CAMINHO PORTUQÊS
Mijn pelgrimstocht van Porto naar Santiago de Compostela De pelgrimsroute naar Santiago de Compostella, wel Sint Jakobsroute of Jacobsweg genoemd of Camino de Santiago in het Spaans, is de pelgrimsroute naar het graf van de apostel Jakobus in Santiago de Compostella in Spanje vanuit alle delen van Europa. Ik ben gestart in Porto in Portugal en heb vandaar in noordelijke richting naar Santiago de Compostella gewandeld. Waarom heb je dit gewild, is mij vele malen gevraagd. Niet vanwege de religieuze ervaring want de fysieke uitdaging woog het zwaarst. Achteraf denk ik dat het een mix is geweest, een bekend gevoel bij oudkatholieken.
Dikke lijn is route die ik in Noord-Portugal en West Spanje gewandeld heb.
Voorbereidingen Als eerste actie in de voorbereiding heb ik links en rechts adviezen ingewonnen en ben ik in Exloo bij Schutrups geweest om wandelschoenen en drie paar uitstekende sokken te kopen. De verkoopster heeft bijna twee uur besteed om mij de perfecte schoen te leveren. Daarna ben ik begin juli 2013 begonnen met de wandeltraining. Drie of viermaal per week liep ik vanuit mijn huis aan de Riete dik tien kilometer langs de golfbanen over het Daan Huizinga naar Ter Aard, over het viaduct, langs het Noord-Willemskanaal terug naar huis. Laat één ding duidelijk zijn, voor zo’n pelgrimstocht van 270 km moet je je goed voorbereiden. Naast je pelgrimspas Credencial del Peregrino is mij wel gebleken dat goede schoenen en sokken het allerbelangrijkste is om zo’n tocht te volbrengen. Op 15 september 2013 ben ik vanaf Vliegveld Eindhoven naar Porto gereisd en heb ik me in een hotel geïnstalleerd en een week als toerist deze mooie stad verkend. Na een paar dagen is mijn gezelschap er ook. Mijn vijftigjarige neef Robbie Kuik (zoon van mijn tweelingbroer) en zijn twee Duitse vrienden (Martin en Gabriela). Porto is gezellige plaats aan een brede rivier, de Rio Douro.
Op weg Op zondag, 22 september gaan we op pad. Terwijl Robbie en ik elk een zware rugzak meezeulen gebruikt het Duitse paartje een vierwielig wagentje voor het vervoer van hun rugzakken. Het gebruik van zo’n karretje heeft ook zijn nadelen. In het algemeen is de route redelijk begaanbaar maar er zijn gedeelten die zijn uitgehakt in de rotsen. Dus vele oneffenheden waarop je makkelijk je nek kunt breken of een voet verzwikken en dan blijkt dat zo’n karretje geen voordelen biedt. Vooral bij stoepranden en hellingen naar beneden of omhoog is het een lastpost. Na enige dagen is Martin er helemaal klaar mee. Ze zien af van het vervolgen van de route en keren terug naar de heimat.
