Mijn Saai Leven als Boekhouder
of toch niet zo saai? Voorwoord Een dame vroeg me tijdens een receptie of het beroep van boekhouder niet afgrijselijk saai was. Terugdenkend aan al die voorbije jaren en al die gebeurtenissen dacht ik bij mezelf dat het toch niet zo saai was geweest. De lezer mag zelf oordelen.
Inhoud 1) Vertessen - dood door ondervoeding. 2) Blauw bloed. – Koninklijke link. 3) Een betrouwbaar man – Moord in Venezuela. 4) De Chef. – Een flamboyante pestkop. 5) De Fons. – Een imponerende scheidsrechter. 6) Raad van Beheer. – Ambras bij de Striptease. 7) Gekke Huurders. – Naakt in de lift. 8) Roger – Stella op place Pigalle. 9) De Jos – Een kanjer van een personeeslid. 10) Ontploffing – Hersenen aan de muur. 11) Heibel – Ruzie tussen venten. 12) Broodje krab – Stank in de Kantine. 13) Een Hemelhuis. – Bouwen om te bouwen. 14) Donkere wolken.- Toch geen wonderman. 15) Privédetective. – De ontrouwe echtgenote. 16) Gotche. – Betrapt. 17) Fatale Finale. – Huilen als hond van de pijn. 18) Naar ICT – Hoe starten met computers. 19) Reizen om te leren. - Hoe wordt er gebouwd in Liverpool. 20. Brand. - Wasmachine vat vuur. 21. Privacy – Camera’s overal. 22. Nog rare huurders. – Zijn vuist in mijn gezicht. 23. Nog in te vullen. 24.Marianne. – Dood van een schatje.
1.Vertessen is dood. Dood door ondervoeding* « Zeg, weet ge het al. Het schijnt dat Vertessen dood is. » « Het is niet waar zeg. » « Ja, ze hebben hem gevonden .. verhongerd .. nu ja, ze zeggen van ondervoeding omgekomen. « Vertessen huurde bij de bouwvereniging destijds een appartementje, men noemde dat toen een kwartier, in een gebouw van 4 verdiepingen, zonder lift en zonder centrale verwarming, feitelijk was het gebouw enkel rijp voor de sloop. Het was dan ook de bedoeling geweest het te laten slopen toen het werd verkocht aan de stad Antwerpen. Alleen Vertessen woonde er nog, dit werd toegestaan op voorwaarde dat Vertessen huishuur betaalde, want de afbraak was toch op de lange baan geschoven. Er was slechts een probleem, Vertessen betaalde zijn huishuur reeds gedurende maanden niet. Dat verplichtte ons kantoor om actie te ondernemen. Ik was nog maar pas in dienst genomen en een van mijn taken was slecht betalende huurders op te volgen, ze schriftelijk op hun wangedrag te wijzen. Met zware dreigementen zoals uit huiszetting trachten te bekomen dat ze toch hun huur zouden betalen. Maar de heer Vertessen bleef Oost-Indisch doof , geen enkele reactie. Uiteindelijk zou ik verplicht zijn hem op te zoeken. Na nog enkele schriftelijke pogingen reisde ik af naar de Paleisstraat waar het gebouw zich bevond. Het was heel oud en bevatte zeker een veertigtal appartementen . Het rook duf en zurig in het verlaten gebouw en de trap naar de tweede verdieping lag in het donker want er was geen elektriciteit meer in heel het gebouw. Ik ging eerst aankloppen en indien hij thuis was zeer streng naar de huur vragen. In het geval hij niet thuis was moest ik binnengaan en rondneuzen , de waarborg pakken en maken dat ik wegkwam.
De waarborg was een bewijs ter waarde van verscheidene maanden huur waarmee de huurachterstal boekhoudkundig kon verwerkt worden Zodus ik klopte aan , eenmaal, tweemaal, NIEMAND antwoordde. Eerst de deurkruk proberen. De deur ging open en wat zag ik. Er was een bed, in dat bed lag iemand – Het was Vertessen. Die kwam verbaasd recht. Het bed was afschuwelijk vuil. Het beddenlaken was misschien ooit wit geweest maar had nu de kleur van overrijpe bananen. « Voor wat is het. » »Mijnheer VERTESSEN ‘t is van de woningbouwvereniging voor de huur. » zei ik. « Ha, ik ga dat direct betalen ge kunt gerust zijn. Ik moet wel eerst nog wat geld trekken van de post maar dat is voor morgen of zo » was zijn reactie. « Ha, das goed ». De kamer lag en stond vol boeken – engelse en franse- hier en daar wat kleren en borden met etensresten. « Mijnheer Vertessen ik reken er dan op dat ge betaalt. » « ge moogt gerust zijn ,mijn beste» Na twee maanden hadden we nog altijd geen huur ontvangen. « Verdomme » zei Aloïs . Aloïs De Krok was m’n chef,het hoofd van de afdeling. « Ik was beter zelf gegaan. Kom we gaan er nog eens naartoe. » Terug stegen we dezelfde trap op met weer die zurige, kleffe reuk en de holle klank van onze stappen. Vertessen was ditmaal echter niet thuis. We gingen daarom binnen met de sleutel. Links en rechts zochten we naar het waarborgbewijs maar vonden niets. We gingen ook de andere kamers van het gebouw eens bekijken. Maar die waren helemaal in het donker gehuld. Plots gleed Aloïs uit en moest zich aan mij vastgrijpen om recht te blijven. Hij had in iets glads en glibberig getrapt. Met de hulp van een lucifer bekeken we wat er aan de hand was. Heel de kamer bleek tot onze verbazing en afschuw vol hoopjes ontlasting te liggen voorzien van het benodigde papiertje. In de andere kamers hetzelfde beeld ,en dit in heel het gebouw. Blijkbaar had Vertessen als oplossing voor het verstopt toilet zijn grote boodschappen gelijkmatig over alle kamers van het gebouw verdeeld. Met zulke zwaar bevuilde schoenen en broek kon Aloïs echter onmogelijk naar zijn stamcafé De Sportvriend.
Zijn imago zou bij zijn cafévrienden een zware knauw krijgen.. Grommend liep hij de kamer van Vertessen binnen, sprong boven op het bed en veegde zijn schoenen en broek aan de vale lakens af. Wij vonden verder geen waarborgbewijs en dropen af. Enkele maanden later kwam dan het bericht van de dood van Vertessen . De kroegbaas van het café rechtover zijn gebouw van Vertessen bracht ons deze slechte tijding zelf. Heel vertrouwelijk wist hij ons ook nog te vertellen dat Vertessen zijn beste klantje was geweest.
2. « Zeg man, de voorzitter wilt U als nieuwe boekhouder leren kennen. Ga U van namiddag maar eens voorstellen, ge moet niet bang zijn, hij is nogal kortaf maar hij bijt niet. » Zodoende reed ik op mijn scooter naar de voorzitter van de raad van bestuur.. In een oud herenhuis in de Dambruggestraat – kolenhandel STROUM. Bellen – « kom maar binnen mannneke. » schalde een oude stem. In de achterkamer zat een oude mijnheer in onderhemd met bretellen en met strohoed. Hij was facturen aan het nakijken en optellen en het bleek de voorzitter te zijn. « Ha, zijt gij de nieuwe bediende, naar welke school zijt gij geweest, naar het college, ha dan zijt gij ook ne japneus, kristuslakker en pilaarbijter » « Maar dat is niet erg als ge maar goed kunt werken, allez das goed, maar goed samenwerken met den Aloïs ». Aloïs was zijn secretaris van de Geuzenbond « Haalt ze Boven » en van de vakbond van de kraanmannen van de haven van Antwerpen waar de voorzitter eveneens voorzitter van was. Ik werd terug naar het kantoor gestuurd waar ik reeds werd opgewacht.. « He, Dude, de directeur vraagt dat ge voor hem een boodschap zou willen doen ». De directeur was een van de weinige mensen waar Aloïs nog ontzag en respect voor had. « Ja,mijnheer directeur, ik moest voor U ook een boodschap doen » zei ik dus. « Ha, dat is heel vriendelijk. Ge weet mijn moeder is een eind in de tachtig en die heeft aan mij gevraagd om een literke soep te halen. Zoudt gij nu eens voor mij een plezier te doen een literke kervelsoep willen gaan halen in de Balansstraat met uw scooter. Dan zijt ge rap terug. Ik denk dat dat een frank of zes gaat kosten. » Ik rij dus weg met de scooter en met een lege pot tussen de knieën. Ik zag me al met een hete pot klotsende soep over de kasseien rijen. Tot mijn opluchting ontdekte ik dat er achter de hoek een bestelwagen stond van een andere soephandel.
Waarom zou ik zo ver rijden als ik hier al soep te vinden was, dacht ik. Dus betaalde ik zeven frank voor een pot soep en ik maakte dat ik terug was bij de directeur. « Ha, rap terug en hoeveel was het. » »Zeven frank directeur » zei ik. « Allez dat kan niet. Ik stuur U speciaal naar de Balansstraat omdat het daar maar zes frank is, maar allez dat is niet zo erg, wilt ge die soep ook gaan, afgeven aan mijn moeder ge weet wel waar ze woont. » Ik dus terug weg naar het appartementsgebouw waar zijn moeder woonde en belde aan. « Mevrouw, uw zoon, onze directeur heeft me gevraagd U uw soep te brengen » « Ha, jongen dat is lief, heeft dat ambetant ventje van een zoon van mij er dan toch aan gedacht » Mevrouw Degraeve was 85 jaar en had waarschijnlijk als gevolg van een beroerte een moeilijke spraak, haar tong was voor een gedeelte buitengebruik en hing buiten boord wat een zeer onsmakelijk gezicht was. Ze nam de pot met soep aan en ik dacht dat ik van mijn taak verlost was maar blijkbaar had mevrouwtje nog iets in de zin. «Mijne jongen, ik weet dat mijn zoon een gierige vent is, veel zult ge niet verdienen, hier de balletjes in de soep zijn voor U ». Met een blauwe balpen die ze uit haar schort opviste en waar nog wat overschot van inkt aanhing viste ze de balletjes van de kervelsoep een voor een uit de pot, deponeerde ze op een klein schoteltje en bood ze me aan. « Nee, mevrouw ik heb juist gegeten en ben volstrekt niet hongerig, dank U, dank u » zei ik en maakte me uit de voeten. Teruggekomen op het kantoor hadden de collega’s nog aanvullend nieuws. « Ha, mevrouw Degraeve is wel een speciaal geval he, nog niet lang geleden had ze per ongeluk een paar lapjes spek in de vuilstortkoker gegooid en in paniek was ze naar haar zoon gerend, zo ver ze dat nog kan. Drie man van de maatschappij hebben een gehele dag gezocht naar de reepjes spek en niet gevonden. »
. 2. Blauw bloed. Koninklijke link Ik was een nieuwe eend in de bijt en er werden mij allerlei verhalen verteld, ook van vroeger. De directeur had die post gekregen omdat hij als inspecteur van de Stad een financieel fraudegeval had ontdekt in de maatschappij. Hij was ook een te goede inspecteur geweest en men schoof hem graag opzij want hij had teveel stadsgefoefel aan de oppervlakte gebracht. De vorige directeur was altijd heel correct geweest. Deze had bij de regelmatige controles die gebeurden door de leden van de vereniging, allen kraanmannen aan de haven, steeds aangedrongen op een zeer grondige controle. Zelfs naar een niet gevonden bedrag van 1 frank werd uren lang gezocht. Maar blijkbaar was de controle toch niet zo efficiënt want als de inspecteur van de stad kwam kijken omdat de door de stad verwachte dividenden niet arriveerden bleek dat er 2 miljoen franken (toen een enorm bedrag) gewoon niet aanwezig waren. Diepgaand onderzoek wees uit dat de directeur zelf er niets mee te maken had maar wel zijn zoon die in de maatschappij de functie van boekhouder uitoefende. Die zoon had blijkbaar voor eigen gebruik uit de kas fondsen gelicht en dat gebruik op een enigszins onhandige manier toegedekt. Want hij had een heel druk en begeesterend leven. Hij was kampioen ijsschaatsen van België . En tijdens zijn meerdere wedstrijden ook in het buitenland had hij de kampioene van Oostenrijk ontmoet. Een romance ontstond en zij trouwden. Hij moest natuurlijk enige gulheid ten toon spreiden. Die gulheid bleek uit de fondsen van de firma te komen. Zowel hij als zijn vader verdwenen uit de vennootschap na de ontdekking van de fraude.. De vroegere algemeen inspecteur van de stad Antwerpen werd de nieuwe directeur en werd als stadsambtenaar op pensioen gesteld. Hij was een te uitmuntende inspecteur geweest en had dekseltjes gelicht van te veel potjes. Tot hier wat mij toen verteld werd. Maar veel later kwam ik nog meer te weten. De Oostenrijkse schaatskampioene en echtgenote van de boekhouder was uitgenodigd op het koninklijk paleis in Laken om de kinderen van de Koninklijke weduwnaar het ijsschaatsen te leren.
Zij konden het samen blijkbaar heel goed vinden. De Koninklijke weduwnaar smeedde een zeer innige band met de schaatslerares en op dusdanige wijze dat zeventig jaar later in de specialiseerde media de onthulling verscheen dat er zich een extra nakomeling van Leopold 3 in de verenigde staten van Amerika bevond.
3.Een Betrouwbaar Man. Moord in Venezuela. Die ochtend kwam de directeur met iemand bij mij :« Ja jongen, hier is Tony De Geyter dit is nu de man wiens job gij hebt overgenomen. In feite ben je zijn opvolger . » « Ge zult hier nogal uit uw pijp moeten komen, manneke » voegde Tony, mijn voorganger, eraan toe. Men had me verteld dat hij in een reeks kroegen van die flipperkastjes had staan. « Ja, begrijpt ge, ik verdien met mijn kastjes vier keer zoveel als hier als bediende »: legde hij uit. Als er in die kroegen geld moest opgehaald worden of aan die kastjes herstellingen moesten uitgevoerd worden dan gaf dat uiteraard problemen want hij kon natuurlijk zo maar niet weg op het kantoor. Ik begreep dat er reeds herhaaldelijk incidenten waren geweest omdat Tony verdween naar een van die kroegen zonder Aloïs, onze rechtstreekse chef, op de hoogte te brengen waardoor deze in een razende toorn ontstak.. Bij de directeur zelf stak Tony in de bovenste schuif, want Tony kon geweldig meepraten met de directeur over al diens enigszins rare interesses zoals ondermeer speelgoedtreintjes. Hij fantaseerde zelfs een heel spoorwegnet bij hem thuis onder de tafel door via de boekenkast. Hij bleek altijd bereid geweest te zijn om ook na de kantooruren verder te praten en om dan ook nog tikwerk uit te voeren voor de directeur. Dit laatste zeer tot ongenoegen van zijn collega’s. Hij had dan ook van de directeur een uitstekend getuigschrift gekregen. Het luidde : « Deze man is zeer ijverig, consciëntieus, gemotiveerd, heel kundig maar vooral zeer betrouwbaar. » Tony kwam zijn oude collega’s na zijn vertrek regelmatig bezoeken, hij had nu blijkbaar alle tijd van de wereld. Hij praatte dan honderd uit over zijn wilde toekomstplannen, waaronder emigreren naar Zuid-Amerika. Ook had hij op een dag een boog en pijlen bij zich. Het was een echte professionele sportboog met van die stabilisatiebollen aan.
Hij ging zijn oud-collega’s namelijk eens laten zien hoe dat werkte. Er moest echt heel wat kracht gezet worden om zelfs maar de stalen snaar een centimeter te laten bewegen. Kijk« Kijk maar, ge legt er dan de pijl op, trekken aan de snaar, gelukkig staat het raamopen en ….. ». De pijl vloog weg en boorde zich verscheidene honderden meter verder trillend in het dak van een geparkeerde wagen. Een andere pijl vloog ergens een slaapkamer binnen. Ik stelde me de bewoners voor‘s avonds. Ze gingen naar bed , slaperig of amoureus, en plots ontmoetten ze een 3-voets stalen pijl in hun matras. We hadden hem een tijdje niet meer gezien toen hij met het bericht kwam dat hij samen met zijn broer zijn actieterrein ging verleggen naar Venezuela. Met het oog op hun expertise op het vlak van kansspelen dachten zij, nee ze waren er zeker van, dat hen aldaar een grote toekomst was weggelegd. Met heel hun hebben en houden waren ze van plan naar ginder te trekken. Hij woonde nu op een van de appartementen van de vennootschap, welk natuurlijk bij zijn vertrek aan iemand anders moest verhuurd worden. Achteraf moesten we van de nieuwe huurder vernemen dat hij heel de binneninrichting van het appartement voor grof geld aan hen had verkocht, de keuken, de badkamer met bad en douche. Hij had hen er kunnen van overtuigen dat het zijn eigendom was, ten onrechte. Gedurende twee jaar hoorden we niets van hem. Plots stond hij daar terug in al zijn glorie. Nog steeds dezelfde. Alles was schitterend. Hij was nu verkoper van allerlei interessante producten. De episode in Venezuela was afgesloten, niet echt verkeerd gelopen maar om allerlei redenen,onder andere heimwee van de dames, toch finito. Hij had bloemen bij, plastieken bloemen in een vaas, die licht gaven, en die naar bloemen roken. Een schitterend product ,hij verkocht het als broodjes, een schitterende toekomst. Wij de loonslaven konden slechts dromen van zulk een vrijgevochten leven, naar buitenland als het hem zinde, terugkomen en onmiddellijk weer een lachende toekomst. Toch hoorden we via familie van hem dat er in Venezuela wel wat problemen waren geweest met de daar gevestigde maffia. Er werd zelfs gesuggereerd dat ze daar eigenlijk de benen hadden genomen.
