losse mmmers :
an
Midden-Del Midden-Delfkrant 55
tiende jaargang nr. 3, juli
verschijnt zesmaa l . per jaar
,.
-.j.·
.
-+
t· .
., Molens van Maasland
2
Midden-Delfkrant REDACTIONEEL tiende jaargang nr. 3, juli 1986 De Midden-Delfkrant verschijnt zes maal per jaar Redactie: Ar1e van den Berg Jacques Moerman Arie Olsthoorn Marika van Ooststroom Frits van Ooststroom Aad van Paassen Gerard Peet Henk Tetteroo
Dit nummer van de Midden- Delfkrant is voor een belangrijk deel gevuld met samenvattingen van lezingen die werden gehouden op een studiedag over de toekomst van het veenweidegebied in Zuid- Holland (waarvan MiddenDelfland deel uitmaakt) . Deze studiedag vond plaats op? maart j . l . in Avifauna in Alphen aan den Rijn . De alarmerende verarming van de natuurwaarden in het veenweidegebied
Verder werkte(n) mee: Cora Schutjes, Fotografie: Fred Hess, 's-Gravenhage
was aanleiding om in brede kring aandaeht te vragen voor de aans lagen en bedreigingen in dit gebied . In de hoop dat dit zou leiden tot het vinden van wensen en suaaes~s om het voor Nederland zo karakteristieke polder landschap te r edden . Ook in Midden- Del ~ zijn er mogelijkheden om de na~den te verbeteren e . q . de aehte~Jitgang te stoppen . Er ligt hier ciuideli~ een taak voor de Reeonstruetiecor.missie, het Reereatiesehap en de gemeenten . Gewezen kdn ook worden op het Waterkwali teitsplan van he~ Hoogheemraadsehap, de regeLing Behee1• en onderhoud landsehappeli!~ elementen en v66r alles op de behoefte om in samenwerking met de aqr'al"iers te zoeken naar oplossi~4en . Het integrale verslag is te bestellen bij Natuurmonurznten .
Vormgeving en productie: Frans Assenberg, Frits van Ooststroom Druk: S1eca Repro B.V., Delft Overname van artikelen is in vele gevallen mogel1jk 1n overl eg met de redactie. Kopij en suggesties voor ko pij Z1Jn van harte welkom bij de red actie. Verantwoording Publ1catie van artikelen behoeft niet te betekenen dat de daarin vervat te meningen het inzicht van de MiddenDelfland Vereniging weergeven. Redactie-adres: Oostveenseweg 6, 2636 ED Telefoon (01738) 86 30
c/VfiddenEDelflafld 9Tereniging J. Maan volgt Delsman op
Schinluiden
Uitgave De Midden-Delfkrant is een uitgave van de Midden-Delfland Vereniging en van de Stichting Bezoekerscentrum Midden-Delfland. Abonnementen op de Nidden-Delfkrant zijn alleen mogelijk door lid te worden van de Hidden-Delfland Vereniging. De minimum contributie bedraagt f 22,50 per jaar, voor jeugdleden (t/m 17 jaar) f 7,50. Aanmelding door starting op postrekening 3928463 ten name van de Midden-Delfl and Vereniging te Vlaardingen, onder vermelding van 'nieuw lid'. U kunt ook bellen: (010) 4 74 25 98 of schrijven aan: Secretariaat ~idden -D elfland Vere niging, Trekkade 20, 3137 KD Vlaardingen. Opzegging van het lidmaatschap / abonnement uitsluitend schriftelijk aan het secretariaat. Opzegging kan slechts geschieden Lep,en het einde van het verenigingsjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van vier weken.
Het bestuur heeft de heer J. Maan uit Schiedam bereid gevonden om de vrijgekomen plaat s van J.A . A. Delsman in het bestuur in te nemen. De heer Maan kent de mogelijkheden en problemen van de waterrecreatie in Midden-Delfland vanuit een decennialange ervaring. Hij is o.a. secretaris van de Studiecommissie Waterrecreatie Midden-Delfland, waarin een elftal watersportverenigingen samenwerken. De heer Maan was al geruime tijd lid van onze Steunwerkgroep. Hartelijk welkom in het bestuur! De Reconstructiecommissie heeft in haar laatste vergadering besloten om onze nieuwe vertegenwoordiger in die Reconstructiecommissie, de heer D. van den Bosch voor te dragen voor officiele benoeming bij de minister van VROM. Tevens is besloten dat de heer Van den Bosch voorzitter wordt van de subcommissie Voorlichting en inspraak en tevens lid van de Agendacommissie van de Reconstructiecommissie. Hij volgt in beide functies Gerard Peet op . In alle gevallen zal Gerard Peet voorlopig nog als plaatsvervanger fungeren.
Bestuur S. van der Kooij, waarnemend voorzitter Zuidbuurt 29, 31 I E.. Maasslu is Telefoon (01899) I 3 96 F.W. van Ooststroo secretaris /penningmeester Trekkade 20 , 3137 KD Vlaardingen Telefoon (010) 4 74 25 98 D. van den Bosch Holierhoek 28, 2636 EJ Telefoon (017 38) 89 03
Schipluiden
J. Maan Parkweg 141 , 3119 CD Schiedam Telefoon (01 0) 4 73 78 93 J . P. van Noordt Wes tgaag 96 b, 3155 DJ Maasland Telefoon (01899) 181 57 J .G.M. Peet Oosteinde 167, 2611 VD Delft Telefoon (015) 12 45 52 P .W. van Winden Sc~ieweg 166, 2627 AS Delft Telefoon (015) 56 31 17 Secretariaat Midden-Delfland Vereniging Trekkade 20, 3137 KD Vlaardingen Telefoon (010) 74 25 98 Postrekening 3928463 Verenigingenregister Delft V 397143
BUREAU VAN UITVOERING FOPPENPOI.l>ER lc 3155 EA MAASLAND TEL. 01899-22011
3
.._ VervoZg bespreking concept-inspraakrapport deeZpZan Lickebaert Zevert weinig probZemen op.
Aanleg Blankenburgtunneltrace blijft onaanvaardbaar Nadat in de april-vergadering van de Reconstructiecommissie de bespreking van het thema 'waterrecreatie' leidde tot een heropening van de discussie over de Foppenpolder, leverde de bespreking van de overige thema's weinig moeilijkheden op. Ret inspraakrapport kan dan ook grotendeels vastgesteld worden. Het agendapunt dat verreweg de meeste tijd in beslag nam was de vervolgbespreking van het concept-inspraakrapport voor deelplan Lickebaert. De uiteindelijke resultaten van de in januari en februari j.l. gehouden inspraakronde zijn nu duidelijk. Voor de in het deelplan aang~geven afsluiting van de Zuidbuurt betekent dit dat de Reconstructiecommissie haar plannen herziet. In plaats van deze afsluiting worden verkeersremmende en snelheidsremmende voorzieningen getroffen. Op het gebied van de milieu-hygiene concludeert de commissie dat het plan gehandhaafd kan worden, en dat ingestemd wordt met voortgezet agrarisch gebruik. Overleg met de gezamenlijke Rijnmondse bedrijven (Stichting Europoort Botlek Belangen) heeft ertoe geleid dat voor de betrokken veehouders een financiele regeling is overeengekomen ten aanzien van het fluorprobleem. Aan de problemen met betrekking tot koper, molybdeen en zwavel dient blijvend aandacht te worden geschonken en de Reconstructiecommissie zal dan ook bij Gedeputeerde Staten van ZuidHolland aandringen nader onderzoek te verrichten. Het standpunt dat aanleg van het Blankenburgtunneltrace zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van Midden-Delfland, blijft eveneens ongewijzigd. Niet zozeer de tunnel alswel de toeleidingswegen leveren voor de leden van de Reconstructiecommissie onoverkomenlijke bezwaren
De Coldenhovelaan bijvoorbeeld, is reeds gereconstrueerd en dit jaar nog wordt een aanvang gemaakt met de Burgerweg. De laatste schakel in dit gehee l van locale routes, het oostelijk deel van de Westgaag, is een van de projecten die op deze lijst gep laatst is. Door een beperkte reconstructie kunnen
enkele knelpunten en verkeers onveilige situaties worden opgelost. Andere projecten waarvan de haalbaarheid onderzocht wordt zijn: kadeverzwaring van de oostelijke kade van de Vlqardingervaart, beplantingen in de Oost-Abtspolder, bemaling van de Dijkpolder, voorbereidende werkzaamheden voor de puinberging Lickebaert, waterberging in het Tuibouwstructuurplan, reconstructie van de Kwakelweg, de Akkerdijks e Polder, de stedelijkrecreatieve zone nabij Schipluiden en herstel van enkele waterstaatkundige element en. De uitslag van dit onderzoek zal in de vergadering van november aan de orde komen.
Kale Jonker
~-
Voorts heeft de Reconstructiecommissie een lijst met projecten opgesteld, waarvan onderzocht wordt of Uitvoering bij Voorrang plaats kan vinden. In het kader van deze regeling kunnen projecten waarover een grote mate van overeenstemming bij de betrokkenen aanwezig is, uitgevoerd worden voordat het betreffende deelplan is vastgesteld.
