___________________________________
___________________________________
Migranten en vluchtelingen Toon Vandevelde De emoties rond de dood van Sémira Adamu en het kerkasiel zijn wat weggetrokken, maar het is duidelijk geworden dat migratie- en vreemdelingenbeleid hete hangijzers zullen blijven in de nabije en verdere toekomst. Voor deze problemen zijn er geen oplossingen te bedenken die in alle opzichten goed zijn. Er zijn moeilijke afwegingen nodig tussen diverse waarden die ons allemaal nauw aan het hart liggen. Tijdens de recente discussies in de pers en op het politieke forum kwam men echter zelden toe aan een fundamentele bezinning over de graad van openheid en het soort generositeit die men van ons land en van Europa kan verwachten. Het is de taak van een universitaire gemeenschap om tot deze reflectie bij te dragen. Hiertoe de volgende bedenkingen. (1) Mensen verhuizen niet voor hun plezier. Als ze hierheen — naar de rijke Europese en NoordAmerikaanse landen — willen migreren, dan is dat doorgaans om heel eerbare motieven: om te ontsnappen aan vervolging, extreme armoede of verdrukkende sociale normen, om voor zichzelf en hun familie een betere toekomst te kunnen opbouwen. Het grondprobleem is natuurlijk de ongelijke ontwikkeling van de wereld, het feit dat zoveel mensen geen leefbare toekomst voor zich zien in eigen land (en het feit dat ze via de massamedia hebben kunnen vernemen dat het elders beter is). `Meer ontwikkelingshulp zal de migratiestromen afremmen', is het standaardantwoord dan, maar dat is om verschillende redenen een mythe. Het is vooreerst niet zo duidelijk of men ontwikkeling wel op gang kan helpen. Hulp is vaak vernederend en betuttelend ook al wordt ze gegeven samen met een discours waarin sprake is van `capacity-building', `community-building' en het verhogen van de autonomie van plaatselijke groepen: zij lenigt soms dringende noden, maar creert
vaak afhankelijkheid eerder dan dat ze mensen ertoe brengt hun eigen toekomst op te bouwen. Experten van NGO's kunnen uitleggen hoe moeilijk het is om zinnige ontwikkelingsprojecten te selecteren. Dat betekent geenszins dat alle ontwikkelingshulp onzinnig is, maar ontwikkeling is zeker niet het min of meer automatisch resultaat van de transfer van middelen. Wellicht is een groter aantal mensen in ontwikkelingslanden gebaat bij het openstellen van onze grenzen voor hun producten en bij het aanvaarden van een zekere mate van delocalisatie, maar het valt te betwijfelen of die groep groot genoeg is om de migratiedruk snel te doen afnemen. Ontwikkeling is immers een lange-termijnproject dat op korte termijn niet veel verandert aan de migratiedruk. Integendeel zelfs. Een beginnende modernisering draagt over het algemeen bij tot de ontworteling van traditionele leefpatronen en wekt bij velen meer frustratie dan hoop. Hierbij komt nog dat de grootste migratiestromen uit oorlogsgebieden komen: recent uit Kosovo, Bosnië, Algerië, Turkije, Midden Afrika. Dit is een bewijs te meer dat mensen niet voor hun plezier migreren, maar het toont ook dat ontwikkelingshulp het migratieprobleem niet oplost. Er zijn goede argumenten te vinden voor een politiek van open grenzen. Hier komen er enkele. — Massale migratie was er altijd al. Denk maar aan de tijd van de reformatie, aan de Europese migratie naar Amerika of aan de na-oorlogse migraties. Aanvankelijk veroorzaakt dit spanningen, maar achteraf blijkt telkens weer dat die op enkele generaties tijd verwerkt worden. Toen enkele jaren geleden de interne grenzen binnen de Europese Gemeenschap werden geslecht, werd dit ook voorafgegaan door allerlei onheilsvoorspellingen: de rijkere landen van Noord-Europa zouden overspoeld worden door mensen uit het armere Zuid(2)