De dood in vrij duistere omstandigheden van een Duitser zou in hun schoenen geschoven zijn. Op een morgen : »Hebt ge de krant gezien » « Wat staat erin ! » »Kijk , hier de kop van den Tony ». En inderdaad de kop van den Tony besloeg een kwart van de bladzijde, het was een foto met een heel groot gangstergehalte. Er stond onheilspellend onder : « Deze man is gevaarlijk ! » Uit het artikel in de krant bleek dat ze voor grote sommen valse en ongedekte checks hadden uitgegeven en dat Tony in het bezit was van een heuse revolver. Hieruit blijkt eens te meer hoe geloofwaardig een getuigschrift is : « Deze man is zeer betrouwbaar ! »
3. De Chef . Flamboyante pestkop. Aloïs, de chef, was een imposante en flamboyante figuur met een grijze kop haar. Hij had een zware dwingende stem en de allure van een captain of industry. Hij had ook een apart gevoel voor humor, dat hij gul demonstreerde. Het gebeurde dat de telefoon ging en de beller een verkeerd nummer had gedraaid zonder dit te merken. Hij maakte dan onmiddellijk naar ons een teken en begon te improviseren. « Ja, mevrouw, dit is inderdaad vishandel Van Bladel. Ja, zeker mevrouw wij kunnen vis leveren voor het plechtige communiefeest van uw dochtertje. Voor hoeveel personen zegt U. 35. Uitstekend. Nee, mevrouw tong is er momenteel niet , het is nu niet het juiste seizoen begrijpt U. Maar wij kunnen uitgelezen witte kreeftzonnezalm leveren. Dat is nieuw en momenteel het neusje van de zalm. Dat wordt alleen maar aan de beste restaurants geleverd en is niet in de gewone handel verkrijgbaar. Dat is werkelijk een buitenkansje voor U. De smaak is ongelooflijk lekker. Een gegarandeerd succes bij uw gasten. Wanneer moet het geleverd worden, Vrijdag, komt in orde mevrouw. » Of een andere keer…….« Ja het is hier de reinigingsdienst van Antwerpen, Wat zegt U. Uw beerput ligt al 4 dagen open en de vuilwagen is nog niet geweest alhoewel dat beloofd was. Ja, mevrouw ik doe het nodige, morgen vroeg zijn ze daar. U mag op uw twee oren slapen. » Als er mensen aan de balie kwamen die bijvoorbeeld naar een woning vroegen werden die meestal te woord gestaan door Aloïs. Elke keer als iemand een uitzonderlijk exotisch dialectgebruik had of gezegend was met een vreemdsoortig spraakgebrek konden we verwachten dat hij iemand van ons er bij zou halen. Die wist wat hem te wachten stond en werd dan het brandpunt van het gegrinnik van de collega’s. “Jongens, mijnheer hier zou graag van U enige toelichting krijgen over ons woningenbestand in de wijk Dam » Zich tot de man richtend : » Mijnheer, U mag er op vertrouwen dat mijnheer hier U alle inlichtingen zal geven die U gevraagd hebt. Leg het hem nog eens zorgvuldig uit. » Ik wist dan al direct dat ik hier met een zeer raar exemplaar zou te maken hebben. De taal van de man was voor mij volstrekt onverstaanbaar en was in een dialect uit de diepste binnenlanden van de westhoek. Het moeilijke was dan niet te lachen terwijl ge het leedvermaak van de collega’s achter u meer voelde dan hoorde. Aloïs zelf kon onmiddellijk en met het allergrootste gemak tegenover de balieklanten gelijk welk dialect op een zeer aanvaardbare manier ten gehore brengen.
Dat was voor ons een steeds terugkerende bron van groot vermaak . Fries, Hollands, Gents, Limburgs, Brussels, het was of hij daar geleefd had. Ook in vreemde talen kon hij zich goed uit de slag trekken. Zo was hij bijvoorbeeld met zijn vriend Jos Molenaar naar de Expo 58 in Brussel geweest Ze hadden heel de expo afgelopen en waren beland bij het Italiaans paviljoen. Blijkbaar was daar iets zeer speciaals aan de hand want er stonden nadar barelen. Er was ook politie en toezichtpersoneel. Een uitgebreide receptie werd hier voorbereid. Plots kwamen er grote limousines aangereden vooraf gegaan door politie op motoren.. Blijkbaar werd er bezoek verwacht van hooggeplaatste personen. Iemand snelde toe om de deur van de wagen te openen. Ex-koning Umberto van Italië stapte uit. Aloïs wrong zich tussen de afsluitingen door en wende zich minzaam tot Umberto en zei « Umberto como va » drukte hem de hand en riep naar zijn vriend Jos « Vene – josephus ». Zonder enig probleem voegden ze zich verder bij de schare uitgelezen genodigden, deden zich tegoed aan de champagne de parmaham en andere Italiaanse delicatessen. Wij verdachten hem ervan een vriendinnetje te hebben want met regelmatige tussenpauzen verdween hij, meestal als de directeur om dienstredenen op verplaatsing was. Ons kantoor was feitelijk een omgebouwd appartement en het toeval wou dat de badkamer van dit appartement met de deuropening naar ons toe gericht was terwijl daarnaast ook de balie was waar de bezoekers, huurders en anderen stonden te wachten tot iemand van ons zich verwaardigde om hen te woord te staan. Dus terwijl we de bezoekers konden zien en zij ons ,maar niet Aloïs, konden we ook zorgvuldig de procedures volgen die de naakte Aloïs uitvoerde om zich voor te bereiden op zijn escapades want hij liet de deur wijd openstaan. Hij liet zich bij een dergelijke gelegenheid altijd ophalen door onze aannemer van schilderwerken, ene Phil, die hem dan op de gewenste plaatst dropte, tegelijkertijd een perfekt alibi vormend voor Aloïs. « Ik ben gaan eten met de Phil ». « Ja, »zei zijn wederhelft « ik denk dat de Phil een jeannet is, waarom zou die anders met U gaan eten ».
Voor onze kantoren was een grasperkje voorzien van een bord « Verboden te betreden ». Wee degene die zich op dit gazonnetje waagde. Uiteraard oefende het een aantrekkingskracht uit op voetballertjes. Die werden uitgescholden, toegebruld : »hoerenlopers, enculeurs, van ‘t gras af » Wat de betekenis van het woord enculeur was wist ik niet maar het zou wel iets heel erg zijn. Een niet meer piepjonge dame, opgetut met alle versierselen van haar genre, hoge hakken, suikerspin haartooi, handtas met gouden ketting pikkelde moeizaam over het gras om een omweg van dertig meter te vermijden. « Dat is madame Jespers, die van die verzekeringsagent, maar die staat huishuur achter. » Het dubbele raam werd opengetrokken « He, blijft eens van ‘t gras » Ondertussen had zijn stem en lawaai de aandacht van alle buren getrokken en achter gordijnen en op terrassen was men vol aandacht wat die grote vent van de maatschappij nu weer zou roepen. « Schuldhond, ge zou beter uw huishuur betalen dan over het gras te lopen » Mevrouw Jespers kroop bijna onder het gras van schaamte. Dit incident ging wel een staartje krijgen. Mijnheer Jespers kwam zijn beklag doen over die behandeling en uitleggen hoe het nu kwam dat de huur enkele maanden niet betaald was. Al pratend rinkelde mijnheer Jespers arrogant met zijn autosleutels. In die tijd had slechts een beperkt aantal mensen een wagen. Met een snelle beweging graaide Aloïs die sleutels uit de hand van mijnheer Jespers. « Ge krijgt ze terug als ge uw huur betaald hebt . » Na een nutteloze aanval van woede kon mijnheer Jespers niet anders dan het pand verlaten.
4.De Fons. - Scheidsrechter met haar op de tanden. Fons Rademakers was wel een collega maar geen vriend van Alïs. Hij was een heel andere figuur. Hij was verantwoordelijk voor alle technische aspecten van het leefbaar houden van meer dan tweeduizend woningen. . Hij noemde zichzelf « Directeur technique ». Tussen hem en Aloïs bestond een voortdurende koude oorlog. De vraag: wie van hen beide het meest belangrijke personage was. Fons deed zich voor als van een meer verfijnd allure dan Aloïs. Zijn kennissenkring was ook van een iets verfijnder type, directeurs, architecten en dergelijks. Het ongeluk wilde dat op een dag Aloïs de Fons en zijn echtgenote zag zitten op het terras van « Café de la paix » op de Meir in gezelschap van de directeur van een bekende firma in verlichtingsartikelen. Aloïs had al een paar pale-alekes binnen en was in een uitbundige stemming. Hij stevende rechtstreeks op het gezelschap af : « Hij heeft U zeker ook wijs gemaakt dat hij directeur-technique is . Wat, directeur-technique, laat mij niet lachen, directeur des toilettes, ja, de knechtjesjongen. » Fons had wel een klein probleem. Hij vertelde graag van die opgeblazen verhalen waarin hijzelf de hoofdrol vertolkte. Wij hadden er een pervers plezier in hem tot dergelijke verhalen te prikkelen, vooral omdat Aloïs er een afschuwelijke hekel aan had iets dergelijks te moeten aanhoren. « Mijnheer Rademakers we hebben gehoord dat gij ooit nauw contact hebt gehad met de vroegere prins-regent » « Wel, dat zat zo. Prins Karel kwam al eens een keer naar Antwerpen om te bloemetjes buiten te zetten. Hij was toch zeker met een stuk in zijne kraag in de Kielse Vest gereden. Hij was nog uit de wagen kunnen ontsnappen Maar die was gezonken.. Ik kwam daar toevallig voorbij De mensen van de staatsveiligheid, die mij natuurlijk kenden, zeiden : « Mijnheer Rademakers we zitten met een probleem. Het wordt een hele heisa als de pers te weten komt dat de prins hier iets mee te maken heeft. Doe het nodige opdat niemand hiervan iets te weten komt. We weten dat we op U kunnen rekenen. De prins kent U ook en die zal dat zeker weten te appreciëren.
Zijn wagen heeft een speciale nummerplaat en die wijst duidelijk naar de prins. » Ik zei dat die nummerplaat er moest afgehaald worden. Ik dook dan ook onmiddellijk in het water en heb die plaat er gauw met een schroevendraaier afgehaald . De prins is me later nog persoonlijk komen bedanken. » « Mijnheer Rademakers, gij hebt toch nog in de oorlog mee gedaan, dat moet toch wel wat geweest zijn. » « Wel, mannen, wat ik toen allemaal heb meegemaakt » « Ik was pelotonscommandant. Ik en mijn mannen zaten aan een kant van een kanaal . Aan de overkant zagen we Duitsers afkomen. Een hele tankcolonne. Ik zei tegen mijn mannen « Niet schieten ! » Want ik wist wat zij niet wisten. We hadden geen kogels meer. Ik nam dynamietstaven en ging naar de brug over dat kanaal, bond de staven aan de brugpijlers vast en trok me terug. De Duitsers kwamen dichter. Ik beval mijn troepen om zich rustig terug te trekken en zei hen dat ik de aftocht zou dekken. De Duitse tankcolonne kwam de brug opgereden. Ik richtte mijn revolver op de dynamietstaven. Een schot, de brug vloog de lucht in met alle Duitse pantserwagens. Na dat ik mijn mannen verder had weggestuurd ben ik onmiddellijk naar de generale staf gegaan, en heb relaas gedaan van het gebeurde, heb mijn kepie op tafel gegooid en gezegd : « Pour moi la guerre est fini .» en ben naar huis gegaan. » Een andere schitterend verhaal was dit over zijn scheidsrechterscarrière. « Ik stond als scheidsrechter op den Beerschot voor de match Antwerp Beerschot. Raymond Braine (toen een wereldster) had een nogal brutale opmerking in mijn richting gemaakt en deze laten volgen door een vulgair gebaar .Dat kon ik niet over mijn kant laten gaan. Ik stuurde hem onmiddellijk van het veld. Heel het stadion stond in rep en roer. Een gehuil, een gebrul. Het was duidelijk dat ik kans liep gelyncht te worden. De spelers konden mijn fluitje niet meer horen. Ik heb het spel stil gelegd, ben voor de grote tribune gaan staan en heb iedereen recht in de ogen gekeken. Toen het rumoer stilaan wegstierf liet ik het spel verder zetten. Vanaf toen verliep het spel verder in alle rust
6. De Raad van Beheer. – Nooit gevogeld. De directeur had Aloïs binnengeroepen in zijn kantoor voor een bespreking. Het bleek dat er een uitnodiging was binnengekomen met de post. Er mochten enkele vertegenwoordigers van onze maatschappij op de viering van het vijftig jarig bestaan van de plaatselijke huisvestingsvereniging van Ternat aanwezig zijn. Met alles erop en eraan. Receptie en etentje. Er werden ook een twintigtal sociale eengezinswoningen ingehuldigd.. De directeur en Aloïs gingen deelnemen. Ik mocht mee feitelijk meer als chauffeur. Aloïs was in zijn nopjes. Dat was een kolfje naar zijn hand. Op de receptie had hij al gauw enkele glazen schuimwijn op en kwam in stemming. De voorzitter van de organiserende woningvereniging wees op hun verwezenlijkingen tijdens de vijftig jaar van hun bestaan. « Reeds meer dan 400 woningen gebouwd ». Aloïs, terwijl hij rechtstond, met krachtige stem :«Hoeveel zegt ge, 400, wat zijn 400 woningen ,wij beheren er 2000 ». De directeur zonk bijna door de grond « Aloïs, zwijg toch, zwijg toch ! » Na de receptie werden we naar enkele van de nieuwe woningen gebracht. De burgemeester sprak vol lof over de verwezenlijking en verheugde zich in het geluk van de toekomstige bewoners. Het was wel spijtig dat er slechts twintig woningen ter beschikking konden worden gesteld. Hier vond Aloïs dat hij weer een duit in het zakje moest doen. Met een luid gekuch trok hij de aandacht naar zich, deed een stap vooruit en sprak plechtig « Ik als vertegenwoordiger van de minister en vol bewonderingvoor de hier geleverde prestaties zal er voor zorgen dat binnen de kortst mogelijke termijn budgetten zullen vrijgemaakt worden voor de verwezenlijking van nog eens twintig woningen. » Algemeen applaus. De burgemeester kwam hem uit dankbaarheid de hand drukken. Wij wisten toevallig dat de minister met heel zijn kabinet op studiereis was. DE directeur was beschaamd over het gedrag van Aloïs en zeer ontstemd. Maar het zou nog sterker worden.
We brachten de directeur eerst naar de notaris voor de verkoop van een van onze huizen aan de bewoners. Natuurlijk profiteerde Aloïs van het verdwijnen van de directeur om een bijkomend uitstapje te maken. Ik moest hem afzetten in de buurt van het bekende restaurant « La Rade » dat zich aan de Scheldekaaien bevond, want daar ging ‘s avonds de algemene vergadering met banket door van onze woningbouwvereniging. En daar lag het franse fregatschip « l’intrépide » feestelijk bevlagd voor de ontvangst van de plaatselijke notabelen en hooggeplaatsten. Ik trachtte Aloïs nog tegen te houden . Doch hij klauterde reeds omhoog langs de loopbrug maar werd tegengehouden door een in een schitterend uniform gestoken scheepsofficier. « Messieur, vos papiers s’il vous plait ». Met een onverschillige handbeweging gebaarde Aloïs naar mij die enkele meters achter hem kwam aangeschoten. »Demandez-les à mon secretaire » en vervolgde ongestoord zijn weg naar de borden met champagneglazen en tafels met delicatessen. Na een lange uitleg in mijn beste Frans en nadat de officier zich met belangrijker volk moest bezighouden kon ik me bij Aloïs voegen die zich reeds volop inleefde in zijn rol van plaatselijke notabele en niet naliet de scheepschampagne naar waarde te schatten. Spijtig genoeg moest ik me melden op kantoor. Enkele uren later bewoog Aloïs zich zo statig mogelijk in de richting van het sjiek etablissement waar de jaarvergadering gevolgd door banket doorging. OP deze jaarlijkse gelegenheid waren alle aandeelhouders en beheerders van de vereniging aanwezig. De volgende morgen gonsde het van geruchten. Via het roddelcircuit vernamen we dat Aloïs zich buitenmate had misdragen op het banket. Een van de aanwezigen was beheerster juffrouw Janssens. Zij was voorzitster van alle vrouwenbewegingen in haar parochie en ook daarbuiten, zij terroriseerde de plaatselijke pastoor, die in angst leefde voor haar laatdunkende en stekelige opmerkingen. Zij was in haar eentje de inquisitie van de Walburgisparochie.
