Michel Pijpers
Kunststof HV Ckv-methode voor havo en vwo
STUDIEWIJZER
CKV
Ckv
Onderdelen
Culturele en kunstzinnige vorming is een schoolvak, verplicht in de bovenbouw van havo en vwo. Tot nu toe heb je bij een schoolvak vooral gewerkt aan kennis en vaardigheid. Ckv onderscheidt zich wat dat betreft van veel andere vakken. In de basisvorming heb je kennis opgedaan van verschillende kunstvakken en die kennis gaat je nu helpen om een eigen smaak te ontwikkelen. Want dat is het doel van ckv; dit vak sluit je met een voldoende af wanneer je laat zien dat jij onbevooroordeeld kunt kijken, luisteren en beleven. Als je kunt aangeven waarom een voorstelling of expositie je aanspreekt. Of niet. Want als je je smaak ontwikkelt, kom je er ook achter dat je sommige dingen niet lust. Dat mag, maar je moet wel proeven om dat te weten.
A B C D
Opzet Ckv-lessen zijn verdeeld in twee hoofdgroepen: de kernlessen en de keuzelessen. De kernlessen worden gegeven door je kunstmentor en zijn bedoeld om je te helpen je smaak te ontwikkelen, om jou je weg te laten vinden in locaties met kunstaanbod bij jou in de buurt. Denk dan aan concertpodia, musea, theaters en culturele centra. Het is de bedoeling dat je na twee of drie jaar op eigen benen kunt staan op cultureel gebied. Je weet dan waar jij met jouw interesses terecht kunt. Bij deze kernlessen horen ook de voortgangsgesprekken en de gespreksgroepen. Daarnaast is er een keuzeprogramma. Elke school organiseert dit op zijn eigen manier. Het hangt namelijk af van de mogelijkheden die beschikbaar zijn. Soms zijn de kernlessen en het keuzeprogramma op dezelfde tijden. Behoorlijk algemene regel is dan dat de klassikale lessen altijd voorgaan op keuzelessen; dus alleen inschrijven voor activiteiten op tijden dat je klas geen les heeft.
3
Culturele activiteiten Je bezoekt een voorstelling, concert, expositie of film en doet daar verslag van. Deze activiteit is altijd buiten school en wordt door jou zelf gekozen. Kennis van kunst en cultuur Themabijeenkomsten, inleidingen en voorstellingen op school bereiden je voor op je eigen activiteiten en zorgen ervoor dat je met meer ervaring en verstand van zaken je smaak ontwikkelt. Praktische activiteiten In workshops en korte cursussen merk je hoe het is om iets te maken, te ontwerpen, te scheppen, uit te voeren. Je bent praktisch bezig en staat even in de schoenen van de kunstenaar of artiest. Daarnaast ben je ook organisatorisch of ondersteunend bezig. Reflectie en kunstdossier Regelmatig leg je je ervaringen vast en overleg je met je mentor over jouw keuzes. Je kunstdossier moet minstens met voldoende worden afgesloten.
Mondriaan: Rode boom, 1908
A
STUDIEWIJZER
B
CULTURELE ACTIVITEITEN
Culturele activiteiten zijn jouw bezoeken aan kunst- en cultuuruitingen. De activiteiten moeten verdeeld zijn over de volgende kunstdisciplines: beeldende vormgeving, dans, drama en muziek. Je gaat naar een concert, film, voorstelling of expositie, je bezoekt een gebouw vanwege de architectuur. (Ook wereldliteratuur kan deel uitmaken van ckv. Wil je deze kunstvorm voor ckv gebruiken, overleg dan met je kunstmentor.)
Kiezen Je besteedt zorg aan de keuze van je evenement. In dat geval heb je namelijk de meeste kans dat je bezoek voor jou de moeite waard is. In de meeste scholen hangt een ckv-publicatiebord. Evenementen die hierop aangekondigd worden, komen zonder meer in aanmerking voor een ckv-bezoek. Niet elk evenement wordt goedgekeurd. De minister heeft namelijk bepaald dat er sprake moet zijn van ‘algemeen erkende kwaliteit’. Het is verstandig om vooraf te informeren of je een bezoek mag gebruiken voor ckv.
Verderop in Kunststof vind je per activiteit een handleiding voor verslaggeving. De manier waarop je verslag doet, bepaal je voor een groot deel zelf. Je kunt de antwoorden op de vragen verwerken tot een schriftelijk verslag. Maar als je denkt dat je op een andere, betere of (voor jezelf) interessantere manier verslag kunt doen, moet je dat vooral niet laten. Belangrijk is steeds dat jij een link legt tussen het evenement en jou.
Podia bij jou in de buurt Elke regio in Nederland heeft diverse podia waar die kwaliteit (bijna) constant geboden wordt. Je zult van je kunstmentor te horen krijgen bij welke instellingen je er bijna blind van uit kunt gaan dat het aanbod van algemeen erkende kwaliteit is.
