25
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
26
Hoofdstuk 4
4.1
Sectorale aspecten
Inleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het voorliggende hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
4.2
Watertoets
Waterbeheer en watertoets In Krimpen aan den IJssel is het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het kwalitatief en kwantitatief waterbeheer. Tevens is het Hoogheemraadschap verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud aan de waterkeringen. Alle watergangen zijn in beheer bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Dit betekent dat geen enkele verandering aan de waterhuishouding zal kunnen plaatsvinden zonder de nadrukkelijke toestemming van de waterbeheerder. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa:
Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
Nationaal Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
Provinciaal:
Provinciaal Waterplan; Provinciale Structuurvisie; Verordening Ruimte.
Hoogheemraadschapsbeleid Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe; de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen; het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd; het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.
Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van het Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. Gemeentelijk beleid Het Stedelijk Waterplan Krimpen aan den IJssel is in 2001 tot stand gekomen door samenwerking tussen de gemeente Krimpen aan den IJssel, het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden. De reden voor het opstellen van het plan was de wens van de waterschappen in Zuid-Holland-Zuid om voor alle stedelijke kernen in hun beheersgebied een stedelijk waterplan op te stellen. Bij het opstellen van dit plan was er nog sprake van twee waterbeheerders, waarbij het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard de waterkwantiteit verzorgde en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden ging over de waterkwaliteit. Na 1 januari 2005 is bij de uitvoering van het plan sprake van een integraal waterschap het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
28
Het doel van het Stedelijk Waterplan Krimpen aan den IJssel is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op het stedelijk water van gemeente, hoogheemraadschap, zuiveringsschap en belangenvertegenwoordigers. Deze visie wordt vervolgens uitgewerkt in een maatregelenplan. De visie is geënt op het idee dat het stedelijk water in Krimpen aan den IJssel schoon en gezond moet zijn en geen overlast mag veroorzaken. Tevens is in het plan rekening gehouden met het belang van alle overheden, verenigingen, stichtingen en bewoners. De ambitie van dit Stedelijk Waterplan is het realiseren van een zo goed mogelijk functionerend watersysteem zowel op het gebied van waterkwantiteit als waterkwaliteit binnen de planperiode die loopt tot 2015. Voor de waterkwantiteit houdt dit in dat binnen de grenzen van Krimpen aan den IJssel geen knelpunten optreden in de afvoer van water door de watergangen. Huidige situatie Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het noordoosten van het plangebied uit veengrond en in het zuidwesten uit zeekleigrond. Het plangebied ligt in peilgebied Krimpen (GPG-490) met een flexibel peil dat varieert tussen NAP -2,02 m en -2,07 m. De maaiveldhoogte ter plaatse varieert tussen de NAP -1,9 en +1,7 m. Waterkwantiteit Aan de noordkant grenst het plangebied aan de Hollandsche IJssel en aan de zuidkant aan een aftakking van de Lek. Ook zijn in het plangebied verschillende watergangen aanwezig. Watersysteemkwaliteit en ecologie Binnen het plangebied wordt gezocht naar locaties voor natuurvriendelijke oevers. Verder liggen er in het plangebied geen KRW-waterlichamen. Veiligheid en waterkeringen Het noordelijke en westelijke deel van het plangebied ligt in de kern-/beschermingszone van de IJsseldijk en het zuidelijke deel van het plangebied ligt in de kern-/beschermingszone van de Lekdijk. Ook ligt in het noordwesten een deel van het plangebied buitendijks. De Hollandsche IJssel kering is een stormvloedkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is aangesloten op een gemengd en een gedeeltelijk gescheiden rioolstelsel. Toekomstige situatie Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk worden gemaakt. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. _______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
Afvalwaterketen en riolering Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
hemelwater vasthouden voor benutting; (in)filtratie van afstromend hemelwater; afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater; afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Scheepvaart Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Hollandsche IJssel en de Nieuwe Maas (inclusief buitendijkse gebieden). Hiermee ziet zij toe op een veilige en ongehinderde afvoer van water. Omdat het beheer van de Hollandsche IJssel en de Nieuwe Maas ligt bij Rijkswaterstaat, moet ook de wetgeving voor de scheepvaart in acht worden genomen. Het is voor Rijkswaterstaat van belang dat een vlotte, veilige en efficiënte verkeersafwikkeling gewaarborgd blijft. Ruimtelijke ontwikkelingen in buitendijkse gebieden mogen de scheepvaart niet hinderen. Rijkswaterstaat hanteert speciale regels ter bescherming van de vaarweg en de oevers. Zo dient langs vaarwegen, op basis van de Richtlijn Vaarwegen (RVW 2011) voor CEMT-klasse V, waartoe de Hollandsche IJssel en de Nieuwe Maas behoort, in binnenbochten een vrijwaringszone van 25 m aangehouden te worden. Door deze zone te vrijwaren van bebouwing wordt het risico op aanvaringen en storingen van de scheepsradar zoveel mogelijk beperkt. De Richtlijn Vaarwegen is voor Rijkswaterstaat kaderstellend voor het ontwerpen en inrichten van vaarwegen en hun oevers. Deze richtlijnen zijn niet als publiekrechtelijke belemmering opgenomen in het Kadaster. Beleidsregels grote rivieren (Bgr) Op het buitendijkse deel van het plangebied is de Waterwet van toepassing. Daar waar de Waterwet onverkort van toepassing is, wordt ook getoetst aan de Bgr. Op grond van de Bgr is in dit plangebied het bergend regime van toepassing. Rijkswaterstaat borgt daarmee dat de rivier en het buitendijkse gebied voldoende waterbergend vermogen heeft en blijft houden. Dit betekent tevens dat het gebied bij hoog water deels onder water kan lopen. Op grond van de Bgr is het bebouwen van onbebouwde gronden mogelijk, als het verlies aan bergend vermogen van de rivier gecompenseerd kan worden. Voor de betreffende gronden is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' opgenomen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
30
Waterveiligheid Delen van het plangebied zijn buitendijks gelegen. Er is sprake van een beperkte getijdewerking. Om problemen met wateroverlast te voorkomen. dient met deze getijdewerking rekening gehouden te worden bij ontwikkelingen om voldoende drooglegging te waarborgen. Water en Waterstaat in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water - 1' en 'Water - 2', de laatste is toegekend aan de Hollandsche IJssel en de Sliksloot en het overige water in het plangebied is bestemd als 'Water - 1'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming. Tevens is ter plaatse van de stormvloedkering inclusief haar beschermingszones een passende dubbelbestemming worden opgenomen. Conclusie Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.3
Archeologie en cultuurhistorie
Over het ontstaan van Krimpen aan den IJssel is weinig bekend. In 1277 wordt voor het eerst in geschriften melding gemaakt van een ambacht, ofwel een dorp op de IJssel. Door de eeuwen heen is de naam op uiteenlopende wijze geschreven: Crimpene op den Yssel, Crimpen opte Issel, Crimpene of Crempene op 't IJssel. In de volksmond werd de plaats begin 1800 ook wel Tingenijssel genoemd. Krimpen was in het verleden een ander woord voor rivierbocht. Met de toevoeging 'aan den IJssel' onderscheidt het dorp zich van de buurgemeente Krimpen aan de Lek. Krimpen aan den IJssel ligt in de westpunt van de Krimpenerwaard. Een gebied dat al eeuwen ingeklemd ligt tussen twee rivieren, de Hollandsche IJssel en de Lek, die vanaf de 8 e eeuw hun huidige bedding volgen. Historische geschriften maken melding van het feit dat Krimpen aan den IJssel in 1630 vijftig huizen telde met in totaal tweehonderd inwoners. Het dorp bleef eeuwenlang een agrarische samenleving met in 1946 zo'n 6.550 inwoners. De mensen woonden voornamelijk langs de IJssel- en Lekdijk. Ook stonden er huizen in de tot 1855 zelfstandige gemeente Stormpolder. Veel Krimpenaren hadden werk in de steenbakkerijen en op de scheepswerven, die zich al sinds eeuwen gevestigd hadden in de Stormpolder en langs de IJsseldijk. Regelgeving en beleid Monumentenwet De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Archeologische verwachtingen- en beleidskaart (2011) Dit rapport vormt een toelichting op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de beleidskaart. Het is een uitwerking van de landelijk dekkende IKAW en de provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Zuid-Holland. De kaart en het beleid is gedetailleerder uitgevoerd dan de beleidsstukken van de hogere schaalniveaus. In figuur 4.1 is een uitsnede te zien van de weergave van archeologische verwachtingen in het plangebied.