"'"'
~
'"lj Ill
~
C)
-\..>
~
4 tiende jaargang nr. 3, juli 1986
Reconstructiecomrnissie aanvaardt plan voor kleine~e Foppenplas De E,econstructieconnnissie Midden-Delfland heeft 1.n haar SSe vergadering unaniem besloten tot de aanleg van de Foppenplas in het achterste deel van de Foppenpolder. Het oorspronkelijke plan de hele polder onder water te zetten is hiermee van de baan. Tijdens de vergadering werd zowel van de kant van landbouw en gemeente Maasland, als van recreatiezijde meermalen benadrukt dat ~en tot een compromis wil komen. De heer A.A. Verhagen drong daar in zijn inleiding eveneens sterk op aan. Niet alleen voor de voortgang van de reconstructie, maar ook voor de verhoudingen binnen de Reconstructiecommissie en voor de geloofwaardigheid naar de streekbewoners toe is een compromis noodzakelijk. 'Met een totale inundatie zi jn noch de agrarische, noch de recr eatieve belangen gediend' aldus Verhagen. 'De planvoorbereiding met betrekking tot ruilverkaveling, tuinbouwstructuurplan en verbetering van de waterbeheersing stagneert. Er is veel weerstand in de streek en de uitvoering van recreatieve voorzieningen ondervindt veel oponthoud'. Zich baserend op vooroverleg met alle
Variant 2 inundatie Foppenpolder
partijen pleitte hij dan ook voor het aanvaarden van variant 2. In deze variant vindt de aanleg van een plas plaats in het achterste gedeelte van de Foppenpolder tot een oppervlakte van 34 ha. Een groot aantal eilandjes in de plas meet zorgen voor aanlegcapaciteit voor ca. 500 boten. De recreatieve waarde wordt neg verhoogd door de fietsverbinding Maasland-Broekpolder. Het voorste deel van de polder, zo'n 60 ha blijft behouden voor landbouwkundig gebruik. In de voorgestelde va riant zijn tevens mogelijkheden voor natuurbehoud en -ontwikkeling aanwezig. Het plan voorziet in een go ede landschappelijke overgang naar het natuurgebied De Vlietlanden.
dat er door verschillende leden kanttekeningen bij geplaatst werden. De heer Mandos, woordvoerder van het Recreatieschap, stelde als eis dat er niet verder aan de oppervlakteverdeling gesleuteld zou worden. Bovendien wenst hij elders in Midden-Delfland compensatie voor de verloren gegane recreatie-oppervlakte van 60 ha ten koste van landbouwgebied. Landbouwvertegenwoordiger de heer Koop, die in de april-vergadering het voorstel tot onderzoek naar een kleinere Foppenplas lanceerde, vend dat no gal een zware eis, doch zag niettemin mogelijkheden dichter bij elkaar te komen. Het uiteindelijke voorstel van voorzitter Overwater was variant 2 te accepteren en tevens een werkgroep in te stellen met als opdracht: 'te zoeken naar een kwantitatieve danwel kwalitatieve compensatie van de recreatie die bij het alternatief in de Foppenpolder niet gerealiseerd wordt'. Dit voorstel vend bij alle leden bijval. Deze werkgroep bestaat uit drie personen namelijk de heren Mandos (recreatie), Koop (landbouw) en Verhagen (Bureau van Uitvoering). Er dient bij dit onderzoek rekening te worden gehouden met zowel de landbouwkundige belangen als met het standpunt van het Rec reatieschap Midden-Delfland.
(pe rsbericht Bureau van Uitvoering ) Voor alle partijen bleek deze variant, als oplossing om uit de impasse te komen, aanvaardbaar te zijn, zij het
Midden-Delfkrant .
5
.,.._
Studiedag over de toekomst van het veenweidegebied
De or ganisatie van de studiedag was in handen van: Vereniging tot Behoud van Na tuurmonumenten in Nederland Stichting Het Zuidhollands Landschap Stichting Centrum Milieube heer Zuid-Ho lland
Recente gegevens over de internationale betekenis van de natuurwaarden in veenweidegebieden (zoals Midden-Delfland), en over de sterke verarmingen die zich daar weinig opvallend aan het voltrekken zijn, deed een vijftal natuurbeschermingsorganisaties besluiten een studiedag over dat veenweidegebied teorganiseren Een overzicht. De studiedag werd gehouden op 7 maart 1986 in Vogelpark Avifauna in Alphen aan den Rijn. Het ging er uiteraard om het belang en de bedreigingen van dit gebied onder de aandacht te brengen, maar het was niet de bedoeling dat deze studiedag beperkt bleef tot een zoveelste klaagzang op verloren gegane natuurwaarden.
NIVON- terr ein de Grutto
"'"'
1\l
""
'1;j 1\l
~
...,a ~
Voor de goede waarnemer is het duidelijk dat de natuurbescherming in beweging is. De voortdurende achteruitgang van de natuur heeft haar doen beseffen dat de tot op heden gebruikte middelen ontoereikend zijn of ontoereikend worden aangewend, en zij is naarstig op zoek naar nieuwe wegen om haar doelstellingen te verwezenlijken.
Ministerie van Landbouw en Visserij (Staatsbosbeheer en Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer) Het was de bedoeling dat iets van deze geest in deze studiedag zou varen en dat hij vooral in het li ch t van oplossingen zou staan. Er werden weliswaar -geen kant-en-klare oplossingen aangedragen, maar er werd wel gepoogd een scala van suggesties en oplossingsrichtingen te presenteren Tijdens de studiedag werd o.a. een zestal inleidingen gehouden waarvan we hierna korte samenvattingen weer geven. De inleidingen werden afgewisseld met · forumdiscussies, o.a. aan de hand van een achttal stellingen. Tenslotte werd een 22-tal aktiepunten gep resenteerd.
6 ti ende jaargang nr. 3 , juli 1936
Ret belang van veenweidegebieden
I.S. Zonneveld Het verkavelingstype ('Fries - Holland se opstrekkende heerden') dat omstreeks 1100 begon, is volstrekt uniek in de wereld.
dwon ge n al spoedi g tot een meer aan ho ge grondwaterstanden aangepast grond gebruik: veeteelt (en vro ege r ook vrij veel griend).
V66r de landbouwtechnische revoluti e , di e een kleine eeuw geleden inzette, werkte de menselijke beinv loedin g in het algemeen verrijkend on de dive rsiteit van biologische natuurlijke elementen. De bij zondere percee lvorm (naar zijn aard en Smalle, zeer lange, door sloten ligging in het landschap) werkte de gescheiden kavels, uitgaande van het vorming van uit gesproken ecologische eerst begaan- (bevaar- )bare gebied gradienten, samenhangend met de (rivier, getijgeul, stroomrug ) tot intensiteit van menselijke invloed en di e p in de, oorspronkelijk hoog bodemgesteldheid, in de hand. Deze li ggende, veengebieden. gaf aanleiding tot grote biologische diversiteit, waarin met name Aanvankelijk werd allerbouw bedreven . · blauwgraslanden (schraallanden) en Klink en oxydatie, die de grote water- en weidevogeldichtheden ontwatering op de voe t volg(d)en, opvielen .
Prof. dr.ir. I . S. zonneveZd i s hoogZeraar vegetatiekunde aan het InternationaaZ Instituut voor Luehten Ruimtekartering en Aardwetensehappen (ITC) in Ensehede en hoogZeraar vegetatiekundige overziehtkartering aan de LandbouwhogeschooZ in Wageningen .
Fragment van een soortenrijke vegetatie van een grasZandoever. Van Zinks naar reehts zijn te herkennen: Wateraarbei (- 69%) , Moeraswederik (-47%) , KaZe Jonker (-40%) , DotterbZoem (- 64%), BZauwe Zegge (- 55%) , KoekoeksbZoem (-47%) , TormentiZ (- 72%) Veenmos , WaternaveZ (- 18%) , Kantig WiZgenroosje (+44%) , Reukgras (- 59%) , EgeZboterbZoem (- 23%) , Waterbies (-45%) , MoerasroZkZaver (-5%) ,
Pl a nt en en dieren die er thans no g redelijk algemeen zijn, blijken elders buiten Nederland als hoogst zeldzame natuurverschijnselen gewaa rd eerd t e worden, of gehe e l niet (mee r) voor te komen. Natuu rlijk e meren, maar vooral ook de als gevo l g van de veenwinning ontstane onnatuurlijke nlassen verland ingsvegeta ti es , ri e tkragen en moe r asbossen voegen daar nog ex tra waarden aan to e. Het landschap van de veenweidegebieden vertegenwoordigt zowel cultuurhistorisch, visueel-landschappelijk als wat eigen natuurelementen betreft nog steeds hoge waarden. Ve rantwoorde lij k daarvoor zijn vooral de grote aaneen ges loten oppervlakte, het vochtige karakter, de vele sloten en wateren, het geheel ei gen verkavelingspatroon dat mede zorgt voor een relatief ge ringe ontsluiting en de lage bebouwingsdichtheid. Een vergelijking met verwante andere gebieden in de wereld to ont het geheel ei gen karakter van de veenweidegebied en .
KZuwenzuring (- 25%) , Penningkruid (- 6%) , Zomprus (- 2%) , Pijptorkruid (+14%), WitboZ (- 14%}, Moeras vergeetmijnietje (- ?%) , PinksterbZoem (- 12%) , MoeraswaZstro (- 17%), Moerasmuur (+8%) , Waterpeper (+125%), Liggend Vetmuur (+8%) , Witte Klaver (+21%) en Kruipende BoterbZoem (+1 %) . TUssen haakjes is het versehiZ in mate van voorkomen weergegeven in 1123 onderzoehte opnamen tussen 1977 en 1984 .