Materiaal verzamelen
KENNIS VAN KUNST EN CULTUUR
Ckv is geen kennisvak. Er komen geen dossiertoetsen. Waarom dan toch dat woordje ‘kennis’? 1. Kennis van begrippen uit de diverse disciplines maakt het gemakkelijk om met elkaar te praten over wat je gezien hebt, maakt het gemakkelijk om duidelijk te zijn. Termen die in de onderbouw bij de vakken handen arbeid, tekenen, drama, muziek en dans aan de orde zijn geweest, worden bekend verondersteld. Die ge- bruiken we dan ook. 2. Als je meer van iets weet, kun je er ook meer plezier aan beleven.
B1 Themamiddagen Tijdens een themamiddag ben je vanuit minstens twee verschillende kunstdisciplines bezig rond een thema. Denk aan thema’s als: dromen, liefde of verzet. Je merkt waarschijnlijk al dat dit ‘universele’ thema’s zijn: in elke kunstvorm, in elke cultuur kan zo’n thema op eigen wijze uitgewerkt zijn. Themamiddagen worden in de regel gegeven door een kunstmentor (dit hoeft niet je eigen kunstmentor te zijn; je kiest zelf de thema’s). De themamiddagen worden op verschillende manieren ingericht.
B3 Schoolvoorstellingen B2 Inleidingen
Alles wat je vindt over het door jou bezochte evenement verzamel je. Aankondigingen, flyers, toegangsbewijzen, recensies, internetpagina’s: stop ze in je kunstdossier. Je krijgt zo een beeld van wat je gaat meemaken en het is vaak handig: alle gegevens netjes op een rijtje.
De inleiding is bedoeld om jou enthousiast te maken. Of deskundig. De inleider (een (kunst)vakdocent of een gastdocent) laat jou ontdekken waarom hij zo gek is van …… . Je kunt inleidingen verwachten over alle disciplines. Houd bij de keuze rekening met je culturele activiteiten, zodat je met meer verstand van zaken je bezoeken kunt verwerken.
Verwerking Elke culturele activiteit verwerk je in een verslag. Per activiteit ‘verdien’ je 6 slu., voor oriëntatie, bezoek en verwerking.
STUDIEWIJZER
The Lunatics: Kisten, foto Hans Speekenbrink
4
5
Regelmatig zal er op school of in de buurt iets te bezoeken zijn. Dat kan een film zijn, een voorstelling, een concert of een expositie. Deze schoolvoorstellingen tellen niet mee als culturele activiteit, maar geven je de kans om met groepen leerlingen dezelfde voorstelling te zien; je kunt dan gemakkelijk meningen uitwisselen. Omdat we deze voorstellingen aanbieden naast de ‘culturele activiteiten’, zie je méér en heb je weer meer de mogelijkheid om je smaak te ontwikkelen.
C
STUDIEWIJZER
D
PRAKTISCHE ACTIVITEITEN
Kunst is het product van denken en doen. Bij dit onderdeel sta jij in de schoenen van de kunstenaar of artiest en ga je werken aan een voorstelling of presentatie. Het is de bedoeling dat je ervaart hoe het is om iets te maken, te scheppen. Onder leiding van kunstvakdocenten in elke discipline kun je praktisch werken. Ook hier maak je weer je eigen keuzes. Er worden losse workshops gegeven, maar ook korte cursussen. Let op: ook als je buiten school cursussen op kunstgebied volgt, kun je die (na overleg) mee laten tellen.
C1 Kunstactiviteiten
andere) presentaties, mogelijk in de vorm van een open podium. Minstens één keer doe je tijdens je ckv-loopbaan mee aan een presentatie.
C2 Organisatieactiviteiten Regel een optreden, begeleid een artiest die op school komt spelen, schrijf voor het ckv-blaadje, houd het publicatiebord bij, beoordeel culturele activiteiten op hun geschiktheid voor ckv, richt een lokaal in als theater, maak een ckv-site. Allemaal mogelijkheden om ook een organisatorische bijdrage aan ckv te leveren. De kunstcoördinator is aanspreekpunt voor deze activiteiten.
Je gaat praktisch werken. Op het gebied van beeldende vormgeving, dans, muziek of drama. Belangrijkste doelstelling is niet om een kunstwerk te maken, maar om vanuit een ander gezichtspunt met kunst bezig te zijn. Niet als beschouwer, maar als maker. Je zult merken dat er minstens twee aspecten aan het vak van artiest of kunstenaar te onderscheiden zijn: • De artiest als ambachtsman: hij verstaat zijn vak, heeft kennis van materialen en middelen en weet die zó te gebruiken dat zijn werk optimaal effect heeft. • De artiest als originele denker: hij voegt ideeën, visie, passie, kortom: zijn persoonlijkheid toe aan zijn werk. Daarom is een Picasso uniek en herkenbaar bijvoorbeeld. Door op deze manier bezig te zijn, zal je kijk op kunst aan kwaliteit winnen. De leiding van een workshop zal altijd in handen zijn van een kunstvakdocent van school of van een gastdocent.