Figuur 4.1
Archeologische verwachting
In het plangebied komen gebieden voor met een lage, middelhoge en hoge archeologische verwachting. Gebieden met een hoge archeologische verwachting betreft de zone van de stroomruggen en de dijklinten, de cultuurhistorische elementen en delen van de Oude Tiendweg. Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting betreft de stroomruggen zonder specifieke aanwijzingen voor bewoning tot en met de 19 e eeuw, delen van de Oude Tiendweg en cultuurhistorische elementen waarop grootschalige woningbouw heeft plaatsgevonden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
32
Gebieden met een lage archeologische verwachting betreft die delen van de veengebieden waar geen aanwijzingen voor archeologische resten zijn. Hier dient bij plangebieden groter dan 10.000 m², waarvan de bodemingrepen dieper reiken dan 1 m onder maaiveld, archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Indien het onderzoek in de gebieden uitwijst dat een vindplaats aanwezig is, dient gestreefd te worden naar behoud van de resten 'in situ' (in de grond) door planaanpassing. Indien dit niet gerealiseerd kan worden, wordt de informatie veiliggesteld door archeologisch vervolgonderzoek. Het verdient de voorkeur de omgevingsconditie 'archeologie' zo vroeg mogelijk in de planvorming van de gemeente Krimpen aan den IJssel te betrekken. Op deze wijze kan zicht worden gekregen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden, is behoud 'in situ' (in de bodem) het beste te realiseren, kan zicht worden gekregen op mogelijke kosten als behoud in de bodem niet realiseerbaar is, en kan ook al in de grondexploitatie rekening worden gehouden met mogelijke archeologiekosten (bijvoorbeeld de kosten van opgraven). Monumenten en beeldbepalende objecten Bij monumenten wordt onderscheid gemaakt tussen rijksmonumenten, provinciale monumenten en gemeentelijke monumenten. De gemeente Krimpen aan den IJssel kent geen provinciale en gemeentelijke monumenten, in het plangebied komen echter wel tien rijksmonumenten voor. Een rijksmonument is een gebouw of object dat van algemeen belang is wegens de schoonheid, de betekenis voor wetenschap of de historische waarde. Een monument moet 50 jaar of langer geleden zijn gemaakt om in het kader van de 'monumentenwet voor bescherming' in aanmerking te komen. Volgens de monumentenwet 1988 is de definitie van een monument: 1. vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde; 2. terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1. Voor het bestemmingsplan en toekomstige ontwikkelingen is het belangrijk dat er verbinding wordt gelegd met de aangewezen monumenten en de overige historisch waardevolle bebouwing. Voor monumenten is sprake van een algemene bescherming van de bestaande situatie en de doelstelling om de in verval geraakte monumenten te herstellen. Veranderingen en uitbreidingen (in de directe omgeving) van monumenten mogen uitsluitend ondergeschikt van aard zijn. Bij besluit van 2 december 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders de nota 'Inventarisatie beeldbepalende objecten/gebieden in Krimpen aan den IJssel' vastgesteld. Die nota bevat een inventarisatie van alle beeldbepalende objecten en gebieden binnen de gemeente, waaronder ook de rijksmonumenten. In 2012 is de vervaardiging van een 'Cultuurhistorische Waardenkaart' met een bijbehorende catalogus ter hand genomen. De gemeente kent vooralsnog geen gemeentelijke of provinciale monumenten. Dat leidt ertoe dat naast de rijksmonumenten geen van de in de lijst genoemde beeldbepalende objecten of gebieden in het kader van het bestemmingsplan een beschermde status heeft ingevolge de Monumentenwet. De gemeente heeft het voornemen de vastgestelde nota bij de eerstkomende actualisering van de welstandsnota te betrekken. In Bijlage 1 is een tabel opgenomen met een opsomming van de beeldbepalende objecten en gebieden in het plangebied. De volgnummers in de tabel verwijzen naar de nummering, zoals die is opgenomen in de 'Inventarisatie beeldbepalende objecten/gebieden in Krimpen aan den
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
IJssel' en op de 'Cultuurhistorische Waardenkaart'. Er staan objecten c.q. gebouwen in de tabel die op de bij dit plan behorende verbeelding de bouwaanduiding 'karakteristiek' (ka) hebben gekregen. Ter plaatse zijn beperkende regels van toepassing.
4.4
Bodem
Beleid en normstelling Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik. Onderzoek Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is geen sprake van een functiewijziging waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Naast het vaststellen van een bestemmingsplan zijn er nog meer momenten waarop rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Dit betreft onder meer het aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen of het uitvoeren van grondverzet. Daarnaast voert de gemeente taken uit in het kader van de Wet bodembescherming. In het plangebied zijn, met name op de bedrijventerreinen, enkele locaties gelegen waar in het kader van het bodemprogramma reeds bodemsaneringen zijn uitgevoerd of nog moeten worden gestart. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft geen relatie met (de monitoring van) het bodemprogramma. Conclusie Het aspect bodemkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.5
Flora en fauna
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 2. Huidige situatie In het plangebied liggen groenstroken, parken, watergangen en tuinen. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
34
Resultaten onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De Hollandsche IJssel maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen ontwikkelingen voorzien die een negatief effect kunnen hebben op de EHS. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.6
Bedrijven en milieuhinder
Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd; rekening gehouden wordt met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In dit bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van de SvB 'bedrijventerrein' die is opgenomen in Bijlage 1 van de regels en van de SvB 'functiemenging', Bijlage 2 van de regels. Een toelichting op beide SvB's is opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting. De richtafstanden uit de SvB 'bedrijventerrein' gelden ten opzichte van de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Indien sprake is van overige gebiedstypen kan beargumenteerd van de richtafstanden worden afgeweken. Milieuzonering is alleen van toepassing op nieuwe situaties zoals de ontwikkeling van nieuwe milieugevoelige bestemmingen en de vestiging van nieuwe bedrijven/start van nieuwe bedrijfsactiviteiten. De richtafstanden zijn niet van toepassing op bestaande situaties, daarvoor geldt dat afstemming met de omgeving heeft plaatsgevonden in het milieuspoor (milieuvergunning of milieumelding).