Midden-Delfkrant .....
...
Hoe staan we er voor? P.H.M.A. CZausman Regelmatig kan men kennis nemen van de schrikbarende achteruitgang van het een of andere organ1sme. Vaak betreft het echter incidentele waarnemingen aan opvallende soorten, en zel den krijgt men een volledig beeld dat bijvoorbeeld ook de soorten die toenemen omva t. Wil men een de r gelijk volledig beeld construe ren dan zal men over systema tische gegevens moeten
7
beschikken over de toestand in het verleden. Veelal ontb raken dergelijke gegevens, maar op he t ogenblik begint de in de zeventiger jaren ingezette tendens tot steeds nauwkeuriger milieuinventarisaties wat dat betreft vruch ten af te werpen. In Zuid-Ho lland worden vooral vegetatie en avifauna op grote schaal geinventariseerd. Een gedetailleerde analyse van wat er op deze terreinen het laatste decennium ve r and erd is levert inderda ad een niet al te rooskleurig bee l d op. Op
vrijwel al le fronten wo rdt achter uit gang geboek t. Er zij n weliswaar soorten die to enemen, maar het aantal soo rt en dat achteruit gaat is ongeveer driemaal zo groo t. De soorten die afnemen zij n uit het oogpunt van natuurb ehoud gemiddeld vee l belangrijker dan de soorten die t oeneme n. Gedeta illeerde gegevens zijn echter ni e t in de eers t e plaats bedoeld om de ach teruit gang in zo l evendig mogelijke kleuren af te schilderen. Zij stellen ons ook in staat om een nauwkeuriger beeld te krijgen van de achte rli ggend e oorzaken , het geen een gerichter zoeken naar oplossingen mogelijk maakt. In de lezing werd dan ook vooral ingegaan op de ecologische analyse van de geconstateerde veranderingen. Aan de orde kwamen: de verand eringen in sloten, oeve rs, gr aslanden, wegbermen en landschapselementen en in de weidevogels t and.
Drs. P.H. M.A . Clausman is vegetatieonderzoeker bij de Provinciale Planologische Dienst Zuid- Holland .
Fragment van een rijk gestructureer de slootvegetatie . Van links naar rechts zijn te herkennen: Gedoord Hoornb lad, Bultkroos, · Veelwortelig Kroos , Grote Waterweegbree, Puntkroos, Zwanebloem, Haarfonteinkruid, Pijlkruid, Grote Egelskop, Kikkerbeet, Stijve Waterranonkel, Krabbescheer, Brede Waterpest, Watergentiaan, Kranswier, Waterviolier, Sterrekroos en Holpijp .
8 tiende jaargang nr. 3. juli 1986
Acht steZZingen
Algemeen
Slaten
Snelle verarming over breed front
Worden sloten ook biljartlakens?
Alle soorten: 50% neemt af 25% tussen 1977 en 1984 meer dan 'gehal veerd 20% ·neemt toe
Afname: Krabbescheer Waterviolier Watergentiaan Haterlelie Waterranonkel
Meest karakteristieke soorten: 75% neemt af 67% meer dan gehalveerd 16 % neemt toe
-7 8% -71 i.
-64% -85 % -5 5%
Toename: Kroes
32%
Grote regionale verschillen in achteruitgang
Gras land
Overal: Toename voedselrijkdom Lokaal: Afname kwel 's Zomers schonen
Zelfs Madeliefje verdwijnt! Afname: Schraallandsoorten Dotterbloem Koekoeksbloem Veldzuring Pinksterbloem Madeliefje
-89 % -76% -49% - 42% -40% -39%
Toename: Engels Raaigras Kweek
12 % 21%
I.
De natuur- en landschapswaarden van het Zuidhollandse veenweide gebied zijn ook internationaal gez ien dermate hoog en onvervangbaar dat van zowel overheid, eigenaar en gebruiker een reele inspanning mag worden verwacht om deze waarden veilig te stellen, te beheren en te ontwikkelen. 2. Gezien de geconstateerde snelle achteruitgang van ondermeer de planten- en vogelrijkdom kan geconcludeerd worden dat de inspanning onvoldoende is gewees t om deze achteruitgang te keren (zo zij ni et door de in stelling I genoemde partijen is veroorzaakt). 3. Alleen een andere opstelling kan voorkomen dat wij in het jaar 2000 voor het zien van een Grutto naar Vogelpark Avifauna rnoeten.
4. Voedselrijkdom Bewijdingsdruk Verdroging
X X X X X X X X X X
Weidevogels
Oevers
Vergelijkbare trend Minder snelle verarming Toename : gras oever Afname: Schraallandsoort·e n Dotterbloem Veldzuring Toename: Grote Weegbree Waterpeper Beweidingsdruk Tred Slootbagge r Voedselrijkdomtoename
-53 % - 69% -6 %
-89 -76 -42
37%
27
99% X X X X
X X X X X X X
Afname:
Scholekster Kievit
+
++ Grutto Slob eend+ Tureluur
Dreigen uit Zwarte stern+ te sterven: Watersnip Kemphaan Zomertaling +
++
Nederlandse populatie meer dan 1/3 van de NW-Europese Ne derlandse populatie 90 procent
De oorzaken van de achteruitgang van de natuur- en landschapswaarden van het Zuidhollandse veenweidegebied liggen prirnair in Zuid-Holland zelve . Derhalve kunnen de verantwoorrlelij ken t.a.v. bestemming, inrichting en beheer (of gebruik) van het Zuidhollandse veenweidegebied worden aangesproken op hun falen. 5. De rol van overbernesting bij de achteruitgang van oevers en polderwateren in het veenweidegebied wordt zwaar onderschat . Dit blijkt uit de nieuwe rnestregelgeving voor gras landen die bijlange na niet gericht is op een evenwicht tussen aan- en afvoer van voedingsstoffen en dus zal tekortschieten bij het regenereren van de overberneste polderwa teren.
6. De agrarische baten van peilverlaging op korte termijn wegen niet op tegen de maatschappelijke kosten op lange terrnijn. 7. Bij het waterbeheer in veenweidegebieden is, alle rnooie woorden ten spijt, tot op heden nauwelijks aandacht geschonken aan het natuurbelang. Het doorspoelen van polderslo ten is zelfs in strijd met het natuurbelang . Bovendien is de peldersloot in het waterbeheer een blinde vlek. 8. ~e huidige overproduktie in de Iandbouw noopt tot het rnaken van duidelijke keuzen voor het landelij k gebied . Er client meer ruirnt e t e kornen voor integratie van natuur en landbouw op bedrijfsniveau en het herstellen van natuurwaarden .
Midden-Delfkrant .
9
~~
"'"'
- ::t: '"l;j
rt ()
+>
~
Gr>utto
Ecologische sleutelfactoren en beinvloedingsprocessen H. A. Udo de Haes
Belarigrijke ecologische factoren in het veenweidegebied zijn de landschappelijke openbeid, de intensiteit van bet gebruik van het grasland in de vorm van bemesten, maaien en beweiden, en hetniveau, de beweging en de kwaliteit van bet water.
H. A. Udo de Hae s is direet eur van het Centrum voor MiZieukunde van de Rijksuniversiteit Leiden en Zid van de Commissie LandeZijke gebieden vxn de Natuurbe sehermingsraad.
D~.
De vegetatie is steeds productiever, maar gelijk daarmee eenvormi ger geworden door de toe genomen gebruiksintensiteit. De agrarische percelen zelf hebben hun floristische waarden vrijwel geheel verloren. De slootkanten vormen echter nog steeds vluchtplaatsen en blijken betrekkelijk onafhankelijk van processen in perceel en sloot. Nagegaan wordt welke f actoren van belang zijn. Dit in de hoop aanknopingspunten te vinden voor een beheer dat kan worden opgenomen in de agrarische bedrijfsvoering . De ach"teruitgang van de weidevogels kan berus ten op ontwikkelingen buiten ons land, op verstedelijking, biotoopveranderingen en op het agrarisch gebruik. Met name de laatstgenoemde factor blijkt zeer belangrijk te zijn. Gezocht wordt naar mo gelijkheden voor aanpassingen in de bedrijfsvoering
die niet al te ingrijpend zijn voor de boer, maar toch gunsti ge effecten voor de vogels kunnen hebben. De kleine landschappelijke natuurelementen, zoals _houtkaden, hebben meestal hun oorspronkelijke functie verloren en kome~ sluipenderwijs onder invloed van agrarische bedrijfsvoering De sloten vormen een ei gen ecosysteem, kleine afspiegelingen van de moerassen van weleer. Ze worden bedreigd door demping en afname van de waterkwaliteit door diverse oorzaken. Ook de hieraan ten grondslag liggende factoren (aquatische isolatie, slootbeheer, grondwaterbehee~) lijken slechts tot op zekere hoogte aan de huidige agrarische bedrijfsvoering gebonden te zijn, waardoor ook hier een ontrafeling van die factoren perspectieven voor de toekomst op kan leveren.