_______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 9 (1999)1, p. 3
___________________________________
Europa. Zoveel jaar later blijkt dat nog best mee te vallen. — Pleidooien voor het gesloten houden van de grenzen staan ook onder de verdenking dat ze meer door heimelijk eigenbelang dan door eerbare motieven geïnspireerd zijn. Is het opnemen van vervolgden en verdrukten in de eigen gemeenschap niet de meest tastbare vorm van solidariteit die we kunnen opbrengen? Solidariteit kan natuurlijk wel in eigen vlees snijden. — Elk weldenkend mens aanvaardt dat er zoiets bestaat als universele basisrechten. Naast de klassieke cataloog van burgerlijke rechten erkent men vrij algemeen sociaal-economische rechten zoals het recht op voedsel, huisvesting, noodzakelijke medische hulp, een normaal gezinsleven, opvoeding en onderwijs van redelijke kwaliteit. Sommigen, de Nederlandse bisschop Muskens bijvoorbeeld, menen zelfs dat deze laatste rechten primeren op het eigendomsrecht. Minder controversieel is wellicht dat het recht op decente levensvoorwaarden primeert op de bureaucratische eis dat men overal en te allen tijde de juiste papieren moet kunnen voorleggen. — Als men open grenzen weigert, wordt men gedwongen mensen op te jagen en op te sluiten die geen andere misdaad hebben gepleegd dan dat ze niet over de gepaste documenten beschikken. Dat gaat in tegen onze spontane ethische intuïties. Bovendien dringt de huidige, zeer restrictieve politiek onvermijdelijk een groot aantal mensen in de illegaliteit. Laten we ons immers geen illusies maken: ook al trekt men muren op tot aan de wolken, migranten zullen blijven komen. In een wereld met zoveel mobiliteit is dit niet tegen te houden. (3) Er zijn ook argumenten tegen open grenzen. — Het aantal mensen in de wereld is reusachtig
groot geworden. Als 1 miljoen mensen emigreren uit Afrika, dan zie je ginds nauwelijks het verschil. Door oorlogen en politieke instabiliteit kunnen heel grote aantallen mensen worden verplaatst. De opvang van migranten volgens de standaarden die wij in het rijke deel van de wereld menswaardig
___________________________________
achten vergt daarentegen relatief veel middelen. We kunnen dus niet alle gegadigden opvangen. Bovendien zou massale immigratie voor onze laaggeschoolden een aanzienlijke bijkomende concurrentie betekenen op de arbeidsmarkt en de woningmarkt. De zwaksten in onze samenleving worden hier inderdaad het meest bedreigd. — De eigenheid van onze West-Europese landen ligt voor een groot deel in onze uitgebreide sociale bescherming. Willen we die in stand houden, dan is een zekere geslotenheid van onze grenzen onontbeerlijk. Doen we dat niet, dan zullen we op termijn verplicht worden bijvoorbeeld de OCMWsteun af te schaffen. Het is kenmerkend dat in de vakliteratuur alleen ultraliberale tegenstanders van de welvaartsstaat pleiten voor open grenzen. Nu heerst er Apartheid op wereldschaal. Open grenzen zouden de Derde Wereld en de Apartheid in onze straat brengen, met alle gevolgen vandien: stijging van de criminaliteit, bedelarij, extreme uitbuiting in bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt, al die zaken die we ten allen prijze uit onze maatschappij hebben willen bannen. — De meerderheid der burgers in de rijke landen is tegen open grenzen. Vanuit ethisch oogpunt is het laatste argument van de tegenstanders van open grenzen niet ontvankelijk. Meerderheidsstandpunten hebben op zichzelf geen ethische betekenis: het is niet omdat de meerderheid der Belgen fraudeert met zijn belastingaangifte dat dit ook goed te praten valt. In een democratie is er natuurlijk wel een probleem als zou blijken dat de meerderheid van de bevolking er racistische of ethisch niet te verantwoorden opvattingen op nahoudt. Dit lijkt ons echter niet onmiddellijk het geval. Probleem is veeleer dat inzake migranten- en vluchtelingenbeleid het politieke forum beheerst wordt door een zeer luidruchtige minderheid, die een spreekbuis gevonden heeft in een extreem-rechtse `one-issue'partij. Ongetwijfeld bestaat er in onze maatschappij een even omvangrijke groep mensen die veel en graag reist, die geïnteresseerd is in vreemde culturen en die bereid is tot een ruime mate van
(4)
