%
Friesland
Drenthe
6,2% 33,3% 10,1% 9,8% 2,6% 5,5% 14,2% 7,3% 3,4% 7,6%
5,3% 34,1% 10,3% 10,8% 2,3% 3,5% 14,9% 8,1% 2,4% 8,4%
Tabel 2.2 Aandeel in de omzet van de sectoren in de drie noordelijke provincies afgezet tegen Nederland6
5
CBS 2003. In bovenstaand overzicht is geabstraheerd van de sector Delfstofwinning, aangezien deze een vertroebeld beeld oplevert van de werkgelegenheid en omzet in het noorden
TBMFD5 TB/DF/hta
13
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Circa een derde van de totale omzet in het noorden wordt gegenereerd door de industrie, hetgeen hoger is dan het landelijk gemiddelde. Het omzetaandeel van de commerciële dienstverlening is echter veel lager dan het landelijk gemiddelde, zijnde 14,7 procent tegen 20,6 procent.
Toekomst Na de teruggang in 2003 wordt in het noorden een beperkte economische groei gerealiseerd van 1,2 procent in 2004 en van 1,4 procent verwacht in 2005. Hiermee loopt het economisch herstel in Noord-Nederland vrijwel gelijk op met de landelijke trend. Dit is opmerkelijk omdat de noordelijke economie traditioneel met enige vertraging reageert op de landelijke ontwikkelingen, en om die reden aanvankelijk een veel minder gunstig groeicijfer voor 2004 werd verwacht. De oorzaak van deze stevige groei is het gevolg van de relatief gunstige prestaties van het exporterende bedrijfsleven in het noorden en een goed herstel van de investeringen in de woningbouw, die voor de noordelijke regio relatief belangrijk zijn voor de algemene economische ontwikkeling. De economische groei vertaalt zich echter nog niet direct in extra werkgelegenheid. In 2004 trad nog een verlies op van ruim 6000 arbeidsplaatsen en voor 2005 wordt een zeer beperkte groei van de werkgelegenheid verwacht van slechts duizend arbeidsplaatsen. De nationale werkloosheid loopt op tot 7 procent in 2005 en zal in het noorden bijna 10 procent bedragen. Deze extra toename van de noordelijke werkloosheid komt echter niet door een achterblijvende economische ontwikkeling in de regio, maar door het relatief grote aantal mensen dat in NoordNederland uit de WAO zal stromen als gevolg van de voorgenomen herkeuringsmaatregelen.7
2.3
Duurzame ontwikkeling ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling, gericht op bevrediging van de behoeften van de huidige generatie zonder dat de behoeften van de komende generaties in het gedrang komen.’ Zo wordt duurzaamheid door de commissie Brundtland in 1987 en deze definitie staat nog steeds. Heel lang leek het erop dat voor een oplossing van het milieuprobleem een krimp van de economie noodzakelijk was. Economische groei en milieuproblemen leken hand in hand te gaan. De laatste jaren is echter op nationaal niveau sprake geweest van ‘ontkoppeling’. Dat wil zeggen dat de economische groei toenam en de milieubelasting daalde. Zonder hierop al te nadrukkelijk in te gaan, wordt ook in deze visie op een duurzame noordelijke economie uitgegaan van een verdere ontkoppeling. Dus met de voorstellen die worden gedaan wordt gestreefd naar een verdergaande economische groei én meer duurzaamheid. Sterker nog, hier wordt uitgegaan van een positieve koppeling tussen beide.
6
CBS 2003. In bovenstaand overzicht is geabstraheerd van de sector Delfstofwinning (aardgas), aangezien deze een vertroebeld beeld oplevert van de werkgelegenheid en omzet in het noorden; bij aardgaswinning is niet echt sprake van een relatie met de lokale economie. 7 “Noorden volgt aarzelend economisch herstel”, www.rug.nl, 2 december 2004
TBMFD5 TB/DF/hta
14 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
2.4
Duurzame kansen Deze rapportage heeft niet de ambitie om de gehele noordelijke economie onder de loep te nemen. Het doel is om op een aantal wezenlijke beleidsthema’s een impuls naar duurzaamheid te realiseren, ofwel omdat daar kansen liggen, ofwel omdat de milieuproblemen daartoe nopen. De milieufederaties hebben op basis van hun eigen kennis van het werkveld een aantal duidelijke opgaven voor deze economische visie meegegeven, te weten: 1
Werk aan nieuwe bronnen van duurzame energie voor een verdere verduurzaming van met name de energie-intensieve basisindustrie, want de schaarste aan fossiele brandstoffen begint voelbaar te worden.
2
Werk aan nieuwe economische dragers voor het Waddengebied.
3
Werk aan nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied in het algemeen en de boeren in het bijzonder. Houd daarbij nadrukkelijk als lijn aan dat het platteland van iedereen is.
4
Werk aan een gezond woon- en leefklimaat in steden en het platteland. In de kleine kernen moet het basisvoorzieningenniveau op peil zijn, maar het is niet wenselijk om dit niveau te behalen op basis van verdere aantasting van de groene ruimte.
5
Draag bij aan de versnelde aanleg van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zonder daarbij aan ecologische ambities in te boeten.
6
Zoek naar de mogelijkheden voor duurzaam ruimtegebruik, zowel op het gebied van wonen als van werken.
7
Werk actief aan duurzame vormen van verkeer en vervoer met een hoog rendement en zodanig dat economische kansen worden benut.
Daarbij is aangegeven dat economische groei wenselijk is, mits deze gepaard gaat met een duurzame ontwikkeling en vermindering van de milieubelasting. Concreet betekent dit dat de voorstellen die worden gedaan moeten leiden tot groei van de omzet, werkgelegenheid en toegevoegde waarde, maar tegelijk ook leiden tot minder verontreiniging, duurzaam gebruik van grondstoffen en ruimte en het behoud van sociale structuren e.d. In onderstaande grafiek is allereerst de gewenste ontwikkelrichting van de noordelijke economie neergezet. Let wel: nog zonder daarbij specifiek op duurzaamheid te letten! De gewenste ontwikkeling is ingezet op groei van de markt (het creëren van nieuwe c.q. alternatieve vormen van werk naast de bestaande werkstructuren) en op het vergroten van de omzet (meer producten afzetten en meer producten waar een hogere prijs voor gevraagd kan worden door de hogere toegevoegde waarde).
TBMFD5 TB/DF/hta
15
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
% groei van de markt
+30 %
Gewenste ontwikkelrichting Zon
Supernova Gezondheids zorg
Onder wijs
Dienst verlening
Bestuur Toerisme & Recreatie
Toerisme & Recreatie
Handel Industrie Industrie
0% Transport Bouw Landbouw & Visserij
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
Figuur 2.5 Starmatrix gewenste ontwikkelrichting economie van het noorden
Kijken we naar de gewenste ontwikkelrichting dan zien we het volgende. •
Industrie. Hier moet worden voorkomen dat deze sector afvalt naar een vallende ster (behoud huidige positie). Sterke groei is niet aan de orde, want hoge arbeids- en energiekosten zetten de sector onder druk. Creëren van toegevoegde waarde is daarom belangrijk. Vanwege de zware milieucomponent ligt het in de rede dat de milieufederatie aandacht aan deze sector besteed. Hier liggen met name kansen in de foodsector, in de scheepvaart en de chemie. In het noorden bevindt zich een groot cluster basisindustrie; een energie-intensieve bedrijfstak. De verduurzamingsopgave betreft hier vooral de omschakeling naar duurzame energie. Vanuit duurzaamheid is het grote energieverbruik niet gewenst omdat het vooral berust op het gebruik van fossiele brandstoffen. Met de opkomst van landen als China en India en de toenemende vraag naar olie die dit tot gevolg heeft, is de olieprijs sterk gestegen en het is zeer onwaarschijnlijk dat deze weer gaat dalen. Het gebruik van duurzame energie moet dan ook voor de basisindustrie het grote speerpunt zijn voor de komende jaren. Het noorden heeft het concept van Energy Valley en dat is een sterk verhaal waar ook de milieufederaties in het geheel achter staan. Voor de foodsector ligt de nadruk op het creëren van toegevoegde waarde en verduurzaming van de keten.
•
Zorg. De zorg is volop in ontwikkeling. Zij bevindt zich qua omzet en werkgelegenheid in een zonnige positie. De zorg is na de industrie de belangrijkste sector in het noorden en hier ligt een enorm groeipotentieel. De rode draad is een toenemende marktwerking in de sector. Vooral voor regio’s die nog rust en ruimte hebben is deze sector een kans. Aanknopingspunten voor duurzaamheid zijn hier vooral koppeling van zorg aan versterking van het platteland en de kleine kernen, alsmede voor natuurontwikkeling. Het is deze trend waarmee de zorg een reguliere sector wordt die het noorden moet oppakken om de economische vruchten hiervan te plukken. Koppeling met behoud van leefbaarheid in kleine
TBMFD5 TB/DF/hta
16 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
kernen en natuurbehoud zijn daarbij goed mogelijk. De bijdrage van de zorg aan een duurzame economie is het grootst als zij zich mede gaat ontwikkelen tot een drager van het buitengebied. •
Landbouw. Voor deze sector is het wenselijk dat zij uit het zwarte gat wordt getrokken. De sector boert achteruit. Het is echter belangrijk dat een doorstart plaatsvindt, vanwege het grote belang voor de werkgelegenheid in het noorden en de koppeling aan de voedingsmiddelenindustrie. Aanknopingspunten blijven agrificatie, verbrede landbouw, groene en blauwe diensten en nieuwe productiemethoden op het land (visserij e.d.). De stap naar duurzaamheid uit zich hier vooral extensivering door een verschuiving van bulk naar producten met toegevoegde waarde. Dat kan omdat zich binnen de sector nieuwe kansrijke subsectoren ontwikkelen. Hier ligt ook een duidelijke opgave voor de milieufederaties, want de landbouw is niet alleen een belangrijke bron van vervuiling en aantasting van natuur en landschap, het is ook de belangrijkste drager van het buitengebied en de plattelandssamenleving en verdient het dan ook om actief te worden ondersteund c.q. verduurzaamd. De agrarische sector kan van een zwart gat een kansrijke sector worden als voedselproductie niet meer de enige leidraad is en meer wordt gekeken naar wat de burgers van het buitengebied vragen. Groene en blauwe diensten zijn daar het antwoord op. Samen met de groene en blauwe diensten kan ook de ontwikkeling van streekproducten een drager worden van de agrarische sector, omdat daarmee meer toegevoegde waarde wordt gecreëerd. Binnen de landbouwsector is draf bijvoorbeeld een zich krachtig ontwikkelende sector. Deze bedrijfstak heeft het in zich om een nieuwe drager van het platteland te worden en bij te dragen aan de opgave om het platteland leefbaar te houden. Het noorden heeft bovendien goede papieren voor deze sector.
•
Visserij. Ook hier doet zich een opgave voor om uit het zwarte gat te komen door zowel te vernieuwen als te verduurzamen. De weg uit het zwarte gat én naar duurzaamheid loopt via een transitie van het gebruik publieke voorraden vis (op zee), naar productie van vis onder duidelijke eigendomsverhoudingen (dus kweek op land dan wel in zee) en op basis van sturing van de markt. Uiteraard wel met inachtneming van dierenwelzijnseisen. Dat kan door in toenemende mate visserij onder gecontroleerde omstandigheden (kweek) uit te voeren. Het ligt dan ook sterk in de rede om deze sector een impuls te geven, omdat de foodsector van nature toch een zeer sterke sector is in het noorden. Daarom stellen wij voor om visserij op het land als kans mee te nemen, met als grote kans het ontwikkelen van een aantal ‘fishports’.
•
Toerisme en recreatie. Toerisme en recreatie groeiden de afgelopen jaren sterk, en het einde is nog niet in zicht. Hier liggen kansen voor het noorden, en voor de natuur, want deze sector is een belangrijke bestemming voor toeristen en recreanten. Dit thema richt zich op versnelde aanleg van natuur op basis van nieuwe economische dragers (met name recreatie) die meebetalen aan de realisatie, waardoor ook de aanleg van de EHS versneld kan worden bereikt. Daarnaast liggen hier ook nadrukkelijk kansen voor de stedelijke economie. De steden zijn belangrijke dragers van het buitengebied en dus dienen zij economische zeer vitaal te blijven. Voor de uitstraling van de regio is het wenselijk dat de steden ieder een scherper eigen profiel krijgen.
TBMFD5 TB/DF/hta
17
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
•
Bouw. Als het gaat om de bouw kunnen we opmerken dat hier kansen liggen voor ontwikkeling en verduurzaming. Deze betreffen vooral het duurzaam ruimtegebruik voor zowel wonen als werken. Herstructureringen van binnensteden, bedrijventerreinen, maar ook natuurontwikkeling kunnen belangrijke aanjagers zijn voor nieuwe opdrachten en vooral ook voor het creëren van toegevoegde waarde voor een sector met lage marges.
De belangrijkste kansen liggen in opgaven en actiepunten die de ontwikkelingsrichting van de diverse sectoren combineren met duurzaamheid. De bovenstaande thema’s zijn daarvan voorbeelden al zijn ze niet uitputtend. In het volgende hoofdstuk zullen wij deze kansrijke thema’s nader uitwerken.
% groei van de markt
+30 %
Gewenste ontwikkelrichting Zon
Supernova Gezondheids zorg
Onder wijs
Bestuur Acties: Fit
Toerisme & Recreatie
0%
Dienst verlening
Acties: Groen, Stad,Handel Ommeland
Industrie
Transport Bouw Landbouw & Visserij
Acties: Basis, Vaart
Acties: Diensten, Streek, Draf, Vis,
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
Figuur 2.6 De gewenste toekomstige situatie in kaart gebracht. Actiepunten moeten bijdragen aan de groei en duurzaamheid.