10 tiende jaargang nr. 3 , juli 1986
De gangbare oplossingen en hun resultaat P.J: HeruJerden
Bezien door de bril van het overheidsbeleid 1s de problematiek van het zuidhollandse veenweidegebied een probleem dat bestaat uit het willen veiligstellen, instandhouden en ontwikkelen van ee waardevol agrarisch culuurlandschap. Bedreigingen van dit landschap komen deels van buiten, zoals de stedelijke
Ir. P.J. uan Herwerden is directeur van Natuurmonumenten; namens de natuurbeschermingsorganisatiec is hij Zid van de Centr ale Landinrichtings commissie en van de Commissie Beheer Landbouwgronden .
WRO heeft er voor gezorgd dat het veenweidegebied en met name het Gro ene Hart ook groen gebleven is. De ne ga tieve kant van de medaille i s het feit da t de bedrei g inge n van binnenuit ni e t gekee rd konden worden. Vooral in die situaties waar door dubbele best emmin gen beschermin g zou moeten worden gegeven aan de natuurwaarden in het agrarisch geb ied is de WRO teko rt geschoten . Enkele cijfers van het provinciale Streekplan Zuid Holland Oost mogen dit illustreren. Vooral het instrument van de aanlegver gunning heeft onvoldoende gewerkt. Ret verwervingsbeleid van de druk vanuit de Randstad, doch hoofdzo genaamde relatienota-reserva ten is zakelijk van binnenuit door de in het veenweidegebied traag op ga ng ontwikkelingen in de belangrijkste gekomen. Zo'n 8 jaar na de Nota gebr uiksvorm van dit landschap: de Voorrangsinventarisatie Relatienotalandbouw. gebieden is 20 ~ van de reservaten De middelen die de overheid hanteert verworven. Dit gerealiseerde opperworden kort beschreven. Bij het vlak ligt overigens bijna geheel veiligstellen gaat het om twee peilers: binnen ruilverkavelingen, waar buiten de wet op de Ruimtelijke Ordening en de reservaten veel meer natuur de eigendomsverwerving (reservaatverloren is gegaan dan erbinnen vorming). Bij het actief instandhouden behouden kon worden. Ret beleid met c.q. beheren van de natuurwaarden van betrekking tot het beheer en de het veenweidegebied staat het beheersovereenkomsten is in het instrumentarium van de Relatienota Zuidhollandse nauweli jks van de grond centraal. Voor het ontwikkelen van gekomen. Ret aantal Relatienotanatuur- en landschapswaarden zou de Beheersplannen is in Zuid-Holland moderne landinrichting als instrument beperkt en ook het aantal hectares gehanteerd kunnen worden. waarvoor tot nu toe contracten zijn afgesloten is zeer laag (ca. 10% van Hoe effectief is dit overheidsbeleid het oppervlak waarvoor dit mogelijk geweest? De medaille van de planologie is). kent twee kanten. De oos~t~eve kant wordt gevormd door het antiRet landinrichtingsinstrument wordt urbanisatiebeleid. Dik twintig jaar nog steeds zo dominant ten behoeve van de landbouw aangewend, dat alle andere belangen daaraan ondergeschikt SZobeend word en gemaakt. De verliezen van natuurwaarden die daar het gevolg van zijn worden onvoldoende gecompenseerd door de inzet van het relatienotainstrument. Zelfs in de meest moderne landinrichtingspl annen voor belangrijke gebieden als Bodegraven-Noord en Driebru ggen gaat, blijkens voorspellende evaluaties, meer natuur verloren dan er 'bij wordt gemaakt ,. . En of die voornemens met betrekking tot natuur ook werkelijk worden gereali seerd is nogal onzeker, zoals blijkt in Rijnstreek-Zuid waar de snelweg er wel komt en de boerderijen wel verplaatst worden, doch waar het r ese rvaat e r slechts gedeeltelijk zal komen. Positief is de tendens dat andere beleidsinstrumenten meer worden ingeze t ten behoeve van het natu urbehoud dan in het verleden. Te denke n valt aan de milieuwet geving en (in mindere mat e ) de wa terstaatswet geving. Cru c iaa l is evenwel de dis cussie die moment ee l gevoerd wordt over de verhouding Relatienota-1-rRO, die bekend staa t als de no pay-no cur e disc ussie . De overheid staat op ee n kruispu nt: gaan we de weg op van het ' afkope n' van e l ke natuuraant asting (of ni e t) en wat betekent dat voor de pe nibele s ituatie van de overhe idsfinancien?
..
Midden-Delfkrant
11
. Hoe nu verder? Oplossingsrichtingen A.N. van der Zande De steeds weer schrik aanjagende constatering van de snelle achteruitgang van plant en dier in het veenweidegebied noopt tot een bezinning. Dit is eens te meer noodzakelijk als we ons realiseren dat het in de 'vette' zeventiger jaren ontworpen beschermingsbeleid voor het agrarisch cultuurlandschap nog nauwelijks van de grand is gekomen en weinig perspectief biedt voor de 'magere' tachtiger en negentiger jaren. Op de vraag 'hoe nu verder?' zijn vele antwoorden mogelijk die samenhangen met twee typen achterliggende vragen:
maatschappelijk draagvlak (een grillig en ongrijpbaar gegeven) . Een drietal tendenzen tekent zich af: groeiende voorkeur voor vrijwillig betaald beheer hoven onbetaalde wettelijke ge- en verboden; groeiende belangstelling voor aktieve instandhouding en inrichting hoven passieve veiligstelling (ruimtelijke ordening); groeiende belangstelling voor instrumenten die meer dan een belang dienen hoven instrumenten die alleen het natuurbelang dienen. Bij zowel doelen- als middelen-
discussie moet scherp onderscheid worden gemaakt tussen realisme en opportunisme, tussen vrijwilligheid en vrijblijvendheid, tussen beleidsverbetering en beleidsafbraak. Oplossingen waar eenstemmigheid over bestaat zijn: 1. Duidelijker en konkreter doelstellingen (kwaliteitsindicatoren), die planmatig worden veiliggesteld . 2. Maatregelen ten behoeve van de plantengemeenschappen van het veenweidegebied vooral concentreren op natuurgebieden, wateren, perceelranden en in de kleinere elementen. 3. Veel aandacht voor het water (de natte infrastructuur) is 'rendabel', waarbij inrichtingsinstrumenten moeten worden benut .
4. Behoud en beheer van de ecologische infrastructuur kan met relatief weinig geld op lokaal niveau.
5. Voor het behoud van wintergasten en broedvo gels moeten efficientere beleidsinstrumenten worden ontwikkeld .
Pinkster b"loem
streven we wel de juiste doelen na? (doelstellingendiscussie); gebruiken we wel de juiste middelen? (middelendiscussie). De doelstellingendiscussie wordt toegelicht aan de hand van een viertal (kunstmatige tegenstellingen: behoud van representatieve 'exemplaren' versus het volledig behoud van alle aanwezige waarden; behoud van planten en dieren versus behoud van levensvoorwaarden; behoud van aanwezige plaatsgebonden waarden versus bouw van nieuwe waarden; behoud van vooral de meest zeldzame en waardevolle soorten versus het behoud van kenmerkende algemenere soorten. Bij de middelendiscussie is het van belang onderscheid te maken naar de aard van de instrumenten (wetten, subsidies, voorlichting), de werkingssfeer (bestemming, inrichting of beheer), de effectiviteit en de efficientie. Beide laatste aspecten worden sterk beinvloed door het
C/) C/)
::t:
A. N. van der Zande i s consu "lent Natuur, Milieu en Faunabeheer Zui d- Ho"l"land van het mini sterie voor Landbouv; en Visserij .
DJ'.
"\:j
>..
k.
.., ()
"-().
12 tiende jaargang nr. 3, juli 1986
Uw bijdrage aan de toekornst van het veenweidegebied
Beleid: decentralisatie legt een zwaardere verantwoordelijkheid oo streekplansamenstellers. De meervoudige doelstelling van de nieuwe landinrichtingswet dient verwezenlijkt te worden.
P.J;M. van der Aart Om de vraag te beanwoorden hoe eenieder kan bijdragen aan behoud en herstel van natuur-, milieu- en landschapswaarden in het veenweidegebied dienen we uit te gaan van de huidige belangrijkste bedreigingen. Deze bedreigingen Z1Jn: bodemverlies door oxidatie, slechte waterkwaliteit
Prof. dr. P.J. M. van der Aart is hoog~eraar ~andsahapseao~ogie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en voorzitter van de Natuurwetensahappe~ijke Commissie van de Natuurbesahermingsraad.
Mogelijke verbeteringen Z1Jn aan t e brengen op de niveaus: bel e id, inrichting, beheer en voorlichting.
door het inlaten van vervuild boezemwater, vermesting van grondwater en bodem door overbemesting, bedreiging van kritische weidevogelsoorten door intensieve veeteelt, aantasting van visuele en ecologische landschapswaarden door onjuiste planologische invulling. De spreker wil prioriteit verlenen aan die maatregelen die van belang zijn voor verschillende sectoren (landbouw, recreatie, natuurbescherming, milieu). Bodemverlies door te lage grondwaterstand is nadelig voor de landbouw, waterschappen en natuurbescherming. Een slechte waterkwaliteit is nadelig voor landbouw, natuurbescherming en bovendien voor de recreatie (vissers). De vermesting van het milieu is nadelig voor de waterkwaliteit, de landbouw (oneconomisch mestgebruik) en natuurbescherming.