Robbie en ik lopen stoer door en sjouwen in de hitte met als extra bagage twee flessen water van anderhalve liter hangend aan je rugzak. Als je diarree wilt vermijden dan moet je het water in flessen kopen in de winkel; nooit tappen in de jeugdherberg of aan de kant van de weg. De weg is gemarkeerd met gele pijlen die de route duidelijk aangeven. Ze hebben alle mogelijkheden benut om er pijlen op te verven: stoepranden, bomen, lantaarnpalen of gewoon op straat. Iedere morgen als we op stap gaan zoeken we eerst de pijl. De route Cominho Portuquês is al eeuwen oud is en dat is terug te vinden in vele Romeinse kerkjes en in de dorpen waar we onderweg door komen. Eigenlijk is er in al die eeuwen weinig veranderd. Karresporen in de wegen, bruggetjes over beken, zandpaden, paden met veldkeien; onze schoenen komen met alle soorten wegen in aanraking. In de Duitse reisgids Portugal Spanien: Jakobsweg Caminho Português (de Nederlandse was uitverkocht toen ik hem wilde aanschaffen) wordt geadviseerd een beetje door te stappen. Alleen dan heb je tijd om in de plaats van aankomst wat bezienswaardigheden te bekijken. Persoonlijk interesseert mij dat geen snars. Elke middag ben ik al lang blij dat ik weer slaapplek heb veroverd. In de jeugdherberg aangekomen is het eerste wat ik doe: mijn schoenen uittrekken. Dan lekker douchen en mijn eten maken. De dekens zijn meestal klam en niet bepaald schoon net als de plakkerige matrassen waar je op ligt. En niet te vergeten de wantsen die erin verblijven. De bed wants is een bloedzuigend insect van ongeveer een halve centimeter. Gelukkig ben ik weinig gebeten; anderen des te meer. De juiste houding is net doen of je er niks van merkt. Wij krijgen bij de dagelijkse inschrijving in de jeugdherberg van de organisatie een pakket met een kussen en een papieren onderlaken. Toch heb ik daar weinig profijt van gehad. Door draaien en woelen is het gauw stuk. De laatste weken benut ik het noodgedwongen als laken want de nachten zijn koud. Slapen in een pikdonkere slaapzaal op krakende stapelbedden met dertig tot veertig personen, die allemaal van tijd tot tijd de gekste geluiden maken. Dat is wel even wennen. Mannen en vrouwen doorelkaar. Als je het geluk hebt, lig je naast een bloedmooie meid op twintig cm afstand. Als je een tik op je neus wilt vermijden kun je beter niet gluren. ’s Nachts moet ik er natuurlijk wel eens uit. De waterhuishouding van mij werkt voor een vijfentachtig jarige nog prima maar vind in het pikkedonker maar eens de weg in een onbekende slaapzaal. Op de tast schuif je de rijen bij langs. Tast je te lang dan ben je al iemand aan het bevoelen voor je je afvraagt wat voel ik nou? Slaperig gemopper klinkt dan op. Gelukkig maar want je zult met je slaperige kop maar in het bed schuiven van een andere wandelaar. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe maak ik in het Portugees duidelijk, dat het echt per ongeluk is. Het is altijd goed gegaan waar ik de Voorzienigheid oprecht voor dank. ’s Ochtends na het vertrek gaat de eerste aandacht uit naar het avondeten. Inkopen moeten op tijd gedaan worden want je wilt niet het risico lopen dat in de plaats van bestemming niks meer te krijgen is. Dus je sjouwt de gehele dag je avondeten mee op de rug. Onderweg zijn routebordjes aangebracht met daarop aan gegeven hoe ver het nog is naar Santiago. In het begin boven de 200 km en dan is dan een deprimerende afstand. Eigenlijk denk je dat klere bord heb ik niet gezien, maar dat is jezelf voor de gek houden. Het beste wat je kunt doen is je in de volgende bar of koffietent op te laten vrolijken. Even de hele mikmak van je rug af te donderen en koffie leche grande te bestellen. Heerlijk! Even zitten en je te verwonderen over het drukke gepraat van kerels van de plaatselijke bevolking, hebben ze ruzie of gaat het over het voetballen. Vrouwen zie je niet in de bar. Nee hoor, die zitten mooi thuis bij de kinderen. Zo hebben de heren van de schepping het immers geregeld. Wie dat wil veranderen heeft nog een hele klus te doen. En dan weer verder. Bij twijfel nooit doorlopen maar gewoon vragen aan de plaatselijke bevolking. Iedereen weet waar de route langs gaat maar toch ben je blij als je weer een gele pijl ziet. Gaandeweg wordt de afstand kleiner. Na de tweehonderd kilometer bereik je het getal honderd maar dan, helaas, na een week veel regen. Een plastic regenjas gekocht voor zeven euro. We denken dat het hier kan regenen, nou daar hebben ze er nog meer ervaring mee. Als het iets minder wordt, jas uit. Begint het harder te regenen, jas aan. Dagenlang is alles klam, onvermijdelijk. Het is onmogelijk om ’s ochtends droge kleren aan te doen. Het blijft vochtig voelen. Pas bij de jeugdherberg kun je enige maatregelen nemen.