_______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 9 (1999)1, p. 4
___________________________________
gastvrijheid. Alleen is deze groep niet politiek georganiseerd rond dit thema en is hij dus ook minder zichtbaar. Het zou echter verkeerd zijn als beleidsmensen en sociale wetenschappers zich lieten gijzelen door de xenofobe minderheid. De eerste twee argumenten van de tegenstanders van open grenzen zijn vanuit ethisch oogpunt wel ontvankelijk. De ethische eis van solidariteit kan nooit betekenen dat mensen als individu of als groep worden gedwongen om zich te ruïneren of hun levenswijze zo drastisch te veranderen dat hun identiteit erdoor teloor gaat. De barmhartige Samaritaan uit de Bijbel bracht de gewonde man naar een herberg, maar was niet verplicht hem voor de rest van zijn leven bij zich thuis op te nemen. Het opnemen van vreemdelingen in eigen land vereist evenwel niet dezelfde intimiteit als het opnemen in eigen huis: er kan van een maatschappij dus meer solidariteit worden vereist dan van individuen. In het algemeen kan men zeggen dat hulp dient te worden gegeven als een slachtoffer die bijstand heel dringend nodig heeft en als de risico's en kosten ervan voor de potentiële hulpverlener relatief gering zijn. Dit impliceert allicht dat onze migratiepolitiek genereuzer dient te zijn dan ze tot nu toe was, zonder dat we daarom alle deuren moeten openzetten. Men kan dezelfde conclusie ook op een andere manier beargumenteren. Vanuit ethisch standpunt is het aangewezen om een beleid en instituties te verdedigen die een maximale solidariteit belichamen. Een politiek van open grenzen zou de lokale vormen van solidariteit vernietigen in naam van een globale, wereldwijde herverdeling van rijkdom door de markt. Tegenover dit ultraliberale marktdenken is toch wel enig scepticisme geboden. Onder ideale condities zou van de vrije markt inderdaad een nivellerende werking moeten uitgaan, maar tegelijk is er veel empirisch evidentie dat een ongereguleerd kapitalisme in realiteit zeer veel ongelijkheid met zich meebrengt. Het is ook helemaal niet duidelijk op welke tijdshorizon de nivellerende werking van de wereldmarkt zich zou doorzetten, hoe snel met andere woorden de wereldmarkt het lot van de zwaksten substantieel
___________________________________
zou verbeteren. Een alternatief voor deze ultraliberale strategie zou erin bestaan dat men de bestaande solidariteitspatronen als uitgangspunt neemt en probeert die op grotere schaal te realiseren, door er steeds meer mensen en landen in te betrekken. Allicht bevordert de tweede weg de solidariteit meer dan de eerste. Het is lang niet zeker dat de aanwezigheid van de Derde Wereld in onze straat in plaats van tweeduizend kilometer verder mensen tot meer solidariteit zou aanzetten. Men mag het belang van migranten voor de landen van de Derde Wereld niet onderschatten. Vaak zegt men dat migratie de meest dynamische krachten uit die landen wegzuigt. Er kan inderdaad een probleem van brain drain zijn als teveel geschoolden een land verlaten. In werkelijkheid zijn vele landen van de Derde Wereld echter niet of nauwelijks in staat behoorlijk werk te verschaffen aan al hun gekwalificeerden. De geldtransfers en geschenken van emigranten daarentegen laten sommige families toe om de ergste ellende ietwat te lenigen, stellen andere in de gelegenheid te investeren in een eigen onderneming. Niet te verwonderen dat zovele families het kunnen `plaatsen' van één van hun kinderen in een rijk land evenzeer als het laten studeren van een kind als een uitstekende investering in de toekomst beschouwen. Er is sinds vele jaren een migratiestop in België en in de meeste andere Europese landen. Mensen kunnen alleen nog binnenkomen in het kader van de gezinshereniging, via de asielprocedure of, tijdelijk, met een arbeidscontract of studiebeurs op zak. Het probleem is dat er helemaal geen migratiebeleid wordt gevoerd en dat de realiteit van de enorme aantrekkingskracht van onze landen op armen en verdrukten overal ter wereld aldus volstrekt wordt ontkend. Iedereen die toch binnen wil wordt gedwongen een huwelijkspartner te vinden of wordt naar de asielprocedure gedreven. Het gevolg is dat de criteria voor deze procedure hoe langer hoe meer worden opgerekt, dat alleen de meest handigen het halen en dat de echte politieke vluchtelingen in de kou blijven staan. Daarom