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
Onderzoek In het plangebied worden de bestaande bedrijfsbestemmingen gehandhaafd. Nieuwe bedrijfslocaties worden niet mogelijk gemaakt. Voor de bestaande bedrijventerreinen en verspreid liggende bedrijfslocaties zijn twee systematieken van milieuzonering toegepast. Bedrijventerreinen Voor de bestaande bedrijventerreinen Parellelweg-west (ten noorden en ten zuiden van de Industrieweg) en IJsseldijk is op basis van de systematiek van inwaartse milieuzonering een algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten opgesteld. Dit betekent dat de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten, uitgedrukt in milieucategorieën, is afgestemd op de meest nabijgelegen milieugevoelige bestemmingen zoals woningen en bedrijfswoningen. - Burgerwoningen De bedrijventerreinen liggen aan de Hollandsche IJssel en de Haven. In de zone langs de bedrijventerreinen zijn naast de woonfunctie plaatselijk ook andere functies aanwezig zoals sportvoorzieningen en verspreid liggende bedrijfslocaties. Bovendien zijn de woningen gelegen langs de wegen Lekdijk/Parallelweg en IJsseldijk die tevens fungeren als ontsluitingsweg voor de genoemde bedrijventerreinen. De aanwezige woonbebouwing in deze zone wordt niet getypeerd als 'rustige woonwijk', ter plaatse is reeds sprake van een verhoogde milieubelasting. De richtafstanden ten opzichte van het gebiedstype 'rustige woonwijk' worden daarom met één afstandsstap verlaagd. In de omgeving van de woningen in deze zone zijn bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 toegestaan op een afstand van 30 m, categorie 3.2 op 50 m en categorie 4.1 op 100 m. Voor overige woongebieden geldt dat het gebiedstype 'rustige woonwijk' is gehanteerd. - Bedrijfswoningen Voor de aanwezige bedrijfswoningen geldt dat er minder hoge eisen worden gesteld aan het woon- en leefklimaat in relatie tot de nabijgelegen bedrijvigheid. Er is vaak sprake van een verhoogde milieubelasting als gevolg van de eigen bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van deze woningen is het daarom onmogelijk dat een leefklimaat kan worden bereikt dat overeenkomt met een rustige woonwijk. Daarnaast levert het toepassen van standaardrichtafstanden een te grote en onnodige beperking op voor de aanwezige bedrijven. Ten opzichte van deze bestaande bedrijfswoningen worden de richtafstanden daarom met twee afstandsstappen verkleind. Dat betekent dat in de directe omgeving van bedrijfswoningen bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 mogelijk zijn en categorie 3.2-bedrijven op 30 m van bedrijfswoningen zijn toegestaan, tenzij de algemene toelaatbaarheid al wordt beïnvloed door de nabijheid van burgerwoningen. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan omdat deze beperkingen opleggen aan de algemene toelaatbaarheid en bedrijfsvoering van bedrijven in de directe omgeving hiervan. Ook zijn nieuwe bedrijfswoningen op grond van het provinciale beleid niet toegestaan. Verspreid liggende bedrijfslocaties In het gehele plangebied komen buiten de bedrijventerrein enkele verspreid liggende bedrijfslocaties voor. De locaties grenzen direct aan de woongebieden. Voor deze locaties wordt daarom geen zonering toegepast op basis van richtafstanden. Dit zou een situatie opleveren waarin er nauwelijks bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn die algemeen kunnen worden toegelaten. Voor deze locaties wordt daarom gewerkt met een milieuzonering op basis van de systematiek van functiemenging. Daarbij wordt niet gewerkt met een categorie-indeling op basis van richtafstanden maar een categorie-indeling op basis van de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten direct naast of boven woningen. Deze categorieën zijn weergegeven in de SvB 'functiemenging' die eveneens is opgenomen in de bijlagen bij de regels. Alleen bedrijven met een beperkte milieu-invloed, waarbij omliggende woningen bouwkundig zijn afgescheiden van de bedrijfsactiviteiten, worden algemeen toegelaten (categorie B2). _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
36
Uitwerking milieuzonering Op grond van de bovenstaande uitgangspunten is de milieuzonering nader uitgewerkt. Op het gezoneerde terrein IJsseldijk zijn grotendeels bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 en 3.2 toegestaan. Op een klein deel is de toelaatbaarheid beperkt tot categorie 2. Op het bedrijventerrein Parallelweg-west zijn grotendeels bedrijfsactiviteiten uit categorie 2 tot en met 3.2 toegestaan. Ten zuiden van de Industrieweg is tevens ruimte voor categorie 4.1-bedrijven. Voor de beide bedrijventerreinen geldt dat de toelaatbaarheid bestaat uit de hoogst mogelijke categorieën op basis van de uitgewerkte milieuzonering. Op enkele locaties is de toelaatbaarheid ingeperkt vanwege de aanwezigheid van bedrijfswoningen op het bedrijventerrein. Inschaling huidige bedrijven De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de SvB 'bedrijventerrein' en SvB 'functiemenging'. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan ter plaatse algemeen toelaatbaar wordt geacht of voeren bedrijfsactiviteiten uit die niet in de Staat zijn opgenomen. Deze bedrijven hebben een specifieke bedrijfsbestemming (aanduiding sb) gekregen. Daarmee zijn op deze locaties de aangegeven specifieke bedrijfsactiviteiten toegestaan of activiteiten die vallen onder de algemeen toelaatbare categorieën. Gelet op het huidige functioneren van deze bedrijven op het bedrijventerrein acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te bestemmen/te verplaatsen. Deze bedrijven dienen in hun huidige bedrijfsvoering al rekening te houden met de omliggende (bedrijfs)woningen. In de huidige situatie is geen sprake van knelpuntsituaties, er zijn ook geen klachten van omwonenden of anderen bekend. In Bijlage 5 is een overzicht opgenomen van de bedrijfslocaties waarvoor een specifieke bedrijfsbestemming is opgenomen. Afwijkingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om ter plaatse van de bestemming 'Bedrijventerrein' bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste twee naastgelegen categorieën toe te staan, mits deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten uit de algemeen toelaatbare milieucategorieën. Voor de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied' geldt dat bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste één naastgelegen categorie uit de SvB 'functiemenging' en bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in de SvB 'functiemenging' na afwijking zijn toegestaan mits ook hierbij wordt aangetoond dat zij geen onaanvaardbare milieuhinder veroorzaken in de omgeving. Ook bij deze systematiek worden specifieke bedrijfsbestemmingen toegekend aan bedrijfslocaties waar de huidige bedrijfsactiviteiten niet binnen de algemene toelaatbaarheid passen. Conclusie In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Tevens is daarmee bereikt dat bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun functioneren worden belemmerd. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
4.7
Horeca
Algemeen Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid waarbij vooral is gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. De Staat is opgenomen in Bijlage 3 van de regels. Voor een toelichting op de regeling van Horecavoorzieningen met de SvH wordt verwezen naar Bijlage 4 van de toelichting. Algemene toelaatbaarheid en beoordeling In de huidige situatie zijn op een drietal locaties horecabedrijven aanwezig waarvoor een bestemming 'horeca' is opgenomen met een algemene toelaatbaarheid voor horeca-activiteiten tot en met categorie 2. De bestaande horeca-activiteiten vallen binnen deze algemene toelaatbaarheid. Verder biedt het plan de mogelijkheid tot de ontwikkeling van horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding horeca (h) binnen de bestemming 'woongebied'. In die gevallen is de algemene toelaatbaarheid, vanwege de kenmerken van het gebied, beperkt tot maximale categorie 1b. Dit zijn horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Voor activiteiten die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, maar die wel wenselijk zijn en kunnen worden ingepast in de omgeving, is een specifieke horecabestemming opgenomen (sh). Ter plaatse zijn alleen activiteiten toegestaan die zijn omschreven in de specifieke bestemming of activiteiten die passen binnen de algemeen toegelaten categorieën 1a en 1b. Hiermee wordt het ontstaan van nieuwe hinder voorkomen. In Bijlage 5 is een lijst met horecalocaties opgenomen waarvoor een specifieke horecabestemming is opgenomen.