De eerste actie bij aankomst is het tonen van je pas, dan zes euro betalen en als de donder zien dat je een bed kunt arresteren. Daarna je spullen uitspreiden zodat het nog wat kan drogen. Dan de dagelijkse douche en schone onderbroek en T-shirt aan doen. Zodra je weer puf hebt verzameld ga je je eten maken. In de keuken een plekje regelen, aan het werk, niet vergeten af te wassen, zelf koffie maken, alles opruimen en netjes achter laten. Neef Robbie, sociale gozer als die is, bedenkt op een dag om voor een select groepje te gaan koken. Drie euro inclusief alle wijn moet het kosten. Toch niet duur, nietwaar? Afijn wij in dit geval als eerste actie op zoek naar een super mercado (grote soms overdekte markt). Van alles slaan we in: macaroni, veel tomaten, gehakt, een lel worst om klein te snijden. Bij een blik saus twijfel ik. Wat zit er in? Ik snap niks van de omschrijving op de verpakking. Is het om op te eten of is het een afwasmiddel of hondenvoer? Het gaat goed en het smaakt prima. De dames en heren zitten allemaal graag aan de dis maar ik heb de grootste moeite om van iedereen drie euro te innen. Het afwassen laat ik doen door twee vrolijke dames uit Beieren. Flinke mollige opgewekte vrouwen van begin veertig met enorme blaren op hun voeten die ze onder het eten aan iedereen laten zien. Petje af voor deze dames want ze hebben vreselijk moeten afzien. Onderweg verrekken ze van de pijn; na een paar dagen hebben we ze niet weer gezien. Onder het eten zingen we. Omdat ik de oudste van het stel ben en aan het hoofd van de tafel zit, regel ik dat iedereen een beurt krijgt. Uiteraard openen wij als Nederlanders de avond met Tulpen uit Amsterdam. Daarna wijs ik iemand aan die het volgend lied moet zingen. Geen getwijfel, MOET ZINGEN, want ik ben genadeloos. Er wordt gezongen anders donder ik de weigeraar op straat maar dat blijkt niet nodig. Het gezang bestaat uit onverstaanbaar Russisch, Spaans, Zweeds, Canadees en de volksliederen van de Duitsers, Nederlanders, Russen, Tsjechen, Zweden. Iedereen zingt luidkeels mee. En de avond wordt besloten met de Internationale die door Dimitri en Joop ten gehore worden gebracht. Dimitri komt uit de Kaukasus en is veertien jaar in dienst van het Russische leger geweest. Met tranen in zijn ogen noemt hij mij vader. Gelet op het optreden in de wereld van de Russen de laatste jaren, weet ik niet of ik daar blij mee moet zijn. Er is ook een Amerikaan bij het gezelschap maar dat is echt een vreemde snoeshaan. Hij zit er wel bij maar eet niet mee, betaalt ook niet, maar wat ik het ergste vind, hij zingt ook niet mee. Hij zit maar mee te luisteren, doet geen bek open. Is een wat houterige man, zestiger schat ik. Een geheimzinnig figuur; met wie zou hij in verbinding staan, denk ik wel eens. Zal ik klokkenluider Edward Snowdon om raad vragen? Tot nu toe is er in Assen nog niets gebeurd. Het weer blijft de laatste week regenachtig. Bij Santiago wordt het pas wat beter en dan komt het laatste stuk. We lopen door industriegebieden met alleen maar lege fabriekshallen en grote lege parkeerplaatsen. Troosteloos gebied. Aan de vlaggenmasten wappert wel een vlag, de Europese, want Europa heeft alles betaalt. Ook nog een Portugese vlag en aan de andere kant van de weg, de vlag van de directeur. Het schijnt dat hij met de noorderzon vertrokken is. Helaas, allemaal verkeerde en zinloze investeringen. Heel Portugal staat er vol mee. Niet afgebouwde huizen komen ook voor maar daar zit een andere verhaal aan vast. In Portugal nemen particulieren geen hypotheek om een huis te bouwen. Ze sparen eerst en bouwen pas verder als ze weer geld hebben. Door deze methode hebben ze niet, zoals in Nederland een enorm bedrag aan hypotheekschuld uitstaan.