(5)
_______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 9 (1999)1, p. 5
___________________________________
willen we pleiten voor het openen van een tweede deur, naast het asielrecht, via dewelke migranten ons land of Europa zouden kunnen binnenkomen. De asielprocedure zou op die manier worden ontlast en zou doorzichtiger kunnen worden gemaakt. Op termijn is dit misschien zelfs de enige manier om haar te redden en de opvang van politieke vluchtelingen te vrijwaren. Men zou daarnaast zoals in de Verenigde Staten en Canada een jaarlijks immigratiequotum kunnen vastleggen op basis van de beschikbare opvangmogelijkheden. Men zou dan criteria moeten aanleggen voor wie voor dit quotum in aanmerking komt. Hoe ingewikkelder de criteria, hoe meer risico op fraude: dus liever eenvoudige criteria. Men kan denken aan een `gewogen' loterij onder de gegadigden, waarbij kandidaten met bepaalde kenmerken — taalkennis, diploma's, invitaties — ietwat worden geprivilegieerd. Hoe men deze criteria ook vastlegt, het wordt steeds een moeilijke afweging tussen enerzijds abstracte eisen van rechtvaardigheid en gelijkheid en anderzijds concrete aanspraken van mensen die op één of andere wijze reeds een band met ons land hebben opgebouwd. We denken niet dat met dit voorstel alle problemen opgelost zouden zijn. Er zouden met ons voorstel nog steeds illegale vreemdelingen zijn — die zijn er in de VS ook nog massaal — en er zou nog steeds een uitwijzingsbeleid nodig zijn. Wie een verblijfsvergunning wil krijgen via het hier voorgestelde loket zou wel degelijk bepaalde procedures moeten doorlopen. Dit quotum is niet meteen bestemd voor mensen die met een toeristenvisum binnenkomen en niet meer vertrekken. De noodzaak om bepaalde illegalen of uitgeprocedeerden op humanitaire gronden te regulariseren zou verminderen, maar niet verdwijnen. In ons voorstel wordt rekening gehouden met de behoefte die is ontstaan op basis van de snel verder schrijdende globalisering van de economische en sociale netwerken. In een wereld waarin goederen, kennis en kapitaal zo mobiel zijn geworden kan men de mobiliteit van de meest bedreigde mensen niet even radicaal blijven inperken als nu het geval
(6)
___________________________________
is. Door voor hen een nieuwe deur te openen zouden we op tastbare wijze onze solidariteit met de zwaksten betuigen. Het zou een concrete oplossing zijn voor een aantal mensen en een symbolisch teken dat we de grote nood van velen niet langer ignoreren. Het zou aangeven dat we de vreemdelingen niet zozeer als een bedreiging dan wel als een verrijking voor onze maatschappij beschouwen. Het zou het uitwijzingsbeleid een ethische legitimiteit geven die het nu helemaal niet heeft.1 De manier waarop dit land onder andere tijdens de genocide in Rwanda zijn deuren dichtgehouden heeft voor vluchtelingen is het echte schandaal van de Belgische politiek van de laatste jaren. In tegenstelling tot Nederland, Frankrijk en Groot-Brittanië hebben wij bij de dekolonisatie geen grote aantallen mensen uit onze ex-kolonies geïntegreerd. Onze samenleving is minder multicultureel dan die van de omringende landen. We moeten een signaal geven dat dit een open land is, waar allochtonen welkom zijn, zij het niet op een volstrekt ongereguleerde manier. Ons voorstel lost niet alle problemen op, maar alternatieve beleidsvoorstellen die meer openheid viseren zijn al evenmin onproblematisch. In kerkelijke kringen wordt in dit verband wel eens herinnerd aan het subsidiariteitsbeginsel. Misschien willen de overheid en de belastingbetalers geen groter aantal vreemdelingen binnenhalen, maar waarom kan men niet toelaten dat privé-personen of