Bij inrichtingsactiviteiten dienen belanghebbenden van alle discinlines betrokken te worden. Bij het beheer door provincie, gemeente, waterschappen, particuliere organisaties, vrijwilligers en eigenaren kunnen met eenvoudige (goedkope) ingrepen belangrijke verbeteringen worden bereikt (bermen slootbeheer, onderhoud kaden, nestbescherming enz.). Voorlichting: de wens tot behoud van het streekeigene leef t bij velen. Goede voorlichting over de mogelijkheden is noodzakelijk. Spreker is van mening dat landschapsherstel door natuurbouwprojecten, wellicht mede mogelijk door de wens tot betere afstemming van de agrarische productie op de vraag, in het veenweidegebied perspectieven biedt.
13
Midden-Delfkrant . _
Tweeentwintig aktiepunten~ voor nu en voor de toekomst A1gemeen 1. Er is een crisis in de landbouw en een crisis in de natuur. Aan deze tvee crisis-situaties liggen voor een groot deel dezelfde oorzaken ten grondslag. Het wordt dan ook hoog tijd dat zowel beleidsinstanties als maatschappelijke organisaties naar samenhangende oplossingen zoeken en deze ook in de praktijk brengen. 2. Getracht moet worden die samenhangende oplossingen te bevorderen door locale samenwerkingsverbanden te vormen tussen natuurbeschermers, agrariers en recreantengroepen. Immers, vele concrete beslissingen met gevolgen voor de waard~n van natuur en landschap worden op lokaal niveau genomen.
3. Overheden en maatschappelijke organisaties zouden door middel van voorlichting het besef van de betekenis van de natuurwaarden in het veenweidegebied en het besef van de rechtmatigheid van het behoud daarvan met kracht moeten bevorderen. Overheden
4. De natuur- en landschapsdoelstellingen in de overheidsplannen dienen zo snel mogelijk door middel van heldere c r iteria en normen toetsbaar te worden gemaakt. De feitelijke ontwikkelingen dienen vervolgens gemeten en geevalueerd te worden door ze ook daadwerkelijk aan de doelstellingen te toetsen. 5. Om goede rendementen van de inspanningen te verkrijgen is het van belang een doelmatig en efficient natuur- en landschapsbeleid te voeren. Enerzijds kan dit worden bereikt door zich met alle kracht te richten op de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang (bemesting , wateroeil, -kwaliteit en onrust). Anderzijds -kan men dit bereiken door de natuurbeschermingsinspanning te concentreren op het aktief beheren en nieuw ontwikkelen van soorten, gemeenschappen en elementen met perspectief (bijvoorbeeld perceelsranden, wateren, kleine landschapselementen). 6. Van rijk, provincie, gemeenten en waterschappen mag verwacht worden dat zij aan 'natuurbouw' meer inhoud geven dan het inplanten van de
obligate populierenbosjes (natte graslanden, plassen, rietlanden, moerasbos). Rijksoverheid
7. Het relatienotabeleid zou zodanig moeten worden gewijzigd dat een ieder vrij is een beheersovereenkomst aan te gaan danwel zijn grond aan een natuurbeschermingsinstantie te verkopen wanneer er een biologisch waardevolle situatie aanwezig is. Tevens dient aan de voorwaarde van aktiepunt 4 te worden voldaan.
B. Ten behoeve van het beschermen van de veenweidegebieden die vooral waardevol zijn als rust- en broedgebied voor wintergasten dient een beheersinstrument te worden ontworpen waarbij grenzen geen rol spelen en waarbij een flexibiler wijze de aan de agrariers gevraagde beheersinspanning kan worden vergoed dan met de Relatienota het geval is. Te denken valt aan een gastheerpremie gebaseerd op de werkelijke aantallen nader te bepalen wintergasten. 9. Gezien het voorbereidingsschema landinrichting mag van de Landinrichtingsdienst verwacht worden dat zij zich met energie en elan verdiept in het zoeken naar oplossingen voor natuur- en landschapsbescherming in het veenweide~ebied.
10. Gezien de beleidsdoelstellingen van de rijksoverheid zou de Landbouwvoorlichting wervend op moeten gaan treden ten aanzien van het benutten van de mogelijkheden voor natuurvriendelijk beheer in de agrarische bedrijfsvoering. Provincie Zuid-Holland 11. Van het provinciaal bestuur van Zuid-Holland mag worden verwacht dat z~:
streekplannen vaststeld waarin de essentiele waarden van het veenweidegebied zijn veiliggesteld, zowel qua oppervlak, lokatie en beschermingsniveau van de natuurgebieden en de agrarische gebieden met grote natuur- en landschapswaarden. De beloftevolle aanzet van het saldobeleid verdient meer dan dood te 1open op de no-cure no-pay filosofie;
Taken en bevoegdheden in het kader van de nieuwe Landinrichtingswet gebruikt om mede met het oog op het natuur- en landschapsbelang de inrichting van gebieden te wijzigen c.q. verbeteren; de subsidieregeling 'landschappeliike belangrijke beplantingen, riet en biezen' meer afstemt op het natuurbehoud en geografisch afstemt op de rijksregelingen voor landschapsbeheer teneinde voor het gehele veenweidegebied een afdoende onderhoudsregiem te realiseren. 12. De provincie dient een praktijkgericht plan op te stellen voor de ecologische infrastructuur in het veenweidegebied. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om 'natuurbouw' en natuurbeheersmaatregelen in onderlinge samenhang te ontwikkelen waardoor het totaal waardevoller wordt dan de som der delen. 13. De provincie Zuid-Holland zou er goed aan doen een experiment te starten met een 'natuurproduktiesubsidie' waarbij eenieder die kan aantonen dat hij nader te bepalen soorten op zijn terrein heeft daarvoor subsidie kan krijgen. Een dergelijke subsidie voor bijvoorbeeld kerkuilen en dassenburchten heeft tot verrassend goede resultaten geleid. Voor deze subsidieregeling zou het geld dat nu wordt gebruikt voor het stimuleren van de relatienotabeheersovereenkomsten kunnen worden gebruikt.
14. Slootdempingen zijn slecht voor de natuur, verkleinen het waterbergend vermogen en zijn slecht voor de waterkwaliteit. Het zou het provinciaal bestuur en de waterschappen sieren als zij een slootdempingsbeleid zouden ontwikkelen. Gemeenten
15. Van de gemeentebesturen in het veenweidegebied mag verwacht worden dat zij: bestemmingsplannen Buitengebied vaststellen die recht doen aan de natuur- en landschapswaarden van het veenweidegebied; die bestemmingsplannen meer laten zijn dan papieren tijgers onder meer door een aktieve voorlichting over en handhaving van het aanlegvergunningenstelsel; de verantwoordelijkheid voor de kleine elementen inhoud geven door een planmatige aanpak, gebaseerd op een duidelijk beleid zoals bijvoorbeeld in landschapsbeleidsplannen c.q. instandhoudingsplannen.
14 ti end e jaa r gang nr. 3 , ju li 1986
B"lauwe r>eiger> 16. Gemeenten (en waterschappen) moeten de mogelijkheden die zij hebben om bij rijk, provincie en natuurbeschermingsinstanties advies te vragen over natuur- en landschapszaken beter benutten bij bet opstellen van hun plannen. Waterschappen 17. Bij bet waterbeheer kan met eenvoudige middelen een verbetering van de natuurwaarden worden bereikt zonder andere belangen te schaden door:
niet te schonen in bet groeiseizoen; de verblijftijd van bet water te verlengen en bij noodzakelijk inlaten de kwaliteit zorgvuldig te bewaken; water op dezelfde plaats in te laten en uit te malen waardoor doorspoeling met voedselrijk of vervuild water wordt voorkomen; de inlaat van water zo ver mogelijk van gebieden in de polder met schoon water (bijvoorbeeld kwelplaatsen) te situeren; biologische reiniging door waterplanten mogelijk te maken. 18. Van de water- en zuiveringschappen in de veenweidegebieden mag zeker in bet licht van de komende waterschapswet·
worden verwacht dat zij: bij hun peilbesluiten en waterbeheersingswerken meer rekening houden met de natuur- en landschapsbelangen; bij hun beheersplannen voldoende gewicht toekennen aan de ecologische functie van de hun toevertrouwde wateren; bij bet onderhoud van kaden, dijken, wegbermen, taluds e.d. uitgaan van ecologische inzichten zoals o.a. bepleit door prof. Zonderwijk. 22. Voorlichting gericht aan boeren in bet veenweidegebied zal meer gericht moeten zijn op de grate individuele verantwoordelijkheid van de ondernemers voor de grand en de natuur. Natuurbescherming
19. De natuurbescherming zou er goed aan doen een landelijk 'Samenwerkingsverband Veenweidegebieden' op te richten dat z e inspanningen voor bet behoud van de natuur in dit · landschapstype kan stimuleren en coordineren. AgrarH!rs
20. Een boer stelt als ondernemer de continulteit van het eigen bedrijf
voorop. De ondert ekening van een beheersov ereenkomst betekent een afwijking v an de gangbare bedrij fsontwikkeling. Op regionale 'voorbeeldbedrij ven' moet worden aanget oond dat die afwijking geen aantasting betekent van de cont inulte i t van het bedrijf. 21. Van de boerenstandsorganisaties wordt verwacht dat zij: het rentmeesterschap over de natuur serieus nemen en zich niet verzetten tegen de essentie van de milieuwetgeving die immers oak gericht is op de landbouwproduktievoorwaarden op lange termijn. Zi ch veel positiever gaan opstellen tegenover natuurbehoud als maatschappelijk streven (bijvoorbee1d door eigen natuurbeschermingsdoelstellingen expliciet te formuleren) en aktiever de produktie van natuur als inkomstenbron bij hun achterban te stimuleren. Creatief gaan zoeken naar mogelijkheden om in bet v ~ enweidegebied natuur- en landschapswaarden te laten samengaan met een redelijk bestaan voor de boeren. ~amenspraak tussen natuur- en landbouworganisaties zal deze houding bij delandbouworganisaties kunnen bevorderen.