Eindelijk dan Santiago de Compostela Dan zie we in de verte eindelijk de torens van de kathedraal van Santiago de Compostela opdoemen. In het midden de toren met de heilige Jacobus, die naar mij vernoemd is! Grapje. En aan weerszijden nog twee torens het geheel een indrukwekkend bouwwerk met een groot plein aan de voorzijde, waar de pelgrims elkaar ontmoeten en waar je souvenirs kunt kopen. We zijn dan 15 dagen onderweg geweest, van 21 september tot 6 oktober, en hebben 270 km afgelegd. Dat is door omleidingen en het mijden van de drukke autowegen veel verder dan er in sommige boekjes staat.
Het aanbieden van de Credencial del Peregrino met de pas aan het pelgrim kantoor is lang wachten. Je krijgt niet eerder de Capitulum als alle stempels gecontroleerd zijn, die je onderweg verzameld hebt in de bars, koffiehuizen en jeugdherbergen. Wandelaars moeten tenminste de laatste 100 km naar Santiago hebben gewandeld om in aanmerking te komen voor het Capitulum. Ik beschouwde het overigens als een bidprentje op A4 formaat. Ik vind die controle erg goed want het is gebeurd dat deelnemers zich met auto’s en chauffeurs hebben verplaatst. En wat het ergste is, dat de chauffeurs dan in de herberg slaapplaatsen inpikken. De echte pelgrims zijn zodoende soms gedwongen buiten te blijven in weer en wind, zonder stempel in hun credencialpas en geen bidprentje. Ik voel mij deze dag ultiem gelukkig. Niet alleen door het bereiken van de eindstreep maar vooral ook omdat ik die dag voor een redelijke prijs een kamer met douche en ontbijt kan huren voor drieëntwintig euro. De eerste nacht in mijn kamer zal ik niet gauw vergeten, een schoon bed, heerlijke schone lakens en ‘s morgens koffie met broodjes, ongekend. De mis in de kathedraal begint de volgende ochtend om 12.00 uur. Hoewel ik een half uur te vroeg aankom is alles al vol en moet ik staande de mis bij wonen met achttien heren en een non met een mooie stem, die voor de juiste stemming zorgt. Tegen betaling van honderd euro kunnen deze achttien heren grote wierookvaten, die aan een dik touw aan het plafond hangen, heen en weer trekken. De mannen in klederdracht, zeg ik maar, doen het niet meer voor niets. Dit ritueel is ooit gestart omdat de pelgrims zo vreselijk stonken, dat de priesters er al gauw genoeg van hadden. Tegenwoordig worden de Botafumeiro, zo heten de bronzen wierookvaten, iedere vrijdagavond tijdens de mis van 19.30 uur door acht man heen en weer geslingerd. Eén en ander geregeld door vier belangrijke plaatselijke organisaties te weten de Kamer van Koophandel, de vereniging van herbergiers, de gemeenteraad en de kathedraal. Er is mij na afloop gevraagd of ik God onderweg ook ben tegengekomen. Die vraag heb ik steeds ontkennend moeten beantwoorden. Achteraf kan ik een ander antwoord geven: “Niet daar in Portugal. Wel hier in Assen op het terrein van de Johan Friso Kazerne tijdens het afscheid op 27 december 2013 van zoon Jacob van Jan de Jong, trainer van de zondagochtend conditiegroep, in aanwezigheid van bestuursleden van AAC’61 en leden van de zondagochtend groep. De familieleden van Jan, groot en klein hebben op een indrukwekkende en aangrijpende wijze afscheid genomen. Vaak verstikt van verdriet en soms een lach na het ophalen van hilarische herinneringen, slagen allen erin om hun verhaal tot een goed einde te brengen. Overweldigend en waardig.