4.8
Industrielawaai
Beleid en normstelling Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In de regels van het voorliggende bestemmingsplan worden deze inrichtingen aangeduid als 'wgh-inrichtingen'. Tot de geluidszone behoort het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de grens van de zone, zoals in de wet is vastgelegd. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het de gezamenlijke bedrijfsactiviteiten op het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidszone liggen, is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Op grond van de Wgh kan het college van burgemeester en wethouders de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
38
Saneringsprogramma industrielawaai Voor diverse gezoneerde bedrijventerrein zijn in het verleden saneringsprogramma's voor industrielawaai uitgevoerd. Dat is ook het geval voor de bedrijventerreinen IJsseldijk en Stormpolder. Met het saneringsprogramma zijn bij diverse bedrijven maatregelen doorgevoerd om de geluidsemissie te beperken. Doel van deze sanering was om de geluidsbelasting ter plaatse van woningen die binnen de geluidszone zijn gelegen, te beperken. De uitkomsten van de sanering zijn vastgelegd door de vaststelling van Maximaal Toelaatbare Geluidsniveaus (MTG) ter plaatse van woningen binnen de geluidszone. Deze MTG-waarden bepalen de feitelijke geluidsruimte binnen de geluidszone. De zonegrens en de MTG-waarden zijn bepalend voor de toetsing van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Zowel voor de bedrijventerreinen binnen de geluidszone Stormpolder als het gezoneerde terrein IJsseldijk zijn in 1998 en 1997 geluidssaneringsprogramma's vastgesteld. Onderzoek Het plangebied is gelegen binnen de industriële geluidszones van een viertal gezoneerde bedrijventerreinen. Het gaat om de geluidszones Stormpolder, IJsselmonde Noordrand, De Zaag/De Noord en IJsseldijk. IJsseldijk Het gezoneerde bedrijventerrein IJsseldijk is het enige gezoneerde bedrijventerrein dat in het plangebied is gelegen. In lijn met het vigerende bestemmingsplan zijn alleen Wgh-inrichtingen toegestaan in het oosten en westen van het gezoneerde terrein. Ter plaatse van de aanduiding 'sbt-6' is de vestiging van Wgh-inrichtingen niet toegestaan. Ter plaatse van deze aanduiding zijn in de huidige situatie ook geen Wgh-inrichtingen aanwezig, op grond van het vigerend bestemmingsplan was de vestiging van Wgh-inrichtingen alleen toegestaan buiten het aanduidingsvlak. De geluidszone reikt tot over een deel van het bestaande woongebied. Met de vaststelling van de MTG-waarden is het maximale geluidsniveau ter plaatse van woningen binnen de geluidszone reeds gemaximeerd. De MTG-waarden zijn voor diverse woningen vastgesteld, onder meer langs de IJsseldijk. De MTG-waarden bedragen 55 dB(A). Binnen de zone worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De uitvoering van het bestemmingsplan levert daarom geen beperking op voor de bedrijven op het bedrijventerrein IJsseldijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Figuur 4.2
Ligging geluidszone IJsseldijk
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
40
Stormpolder De geluidszone van Stormpolder reikt tot over de westrand van het plangebied. Het gebied tussen de Lekdijk en Tuinstraat is binnen de geluidszone gelegen. Tussen de woonbebouwing en het gezoneerde terrein is een strook met lichtere bedrijvigheid gelegen. In het woongebied dat is gelegen binnen de geluidszone zijn twee MTG-waarden van 55 dB(A) vastgesteld voor de adressen Lekdijk 43 en 45. Dat betekent dat de gecumuleerde geluidsbelasting vanwege bedrijfsactiviteiten op het gezoneerde terrein Stormpolder, ook bij toekomstige ontwikkelingen, ter plaatse van deze beide woningen niet meer dan 55 dB(A) mag bedragen. De Zaag/De Noord Voor de geluidszone De Zaag/De Noord geldt dat de zone enkel reikt tot het bedrijventerrein Parallelweg/De Krom. Omdat binnen het deel van de geluidszone dat reikt tot het plangebied geen geluidsgevoelige bestemmingen zijn gelegen, wordt niet nader op deze geluidszone ingegaan. IJsselmonde Noordrand De geluidszone IJsselmonde Noordrand is gelegen rond enkele gezoneerde terreinen op de zuidoever van de Maas in de gemeente Ridderkerk. De zonegrens reikt juist tot enkele woningen in Krimpen aan den IJssel, gelegen aan de Waalsingel ter hoogte van De Waal en enkele woningen aan de Lekdijk. Voor de bedrijventerreinen binnen de geluidszone IJsselmonde-Noordrand geldt echter dat de geluidsrelevante bedrijfsactiviteiten sterk zijn afgenomen door transformatie van delen van het gezoneerde terrein naar woningbouw. Deze transformatie is tevens aanleiding geweest voor de uitvoering van een saneringsprogramma. Het resultaat is dat de contouren na sanering, die op termijn worden vastgelegd in bestemmingsplannen, op veel kortere afstand van het gezoneerde terrein zijn gelegen dan de huidige geluidszone. De saneringscontouren reiken niet tot in het plangebied zodat de geluidszone IJsselmonde Noordrand niet relevant is voor het voorliggend bestemmingsplan.