Presentaties Bij dans, drama en muziek (en ook bij beeldende vormgeving) kunnen er heel goed presentaties voortkomen uit de diverse workshops. Minstens één keer per jaar zal een ckvmiddag (of avond) gereserveerd worden voor deze (en
STUDIEWIJZER
REFLECTIE EN KUNSTDOSSIER
Geen kennisvak. Hoe zie je dan vooruitgang? Als je niks onderneemt, zie je die niet. Zoals je pas geleden nog van iedereen hoorde: ‘Wat ben jij gegroeid!’ terwijl je dat zelf wel vond meevallen. Persoonlijke ontwikkeling moet je dus zichtbaar máken. Door regelmatig stil te staan bij wat je allemaal hebt meegemaakt, door daar eens (in een groep of alleen) over na te denken, door die ervaringen regelmatig vast te leggen, krijg je een duidelijker zicht op je ‘vorderingen’. Je kunstmentor is je begeleider op dit terrein en hij geeft je aandachtspunten en beoordelingen.
D1 Voortgangsgesprekken Jij hebt je bijgewerkte kunstdossier (je complete map) bij je, het voortgangsoverzicht is ingevuld en al je activiteiten uit de voorafgaande periode zijn verwerkt. Aan het eind van het jaar lever je je kunstdossier en balansverslag van tevoren in. In een voortgangsgesprek praat je met je kunstmentor en klasgenoten over die activiteiten en is er ruimte voor jouw opmerkingen over de gevolgde programmaonderdelen.
Ontwikkellijnen ckv Ckv is het enige schoolvak dat door de minister een ervaringsvak wordt genoemd. Dat ervaren heeft verschillende aspecten. Aan de ene kant ga je ervaren hoe het is om voorstellingen te bezoeken, je krijgt inzicht in het kunstaanbod bij jou in de buurt. Aan de andere kant is jouw ervaring van belang. Die moet je serieus nemen en daarmee ga jij aan het werk. Ckv is geen kunstvak in de zin van: kunst is het onderwerp. Daarvoor hebben we op school het vak Kunst, in verschillende varianten. Ckv is een ervaringsvak, een algemene ontwikkelingsvak met kunst als middel; door middel van kunst kom jij meer
Theaterscène Hotel Pro Forma
6
7
over jezelf en over de wereld te weten. Je komt nu op een leeftijd dat je in de gaten krijgt dat datgene wat je ziet niet de hele werkelijkheid is. Achter een (kunst)uiting zit een idee. Soms vind je de vorm interessant of mooi, een andere keer spreekt de inhoud je aan. Soms beide en andere keren geen van tweeën. Hieronder zie je drie kwaliteiten die je kunt ontwikkelen binnen het vak ckv: informeren, leren en kunst beleven. Aan de ene kant zie je beginnergedrag en aan de andere kant expertgedrag. Je snapt dat elke leerling die in de 4e begint, op een eigen niveau instapt en ook elke leerling die ckv afsluit eindigt op een eigen niveau. Dat is geen punt. Het is wel zo dat elke leerling zich moet ontwikkelen van links naar rechts. Het expertniveau is natuurlijk geen eindniveau, maar een gewenst niveau aan het einde van de middelbare school. Bekijk onderstaande typeringen en schat voor jezelf in waar jij je bevindt op de lijn van beginner naar expert. Je geeft dat twee of drie keer in je ckv-carrière aan op je voortgangsoverzicht in domein D1, tegelijk met het inleveren van je balans- en eindverslag. Je kunstmentor kan dan jouw kijk op jezelf vergelijken met zijn kijk op jou.
2. Maak je eigen topvijf. Mijn topvijf 1 2
4. Had je bij deze stijl vooraf ook de meeste hokjes ingekleurd?
LESMATERIAAL
EIGEN PODIUMOMGEVING
5. Heb je wat betreft stijl of tijd verrassende nummers in je top 5 staan, als je kijkt naar je vooraf ingekleurde voorkeuren?