TBMFD5 TB/DF/hta
18 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
3
Kansen
3.1
Industrie De industrie is de belangrijkste economische drager van het noorden, zowel qua omzet als qua werkgelegenheid. Wel nemen werkgelegenheid en toegevoegde al jaren langzaam maar zeker af. Momenteel staat de sector onder druk vanwege de hoge energieprijzen. Vooral in het noorden is een aantal zeer energie-intensieve bedrijven gevestigd. Daarom is hier ook een tweetal acties opgenomen voor sectoren waar voor het noorden kansen liggen, namelijk scheepvaart (een sector sterk in het noorden aanwezig) en een voorstel voor verduurzaming van de energievoorziening van de basisindustrie door het gebruik van afvalstromen als energiedragers. De opgave die wij hebben voor de scheepvaart geeft overigens ook een impuls aan duurzaam transport.
% groei van de markt
+30 %
Gewenste ontwikkelrichting Zon
Supernova
Industrie Industrie
0%
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
Figuur 3.1 Gewenste ontwikkelrichting
Basis Tegen de achtergrond van het geconstateerde belang van de industrie voor de economie van het noorden is het absoluut noodzakelijk dat deze sector behouden blijft. Het is echter wel een bedrijfstak met een zware milieubelasting en daarmee is het noodzakelijk om een stap naar duurzaamheid te maken. Momenteel doet zich de mogelijkheid voor om de koppeling te leggen tussen de afvalsector als bron van energie (en grondstoffen) ten behoeve van de basisindustrie. Dit geheel passend in de steeds verdergaande integratie van de afvalsector en de energiesector. Steeds meer worden immers reststromen bijgestookt in energiecentrales (hout, cacaodoppen, palmolie, etc.).
TBMFD5 TB/DF/hta
19
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Probleem is echter wel dat de afvalverwerkende en –bewerkende industrie in ons land (nog) niet als een reguliere bedrijfstak wordt gezien. Dat wil zeggen een bedrijfstak met mogelijkheden voor export, energieopwekking, technologieontwikkeling en - niet het minst - het creëren van werkgelegenheid. Maar de kansen liggen er. De hoeveelheden die in de afvalsector moeten worden verwerkt nemen de komende jaren als gevolg van de noodzaak voor en wens tot hergebruik van grondstoffen en CO2-reductie toe. Daarmee kan de afvalmarkt wereldwijd als een groeimarkt worden bestempeld. Uitgaande van het feit dat afvalstoffen steeds vaker grondstoffen en dragers voor energieproductie zijn, worden afvalstoffen net als fossiele brandstoffen geïmporteerd. Mits dit gebeurt door legale bedrijven en met het oog op efficiënt hergebruik en een duurzame energieproductie (CO2-neutraal) vormt dit een kans. Zo kan organisch afval worden geïmporteerd om middels vergisting of verbranding groene stroom te produceren. Daarmee kan afvalverwerking een duurzame basis onder de basisindustrie leggen. Acties •
Samen met energie-intensieve bedrijven en de afvalverwerkende bedrijven een strategie uitwerken die – aansluitend op Energy Valley – het noorden neerzet als een regio van hoogwaardige en duurzame verwerking van secundaire grondstoffen (afvalstoffen) als basis voor energie-opwekking.
•
Stimulering van komst van afvalverwerkende bedrijven op industrieterreinen, maar dan wel ingebed in vormen van ‘industrial ecology’ op de bedrijventerreinen en als basis voor energie-opwekking ten behoeve van de industrie.
•
Uitwerken van nieuwe afval-energie-productieketens voor de basisindustrie.
•
Met kennisinstellingen (RUG, HBO) van een hoogwaardig opleidingenpakket voor de afvalsector. Onder meer ook gepaard gaand met een hoogleraarschap in de regio.
Vaart Binnen de noordelijke regio is en blijft de scheepsbouw een relatief belangrijke sector die momenteel onder druk staat van opdrachtportefeuilles in vooral de Aziatische landen voor onder andere tankschepen. Daardoor ontstaat een (tijdelijk) uitwijkgedrag. Meer structurele kansen kunnen liggen in nichemarkten (jachtbouw, specialistische schepen), waar minder op prijs alleen wordt geconcurreerd. Het noorden heeft hier (mede dankzij de scheepsvaart cv’s) een sterke positie ingenomen. Zo staat de Provincie Groningen bekend om de scheepswerven langs het Winschoterdiep, met hun spectaculaire tewaterlatingen middels dwarshellingen. Maar ook Drenthe en Friesland kennen nog de nodige bedrijven. Scheepvaart is wat betreft de milieubelasting te verkiezen boven lucht- en wegtransport. Het is daarom wenselijk dat de milieufederaties nagaan op welke wijze zij de scheepsbouw - die in het noorden reeds goed aanwezig is - en de scheepsvaart kunnen ondersteunen en daarbij gelijktijdig een slag maken naar meer duurzame schepen en meer transport over water. Daarnaast is het van groot belang dat duurzame vormen van transport over water worden gestimuleerd, zowel voor het vervoer van goederen, als het recreatieve waterverkeer.
TBMFD5 TB/DF/hta
20 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Acties
3.2
•
Opstellen van een regionaal onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma ‘duurzame scheepvaart’ met onder meer aandacht voor concepten als ‘the river snake’, boten op brandstofcellen (zowel recreatief, als transport), gebruik van duurzame energie aan boord (wind en zon), minder lawaai etc. Een en ander als nadere uitwerking van Energy Valley.
•
Inzet van een aantal scheepvaart cv’s voor voorbeeldschepen als wat betreft duurzaamheid. Hierover afspraken maken met een aantal bedrijven.
•
Als attractie zouden in het noorden één of twee historische schepen moeten worden gebouwd, om de regio neer te zetten als scheepvaartregio. Deze attracties zouden goed kunnen inspelen op de toenemende interesse bij de Nederlandse bevolking in cultuurhistorie. Dit zou moeten worden gekoppeld aan een scholingsprogramma voor langdurig werklozen.
•
Promotie van Short Sea Shipping als duurzaam alternatief voor transport over de weg. Binnen dit kader stimulering van havens als Harlingen en Delfzijl als onderdeel van deze kustvaart. Daarbij vooral focus op de Oostzeelanden.
•
Actie gericht op toenemend gebruik van fluisterboten, met de mogelijkheid om voor de omschakeling van traditioneel naar fluister een bijdrage te krijgen.
•
Promotie van zeilen in plaats van toenemend gebruik motorboten.
Zorg Nederland wordt welvarender, kieskeuriger, vergrijst, wil gezond leven, etc. Daarom wordt een steeds groter beroep gedaan op de zorg. Niet alleen op de collectieve zorg, maar in toenemende mate ook op zorg die door marktpartijen wordt geleverd. Deze trend zet zich de komende jaren fors voort en daarmee heeft de sector de kans om zich tot een supernova te ontwikkelen, waar het noorden goed op kan meeliften, vooral als het gaat om de koppeling met groen en behoud van leefbaarheid van kernen. Daarmee is ook gelijk duidelijk wat de duurzame ontwikkeling van de sector, zoals wij die zien, inhoudt.
TBMFD5 TB/DF/hta
21
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
% groei van de markt
+30 %
Gewenste ontwikkelrichting Zon
Supernova Gezondheids Gezondheids zorg zorg
0%
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
Figuur 3.2 Gewenste ontwikkelrichting
Fit De zorg is volop in ontwikkeling. De rode draad is een toenemende marktwerking in de sector. Behandelingen worden steeds vaker in privé-klinieken uitgevoerd, vanuit Duitsland komen zelfs commerciële ondernemingen over die ziekenhuizen exploiteren en de zorgverzekeraars vergroten hun grip op de sector. Het is deze trend waarmee de zorg een reguliere sector wordt die het noorden moet oppakken om de economische vruchten hiervan te plukken. Binnen de zorg moeten we een onderscheid maken tussen ziekenzorg en ouderenzorg. De ziekenzorg zal een grote vlucht nemen vanwege de toenemende aandacht voor gezondheid waar steeds meer mensen veel geld voor over hebben - alsmede vanwege de vergrijzing. De ouderenzorg zal uiteraard belangrijker worden als gevolg van de vergrijzing. Maar ook hier doet zich de vraag naar luxe voor. Dat laatste geldt met name voor de fase waarin de senioren nog fit zijn en zelfstandig kunnen wonen. Zoals reeds eerder is aangegeven is het verstandig om te proberen grote groepen van kansrijke senioren naar het noorden te krijgen, zij het als recreant, zij het als nieuwe inwoners. Daartoe kan men reguliere woningen bouwen, het lijkt echter ook wenselijk dat binnen kernen zorgwoningen en zorgcomplexen worden aangelegd. Vooral in kleinere kernen kan een zorgcomplex een belangrijke drager van voorzieningen zijn. Te denken valt onder meer aan huisarts, buurthuis, postagentschap, kinderboerderij, etc. Hier zijn innovatieve combinaties mogelijk die goed aansluiten bij het streven naar een leefbaar platteland. Voor een duurzame invulling van de zorg stellen wij verder voor om zorg vooral ook te koppelen aan natuur en landschap c.q. in te zetten als nieuwe drager van het buitengebied c.q. de natuur. Daarmee wordt nadrukkelijk ook recht gedaan aan de positieve wisselwerking die
TBMFD5 TB/DF/hta
22 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
bestaat tussen groen en gezondheid, terwijl vanuit economisch perspectief de sector op deze manier de meeste toegevoegde waarde kan genereren. Acties
3.3
•
Realiseren van zorgcomplexen en verzorgingstehuizen in kleine(re) kernen als drager van voorzieningen voor de kernen. Uiteraard genereert dit ook werkgelegenheid.
•
Situering van aantal zorginstellingen aan de stadsrand als economische drager van groen in en rond de stad.
•
Promoten van privé-klinieken en gezondheidscentra gekoppeld aan de realisatie van nieuwe landgoederen, bijvoorbeeld binnen het Regiopark Groningen-Assen. Daartoe samenwerken met grote zorgverzekeraars en terreinbeheerders.
•
Stimuleren van wooncomplexen voor senioren in de steden en nabij voorzieningen. Daarmee wordt compact gebouwd en wordt de doorstroming vergroot voor starters en anderen op de woningmarkt en wordt nieuwe weidebouw voorkomen.
•
Samen met de foodindustrie ontwikkelen van producten voor ouderen die gezond zijn en duurzaam geproduceerd.
•
Ondersteunen van de natuurbegraafplaats ‘Drenthe en de Eeuwigheid’ als voorbeeld van een combinatie van natuurontwikkeling en uitvaart.
Landbouw Ondanks de prijssteun uit Brussel is in de landbouw al jaren een enorme schaalvergroting gaande. Als nu ook wordt bezuinigd op deze landbouwsubsidies, dan zal duidelijk zijn dat de sanering van werkgelegenheid zich de komende jaren alleen maar sterker zal manifesteren. De landbouw is ook de drager van 90% van de grond in het noorden en een drager van de plattelandseconomie. Het is dan ook gewenst om een doorstart te maken en kansrijke, nieuwe en duurzame producten (groene en blauwe diensten en streekproducten) en dito sectoren (paardenhouderij) te laten ontstaan in dit zwarte gat zodat de landbouw zich richting een nieuwe zon kan bewegen, maar in dit geval wel met duurzaamheid als basis.
TBMFD5 TB/DF/hta
23
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
% groei van de markt
+30 %
Gewenste ontwikkelrichting Zon
Supernova
0% Landbouw & Visserij Landbouw & Visserij
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
Figuur 3.3 Gewenste ontwikkelrichting
Groene en blauwe diensten Volgens de Dikke Van Dale is de dienstensector ‘dat deel van de economie dat buiten de industrie, land- of mijnbouw valt.’ Dat echter ook de boer steeds vaker diensten verleent, is nieuw. Daar is bijvoorbeeld sprake van wanneer een boer de paarden stalt van ruiters, of bedand-breakfast aanbiedt aan recreanten. In dit soort situaties bestaat een rechtstreekse, zakelijke relatie tussen boer en klant. Het beheer van natuur en landschap als een dienst aan de samenleving beschouwen, is echter een fundamenteel andere benadering. Voor dit soort diensten is geen directe markt en zullen vragers (de samenleving) en aanbieders (de particuliere grondeigenaar/gebruiksgerechtigde) bij elkaar moeten worden gebracht. Al langere tijd doet het begrip ‘groen-blauwe dienstverlening’ opgang. Het Ministerie van LNV ziet groene diensten als een instrument voor een verbrede plattelandseconomie. Letterlijk staat in de Agenda Vitaal Platteland (AVP): ‘Groene diensten zullen voor een deel van de ondernemers op het platteland een bijdrage kunnen leveren aan een nieuw ontwikkelingsperspectief.’ Elders in de AVP onder de kop ‘Ruimte voor breed ondernemerschap’ wordt gesteld dat; ‘Uitgangspunt voor de overheid is dat alle betrokken partijen - boeren zowel als recreatieondernemers, landgoedeigenaren zowel als dienstverleners – onder bepaalde randvoorwaarden in staat gesteld moeten worden bij te dragen aan een vitaal platteland.’ Ook in het noorden wordt door burgers en vooral toeristen gebruikt gemaakt van de groene en blauwe diensten die gratis worden geleverd. Het ligt daarom in de rede dat meer geldstromen worden verlegd naar natuur en landschap. Daarom stellen wij voor om deze groene en blauwe diensten als belangrijk speerpunt te gebruiken voor het behoud van het platteland.
TBMFD5 TB/DF/hta
24 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Acties •
Oprichting door de drie provincies van gebiedsfondsen voor groene en blauwe diensten. Deze worden uit economische fondsen en gebiedsopbrengsten gevoed. Daarmee kan een belangrijke impuls worden gegeven aan de versterking van de plattelandseconomie, maar wordt tevens geïnvesteerd in de vormgeving van het platteland, waarmee een gezondere basis ontstaat voor toerisme en recreatie.
•
Aanspreken van grote gemeenten om als gebruikers van de groene ruimte ook mee te betalen aan groene en blauwe diensten in de vorm van een donatie aan de gebiedsfondsen rond de stad.
•
Koppelen van (geplande) bouwprojecten aan (nabijgelegen) natuurontwikkelingsprojecten in de zin dat rood betaalt voor groen.
•
Met waterschappen praten over vergoedingen voor waterberging aan boeren.
•
Toeristenbelasting aanwenden voor gebiedsfondsen.