Altes Pilgerlied Zu einer Kapelle sollst du gehn, Sie wird auf dem Berg der Freude stehn Dort gibt es Steine und Zahl, Und du siehst Santiago zum ersten Mal, Und du kriegst, das wird jeder dir sagen, Einer Ablass von hundert Tagen. Vele mensen (Egbert, Hennie, Jelle) hebben mij geholpen. Niet alleen in de voorbereidingstijd maar ook om dit verhaal op papier te krijgen. De verkoopster van Schutrups heeft door haar uitvoerige tekst en uitleg bij het doen van de juiste schoenkeuze er eveneens aan bijgedragen dat ik Santago de Compostela heb gehaald.
Joop Kuik, Riete 8, 9406 HE Assen; 0592 356706
[email protected]
Informatie uit Wikipedia De belangrijkste route (hoofdroute) door Spanje was de Camino Francés, die de voortzetting was van meerdere trajecten komend uit Frankrijk. De Camino Francés was de middeleeuwse verkeersas, die in Noord-Spanje loopt van de Pyreneeën naar het graf van Jakobus. Deze route loopt langs de steden Pamplona, Estella, Logroño, Burgos, León, Astorga en Ponferrada. Er zijn ook enige andere secundaire routes van de Pyreneeën naar Santiago. De Portugese route, in het Spaans Camino Portugués genoemd, begint in Lissabon, maar ook andere startplaatsen zijn uiteraard mogelijk. Het is de tweede meest belangrijke route, na de Franse route. De volgende steden worden vanaf Lissabon aangedaan: Alhandra (Vila Franca de Xira), Azambuja, Santarém, Golegã, Tomar, Alvaiázere (freguesia), Rabaçal (Mêda), Cernache, Mealhada (freguesia), Águeda (freguesia), Albergaria-a-Velha, Oliveira de Azeméis, Grijó, Porto in noord-west Portugal. Porto is ook een bekend opstappunt, zeker omdat hier met een vliegveld mensen aankomen. Vanaf alle andere Europese landen lopen eveneens Jacobswegen naar Frankrijk en Spanje (met uitzondering van de Portugese route die uiteraard Frankrijk niet aandoet). De Jacobswegen vormen dus een netwerk van wandelroutes, met Santiago de Compostella als excentrische spin. De traditie van de bedevaart naar St. Jacob in Compostella gaat terug naar de tijd van Karel de Grote, nadat volgens de legende in 814 zijn graf in Compostella gevonden was. Een traditioneel startpunt is de kathedraal in Porto. Met gele pijlen op het asfalt of op huizen wordt vanaf hier de weg aangegeven. De route gaat verder via Vilarinho (Santo Tirso), Barcelos, Ponte de Lima waar de rivier de Lima overgestoken kan worden, Rubiães naar Valença Do Minho hier kan via de Europabrug de rivier de Minho overgestoken worden. Vanaf hier is het nog 108 km naar Santiago. De Minho is de grensrivier. Ten noorden ligt Tui, in Spanje, Ook een populaire startplaats. Na Tui komt men door eucalyptusbossen. Verder ten noorden gaat de route via Redondela, Pontevedra, Caldas de Reis en Padron naar Santiago.