Het ongeluk wou dat op het banket Aloïs haar tafelgenoot was. Deze kon na een volledige dag van champagne gevolgd door Bordeaux en bij het genot van een grand-marnier zijn woorden niet meer op een weegschaaltje afwegen. »Maria, is dat nu echt waar dat gij nog nooit gevogeld hebt ? ». De dag daarna Aloïs werd op het kantoor van de directeur ontboden. Nooit hebben we hem zo bedremmeld gezien, noch hadden we ooit meegemaakt dat niet hij het meeste praats had. Nooit hadden we de directeur zo horen brullen.
7.Rare huurders. – Naakt in de lift We keken niet meer op van de vreemde gedragingen van de huurders maar er waren periodes dat het toch het normale oversteeg.. Zoals die bepaalde week bijvoorbeeld. Die mevrouw die in haar handtas rondzeulde met de branders van haar gasfornuis. Gij zult vragen waarom ? Ze was ervan overtuigd dat er een internationale gangsterbende het op deze branders gemunt had. Of mevrouw Hagelsteen die voor niemand de deur wou opendoen en nooit haar woning verliet.. Haar buren hadden haar in geen dagen meer gezien en vreesden dat ze uiteindelijk de hongerdood zou sterven. Na lang en volhardend aandringen kon een sociaal assistente dan toch via het kleine kijkraampje in de appartementsdeur met haar een gesprek hebben. Het bleek dat ze opdracht had van de CIA om binnen te blijven en elk contact met de buitenwereld te vermijden. De wereldvrede was daarvan afhankelijk. Haar CIA-contactpersoon was een zekere Joost Van de Vondel die verblijf hield in het Century Hotel op de Keyserlei. Treurig was dat de brave man tot nu toe nog geen teken van leven had gegeven. Of mevrouw Van Hemelen die in een onderhoud met de sociaal assistente te kennen gaf slachtoffer te zijn van seksuele agressie. Wat bleek. Haar buurvrouw had haar was te drogen gehangen en de onderbroekjes van haar drie puberzoontjes in het volle zicht van mevrouw Van Hemelen laten pronken. Zij zag hierin een seksuele provocatie. Een ander delicaat geval was dat van mevrouw Van Aerts. Zij was een mooie vrouw, type Jane Mansfield. Dat zij haar echtgenoot had buitengewerkt of dat hij zelf was vertrokken was niet duidelijk. Een andere man bleek nu bij haar in te wonen. Maar vanaf die periode begonnen er klachten van de buren binnen te lopen. Voor nachtlawaai, soms ook gewoon in de dag. Gegil, gekreun en roepen. Mevrouw werd uitgenodigd voor een informerend gesprek. Ze was bereid om volledige toelichting te geven. Aloïs verzocht haar om in de toekomst haar romantische uitspattingen op een minder luidruchtig niveau tot uiting te brengen.
« Maar mijnheer De Krock, ge moet daar begrip voor hebben. Ik heb jaren op een klein pitje geleefd, letterlijk en figuurlijk. Hoe zoudt ge zelf zijn, ik kan mijn gevoelens niet onder de mat te vegen. ». Er kwam evenwel een belofte om in de toekomst kalmer aan te doen. Op een andere morgen kwamen twee dames binnen. U weet wel. Van die vrouwtjes donker gekleed, die ‘s morgens naar de vroegmis gaan, hopend met mijnheer pastoor nog een praatje te kunnen maken. Blijkbaar waren ze zeer opgewonden, ze trilden bijna op hun benen. « Mijnheer De Krock, ge zult ons niet geloven. Wat wij nu hebben meegemaakt is het toppunt van wangedrag. En dan nog van mijnheer Steyvers. » « Ja, dames, vertel het eens, wat is er gebeurd. » « Wel, ge weet we gaan elke morgen naar de vroegmis. We kwamen ingetogen en nog in een vrome stemming terug van het gewijde gebeuren. In de inkomhall van ons appartementsgebouw riepen we de lift naar beneden. We opende de deur van de lift en wat zagen we, mijnheer De Krock, U zult ons niet geloven, mijnheer Steyvers, maar dan helemaal bloot, naakt, geen kleren aan . Ge kunt U wel voorstellen welke schok dat voor ons was, zeker op dit moment. » « Dames U is toch wel zeker van wat U gezien hebt. » « Ge moogt gerust zijn, zo iets zien wij niet dikwijls. Ge moet mijnheer Steyvers de huur opzeggen of in ieder geval een zeer strenge sanctie nemen. Het is een schandaal. Het is omdat we vreesden voor onze goede naam dat we besloten niet naar de politie te gaan. Men zou nog kunnen roddelen dat wij het er op aan gestuurd hebben. » « Dames, ik zal de heer Steyvers voor een gesprek uitnodigen en ik zal hem zeer streng de les lezen. » Mijnheer Steyvers was een uitzonderlijk ernstig man, directeur van een belangrijke school. Hij was dan ook ontdaan over het gebeurde. « Mijnheer De Krock, ge kunt niet geloven hoe me deze zaak heeft aangegrepen. IK zal U vertellen wat er gebeurd is. Het is feitelijk onwaarschijnlijk. Mijn collegas hadden me gevierd voor 10-jaar directeur. Ik had ze ‘s avonds thuis uitgenodigd. Ze hadden een paar cadeautjes meegebracht waarbij ook enkele flessensterke drank. Nu ben ik helemaal geen drinker. Maar voor deze gelegenheid dacht ik wat losser te mogen zijn en heb vermoedelijk iets teveel whisky gedronken.
In ieder geval toen ik in bed ging liggen begon dat naar mijn gevoel in alle richtingen te draaien. Ik werd misselijk. Ik ben uiteindelijk toch in slaap gevallen totdat ik moest plassen. Ik heb verdwaasd mijn weg gezocht naar het toilet maar vermoedelijk enkele verkeerde deuren opengedaan want plotseling ging de deur voor mij open en tot mijn ongelofelijke ontzetting stonden die twee zwarte kraaien voor mij. Mijnheer De Krock, geloof me, dit zal nooit meer gebeuren. ».
8. Rogerke, rogerke. – Stella op de Place Pigalle Roger Vandevelde , onze hoofdboekhouder, had een erfenis gedaan. Hij en zijn moeder hadden ieder 16 miljoen geërfd van een oude tante. Deze was ooit de maîtresse en bijzit geweest van een uiterst begoed Antwerpse reder. Die zestien miljoen was in die tijd een enorm bedrag. Hij was dan ook de enige van de collega’s buiten de directeur die zich mocht verheugen in het bezit van een auto. Die erfenis was voor hem feitelijk een voortdurende bron van ergernis. De geërfde ruwe en geslepen diamanten, die ze moesten verkopen om de erfenisrechten te betalen, gingen door manipulatie van de verkoper, slechts tegen een fractie van hunwerkelijke prijs. De schilderijen van onschatbare waarde bleven in het bezit van het museum van schone kunsten zolang ze daar tentoongesteld werden. De aandelen van Union Minière, de enige die ze niet verkocht hadden, kelderden in waarde als gevolg van de onlusten in Kongo. Hij had wel geluk bij de vrouwtjes. Dat was voor ons dan weer frustrerend. Als we ergens binnenkwamen waar vrouwelijk schoon aanwezig was dan was alle aandacht voor hem. « Oh, Rogeeke ». Hij was dan ook een man die aandacht besteedde aan zijn uiterlijk,zich zeer verzorgd kleedde en zich steeds uiterst correct en galant gedroeg. Hij deed ook al jaren aan bodybuilding. Hij slaagde er zelfs in om de collega’s ertoe over te halen samen een bodybuilding lokaal in te richten met banken en met gewichten die hij nog had van vroeger. Daar hebben we heel wat zweet gelaten. Hij was uitermate sterk in alle mogelijke boekhoudkundige, financiële, fiscale spitsvondigheden. Hij betrok ons bij wiskundige problemen, legde ons rekenkundige vraagstukken voor waarna een discussie ontbrandde. We trachtten dan een interessante oplossing uit te werken. Roger vond natuurlijk in een handomdraai de juiste uitweg. Als wij een avondje gingen stappen met de collega’s belandden we uiteindelijk soms in een bar met animeermeisjes. In zulk etablissement had hij vroeger zijn echtgenote leren kennen die een paar jaar ouder was dan hij. Aloïs had serieuze bedenkingen : »Hij had beter in zijn broek gescheten dan daar mee te trouwen. Wat dat dat mokke heeft binnengekregen zou ik niet graag in mijn oog krijgen. » Het taalgebruik van Aloïs was iets waar ge moest aan wennen.
Ze was wel, naar Roger vertelde, een uitzonderlijke spaarzame huisvrouw. Ze was geweldig in het vinden van speciale koopjes vooral op vlak van exclusieve kleding zoals pelsmantels. Ze kon dan ook geweldig afdingen en tegelijkertijd zorgvuldig letten op toevallige kansen. Zo was haar in een schoenenwinkel opgevallen dat van een paar zeer dure schoenen het eerste cijfer van de prijs naar beneden was gevallen en de prijsbepaling dus enkele duizenden goedkoper was dan de bedoeling was. Ze vroeg in de winkel naar deze schoenen aan de prijs zoals in het uitstalraam. Lachend en zich verontschuldigend weigerde de uitbater. « Ha, ge weigert me die schoenen, dan ga ik naar de politie of nog beter ik zal uw winkel eens ombouwen. » En met een paar goedgerichte meppen maakte ze van het uitstalraam een volmaakte chaos. « Ja »vertelde Roger »Ze heeft toch zeker in een winkel voor tweedehandskledij een pelsmantel zien hangen waarvan zij kon zien dat hij van grote waarde was. De verkoper dacht dat het maar een gewoon manteltje was. Zo heeft ze voor een paar duizend frank een nertsmantel op de kop getikt. » De beheerders gingen op een dag een bouwbeurs bezoeken in Parijs.Dat bezoek zou wel enkele dagen duren. Een dag voor het vertrek liet de voorzitter zich verontschuldigen wegens andere verplichtingen. Omdat alles voor hem reeds betaald was kon Roger gedaan krijgen dat ik de plaats van de voorzitter mocht innemen. Dat was een buitenkans. In een klein autobusje reden we dus naar Parijs. Die bouwbeurs was wel interessant maar veel valt er verder niet over te vertellen. ‘s Avonds gingen we Parijs bij nacht ontdekken. Enkelen wilden absoluut een etablissement in met attracties. Een beheerder zei aan Maria Janssens, (zij die nog nooit gevogeld had) « Maria, ik zou daar niet mee binnen gaan, dat is niks voor U. » « Zeg, zeg » zei Maria « Ik heb mijn plechtige communie al gedaan , ik ga mee » Maar binnen piepte ze anders. De dames van de attracties begonnen, na dat ze zich hadden uitgekleed, nogal suggestieve bewegingen te maken en Maria kon het niet meer houden.
Ze begon op de tafel te bonken en op de duur de tafel met het nodige lawaai op en neer te kloppen dit tot onze verlegenheid ten opzichte van de andere aanwezigen. Ze kon die herrie natuurlijk niet lang volhouden en verliet met de nodige heisa het pand Ze was echt helemaal over haar toeren. Deze uitspattingen hadden haar diep gekwetst en heel dit studiebezoek verknald. Ze was ook zeer teleurgesteld over het moreel niveau van haar medebeheerders. Roger ging met mij en nog enkele beheerders verder het nachtleven van Parijs in. We zochten uiteindelijk een café op de Place Pigalle waar men Stella schonk. We smachten naar een goei Belgische pint. Roger, die dus uitstekend Frans sprak, wendde zich tot de man die naast hem op een lederen bank zat en een biefstuk van gigantische afmetingen aan het verorberen was en zei in het Frans: « Ge verstaat niet wat we zeggen ,hé. En ge kunt ook niet horen waar wij vandaan komen,hé. » « Jawel, vous venez d’Anvers ». Daar stonden we van te kijken. Wat bleek, de man was een top-catcher, ene Gilbert Leducq, in het worstelaarmilieu wereldberoemd en blijkbaar een goede vriend van een Antwerpse collega van hem Pete Brackeniers. Terwijl we gezellig keuvelden over de worstelaarwereld, over zijn naar meer smakende bezoeken aan Antwerpen en terwijl de Stellas ongemerkt binnenvloeiden had Leducq gemerkt dat een van de beheerders contact had gezocht met een van de aanwezige lichte dames. Hij deed een teken naar een van de aldaar rondhangende louche figuren en maakte met veel gebaren en weinig woorden duidelijk dat hij verwachtte dat aan al de verlangens van onze vriend tegemoet zou gekomen worden. Doodmoe en voldaan en behoorlijk in de wind bliezen we de aftocht naar ons hotel. In de lift van het hotel had ik een klein accidentje, goed in de wind zijnde met een barstende blaas was de natuur te sterk. Op mijn kamer rukte ik mij de kleren van het lijf , gooide alles op de grond en dook in bed om te genieten van de enkele uren slaap die me nog gegund waren. Iets later moest ik nog eens plassen en iets nuchterder geworden stelde ik vast, tot mijn ontzetting,dat mijn natte onderbroek de kleur van het giftig rode tapis-plein had overgenomen.
In mijn verwarde geest leek het mij onmogelijk uit te leggen hoe je op een deftige manier van Parijs kunt terug komen in het bezit van een onderbroek met rode vlekken. Proberen ze uit te wassen was onbegonnen werk. Bij de terugrit in het busje heb ik ze discreet uit het raam gehangen. Thuis was ze droog.
9. De Jos – een kanjer van een personeelslid. Jos was een van de beste personeelsleden van ons bedrijf. Hij was een van de beste onderhoudsmensen die men zich kon voorstellen. Hij had eerst getracht in dienst te komen bij de reinigingsdienst van de stad. Dat was niet gelukt want het hem voorgeschotelde examen was niet helemaal volgens zijn verwachtingen opgesteld. Op de vraag : Gelieve het ontbrekende woord in te vullen « Aan de Noordpool is het koud dus aan de Zuidpool is het ….. » had hij het verkeerde woord ingevuld. Maar via voorspraak van onze voorzitter, die ook voorzitter was van de voetbalclub waar Joske de grote spilfiguur was, was hij bij ons terechtgekomen. Hij was degene die verantwoordelijk was voor het onderhoud, nazicht en in bedrijf houden van alle aflopen. Het is uiteraard een hele verantwoordelijkheid als alle water uit de hemel en alles wat 3000 gezinnen via toiletten, lavabos en afvoeren laten lopen aan uw toezicht is toevertrouwd. Het was ook niet gemakkelijk om zo maar te oordelen wat zich in welke put en onder welk deksel wel kon bevinden. In uitzonderlijk moeilijke gevallen had Jos daar een zeer betrouwbare en bij de landman bekende methode voor. Hij opende de put ,stak zijn vinger in de vloeistof of brei, proefde zorgvuldig en stelde met gesloten ogen zijn diagnose : »stront ». Jos en zijn werkmakkers waren ook nooit te beroerd om wat de mensen her en der lieten staan om met de vuilophaling mee te geven aan een waardeoordeel te onderwerpen. « Zouden we het misschien niet zelf kunnen gebruiken ».In die tijd bestonden er nog scharensliepen. Dat waren mannen die van deur tot deur gingen en aan de mensen vroegen of ze geen messen of scharen moesten slijpen. Zij hadden zo’n karretje met een of twee wielen en een grote ronde slijpsteen die ze aan het draaien konden brengen. Opeen dag konden we uit het venster van het kantoor zo’n scharensliep zijn karretje zien parkeren aan de zijkant van een appartementsgebouw. Hij liet het achter om aan te bellen aan elke appartementsdeur om zijn oogst aan ongeslepen keukengerief op te halen.
Toen de man verdwenen was kwam de Jos met zijn kompanen aangesloft. Wij van uit de verte zagen hoe ze het karretje met naar mogelijkheden speurende blik onderzochten. Zij kwamen alle drie in actie. Het wiel werd losgedraaid, enkele planken werden losgewrikt, de slijpsteen beetgepakt en weg waren ze er mee. We waren zeer benieuwd naar de afloop van het drama. Na een tijdje kwam de scharensliep naar beneden, zijn armen vol met ijzerwerk. Hij stond seconden stil te kijken naar de lege plek waar enkele minuten geleden zijn broodwinning had gestaan. Een dame die evenals wij het tafereeltje had gadegeslagen wist hem te vertellen wat er gebeurd was en de zaak was toen vrij snel opgelost. Op een dag kregen we een schrijven van het ministerie van sociale zaken waarmee we ervan op de hoogte werden gebracht dat de Jos vader was geworden en met het verzoek de bijgevoegde formulieren naar behoren in te vullen en ze door de Jos te laten ondertekenen.. De Jos wou voor zo iets niet naar het kantoor komen. Het bleek zelfs dat hij dit document niet wou tekenen. We begrepen er niets van. Mits dit formulier ingevuld op te sturen kon Jos aanspraak maken op de kindervergoeding. We trachten hem dit aan het verstand te brengen maar het maakte geen enkele indruk. « Jos, waarom niet ? » « Als ge het toch wil weten, het zit zo, als ze haar broek kan uit doen bij een ander dan moet die andere dat formulier maar invullen.