3 4 5
6. Welke muziekfunctie heb je het meest gekozen?
3. Heb je volgens je antwoorden een favoriete muziekstijl? Welke?
In domein A ga je de komende tijd diverse podia in je omgeving bezoeken. Je krijgt nu de tijd om een bijdrage te leveren over één van die podia bij jou in de buurt. Doel van je werk is om je klasgenoten een duidelijk beeld te geven van een bepaalde culturele instelling. De uiteindelijke vorm van deze informatie hangt erg af van de mogelijkheden van je school. Je hoort van je kunstmentor (of leest in de beschikbare info op schoolsite of elo) in welke vorm je je informatie moet aanleveren. Informatie verzamelen kan via internet, de lokale en regionale pers, de bibliotheek en andere ‘dode’ bronnen. Maar een interview met een medewerker of regelmatige bezoeker (misschien ken je iemand uit je omgeving) levert je zeker ook bruikbare informatie op. Ook een briefje schrijven, waarin je gerichte informatie vraagt, werkt vaak wonderbaarlijk. Als je mensen als bron gaat gebruiken, zorg er dan voor dat die mensen op hun deskundigheid worden aangesproken. Zaken als openingstijden en toegangsprijzen zijn niet geschikt als interviewonderwerp. Die informatie kun je gemakkelijk opzoeken. Als jij laat merken dat je je al verdiept hebt in ‘hun’ instelling, zijn mensen best bereid om jou verder te helpen. Om je wat op weg te helpen, vind je hieronder wat aandachtspunten voor je onderzoek. Je kunt dit beschouwen als een absoluut minimumprogramma. Je zult merken dat als je wat meer te weten komt over een instelling, je vanzelf dieper ingaat op het eigene, het speciale, het unieke van die instelling. • - - - - - -
locatie waar hoe ziet het eruit zijn er meerdere zalen hoeveel (zit)plaatsen hoe kom je er fietsenstalling/parkeerplaats in de buurt
De grote stad
10
11
• - - - - - -
toegang hoe duur zijn de voorstellingen over het algemeen welk kortingsmogelijkheden zijn er kun je met je cultuurkaart terecht kun je of moet je reserveren kan dat telefonisch of via internet hoe zijn de openingstijden van de kassa
• - -
discipline welke kunstvormen zijn er te zien is er een specialisatie vergeleken met soortgelijke podia in de omgeving
• programma - beschrijf een paar voorstellingen om een beeld te geven van de programmering; gebruik hier voor ook recensies • - - -
publiek wat is de doelgroep hoe ziet gemiddeld het publiek eruit is de programmering ook interessant voor ckv-leerlingen
• - - - - - -
publiciteit hoe worden programmagegevens gepubliceerd is er een eigen informatieblad (gratis?) is er een eigen internetpagina is er een vaste rubriek in de pers (huis-aan-huisbladen) zijn er eigen affiches zijn er nog speciale activiteiten of diensten voor scholieren
in deze les: • worden werkgroepen samengesteld • wordt de uiteindelijke vorm afgesproken • krijgt elke werkgroep zijn onderwerp • bespreekt elke werkgroep hoe de informatie het best verzameld kan worden • verdeelt en plant elke werkgroep de werkzaamheden • wordt de inleverdatum vastgelegd (noteer in je voort- gangsoverzicht) In een vervolgbijeenkomst bespreek je elkaars werk aan de hand van het criterium: heb ik hier iets aan.
Link ckv aan je profiel B1 THEMAMIDDAGEN:
Cultuur & maatschappij Welke kunststroming valt het beste bij welk publiek? Zijn kunsttermen internationaal? Heeft een recensent invloed op bezoekersaantallen?
BOUW EEN VIRTUEEL MUSEUM
Economie & maatschappij Wat moet er allemaal betaald worden van een entreeprijs? Wat is het beleid van de gemeente op het gebied van kunstsubsidiëring? Aan welke voorwaarden moet je voldoen om kunstsubsidie te krijgen? Natuur & gezondheid Zijn mensen die regelmatig het theater bezoeken minder vaak ziek? Hebben dieren een kunstsmaak? Houden kunstenaars zich aan milieuvoorschriften?
Inleiding Je gaat een virtueel museum bouwen. Dat museum is de moeite van het bekijken waard, is persoonlijk, heeft een verbindend thema en behandelt minstens twee disciplines (beeldend, toneel, muziek, literatuur, dans). Voor de vormgeving kies je uit het maken van een website of een presentatie. Blijf in de gaten houden dat je museum een kunstmuseum moet zijn.
Natuur & techniek Verandert de techniek de kunst? Verandert de kunst de techniek? Kan digitaal opgewekt geluid ooit levende muziek vervangen?
Nog wat losse ideeën • • • • • • • • • • • • • •
Ben je het eens met Wim Ibo: ‘Cabaret is humor voor intelligente mensen’ of met Theo Maassen: ‘De stomste honden zitten in de zaal! Naast intelligente mensen.’ Werkt een kunstenaar voor zichzelf of voor het publiek? Is er voor elke kunstvorm een eigen publiek? Hoe ziet dat er dan uit? Zorgen musea voor aandacht voor kunst of houden ze door een elitair karakter een grote groep mensen weg? Is er een relatie tussen het aantal beoefenaars en het aantal toeschouwers van een bepaalde discipline? (bijvoorbeeld: dans, film) Welke invloed heeft Joop van den Ende op de werkge- legenheid van artiesten? Waarom subsidieert de overheid kunst? Hoe organiseer je een voorstelling? Heeft de tv invloed op kunstbeleving? Hoe wordt ckv op jouw school door leerlingen ervaren? Vergelijk ckv op jouw school met ckv op een andere school. Wat zijn de verschillen en hoe waardeer jij die verschillen? Wat zijn de mogelijkheden bij jou in de buurt om te leren dansen of schilderen, of toneelspelen of… Welke vervolgkunstopleidingen zijn er na jouw school en welke eisen stellen ze? Is talent een criterium of is een diploma voldoende? Is kunstonderwijs nodig of hoort dat bij de opvoeding?