15
Midden-Delfkrant .
Ongerustheid over veenweidegebieden in Midden-Delfland? S. de Jong
De natuurbeschermingsorganisaties maken zich ernstige zorgen over de achteruitgang van flora en fauna. Dit bleek op de studiedag op 7 maart. Is dit waar, zo vragen wij ons af? Voor de groei en bloei van de flora is de 'vruchtbaarheidstoestand van de grond van greet belang. De grassen, die de hoogste waarde hebben voor de voeding van ens vee, stellen bepaalde eisen aan de bodem, Naast een goede drooglegging van de grond meet ook de beme stingstoestand aan bepaalde eisen voldoen, Een bedrijfslaboratorium onderzoekt op verzoek de fosfaat - en calitoestand van de grond, alsmede de zuurgraad of kalktoestand (pH-KCl). Een goede fosfaattoestand is belangrijk omdat fosfaat dient als bouwstof van de plant, vooral in het voorjaar voor de wortelvorming. Cali bevordert de produktie en vochtopname en zorgt voor het vervoer van koolhydraten. Een goede calitoestand is dus onmisbaar. Bij een licht zure grond (pH-KCl 4,9 - 5) gedijen de goede grassen het best en zijn de meststoffen het best opneembaar.
Stikstofmeststoffen worden gebruikt om de groeiperiode te verlengen en de groei te bevorderen. Kortgeleden is door H.A.S.-student S. Koolwijk een onderzoek afgerond op 22 bedrijven in Midden-Delfland, waarbij over een langere periode aan de hand van grond- en wateranalyses de vruchtbaarheidstoestand van de grond, de wijze van bemesting en een eventuele verontreiniging van gronden oppervlaktewater in deze streek nagegaan is. Enkele interessante conclusies uit het rapport zal ik hier geven: Om de fosfaat- en calitoestand van de grond op peil te houden met dierlijke mest zijn 3 g.v.e. (= greet rundvee-eenheden) per ha nodig. Deze leveren nl. evenveel fosfaat als er in een seizoen normaal onttrokken wordt. De veebezetting lag op de onderzochte bedrijven lager (2,5 g.v.e.). Het fosfaatgehalte was ook.enigszins gedaald. Bij een nieuwe mestwetgeving met een uitrijverbod 's winters zal de fosfaat uit de dierlijke mest 'te laat' in het voorjaar voor de plant beschi~baar komen. Om tech de grasgroei snel op gang te krijgen zal fosfaat aangekocht worden in kunstmestvorm, hetgeen nadelig is
Superheffing
Boerderij, vakblad voor agrar~ers, maakte op 14 mei 1986 melding van andere regels voor superheffing bij ruilverkaveling. Minister Braks wil bij ruilverkaveling de eerste 2 ha die een bedrijf groter wordt, geen quotumverhoging (extra melk) toekennen . Bij de huidige regeling krijgt een veehouder bij een uitbreiding in een ruilverkaveling geen extra melk als deze niet meer dan 5% bedraagt. De nieuw voorgestelde regeling is
duidelijk ongunstiger voor de kleinere bedrijven die vergroot kunnen worden. Hopelijk komt deze regeling er niet in deze vorm door. Volgens de nu geldende regels kan een veehouder als hij zijn bedrijf verplaatst of vergroot kiezen voor het oude quotum plus het regiogemiddelde voor de extra grondoppervlak, of het regiogemiddelde voor het hele bedrijf. Deze keuze wi l de minister hand-
voor de beurs en het fosfaatgehalte in de grond zal langzaam stijgen (extra). Grondwater is niet verontreinigd door mineralen, afkomstig uit dierlijke mest. Ook het oppervlaktewater was niet vervuild met dierlijke mest. Het gevaar dreigde wel dat na een lange bewaarperiode op de veebedrijven de hoeveelheid mest per gift du sdanig greet wordt, da t daarvan wel een gedeelte van in het oppervlaktewater zal komen. Een uitrijverbod tot na de verst is daarom niet nodig. Bij kleine giften zal geen uitspoeling plaatsvinden, zo luidt de conclusie, en de fosfaat is vroeg beschikbaar. Als we als landbouwondernemers elk voor zich de 'bodemvruchtbaarheid' mede in het cog houden zal er geen ongerustheid kunnen zijn over de flora in Midden-Delfland. Mede op initia tief van de landbouworganisaties wordt sinds enkele jaren een aktief weidevogelbeheer gevoerd. Vrijwilligers plaatsen bij gevonden nesten merkstokken en eventueel nestbeschermers. Mede dankzij hun werk is het verlies aan eieren als gevolg van agrarische werkzaamheden erg laag. Hoofdoorzaak bij het verloren gaan van eieren is geworden de predatie, vooral door 'kraaiachtigen'. Een uitbreiding van bos in het veenweidegebied zal de kraaiachtigen helpen de weidevogelstand te verminderen. Hopelijk zal men neg tijdig van gedachten (bos) veranderen en zodoende een positieve bijdrage leveren aan de fauna in ens mooie gebied.
S. de Jong CommandeuPskade 28 3155 AD Maastand
haven bij nieuwbouw, zij het in totaal beperken tot 175.000 liter. Dit lijkt aanvaardbaar. Voor boeren die'doorschuiven' met subsidie in een ruilverkaveling wil hij alleen de extra ha van melkleverantie voorzien volgens het regiogemiddelde. De beperking hieraan wordt dan neg dat de 'groei' niet meer mag zijn dan eenderde van het oorspronkelijke quotum. Al deze regels maken het ook in Midden-Delfland niet makkelijk om te voldoen aan de voorwaarde om gezonde bedrijven af te leveren. Er ' stroomt' nu no gal wat melk naar het noorden met boeren die weggaan, elders een bedrijf kopen en hun melk 'meenemen'.
Laten we oleiten voor voldoende melk per ha en. in totaal voor dit gebied om gezond uit de reconstructie te komen.
16 tiende jaargang nr. 3, juli 1986
Bedreigde vogelsoorten op nationale lijst Hoewel Nederland een der vogelrijkste landen van de wereld is, dreigt toch een aantal vogelsoorten te verdwijnen. Een leek valt dat niet op omdat het totale aantal vogels niet afneemt en bepaalde soorten zo opvallend toenemen dat er geen reden tot ongerustheid lijkt te zijn. Dat die er wel is mag blijken uit de lijst die minister Braks eind 1985 heeft vastgesteld van 48 vogelsoorten die gevaar lopen of om andere reden bescherming nodig hebben. Ook Midden-Delfland is een gebied dat gastvrijheid biedt aan vele vogelsoorten zoals: kievit, grutto, tureluur, scholekster, slobeend enz. Na het verschijnen van de lijst van de minister bracht kort daarop de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels een hoek uit onder de titel 'Bedreigde en karakteristieke vogels in Nederland'. De voornaamste bedreiging van vogels is de aantasting of vernietiging van hun leefomgeving. Een aantal soorten is zeer sterk aan een bepaalde biotoop gebonden om te broeden of te fourageren. De zwarte stern bijvoorbeeld broedt vooral in zoetwatermoerasgebieden (maar is al verdreven uit de Vlietlanden) bij voorkeur op nesten van drijvend plantenmateriaal. Als men in het broedseizoen slootonderhoud pleegt, wordt deze vogel het broeden onmogelijk gemaakt en zal hij verdwijnen. Het zal duidelijk zijn da t vooral de vogelsoorten die gebonden zijn aan een leefomgeving met min of meer natuurlijke vegetatie (zoals kwelders, rietmoerassen) op de lijst van bedreigde of kwetsbare vogelsoorten voorkomen, gezien de toenemende druk die er op deze (natuur)gebieden ligt. Ook v an de soorten echter die zowel voor hun broedgebied als voor hun voedsel op l andbouwgronden zijn a angewezen, is een aantaf bedreigd. Ruilverkaveling, ontwatering, gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen hebben met n ame de 'kritische weidevogels' sterk in aantal doen afnemen. Daarnaast speelt voor veel vogelsoorten verstoring een belangrijke r o l in hun a f nemen of verdwi j nen. Voldoende gegevens Aan gegevens over de diver s e vogelsoorten die in ons land
voorkomen of verblijven ontbreekt het in elk geval niet. Nederland kan zich erop beroemen een van de best
gedocumenteerde vogellanden ter wereld te zijn. Dat zet op zichzel f nog geen zoden aan de dijk, maar is wel een belangrijke eerste stap om te komen tot adequate beschermingsmaatregelen . De direct i e Natuur, Milieu en Faunabeheer van het ministerie van Landbouw en Visserij zal zich in de komende periode buigen over de nadere invulling van het beschermingsbeleid ten aanzien van bedreigde vogelsoorten. Bestaande en nieuwe instrumenten Uiteraard is er al een aantal instrumenten in het natuur- en landschapsbeleid dat mede geschikt is om vogels te beschermen. Een voorbeeld daarvan is de toepassing van de Relatienota die beoogt de relatie tussen landbouw enerzi j ds en natuur- en landschapsbescherming anderzijds te verbeteren. In bepaalde, d.m.v. een bestuurlijke procedure aangewezen, delen van het
Str aks atteen nog in het museum ....