10. De Ontploffing - Hersenen aan de muur. Elke maand moesten de door de huurders betaalde huurprijzen zorgvuldig worden ingeschreven in enorme grote boeken. De minste onzorgvuldigheid had de meest desastreuze gevolgen. Indien een huurder ten onrechte een aanmaning had gekregen voor het nietbetalen van de huurprijs kwam deze natuurlijk met volle zeilen en klaar voor een grove scheldpartij aanzetten. Wee degene wiens schuld het was dat de betaalde huur ergens verkeerd was geboekt. Die moest bijna kruipend een zeer nederige knieval doen. Ge moest ook nog eens zelf naar de huurder toe en persoonlijke excuses aanbieden. Ge begrijpt dus dat het zeer stil was die morgen wanneer de post de in te schrijven betalingen had binnengegooid. Plots een daverende knal die de lucht uit onze longen perste. Verdwaasd keken we rond. De mensen op straat renden. Vensters gingen open. Is er in de haven een grote ontploffing geweest ? De Fons kwam binnengelopen. «Er is iets ontploft in onze warmtecentrale , er zijn mannen van ons gekwetst. » De directeur,Aloïs en de anderen gingen op een drafje poolshoogte nemen. Na een tijdje kwamen ze één voor één en van de hand Gods geslagen terug binnen. Met stukken en brokken kwam ik te weten wat zich had afgespeeld. De hele wijk van enkele duizenden woningen werd verwarmd van uit een centrale, zeer sterk verhit water werd ondergronds naar alle woningen gestuurd. Afgekoeld kwam het terug binnen in een condensatieketel. In de zomer moest die schoongemaakt worden. Daar was men nu mee bezig geweest. De man buiten de ketel gaf door een opening gereedschap aan de man in de ketel. Dan is de ontploffing gebeurd. De man buiten de ketel werd letterlijk weggeblazen.
De man in de ketel had praktisch niets, hij was verdwaasd, had last van hoofdpijn en oorpijn door de luchtdruk. De andere kwam tien meter verder en vijf meter lager op de grond terecht met een opengespleten schedel. Hij was eerst met zijn hoofd tegen de betonnen rand van het raam terechtgekomen. Huiverend hoorden we Fons verslag uitbrengen : « Zijn hersens hingen nog aan de vensterrand. » DE directeur zat met een afschuwelijk vooruitzicht, hij moest de onwetende nieuwe weduwe, moeder van een pasgeboren tweeling , op de hoogte brengen. Maar er was een uitweg, de onderpastoor van de gelovige moeder was een gekende huurder. Ja en deze was na een telefoontje bereid om de treurige mare te brengen .Tegen het einde van de dag ging de directeur dan toch zijn condoleances aanbieden aan de weduwe maar was geschokt en zeer verontwaardigd teruggekomen. De onderpastoor was zijn belofte niet nagekomen . DE directeur had het verschrikkelijk verhaal zelf moeten doen. Het gebeurde was een raadsel. Een waterketel was ontploft. Zat er gas in die ketel en zo ja hoe was het erin gekomen. De volgende dag hoorden we dat de man in de ketel toch in het hospitaal was opgenomen wegens shock, allerlei kwetsuren, brandwonden en psychische problemen. Hij had zware schuldgevoelens. Hij had een sigaret willen roken in de ketel. Normaal gezien had er geen ontploffingsgevaar kunnen zijn in die ketel maar ja. Wat de oorzaak van de ramp betreft was er een gespecialiseerd bureau ingeschakeld. Na uitgebreid studiewerk bleek dat uit het oververhit water geïoniseerde waterstofatomen waren vrijgekomen, weliswaar zeer beperkt , maar op een volledige winter voldoende om in de ketel een gevaarlijk mengsel van wateren zuurstof te doen ontstaan dat blijkbaar bij het aansteken van de sigaret ontploft was.
Onder de gebouwen liepen ook dienstgangen waar de leidingen van de wijkverwarming, elektriciteit en watervoorziening doorliepen. Dat werd allemaal regelmatig nagekeken op goed functioneren. Drie maanden later vond men in zulke gang op een morgen de man die aan de binnenkant van de ketel had gewerkt verhangen aan de buizen van de verwarming. Schuld en boete. Het overlijden werd aanvaard als arbeidsongeval.
11.Heibel – Ruzie tussen venten. Elke morgen was het hetzelfde liedje. We hadden de kantoordeuren nog niet achter ons gesloten of we hoorden het al. Geroep, getier. Aloïs tegen de Fons. De Fons tegen Aloïs. Kabaal en ruzie, het maakte niet uit over wat. Ze gunden mekaar het licht in de ogen niet. Het ging erover, wie was nu de belangrijkste figuur op het kantoor, Aloïs het hoofd van de administratie, of Fons de man van de techniek, de man die de werven bezocht, die zorgde dat elke huurder water en licht had. Fons had de gewoonte om in gesprekken te spreken over zijn appartementen, zijn hoogspanningscabine, zijn riolen. Dan steigerde Aloïs : « Straks zegt hij nog :mijne stank uit mijn riolen. » Elke aanleiding was goed om de andere de grond in te boren. Ik moest maar zeggen aan Aloïs : « Fons heeft mij een nieuw dossier laten opmaken. » of hij schoot furieus naar het kantoor van de Fons. Dat ventje ging toch zeker geen bevelen geven aan zijn personeel zonder hem erin te kennen. Dat ging zo jaren voort. Op een dag liep het uit de hand. Fons dacht een manier gevonden te hebben om Aloïs een hak te zetten en greep in een gesprek met de Directeur zijn kans. « Mijnheer Directeur, ik vind het mijn plicht er U van op de hoogte te brengen dat Aloïs van uw afwezigheid misbruik maakt om bezoeken af te leggen bij een huurster. Hij is dikwijls uren onwettig afwezig. En dat op zich is al erg genoeg maar hij brengt ook de goede naam van onze firma in opspraak. De buren aldaar hebben zijn frequente bezoeken ook opgemerkt en er wordt behoorlijk over geroddeld temeer omdat betrokken dame gehuwd is. » De directeur wreef uitgebreid over zijn neus, dat deed hij steeds als hij zorgvuldig nadacht of in een vervelende situatie zat en zei : « Laat Aloïs bij mij komen. »
Aloïs werd op zijn plicht gewezen en gevraagd dit onverantwoorde gedrag achterwege te laten. In zichzelf mompelend en met de deuren slaand kwam Aloïs terug bij ons. « De mouchard, de verklikker, ik zal hem hebben ». Dagen zat Aloïs te mokken en duistere plannen te beramen . Op een dag kwam hij Fons tegen in de gang en zei : » Zeg, Fons, madame Jorquin heeft gebeld en gevraagd of iemand eens naar haar WC wilt komen kijken want die blijft steeds maar doorlopen. » Fons knikte. Mevrouw Jorquin was de dame die ,althans volgens de Fons, bezocht werd door Aloïs. De hele dag hield Aloïs Fons in het oog. Hij kon van uit het venster de toegang tot het appartement van mevrouw Jorquin in het oog houden. Plots zag hij Fons in die richting stappen. Hij nam de telefoon en belde naar mijnheer Jorquin, want hij wist waar die werkte. : « Ge spreekt met iemand die het goed met U voor heeft. Ik vind dat ik U moet op de hoogte brengen. Die van de maatschappij zit weer bij uw wijf. Doet er eens iets aan. » Een half uur later kwam Fons terug. Zijn das zat verkeerd en er ontbrak een knoop aan zijn vest. .
12. Broodje krab – Stank in de kantine. Aloïs verjaarde en hij had aan Jean gevraagd voor iedereen broodjes krab mee te brengen van de gerenommeerde vishandel “De Lekkerbek” op de Astridplein . Jean moest daar toch voorbijkomen op zijn tocht naar zijn job. Jean had een hele kartonnen doos vol geprepareerde en zorgvuldig ingepakte broodjes met krab op de tafel van onze kantine neergezet. ’s Middags schoven we vol verwachting aan tafel. Maar het gezicht van de eerste die het papier rond zijn broodje losmaakte betrok. En toen dat van de tweede. « Wat een stank ! » Dat stonk en geen klein beetje. « Wat hebben ze in die krab gedraaid, het lijkt wel rotte vis » « Dat ze ons dat durven aandoen, we moeten ons geld terug hebben. » Aloïs :« Geeft het telefoonboek eens ,…… de Lekkerbek, ik zal die hun hoed eens rechtzetten. » « Is dat met Vishandel de Lekkerbek » « Ja. » « U spreekt met dokter De Vylder. Ik heb juist een van mijn patiënten per ambulance naar het ziekenhuis moeten laten brengen. Na het leegpompen van zijn maag is gebleken dat hij een fatale voedselvergiftiging heeft opgelopen na het eten van een van uw broodjes. » « Ja ,dokter , we hadden zelf al in de gaten dat er iets mis was met die broodjes krab. We hebben alles al weggegooid ,u mag komen kijken » « Hela, hela zo simpel is dat niet, ik zal dat moeten aangeven aan het parket.. » « Dokter, doet dat niet, dat mag niet, dan gaat mijn zaak naar de knoppen, die van het parket geven dat door aan de kranten, dan komt hier niemand meer. » « Mijnheer van de Lekkerbek, ik zal zien wat ik kan doen, maar ik moet mijn verantwoordelijkheid opnemen, minstens moet ik dat doorgeven aan de gezondheidscommissie, die zien dan na of er nog risico’s zijn voor de volksgezondheid. Daar zult ge dan nog wel van horen. » Tegen ons : »Mannen, dit is het moment , de gezondheidscommissie gaat afdalen naar de lekkerbek. » « Watte en hoe » « Stommeriken, wij gaan dat zelf doen, Roger pakt de telefoon en belt terug, komaan vooruit. »
Roger draaide het reeds bekende nummer : « Met de Lekkerbek .Ja. Hier dokter De Beul inspecterend hoofd van de gezondheids-commissie, afdeling Horeca en voeding., mijnheer uw zaak is mij gerapporteerd als oorsprong van een geval van acute voedselvergiftiging. Wij zullen een diepgaand onderzoek moeten doen van uw lokalen, apparatuur, uitrusting, de gebezigde grondstoffen, voor zover aanwezig, de oorsprong van de gebruikte voedingsmiddelen die oorzaak waren van de bijna fatale ziekte van de patiënt. U kunt ons binnen een halfuurtje verwachten. Gelieve ons alle faciliteiten te verschaffen om een efficiënt onderzoek te kunnen uitvoeren. » Jean niet mee op de expeditie want die was zogezegd de patiënt die het verdachte goedje was komen ophalen en ziek was geworden. Misschien erkende iemand hem nog. In ieder geval bij het terug verschijnen van de expeditieleden kregen wij heel uitgebreid verslag en wat nog beter was wij kregen een deel van de buit. Ze waren voor de winkel verschenen in de auto van Roger. De eigenaar stond hen reeds op te wachten en leidde hen met veel pluimstrijkerij binnen. Uitgebreid bekeken ze alle potten en pannen van binnen en van buiten. Alle machines en keukentoestellen werden geïnspecteerd. Ik zag Aloïs in mijn verbeelding met veel allure rondlopen en imponerende gestes maken en bij tijd en wijle enkele woorden in het Frans wisselen met Roger : « Ne trouvezvous pas mon cher collegue ? » Bij een voorzichtige hint in de richting van het laboratoriumonderzoek van enkele specimen van de te koop aangeboden producten werd onmiddellijk met een overdonderende gulheid een breed boeket aangeboden van allerlei zeevruchten : verse tongetjes, heilbot, kreeftjes enzovoort, enzovoort. Dus bij het terug op het kantoor verschijnen van het medisch gezelschap hadden zij een grote mand bij met verscheidene in papier gewikkelde vissoorten. Uiteraard werd deze buit heel eerlijk onder de collega’s verdeeld .
13. Een Hemelhuis van licht en Locht – Bouwen om te bouwen ”Maar, Mijnheer Degraeve, wat valt het ons zwaar dat ge ons in de steek laat” Aloïs, onze chef, was aan het woord. Mijnheer Degraeve, de directeur had ons meegedeeld dat hij met pensioen ging. Hij was nu toch bijna zeventig. De speculaties, wie in aanmerking zou kunnen komen voor de opvolging, gingen hun gang. Aloïs gaf eenieder ,die een schijn van kans had op de opvolging , een speciale behandeling. Zoals hij het zelf noemde: een investering in de toekomst. ”Die job als directeur, dat zou toch echt iets voor u zijn met uw capaciteiten.” En beheerder Wielandt die een bestuursfunctie had in een kleine nonnenkliniek, had daar toch zijn twijfels over. Hij was een goedmoedige, gezette, kalende man, iets over de vijftig. ”Ik ben onvoldoende op de hoogte van de financiële gang van zaken en evenmin van alles wat te maken heeft met de bouw, de architectuur. Van heel die bouwsector ken ik niets.” ”Maar ,mijnheer Wielandt, ge zult hier omringd zijn door experts in al deze materies, de essentie in die functie is voornamelijk het overzicht, de globale visie, het grotere denkwerk. Maar uiteindelijk de finale beslissing, het plaatsen van de handtekening.” De brave mijnheer Wielandt had nog steeds zijn twijfels. Zoals enige tijd later bleek had hij toch, daar waar het nuttig kon blijken, het raderwerk in beweging gezet. En we kwamen achteraf te weten dat men er in de politieke cenakels de voorkeur aan gegeven had hem in een minder belangrijke post te parkeren. Hij had op het punt gestaan een belangrijk politiek mandaat af te dwingen via zijn sterke achterban. Enige tijd later deed hij zijn blijde intrede als directeur. Hij werd verwelkomd als was hij Sint Niklaas. Iedereen trachtte bij hem op een goed blaadje te komen. Onmiddellijk werd alles in orde gebracht om hem de chique Amerikaanse limousine te bezorgen waar hij als directeur recht op had. Het was nog dat tijdperk dat men geen rijbewijs nodig had. Dus moest hij van de bediening van de volautomatische bolide op de hoogte gebracht worden. Dat zorgde wel voor enige problemen, het verschil tussen rem en gaspedaal was hem niet helemaal duidelijk.
Dit had tot gevolg dat Aloïs, die met stemverheffing trachtte duidelijk te maken welke pedaal nu moest behandeld worden, zich alleen door een superreflex en een sprong opzij het leven kon redden. De wagen sprong vooruit, het gevolg waren twee totaal verhakkelde wagens en onze nieuwe directeur volledig van streek. In de eerste weken van zijn bewind was hij nog enigszins aarzelend en niet helemaal zeker van zichzelf. Maar zijn nieuwe entourage, architecten, op werk beluste aannemers en de collega’s hadden hem al snel weten te overtuigen van zijn voorbestemming als “volkshuisvester” . Er werden heel wat prestigieuze bouwplannen gesmeed. Ook in het kantoorleven kwam een heel andere sfeer. Het vorig beleid was enigszins benepen geweest. Zo moesten ontwerpen van brieven en berekeningen gemaakt worden op de achterkant van binnenkomende post. Typemachines, potloden en ander bureaumateriaal was allemaal tweedehands. Het had zijn weg gevonden van de stadsdiensten naar onze versleten bureautafels. Maar nu, in onze nieuwe kantoren, was alles tip top in orde. Een nieuwe wind, een nieuw geluid. In de periode rond kerstmis werd in alle wijken her en der kerstbomen met aangepaste verlichting neergezet. De werklieden moesten hun gewone werk naar achter verschuiven om deze klus op te knappen. Personeelfeestjes werden met luister en muziek ingericht. Het organiseren van feestelijkheden was namelijk een van zijn grootste talenten. Zo wilde het toeval dat de vennootschap in die periode 50-jaar bestond. Onmiddellijk werden in alle wijken waar een aantal woningen stonden, volksfeesten in mekaar gestoken. Sportwedstrijden voor de huurders werden georganiseerd, kaartavonden, een groot volksbal in een centraal gelegen zaal met een orkest van internationale faam. Een colloquium werd gepland. Iedereen die iets wist te vertellen over huisvesting of architectuur werd uitgenodigd zijn bijdrage te leveren. Uiteraard werd ook het stadsbestuur bij het gebeuren betrokken. Dit alles verhoogde in grote mate het aanzien van de nieuwe directeur en deed zijn zelfvertrouwen groeien.