H. Bayer: Eenzame grotestadsbewoner, 1932
• •
Welke workshop, inleiding, themamiddag, voorstelling werd het best gewaardeerd door jouw jaargenoten en waarom? Wat maakt een workshop, inleiding, thema- middag, voorstelling goed? Welke kunstinstelling verzorgt zijn publiciteit het best?
Je kunt bovenstaande vragen gebruiken of een afleiding ervan maken die jou beter uitkomt. Nog mooier is het als je een geheel eigen vraagstelling formuleert. Doe je best om een vraag te nemen, waarop je het antwoord wilt weten. Dat werkt. onderzoeksvraag
werkgroep
Aan het maken van een website of een presentatie zitten – zoals aan elke vorm van publiceren – twee kanten: • de inhoud • de vorm Die twee zijn meer met elkaar verbonden dan de verdeling suggereert; als het goed is laat je je inhoud bepalend zijn voor de vormgeving. Van de andere kant kan ook een heldere vorm jou helpen om je inhoud zo duidelijk mogelijk te maken.
Kies je medium Een website heeft altijd een schematische structuur: het onderwerp vertakt zich steeds meer in steeds kleinere deelonderwerpen. In tegenstelling tot bij een boek, heeft de lezer veel meer vrijheid in de keuze van de deelonderwerpen die hij op dat moment wil bekijken. Je brengt als maker wel een structuur aan, maar de kijker volgt zijn eigen weg. De presentatie is heel dwingend. Nog dwingender dan een boek; daarin kun je terugbladeren, pauzeren, dingen twee keer lezen als je iets de eerste keer niet gesnapt hebt. Maak een verantwoorde keuze voor website of presentatie. Het is handig om vóór de tweede middag vooral bezig te zijn met het verzamelen van materiaal, zodat je kunt bekijken hoe je déze inhoud het beste vorm kunt geven.
16
17
De website Iedereen die met Word kan werken, kan een website bouwen. Je hoeft daarvoor geen HTML te kennen. Voor het maken van een website kun je kiezen voor: • De Websitemaker van Kennisnet (nu: http://web.kennisnet2.nl/portal/websitemaker2/) Als je nog geen Kennisnetaccount hebt, kun je die daar aanmaken. Je hebt daar snel een site gebouwd, maar hebt weinig of geen invloed op structuur of vormgeving. • Er zijn meer (online) webbouwprogramma’s te vinden. Als je zelf een ander programma wilt gebruiken mag dat. • Mogelijk heeft je eigen school ook een programma geïnstalleerd waarmee je websites kunt bouwen. Informeer bij jullie applicatiebeheerder naar de mogelijkheden. De presentatie Voor je presentatie kun je gebruikmaken van PowerPoint, MovieMaker (Microsoft), of van Keynote (Apple). • PowerPoint is wat statisch, maar biedt voor het werken met tekst veel mogelijkheden • De MovieMaker (aanwezig op elke XP- of Vistacomputer) dwingt je om een dynamische film te maken, ook als je alleen met afbeeldingen werkt • Keynote verenigt de mogelijkheden van PowerPoint en MovieMaker, maar daar heb je dan weer een Apple computer voor nodig.
Fr. Gehry: Bubbles, Chaise Longue, 1984
domein C VERSLAGEN
De praktische activiteiten (C1) worden vaak al afgesloten met een presentatie. Je noteert alleen de wie wat waar wanneer waarom, aangevuld met een alinea over hoe je het gevonden hebt. Bij C2 volstaat de notitie op het voortgangsoverzicht.
ALGEMEEN
domein D Je begint het schooljaar met het schrijven van jouw kunstautobiografie. Hoe je die maakt, vind je verderop. Bij de gespreksgroepen van D2 neem je je voorbereiding en jouw eigen conclusies op.