17
Midden-Delfkrant waardevolle agrarische cultuurlandschap (op dit moment ca. 100.000 ha) wordt sinds 1977 door het afsluiten van beheersovereenkomsten tussen eigenaren/gebruikers van deze gebieden en de minister van Landbouw en Visserij een beheer nagestreefd dat gunstig is voor de natuur en dat handelingen die schadelijk zijn voor de natuur uitsluit. De eigenaar of gebruiker krijgt dan een vergoeding voor deze beheersprestaties. Naast de aankoop van agrarische gronden is de aankoop van natuurterreinen een belangrijk instrument om de bescherming van vogels in dergelijke gebieden te verzekeren. Andere mogelijkheden Hoewel de hierboven genoemde instrumenten of wettelijke bepalingen goede mogelijkheden bieden om het behoud en de bescherrning van vogels te garanderen, betreffen zij slechts een beperkt oppervlak van Nederland. Vogels beperken zich echter niet tot deze gebieden en het mag tach niet zo zijn dat over afzienbare tijd alleen nag in bepaalde, op de kaart aanwijsbare gebieden bepaalde vogelsoorten voorkomen.
De genoemde instrumenten of wetten zijn in een aantal gevallen in het bijzonder gericht op de bescherming van de leefomgeving van vogelsoorten, die zeer zware eisen stellen aan die leefomgeving. Voor andere soorten kan soms ook volstaan worden met specifieke, gerichte maatregelen op kleine(re) schaal. Het voorbeeld van de zwarte stern is hierboven al gegeven. Andere illustraties van zo'n aanpak zijn voorbeeld de zorg voor oude kerktorens en boerderijen om de kerkuil terwille te zijn. Voorlichting Naast de wettelijke of andere maatregelen is oak voorlichting een niet weg te denken mogelijkheid om verbetering aan te brengen in de leefsituatie van een aantal vogelsoorten. In veel gevallen is verstoring van de rust van vogels door bijvoorbeeld recreanten een van de bedreigingen . Aangezien deze verstoring zelden opzettelijk gebeurt, maar vaak het gevolg is van onwetendheid of ook nieuwsgierigheid, kan men hier wat aan doen door mensen attent te maken op de noodzaak van rust voor dieren, de reden waarom en de gevolgen van hun eigen gedrag.
De nationale lijst De nationale lijst van met uitroeiing bedrei gde of s~eciaal gevaar 1o~ende vo ge ls oorten: Geoorde fuut Grote stern Roerdomp Noordse stern Dwergstern Woudaapje Kwak Zwarte stern Kerkuil Purperreiger Ooievaar Ve1duil Lepelaar Nachtzwaluw IJsvogel Zomertaling Krooneend Boomleeuwerik Bruine kiekendief Oeverzwaluw Blauwe kiekendiefDuinpieper Grauwe kiekendief Grote gele kwikstaart Korhoen Blauwborst Patrijs Gekraagde roodstaart Porseleinhoen Paapje Kwartelkoning Tapuit Kraanvogel Rietzanger Kluut Grote Karekiet Bontbekplevier Grasmus Strandplevier Baardmannetje Kemphaan Grauwe klauwier Watersnip Klapekster Grutto Geelgors Tureluur Ortolaan
Kroos met Kroosvarentjes
18 tiende jaargang nr. 3, juli 1986
Veerpont Kwakelweg-Bomrneer Op donderdag 26 juni l.j. werd door de voorzitter van het Recreatieschap Midqen-Delfland, de heer J. Borgman, een vaarverbinding tussen de Kwakelweg en de Bommeer officieel in gebruik gesteld. Deze ingebruikstelling verliep helaas niet geheel vlekkeloos. De veerpont, die in het verleden dienst deed op het Amsterdam-Rijnkanaal in Utrecht, bleek een te grote diepgang te hebben om de aanlegsteigers in de Bommeer en aan het Trekpad te kunnen bereiken. Kunst en vliegwerk was nodig om de boot op en af te komen. De diepgang van de boot en de schroefbewegingen dodr het grote motorvermogen zouden best eens een nadelige invloed kunnen hebben op de kwetsbare oevers van de Vlietlanden. De vaarverbinding is een gevolg van afspraken, die tien jaar geleden in het kader van de aanle g van de golfbaan in de Broekpolder zijn gemaakt tussen de provincie Zuid-Holland en de gemeente Maasland. De provincie heeft toendertijd toegezegd, dat er een goede fietsverbinding zou worden gemaakt tussen de gemeente Maasland en het recreatiegebied de Broekpolder. Als gevolg van de problematiek rond de eventuele inundatie van de Foppenpolder is thans nog niet bekend waar en wanneer deze vaste fietsverbinding zal worden gerealiseerd. Om op korte termijn toch de verbinding te realiseren heeft de provincie (door middel van het beschikbaar stellen van een veerpont) in samenwerking met het Recreatieschap MiddenDelfland, die verant~•oordelijk zal zijn voor de exploitatie van de veerdienst, besloten om vooruitlopend op de vaste verbinding een tijdelijke vaarverbinding tussen de Kwakelweg en de Broekpolder mogelijk te maken. Er is besloten deze veerdienst voorlopig gedurende een proefperiode van twee a drie jaar te exploiteren. De veerpont, die alleen geschikt is voor voetgangers en fietsers, zal naast de opstapmogelijkheden bij het Trekpad (a-an het einde van de Kwakelweg) en het recreatiegebied de Broekpolder (langs de oever van het Bommeer) eveneens opstapmogelijkheid hebben bij het Jachthuis (de jachthaven in de Foppenpolder van de Delftse Watersportvereniging DWSV). De veerpont vaart in de periode eind maart tot begin oktober op dinsdag t/m vrijdag van 14.00-19.00 uur en op zaterdag en zondag van 10.00-19.00 uur. Op maandag is er geen dienst. De tarieven voor een overtocht bedragen: voetgangers f 0,50, fietsers f 0,75 en fietsers met een fiets met aanhanger f 1,25.
Wate r>gen tiaan
Midden-Delfland Ik loop door dit landschap als door een gedicht; ik ben gezwicht voor de poezie van bloemen, de wondere wereld van grassen, het enthousiasme van de bomen. Blind volg ik ze tot waar de droom plotseling ophoudt in beton en steen; het 'groene hart' verbleekt, al schijnt de zon dwars door de huizenramen heen. Wat kan ik doen, dan me omkeren om afstand te nemen van deze realiteit? De watergentiaan bloeit tenslotte nog, de wilgen hangen hun trage sluiers over boerenerven en kronkelige sloten. ~raks komt de maan en zet me ~ haar licht heel het landschap - weer om in een gedicht.