Nu kregen de prestigieuze bouwplannen alle aandacht. Enkele woonwijken werden gerenoveerd, nieuwe keukens, badkamers. Een volledige nieuwe wijk werd ontworpen. Iets gewaagder was het ontwerpen van een onderaardse parking voor meer dan 300 autostaanplaatsen. De toelating voor het verwezenlijken van deze parking moest van de hogere instanties van Brussel komen die toch enige twijfels hadden over de noodzaak van die 300 staanplaatsen. Een enquête onder de bewoners werd te dien einde gedaan en vlug werden er meer dan 400 gevonden die voor hun vehikel wel een garage wilden. Dus Brussel werd met dit argument overtuigd en de werken konden beginnen. Al die grootse plannen kwamen in uitvoering en alles verliep op rolletjes. Maar al die successen hadden de man nog overmoediger gemaakt en in zijn brein rijpte nog een grootser plan, Twee grote supertorens aan de ingang van de pas aangelegde Kennedytunnel. Zoals hij het zelf noemde, een open poort naar Antwerpen. De aangeduide architecten begonnen plannen te maken en maquettes te ontwerpen. Ook werd in het buitenland, meer bepaald in Grenoble, gekeken hoe men daar dergelijke projecten verwezenlijkt. De architect wou heel hedendaags tewerk gaan, de laatste ontwikkelingen op het vlak van hoogbouw zouden aangewend worden. Hij had een absolute afkeer van koekjesdozen architectuur, zoals hij het noemde. Heel belangrijk was zijn standpunt dat de grond duidelijk eigendom van de gemeenschap moest blijven. Dat moest blijken uit de scheiding, een “vide”, een open ruimte, tussen de gelijkvloerse verdieping met winkels, de collectieve lokalen en de hogere verdiepingen, . Ook werden over heel de gevel uit- en insprongen voorzien. Dat moest de bewoners de mogelijkheid geven om vanaf de straat te kunnen aangeven:”Ik woon daar aan de vijfde uitsprong.”. Hij wilde hiermee af van het onpersoonlijke van de “Amerlinckx”-blokken . Hij volgde het gedachtegoed van de gerenommeerde architect Renaat Braem, ooit beheerder van de vennootschap. De directeur had een hemelhoog vertrouwen in de architect maar de beheerraad had wel enkele bedenkingen bij dit revolutionair gedachtegoed. Zouden die uitsprongen niet zorgen voor veel warmteverlies, voor allerlei waterinfiltraties, en die vide zou die ook geen problemen kunnen opleveren.
Dit werd allemaal weggewuifd, de hedendaagse technieken op vlak van isolatie, waterdichting waren zover geëvolueerd dat alleen minderbegaafden op bouwkundig vlak zo iets konden opperen. Hij als docent aan de stedelijke academie voor architecten zou het wel weten zeker. De stadsoverheid was wel gewonnen voor deze torens, maar in Brussel was de ontvangst iets minder enthousiast. De voor zijn wispelturige beslissingen beruchte hoofd van dienst ruimtelijke ordening vond die enorm hoge torens maar niets. Hij nam een voor een de maquettes van de torens onder zijn arm en brak er een stuk af en zette die twee stukken op mekaar. Voila zei hij, geen twee maar drie torens, maar dan niet zo storend hoog. Ook hadden de Brusselse budgettaire sachems beslist dat het project alleen financieel haalbaar is als de woonruimte van de appartementen met plus minus 30% zou beknot worden. Dat was voor onze wereldbouwer een grote ontgoocheling, maar hij legde zich erbij neer, en begon reeds te dromen over inhuldigingsfeesten. Daar was het iets te vroeg voor want uiteraard moest na aanbesteding de aannemer nog aangeduid worden en de bouwmaterialen nog gekozen worden. Dat kiezen werd uitgebreid gedaan, voor elk bouwonderdeel was er wel een fabriek of industrie te bezoeken. Uiteraard met een natje en een droogje. Ondertussen naderde de ondergrondse garage haar voltooiing en ook de nieuwe woonwijk in het noorden van Antwerpen vorderde flink. Alhoewel in de beginfase gevreesd werd voor problemen . Want de aangeduide aannemer bleek over geen ervaring te beschikken. Het aannemingsbedrijf was speciaal opgericht om de twee zoons van een grote grindschepper uit Limburg iets om handen en een toekomst te geven. Toen de eerste toren zijn voltooiing naderde werden de eerste en uitgebreide voorbereidingen getroffen voor gepaste feestelijkheden. Uiteraard werden alle Brusselse en plaatselijke notabelen, waaronder het volledig stadsbestuur, uitgenodigd voor een feestelijke receptie ter plaatse. Er waren hostesses, de champagne vloeide rijkelijk. Na van bewondering voor zulke onovertroffen prestatie overvloeiende toespraken werd een herinneringsplaket onthuld. Deze plaket was een monument op zichzelf. De van geluk stralende directeur had eigenhandig een gelegenheidsgedicht gecomponeerd. Het zou onbehoorlijk zijn U dit poëem te onthouden.
GEDICHT Hier rijst, na vijftig jaar bouwen ----------- van woon tot woon, uit steen gehouwen -----------een hemelhuis van licht en lucht”
Donkere wolken en twijfel – Toch geen wonderbouwer. 14. Donkere wolken en twijfel Deze feestelijkheden werden besloten met een exquis banket. Architecturaal was het project zeker een succes. In architectenkringen werd dit een staaltje van moderne architectuur genoemd. Vanuit het buitenland kwamen meerdere delegaties van bekende architectenscholen dit werkstuk bewonderen. Maar de verhuring van 608 appartementen liep niet zo vlot. Het was of lucifer ermee speelde. Plotseling begon alles zowat tegen te lopen. Wielandt die gedacht had, dat dit nog maar de aanzet was tot nog grotere en meer eclatante successen, moest vaststellen dat hogere krachten het anders hadden beslist. Er waren al tekenen geweest van een pruttelende motor. Bij feestelijkheden voor het vijftigjarig bestaan hadden huurders, van die wijken waar renovatiewerken werden uitgevoerd, in groep gecontesteerd en de feestelijkheden geboycot en tijdens toespraken awoert geroepen. Zij konden niet akkoord gaan met de manier waarop alles in zijn werk ging. In de nieuwe woonwijk ten noorden was het nog wat erger. Die was helemaal verhuurd. Maar nu bleek dat de uitvoering catastrofaal was. Waterafvoer kwam in de kruipruimte terecht. De afvoer van de toiletten liep soms rechtstreeks in de kruipruimten. In het begin was dat de bewoners zo niet opgevallen. Maar dag na dag werd die reukhinder steeds onverdraaglijker en kwamen de klachten bij de directeur binnen. Uiteindelijk ontdekte men dan toch de oorzaak. Ook de ramen bleken niet waterdicht te zijn en vertoonden houtrot. Zij waren van minderwaardig hout en hadden tijdens de opbouwperiode maanden onbeschermd in de regen gestaan. De directeur werd enorm zenuwachtig van al deze klachten, maar dat was maar het begin van zijn ellende. Ook de ondergrondse garage had haar problemen. Ze was ondanks alle inspanningen slechts voor de helft verhuurd. Boven op de parking had men een mooie groenzone aangelegd met struiken en banken. Blijkbaar was de afdichting van de parking niet correct gebeurd, want de gestalde wagens werden in heel wat gevallen het slachtoffer van inzijpelingen uit de bovengrond. De chemische reactie van dit grondwater met de autolak was van dien aard dat de onfortuinlijke autobezitters in groep hun beklag kwamen doen.
Spijtig genoeg was de parking ook nog de avondlijke verzamelplaats van plaatselijke jongeren en het gebeurde weleens dat er beschadigingen en vandalisme aan de wagens werd vastgesteld. Maar dat was nog niets in vergelijking met de stortvloed klachten vanuit de pas gebouwde toren. Na de eerste intense regenbuien stonden de pas verhuisde bewoners in rij voor de balie . Blijkbaar was er wel het een en het ander mis met de waterdichting. EN wel de waterdichting van alle onderdelen van het gebouw. En het konden niet alleen de veel besproken uitsprongen zijn, want het water kwam van overal. Die Marokkaanse gezinsvader die al lachend zijn problemen kwam aankaarten. ”Mijne vrouw, die zegt ik heb in het bed gepist. Maar dat is nie waar want het water komt uit de licht.” En inderdaad vanuit de aansluiting aan het plafond kwam een gestage druppelstroom naar beneden. Vanzelfsprekend waren ook de zekeringen gesprongen. Voortdurend waren herstelploegen onderweg, ofwel naar de nieuwe woonwijk om de kruipruimten uit te pompen. Ofwel in het nieuwe torengebouw om een herstelling uit te voeren aan de dakjes boven de uitsprongen. Naargelang de twee andere torengebouwen ook voltooid en ook verhuurd werden hoopte men dat deze woningen minder zouden lijden aan de kwalen van het vorige. Misschien dat de aannemer nu andere maatstaven had gebruikt. Maar dit was ijdele hoop, ook daar van hetzelfde. En met al dat vocht en met de slechte isolatie verschenen ook andere gebreken, schimmel en ongedierte. Er waren ook onverklaarbare diefstallen, blijkbaar zonder inbraak, zonder sporen. In de woningen verdween geld en juwelen, onverklaarbaar. Tot op een zekere dag een dame van middelbare leeftijd op het kantoor kwam binnenstormen. Ze had de schrik van haar leven meegemaakt. Ze kon bijna niet uit haar woorden komen. Ze was rustig een bad aan het nemen, lag zalig in het badschuim, toen plots een brede muurplank recht voor het bad met geweld naar haar toe werd gestoten. Een man wandelde gewoon binnen, stapte over haar in het bad. Hij zei simpel:” goeden dag, madame”, weg was hij en via haar voordeur verdween hij.
Uiteraard werd er onmiddellijk een diepgaand onderzoek gestart. De insluiper had blijkbaar gebruikt gemaakt van een werkschacht, een gaine, waarlangs alle leidingen liepen. Leidingen voor water, wateraflopen, gas en elektriciteit. Die schacht was voorzien van een ladder om eventueel herstellingen te doen indien onverhoopt defecten of lekken moesten optreden. Zij kwam ook uit in de ruimte tussen het gelijkvloers en de eerste verdiepingen, de doorwaairuimte, de beruchte vide. Alles werd onmiddellijk zorgvuldig afgesloten. Die beruchte vide had reeds meermaals aanleiding gegeven voor klachten wegens de grote koude van de vloer van de eerste verdieping. De mensen hun voeten vroren bij vrieskou bijna aan de grond. Ook de woningen in het noorden hadden een nieuw probleem opgeleverd. Een elektricien had bij het kappen van een gat in de vloer van de eerste verdieping, voor het aanleggen van een leiding, plots de kapbeitel laten wegschieten naar beneden. Maar in de benedenverdieping was geen spoor van de beitel te vinden. Hoe kon dat? De buren van het huis ernaast kwamen aanbellen want op hun buffetkast was een beitel gevallen met de onvermijdelijke schade als gevolg. Wat bleek? De muren van enkele woningen waren niet behoorlijk op mekaar gemetseld. De muur van de bovenverdieping stond een tiental centimeters verkeerd. Het begon onze hemelhuisbouwer stilaan een beetje teveel te worden en er kwam een einde aan zijn goedmoedige omgang met de huurders. Hij werd stilaan korzelig. In die torengebouwen grensden de slaapkamers van elk appartement aan mekaar. De muren waren vervaardigd van plaasterplaat “Gyproc”. Nu was dat buitenmate gehorig. Daar waren dus ook klachten over. Zo was er het gezin met 4 kinderen van wie het appartement gelegen was naast dat van een homokoppel. Uiteraard kwam de brave gezinsvader rapporteren dat zijn kinderen heel de nacht waren wakker gehouden door de liefdesactiviteiten van het homokoppel. Een huurder die een standplaats had in de ondergrondse garage kwam in woede vertellen rapporteren dat de wielen van zijn wagen waren gestolen. Tot zijn verbijstering had hij moeten vaststellen dat, toen hij die morgen zijn wagen wou nemen om naar het werk te vertrekken, deze op vier sinaasappelkisten stond geparkeerd.
De stoppen van de directeur sloegen door, hij liep helemaal rood aan en wist niet hoe te reageren en brabbelde: ”Stonden er wel wielen onder uw wagen”. De klager had van alles verwacht maar nu stond hij van de hand Gods geslagen. Onze goede directeur wist het niet meer. Zijn gezondheid leed eronder. Hij kreeg hart- en andere problemen. Zijn dokter raadde hem aan om zijn werkritme te verminderen. Zijn werkterrein had grotendeels bestaan in het sturen en promoten van nieuwe bouwprojecten. Daarnaast natuurlijk ook nog in het organiseren van allerlei feestelijkheden. Beide activiteiten stonden na de gebeurtenissen op een klein pitje en hij kon dus gerust zijn werktijd beperken tot slechts enkele uren per dag. Dit verhaal toont aan dat men in het leven moet voorzichtig en bescheiden zijn. Niet te vlug denken dat de bomen tot in de hemel groeien.
15. Privé-detective – De ontrouwe echtgenote. Roger was de laatste dagen niet zoals wij hem kenden. Maar hij had vandaag blijkbaar in de raadszaal met Aloïs een gesprekje gehad want deze kwam bij ons binnen en riep : « Mannen, Roger zou graag hebben dat ge allemaal eens met hem komt spreken. » Dat was wel heel speciaal, verrast en nieuwsgierig schoven we de zaal binnen waar Roger ons bewolkt stond op te wachten. Het bleef even stil ,hij schraapte de keel en zei : « Mannen, het is nogal raar hetgeen ik U ga vertellen. Ik heb uit goede bron moeten horen dat mijn vrouw mij bedriegt, en als ik het goed heb niet met ene man maar met verscheidene. Ik ben vastbesloten om naar een echtscheiding aan te sturen. Maar ik ben bang dat indien ik ze niet kan betrappen en een gewone echtscheiding aanvraag dat ik dan enorm veel ga verliezen. Mijn nieuw huis en van al wat ik heb zal ze de helft willen. Dat zou ik echt niet kunnen verkroppen. En ge moet weten dat het meestal gaat over rijke aannemers die voor ons werken. Ze heeft gouden horloges gekregen en die bewuste nertsmantel. Het ene van die schildersbaas en het andere van de man die de liften heeft geïnstalleerd. En nog anderen die ze tegenkwam in het etablissement waar zij animeermeisje was geweest en waar ze van tijd tot tijd nog naar toeging. Ge moet begrijpen dat ik diep in de penarie zit. En nu zou ik durven vragen of jullie mij niet zouden willen helpen. Als het zou kunnen zou ik willen voorstellen dat we met enkelen trachten in het oog te houden waar ze naar toe gaat. » Er viel toch even een stilte. Daar moesten we toch eens over nadenken. Ik voelde wel dat er een grote hoeveelheid avontuur zou inzitten Er werd getwijfeld, maar nadat Aloïs zijn morele steun toezegde waren we met twee bereid om een handje toe te steken.
Een ‘plan de campagne’ werd in mekaar gestoken. En zo zaten we de volgende dagen in de volkswagen-kever met thermosfles koffie en boterhammen te wachten tot we beweging zagen tussen de bomen van het park. Want waar we ons verdekt hadden opgesteld konden we juist tussen het gebladerte de voordeur van het te bespieden huis in de gaten houden. Het was meestal geen al te best weer en de ruiten van de auto dampten steeds heel vervelend aan. En als ons object- de betrokken dame – buiten kwam schoten we zenuwachtig in actie. Als onervaren undercover agenten drentelden we achter haar aan, ons verschuilend in deuropeningen, achter straathoeken. Het gebeurde zelfs dat het object plots, om een voor ons duistere reden, rechtsomkeer maakte. Ze had misschien haar geldbeugel thuis vergeten. In paniek doken we weg, ik half in een grote vuilbak, mijn collega erachter. Het was een wonder dat haar niets was opgevallen van dat verward gedoe. We zagen haar dan uiteindelijk terugkeren met prei en selder Zo brachten we enkele weken door met op door Roger aangeduide dagen, dus als de pakkans groter was dan andere dagen, de wacht te houden, maar vruchteloos. Op een dag meende Roger dat een van de volgende dagen cruciaal zou kunnen zijn voor onze onderneming. Hij had aan zijn eega verteld dat hij die dag met de directeur naar ons hoofdhuis in Brussel moest voor een boekhoudkundige bespreking, gevolgd door een intens bezoek aan de jaarlijkse autobeurs. De directeur was namelijk een fervent liefhebber van automobielen. De dame wist dan vooraf dat hij voor de hele dag veilig ver uit de buurt was en ook dat hij zeker niet vlug zou thuis zijn, want een bezoek aan de autobeurs met de directeur werd altijd gevolgd door een etentje. Dus die dag zou het moeten gebeuren. ‘s Morgens stonden we klaar met twee auto’s, de gebeurtenissen af te wachten, op onze gebruikelijke verdekte opstelling. Twee auto’s omdat Roger meekwam, hij was vrij zeker van zijn zaak. Hij mocht zeker niet gezien worden en moest absoluut in de achtergrond blijven.