Een verslag schrijf je vooral voor jezelf. Jij moet over een tijdje nog weten wat je op een bepaald moment van een optreden, kunstwerk, inleiding of themamiddag vond. Je geheugen is daarbij natuurlijk een belangrijk instrument. Schrijf daarom vooral verslagen waar je je geheugen mee helpt. Algemene opmerkingen als ik vond er niks aan of het was wel leuk helpen dan niet zoveel. Word zo persoonlijk mogelijk en schrijf waarom je je vermaakte, waaraan je je precies ergerde, wat je opviel, wat een gewenste verandering zou zijn. Vaak zeggen twee rake persoonlijke opmerkingen meer dan vier internetpagina’s boordevol informatie. Door het jaar heen houd je bij wat je doet. Op het voortgangsoverzicht doe je dat heel kort en zo gauw als je daar iets ingevuld hebt, betekent dat dat er in de map een verslag van zit. Je voortgangsoverzicht werkt zoals de inhoudsopgave van je kunstdossier, je map. Het werkt echt het best als je die verslagen zo snel mogelijk na de activiteit maakt. Het liefst op de dag zelf, maar wacht zeker niet langer dan een week. Je maakt het jezelf dan onnodig moeilijk.
domein A De culturele activiteiten verwerk je op een door jezelf gekozen manier of door gebruik te maken van de verslaghulpen. Of door een combinatie van die twee. De verslaghulpen vind je op de volgende bladzijdes. Ze zijn er voor: • architectuur, • beeldende vormgeving, • cabaret, • dans, • film, • festival, • muziek, • opera, operette, musical, • toneel en • wereldliteratuur. Misschien stuit jij nog wel op een andere kunstvorm. Met behulp van de aanwezige verslaghulpen kun je dan een eigen verslagvorm kiezen. Wil je een boek uit de wereldliteratuur gebruiken, overleg dan eerst met je kunstmentor.
domein B De themamiddagen (B1) zullen op de middag zelf materiaal opleveren om in je map te doen. Je hoeft daar alleen nog maar wat persoonlijke opmerkingen aan toe te voegen. Bij de inleidingen (B2) is het heel logisch dat je wat aantekeningen en observaties noteert. Stop die in je map samen met eventueel verstrekt materiaal. De bezoeken die je brengt in B3 verwerk je minimaal: Wie wat waar wanneer waarom, aangevuld met een alinea over wat jou in dat bezoek het meest opviel of raakte of tegenstond. Noteer ook wat je van het optreden zou willen onthouden.
Je school kan er ook voor kiezen om een voorbewerkt evaluatieformulier te geven bij veel keuzeactiviteiten. Het invullen hiervan doe je aan het eind van de bijeenkomst, je laat het waarmerken en stopt het in je kunstdossier.
Hoe gebruik je de verslaghulpen voor domein A? Alle verslaghulpen zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen: a. feiten, informatie b. de rol van de maker(s) c. jouw ervaring Je kon eerder al lezen dat de minister je zes studielasturen geeft voor het voorbereiden, bezoeken en verwerken van een culturele activiteit. De ene keer houd je daar tijd aan over, maar als je naar een festival gaat heb je tijd tekort. Laten we het maar een mooi gemiddelde noemen.
A De feiten Maak van onderdeel a niet teveel werk. Verzamel krantenartikelen, folders, flyers, toegangsbewijzen, internetinfo. Meestal heb je dan alle gevraagde informatie. Ga dat niet overtypen. Dat is zonde van de tijd. Concentreer je op onderdeel b en c.
B De rol van de maker(s) Bij onderdeel b interpreteer jij de rol van de maker(s). Waarom maakt iemand nou zoiets? Ga ervan uit dat een effect wel bedoeld is. Waarom bereikt hij bij jou dat effect wel of niet? Schrijf bij vraag 7 alleen over vormgevingsmiddelen die jou opvielen. Wat was er zo bijzonder aan? Gebruik dat rijtje niet als een lijst die je moet afwerken, maar als een
S. Dalí: Gedeeltelijke zinsbegoocheling, 1931
20
21
W. Kandinsky: Winterlandschap met locomotief, 1910
checklist die je kan helpen met het onder woorden brengen van een verschijnsel dat je gezien hebt.
C Jouw ervaring Je snapt dat het bij een vak als ckv vooral gaat om onderdeel c. A en b helpen je om bij jouw ervaring wat praktische handvatten te hebben. Probeer zo concreet mogelijk te zijn. Benoem wat je zag en wat het effect op jou was. Neem jezelf daarin serieus.
Andere verwerkingsvorm: DOEN! Kunstenaars laten zich vaak inspireren door kunstwerken van anderen. De gedichten die door veel dichters gemaakt zijn naar aanleiding van de beelden van Rodin zijn zelf ook beroemd geworden. De Carmina Burana van Orff was geïnspireerd door een verzameling Latijnse en Duitse teksten uit de dertiende eeuw. Om maar een paar voorbeelden te noemen. Als je wilt mag je ook op die manier verslag doen. Een paar voorbeelden: - Ontwerp zelf een affiche voor de voorstelling die je gezien hebt. In dat affiche laat je duidelijk naar voren komen wat jij van de voorstelling vond en voor welke doelgroep jij de voorstelling geschikt acht. Je kunt dan ook mooi de feitelijke informatie verwerken. - Maak een gedicht of songtekst, een tekening of schil- derij, een foto- of videoverslag naar aanleiding van de activiteit. Maar kies gerust een eigen verwerkingsvorm. In je kunstdossier komen dan naast je creatieve verwerking je toegangsbewijs en het foldermateriaal.