Streek Het ontwikkelen van agro-profielgebieden is voor het noorden een kans om de broodnodige toegevoegde waarde van agrarische producten en diensten te leveren. Daarmee worden niet alleen streekeigen producten aan de consument geleverd, maar wordt ook een aparte streek geleverd aan de recreant. Immers, deze kan tijdens de wandeling aan de producten in het buitengebied op basis van de geteelde gewassen nagaan in welke regio hij zich bevindt. Maar kan ook in de regio producten kopen die de beleving van het ‘er uit zijn/op een andere plaats zijn’ aanzienlijk versterken. Dit sluit aan op de marktvraag naar voedselmerken die niet alleen een kwaliteitstoets hebben doorstaan, maar die ook een referentie kennen met een gebied. De retailers buiten de regio nemen deze vraag vervolgens steeds op, waarmee het product een echte brand kan worden als de ‘Champagne’ of de ‘Parmaham’. Het pakket van regioproducten moeten dus zowel aansluiten op de beleving van de consument zowel ter plaatse (als recreant ) als weer thuis (als koper van zijn of haar luxe voedselpakket met een vleugje vakantie er nog overheen). De vraag is dan welke producten het moet betreffen. Cruciaal bij het vaststellen van dergelijke profielen is het beeld dat de consument heeft bij de desbetreffende regio. En de producten die daarbij naar voren zullen komen zijn op voorhand zeker niet de producten die thans worden geproduceerd. Wij gaan er bij dit begrip vanuit dat aan een aantal streken in Nederland dat reeds een identiteit heeft, gewassen en producten worden gekoppeld die de identiteit van deze streek verstevigen, maar waarbij omgekeerd de streek bijdraagt aan het creëren van toegevoegde waarde voor het product, en dus aan een markt. Hierbij kan tevens een link gelegd worden met een verdere vergroting van het areaal biologische landbouw in Noord-Nederland. De ontwikkeling van (biologische) streekproducten zal wel verder moeten gaan dan alleen het leveren aan de lokale consumenten en toeristen. Ook het leveren van producten aan andere
TBMFD5 TB/DF/hta
25
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
delen van Nederland resp. t.b.v. export is essentieel. Wil deze activiteit bijdragen aan de economische vitaliteit van het noorden als geheel, dan zal een inbedding in de agrofoodsector noodzakelijk zijn. Acties •
Samen met de foodsector uitwerken van een aantal streekproducten voor de nationale en internationale markt.
•
Streekproducten vooral ook aanbieden via de restaurants en deze als etalage laten fungeren.
•
Verkoop van de producten via campings en hotels aan toeristen.
•
Productie van biologische streekproducten actief laten vallen onder de regeling Groen Beleggen en bedrijven hiertoe aansporen.
Draf In Nederland is een stille revolutie gaande. Terwijl de televisierechten voor het voetbal voor onevenredige bedragen worden verkocht en de landbouw op zoek is naar nieuwe economische dragers, begint langzaam maar zeker duidelijk te worden dat de paardensport sterk in opkomst is. De paardenhouderij is een van de weinige sectoren in de veehouderij die nog groeien. De omzet bedroeg in 2004 ruim EUR 1,2 miljard, een verdubbeling ten opzichte van 1991. Daarmee is de sector nu twee keer zo groot als de bollenteelt en groter dan de pluimveesector. Er staan nu ongeveer 400.000 paarden en pony's in Nederland, een conservatieve schatting. Maar, nog belangrijker misschien, het paardenleven is erg geschikt om stedelingen een gevoel van natuur mee te geven8. Wanneer we zelf ook kijken naar de opkomst van het aantal gestalde paarden in het buitengebied, naar het aantal maneges, naar het aantal deelnemers wordt duidelijk dat hier een sport in opkomst is. Daarnaast is hier sprake van een hele keten van activiteiten die met de paardensport samenhangt zoals: dierverzorgingen (artsen, smeden), ambachten (zadels maken en repareren), voeding (hooi, krachtvoer) dat uiteraard allemaal in de regio moet plaatsvinden. Naast de benodigde banen op lbo-niveau (zeer belangrijk voor een regio) worden verder banen gecreëerd op hbo+niveau (artsen, KI-stations, onderzoek). Wie paardensport stimuleert, stimuleert dus een hele keten. En bovendien, Nederland heeft op dat terrein een uitmuntende reputatie. Buitenstaanders zijn zich hier weinig van bewust, maar Nederlandse paarden zijn een heus exportproduct. Dat geldt ook voor het KI-materiaal. Het Nederlandse KWPN-paard staat als een van de beste rassen aangeschreven. Binnen Nederland heeft het noorden weer sterke papieren om uit te groeien tot een van de bekendste paardenregio’s van Europa. Ten eerste ligt daaraan ten grondslag dat men hier twee unieke paardenrassen heeft (het Friese Paard en het Groninger Paard), waarvan met 8
“Paard motor van nieuw platteland”, NRC-Handelsblad, 9 april 2005
TBMFD5 TB/DF/hta
26 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
name het Friese Paard wereldwijd zeer populair is en het Groninger Paard sterk in opmars is. Daarnaast bevindt zich in het noorden een groot aantal voorzieningen en attracties gerelateerd aan paarden, te weten: •
Zuidlaarder Paardenmarkt De jaarlijkse paardenmarkt van het Drentse Zuidlaren is misschien wel de bekendste bij de paardenkenners. Deze paardenmarkt mag zich dan ook de grootste van West-Europa noemen, en misschien wel van de wereld.
•
Drafcentrum Wolvega In 1996 maakte het reeds 5 jaar bestaande Drafcentrum Wolvega en nieuwe start. Elke week wordt hier gekoerst en het betreft een accommodatie voor diverse andere activiteiten.
•
Indoor Veendam Dit is traditioneel een van de langst durende concoursen in ons land. Maar liefst elf dagen duurt het concours hippique dat overigens al enkele jaren niet meer in Veendam, maar in de Eurohal van hotel Van der Valk in Zuidbroek wordt gehouden.
•
Drafbaan Groningen Deze drafbaan maakt deel uit van het Groninger Stadspark, maar stamt reeds uit 1894. De baan kent momenteel een wat kwakkelend bestaan. De gemeente is echter voor het voortbestaan, sluiting is niet aan de orde, maar wel moeten nieuwe bronnen van inkomsten worden gegenereerd.
•
Huifkartochten in Drenthe Vanuit de jaren ’70 een populaire vorm van vakantie door het Drentse Landschap.
Daarnaast kent het noorden uiteraard een scala aan hippische centra, maneges en stallen. Wie een zoekopdracht geeft op Google komt nu al om in de keuzen. Wij stellen voor deze sport een sterke impuls te geven en het noorden neer te zetten als de paardenregio van Europa. Een dergelijke impuls leidt niet alleen tot een nieuwe bestaansbron voor delen van de landbouw, terwijl ook de recreatie hier de vruchten van plukt. Groot voordeel is dat het een milieuvriendelijke sport betreft die zich goed verdraagt in de natuur en zelfs kan fungeren als drager voor natuurontwikkeling. Acties •
Uitwerken nieuwe paardenevenementen (concoursen), met name ook gekoppeld aan het platteland. Te denken valt met name in de zomer aan een soort rondtrekkende highland games voor paardensporten door de drie noordelijke provincies. Verder veel activiteiten voor de jeugd in de zomerperiode, bijvoorbeeld een jeugdpaardendag.
•
Ontwikkelen van een noordelijk ponyras voor de jeugd: De Gaasterlander.
•
Uitbreiding ruiterpadenstelsel en ontwikkelen van een meerdaags ruiterpad door het noorden langs voorzieningen als herbergen e.d. Lange paardenroutes kunnen worden
TBMFD5 TB/DF/hta
27
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
ontwikkeld langs de Waddenzee, de Friese meren, Gaasterland, door de Drentse Nationale Parken, etc. Ontwikkelen maneges langs de randen van de steden, gekoppeld aan ontwikkeling van natuur, landschap en stedelijk groen (PPS). Daarmee wordt een stevige economische drager langs de chaotische stadsranden geplaatst.
•
Promotiecampagne waarin het noorden van het land wordt neergezet als paardenregio.
Visserij De visserij is een belangrijke drager van de kleine havensteden in het noorden. Hier is een hele keten afhankelijk van hetgeen aan wal wordt gebracht. Duurzame visserij wordt wereldwijd een van de topprioriteiten. En dat geldt zeker ook voor het noorden. Wij stellen hier daarom een strategie voor om deze sector tot een nieuwe kansrijke bedrijfstak te transformeren en wel in de vorm van aquacultuur, waarbij vis, schelpdieren en andere dieren en planten op het land worden gekweekt c.q. geteeld. Mits wordt voldaan aan de eisen van dierenwelzijn is dat een mogelijke duurzame variant op het vissen op zee, niet alleen vanwege het kweken ‘an sich’, maar met name vanwege de heldere eigendomsverhoudingen (die op zee ontbreken, waardoor iedereen voor zich vist) en de volledige marktconcurrentie. Het noorden heeft hier zeker goede kansen gezien de infrastructuur en kennis die hier reeds aanwezig is.
+30 %
% groei van de markt
3.4
•
Gewenste ontwikkelrichting Zon
Supernova
0% Landbouw & Visserij Landbouw & Visserij
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
Figuur 3.4 Gewenste ontwikkelrichting
TBMFD5 TB/DF/hta
28 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Vis De overbevissing van onze wereldzeeën blijft een van de grootste milieuproblemen. De Noordzee kent al jaarlijkse quota voor haring, kabeljauw, schol, tong beschermde zones e.d. Maar ook in andere delen van de wereld blijkt de zee als onuitputtelijke bron van voedsel toch in de meest letterlijke zin te kunnen worden leeggevist, met alle economische en sociale ellende van dien. In toenemende mate wordt duidelijk dat het zeer moeilijk is om de voorraden vis in de zee duurzaam te beheren. Het grootste probleem blijft dan dat iedere visser zo veel mogelijk vist, omdat wat hij niet opvist kan worden ingenomen door zijn collega. Dit wordt wel ‘the tragedy of the commons’ genoemd en staat een duurzaam voorraadbeheer in de weg. Te meer daar sturing door de overheid zeer moeilijk is (op aantal boten, vermogen van de boten, vorm en omvang van de netten, etc.). Visserij kent dus nogal wat milieuproblemen. Toch is vis een product dat gezond is en als voedselbron wereldwijd nog steeds in opmars. Ook is de visserij altijd een sector geweest die belangrijk was voor ons land. Niet alleen in economische zin, maar ook omdat wij daar onze identiteit aan ontlenen. Veel vissersdorpen kennen een unieke cultuur die – in ieder geval door de toeristen – als typisch Nederlands wordt ervaren. Ook dat is iets wat niet verloren mag gaan. Naast de traditionele visserij, die een duurzaam deel uit de zee kan oogsten, liggen daarbij vreemd genoeg steeds meer kansen op het land voor de kweek en verwerking van vis. Steeds meer schelpdier- en vissoorten kunnen onder gecontroleerde omstandigheden tot wasdom komen. Met een mooi woord noemen we dat ‘aquacultuur’. Het gaat daarbij nadrukkelijk om meer dan alleen vis. Ook diverse schelpdieren, zagers (een soort wormen) en algen kunnen ‘op het land’ worden gekweekt. Het scala aan soorten breidt zich bovendien uit. Groot voordeel van vis op het land is dat de productie veel meer wordt bepaald door de vraag vanuit de markt, dan vanuit de wens om zo veel mogelijk te vissen voordat een ander de zee leegvist (sterke aanbodsturing). Nederland heeft als visserijland een goede uitgangspositie om sterk te worden in de aquacultuur. De hele productieketen hebben we immers nog steeds op basis van de zeevisserij en ook op het gebied van hoogwaardige kennis hebben we een voorsprong op veel andere landen. Net als Zeeland kent het noorden een sterke visserijsector. Daarnaast zijn de nodige haventerreinen beschikbaar voor de ontwikkeling van industrie c.q. water gerelateerde activiteiten. Dit biedt kansen om de visserijsector in het noorden te behouden. Temeer daar hiervoor reeds de nodige infrastructuur aanwezig is, in de vorm van bedrijven, koelhuizen, transport, maar ook gekwalificeerd personeel. Nu de mechanische kokkelvisserij op zee ten einde loopt kan bijvoorbeeld nagegaan worden of deze sector op het land duurzaam kan worden voortgezet. De eerste aanzetten tot het kweken van kokkels zijn er al. Meer in het algemeen zou de aquacultuur als speerpunt opgepakt kunnen worden, met steden als Harlingen en Zoutkamp als zwaartepunt. Uiteraard zou daarbij ook moeten worden gekeken welke andere soorten hier gekweekt kunnen worden. Belangrijke rollen hierbij zijn vooral weggelegd voor de provincies als trekker, maar mede gezien de belangen op zee en in het waddengebied vooral ook voor de milieuorganisaties.
TBMFD5 TB/DF/hta
29
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Acties
3.5
•
Ontwikkeling van de havens van Harlingen, Zoutkamp en Delfzijl tot zogenaamde ‘Fish ports’. Het betreft hier een keten van aquacultuur, waarbij viskwekers (maar ook mosselen en kokkels) direct gelegen zijn aan de havens. Het grote voordeel van dit concept is dat de vis niet aan wal hoeft te worden gebracht (daar is de haven dan ook niet voor), maar vooral direct van de wal, via de haven naar de bestemming kan worden gebracht.
•
Koppelen van deze sectoren aan reeds bestaande bedrijven en gebruik maken van industrial ecology op het gebied van energie, water, warmte e.d.
•
Uitwerken duurzame kokkelkwekerij op het land, samen met de kennisinstellingen.
•
Onderzoek naar de mogelijkheden een deel van het voedsel dat voor de Fish Parks nodig is, te telen in de noordelijke provincies. Daarbij denken wij met name aan de veenkoloniën waar nieuwe economische dragers voor de landbouw ten zeerste nodig zijn, als gevolg van het verdwijnen van de aardappelindustrie.