groepen, religieuze gemeenschappen bijvoorbeeld, op eigen kosten vreemdelingen opvangen, hun studies financieren of hen aan het werk helpen? Ten dele kan dit nu ook wel. Als het echter de bedoeling is om personen tot ons grondgebied toe te laten, die de bedoeling hebben hier langere tijd te blijven, maar die voor hun aankomst een papier moeten ondertekenen waarin ze afstand doen van alle rechten op bijstand vanwege de overheid, dan gaat dit toch wel lijnrecht in tegen de basisfilosofie van onze maatschappij. Er is een algemene Europese rechtsregel die zegt dat de arbeidswetgeving van een land principieel op alle ingezetenen in een land, zonder enige uitzondering,
(7)
_______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 9 (1999)1, p. 6
___________________________________
van toepassing moet zijn. Onze sociale zekerheid en andere sociale vangnetten zijn precies georganiseerd om alle ingezetenen op te vangen. Illegalen vallen daar uiteraard grotendeels buiten, maar het kan toch nooit de bedoeling zijn om een categorie tweederangsburgers te creëren tussen legaal verblijvenden en illegalen, mensen, die slechts minimale rechten hebben en die ongetwijfeld al snel veroordeeld zullen worden om in een soort horigheid ten aanzien van hun weldoeners te leven. Een ernstiger alternatief zou hierin bestaan dat men mensen toelaat hier te komen werken of te studeren voor een heel strikt beperkte duur. Oorspronkelijk was het systeem van de gastarbeiders zo opgezet en in een land als Zwitserland bestaat nog steeds iets dergelijks. Men zou op die manier veel grotere aantallen mensen uit arme landen de gelegenheid kunnen geven om een klein kapitaaltje te verzamelen om hun leven in eigen land verder uit te bouwen. Het zou echter niet makkelijk zijn om zo'n rotatiesysteem op te zetten. Mensen hebben nu eenmaal de neiging wortel te schieten op de plaats waar ze voor langere tijd vertoeven, zeker als ze een gezin hebben. Werkkrachten zonder gezin importeren is al evenmin evident. Ontwikkelingsorganisaties zijn er grotendeels van afgestapt mensen uit de Derde Wereld nog voor langere tijd hierheen te halen om te studeren, om de heel eenvoudige reden, dat slechts weinigen uiteindelijk terugkeren naar hun land van oorsprong.
___________________________________
Intensieve stages en korte verblijven blijven evenwel uiterst zinvol. Wat dit laatste punt betreft, worden we aan de universiteiten sinds enige tijd regelmatig geconfronteerd met de barrières die in ambassades en administraties allerhande worden opgeworpen voor mensen die hier komen studeren of zich bijscholen. De bureaucratische stroefheid waarmee studenten en docenten uit de Derde Wereld vaak af te rekenen hebben bij het verkrijgen van een visum is hemeltergend. Onze universiteiten leven van de internationale culturele en wetenschappelijke uitwisseling. Wij stellen het dus bijzonder op prijs dat deze levendig blijft en niet nodeloos wordt gehinderd. Er is geen zinnige reden te bedenken waarom mensen in de Derde Wereld die reeds op zoveel domeinen gedepriveerd zijn ook de voordelen van internationale samenwerking zouden moeten ontberen. Een genereus beleid van interuniversitaire samenwerking, waarbij beurzen ter beschikking worden gesteld van studenten uit ontwikkelingslanden, waarbij onze academici worden aangemoedigd om hun expertise ten dienste van die landen te stellen en waarbij onze studenten de mogelijkheid krijgen om kennis te maken met de realiteit van de Derde Wereld, lijkt ons hiertoe aangewezen.
Noot
1.
De legitimiteit van een uitwijzingsbeleid hangt voor een groot deel af van de legitimiteit van het gevoerde migratiebeleid. Het belangrijkste bezwaar dat tegen het eindverslag van de commissie Vermeersch, belast met de evaluatie van de instructies inzake verwijdering van illegale vreemdelingen, valt in te brengen, is dat zijn aanbevelingen met betrekking tot het algemene migatiebeleid veel te timide blijven.
_______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 9 (1999)1, p. 7