VERSLAGEN
VERSLAGEN
ARCHITECTUUR
BEELDENDE VORMGEVING
A De feiten
C Jouw ervaring
A De feiten
1. Beschrijving a plaats b naam gebouw (en complex) c functie d architect e bouwstijl en jaar van ingebruikname f datum bezoek (Deze vraag kun je mede beantwoorden door het invoegen van folders, krantenknipsels, toegangsbewijs, o.i.d.)
7. Waarom heb je voor een bezoek aan dít gebouw gekozen?
1. Beschrijving a. museum of andere locatie b. titel tentoonstelling c. soort kunstwerken (2 of 3 dimensionaal, fotografie) d. wat bindt deze werken e. samensteller/conservator f. plaats g. datum (Deze vraag kun je mede beantwoorden door het invoegen van folders, krantenknipsels, toegangsbewijs, o.i.d.)
B De rol van de architect 2. Is de architect er volgens jou in geslaagd om een goede balans te vinden tussen vorm en functie van het gebouw?
8. Ben je achteraf gelukkig met je keuze? 9. Beschrijf jouw reactie op het gebouw. Probeer een link te leggen tussen jouw ervaring, de gebruikte middelen en de bedoeling van de architect. Dit mag in tekst, maar als je zelf een andere manier kiest, is het ook goed. Belangrijk is, dat duidelijk wordt welke indruk dit bouwwerk op jou maakte.
G. Breitner: De Singelbrug bij de Paleisstraat, 1897
B De rol van de kunstenaar
C Jouw bezoek
2. Wat is volgens jou het onderwerp van de tentoon- stelling?
7. Waarom heb je deze tentoonstelling gekozen?
gewoon 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 bijzonder saai
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 boeiend
3. Waarom vormen deze werken één geheel?
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 kunst
4. Wat is volgens jou de hoofdgedachte van de samen- steller over dit onderwerp?
10. Geef met een cijfer aan hoe dit bouwwerk scoort op de schaal van:
8. Ben je achteraf gelukkig met je keuze? 3. Is de waardering voor dit gebouw door de jaren heen constant geweest? Is de functie altijd dezelfde geweest? 4. Is dit ontwerp een typisch voorbeeld van de stijl van de architect?
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 vermaak 5. Kun je verbanden aangeven tussen de tentoonstelling, eventueel de cultuur waarin de werken voor het eerst te zien waren en onze cultuur?
5. Welke vormgevingsmiddelen vielen jou op? Waarom? Denk bijvoorbeeld aan: • vorm • grootte • materiaalgebruik • versiering • kleur • lichtinval • plaats in de omgeving
6. Welke vormgevingsmiddelen vielen jou op? Waarom? Denk bijvoorbeeld aan: • vorm • kleur • licht • compositie • materiaalgebruik • tentoonstellingsruimte • plaatsing van de werken in de ruimte • ordening van de werken ten opzicht van elkaar, is er een volgorde of groepering
6. Wat valt je op als je de buitenkant met het interieur vergelijkt? Fr. Gehry: Guggenheim Museum, Bilbao, 1997
22
23
9. Beschrijf jouw reactie op de tentoonstelling. Probeer een link te leggen tussen jouw ervaring, de gebruikte middelen en de bedoeling van de samensteller. Dit mag in tekst, maar als je zelf een andere manier kiest, is het ook goed. Belangrijk is, dat duidelijk wordt welke indruk deze tentoonstelling op jou maakte. Wat was er nieuw voor jou? 10. Geef met een cijfer aan hoe deze tentoonstelling scoort op de schaal van: gewoon 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 bijzonder saai
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 boeiend
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 kunst 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 vermaak
VERSLAGEN
VERSLAGEN
FILM
FESTIVAL
A De feiten
C Jouw film
A De feiten
1. Beschrijving a titel b regisseur c producer/maatschappij d uitgebracht in (jaartal) e genre f hoofdrolspelers g bioscoop h datum (Deze vraag kun je mede beantwoorden door het invoegen van folders, krantenknipsels, toegangsbewijs, o.i.d.)
6. Waarom heb je deze film gekozen?
8. Beschrijf jouw reactie op de film. Probeer een link te leggen tussen jouw ervaring, de gebruikte middelen en de bedoeling van de regisseur. Dit mag in tekst, maar als je zelf een andere manier kiest, is het ook goed. Belangrijk is, dat duidelijk wordt welke indruk deze film op jou maakte. Wat was er nieuw voor jou?
1. Beschrijving a naam b programmeur c organisatie d datum, editie e discipline(s) f plaats en locatie g geschat bezoekersaantal (Deze vraag kun je mede beantwoorden door het invoegen van folders, krantenknipsels, toegangsbewijs, o.i.d.)