Toerisme en recreatie Toerisme en recreatie zijn veelal de wat minder zichtbare sectoren. Voor het noorden is vooral belangrijk dat deze sector de komende decennia zeker zal groeien en dat het noorden goede papieren heeft voor ontwikkeling van de sector. Natuurlijk geldt dit allemaal vanwege rust, ruimte en natuur en de vele prachtige oude steden. Dit alles uiteraard los van de vele voorzieningen en attracties die de regio kent. Ook hier betekent wat ons betreft een duurzame ontwikkeling dat geen belasting optreedt voor natuur en landschap. Maar het omgekeerde geldt ook, duurzame ontwikkeling betekent dat de recreatiesector als drager van natuur en landschap gaat fungeren. Investeringen zijn daarbij nodig. Binnen dit kader moet de aanleg van de EHS ook worden gezien als een investering in de economie in het algemeen en ten behoeve van recreatie in het bijzonder.
TBMFD5 TB/DF/hta
30 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
% groei van de markt
+30 %
Gewenste ontwikkelrichting Zon
Supernova
Toerisme & Recreatie Toerisme & Recreatie
0%
Zwart gat
Bruine dwerg
Vallende ster
-30 %
laag
Omzet
hoog
Figuur 3.5 Gewenste ontwikkelrichting
Investeren in de groene infrastructuur De realisatie van de EHS stagneert. Het realiseren van de EHS is daarmee voor het noorden een economische investering die met kracht ter hand moet worden genomen. Het is wenselijk dat dit gebeurt langs nieuwe lijnen en niet alleen afhankelijk te maken van (extra) middelen van het rijk. Beter is het deze middelen aan te wenden als extra bron voor een onrendabele top voor projecten die verder vooral op basis van private middelen worden gegenereerd. Dat geldt ook voor het aanwijzen en uitwerken van nationale parken en nationale landschappen. Ook hier liggen nadrukkelijk kansen. Dat geldt met name voor de relatie tussen natuur en recreatie. Veel natuurgebieden blijken namelijk te fungeren als ‘groene bedrijventerreinen’. Op en rond deze natuurgebieden vestigen zich vooral veel toeristisch recreatieve voorzieningen die een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de economische ontwikkeling. Ontwikkeling van natuurgebieden laat zich oneerbiedig gezegd vergelijken met aanleg van harde infrastructuur. Acties •
Versnelde realisatie van de EHS. Uiteraard versterkte inzet van middelen uit KOMPAS, ILG en Waddengascompensatie Daarbij echter nadrukkelijk de mogelijkheden van inzet van nieuwe economische dragers en private bijdragen onderzoeken met name uit de hoek van de recreatie. Hiertoe plannen ontwikkelen en partijen benaderen.
•
Ontwikkeling van grensoverschrijdende natuurgebieden, om de relatie met het Duitse achterland sociaal en economisch te versterken.
TBMFD5 TB/DF/hta
31
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
•
Nationale promotie van de nationale landschappen en nationale parken gericht op komst van extra recreanten. Waarschijnlijk is het promotioneel beter als de provincies dit afzonderlijk doen.
•
Extra aandacht voor vrijwilligerswerk in milieu- en natuurbeheer, met name gericht op senioren. Deze actie sluit aan bij het thema gezondheid.
•
Uitwerken van een groei-krimpvisie voor de recreatiebedrijven voor de drie noordelijke provincies.
•
Aanleg van (stedelijk) groen langs wegen om de lokale luchtkwaliteit te verbeteren en daarmee te voldoen aan de Europese normen.
•
Ontwikkelen van meer natuur in en rond de stad op basis van PPS (rood voor groen), vooral om de mobiliteit in toom te houden door de mensen een aantrekkelijk woonklimaat te bieden.
•
CO2-opslag gebruiken als drager voor financiering van natuur en landschap.
Stad De steden zijn belangrijke aanjagers van de noordelijke economie. De kracht van de noordelijke steden zou echter sterk toenemen als sprake was van een duidelijke onderling afgestemde profilering. Het lijkt daarom wenselijk de steden in het noorden onder te verdelen in drie groepen, met ieder specifieke kansen: •
Grootstedelijke agglomeraties, te weten: Groningen, Leeuwarden, Heerenveen, Assen en Emmen. In deze steden is kennisinfrastructuur en/of bestuur gevestigd in de vorm van Hogescholen en universiteiten. Dit betekent dat zij broedplaatsen kunnen zijn van startende ondernemingen en ondernemingen kunnen aantrekken die behoefte hebben aan kennis. Deze steden kunnen ook fungeren als broedplaats voor startende ondernemers. Wat namelijk steeds duidelijker wordt is dat de groep van stedelijke bohémiens bestaande uit kunstenaars, muzikanten, vrijgevochten jongeren e.d. een belangrijke motor achter vernieuwing en bedrijvigheid zijn. Daarnaast betekent het hebben van deze doelgroep dat ook een aantrekkelijk vestigingsklimaat ontstaat. In deze steden ligt een sterke nadruk op kennis, dienstverlening en cultuur.
•
Havensteden, te weten: Harlingen, Delfzijl, Zoutkamp. Voor de havensteden specifieke kansen aangegeven. Deze liggen op het gebied van de Short Sea Shipping, scheepsbouw en aquacultuur. In deze steden ligt de nadruk sterk op techniek, handel en industrie.
•
Kleinere steden (Stadskanaal, Drachten, e.d.). Deze steden fungeren meer als verzorgstad voor de omgeving. De lijnen daarvoor zijn eerder aangegeven: verzorgingscentra in de stad, richten op komst van senioren, toeristische voorzieningen, organiseren evenementen samen
TBMFD5 TB/DF/hta
32 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
met de plattelandsgemeenten. Nadruk op verzorging (voor de omgeving), evenementen en cultuurhistorie. Acties •
Het lijkt voor de landelijke promotie en de toeristische ontwikkeling wenselijk om de noordelijk steden te ontwikkelen op basis van onderscheidende en elkaar versterkende thema’s. Wat betreft de grote steden valt te denken aan de volgende thema’s. -
Heerenveen: sport (schaatsen, voetbal)
-
Leeuwarden: kennis, sport (voetbal, kaatsen, paardensport, volkssport),
-
Groningen: kennis, moderne kunst, sport (voetbal, paardensport)
-
Assen: muziek (blues, pop), motorsport, volkskunst
-
Emmen: natuur, techniek
Ommeland Voor het platteland is al aangegeven hoe groene en blauwe diensten, streekproducten e.d. een bijdrage kunnen leveren aan een sterk platteland in het noorden. Desalniettemin, grote delen van het Nederlandse platteland hebben te maken met het vertrek van voorzieningen. Daarbij gaat het zowel om commerciële activiteiten als de supermarkt, de kapper, de bank of het postkantoor als om non-profitinstellingen. Wat betreft het laatste valt te denken aan de bibliotheek, het buurthuis of de sportvelden. De oorzaken hiervan zijn divers. Schaalvergroting en winstmaximalisatie bij het bedrijfsleven leiden tot concentratie van activiteiten op een beperkt aantal plaatsen. Dat geldt ook voor bezuinigingen bij de overheid. Aan de andere kant is de burger steeds mobieler, waardoor het voor hem/haar ook mogelijk is om de boodschappen een eindje verderop te halen. Ook het leefpatroon van mensen heeft daartoe bijgedragen. Waar vroeger de vrouw des huizes dagelijks haar rondje langs bakker, slager en groenteboer maakte, rijdt de man des huizes tegenwoordig op zaterdagochtend naar de supermarkt om voor de tweeverdieners voor de hele week in te kopen. Dit heeft geleid tot een verschraling van de voorzieningen op het platteland en in de kleinere gemeenten. Dat wordt niet door een ieder als wenselijk ervaren als gevolg van een aantal nieuwe trends. Zo zijn er ook steeds grotere bevolkingsgroepen die als gevolg van de vergrijzing juist minder mobiel aan het worden zijn. En voor de mensen die in toenemende mate de beschikking hebben over vrije tijd (niet zelden dezelfde doelgroep) is het bijvoorbeeld wenselijk dat zij in de directe omgeving een buurthuis hebben. Dat vergroot bovendien de gemeenschapszin in het dorp. Dat is ook de functie van lokale verenigingen, die dus ook accommodaties tot hun beschikking moeten hebben.
TBMFD5 TB/DF/hta
33
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Soms is het moeilijk het tij te keren. Maar er zijn situaties waarin mogelijkheden om voorzieningen beter te benutten niet worden gezien, laat staan toegepast. Deze mogelijkheden bestaan bijvoorbeeld in gebieden waar veel toeristen en recreanten komen. Want daar doet de vreemde situatie zich voor dat aan de ene kant het voorzieningenniveau in de kernen daalt, terwijl aan de andere kant in grote delen van het jaar het ‘inwoneraantal’ van de gemeente met een factor 5 of meer is toegenomen. Deze mensen maken echter (nu) geen gebruik van de voorzieningen in de gemeente. Soms ligt daaraan een bewust beleid van de ondernemers in kwestie ten grondslag en is het niet de bedoeling dat de bezoekers het terrein afkomen, maar al hun geld besteden op het terrein zelf. In andere gevallen is dat een meer geleidelijk ontstane situatie. Het idee is nu om recreanten gebruik te laten maken van voorzieningen in de gemeente waar zij zich bevinden, teneinde deze beter te benutten, te behouden of rendabel te maken. Daarbij merken wij op dat het omgekeerde ook tot de mogelijkheden behoort, namelijk dat de inwoners gebruik maken van de voorzingen op de camping of het bungalowpark. Het zal echter duidelijk zijn dat het eerste veruit de voorkeur heeft. Acties •
Toeristen en recreanten stimuleren gebruik te maken van de bibliotheek (of de biebbus), zeker als het gaat om mensen die gedurende een aantal weken c.q. maanden per jaar in hun caravan of huisje zitten. Het ondersteunen van de marketing om recreanten aan te zetten tot het aanschaffen van een bibliotheekkaart (al dan niet met korting).
•
Opzetten activiteiten voor recreanten op en rond de sportcomplexen. Deze worden in de zomerperiode immers toch niet gebruikt. Dat genereert weer inkomsten voor de verenigingen. Zelfs kan worden gedacht aan het organiseren van een zomercompetitie van teams van verschillende campings. Financiële ondersteuning van het opzetten van een zomercompetitie.
•
Onderzoek naar de mogelijkheid om de buurtbus op weg naar de stad ook langs de campings te laten rijden, waar mogelijk ook mensen naar de stad willen. Deze kan daardoor rendabeler opereren.
•
In de (‘s zomers) leegstaande school of in het buurthuis kunnen zomercursussen voor toeristen worden gegeven. Daarmee een bijdrage leverend aan inkomsten voor de school. Ondersteunen proefproject nieuwe route belbus (promotie, financiële ondersteuning buurtbus).
TBMFD5 TB/DF/hta
34 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
4
Ruimtelijke vertaling
4.1
Kaarten Een willekeurig gesprek over de economie van een regio mondt veelal uit in het memorabele moment dat een van de deelnemers voor de (uiteraard aanwezige) kaart van het gebied gaat staan en als een ware Pierre Janssen een betoog houdt over allerlei 'corridors', 'assen' en 'zones' die kansen bieden en die ontwikkeld moeten worden. Nu zal het vaker voorkomen dat - net als bij Pierre Janssen - men het gevoel heeft dat de persoon in kwestie allerlei concepten ziet die er voor de andere aanwezigen tot op dat moment eigenlijk niet waren, maar die er kennelijk wèl bleken te zijn. Nu is dat bij kunst acceptabel, maar als het om de economische ontwikkeling van een regio gaat, zou het toch wel handig zijn als het ruimtelijke plaatje enige overeenkomsten zou hebben met de economische werkelijkheid. Een economie van “Kunstgrepen” (het programma van de genoemde kunstkenner) is immers wel het laatste waar men op zit te wachten. Toch is dat helaas vaak wel de praktijk. Want wanneer overheden aan de slag gaan met het vormgeven van het regionaal (lokaal) economisch beleid, is zowel het begin als het eindpunt vaak een ruimtelijk concept. Wie kent ze immers niet, de promotiefolders van gemeenten waarop de stad of het dorp staat afgebeeld als het epicentrum van de vaderlandse economie, gelegen in een web van snelwegen en spoorlijnen en waarmee wordt aangetoond dat de stad in kwestie centraal ligt tussen, laten we zeggen 'de Randstad en het Ruhrgebied'. Iedere stad heeft zo zijn eigen cartografische werkelijkheid. Deventer ligt op de as 'Amsterdam-Berlijn', Maastricht ligt 'centraal tussen Antwerpen en het Ruhrgebied' en 'Monnikendam is de cultuurhistorische gradiënt tussen blauw en groen'. Dit brengt ons op een probleem dat zich anno 2005 sterk wreekt, namelijk dat de afgelopen jaren een te groot deel van het stedelijke en regionale economisch beleid is bepaald door stedenbouwkundige en planologen. Het is opvallend hoe vaak een economische visie op een regio zich beperkt tot een discussie over snelwegen, assen en corridors en hoe andere productie- en vestigingsfactoren, variërend van veiligheid en kennis, tot scholing en arbeidsethos, worden vergeten. En dan hebben we het nog niet eens over andere belangrijke indicatoren als toegevoegde waarde, concurrentiekracht e.d. Voor veel gemeenten is zelfs de structuurvisie – nota bene een ruimtelijk plan - tevens het economische spoorboekje. Daar waar ruimtelijke concepten voorheen vaak een verklarend karakter hadden, heeft de afgelopen twee decennia de ultieme omwenteling plaatsgevonden waarbij de ruimtelijke concepten zijn veranderd in een sturend concept. En zo ligt ons land nu vol met ‘assen’, ‘corridors’, driehoeken (maar dan wel ‘triangles’ geheten), vinden we beneden NAP vele valleien (‘valleys’) en economische ‘hot spots’ die de bedrijvigheid de weg wijzen. In Gelderland is zelfs een 'economische hoofdstructuur' aangebracht. Alsof daarbuiten geen geld wordt verdiend! In de jaren negentig kon deze manier van denken zeer sterk opgang doen omdat toen ook nog eens het concept Nederland Distributieland een belangrijke rol speelde binnen het economische beleid. En distributie is inderdaad zeer afhankelijk van een juiste situering. Anno 2005 spelen echter andere zaken. Bedrijven vluchten naar Oost-Europa, China of andere lagere lonenlanden.