Figuur 4.3 Ligging geluidszone Stormpolder, De Zaag/De Noord en IJsselmonde Noordrand _______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
Conclusie De industriële geluidszone Stormpolder, die is vastgesteld voor bedrijventerreinen die buiten het plangebied zijn gelegen, en de industriële geluidszone IJsseldijk voor bedrijventerrein IJsseldijk, gelegen binnen het plangebied, zijn relevant voor het voorliggende bestemmingsplan. Voor beide zones geldt dat binnen de geluidszone geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen aanwezig zijn. Om ontoelaatbare geluidsbelastingen ter plaatse van deze woningen te voorkomen, is in het verleden reeds een geluidssaneringsprogramma uitgevoerd en zijn bijbehorende MTG-waarden vastgesteld voor de Maximaal Toelaatbare Geluidbelasting. Deze MTG-waarden bedragen 55 dB(A). Deze waarde komt overeen met de uiterste grenswaarde voor industrielawaai. Ter plaatse van het woongebied binnen de geluidszone is vanuit het oogpunt van industrielawaai sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De wet geluidhinder, onderdeel industrielawaai, staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Voor overige bedrijventerreinen, die geen deel uitmaken van een gezoneerd terrein, geldt dat afstemming met de omgeving voor het onderdeel geluid, heeft plaatsgevonden door het toepassen van milieuzonering (zie 4.6 Bedrijven en milieuhinder).
4.9
Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.1
Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof
toetsing van
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO2) 1)
jaargemiddelde concentratie
60 µg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 2015
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer vanaf 11 juni 2011 dan 50 µg/m³
fijn stof (PM10)
1.
2)
De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2.
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer kunnen gemeenten de bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen slechts uitoefenen indien is aangetoond dat er als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
42
Besluit niet in betekenende mate (nibm) In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10. Onderzoek Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, het plan heeft daarom geen effect op de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit. Met behulp van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan inzicht worden gegeven in de luchtkwaliteit langs maatgevende wegen. Uit de monitoringstool blijkt dat langs de maatgevende wegen in en om het plangebied zowel in 2012 als in de prognosejaren 2015 en 2020 ruimschoots wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10. Voor NO2 geldt dat tot 2015 nog niet wordt voldaan aan de Europese grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2. De tijdelijk verhoogde grenswaarde die in Nederland op grond van de Wet milieubeheer is toegestaan (na derogatie van de Europese Commissie) wordt echter niet overschreden. In 2015 wordt in de directe omgeving van de N210 nabij de Algerabrug juist voldaan aan de Europese grenswaarde. De jaargemiddelde concentraties NO2 vormt ter plaatse een aandachtspunt. Op grotere afstand van de N210 wordt voldaan aan de grenswaarden aangezien concentraties van luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de afstand tot de weg groter wordt. De bijdrage van overige bronnen in de omgeving, zoals industrie, is overigens in de achtergrondconcentratie verwerkt. Dankzij het treffen van bronmaatregelen, zoals schonere motoren, zal de achtergrondconcentratie NO 2 dalen zodat in 2020 ruimschoots aan de grenswaarde wordt voldaan. Conclusie Ter plaatse van het plangebied wordt in 2012 en in de prognosejaren 2015 en 2020 voldaan aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. Voor de N210 nabij de Algerabrug geldt dat de jaargemiddelde concentratie NO2 tot 2015 in de directe omgeving van de weg een aandachtspunt vormt dat wordt gemonitord. In 2020 is niet langer sprake van een (dreigende) overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2. Voor de rest van het plangebied geldt dat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
4.10 Externe veiligheid Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. _______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
Inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10 -6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. Vervoer van gevaarlijke stoffen In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties een grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10 -5 per jaar en een streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): uitgegaan wordt van het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord (in bestaande en nieuwe situaties). In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie: 1. het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of 2. het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of 3. het GR neemt met minder dan 10% toe en de oriënterende waarde wordt niet overschreden. Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid ingeval van concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied; het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
44
de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen; de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. Onderzoek Inrichtingen In het plangebied is één inrichting gelegen waarvan de externe veiligheidsrisico's relevant zijn in het ruimtelijk spoor. Dit betreft het lpg-tankstation aan de Nieuwe Tiendweg 21 met een vergunde doorzet van maximaal 1.000 m³ per jaar. De maatgevende PR 10-6-contour bedraagt op grond van de huidige Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) 45 m rond het vulpunt voor lpg. Binnen de PR 10-6-contour zijn geen kwetsbare objecten (ook geen beperkt kwetsbare objecten) aanwezig zodat aan de grenswaarde voor het PR wordt voldaan. De PR 10 -6-contour is met een veiligheidszone aangegeven op de verbeelding. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 150 m rond het vulpunt en de opstelplaats voor de lpg-tankwagen. Het invloedsgebied reikt tot de omliggende woonbebouwing. Uit informatie van DCMR Milieudienst Rijnmond blijkt dat het GR, rekening houdend met uitvoering van het LPG-convenant maatregelen, in de huidige situatie een factor 0,3 maal de oriënterende waarde bedraagt. Omdat het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, is er geen sprake van een toename van het GR. In de verantwoording van het GR wordt ingegaan op het effectscenario en op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Voor overige risicorelevante bedrijfsactiviteiten geldt dat er generieke veiligheidsafstanden van toepassing zijn, de veiligheidsrisco's reiken niet tot buiten de inrichting. Vervoer van gevaarlijke stoffen Over de N210 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat om brandbare vloeistoffen (LF1 en LF2) en brandbare gassen (GF3). Deze weg maakt onderdeel uit van de gemeentelijk routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit recente tellingen blijkt dat over deze weg 132 vervoersbewegingen met stofcategorie GF3 (waaronder lpg) plaatsvindt. Het vervoer van deze stof is maatgevend voor het PR en het GR. Ter hoogte van het plangebied wordt de C.G. Roosweg getypeerd als een weg binnen de bebouwde kom. Uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) volgt dat voor een weg binnen de bebouwde kom geen PR 10-6-contour geldt. Met behulp van de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport kan tevens de indicatieve hoogte van het GR worden bepaald aan de hand van de vervoersaantallen en de personendichtheid binnen het invloedsgebied. De kortste afstand tot aanwezige bebouwing bedraagt circa 20 m en de personendichtheid bedraagt circa 100 pers/ha. Uit bijlage 9 bij de Handleiding blijkt dat de drempel van 10% van de oriënterende waarde bij bovenstaande kenmerken pas wordt overschreden bij een vervoersaantal van 1930 transporten GF3 per jaar. Omdat het aantal transporten ruim minder dan 1930 bedraagt, wordt de drempel van 10% van de oriënterende waarde voor het GR naar alle waarschijnlijkheid niet overschreden. Omdat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is een berekening van het GR niet noodzakelijk. In de verantwoording GR wordt ingegaan op het effectscenario voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Over de Hollandsche IJssel vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het Basisnet Water is de Hollandsche IJssel benoemd als groene vaarweg. Dit betekent dat de frequentie van het vervoer zodanig is dat er geen beperkingen gelden vanwege het PR en het GR omdat externe veiligheidsrisico's niet reiken tot de oever. Ook geldt er geen plasbrandaandachtsgebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