Twee volkswagen kevers, wagens die ons object niet kende. Roger had via zijn advocaat gezorgd dat indien het tot een betrapping kwam er onmiddellijk vaststelling kon worden gedaan. Dus geconcentreerd wachten en inderdaad rond een uur of elf verscheen er een taxi voor de deur en mevrouw stapte in ,gehuld in de hiervoor reeds vermelde bontmantel. Wij erachter ,ik van voor met toch nog wat afstand. Vanuit de buitenwijken naar het centrum van de stad. Plots een groen verkeerslicht dat rood springt, terwijl de gevolgde taxi nog kan door glippen. Zou ze ons gezien hebben. Stilstaand voor het rode licht komt Roger door het opengedraaide venster, lichtjes hysterisch roepen : » Rij er toch achter of we zijn ze kwijt. » Volle gas door het rode licht en ook de volgende lichten en we hadden ze terug. Op de Meir stapte ze uit. De wagen geparkeerd, dat ging toen nog, en er achter aan.. Ik alleen want mij kende ze nauwelijks. Winkel in, winkel uit. Ik liep ze zelfs eens bijna tegen het lijf. Plotseling was ik ze kwijt. Verzwonden, opgelost in de lucht. Krijgsraad, met drie bijeen. Wat nu. Roger kende zowat de kroegen waar ze veel kwam. We gingen ze een voor een af. Ik moest natuurlijk binnen gaan omdat ik niet bekend was aan het object. Uiteindelijk , reeds denkende dat er weer niets van ging komen, stopten we voor een uitzuiperstent aan het atheneum. Ik moest natuurlijk naar binnen en bingo daar zaten ze, en iets oudere grijzende heer en ons object samen aan een tafeltje een aperitiefje te drinken. Ik werd op slag danig gestrest, en ging naar de tapkast waar een bevallige jongedame zorgvuldig en traag champagneglazen stond op te glanzen. « Geef mij eens een pintje » »Mag ik misschien iets meedrinken, chouke » « Neem maar een picoloke, chouke ». Een picoloke is een klein flesje champagne en Roger ging toch alles betalen. Dat had hij toch beloofd. « Chouke, ge zijt precies zo zenuwachtig ». Ze had dat goed gezien. « Ja ik heb juist een autoaccident gehad . »,loog ik haar maar voor. Na het ledigen van het pintje en het verhaal van het autoaccident drentelde ik naar buiten.
16. GOTCHE - betrapt Ik ging rustig naar buiten, maar eens aan de deur wuifde ik al enthousiast naar de overkant waar de auto stond met Roger ernaast. « Ze zitten hierbinnen ». Roger straalde : »ik ga mijn advokaat verwittigen, ze zullen van hier uit wel naar de ‘Zilveren Slipper’gaan , dat is dat rendez-vous huis hier achter op de hoek van de Italiëlei. Stapt maar in de auto dat ze U niet zien. » Ik was maar nauwelijks in de wagen gekropen of plotseling kwam ze buiten en stak de straat over recht naar de wagen. Roger kon zich niet meer volledig in de auto gooien en stak nog met een stuk van zijn benen buiten. Hoe dat ze dat niet gezien heeft is een raadsel. Zij ging naar links, de oudere heer kwam naar buiten en ging naar rechts. « Ga snel achter haar aan en zie of ze in de « Zilveren Slipper » binnengaat. » Inderdaad, vanaf de hoek van de straat kon ik vaststellen dat ze onder het opschrift « Zilveren Slipper » binnenglipte. Roger ging ervan uit dat de oudere man de heer De Wael was, een aannemer die zich bezighield met restauratiewerken aan kerken. Roger ging zijn advocaat verwittigen terwijl wij postvatten aan de deur van het geviseerde huis. Roger kwam terug en meldde dat zijn advocaat de zaak in beweging had gezet en dat mensen van de Rijkswacht gingen komen om vaststellingen te doen. »Ja en ze hebben gezegd dat we voor de deur moesten blijven staan en indien de lovers onverhoopt te vroeg moesten buiten komen dat we dan rel moesten schoppen, bijvoorbeeld beginnen vechten zodat er politie bijkwam. » In ieder geval we stonden nu met drieën voor de deur tot groot ongenoegen van de eigenares van het pand die eerst eens kwam loeren wie die ongure types waren die voor haar deur stonden. Het was voor haar wel vervelend dat niemand nog binnen durfde. Na een uurtje wachten kwamen twee sober uitgedoste heren aangewandeld voorzien van aktetas en voorhistorisch schrijfmachine. Het waren de heren van de Rijkswacht. Roger legde uit wie we waren en wat hij van hen verwachtte en dat het te betrappen koppel hier naar binnen was gegaan. Zij verzekerden hem dat zij voor hun taak berekend waren en het nodige zouden doen.
Terwijl de gebeurtenissen zich achter ons verder in het gebouw afspeelden vertelde Roger ons dat hij onmiddellijk na de vaststelling naar huis wou gebracht worden omdat hij bang was dat als zij eerst thuis was ze al het waardevolle ergens anders naartoe ging slepen, ofwel alles aan diggelen gooien. Na drie kwartier kwamen de heren buiten. Ja, ze hadden de vaststelling gedaan, mevrouw was naakt onder de bontmantel, het bed was nog warm en vertoonden tekenen van activiteiten. Ze hadden alles genoteerd evenals de identiteit van de betrokkenen en zouden nu graag naar de Rijkswachtkazerne terug gebracht willen worden. Roger bedankte hen voor alles en vroeg me of ik hen daar naartoe wilde brengen. Juist op dat moment kwam mijnheer De Wael voorzichtig en schichtig kijkend naar buiten. Hij stak joviaal zijn hand uit naar Roger en zei : »Roger, jongen, ge moet dat niet persoonlijk oppakken. We zijn alle twee mensen van de wereld en als echte gentlemen . . . . « . Roger gaf de gentleman een kroket op zijn smoelwerk. Ik heb nog nooit een gentlemen van in de zestig zo hard weten lopen. Hij spurtte de straat uit als in de Olympische spelen. Terwijl de heren rijkswachters hun schrijfmachine en andere spullen in mijn volkswagentje stopten vertrok Roger met gierende banden naar zijn thuisadres. De heren stapten in en vertelden dat de dame behoorlijk onder de indruk was. Ze waren dat bedachtzaam tegen mekaar aan het vertellen en ik stak juist mijn sleutel in het contactslot als de dame in de pelsjas kwam buiten gelopen en zich onder een voorbijrijdende auto wierp. Mijn twee rijkswachter werkten zich terug uit de wagen en snelden toe om hulp te verstrekken. Onze dame werd door hen terug het juist door haar verlatenhuis binnengevoerd, blijkbaar toch nog gaande en staande. Ondertussen zat ik te wachten met de aktetas en schrijfmachine van beide heren. Dat bleef duren en duren. Ik moest toch nog wel eens naar huis toe. Ik was ook wel benieuwd wat er daarbinnen aan de hand was. De deur stond open en in de ingang was niets te zien. Achter de hoek was een trap en op die trap zat heel het gezelschap geschaard rond de rampzalige vrouw die met lange uithalen zat te snikken .
De eigenares, een schoonmaakster en mijn twee rijkswachters. Mijn plotseling verschijnen deed iedereen opkijken. Ik zag plots in de ogen van de vrouw de erkenning. Ze was me vandaag wel twintig keer tegengekomen. In twee kledingzaken , in een supermarkt, een platenhandel, in die kroeg. Ze krijste : »Dat is de smeerlap, de rotzak » en kwam met uitgestrekte handen met scherpe roodgeverfde nagels op me af. Ik draaide me om en verdween alsof me de duivel op de hielen zat. Mijn twee rijkswachters vervoegden me in de wagen en trouw zette ik hen af in de Rijkswachtkazerne. Dat was me het dagje geweest.
17. Fatale finale – Huilen als hond van de pijn. Roger was nu single en ging van het leven genieten. Hij kocht een Porsche. In een vorige stukje was reeds vermeld dat een substantiële erfenis hem was ten deel gevallen. Het nachtleven had geen geheimen voor hem en hij stortte zich erin. Maar toch had hij regelmatig periodes dat hij, zoals hij het zelf uitdrukte de “cafard” had. Hij zat soms wat in de put. Maar ten kantore was hij de belangrijke figuur die alles moest regelen. De directeur was de schakel die zorgde dat er nieuwe woningen gebouwd werden, dat er colloquia gehouden werden en feestherdenkingen voor onder andere het zoveel jarig bestaan van de vennootschap. Maar op Roger rustte de zorg voor de financiële en administratieve afwikkeling van al deze activiteiten. Daarnaast moest hij ook een oogje houden op de financiële ontvangsten. De ontvangsten waren voornamelijk de door de sociale huurders betaalde huurbedragen. Voor niet-ingewijden een eenvoudig iets. Maar niets is minder waar. Elke minister van huisvesting wilde zijn persoonlijke stempel op het beleid drukken en een heel eigen regeltje aan de huurberekening toevoegen. En het was een uitgebreide stoet van ministers. Huisvesting was niet de portefeuille die geliefd was bij de heren en dames politici en er was een voortdurende stoelendans. Soms hadden we de indruk dat de maat van schoenen van de huurder of die van zijn kinderen mee invloed ging hebben op de bepaling van de huur. Later ga je daar meer over horen maar we gaan nu verder met het leven van Roger. Aan zijn nachtleven was een einde gekomen. Een jonge dame was bij hem ingetrokken. Verlegen vertelde hij dat ze bij hem was blijven slapen, dat hij ‘s morgens was komen werken en dat hij ‘avonds had moeten vaststellen dat zij met enkele reiskoffers bij hem was ingetrokken en niet de indruk wekte weer te willen vertrekken. Het werd een stabiele relatie. Na een tijdje werd er getrouwd en kwam er een kinderwens. Na enig proefwerk werd dit ook positief verwezenlijkt en werd Roger een gelukkige vader van een meisje. Op een dag werden we in de vergaderruimte geroepen voor wat we dachten een werkvergadering te zijn maar dat liep anders uit.
Hij deelde ons mee dat hij een doktersonderzoek had ondergaan en dat ze kanker hadden vastgesteld en dat hij ging geopereerd worden. Hij had al een tijdje last van de rug gehad wat hij dacht als oorzaak te hebben een zwakke rug. Dit euvel trachtte hij te verhelpen met speciale oefeningen. Ook had hij de laatste tijd onverklaarbare koortsaanvallen gehad. Roger kanker? – De operatie ging door op de 14 juli, zijn geboortedag. Het was geen gelukkige dag. Open en terug dicht. Het bleek dat de tumor zijn darmen volledig had overwoekerd. En niet alleen dat, ook zijn ruggengraat was zwaar aangetast. Verbijstering alom. Hij moest verder leven met een stoma en met de gekende behandelingen. Toch optimisme. Bij een van onze bezoeken vertrouwde hij me lachend toe: “Gij gaat mijn jobke niet overpakken, weet ge” Hij besloot een alternatieve behandeling te ondergaan, het Moerman dieet. Hij vertelde dat hij ’s nachts soms huilde als een hond van de onverdraaglijke pijn. En dat duurde. De dokter die het Moerman dieet verstrekte en propageerde moest een tijdje in vakantie en de pijnen in die periode dwongen hen om naar een andere dokter uit te zien. Die was niet van die Moerman strekking en overtuigde hen om al die rommel buiten te gooien en een heel andere behandeling te beginnen. Maar ook dat bracht geen soelaas. Maanden gingen voorbij met de ellende erbij tot eindelijk het einde kwam.
18. Naar ICT – Hoe starten we met Computers. Het was echt niet simpel. Elke nieuwe minister van Huisvesting bedacht wel een nieuw truckje om de huurberekening voor de sociale huurder wat ingewikkelder te maken. Zij moesten toch ook een stempel drukken op de geschiedenis. En er werd nogal wat van minister gewisseld. Maar nu Roger er niet meer was werd alle werk over iedereen verdeeld . Die huurberekening ging nog echt met een gewoon rekenmachine en de ontvangen huren werden via poststrookjes ingeschreven. Heel langdradig en troosteloos. En nieuw personeel mocht niet aangeworven worden want de politieke hoogwaardigheidsbekleders konden niet akkoord geraken wie dat postje van de verdwenen Roger moest gegund worden. Het was toen dat de gedachte begon op te komen om met een computer te werken. Dat was toen nog echt de beginperiode van de computer. Microsoft bestond nog niet echt. We hadden wel een beheerder die er toch wat van op de hoogte was en die firma’s kende die in de haven werkzaam waren en de knowhow hadden om iets dergelijks op poten te zetten. Dus we namen een dergelijke firma onder de arm. Samen met de specialisten van die firma en op basis van de gegeven ingewikkelde problematiek werden analyses gemaakt. De programma’s werden stuk voor stuk in mekaar gestoken en gedeeltelijk getest. Heel het voorafgaande had meerdere maanden geduurd. Er was wel van alles gebeurd. De gespecialiseerde firma was failliet gegaan maar onmiddellijk daarop terug van start gegaan onder een andere naam. Er werd verder gewerkt daar waar nog verbeteringen moesten aangebracht worden. Ondertussen werden computercursussen voor het personeel ingericht. Ik had me verdiept in de computertaal die voor de programma’s gebruikt werd. Dit na de werkuren en zelfs tijdens mijn vakantie. Het was voor mij een obsessie dit alles tot een bevredigend resultaat te leiden.
Maar de klap op de vuurpijl was dat de uitvoerende firma er gewoon mee stopte. Het moederbedrijf reorganiseerde en vond de winstmarge onvoldoende. Ik trachtte met mijn beperkte kennis de nog onvoltooide of mank lopende programma’s af te werken. Lopend met mijn hond tussen de bomen flitsten de verschillende computerelementen van de huurberekening door mijn hoofd. Hoe konden de programma’s foutloos werken? En wonder boven wonder zag ik stuk per stuk de fouten en ook de oplossing. Schakel na schakel viel op zijn plaats in de puzzel. Het was me een raadsel hoe ik het voor mekaar kreeg Bij de werking van het systeem gebeurden nog steeds heel wat fouten. Stapels papier van de binnengekomen betalingsbewijzen van de huurders moest ik thuis zelf uitzoeken. Uitgespreid op de grond om te vergelijken met de computerprint. Maar na lang puzzelen viel alles op zijn plaats. Nu moesten we nog van de bank gedaan krijgen dat al die huurbetalingen digitaal konden verwerkt worden. Ook dat had heel wat voeten in de aarde maar uiteindelijk kon de bank via een floppydisk (zo heette dat toen) ons al die gegevens bezorgen. Toen begon alles als gesmeerd te lopen. Het was de tijd dat het computergebruik stilaan links en rechts ingang begon te vinden. Het gerucht dat ons computersysteem behoorlijk werkte was in de sector van de sociale woningbouw mond aan mond doorgedrongen Er waren nog pogingen in dezelfde richting gebeurd maar niet altijd met een bevredigend resultaat. Enkele maatschappijen kwamen bij ons kijken naar de werking. Alhoewel een van deze reeds zelf een systeem had opgezet besliste die onmiddellijk om op dat van ons over te stappen. En inderdaad door mond aan mond reclame kwamen steeds meer maatschappijen bij ons aansluiten. Dan moest ik in mijn vrije tijd daar naar toe voor de installatie. Dat was plezierig en financieel niet oninteressant maar wel belastend. Ook voor de vennootschap was dat financieel interessant want de programma’s die wij in orde hadden gebracht en verder geoptimaliseerd werden voor een aardig centje verkocht.
Ondertussen was het ,jobke van Roger ingevuld. Ik was namelijk van waarnemend adjunct-directeur bevorderd tot volledig adjunct. Alle aangesloten maatschappijen besloten samen een vereniging te op te richten. Een personeelslid werd gezocht en gevonden in de persoon van de man die bij die firma, die ermee gestopt was, de originele programma’s had in mekaar gestoken. Dat liep allemaal prima. . Andere niet bij ons aangesloten maatschappijen hadden hun computersystemen laten uitvoeren door een semi openbare vereniging die werkzaam was eerst in de provincie Antwerpen en later ook in Limburg. De directeur-generaal daarvan nodigde mij uit voor een gesprekje (-etentje). Het leek erop dat hij trachtte mij er toe te brengen mijn invloed aan te wenden bij onze maatschappij en de anderen om stilaan over te gaan naar zijn grote politiek belangrijke instelling. Voor mij zou daar politiek gezien qua invloed ook enig voordeel van te verwachten zijn. De kracht van onze groep lag evenwel in de samenhorigheid en het gevoel van we doen het zelf wel. Er was geen schijn van kans dat we bij die groep zouden aansluiten temeer daar we negatieve geruchten hadden opgevangen over de werkzaamheid van hun programma’s evenals over de toeschietelijkheid van hun personeel. Later, heel wat later, zou blijken dat politieke druk nog een, grote rol ging spelen. Maar dat is een nieuw verhaal./
.