TBMFD5 TB/DF/hta
35
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Daarmee aangevend minder locatieafhankelijk te zijn dan ooit. Juist zaken als scholing, kosten (vaste en loonkosten), minder bureaucratie en het arbeidsethos blijken bepalend te zijn voor de keuze van bedrijven om zich te vestigen. En dan blijkt dat te weinig gemeenten en regio's echt hebben nagedacht over de interactie tussen bedrijfsleven en kennisinfrastructuur, over de bijdrage die een veilige stad kan leveren aan een goed vestigingsklimaat, of over minder regels voor bedrijven als lokkertje. Te lang heeft men onder leiding van planologen en stedenbouwkundige A-, B- en C-locaties volgebouwd met kantoren, terwijl de industrie wegtrok. Die locaties staan nu leeg. Te lang – vooral ook in het noorden - is gedacht dat als we een weg, of spoorlijn aanleggen we 'de regio een impuls geven'. In onze economische visie voor de duurzame ontwikkeling van het noorden kijken we vooral naar de ‘reëel existente economie’. Dat wil zeggen de kracht van de verschillende economische sectoren, hun huidige positie, hun toekomstkansen, de relevante economische en maatschappelijke trends en de sterkten en zwakten van de regio. De ruimtelijke structuren zijn daarbij volgend. In dit hoofdstuk zullen we echter nader ingaan op de gevolgen van de gekozen activiteiten voor de ruimtelijke claims.
4.2
Wonen In tegenstelling tot wat het ruimtelijk beleid in toenemende mate mogelijk maakt, ligt het gezien de demografische ontwikkelingen niet voor de hand dat steeds meer mensen op het platteland gaan wonen. De vergrijzing zal een trek naar de kernen tot gevolg hebben waar mensen dichtbij de voorzieningen zitten. Het lijkt daarom voor het noorden een goede optie om wonen te concentreren in de kernen. Daarbij kunnen ook kleine kernen de plaats voor verzorgingstehuizen e.d. vormen. Daarmee halen zij bevolking én werkgelegenheid binnen. Onze voorstellen sluiten aan bij deze trend. Op basis van de voorstellen die in deze visie zijn gedaan op het gebied van zorg en wonen mag verwacht worden dat het grootste deel van de extra woningen kan worden opgevangen binnen de bestaande kernen. Uitbreiding van kernen wordt echter niet uitgesloten. Wat vanuit duurzaamheid verder een belangrijke vraag is, waar eventuele verdiensten die voortvloeien uit woningbouw voor worden aangewend. Daarbij lijkt het wenselijk dat een geldstroom vanuit de steden en dorpen naar het buitengebied ontstaat ten behoeve van ontwikkeling en beheer van natuur en landschap. Dat kan middels zogenaamde ‘rood voor groen’-arrangementen. Een betere optie is echter dat de drie noordelijke provincies gaan werken met verhandelbare ontwikkelingsrechten. Uitgangspunt daarbij is dat gebieden die niet mogen verstedelijken financieel worden gecompenseerd door gebieden die dat wel mogen. Dit gebeurt door ontwikkelingsrechten toe te kennen aan grondeigenaren in gebieden waar niet-profijtelijke ontwikkelingen worden gestimuleerd (dat wil zeggen in de sfeer van woningbouw). Deze ontwikkelingsrechten zijn vervolgens een voorwaarde om profijtelijke ontwikkelingen elders te kunnen realiseren. Dit heeft als grote voordelen dat de baten van verstedelijking terecht komen in gebieden die het
TBMFD5 TB/DF/hta
36 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
hard nodig hebben en daarmee bijdragen aan behoud van de groene ruimte, terwijl in de bebouwde gebieden extra verdichting optreedt.9 De aanwijzing van herkomstgebieden en ontvangstgebieden voor ontwikkelingsrechten zal in eerste instantie door de provincie geschieden. Daarbij spelen dan vier zaken een rol: •
Een gebied binnen de rode contour
•
Een gebied buiten de rode contour
•
De specificatie van de ontwikkelingsrechten
•
Een organisatie om ontwikkelingsrechten aan over te dragen
Bij het laatste kan gedacht worden aan een gebiedsfonds, waarmee dan ook weer een bijdrage wordt geleverd aan de groene en blauwe diensten. Het is echter ook mogelijk om de tussenschakel achterwege te laten en de handel direct tussen koper en verkoper te laten plaatsvinden. Acties
4.3
•
Aanwijzen locaties voor inbreiding zorg en wonen.
•
Uitwerken systeem van ruimtelijke ontwikkelingsrechten.
•
Organiseren duurzame geldstroom van woningbouw naar natuur- en landschapsbeheer en daarbij regionale landschapsfondsen organiseren.
Werken De veronderstelling dat nieuwe bedrijventerreinen de regionale economie stimuleren leidde in de afgelopen decennia tot een sterke toename van dergelijke terreinen. Het areaal aan bedrijventerreinen is de afgelopen jaren sterker gegroeid dan dat voor woningen. Nog steeds liggen er forse ruimteclaims voor bedrijventerreinen, terwijl steeds duidelijker wordt dat er een stuwmeer aan het ontstaan is en het risico bestaat dat we geraken in de situatie van begin jaren ’80, toen gemeenten de grond aan de straatstenen niet kwijt konden. Ook hier lijkt het er echter vaak op dat het uitgangspunt van het beleid is dat met de aanleg van een bedrijventerrein de banen vanzelf worden gecreëerd. Zoals gezegd is dat een vorm van “Pierre Jansen-economie” die hier niet wordt voorgestaan. Daarnaast is er de roep om herstructurering van al bestaande en verouderde bedrijventerreinen. Het zal echter duidelijk zijn dat zolang er aanbod is van nieuwe maagdelijke percelen er weinig 9
Bruil, Backus, van Bavel, van der Hamsvoort, ‘Verhandelbare Ontwikkelingsrechten in Limburg’. LEI, december 2004. Rapportnr. 4.04.06
TBMFD5 TB/DF/hta
37
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
druk bestaat tot herstructurering. Dat is immers duur en ingewikkeld. Bovendien moet men zich realiseren dat de meeste bedrijfsverplaatsingen plaatsvinden over korte afstand. Directe aanleiding voor ondernemers is vaak het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden op de bestaande locatie. Waren die wel aanwezig dan zouden ze daar blijven zitten.
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Industriële revolutie
1950-1990
Na 1990
Primaire factoren
Secundaire factoren
Tertiaire factoren
Transportkosten
Nabijheid markt, nabijheid aan- en afnemers
Overheidsinvloed, kennis en ICT, infrastructuur, kwaliteit arbeiders, milieu, representativiteit, arbeidsmentaliteit, levensomstandigheden
Arbeidskosten
Andere agglomeratievoordelen
Tabel 4.1 Verschuivende locatiefactoren10
Vanuit de optiek van duurzaam ruimtegebruik is het zeer wenselijk dat de herstructurering actief wordt opgepakt. Zolang gemeenten echter doorgaan met het uitbrengen van bouwrijpe kavels wordt niet aan de voorwaarden voor herstructurering voldaan. Deze voorwaarden zijn de volgende. •
Er is een grote vraag naar ruimte bij een gelijkblijvende functie van het gebouw.
•
De nieuwbouw is bestemd voor een functie die hogere marktprijzen kent.
•
Er is sprake van een intensiever gebruik van de grond (meer m2 vloeroppervlak op dezelfde hoeveelheid grond).
•
Het aanbod aan nieuwe terreinen is schaars.
Het lijkt wenselijk dat vanuit de optiek van duurzaam ruimtegebruik deze lijn wordt ingezet. Daarbij komt dat wij verwachten dat de economische groei en de voorstellen die in deze notitie zijn gedaan voor de komende jaren prima kunnen worden gerealiseerd op de bestaande en te herstructureren terreinen.
10
Louw, Needham, Olden, Ken, ‘Planning van bedrijventerreinen’ Reeks Planologie Sdu uitgevers, Den Haag, 2004.
TBMFD5 TB/DF/hta
38 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Acties
4.4
•
Stop ontwikkeling nieuwe bedrijventerreinen.
•
Prioriteit voor de herstructurering van de bestaande bedrijventerreinen.
•
Oprichten van een noordelijk fonds voor de herstructurering van bedrijventerreinen.
Infrastructuur In de afgelopen jaren heeft er bij het rijks- en provinciaal beleid voor de economische ontwikkeling van het noorden veel nadruk gelegen op de infrastructuur (ZZL, N33, A37, Zuidtangent Groningen, Haak om Leeuwarden). De vraag is of het voor het noorden noodzakelijk is om zo veel geld te besteden aan de aanleg van nieuwe wegen en andere infrastructuur. Kijken we naar de sectoren die de komende jaren als trekker van de economie zullen moeten gaan fungeren, dan zien we dat met name de industrie baat kan hebben bij goede voorzieningen en weinig files. Voor de zorg, de recreatie en zeker ook de landbouw geldt dat in veel mindere mate. De economische ontwikkeling en de omwenteling naar duurzaamheid legitimeren nadrukkelijk geen grootschalige investeringen in de infrastructuur. Beter is te investeren in de kenniseconomie. Hier zit voor zowel de zorg, de industrie en vooral ook voor de landbouw en visserij de sleutel tot het creëren van toegevoegde waarde. Grote bedrijven zijn nu al naarstig op zoek naar gekwalificeerd personeel. De vergrijzing, het afnemend kinderaantal onder hoogopgeleiden en de slecht aansluitende onderwijsvoorzieningen zorgen momenteel nog voor een verdere verslechtering op dit terrein. Het is dus dringend noodzakelijk dat middelen worden geïnvesteerd in onderwijs en onderzoek in plaats van in infrastructuur. Wij denken daarbij vanuit duurzaamheid aan opleidingen en onderzoek op de volgende door ons voorgestelde acties: vaart, basis, vis en zorg. Dit zijn de dragers van de economie en hun knelpunten hebben meer met personeel en kennis van doen, dan met logistiek. Tegen deze achtergrond is een aanvullende claim uit de diverse ‘potten’ voor de kenniseconomie zeer toe te juichen. Acties •
Verschuiving van inzet van middelen voor infrastructuur naar kenniseconomie en onderwijs, met onder meer als thema’s energie, food, aquacultuur en gezondheidszorg.