Over de Nieuwe Maas vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De risico's zijn beperkt. In de verantwoording van het GR wordt ingegaan op maatregelen om effecten ingeval van een incident met toxische stoffen te beperken. Transport door buisleidingen Ten zuiden van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding gelegen. De kenmerken van deze leiding zijn weergegeven in onderstaande tabel, de ligging is weergegeven in figuur 4.3. Tabel 4.2 Kenmerken leiding maximale werkdruk
naam Aardgasleiding (W-513-02-KR)
Figuur 4.3
Gasunie 40 bar
uitwendige diameter
PR 10-6 invloedsgebied -contour GR
6,63 inch
0m
70 m
Ligging aardgastransportleiding W-513-02-KR
De leiding vormt een verbinding tussen het hoofdroutenet en het gasdrukregel- en meetstation aan de Verbindingsweg 15. De PR 10-6-contour is niet buiten de leiding gelegen, zodat aan de grenswaarde voor het PR wordt voldaan. In verband met de vaststelling van het bestemmingsplan, is voor de leiding een risicoberekening uitgevoerd met behulp van het rekenpakket CAROLA. Het rapport is opgenomen in Bijlage 6. Het invloedsgebied voor het GR is relatief klein omdat het een leiding met een beperkte druk en diameter betreft. Binnen het invloedsgebied voor het GR is nauwelijks bebouwing aanwezig zodat er sprake is van een lage personendichtheid. Dit komt tot uitdrukking in de hoogte van het GR. Uit de risicoberekening blijkt dat het GR minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
46
Verantwoording GR Effectscenario Het worstcasescenario voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de C.G. Roosweg en het lpg-tankstation Shell Langeland aan de Nieuwe Tiendweg 21, bestaat uit een BLEVE met een tankwagen met brandbaar gas. Het worstcasescenario voor het transport van aardgas door aardgastransportleiding W-513 bestaat uit een fakkelbrand als gevolg van een breuk in de leiding. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas wordt rekening gehouden met het toxisch scenario. De effecten die behoren bij deze effectscenario's zijn beschreven in het advies van de VRR (zie Bijlage 7). Maatregelen ter beperking van risico's Voor de Nieuwe Maas is in het Basisnet Water een vervoersplafond vastgesteld waarmee ruimte is geboden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Maatregelen aan de bronkant om risico's te beperken zijn daarom niet aan de orde. De C.G. Roosweg maakt onderdeel uit van de gemeentelijke/provinciale routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor deze weg is geen vervoersplafond vastgesteld, het huidige vervoer leidt niet tot knelpunten ten aanzien van externe veiligheid. Dat geldt tevens voor de hogedruk aardgasleiding. Er is daarom geen reden voor het treffen van maatregelen in de zin van het beperken van het vervoer van gevaarlijke stoffen of het streven naar het beperken van de aanwezigheid van personen. Er worden in het invloedsgebied van de weg geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt zodat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico. Maatregelen ter beperking van effecten Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. Voor de genoemde scenario's geldt dat effecten kunnen worden beperkt indien aanwezigen tijdig worden gewaarschuwd, gebouwen tijdig kunnen worden ontruimd en de omgeving op een juiste manier is ingericht waarmee vluchten van de bron af mogelijk is gemaakt. Er is sprake is van bestaand stedelijk gebied dat voldoende mogelijkheden biedt voor ontvluchting. Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen de 1% letaliteiteffectafstand van de N210 (35 m vanuit de weg) of de aardgastransportleiding (15 m vanuit het hart van de leiding) of de 1% letaliteiteffectafstand van de Nieuwe Maas. Op de bouwkundige maatregelen die worden genoemd in het advies van de brandweer wordt daarom niet nader ingegaan. De uitvoering van bouwkundige maatregelen (zoals positie nooduitgangen en dergelijke) kan ook niet zeker worden gesteld in het bestemmingsplan. Deze maatregelen komen aan de orde ten tijde van een vergunningaanvraag voor eventuele nieuwe bebouwing. Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten Uit het advies van de VRR blijkt dat in het plangebied geen bijzonderheden zijn ten aanzien van de bereikbaarheid van objecten waar mensen verblijven, behalve voor het woongebied ten westen van de C.G. Roosweg (Oosterstraat, Blijdendijkstraat en Waalstraat). De bereikbaarheid voor de brandweer is in de avonduren niet optimaal. De VRR geeft in haar advies geen reden voor de suboptimale situatie. Met de veiligheidsregio wordt overleg gevoerd over noodzaak om de bereikbaarheid te verbeteren. De bluswatervoorziening in het plangebied voldoet aan de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Beschouwing van zelfredzaamheid Binnen het invloedsgebied van de beide onderscheiden risicobronnen is geen sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. Binnen het invloedsgebied van de N210 en de
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
aardgastransportleiding is geen sprake van de aanwezigheid van hoogbouw. Dat geldt wel voor het lpg-tankstation aan de Nieuwe Tiendweg. Het betreft bestaande bebouwing waarvan wordt aangenomen dat het gebouw beschikt over voldoende vluchtwegen. De omgeving is zodanig ingericht dat ontvluchten mogelijk is. In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het plangebied geldt, evenals de rest van Krimpen aan den IJssel, dat er een dekking is van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Verder wordt invulling gegeven aan de risicocommunicatie door middel van de campagne 'goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'. Na uitvoering van bovenstaande maatregelen is sprake van een restrisico. De mogelijk optredende incidenten worden door de VRR ingeschaald in maatrampklasse I (fakkelbrand aardgastransportleiding, toxisch scenario Nieuwe Maas) of maatrampklasse III (BLEVE-scenario lpg-tankstation en N210). Dit restrisico wordt, gelet op de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot bestrijding van calamiteiten, aanvaardbaar geacht. Conclusie Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.11 Kabels en leidingen Aan de noordoostzijde van het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsverbinding gelegen. Deze verbinding is inclusief belemmerende strook opgenomen in de regels en op de verbeelding. Ook de aanwezige hogedruk aardgasleiding inclusief belemmerde strook is een dubbelbestemming opgenomen waarmee ongewenste ontwikkelingen worden uitgesloten en de ongestoorde ligging van de leiding zeker te stellen. Verder is in het plangebied een straalpad voor telecomverbindingen aanwezig. Voor dit straalpad is een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' opgenomen waarbinnen een hoogtebeperking geldt voor nieuwe bebouwing. In het plangebied en directe omgeving zijn verder geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen of waterleidingen gelegen. Er zijn ook geen bovengrondse hoogspanningsverbindingen gelegen in het plangebied. De conclusie is dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
48
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.