19.Reizen om te leren. – Hoe bouwt men in Liverpool Om de situatie van de volkshuisvesting in het buitenland te bestuderen leek het de besluitvormers in de vennootschap aangewezen een blik buiten onze grenzen te werpen. Na wijs beraad besloot men hongerend naar kennis het licht eens in Engeland op te steken. Eveneens wenste men de tocht niet per vliegtuig maar per overzetboot , Hoek van Holland- Hull,te maken. Buiten het feit dat er tijdens de overtocht een storm stond, 10 beaufort, en het overgroot gedeelte van het gezelschap met oproerige ingewanden de rust van de cabine had opgezocht, verliep de overtocht gunstig. Aan land namen we plaats in de autobus van onze speciale chauffeur René. Gedurende onze tocht het Engelse binnenland in leerden we hem kennen als een joviale en aangename chauffeur met wel een speciale afwijking. Als de song « Please release me » van Englebert Humperdink op de audiocassettespeler werd afgespeeld barst hij in tranen uit. Nu draaide hij dat liedje om de haverklap en het scheelde niet veel of hij zette de bus dan aan de kant om uit te huilen. Het bleek om een slecht afgelopen liefdesromance te gaan. De bezoeken die we brachten aan Manchesters sociale wijken waren uiterst leerzaam. We waren gekomen om positieve dingen te leren op het vlak van volkshuisvesting. Maar wat we vooral leerden op dat vlak waren de aldaar gemaakte fouten die wij dan best zouden vermijden. In Engeland zijn alle sociale woonwijken eigendom van de gemeente. Ze worden dan ook Council-houses genoemd, woningen van de raad, de gemeenteraad uiteraard. Op enkele plaatsen hadden jongeren de vuilstortkokers in brand gestoken met enorme roetbevuiling van gevels en gemeenschappelijke ruimten als gevolg. Terwijl we met de enkele verantwoordelijken van de dienst een gesprek voerden over de werking en de toestand, stelden we vast dat er ergens op een tweede verdieping vanaf een terras een grote hoeveelheid water, als een waterval, naar beneden kwam gekletterd. Toen we vroegen wat daarvan de oorzaak zou kunnen zijn bleef de verantwoordelijke ons aanvankelijk het antwoord schuldig. Maar zij herinnerde zich plots dat de bewoners van het bewuste appartement juist de dag daarvoor naar een andere woonst waren vertrokken.
« Ja, en we moeten tegenwoordig onmiddellijk nadat de mensen verhuisd zijn ramen en deuren dicht timmeren met speciale houtplaten anders komt men heel het sanitair samen met de keuken uitbreken en dat wordt dan ergens aan een klein prijsje verkocht. Blijkbaar is dat hier ook gebeurd en zijn de afgebroken leidingen beginnen te spuiten. » In Liverpool was de situatie op dat vlak nog erger. Enkele gebouwen , 15 verdiepingen hoog, zouden afgebroken moeten worden niettegenstaande ze slechts 10 jaar oud waren. Dat ze nu onbewoonbaar waren kon je zo zien, rond het gebouw lag meters hoog heel de inboedel naar beneden gekeild. Keukenonderdelen, gedeelten badkamers, lavabo, dat alles lag daar in een ongelooflijke wanorde. We stonden met open mond te kijken en uiteraard wilden we wel weten hoe dat nu zo gekomen was. Wel, de gemeente had een tiental jaren geleden beslist enkele wijken met arbeiderswoningen te saneren. De inwoners werden naar de nieuwe flatgebouwen overgebracht en de arbeiderswoningen werden afgebroken. Dat was niet in goede aarde gevallen bij de bewoners en zij hadden zwaar geprotesteerd, maar zonder resultaat. Nu heeft in Engeland de lokale overheid de plicht aan de bewoner van een onbewoonbare woning een andere woning te verstrekken. Dit hadden de misnoegde bewoners vlug begrepen, en zij hadden er hun toevlucht toe genomen om de woningen, die zij om diverse redenen haatten, onbewoonbaar te maken door de vaste inboedel door het raam in de beplantingen te doen belanden. Gedurende onze sightseeing tour door Liverpool had men ons de arbeiderswoning getoond waar Ringo Star van de Beatles zijn jeugd had doorgebracht. Een leuke bijzonderheid werd ons verteld. Het toilet van dergelijke arbeiderswoningen bevond zich aan het einde van de tuin en telkens Ringo naar het toilet ging met een rol toiletpapier onder de arm werd hij warm toegejuicht door een schare enthousiaste bewonderaarster. Alle meisjes begonnen nog meer hysterisch te gillen als Ringo na zijn boodschap afgeleverd te hebben het toilet verliet. Maar inderdaad dit soort woningen was die naam niet waardig.
Maar in de daaropvolgende nacht in het hotel om vier uur ‘s nachts werd ik gewekt door onze chauffeur René. « Mijnheer wordt wakker, ik zit met een probleem. De receptionist van het hotel heeft me gewekt met de boodschap dat er in mijn autobus is ingebroken. Ze hebben er de televisie, de videorecorder, en als wat er verder van waarde in lag uitgesleurd. Er zijn een paar ramen in gruzelementen geslagen. De plaatselijke politie wilt mij een verhoor afnemen, maar ik kan geen Engels, kunt ge nu eens niet mee komen naar het politiebureau om samen met mij verklaringen af te leggen. » We hebben een paar uren van de nacht op het Liverpools politiebureau doorgebracht. Het was hallucinant zelf te genieten van de sfeer die ik verscheidene keren in de Britse televisieseries op het scherm had gezien. Ik kon zelf de graad van criminaliteit in Liverpool de visu vaststellen. Enkele weken na onze terugkeer zou op de Heyzel de finale gespeeld worden tussen Liverpool en Juventus. Ik had zo iets van als dat maar goed afloopt. Iedereen onder ons had zo zijn eigen interesses. Zo zei onze voorzitter soms lachend en ondeugend : « We gaan naar de hoeren, niet om te vogelen maar om te loeren. » En dan gingen we in de buitenlandse stad, die we als studieonderwerp bezochten, kijken hoe de prostitutie daar georganiseerd was, en of er overlast was, of de prostitutie agressief was, dergelijke dingen. Hij had er geen immorele bedoelingen mee, hij was werkelijk geïnteresseerd in de problematiek rond de prostitutie. Die interesse was ontstaan toen hij, lid zijnde van de gemeenteraad, een actie had gevoerd om de prostitutie in het Antwerpse schipperskwartier aan banden te leggen. Dat was hem slecht bekomen, de hoeren hadden zich georganiseerd, hadden betoogd, en waren zelfs per bus bij ons op de vennootschap aangekomen om hem heel persoonlijk de huid vol te schelden. Het was wegens die belangstelling, dat ik iemand naar hem stuurde. De meisjes aan de balie waren me komen halen.”Mijnheer er is iemand aan de balie die naar U vraagt”. Ze hadden die guitige blik in de ogen die ik heel verdacht vond.
Het moest iets heel speciaal zijn, maar op het eerste zicht gaf het de indruk een gewone jonge vrouw te zijn die stond te wachten tot iemand haar zou helpen met haar problemen. ”Ja, Juffrouw.”.”Ha, mijnheer”. Een stem zoals die van een verkouden mijnwerker. En ook die polsen, die waren ook al van een mijnwerker. Het was dus een vent, maar dan een vent met superronde rondingen. ”Mijnheer, is dat nu normaal dat ik in het huis dat jullie eigendom is 30.000 F huur moet betalen.” Dat was natuurlijk niet normaal. En de huur was per week en voor een halve vitrine. Het huis in kwestie was zojuist door onze vennootschap onteigend om er aan sociale woningbouw te doen, maar dat kon nog een tijdje, zeg een half jaar duren. Ik legde aan het meisje(m/v) uit, dat degene die het verkocht had, het onderverhuurd had en dat het niet zo simpel was om huurders onmiddellijk het recht te ontzeggen om hun woning vrij te gebruiken. Ik verwees hem/haar naar de voorzitter, die er inderdaad meer van afwist en eventueel contacten had om dergelijke problemen op te lossen. En achteraf hoorde ik er meer over. “Wie hebt ge nu naar mij gestuurd? Ze is met haar moeder afgekomen, die het ook schandalig vond dat haar zoon zoveel moest betalen voor haar arbeidsplaats. ”Wat kan hij er aan doen dat zij zo is.” voegde de moeder er nog aan toe. De voorzitter wou nog meer weten. Hoe doet ge dat als er een man bij u komt voor seks, gaat die dan niet ontdekken dat er iets niet klopt. ”Oh, mijnheer de voorzitter, ik zorg wel dat alles voorbij is voordat het zover is.” Ook wou hij weten waarom dat hij/zij in de prostitutie was gegaan. Feitelijk was dat omdat hij graag geopereerd zou willen worden voor de definitieve seksovergang. Dat moest in Casablanca gebeuren en dat zou 200.000F kosten. En daar was hij/zij nu voor aan het sparen.
20.Brand – Wasmachine vat vuur. Brand!! Brand!! Kijk, op een van de hoogste verdiepingen van de Silvertop is er brand. Ik kon als directeur niet anders dan daar poolshoogte te nemen. En inderdaad op de 16e verdieping zag je een rookkolom uit de ramen stromen. De brandweerwagens stonden er al en de mannen waren bezig materiaal naar boven te brengen. De collega van de technische dienst vond het niet nodig om mee naar boven te gaan want het was te gevaarlijk om in geval van brand de liften te gebruiken. Dat zou wel kunnen, maar met de trap ging dat ook. Naar boven klimmend langs de trap vlogen de brandweermannen beladen met allerlei zeer zwaar uitziende spullen, zoals zuurstoftanks, blusapparatuur, mij als de wind voorbij. Uitgeput boven gekomen bleek het appartement van een oudere dame in brand te staan. De brand was zo goed als geblust maar er hing nog ontzettend veel rook. Het bleek dat de wasmachine in brand was gevlogen. Hoe dat kan met al dat water erin ontging mij. We stonden op de gang met allerlei huurders en de brandweermannen nog na te praten. In die vrij lange gang hingen aan de muren heel wat brandblussers. Waarom had die mevrouw die niet gebruikt. “oh, dat durf ik niet en dat kan ik niet, daar kan ik niets van.” Wij hadden duidelijk te kort geschoten onze huurders het gebruik van dergelijke apparatuur uit te leggen. Bij de apparaten hing natuurlijk een gebruiksaanwijzing maar je kon van de gewone mensen blijkbaar niet verwachten dat ze daar gingen voorstaan om die teksten te ontcijferen. Nu hadden wij de vaste routine om periodiek huurdervergaderingen te organiseren. Natuurlijk steeds voor een gedeelte van het huurderpotentieel. Meestal voor het gedeelte van een woonwijk. Na enig overleg en voorbereiding werd een huurdervergadering van het getroffen gebouw georganiseerd. De bedoeling was uiteraard de bewoners met woord en beeld te tonen hoe ze die brandblusapparaten moesten gebruiken.
We hadden begrepen dat mensen die zulk ding nog nooit degelijk hadden bekeken en de gebruiksaanwijzing als een ver van mijn bedshow aanzagen en ervan overtuigd waren dat zij nooit in de omstandigheden zouden geraken waarin het gebruik daarvan van hen zou kunnen verwacht worden, dat voor zulke mensen een uitleg met enige duidelijkheid en overtuigingskracht nodig was. Dus we trokken naar de vergaderruimte met de nodige toestellen, met een tekenbord en een luidspreker. Er was nog evenwel iemand die mee de vergaderruimte ging vullen. De voorzitster van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij had de wens uitgedrukt om ook eens aan een huurdervergadering te mogen deelnemen. Waarschijnlijk om haar algemene ontwikkeling op het vlak van sociale communicatie beter uit te bouwen. En aan zo iemand, die trouwens nog algemene secretaris was van de Vlaamse socialistische partij , kun je moeilijk zo iets weigeren. In tegendeel we waren trots dat ze met haar aanwezigheid de impact van deze vergadering naar onze huurders toe nog zou versterken. De vergaderruimte ,die ons regelmatig ter beschikking werd gesteld, was een ontspanningslokaal voor bejaarden. We hadden het nodige materiaal voorzien, zoals een brandblusser zoals degene die in de gang hing waar de brand had plaats gevonden, en een flip-over. De huurders van het betrokken gebouw waren in grote mate opgedaagd. Mevrouw de voorzitster was met nodige egards in het lokaal binnengeleid en had de ereplaats gekregen in mijn nabijheid. Eerst waren we begonnen met de behandeling van dagelijkse aangelegenheden, bijvoorbeeld de huurders er op te wijzen dat het geen pas gaf de schelpen van de verorberde mosselen door de venster van de tiende verdieping te kieperen. Al evenmin gaf het pas om gebruikte luiers dezelfde weg te laten gaan. Daar was iedereen het uiteraard mee akkoord maar de huurders die zoiets deden waren natuurlijk niet komen opdagen. Eerst werd op de flip-over duidelijk getekend hoe het blusapparaat moest in de hand genomen worden en die onderdelen aangeduid die moesten gemanipuleerd worden om het toestel het bluspoeder met kracht te laten uitspuwen.
De bedoeling was dat ik met de nodige bravoure het blusapparaat in de handen zou nemen en nadat het raam dat zich achter mij bevond was geopend aan de kijkende toehoorders zou tonen hoe de knoppen en haken moesten gedraaid en of ingedrukt zouden moeten worden. Theatraal draaide ik de mond van het apparaat naar het gazonnetje dat zich beneden het geopende raam bevond en paste de getoonde procedure toe. Maar geen enkele beweging, geluid of wat dan ook gebeurde. Een lichte paniek maakte zich van mij meester. Ook een laatste wanhopige poging met een gefrutsel aan alle knopjes en haakjes mocht niet baten. Met al dat gefrutsel had ik mij omgedraaid en, hoera, ik vond nog een verborgen toets en inderdaad plots begon het onding onstuitbaar te spuiten. Maar ik had mij omgedraaid en dat had een dramatisch effect want al dat witte spul bewoog zich als een tsunami in de richting van onze eregast, de voorzitster van de Vlaamse huisvestingsmaatschappij. Gegrinnik alom en zelfs ergens luid gelach. Gelukkig was de getroffene zelf niet erg onder de indruk. Enkele behulpzame en handige handen konden het grootste gedeelte van het wit onheil verwijderen. Mevrouw de voorzitster bleek achteraf opgetogen te zijn over dit soort huurderbijeenkomst. Zeer opvoedend voor de mensen.
21 -Privacy- Camera’s overal. Er waren nog meer branden maar gelukkig niet meer in een van de gebouwen waarvan we de huurders geïnformeerd hadden over het gebruik van de blusapparaten. Maar die gebouwen waren zoals de voorzitter van de raad steeds zei “een nagel aan zijn doodskist”. Meer dan 600 gezinnen leefden in drie gebouwen met 19 verdiepingen. Er was waterindringing omdat de uitspringende gedeelten niet zorgvuldig afgedekt waren, er was condensatie op de muren omdat de isolatie onvoldoende was en nog tal van andere tekortkomingen. Ooit lag er een bejaarde dame in bad toen er plots een man binnenstapte nadat hij een plaat van het leidingenkanaal had opengewerkt dat van de benedenverdieping tot boven eveneens voorzien was van een ladder. Op het gelijkvloers was er een toegang tot dit kanaal in de volksmond ook “gaine” genoemd. De ontzetting van deze bejaarde dame was begrijpelijk, maar door dit toeval kwamen we te weten waar de onverklaarbare diefstallen van de laatste maanden aan te wijten waren, namelijk de toegang tot de woningen via dat kanaal. Er waren in die gebouwen wel 20 liften en daar was ook altijd wel iets mis mee. Vandalenstreken, beschadigingen, wangedrag in de vorm van agressie tegen de gebruikers waren dagelijkse kost. Het gevolg was dat de liften regelmatig defect waren en dat de huurders zeer ontevreden waren. En het financieel kostenplaatje loog er niet om. De liften moesten niet alleen hersteld worden maar soms totaal vernieuwd. Als we geen oplossing vonden zouden de huishuren van de bewoners moeten verhoogd worden om de kosten op te vangen. Als we nu eens camera’s hadden om die vandalen af te schrikken. Na een kort bekijken van het financieel kostenplaatje bleek dit niet haalbaar. Een van de beheerders had een idee, één echte camera en in al de andere liften nep camera’s. Dat was de oplossing. Na de installatie van al die camera’s, de echte en de valse, werd aan de huurders uitgebreid onze beweegredenen uitgelegd, namelijk de noodzaak van huurverhogingen indien het vandalisme in de liften nog zou voortduren..