TBMFD5 TB/DF/hta
39
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
5
Voorwaarts De drie noordelijke Milieufederaties hebben zich als doel gesteld een duurzame economische ontwikkeling van het noorden te bevorderen. Wij hebben middels deze verkenning willen aantonen hoe deze strategie kan worden vormgegeven, waarmee de economische structuur kan worden versterkt en werkgelegenheid wordt gecreëerd. Hierbij is de duurzaamheid centraal gesteld. De genoemde acties in dit rapport zijn acties waarmee de drie noordelijke Milieufederaties aan de slag kunnen. Als vervolgstap kunnen zij samen met het bedrijfsleven en (semi)overheden daarover een dialoog starten. Dit rapport is dan ook een uitnodiging aan partijen om in discussie te treden en om samen met de drie noordelijke Milieufederaties te komen tot een economisch sterker, duurzamer en schoner noorden van Nederland. Drs. Tom Bade Dirk Faber MBA KPMG Business Advisory Services B.V. Arnhem, december 2005
TBMFD5 TB/DF/hta
40 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
A
Nadere uitwerking profiel noordelijke economie
A.1
Industrie 35%
30%
25%
in %
20%
15%
10%
5%
Omzet
ie str du in O ve rig e
us tri e w at er le id in gb ed rij ve n
id de le ni nd
En er gi een
nd us tri e
Tr an sp or tm
ni sc he i
tri e us
du str ie tro te ch El ec
M ac hi ne -in
em Ch
du ct en in d
in d isc he
dr uk k en ev er ije n
U itg
M et aa lp ro
er
us tri e
ije n
tri e us pi er in d Pa
V oe
di ng s-
en
ge no tm id de le ni
nd us tri e
0%
Werkgelegenheid
Figuur A1 Verdeling omzet en werkgelegenheid in de industrie
De industrie is een belangrijke peiler van de economie van het noorden. De industrie zorgt voor 18 procent van de totale werkgelegenheid en is daarmee de grootste werkgever in het noorden. In totaal biedt deze sector aan circa 105 duizend fte werk. Sinds 2001 daalt de werkgelegenheid in deze sector sterk: jaarlijks met circa 3 procent. Deze daling komt met name voor rekening van de grotere bedrijven (meer dan 50 werknemers). De industriële sector heeft in 2002 een lichte omzetdaling laten zien van 0,7 procent, tegen 0,2 procent landelijk. Groningen en Friesland hebben samen met Flevoland de meest traditionele industrie van Nederland11. Grote werkgevers in het noorden zijn Akzo, Tejin Twaron, Halliburton, Philips, SCA, Accell, Lasaulec, Motip, NPBI, DSM en Stork Fokker. Binnen de sector is de voedingsen genotmiddelenindustrie de grootste werkgever, met als belangrijkste werkgever Friesland Foods. Alleen al in Friesland is deze sector verantwoordelijk voor 20 procent van de werkgelegenheid binnen de sector.12 Dankzij de enorme voorraden aan steenzout en aardgas heeft zich in Noord-Nederland verder een sterke chemisch bedrijvencluster ontwikkeld 11 12
“Cijfers en Trends: Groningen”, Rabobank, november 2002 “Regio’s”, Syntens, 2002
TBMFD5 TB/DF/hta
41
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
(Delfzijl, zoutgerelateerd) en Emmen (kunststoffen).13 Er is ook de nodige industrie in de gemeenten rondom Leeuwarden en Drachten (bijvoorbeeld Dunlop).14
De toekomst De industrie is verantwoordelijk voor ruim 60 procent van de totale Nederlandse uitvoer en is daarmee een belangrijke motor achter de export.15 Voor industriële ondernemingen in een land met een relatief hoog (loon)kostenniveau is op termijn weinig succes te verwachten van een strategie gebaseerd op kostprijsconcurrentie. Het onderscheidend vermogen zal veel meer gezocht moeten worden in productkwaliteit en vormgeving, maar ook logistiek, marketing e.d. Ondanks de goede ligging en de stabiele arbeidsrelaties is de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats voor de basisindustrie afgenomen. Het is de vraag of nieuwe investeringen van internationale bedrijven wel in Nederland gedaan zullen worden. Voor de industriële activiteiten voor enkelvoudige producten en technisch minder geavanceerde producten met een hoge arbeidsinhoud, zijn de vooruitzichten uitgesproken ongunstig. De textielindustrie en de meubelindustrie hebben de productiefunctie reeds massaal uitbesteed in lagelonenlanden.16 Het gaat nu nog om kennisextensieve productie, maar de verwachting is dat ook kennisintensieve productie zich zal verplaatsen. Deze kwesties spelen ook voor het noorden. De markt voor voeding wordt gedomineerd door grote bedrijven. De rol van de agrarische coöperaties is eveneens van groot belang. Ook zij verleggen hun grenzen en gaan steeds meer vraaggericht werken en expanderen door overnames in het buitenland. Voorbeelden zijn Friesland Coberco en Campina in zuivel, Cosun in ingrediënten en Best Meat in vlees. Op het gebied van voedingsmiddelen heeft Nederland een goede uitgangspositie. De 'greenports'- en 'food valley'-concepten zijn gebouwd op een lange historie van kennisopbouw in agrarische productie en fabricage van voedingsmiddelen. Ook voedselveiligheid en certificering in allerlei vormen zijn state of the art in Nederland. Mondiaal is hier een reputatie in opgebouwd. De sectoren voeding en life science tonen een redelijk gezond beeld17. Het noorden heeft nog steeds goede perspectieven in voedingsmiddelen. De sterke uitgangspositie en goede reputatie gekoppeld aan de vanouds sterke samenwerking tussen de bedrijven, de kenniscentra en de overheid laten de sterktes en de kansen overheersen. Wel is een nieuwe coalitie nodig tussen genoemde partijen, waarbij de aandacht meer gericht moet worden op het ontwikkelen en benutten van wetenschappelijke kennis van biotech en kennis van producten. In het verleden lag de focus van kennisontwikkeling op productie en processen. Dat blijft van belang, maar krijgt toch een lagere prioriteit.18
13
“Regio’s”, Syntens, 2002 Achtergrond Noorden, pagina 17 15 Rabobank C&T 2004-2005 16 “SWOT van Industrie en Diensten”, pagina 16, Berenschot, juni 2004 17 “ SWOT van Industrie en Diensten”, pagina 19-21 Berenschot, juni 2004 18 “SWOT van Industrie en Diensten”, pagina 19-21 Berenschot, juni 2004 14
TBMFD5 TB/DF/hta
42 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Bouwnijverheid 60%
50%
40%
in %
A.2
30%
20%
10%
0% Burgerlijke- en utiliteitsbouw
Grond-, water- en wegenbouw Omzet
Overige bouwnijverheid
Werkgelegenheid
Figuur A2 Verdeling omzet en werkgelegenheid in de bouwnijverheid
De bouwnijverheid zorgde in 2003 voor 7,7 procent van de noordelijke werkgelegenheid, met Friesland als grootste werkgever. Het landelijke gemiddelde bedraagt 7,0 procent. In 2003 is de werkgelegenheid met 4,3 procent gedaald, tegen 3,6 procent landelijk. Binnen de drie provincies zijn daarbij onderlinge verschillen zichtbaar. Zo daalde in 2003 de werkgelegenheid het hardst in Groningen (- 6,7 procent), gevolgd door Drenthe (- 4,6 procent) en Friesland (- 2,2 procent). De totale omzet van de bedrijven in de bouwsector daalde landelijk in 2002 met circa 0,9 procent, tegen 1,4 procent voor de noordelijke provincies. Landelijk bezien heeft de ontwikkeling in de bouwnijverheid als gevolg van de scherpe conjunctuuromslag in 2001-2002 een abrupte kentering te zien gegeven.19 De bouwfraudeaffaire heeft de positie van de sector nog eens extra verzwakt. De landelijke dip die zich in 2003 heeft voorgedaan in de bouwnijverheid lijkt echter vooralsnog een conjunctureel karakter te hebben. Door het afronden van grote projecten zoals de HSL, de Betuwelijn, de Westerscheldetunnel en het Deltaplan Grote Rivieren, zal de landelijke productiviteit in de eerstkomende jaren dalen. Ook is in 2003 de bouwproductie met 4,2 procent teruggelopen. Landelijk is de daling van de utiliteitsbouwproductie de voornaamste oorzaak, in het noorden is de woningbouw de hoofdschuldige van de afname van de bouwproductie.20
19
“Rabobank Cijfers en Trends 2001-2002: een visie op 75 branches in het Nederlandse bedrijfsleven”, Rabobank, 2002 20 “De bouw regionaal bezien Noord-Nederland”, EIB 2005
TBMFD5 TB/DF/hta
43
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
De toekomst De verwachting is dat in 2005 de omzet met 2 procent zal groeien. Dit is het gevolg van de groei van de nieuwbouw van woningen die groeit met 3 procent. Maar ook in de nieuwbouw van utiliteitsgebouwen gaat de productie met 3 procent omhoog. Daarmee herstelt deze markt zich enigszins van de zware inzinking van de afgelopen jaren. De zwakste groei treedt op bij de investeringen in grond-, water- en wegenbouw, waarin de drie noordelijke provincies niet sterk vertegenwoordigd zijn. Ook de herstel- en verbouwproductie van woningen en utiliteitsgebouwen zal in 2005 weer enige groei laten zien. Het overheidsbeleid voor stedelijke vernieuwing en het voorzichtige conjuncturele herstel dragen hieraan bij. De oplevende economie zorgt dit jaar ook voor een bescheiden groei van het onderhoud aan woningen en utiliteitsgebouwen. Aangezien de drie noordelijke provincies hier sterk in zijn vertegenwoordigd zal dit een positieve impuls geven voor zowel omzet als werkgelegenheid.21 Belangrijke onderwerpen in de komende jaren zijn de voltooiing van de bouw op VINEXlocaties, de binnenstedelijke herstructurering en de mogelijkheden voor bouw in kleine(re) kernen/gemeenten (Nota Ruimte). In de utiliteitsbouw zijn vooral de vraag- en aanbodverhoudingen in de kantoren- en bedrijfsruimtemarkt van invloed op de nieuwbouwproductie.22 Het Bereikbaarheids Offensief Randstad (BOR) kan daarentegen een positieve impuls betekenen voor de sector. 23 De vraag is echter in hoeverre de noordelijke ondernemingen hiervan kunnen profiteren.
21
“Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2005”, EIB 2004 “Rabobank Cijfers en Trends 2004-2005: een visie op 75 branches in het Nederlandse bedrijfsleven: (Hoofd)aannemersbedrijven burgerlijke en utiliteitsbouw ”, Rabobank, 2004 23 “Rabobank Cijfers en Trends 2003-2004: een visie op 75 branches in het Nederlandse bedrijfsleven”, Rabobank, 2003 22
TBMFD5 TB/DF/hta
44 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Toerisme en recreatie 70%
60%
50%
40% in %
A.3
30%
20%
10%
0% Horeca
Cultuur, sport en recreatie Omzet
Werkgelegenheid
Figuur A3 Verdeling omzet en werkgelegenheid in toerisme en recreatie
Het maatschappelijke en economische belang van de sector toerisme en recreatie is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dit geldt ook voor de drie noordelijke provincies. Door de sterke groei wordt de sector door velen gezien als een remedie tegen economische stagnatie die het gevolg is van krimp in de werkgelegenheid in de productiesectoren, zoals landbouw en industrie.24 Circa 4,4 procent van de noordelijke beroepsbevolking is werkzaam in de sector, terwijl dit landelijk 2,6 procent is. Het belang van de sector recreatie en toerisme in de Provincie Drenthe is relatief groot. Van alle banen in Drenthe heeft namelijk 1 op de 11 direct of indirect te maken met deze sector, terwijl dit landelijk 1 op de 15 is25. Dat is minder het geval in Groningen en Friesland, uitgezonderd de watergebieden en de Waddeneilanden.26 Op de Waddeneilanden bedraagt het aandeel van toerisme en recreatie in de werkgelegenheid meer dan 20 procent. Koploper is Schiermonnikoog, waar het aandeel van de sector in de werkgelegenheid 55 procent bedraagt. Daarnaast is de sector van groot belang in het meren- en plassengebied in Noord-Nederland met een aandeel in het aantal banen van 10 tot 20 procent. 27 Gemiddeld is de werkgelegenheid in de sector toerisme en recreatie in de drie noordelijke provincies in 2003 gegroeid met 2,7 procent tot een totaal van circa 25,7 duizend fte. Deze groei 24
“Toerisme en recreatie in landelijk gebied”, Rabobank, Themabericht 2003/21 ‘Toerisme in Drenthe: meer dan plezier alleen’, ECORYS NEI Regionale en Stedelijke Ontwikkeling, mei 2002 26 “De betekenis van toerisme en recreatie voor de regionale economie”, Rabobank, themabericht 2003/12 27 “Toerisme en recreatie in landelijk gebied”, Rabobank, Themabericht 2003/21 25
TBMFD5 TB/DF/hta
45
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
is veel hoger dan die van de totale werkgelegenheid in het noorden (0,8 procent). Sinds 1996 is het aantal banen in deze sector met 30 procent toegenomen. Ook over deze langere periode is de groei beduidend hoger dan die van de totale werkgelegenheid (18 procent). In heel Nederland is de procentuele groei van de sector sinds 1996 vergelijkbaar met die in de drie noordelijke provincies.28 De dagattracties in Noord-Nederland hebben in 2003 ongeveer evenveel bezoekers gehad dan in het jaar ervoor. In Drenthe kregen de dagattracties meer bezoekers terwijl in de andere twee provincies de bezoekers zijn afgenomen. Het bezoek aan zwembaden is toegenomen terwijl het bezoek aan musea is afgenomen.29 In totaal bezoeken circa 5,5 miljoen dagjesmensen de drie noordelijke provincies. Grootste trekker is het Noorder Dierenpark Emmen met 1,5 miljoen bezoekers, gevolgd door Zwem- en Sportbad Aquarena (550 duizend bezoekers), beide in Drenthe, Sport- en Recreatiecentrum Thialf (475 duizend bezoekers in Friesland) en Sportcentrum Kardinge (450 duizend bezoekers in Groningen). In totaal hebben circa 5,5 miljoen dagjesmensen de drie provincies in 2003 bezocht. 30 Daarnaast zijn er evenementen zoals Delfsail (900 duizend bezoekers), de Zuidlaarder Paardenmarkt en Feestweek (330 duizend bezoekers), Vlindermarkt Emmen (200 duizend bezoekers) en de Visserijdagen Harlingen (150 duizend bezoekers). Ook hier zien we in 2003 een toename van bezoekers aantallen in Drenthe, een stabilisatie in Friesland en een daling in Groningen. 31
Attracties naar categorie, 2002
Groningen
Friesland
Drenthe
Totaal
Musea Attractieparken Dierentuinen Ambacht Zwembaden/sportcomplexen Overig
43 3 2 4 5 7
76 4 2 2 8 8
27 7 2 2 6 6
146 14 6 8 19 21
Totaal
64
100
50
214
Tabel A1 Attracties naar categorie 2002
Het aantal bezoeken aan dagattracties neemt sinds 1999 af in Groningen. Friesland blijft redelijk stabiel en in Drenthe is er sprake van een stijgende lijn. De grootste stijging is betreft de bezoeken aan recreatieterreinen. Deze laten bijna een verdubbeling zien van het aantal bezoekers. 28
“Toerisme in cijfers 2004”, Instituut Service Management, 2004 “Toerisme in cijfers 2004”, Instituut Service Management, 2004 30 “Toerisme in cijfers 2004”, Instituut Service Management, 2004 31 “Toerisme in cijfers 2004”, Instituut Service Management, 2004 29
TBMFD5 TB/DF/hta
46 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Dat de toeristische sector in termen van toegevoegde waarde een lagere bijdrage levert dan veel andere sectoren met een vergelijkbare werkgelegenheidsomvang heeft vooral te maken met een aantal eigenschappen van deze sector. Zo is de toeristische sector vooral een arbeidsintensieve industrie waar relatief veel laaggeschoolde arbeid voorkomt. Daarnaast is de toeristische sector vaak minder kapitaalintensief dan andere sectoren, zoals de industrie. 32 Uit een onderzoek van de Kamer van Koophandel en Rabobank blijkt dat een sterke toeristische sector van belang is voor een sterk en vitaal platteland; zij draagt in belangrijke mate bij aan het in stand houden van het voorzieningenniveau op het platteland. Veel winkels en voorzieningen in de noordelijke dorpen zouden niet of slechts beperkt aanwezig zijn als er geen toeristische bestedingen plaatsvinden.33
De toekomst De algemene verwachting is dat toerisme en recreatie zullen blijven groeien. Er komen steeds meer mensen en ze krijgen steeds meer vrije tijd en steeds meer geld. Dat geldt zowel voor de markt van de senioren als voor de jongeren. Ook is de verwachting dat de vraag naar kwaliteit de komende jaren verder toe zal nemen. Deze zal vooral komen van de ouderen. Vooral de goedkope vluchten naar de Middellandse Zee zullen vooral jongeren en gezinnen trekken. De concurrentie uit deze hoek zal de komende jaren hevig zijn.