Marika van Ooststroom
Midden-Delfkrant
19
. Rijksweg 19: de minister wil weer van haar beloften af (2)
Reconstructiecommissie werd al vaak misleid In dit artikel verdedigt de Werkgroep Stop Rijksweg 19 de stell ing, dat minist er Smit-Kroes en Rijkswaterstaa t (RWS) al vaak de Reconstructiecornrnissie hebben misleid om de aanleg van Rijksweg 19 dichterbij te brengen . We zetten een aantal, nog weinig bekende, feiten uit de laatste anderhalf jaar op een rijtje. Kennis van dit verleden moet, vinden wij, leiden tot het standpunt, dat er door het rijk zeker niet opnieuw gesmokkeld mag gaan worden. Belofte maakt schuld. I. Een verzonnen ver~adering
Op 28 november 1984 moest de Reconstructieco~ssie plotsel ing beslissen over de inpassingsvoorwaa rden voor Rijksweg 19. Het onderwe rp stond niet op de agenda en was dus arnper voorbereid. Dit was de reden, dat minstens een kritisch lid van de Reconstructieco~issie afwezig was. Het voorstel van de mini ster lag pas de dag voor de vergadering , dus op 27 november in de bus van de leden van de Reconstructiecommiss ie. En, om het no g erger te maken , het was zeer onvolledig en dus zeer onduidelijk: niets over de kruising met de Gaag, niets over de inpassing in MiddenDelfland ten noorden van de Gaag, in de Klaas Engelbrechtspolder, de Woudse Polder en de Harnaschpolder, niets over de geluidwering , niets over de luchtverontreiniging, vrijwel niets over de invloed van de weg op flora en fauna, niets over de andere inpassingsvoorwaarden van de Reconstructiecommissie. Toch moest er volgens voo rzitter Noorland op stel en sprong een besluit genomen worden. Zijn argument: ' ( .. . ) dat de minister oo 10 december 1984 overleg voe rt met de Tweede Kamer. Het is r aadzaam voor die datum een reactie ter kennis te brengen aan minister en Tweede Kamer ' (uit: Verslag van de 46e vergadering van de Reconstructiecommissie van 28 november 1984). De Werkgroep Stop Rijksweg 19 heeft op het Binnenhof op 6 december 1984 overleg gevoerd met de D'66-verkeersspecialist Tommel en op 10 december 1984 met de CDA-verkeersspecialist Van Vlijmen . Beiden ontkennen dat er op de door Noorland genoemde dag een vergadering tussen de minister en Tveede-Kamerleden gepland stond of had gestaan . Vervolgens heeft de Werkgroep de betrokken griffier
Teunissen geraadpleegd. Hij bevestigde de uitspraak van Tommel en Van Vlijmen. Kortom: de informatie van Noorland klopte niet. De Reconstructiecommissie werd misleid en had helemaal niet in zo'n extreme haast over een zo onvolledig en een zo onduidelijk inpassingsvoorstel hoeven te bes lissen. Waarschijnlijk hebben andere bronnen in Den Haag de vergadering van 10 december 1984 verzonnen. Het laat zich raden welke: het ministerie/RWS. En dan te bedenken, dat de Tweede · Kamer later is afgegaan op het oordeel van de Reconstructiecommissie. Deze mi s leiding van de Reconstructie commissie staat niet op zichzelf : er zijn meer voorbeelden van te geve n, zoals het onverkwikkelijke ges joemel in dec ember 1984, om, achter de rug van de Reconstructiecommissie om,- er toch een viaduct over de Gaag door te drukken (een mislukte poging), of het achterhouden van informatie waaruit blijkt, dat een aanleg beneden maaiveld realistisch is. 2 . Ongepaste vraag over inpassing In de Midden-Delfkrant van mei 1986 berichtten we, dat in de Eerste Kamer door de vertegenwoordigster van het CDA onlangs enkele vragen zijn gesteld over de inpassingsvoorwaarden voor Rijksweg 19. Hiermee wilde dit Kamerlid eigenlijk alleen maar een bevestiging krijgen van beloften, die de minister eerder had gedaan aan de Reconstructiecommissie, de Provincie en de Tweede Kamer, beloften over de geluidhinder en de hoogte van de gelui dwall en. Smit-Kroes verzon een true: ze ontliep de bevestiging door eigenmachtig de vragen van het CDAkamerlid aan te passen in de door
.,
(),
~ !':
t:l
;:>
E:
<))
t I I:::;.,. , ~ ~ ,Q,
.,!':. , !': <))
~
., <))
haar gewenst e richtin g . Een, nogal dubieuze, poging om zodoende de inpassingsvoorwaarden versoepeld te krijgen. 3. Toezeggen. maar niet toelichten Bij herhaling heeft de minister/RWS aan de Reconstructiecommissie (en aan de Provincie en de Tweede Kamer) beloofd, dat het geluidsniveau van de we g niet meer dan 40 dB(A) (=decibel, een geluidsmaat), een vrij laag . niveau, zou zijn op 250 m afstand van de weg. Voor de eerste keer werd deze belofte gedaan op 2 december 1983, in het eerste inpassingsvoorstel van de ministe r aan de Reconstructiecommissie. De toelichting met welke maatregelen dit lage niveau bereikt zou moeten worden, ontbrak vrijwel helemaal . Dat laatste is daarna niet meer veranderd : RWS heeft nog een aantal keren toegezegd, maar steeds zonder een duidelijke en volledige toelichting. Op 18 april 1984 verzocht d ~ Reconstr uctiecommissie om duidelijkheid: ' Zolang niet is aan ge toond dat voor de vereiste geluidsreductie een scherm in de midd e nbe rm niet
Midden-Delfkrant
20
tiende jaargang nr. 3, juli 1986
noodzakelijk is, dient rekening gehouden te worden met een dergelijk scherm. De minister dient te garanderen dat bij overschrijding van de betreffende 250 meter grens aanvullende voorzieningen zullen worden getroffen, waarbij reeds in dit stadium aangegeven dient te worden • waa-cuit die aanvullende voorzieningen zullen bestaan, zodat tevens de landschappelijke aspecten bij de afweging betrokken kunnen worden. '
allerminimaalste dat de minister haar vaak gedane toezeggingen inlost. Beloofd is beloofd. Midden-Delfland hoeft niet nog eens getracteerd te worden op de trues van het ministerie. 4. Een luidruchtig cadeau
Kort geleden bleek, dat RWS verder probeert te knabbelen aan de gedane beloften. In een van de laatste vergaderingen van de Projectgroep kwam RWS met een luidruchtig cadeau: RWS gaf echter voorlopig niet thuis. Pas in oktober 1985 kwam men met een overal waar 40 dB(A) stond in de stukken, zo beweerde men, moest korte, veel vraagtekens openlatende, toelichting (rapport 6XA851022). eigenlijk 45 dB(A) worden gelezen. Argument: artikel 103 van de Wet De Werkgroep Stop Rijksweg 19 heeft Geluidhinder staat toe, dat je 5 dB(A) aftrek toepast in je berekeningen. dit rapport gekritiseerd in een Deze aftrek vormt een voorschot op onderzoek, dat in januari 1986 uitkwam. Hierin betoogden we, hierbij het, te verwachten, stiller worden gesteund door de Nederlandse Stichting van auto's. En, zo beweerde RWS, wij Geluidhinder en de Stichting Natuur hebben dit ook vermeld in een en Milieu, dat RWS zich 'rijk bijlage bij een van de stukken aan de Reconstructiecommissie. gerekend' had door op diverse punten te smokkelen. ' De Werkgroep berekende Dat laatste is een nogal kwalijke dat het geluid op 250 m van de weg dubbel zo hard zou worden als RWS voorspiegelde: 52 dB(A) bij toepassing van geluidarm asfalt, 55 dB(A) zonder toepassing ervan.
De Werkgroep vroeg om deze kritiek te betrekken in het werk van de Projectgroep Geluidhinder A4 MiddenDelfland, een groep ambtenaren, die tot taak heeft te bekijken welke geluidwerende maatregelen moeten worden getroffen. Deze ambtenaren vertegenwoordigen o.a. RWS, de Provincie, de Reconstructiecommissie en de gemeenten Delft en Schipluiden. Later (april 1986) heeft de Werkgroep tot twee maal toe, aan RWS verzocht in te gaan op de kritiek. Je zou mogen veronderstellen, dat RWS z'n beweringen, die men immers al vanaf de cember 1983 volhoudt , gemakkelijk zou kunnen staven. RWS antwoordde echter eerst (april 1986), dat het rapport van de Herkgroep 'geen nieuwe gezi chtspunten' bevatte. Iedere vorm van toelichting ontbrak hierbij. In een latere brief (mei 1986) werd meegedeeld dat het vermoeden 'misplaa tst' was, 'dat men veel te verbergen had', maar men weigerde om een discussie aan te gaan ... Al met al: RWS laat nu al 2! jaar lang geheimzinnigheid bestaan omtrent z'n 'mooie' beloften. Niet bepaald een basis voor vertrouwen . Binnenkort worden er voorstellen gedaan voor maatregelen tegen de geluidoverlast. De Werkgroep heeft een brief geschreven aan de Projectgroep, waarin ze de balans opmaakt. Ze zegt daarin erop te vertrouwen, dat deze voorstellen nu extra kritisch beoordee~ zullen worden. 1-lant, gelet op de kwalijke praktijken uit het v~rleden (zie I en 2 van dit artikel), is· het wel het
handelswijze. En 5 dB(A) is een aanzienlijk verschil. In haar vergadering van juni j.l. heeft de Reconstructiecommissie uit gesproken, dat de aftrek van 5 dB(A) niet mag worden toegepast . Argumenten: de 40 dB(A) is in de belangrijkste stukken keer op keer zonder toelichting beloofd en de minister heeft zich daaraan dan te houden. Bovendien: onderzoek wijst uit, dat auto's niet stiller wordenen dat zelfs niet is te zeggen, wanneer dat wel gebeurt. Dus dan is het nogal vreemd om daar toch een voorschot op te nemen. Een goed standpunt. Laten we hopen, dat de Reconstructiecommissie dit blijft verdedigen. Want de minister en RWS hebben al meer dan genoeg een loopje genomen met de mensen uit de streek. (H.T.) We ~kg~o ep Stop Ri jksweg 19 p/a Van de~ LeZys t~aat 11 p. 2614 EC Delft TeZe fo on (01 5) 12 28 05
FIETSEN ROND DE WATERWEG
zes rekreatieve ~ ~ tochten
· ·..·.. ··
· ·.. ·.·.·
AFDELING WATERWEG NOORD Door de ENFB afdeling Waterweg Noord is een aardig boekje uitgegeven met zes recreatieve fietstochten, die voeren door Midden-Delfland, Schieland Voorne-Putten en het Westland. De lengte van de tochten varieert van 25 tot 50 km. Er zijn dus zowel stukjes van niet meer dan I! a 2 uur fietsen bij, als tochten die -tot uitstapjes van een dag uitgebreid kunnen worden. De beschrijvingen van de tochten zijn niet achter de schrijftafel tot stand gekomen, maar zijn allemaal 'ter plekke' gemaakt. Dit wil zeggen dat een aantal leden van de Echte Nederlandse Fietsers Bond, de tochten
heeft gereden, de beschrijvingen onderweg optekenend. Het boekje bevat naast deze redelijk uitvoerige routebeschrijvingen, ook globale routekaartjes en beknopte achtergrondinformatie over o.a. natuur en cultuurhistorische plekjes die men P.ifSseert. Het boekje bevat tevens een aantal prachtige tekeningen van de hand van Bert Osnabrug, helaas wat klein ~eergegeven.
Het boekje is te bestellen bij ENFB afdeling l•aterweg Noord, Postbus 414, 3130 AK Vlaardingen, telefoon (010) 4 70 27 08. Het kost I 8,50.