5.1
Algemeen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, waarbij een globale wijze van bestemmen is toegepast. De historisch waardevolle situatie en recente ontwikkelingen (vergunde bouwplannen) zijn daarbij - vergelijkbaar met reeds bestaande situaties - voorzien van een passende regeling. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regelingen dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. De regeling is afgestemd op deze nieuwe Wro, Bro en daarbij behorende ministeriële regelingen. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling. In het bestemmingsplan is echter de nodige flexibiliteit ingebracht door middel van de opname van algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Deze opzet biedt flexibiliteit voor perceelsgewijze ontwikkelingen die mogelijk zijn ingevolge het vigerende bestemmingsplan en biedt tegelijkertijd rechtszekerheid voor de bewoners en gebruikers van de aangrenzende gebieden. De omvang van de diverse functies is verankerd in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd. Bepaalde onderdelen van de regels hebben een zekere ruimtelijke hardheid gekregen, zoals de situering van de toegelaten hoofdgebouwen binnen een aantal bestemmingen. Daarmee vindt een duidelijke afbakening plaats ten opzichte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen, waarvoor bijvoorbeeld in het geval van de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied' kwantitatieve normen zijn opgenomen met betrekking tot de oppervlakte van erfbebouwing. Vanuit de systematiek zijn in het bestemmingsplan allereerst aaneengesloten gebieden met een bepaalde karakteristiek onderscheiden. Per aaneengesloten gebied met specifieke kenmerken (bijvoorbeeld gebieden met een grote menging van functies en woongebied voor planmatig tot stand gekomen woongebieden) zijn bestemmingsregelingen opgenomen bestaande uit een bestemmingsomschrijving, een aantal bouwregels en eventueel de bevoegdheden van het bevoegd gezag voor het afwijken van het bestemmingsplan dan wel het stellen van nadere eisen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
5.2
Opbouw regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
5.3
De bestemmingen
In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt in alfabetische volgorde kort ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen waarbij, conform de landelijke standaarden, in alfabetische volgorde eerst alle enkelbestemmingen worden behandeld en vervolgens de dubbelbestemmingen. In het bestemmingsplan is bewust een onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied'. Hieronder wordt hier nader op ingegaan. Bedrijventerrein Deze bestemming heeft betrekking op de in het plangebied aanwezige bedrijven. Voor de bedrijfsbestemming is een passende regeling opgenomen, overeenkomstig de huidige milieucategorie. Binnen deze bestemming zijn detailhandel, bedrijfswoningen en benzinestations niet toegestaan. De bouwhoogte van de gebouwen, alsmede het bebouwingspercentage binnen de bedrijfsbestemming is aangegeven in de regels en op de verbeelding. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, zodat het bevoegd gezag bedrijven kan toestaan uit twee subcategorieën hoger (bijvoorbeeld van 3.1 naar 4.1) en bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën op die gronden. Tevens is het college van burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van de bouwwerken, mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer. Centrum Door het toekennen van de bestemming 'Centrum' kan de ontwikkeling van een centrum, waarbinnen centrumfuncties mogelijk zijn, worden gestimuleerd. Dit centrum heeft de potentie om zich te ontwikkelen tot een centrumgebied met een functie die de stadsgrens overschrijdt. In de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies opgenomen die in combinatie met elkaar gerealiseerd kunnen worden. Het gaat hierbij om de combinatie van wonen, detailhandel, dienstverlening, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
50
Gemengd De bestemming 'Gemengd' is opgenomen om ruimte te bieden om op deze locaties verschillende functies toe te staan die de leefbaarheid in de wijk ten goede komt. Op deze wijze is het mogelijk om het basisvoorzieningenniveau binnen de delen van het plangebied op peil te houden. Binnen deze bestemming zijn derhalve meerdere functies mogelijk. In de bestemmingsomschrijving zijn de diverse functies genoemd. Het gaat hierbij om het wonen uitsluitend op de verdiepingen, detailhandel, maatschappelijke functies, bedrijven en dienstverlening zijn enkel toegestaan op de begane grondlaag. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Groen Hieronder vallen de openbare groenvoorzieningen met structurele betekenis, speelvoorzieningen, wegen en voet- en fietspaden alsmede nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Maatschappelijk Aan de voorzieningen in het plangebied, waaronder kerken, scholen en overige maatschappelijke voorzieningen is de bestemming 'Maatschappelijk' toegekend. De gebruiksen bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Binnen deze bestemming zijn meerdere maatschappelijke activiteiten toegestaan. Recreatie - Dagrecreatie De gronden voor extensieve dagrecreatie en volkstuinen zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie'. Binnen deze bestemming is tevens bijbehorende bebouwing toegestaan. Het maximaal te bebouwen oppervlak is gemaximeerd door middel van een bebouwingspercentage in de regels. Verkeer De in het plangebied aanwezige hoofdverkeerswegen/stroomwegen hebben de bestemming 'Verkeer' toebedeeld gekregen. De overige wegen en erven met een verblijfsfunctie zijn opgenomen in de omliggende bestemming. Binnen deze bestemmingen is ook ruimte voor nuts-, speel-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemmingen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Deze bestemmingen richten zich op een groot deel van het openbaar gebied. De bestemmingen zijn globaal geformuleerd. De reden daartoe is dat de exacte ligging van de verschillende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen etc. in dit kader niet relevant is. Het herinrichten van wegen kan daardoor op een eenvoudige manier geschieden, zonder dat het bestemmingsplan onwenselijke en ongefundeerde barrières oproept. Water - 1 Deze bestemming is toegekend aan verschillende watergangen binnen het plangebied. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren en duikers, zijn toegestaan. Steigers en vlonders zijn wel toegestaan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Water - 2 De bestemming 'Water - 2' is toegekend aan de Hollandsche IJssel en aan de Sliksloot. Binnen deze bestemming zijn de watergangen opgenomen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren, duikers, steigers en vlonders zijn toegestaan. Wonen Deze bestemming is voornamelijk toegekend aan die woningen die deel uitmaken van het dijklint. Het zijn doorgaans oudere woningen en boerderijen, nieuwe woningen ter vervanging van oudere en woningen waarmee de overblijvende 'gaten' in het bebouwingslint zijn opgevuld. Het gezamenlijk kenmerk is hun grote onderlinge verschil in oorsprong (voormalige boerderij, winkel, bedrijfspandje of gewoon woning), grootte, bouwvorm, afmeting en vorm van het perceel. Gezamenlijk bepalen zij in hoge mate het karakter van het dijklint. Een dergelijke diverse bebouwing vraagt om een regeling die met name ten aanzien van situering en hoofdvorm bescherming biedt. Tevens verdient het echter aanbeveling om de onderlinge samenhang, zoals die in de loop der tijden tot stand is gekomen, veilig te stellen bij eventuele nieuwbouw of ingrijpende verbouwingen. Dit kan gebeuren door middel van het toepassen van bouwvlakken waarbinnen het hoofdgebouw gesitueerd dient te worden waarbij afstemming op de aangrenzende bebouwing kan worden zeker gesteld. Hierbij zijn regels opgenomen ten aanzien van aan te houden afstanden van hoofdgebouwen tot aan de perceelsgrenzen, de hoogte en dergelijke. Ook is de ligging en de maatvoering van de erfbebouwing vastgelegd. Woongebied De globale bestemming 'Woongebied' voor de planmatige woongebieden gaat verder dan alleen een aanwijzing van gronden voor woningen. Tot de bestemming behoren eveneens de erven en tuinen, de groenvoorzieningen en speelterreinen, alsmede de wegen, paden en parkeervoorzieningen. De aanwezige hoofdgebouwen worden in de vorm van bouwvlakken aangegeven. De omvang van erven en tuinen is niet gedetailleerd op de verbeelding aangegeven. Bepalend voor de oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen is de omvang van het perceel (gedeelte dat niet door het hoofdgebouw in beslag is genomen) en een maximumoppervlak zoals opgenomen in de regels. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot een vastgesteld maximum kan toenemen wanneer er bijvoorbeeld een uitbreiding van het perceel plaatsvindt. Dit laatste is zeer wel denkbaar indien bijvoorbeeld de gemeente in het kader van een efficiënt groenbeheer zou overwegen bepaalde 'groensnippers' zonder structurele betekenis af te stoten en te verkopen aan de aangrenzende eigenaren. Het maximum van de gezamenlijke toelaatbare erfbebouwing bedraagt 50 m². Binnen de bestemming 'Woongebied' mag het aantal woningen niet worden vermeerderd. Ter voorkoming van misverstanden is de bepaling opgenomen dat uitbreiding van hoofdgebouwen niet mag leiden tot een vermeerdering van het aantal woningen. Aan de inrichting van het openbare gebied van wegen, paden, groen-, speel- en parkeervoorzieningen is geen gedetailleerde invulling gegeven. Gewijzigde herinrichting blijft op die manier mogelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
52
Bed & breakfast Binnen de woonbestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied' is tevens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om, onder voorwaarden, een bed & breakfast (b & b) voorziening toe te staan. Aanvullend aan deze voorwaarden is ook een exploitatievergunning op grond van de APV nodig en een gebruiksmelding via het omgevingsloket in verband met brandveiligheid. Voor de voorziening is tevens een melding noodzakelijk in het kader van het Activiteitenbesluit. Leiding - Gas (dubbelbestemming) Ter bescherming van diverse aardgastransportleidingen in het bestemmingsplangebied is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen. Bouwen in deze zone is pas toegestaan na een vergunning van burgemeester en wethouders. Er kan dan een toets plaatsvinden of het bouwwerk zich verenigt met de belangen van de betreffende leiding. Ook voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden in deze zone is een vergunning van burgemeester en wethouders noodzakelijk (aanlegvergunning). Leiding - Riool (dubbelbestemming) Ter bescherming van de aanwezige rioolleiding in het bestemmingsplangebied is de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen. Bouwen in deze zone is pas toegestaan na een vergunning van burgemeester en wethouders. Er kan dan een toets plaatsvinden of het bouwwerk zich verenigt met de belangen van de betreffende leiding. Ook voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden in deze zone is een vergunning van burgemeester en wethouders noodzakelijk (aanlegvergunning). Waarde - Archeologie (dubbelbestemmingen) De gebieden van de archeologische beleidskaart zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Alle zes typen gebieden komen voor in het plangebied Kortland. Door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' worden er aanvullende eisen gesteld aan het uitvoeren van werken en werkzaamheden of het bouwen van bouwwerken die de archeologische waarden zouden kunnen verstoren. Afhankelijk van het gebied moet voor werkzaamheden vanaf een bepaalde oppervlakte of bepaalde diepte een archeologisch rapport worden overlegd. Waarde - Natuur en landschap (dubbelbestemming) Deze dubbelbestemming is van toepassing op het buitendijkse gebied op grond van het beeldkwaliteitsplan Hollandsche IJssel. Deze is gericht op het behoud en de ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschappelijke waarden en gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers. Het artikel bevat bouwregels voor van de bouw van damwanden en vlotten. Op deze gronden mogen overigens ook gewoon andere bouwwerken gebouwd worden, overeenkomstig de bouwregels van de daar voorkomende bestemmingen. Waterstaat - Vaarweg (dubbelbestemming) Deze dubbelbestemming is van toepassing op het buitendijkse gebied. Vanwege de belangen van de rivier als vaarweg en als waterbergend en -voerend gebied is bouwen hier niet zonder meer toegestaan. Bovendien worden aan bebouwing landschappelijke eisen gesteld op grond van het beeldkwaliteitsplan Hollandsche IJssel. Een omgevingsvergunning voor een bouwwerk kan enkel verleend worden, nadat een toets heeft plaatsgevonden op de gevolgen voor de scheepvaart, waterhuishouding en landschappelijke beeldkwaliteit.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming) Om de waterkering langs de Hollandsche IJssel te beschermen is ter plaatse een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in dit artikel bedoelde bestemming worden gebouwd en mogen andere bouwwerken overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd, mits advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering. In de bestemming is tevens een vergunningenstelsel opgenomen om de waterkering te beschermen tegen werkzaamheden als ophogen, egaliseren, ontginnen, afgraven of verlagen van de bodem. Waterstaat - Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming) Deze dubbelbestemming is van toepassing op het buitendijkse gebied waarop de Waterwet van toepassing is. Daar waar de waterwet onverkort van toepassing is, wordt ook getoetst aan de Beleidsregels grote rivieren (Bgr). Op grond van de Bgr is in dit plangebied het bergend regime van toepassing. Rijkswaterstaat borgt daarmee dat de rivier en het buitendijkse gebied voldoende waterbergend vermogen heeft en blijft houden. Dit betekent tevens dat het gebied bij hoog water deels onder water kan lopen. Op grond van de Bgr is het bebouwen van onbebouwde gronden mogelijk, als het verlies aan bergend vermogen van de rivier gecompenseerd kan worden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg
54
Hoofdstuk 6
6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan voorziet niet in werken of werkzaamheden. Er is sprake van een consoliderend plan waarbinnen hooguit door particulier initiatief wijzigingen in de bebouwing kunnen ontstaan binnen de bestaande juridisch-planologische kaders. Er wordt geen exploitatieplan (als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening) vastgesteld, omdat er geen sprake is van een aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Inspraak- en vooroverlegprocedure In het kader van de inspraakprocedure, op grond van de gemeentelijke inspraakverordening, heeft het voorontwerpbestemmingsplan Kortland met ingang van donderdag 25 oktober 2012 tot en met woensdag 5 december 2012 voor eenieder ter inzage gelegen. Tevens is het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. Van een aantal instanties is een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen. In Bijlage 8 worden deze reacties weergegeven en waar nodig van een antwoord voorzien. Zienswijzenprocedure Het ontwerpbestemmingsplan Kortland heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) doorlopen en is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan. Binnen de gestelde termijn zijn 13 zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een reactie. Daarbij is tevens aangegeven of de zienswijzen leiden tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. De nota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 9. De aanpassingen naar aanleiding van de procedure zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Kortland'.
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01 Rotterdam / Middelburg