Handel 70%
60%
50%
40% in %
A.4
30%
20%
10%
0% Groothandel
Detail-, autohandel en reparatie Omzet
Werkgelegenheid
Figuur A4 Verdeling omzet en werkgelegenheid in handel
De sector handel is onderverdeeld in groothandel en detailhandel. De groothandel bestaat voornamelijk uit agrarische producten, voedings- en genotmiddelen en bouwmaterialen (incl. zand en grind). De detailhandel bestaat voornamelijk uit winkels, autohandel en reparatie. Met een omzetaandeel van circa 5 procent en circa 10 procent in de regionale werkgelegenheid is de 32 33
‘Toerisme in Drenthe: meer dan plezier alleen’, ECORYS NEI Regionale en Stedelijke Ontwikkeling, mei 2002 ‘Toerisme in Drenthe: meer dan plezier alleen’, ECORYS NEI Regionale en Stedelijke Ontwikkeling, mei 2002
TBMFD5 TB/DF/hta
47
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
handel in de drie noordelijke provincies relatief sterk aanwezig en hoger dan gemiddelde werkgelegenheid in deze sector van 9 procent. Met name het omvangrijke dag- en verblijfstoerisme in de drie provincies en de aanwezigheid van enkele grote groothandels (Heiploeg, Lasaulec, Despec, Agrifim en Cordis) dragen hieraan bij. De detailhandel heeft zich gedurende de jaren negentig voorspoedig ontwikkeld. Nadien volgde de economische dip en is het consumentenvertrouwen afgenomen. In tijden van laagconjunctuur stunten veel detailhandelsbedrijven, waaronder supermarkten, met prijsverlagingen. Deze ontwikkeling draagt bij aan dalende winstmarges in de detailhandel.34 Hiermee samenhangend nam de werkgelegenheid voor deze totale sector in 2003 met 2,5 procent af. Echter, de werkgelegenheid in de subsector detailhandel-food nam met 0,3 procent toe. De groothandel daarentegen is minder sterk vertegenwoordigd, hetgeen het overall verschil met het Nederlands gemiddelde verklaart. De groothandel/internationale handel is echter wel een belangrijke sector in Nederland. Groothandels leveren een wezenlijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Zij vormen een onmisbare schakel tussen producent en consument vanwege hun extra dienstverlening. Groothandels zorgen voor goede informatie over de verschillende producten en maken een eerste selectie uit het totale aanbod. Dit gaat evenwel niet op voor de dunner bevolkte gebieden zoals Noord-Nederland. Hier is Zuidwest-Drenthe als ideale centrale locatie in trek, omdat van daaruit zowel het noorden als Overijssel bestreken kunnen worden.35 Na jarenlange groei stijgt het aantal nieuwe groothandelsbedrijven in Nederland nauwelijks meer; 0,3 procent in 2001 en 0,1 procent in 2002. Voor 2004 wordt een lichte verbetering van de cijfers verwacht omdat de export weer aantrekt (de wereldhandel neemt toe).
De toekomst De verwachting voor de groothandel is dat de omzet zal stijgen, de winstgevendheid zal toenemen, en de werkgelegenheid licht zal groeien. In vergelijking met andere sectoren, zoals de bouwnijverheid en de detailhandel, is de verwachte volumegroei in de groothandel behoorlijk te noemen.36 Deze sector is echter relatief weinig aanwezig in de noordelijke provincies waardoor dit een marginaal effect zal hebben op de omzet en werkgelegenheid. Voor de detailhandel non-food zal de koopkrachtontwikkeling en de situatie op de arbeidsmarkt voor 2004/2005 nog geen echt positief beeld bieden. Naar verwachting laat het herstel van de consumptieve bestedingen nog even op zich wachten. 37 De vooruitzichten voor de komende jaren in de detailhandel food zijn echter niet zonder meer positief. De prijzenoorlog zal zich naar verwachting nog wel een jaar voortzetten. Deze strijd zal de omzetgroei vertragen. Voor 2005 wordt dan ook een beperkte omzetgroei verwacht, omdat
34
“Arbeidsmarkt en beroepsopleidingen in de sector handel 2004”, Kenniscentrum Handel, oktober 2004 “Groothandels leveren belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie”, C. Riemers, 1999 36 Rabobank C&T 2004-2005 37 Rabobank C&T 2004-2005 35
TBMFD5 TB/DF/hta
48 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
de consumptie evenmin veel zal groeien. Verdere schaalvergroting in de sector ligt dan ook in de lijn van de verwachting.38 Het Ruimtelijk Planbureau merkte binnen dat kader wel op dat Nederland met succes shopping malls heeft geweerd. Deze malls zijn een omstreden vorm van stedelijke ontwikkeling. Ze worden - met het oog op ervaringen in onder meer de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk - vaak gezien als bedreiging voor de vitaliteit en leefbaarheid van stadscentra. Na slechte ervaringen met een vrijer beleid zijn enkele landen om ons heen bezig hun beleid restrictiever te maken. Zij kijken naar het huidige beleid van Nederland als voorbeeld.39
Commerciële dienstverlening 80%
70%
60%
50%
in %
A.5
40%
30%
20%
10%
0% Banken
Verzekeringswezen en pensioenfondsen
Financiële hulpactiviteiten
Omzet
Verhuur van en handel in og
Zakelijke dienstverlening
Werkgelegenheid
Figuur A5 Verdeling omzet en werkgelegenheid in de commerciële dienstverlening
De commerciële dienstverlening biedt aan circa 82 duizend fte werkgelegenheid (14 procent van het totaal) en loopt daarmee ver achter bij het landelijke gemiddelde van 21 procent. De sector laat in 2003 echter wel een minder scherpe daling zien dan het landelijk gemiddelde: -1,5 procent tegen -2,6 procent landelijk. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door de ICT-sector. Dienstverlenende bedrijven met opdrachtgevers in de consumentenmarkt ondervinden nog steeds de gevolgen van het matige consumentenvertrouwen en de daarmee samenhangende achterblijvende particuliere bestedingen. 40 Binnen de drie provincies zijn wel grote onderlinge verschillen zichtbaar. Zo daalde in 2003 de werkgelegenheid het hardst in Groningen (- 4,3 38
Rabobank C&T 2004-2005 “Notitie perifere detailhandel”, ……………………… 40 Rabobank C&T, 2004-2005 39
TBMFD5 TB/DF/hta
49
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
procent), gevolgd door Friesland (- 0,3 procent). Daarentegen liet Drenthe juist een stijging zien van 2,5 procent. De werkgelegenheid van commerciële diensten concentreert zich in de grote gemeenten, uitgezonderd Assen en Emmen. De provincies Groningen en Friesland kennen een sterke dienstensector, die te danken is aan het grote aandeel van de collectieve (non-profit) sector. Vooral Groningen leunt sterk op de overheid.41
De toekomst In vergelijking met andere delen van Nederland kennen de drie noordelijke provincies geen grote commerciële dienstensector. De sector groeit echter jaarlijks en het lijkt erop alsof deze bezig is met een bewuste inhaalslag. Zodra de economie weer aantrekt zal de dienstensector als een van de eerste sectoren hier zijn voordeel mee doen. Dienstverlening is echter geen aanjager van een economie, aangezien zij voornamelijk volgend is ingesteld. Voor het jaar 2005 wordt een omzetgroei van 4,4 procent verwacht, waarbij gesteund wordt op een verder herstel van de Nederlandse economie.42
Transport 60%
50%
40%
in %
A.6
30%
20%
10%
0% Vervoer over land
Vervoer over water Omzet
Dienstverlening t.b.v. het vervoer
Post en telecommunicatie
Werkgelegenheid
Figuur A6 Verdeling omzet en werkgelegenheid in de transport
41 42
“Cijfers en Trends: Groningen”, Rabobank, november 2002 Rabobank C&T, 2004-2005
TBMFD5 TB/DF/hta
50 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
De sector transport bestaat uit vervoer over land en water, dienstverlening ten behoeve van vervoer en (tele)communicatie, waarbij telecommunicatie voornamelijk in Groningen voorkomt (KPN, ATOS Origin Telco Services). Binnen de transportsector is het vervoer over land de grootste werkgever, met circa 18 duizend fte’s. De provincie Friesland neemt hierin het grootste gedeelte voor haar rekening zijnde 6,5 duizend, gevolgd door Groningen met 6,2 duizend. In Drenthe zijn circa 4,3 duizend fte werkzaam. Afgezet tegen het Nederlands gemiddelde van 6,9 procent is de sector in het noorden minder vertegenwoordigd met 5,2 procent. Tussen 1970 en 1999 steeg het goederenvervoer over de weg met twee derde, het internationale vervoer verdubbelde zelfs. De binnenvaart groeide slechts in geringe mate en het aandeel van de trein ten opzichte van het vrachtverkeer nam licht af.43 Evenals de handel heeft de transportsector een volgend karakter. De transportsector wordt namelijk sterk beïnvloed door de regionale economische situatie. Indien bijvoorbeeld de productie in de industrie en de landbouw daalt, dan zal de vraag naar het transporteren van grondstoffen en eindproducten ook afnemen. De sector als geheel maakt de laatste jaren dan ook moeilijke tijden door. Hoewel hierdoor al enkele jaren iets aan betekenis wordt ingeboet, is de sector nog steeds een van de belangrijke pijlers van de Nederlandse economie.44 Groningen Seaports (2003) onderscheidt drie belangrijke elementen in het noordelijk havencomplex: de zeehaven Delfzijl, de Eemshaven en de binnenhavens van Delfzijl45. Het betreft een middelgrote functionele zee-/binnenhaven met een overslagcapaciteit van meer dan 100.000 ton en een Europese functie. De haven van Delfzijl wordt voornamelijk gebruikt voor de overslag van chemische producten. Delfzijl is een voorbeeld van een zeehaven waarin in 2003 meer goederen zijn overgeslagen ten behoeve van de binnenvaart dan de zeevaart. Deze haven is daardoor dus eerder te beschouwen als een binnenhaven46. Dit wordt veroorzaakt doordat AKZO Nobel een groot pakket zout heeft verschoven van de kustvaart naar de binnenvaart. De haven biedt werkgelegenheid aan circa 2 duizend arbeidsplaatsen.47
De toekomst De groei in goederenvervoer blijft beperkt. Logistieke dienstverleners maken intensief gebruik van ICT-toepassingen en versterken daarmee hun regiefunctie. Met name in vervoer en de wegeninfrastructuur treden echter urgente knelpunten op, die hun weerslag hebben op vele andere sectoren. Alleen de overheid kan de knelpunten in fysieke infrastructuur oplossen. De traagheid van processen van beleidsvoorbereiding en besluitvorming vormen een voortdurende bron van ergernis voor het gehele bedrijfsleven, maar voor de vervoerssector geldt dit in sterke mate. Daar is wel sprake van een tegengesteld belang tussen de wens van internationale vervoerders om meer vervoer aan te trekken en de wens van andere Nederlandse bedrijven om het nationale wegennet niet verder te verstoppen.48
43
“Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening 2000-2020”, p. 15, VROM, 2001 Rabobank C&T 2004-2005 45 “Binnenhaven Delfzijl”, TNO, juli 2004 46 “Blue Ports: Knooppunten voor de regionale economie”, TNO, 2004 47 “Binnenhaven Delfzijl”, TNO, juli 2004 48 “SWOT industriebrief……………………..” 44
TBMFD5 TB/DF/hta
51
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Volgens de nota ‘Pieken in de Delta’ krijgt het noorden minder geld van de Rijksoverheid en zal zij na 2006 op eigen benen moeten staan. Volgens de Nota liggen de mogelijkheden voor Noord-Nederland in het vergroten van de export, de positionering van de Eemsdelta op nieuwe EU-Lidstaten in Noordoost-Europa en in samenwerking met Duitse havens in de Eemsdelta. Volgens het NEA liggen de kansen voor het noorden juist in het bedienen van Scandinavië en Noord-Engeland. Daarnaast zou zij een betere samenwerking moeten zoeken met bijvoorbeeld de Duitse havens, zoals Emden. 49 Daarnaast stelt het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SSN) dat de binnenvaart en de short sea (internationaal vervoer in Europa) als alternatief voor het wegvervoer moeten worden gestimuleerd, omdat daar, anders dan per spoor, de meeste kansen liggen. Daarnaast stelt SSN dat tot het jaar 2020 een forse groei van het goederenvervoer over de weg wordt verwacht. Volgens prognoses zal het huidige goederenvervoer met een factor 2 toenemen. De druk op het milieu, ruimte, bereikbaarheid en veiligheid zal daardoor navenant toenemen.