En inderdaad deze ingreep had de gewenste gevolgen. Het vandalisme en het besmeuren van de binnenzijde van de liften bleek quasi totaal verdwenen. Zelfs andere wandaden en baldadigheden bleken uitgeroeid. Maar onze euforie duurde niet lang. We hoorden op de radio dat er wrevel was ontstaan in de politieke gelederen ten opzichte van onze ingreep met de camera’s. In de kamer van volksvertegenwoordigers werd geïnterpelleerd over de sociale bouwmaatschappij die haar huurders via camera’s bespiedde. Ook in de raad van bestuur van de vereniging werden vragen gesteld. Men wilde wel eens zien wat er op de tape van de camera was opgenomen. De firma die de camera geïnstalleerd had haalde met enige moeite de tape uit het enige apparaat dat functioneerde . Maar het bleek dat het toestel heel die tijd defect was geweest. De politieke stofwolk wilde maar niet gaan liggen. De minister van binnenlandse zaken richtte een speciale privacycommissie op . Er maakten een groot aantal universiteitsprofessoren deel van uit, alsook leden van de ministeriële kabinetten. Als ervaringsdeskundige werd ook ik uitgenodigd om deel te nemen aan de besprekingen. Die besprekingen waren langdradig en wetenschappelijk. Aan mij werd gevraagd of het plaatsen van die camera’s enige invloed had gehad op het gedrag van de bewoners en op de plaag van vandalisme in de liften. Met genoegen kon ik vertellen dat het vandalisme praktisch verdwenen was. Ik kon er ook bij vermelden dat er eveneens geen sprake meer was van verkrachtingen zoals die enkele malen waren voorgekomen. Dat had wel enige indruk gemaakt. Ja zei een universitaire wetenschapper terwijl hij zijn ballpoint irriterend in en uit knipte:,mijnheer dit is zeer anekdotisch en weinig wetenschappelijk. Blijkbaar vinden universiteitsprofessoren iedereen die geen universeitsprofessor is analfabeten. De commissievergadering verliep verder zeer wetenschappelijk en zeer saai. Later werd ik nog gevraagd voor een interview van VTM en dit interview had plaats beneden bij de gebouwen waarvan de liften voorzien waren van de besproken camera’s.
Er waaide een koude wind en met versteven lippen was het niet gemakkelijk om steeds opnieuw dezelfde vragen te moeten beantwoorden want er was steeds wel iets verkeerd gegaan met de belichting en het geluid. Ook mijn, kledij bleek niet te voldoen want de revers van mijn vest flapperden in de wind. Een handige dame van de VTM ploeg kleefde met dubbelzijdige plakband de flapperende revers vast. Ziezo dat was weeral in orde. Nu, verscheidene jaren later, worden overal camera’s geplaatst zonder politieke verontwaardiging
22. Nog meer rare huurders. – Een vuist in mijn gezicht. We hebben het al meer gehad over rare huurders. De sociale dienst werd regelmatig overstelpt door klachten. van mensen die problemen hadden met hun buren.. Bijvoorbeeld de dame van wie de overburen een volgens haar afwijkend cultureel gedrag vertoonden. De overburen op de zelfde overloop waren turken en zoals bij hen traditie was moest er op een gegeven dag een schaap geslacht worden. Blijkbaar was dat gebeurd, misschien ergens anders, maar wat degene die klacht indiende stoorde was dat de kop van dat schaap door de buurvrouw op de stoep beneden met veel vertoon werd gespleten, gevierendeeld om de inhoud te bekomen. Daarover diende ze klacht in. Een tijdje later kwam er van haar nog een nieuwe klacht over iets waarvan ze dacht dat haar overburen daar ook iets mee te maken hadden. Want heel het gebouw stonk ongelooflijk naar rottende vleesafval. Maar het appartement van de overburen was werkelijk heel proper. Het bleef stinken maar waar kwam die stank vandaan. Na lang zoeken werd de bron van de stank gevonden. De maatschappij had als gevolg van de nieuw ingevoerde selectieve huisvuil ophaling de tot dan toe gebruikte stortkokers op elk appartement gesloten. De luiken werden met rivetten (blindklinknagels in goed Nederlands) dicht gemaakt. Maar wat bleek, de overbuur had het luik opengewerkt en de slachtafval in de stortkoker geworpen. Maar het vuil werd niet meer opgehaald en de stortkoker was dicht gebleven met de verstikkende reukhinder tot gevolg. Een jaartje later gingen de overburen van mevrouw toch verhuizen en zij verheugde zich al op het samenleven met een niet anderscultureel gezin In de beginfase was alles rozengeur en maneschijn maar de kinderen van de nieuwe overbuur waren niet zo goed opgevoed. Maakten nogal veel lawaai en waren niet beleefd tegen hun overbuur. Ook bleef er al eens vuil staan op de overloop en was er nachtlawaai aan de overkant. Toen mevrouw bij de nieuwe overburen ging vertellen dat zij dat allemaal niet zo aangenaam vond werd zij zeer brutaal en vernederend op haar plaats gezet. En dit gesprek had ook nog andere gevolgen. De onbeleefde kinderen begonnen op haar deur te bonken om haar te storen, ook ’s nachts..
Het pesten duurde een hele tijd en mevrouw ging weer klagen over deze nieuwe overbuur. En ze stopte niet met klagen. Er werd ook eens wat grondiger gekeken naar de achtergronden van deze nieuwe overbuur. En verrassing, wat bleek, mevrouw had een gerechtelijk verleden, ze had een tijdje in de gevangenis gezeten wegens allerlei geweldplegingen waaronder poging tot moord. De klagende mevrouw vroeg een kleiner appartement aan en dat werd toegestaan . Ze was zeer blij geweest verlost te zijn van het anderscultureel gezin, maar ze was van de drup in de regen terechtgekomen. Zulke dingen gebeurden uiteraard niet dikwijls maar je kon toch verwachten dat tussen die duizenden bewoners van het patrimonium wel enkele rare kwasten zaten. Een rare kwast kon je hem niet noemen de man die om een gesprek met mij verzocht had. Zijn wasmachine dat in werking was tijdens hun afwezigheid, bij bezoek aan de familie, was stuk gegaan en al het waswater was er uit gelopen en dat water was van de tiende verdieping, waar ze woonden, naar beneden gelopen. Tot drie verdiepingen naar beneden waren de appartementen slachtoffer van het indringend water. De bewoners aldaar hadden klacht ingediend en de maatschappij zelf had ook beschadigingen opgelopen. De kosten daaruit werden hem in rekening gebracht. Hij kon dat niet betalen Ik had beloofd dat ik hem ging bezoeken om te kijken hoe erg de schade was en wat er kon aan gedaan worden. Het gebouw waarin hij woonde had 19 verdiepingen en zag er nogal imposant uit. Aan de voordeur trachtte ik binnen te gaan maar dat lukte niet. Het was een totaal glazen deur. Tegen de binnenkant van die deur aangedrukt lag een zeer donkere middenAfrikaanse dame, zeer corpulent. Door de smalle spleet van de deur die ik enigszins had kunnen openduwen vroeg ik haar:” wat doet gij daar, gij wat opzij.” Zij antwoordde:” Je ne vous comprends pas”. Mijn antwoord:” Qu’est que vous faites là” Et elle me disait: “ J’attend le taxi” Uiteindelijk geraakte ik op de tiende verdieping in zijn appartement.
Zijn appartement was redelijk geriefelijk ingericht. Er stonden allerlei elektronische apparaten waaronder een faxmachine. Ik vond het toch wat raar bij iemand die slechts minimumhuur moest betalen maar hij beweerde dat het allemaal aan een vriend toebehoorde. Ik bezocht ook die huurders die beschadigingen aan hun appartement en meubilair hadden opgelopen en die vanzelfsprekend verontwaardigd waren dat de schuldige niet wou betalen. Een tijd later had hij mij om een gesprek verzocht wegens het verder aandringen tot betaling door de medehuurders en ook door de maatschappij. Hij kwam binnen vergezeld van zijn echtgenote met hoofddoek en van een peuter van ongeveer 7 jaar. Hij benaderde mij zeer eerbiedig , bukte zich en kuste mijn hand. Ik nodigde hen uit om te gaan zitten. Het zoontje had blijkbaar in mijn bureau de ideale speeltuin ontdekt en kroop overal op en onder. Vader noch moeder vonden het nodig de kleine tot orde te roepen. Hij stak van wal met het verhaal van wat er gebeurd was en met de vraag hoe ik dat ging oplossen. Hij verwachtte van mij dat ik het door de maatschappij geëiste bedrag zou kwijtschelden en zijn medehuurders die ook schade hadden zou overtuigen van eveneens van een vordering af te zien. Ik vertelde hem dat dit onmogelijk was. Ik wilde hem goede raad geven en zei:”Ja man, dan zit er maar een ding op en dat is een advocaat nemen. Dat viel blijkbaar niet in goede aarde. Zijn gezicht vertrok in een grijns en hij duwde zijn zware vuist in mijn gezicht en brulde:”dit hier is mijn advocaat”;. Ik trachtte een onverschillig en onaangedaan gezicht te trekken en rustig te blijven. Blijkbaar had dit het gewenste effect, hij kalmeerde. Hij vertrok zonder meer met de vrouw en de tegenstribbelende kleuter. Enkele maanden later kreeg ik bericht van de stadsdirecteur van burgerzaken dat we een huurder bij ons wonen hadden die een woning had met drie verhuurde appartementen in de Dambruggestraat. We kregen namen en adres toegestuurd en tot onze verbazing was onze kansarme bewoner met minimumhuur eigenaar van een drie etagewoning dat hij duur verhuurde. Dat kon natuurlijk niet. Het was ook wettelijk ten strengste verboden sociale appartementen te verhuren aan eigenaars.
Onmiddellijk moest de huur opgezegd worden met aangetekend schrijven. Hoe zou hij daarop reageren, ruiten komen inslaan?? Maar geen enkele reactie. We hoorden niets meer. Tot we weer bericht kregen van de directeur burgerzaken: “Uw huurder zit achter de tralies wegens zijn aandeel in drugshandel”
22.Marianne Dood van een schatje. Marianne was een zeer lief meisje. Ze was als loketbediende bij ons binnengewaaid uit een of ander tewerkstellingsproject. Haar taak was bezoekers, huurders of woningzoekers op te vangen en hun vragen beantwoorden. Ik zei al dat Marianne een lief meisje was, ze was feitelijk te zacht van hart. Ze was goedhartig,te goedgelovig en erg begaan met de anderen. Een kindje dat verloren gelopen was, een hondje dat mankte, een katje dat honger had, zij hadden allen haar volledige aandacht en toewijding. Ze was klein, een beetje mollig, maar toch aantrekkelijk. Ze had veel aandacht voor haar uiterlijk, niet hip of modern maar heel klassiek koket. Voor een apart sjaaltje, kleurrijke bijouterie en de laatste make-up nieuwtjes kon je bij haar terecht. Als haar erop gewezen werd dat ze twee verschillende oorbellen droeg was ze van streek en nijdig op zichzelf voor zoveel nonchalance. Als collega was ze zeer geliefd vooral bij het vrouwelijk personeel. Ze was een overtuigde deelnemer aan de lunchgesprekken over relaties en dergelijke, waar wij, ouder mansvolk, zorgvuldig werden buitengehouden. Ze was nogal zwaar op de hand, kon erg emotioneel worden in discussies en nam alles zeer ernstig. Toen ik haar erop wees dat humor in het leven ook belangrijk was kreegik onmiddellijk de bal terug:”Ik vind dat het opbouwen van een serieuze relatie niets met humor te maken heeft.” Aan de andere kant kon ze wel uitbundig en grappig zijn met de gekste dingen.Men kwam me vertellen dat Marianne zulke goede turnster was.“Is dat waar,Marianne”. Ze zag in mijn ogen het ongeloof, zo’n klein dikske.“Wil ik het laten zien?” Ze trok een beetje haar rokken op en deed een spagaat of de “grand ecart”. Traditioneel was er jaarlijks een personeelsfeest, met diner en gevolgd doordansgelegenheid. in aanwezigheid van de leden van de raad van beheer. Ook mocht iedereen zijn partner meebrengen.Die party’s verliepen altijd zeer gemoedelijk en ontspannen.Ook Marianne had een partner bij, een blijkbaar sympathieke Marokkaanse jongen. Een partnerkeuze die haar hang naar het exotische en interesse in andere culturen duidelijk liet blijken. Het was een heel gezellig feestje en Mohamed werd joviaal in de groep vierders opgenomen.
Het kantoorleven hobbelde gewoon verder soms heel druk, som iets minder. Op een dag bleken er toch wolken aan de relatiehemel van Marianne te verschijnen. Het enige dat ik ervan wist was dat achter het samenwonen een punt was gezet. Ook bleek dat hij als gevolg daarvan bedreigingen aan haar adres deed en dat hij soms handtastelijk werd. Agressiviteit ging hij niet uit de weg. Hij kwam aan de balie van het kantoor naar Marianne vragen en ook de andere meisjes werden nogal brutaal afgesnauwd als ze geen bevredigend antwoord konden geven. Achteraf werd verteld dat hij in Charleroi getrouwd was met een Marokkaanse en daarbij ook kinderen had. Tussen drukke bekommernissen en stresserende vergaderingen kwam ik te weten dat Marianne door hem gestalkt werd en dat zij niet meer in haar eigen appartementje durfde blijven slapen .Ik was dan ook blij als ze me kwam vragen om haar reeds vastgelegde vakantieperiode te mogen verschuiven, want ze had een reis gepland naar Egypte. Ik vond het een goed idee want dan waren wij van dat gedoe aan de balie af en zou zij misschien tot rust kunnen komen. En wat nog belangrijker was, was dat haar ex misschien op een of andere manier op andere gedachten zou komen. Zo dus, Marianne vertrok met vakantie naar Egypte. Ik verwachtte dat zij op een of andere cruiseboot op de Nijl zou zitten en de kunstschatten en oudheidkundige bezienswaardigheden van Egypte zou kunnen bewonderen, waarop ik om eerlijk te zijn wel een klein beetje jaloers was, want ik zou daar ook weleens graag willen komen. Misschien later. Maar het was toevallig een superdrukke periode op het kantoor , nog meer dan anders.Alle huren van de huurders moesten herberekend worden, de een of andere nieuwe minister had het nodig geoordeeld om zijn stempel te drukken op het huisvestingsbeleid. Dus werd Marianne terugverwacht als extrakracht bij de berekeningen. Maar Marianne kwam niet terug. Zelfs geen berichtje. Reeds vijf volledige dagen was haar vakantieperiode verstreken. Dat was volgens onze normen ongehoord.
Zij was onwettig afwezig en kon op de keper beschouwd zo, zonder meer, ontslagen worden. Maar uiteindelijk, daar was zij weer. Ik had me voorgenomen haar eens flink de mantel uit te vegen en dan nog na te denken over de te nemen maatregelen. Mijn donderspeech over verantwoordelijkheidsgevoel en beroepsernst had een huilbui met de allures van een dijkbreuk voor gevolg. Door haar snikken en zuchten was ze nauwelijks verstaanbaar en ook wat ze me vertelde leek me niet helemaal duidelijk. Ik moest herhaaldelijk vragen wat ze bedoelde. Het bleek dat ze naar Egypte was gegaan met een Egyptische verloofde die ze enkele maanden voordien had leren kennen. Ze waren daar zijn familie gaan bezoeken en ze was er ontvangen als een verloren dochter, als een prinses. De enkele weken dat ze daar was, waren als een superromantisch sprookje voorbijgegleden en ze was er dan ook getrouwd. En nu was ze terug, en ze kon het niet helpen dat ze te laat was teruggekomen. Ik zat daar “bouche bée” , zoals mijn moeder in het Frans zou gezegd hebben, met verstomming geslagen. Ik stuurde haar onmiddellijk aan het werk en wilde over dit alles nog wel eens nadenken.Die dag was er een belangrijke bespreking buiten het kantoor. Het was in verband met enkele woningen die door de vertrokken huurders in een afschuwelijke toestand waren achtergelaten en die trouwens door de niet doordachte architectuur onderhevig waren aan zware gebreken van (onder meer) condensatie. Die condensatievorming kwam vooral voor bij woningen bewoond door minder door het lot bevoordeelde gezinnen. Men noemt dat kansarme gezinnen. Te weinig ventilatie en te weinig verwarming. Pas terug op het kantoor rinkelde de telefoon. Een van onze personeelsleden vertelde heel opgewonden dat er twee mensen waren doodgeschoten aan het gebouw waar zij toezicht had, en of we ter plaatse wilden komen. Daar de feiten zich afgespeeld hadden in of aan onze gebouwen wilden we zelf vaststellen wat er in feite gebeurd was.
Al van verre zagen we een groep mensen bij mekaar staan bij de door bosjes omringde parkeerplaatsen en toen we door de omstanders heendrongen zagen we wat we liever nooit hadden willen zien. Marianne lag op haar rug met ontbloot bovenlijf op de grond. Een man in witte overjas zat schrijlings over haar en was haar aan het reanimeren schoksgewijze met de handen op de borst trachtte hij het hart terug op gang te brengen. De zijkant van haar gelaat was een grote bloedmassa. Enkele meters verder lag er nog iemand op de grond. In de krant een dag later konden we de verklaring van haar ouders lezen: “Mijn man en ik waren Marianne gaan afhalen na haar werk bij de huisvestingsmaatschappij. Mohammed had woensdagmorgen alweer doodsbedreigingen geuit. Ze durfde niet in haar flatje blijven, daar was ze veel te bang voor. We reden alleen maar even langs de blokken om Mariannes katten eten te geven. Amper uitgestapt dook Mohammed plotseling uit de struiken op. Zonder discussie gebruikte hij ogenblikkelijk zijn pistool tegen Marianne en mijn man.” Enkele dagen later werd Mohammed, die eerst voortvluchtig was tot in Parijs, maar toch terugkwam,opgesloten in de gevangenis van de Begijnenstraat. Daar benam hij zich door verhanging het leven.
.