A.7
Landbouw en Visserij De landbouw, en met name akkerbouw, staat onder druk. De laatste jaren vond schaalvergroting en verbreding van activiteiten plaats, zoals bijvoorbeeld verkoop aan huis, het bieden van verblijfsaccommodatie en agrarisch natuurbeheer. De landbouw is echter wel de drager van het landelijk gebied en heeft daarvoor een gezonde bedrijfseconomische basis nodig.50 De afgelopen decennia is de gemiddelde bedrijfsgrootte met 25 procent gestegen51. Volgens de Landbouwtelling waren er in 2000 in Noord-Nederland 9.222 akkerbouw- en melkveebedrijven, waarvan 6.600 melkveebedrijven, 750 'gewone' akkerbouwbedrijven, 1.500 zetmeelaardappelbedrijven en 400 graanbedrijven (samen 2.650 akkerbouwbedrijven).52 Sinds 1980 is in het noorden een derde van de ondernemingen gestopt, terwijl de totale landbouwproductie door schaalvergroting op peil blijft. 53 In de drie noordelijke provincies nemen akkerbouwgewassen en grasland gezamenlijk het overgrote deel van het areaalgebruik voor hun rekening. Vooral in Drenthe is de akkerbouw dominant. De daling van het Drentse akkerbouwareaal is aanzienlijk. Van 1990 tot 2000 is dit afgenomen met 7 procent, waar in Nederland de oppervlakte zelfs een fractie is toegenomen. Het tegenovergestelde geldt voor de tuinbouw in Drenthe. Hoewel deze activiteit duidelijk (nog) geen omvangrijke sector is in Drenthe, kent ze wel een stormachtige ontwikkeling. Uiteraard heeft dit alles te maken met de uitbreidingsproblemen van de glastuinbouw in het Westland. Boerenbedrijven met nevenactiviteiten komen weinig voor in Friesland en Groningen (minder dan 5 procent). In Drenthe daarentegen kent tussen de 12 en 14 procent van de bedrijven 49
„Noord-Nederland als schakel naar Oost-Europa, is dat wat? “, NEA, 2004 “Keuzes voor de toekomst door nieuwe Provinciale Staten”, Provincie Zeeland, p. 2 51 “Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Zeeland, Koersnota”, Provincie Zeeland, 2002 52 “Gevolgen van de hervorming van het Europese landbouwbeleid voor de landbouw in Noord-Nederland”, pagina 19, januari 204, LEI 53 “Landbouw en Visserij”, CBS, oktober 2004 50
TBMFD5 TB/DF/hta
52 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
nevenactiviteiten.54 Een belangrijke factor voor het ontplooien van nevenactiviteiten (recreatie, zorgtaken, huisverkoop) is de ligging ten opzichte van recreatieve gebieden en de ligging ten opzichte van de grote steden.55 In totaal boden landbouw en visserij in 2003 werkgelegenheid aan 38 duizend fte, hetgeen een afname is van 0,8 procent ten opzichte van 2002. In de totale werkgelegenheid in het noorden draagt de sector 6,4 procent bij, met een omzetaandeel van 4,6 procent. Dit wijkt zowel aan de kant van de werkgelegenheid, als aan de kant van de omzet sterk af van het Nederlands gemiddelde (werkgelegenheid 1,7 procent, maar omzet 4,8 procent). De oorzaak van de relatief lage bijdrage van de drie noordelijke provincies aan de omzet is het grondgebonden karakter van de landbouw. Hierdoor is de landbouw minder intensief dan in de rest van Nederland. Daarentegen komt wel bijna 20 procent van de toegevoegde waarde van de Nederlandse agribusiness komt uit het noorden. Ter vergelijking: het aandeel van de gehele noordelijke economie in de totale Nederlandse economie bedraagt minder dan 10 procent. 56
De toekomst De ontwikkeling van de landbouw in het noorden wordt in belangrijke mate bepaald door internationale trends. Prijsontwikkelingen op de Europese en wereldmarkt voor de primaire landbouwproducten spelen daarbij een belangrijke rol. De markt voor de landbouwproducten wordt bovendien ook steeds internationaler. Een kans vormen daarbij de toegetreden tien nieuwe EU-lidstaten, waardoor nieuwe afzetmogelijkheden zijn gecreëerd. Een andere trend is de inplaatsing van de melkveehouderij, waarbij akkerbouwbedrijven worden vervangen door melkveehouderijen. Volgens het LEI zullen de besluiten over hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie van juni 2003 (het Akkoord van Luxemburg) zullen leiden tot directe inkomensdalingen op melkveebedrijven als gevolg van een daling van de melkprijs. Op akkerbouwbedrijven treden geen directe prijsdalingen op, maar er zal wel inkomensdaling optreden als gevolg van kortingen op de inkomenstoeslagen, die de gewaspremies vervangen. Dit zal bij gelijkblijvende bedrijfsomvang en bouwplannen mogelijk ook gevolgen hebben voor de continuïteitsperspectieven van deze sectoren en daarmee ook op de te verwachten bedrijfsopvolging en -beëindiging in deze sectoren. Dit zijn geen bijzonder gunstige vooruitzichten.
54
“Bedrijvigheid in de Landbouw”, CBS index, december 2001 “Boeren met meerwaarde”, CBS index, februari 2001 56 De Drentse landbouwagenda”, 2003 55
TBMFD5 TB/DF/hta
53
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
Non-profit 60%
50%
40%
in %
A.8
30%
20%
10%
0% Openbaar bestuur
Onderwijs
Omzet
Gezondsheidszorg
Werkgelegenheid
Figuur A7 Verdeling omzet en werkgelegenheid in de non-profit
De afgelopen jaren heeft de non-profitsector een sterke groei doorgemaakt. Dit geldt met name voor de zorg. Dat is uiteraard niet vreemd gezien de toenemende vraag naar zorg als gevolg van onder meer vergrijzing, een ‘life-style’ waarin ‘jong, gezond en mooi’ centraal staan en de toenemende aandacht voor zorg vanuit de politiek. Hierdoor zijn de afgelopen jaren meer budgetten voor de zorgsector beschikbaar gesteld. Dit is een landelijke trend die ook aan het noorden zeker niet is voorbij gegaan. Daarnaast speelt mee dat in tijden van economische teruggang relatief meer investeringen plaatsvinden in de non-profitsector. In totaal zijn er 185 duizend fte werkzaam in zorg, onderwijs en openbaar bestuur. Daarmee is de non-profitsector de grootste werkgever in het noorden (31,1 procent). Qua productiewaarde is dit echter niet het geval: 18,6 procent. Zoals te verwachten wordt de grootste productiewaarde door de industrie gerealiseerd: 32,4 procent. De non-profitsector staat op de derde plaats, vlak achter de commerciële dienstverlening. Zorg Het aandeel van het noorden in de gezondheidszorg en in het onderwijs is groter dan het landelijk gemiddelde (23,8 procent tegen 22,1 procent). Vooral Groningen en Drenthe hebben een sterk aandeel in de werkgelegenheid in de gezondheidszorg. Friesland blijft hier achter bij het landelijk gemiddelde. De gezondheidszorg neemt met circa 90 duizend fte 52 procent van het aantal banen in de nonprofitsector voor zijn rekening. Dit is hoger dan het landelijk gemiddelde van 47 procent. Het
TBMFD5 TB/DF/hta
54 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
openbaar bestuur beslaat 25 procent van het aantal banen binnen de non-profitsectoren en is ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde. Onderwijs Onderwijs is ‘volgend’ in de zin dat het meegroeit of -krimpt met de demografische situatie in het noorden. Circa 7 procent van de werkgelegenheid in het noorden komt voor rekening van de onderwijssector. In de periode 1994-2002 is de werkgelegenheid in het onderwijs in NoordNederland met gemiddeld 2,6 procent toegenomen. Dit heeft geresulteerd in 8.900 nieuwe banen. Het stijgingspercentage ligt nagenoeg op de landelijke toename van 2,4 procent. In Friesland was de groei het hoogst met gemiddeld 2,9 procent per jaar. Drenthe doet daar met 2,8 procent nauwelijks voor onder, maar de gemiddelde groei in de Provincie Groningen is met 2,2 procent duidelijk achtergebleven. Het merendeel van de werknemers in het onderwijs werkt in het basisonderwijs, namelijk ruim 38 procent. Het betreft hier over het algemeen relatief kleine vestigingen; de gemiddelde vestigingsgrootte bedraagt 15 werknemers. In het voortgezet onderwijs is de tendens tot schaalvergroting wel aanwezig. Het noorden heeft één universiteit en vijf hogescholen. Het lager en middelbaar beroepsonderwijsonderwijs is goed voor 11 procent van de onderwijswerkgelegenheid. Evenals bij het hoger beroepsonderwijs is ook hier de schaalvergroting zichtbaar. In het noorden zijn acht roc’s actief. Er bestaan met betrekking tot de geografische spreiding van het onderwijs aanzienlijke verschillen tussen de drie noordelijke provincies. De provincie Groningen kenmerkt zich als een centrum van onderwijs; er is een sterke oververtegenwoordiging van het wetenschappelijk onderwijs. De Rijksuniversiteit Groningen neemt in die provincie bijna 30 procent van de onderwijsbanen voor haar rekening, maar ook als deze oververtegenwoordiging wordt gecorrigeerd, blijken verschillen te bestaan tussen de drie noordelijke provincies. In Groningen is sprake van een relatieve oververtegenwoordiging van het lager en middelbaar beroepsonderwijs. In Drenthe is het hbo-onderwijs sterk ondervertegenwoordigd. Friesland vormt een redelijke afspiegeling van het noordelijk gemiddelde. Toekomst De zorgsector zal zich meer en meer ontwikkelen tot een belangrijke pijler voor de regionale economie. Op basis van de ontwikkelingen van de laatste jaren, de demografische ontwikkelingen en het beleid van de overheden zal de sector zich ontwikkelen als een economische drager van de regio. Zeker als de kansen op het gebied van de ‘luxe’ (en nietmedische) zorg worden omgezet in extra werkgelegenheid. De werkgelegenheid in het onderwijs zal de komende jaren gestaag blijven groeien. Dit betekent gemiddeld een toename van ongeveer 400 nieuwe banen in het noordelijk onderwijs op jaarbasis. Op langere termijn zal de onderwijssector worden geconfronteerd met het probleem van de vergrijzing van het personeel. Uit landelijke cijfers met betrekking tot de leeftijdsopbouw naar bedrijfstak blijkt dat het onderwijs verhoudingsgewijs een omvangrijke groep werknemers heeft in de leeftijdscategorie 55 tot 64 jaar, met een aandeel van 12 procent. Tussen 2003 en 2009 ontstaan volgens de prognoses van het onderzoeksinstituut ECORYS circa
TBMFD5 TB/DF/hta
55
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
2.900 nieuwe banen in het onderwijs in het noorden. Dit is een gemiddelde groei van 1 procent per jaar. De ontwikkeling blijft daarbij licht achter bij de landelijke ontwikkeling, aangezien daar in dezelfde periode een gemiddelde groei van 1,5 procent wordt verwacht.57 Teruggerekend naar personen betekent dit dat binnen tien jaar ruim 5.800 personen op leeftijdsgronden in het noorden het onderwijs zullen verlaten. De arbeidsmarktperspectieven voor schoolverlaters met een lerarenopleiding zijn dan ook vrij gunstig. Het is zelfs niet zeker of er bij ongewijzigd beleid voor de toekomstige vraag voldoende geschikt aanbod beschikbaar is.58
57 58
“Onderwijs stabiele factor”, pagina 10,11 en 12, District Noord, CWI “Onderwijs stabiele factor”, pagina 10,11 en 12, District Noord, CWI
TBMFD5 TB/DF/hta
56 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
B
Literatuur •
CAB Groningen, “Werkgelegenheidsonderzoek provincie Groningen 2003”, januari 2004
•
CBS, “Bedrijvigheid in de landbouw”, februari 2001
•
CBS, “Bevolkingstrends”, jaargang 52, 4e kwartaal 2004
•
CBS, “Friese landbouw”, oktober 2004
•
CBS, “Werkgelegenheid in 2003 gedaald”, 2004
•
Centrum voor Arbeid en Beleid, “Werkgelegenheidsonderzoek Provincie Groningen 2002”, februari 2003
•
CPB, “Bedrijfslocatiemonitor, regionale verkenningen 2010-2020: in gesprek met de regio’s”, september 1999
•
CWI, “Arbeidsmarktprognose 2004-2009”, juni 2004
•
CWI, “De arbeidsmarkt in 2003”, 2004
•
De Gelderlander, “Hippische hype op het platteland”, 18 juni 2004
•
Gemeente Groningen, “Eemskanaalzone – Verbinding in Stad”, april 2004
•
Groningen Seaports, “Havens, Industrie, Samenwerking en Groei”
•
Kamer van Koophandel, “Het bedrijfsleven in 2004”, 2005
•
Kenniscentrum handel, “Arbeidsmarkt en beroepsopleidingen in de sector handel 2004”, oktober 2004
•
LEI, “Gevolgen van de hervorming van het Europese landbouwbeleid voor de landbouw in Noord-Nederland”, januari 2004
•
LEI, “De Drentse landbouwagenda”, 2003
TBMFD5 TB/DF/hta
57
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
•
LEI, “De economische betekenis van de sportvisserij in Nederland”, juni 2004
•
LEI, “De plattelandseconomie in Nederland”, april 2005
•
Marktplan Adviesgroep, “Economische effecten agrotoerisme”, januari 2005
•
NEA, “Noord-Nederland als schakel naar Oost-Europa, is dat wat?”, 2004
•
NRC-Handelsblad, “De economie van rust en ruimte”, 20 juli 2004
•
Prognos, “De Waddenzeeregio, een sociaal-economische analyse”, 2004
•
Provinciale Staten van Groningen, “Groningen, goed in banen”, mei 2000
•
Provincie Groningen, “De economie van Groningen”, 2002
•
Provincie Groningen, “Groningen, economisch bekeken 2002”, 2003
•
Provincie Groningen, “Notitie perifere Detailhandel”, 2004
•
Rabobank, “Visie op provinciale dynamiek 2004”, 2005
•
Rabobank, “Cijfers & trends Friesland, Drenthe en Groningen”, november 2002
•
Rabobank, “Visie op provinciale dynamiek 2003; focus op toerisme en recreatie”, 2004
•
Toerdata Noord, “Toerisme in cijfers 2004”, 2004
•
SBW, “Arbeidsmarktadvies 2005, bouwradius en SBW”, september 2004
•
STEC groep, Noord-Nederlandse Werklocaties van de toekomst”, oktober 2003
•
Strijker, et al, “Kompas voor kwaliteit”, 2001
•
TNO, “Regionale bouwprognoses 2002-2007”, december 2002
•
TNO, “Blue ports: knooppunten voor de regionale economie”, 2003
TBMFD5 TB/DF/hta
58 © 2005 KPMG Business Advisory Services. All rights reserved.
Milieufederatie Drenthe, Friesland en Groningen “Voorbij de Wegen” december 2005
•
TNO, “Binnenhaven Delfzijl”, juli 2004
•
www.cijfers.drenthe.nl, “Drenthe in cijfers”, 2002
•
www.cwinet.nl, “Aarzelend herstel in 2004 – omslag in 2005”, juni 2004
•
www.eib.nl, “verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2005”, 2004
•
www.eib.nl, “De bouw regionaal bezien in Noord-Nederland”, 2004
•
www.provinciegroningen.nl, “regioperspectief 2030”, 2005
•
www.kvk.nl, “Langzaam aantrekkende conjunctuur”, december 2004
•
www.kvk.nl, “Friese economie herstelt van economische recessie”, december 2004
•
www.kvk.nl, “Meer ruimte voor recreatiesector”, 2004
•
www.nea.nl, transportvisie december 2004
•
www.nidi.nl, “Vergrijzing in de regio”, augustus 2000
•
www.rug.nl, “Groothandel is onmisbaar”, juni 1999
•
www.snnonline.nl, “Beter goederenvervoer in Noord-Nederland, vergroten bereikbaarheid voor economische ontwikkeling in het noorden”, 2004
TBMFD5 TB/DF/hta
59