9. Geef met een cijfer aan hoe deze film scoort op de schaal van:
B De rol van de organisatoren
B De rol van de makers
7. Ben je achteraf gelukkig met je keuze?
2. Had het festival een thema en zo ja, wat wilde de organisatie over dat thema uitdragen?
gewoon 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 bijzonder 2. Wat is volgens jou het onderwerp van de film? 3. Wat is volgens jou de hoofdgedachte van de regisseur over dit onderwerp? 4. Kun je verbanden aangeven tussen de film en de cultuur waarin hij gemaakt is?
saai
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 boeiend
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 kunst
3. Vind je dat alle optredens bij elkaar of bij het thema pasten? 4. Welke vormgevingsmiddelen vielen jou op? Waarom? Denk bijvoorbeeld aan: • programmering • aankleding • presentatie • belichting • geluid (muziek) • decor
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 vermaak
5. Welke vormgevingsmiddelen vielen jou op? Waarom? Denk bijvoorbeeld aan: • casting • tempo • montage • special effects • camerastandpunt/kadering • belichting • geluid (muziek) • verhaallijn • decor
Arena di Verona
7. Welk optreden sprak jou het meest aan? Welk het minst? 8. Beschrijf jouw reactie op het festival. Probeer een link te leggen tussen jouw ervaring, de gebruikte middelen en de bedoeling van de programmeur. Dit mag in tekst, maar als je zelf een andere manier kiest, is het ook goed. Belangrijk is, dat duidelijk wordt welke indruk dit festival op jou 9. Geef met een cijfer aan hoe dit festival scoort op de schaal van: gewoon 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 bijzonder
C Jouw festival
saai
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 boeiend
5. Waarom heb je dit festival gekozen?
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 kunst
6. Ben je achteraf gelukkig met je keuze? Zhang Yimou: Scène uit House of the Flying Daggers, 2004
26
27
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 vermaak
VERSLAGEN
VERSLAGEN
MUZIEK
OPERA, OPERETTE, MUSICAL
A De feiten
A De feiten
C Jouw voorstelling
1. Beschrijving a uitvoerenden b componist(en) c eerste uitvoering(en) d genre e plaats, locatie f datum (Deze vraag kun je mede beantwoorden door het invoegen van folders, krantenknipsels, toegangsbewijs, o.i.d.)
1. Beschrijving a titel b schrijver, componist c eerste uitvoering (jaartal) d genre e regisseur, orkestleider/dirigent, choreograaf f spelers/gezelschap, orkest g plaats, locatie h datum (Deze vraag kun je mede beantwoorden door het invoegen van folders, krantenknipsels, toegangsbewijs, o.i.d.)
6. Waarom heb je deze voorstelling gekozen?
B De rol van de makers
C. Cunnigham: Videoclip Björk, 1999
2. Klassiek: Wat is volgens jou het bindende element in dit concert?
C Jouw concert
B De rol van de makers
6. Waarom heb je dit concert gekozen?
2. Wat is volgens jou het onderwerp van de voorstelling?
7. Ben je achteraf gelukkig met je keuze?
3. Wat is volgens jou de hoofdgedachte van de maker(s) over dit onderwerp?
3. Pop: Spreekt er een bepaalde levensvisie uit het concert? 4. Kun je verbanden aangeven tussen het concert, eventueel de cultuur waarin de muziek voor het eerst uitgevoerd is en onze cultuur?
5. Welke vormgevingsmiddelen vielen jou op? Waarom? Denk bijvoorbeeld aan: • tempo • melodie • klanksterkte, dynamiek • instrumenten, zang (klankkleur) • variatie in de vier hiervoor genoemde muzikale elementen • kwaliteit van de muzikanten • decor, belichting, aankleding, toneelbeeld • programmaopbouw • zaal (akoestiek)
8. Beschrijf jouw reactie op het concert. Probeer een link te leggen tussen jouw ervaring, de gebruikte middelen en de bedoeling van de maker(s). Dit mag in tekst, maar als je zelf een andere manier kiest, is het ook goed. Belangrijk is, dat duidelijk wordt welke indruk dit concert op jou maakte. Wat was er nieuw voor jou?
9. Geef met een cijfer aan hoe dit concert scoort op de schaal van: gewoon 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 bijzonder saai
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 boeiend
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 kunst
4. Kun je verbanden aangeven tussen de voorstelling, de cultuur waarin de (oorspronkelijke) tekst geschreven is en onze cultuur?
7. Ben je achteraf gelukkig met je keuze? 8. Wat vind je van de balans tussen vorm en inhoud? 9. Beschrijf jouw reactie op de voorstelling. Probeer een link te leggen tussen jouw ervaring, de gebruikte middelen en de bedoeling van de maker(s). Dit mag in tekst, maar als je zelf een andere manier kiest, is het ook goed. Belangrijk is, dat duidelijk wordt welke indruk deze voorstelling op jou maakte. Wat was er nieuw voor jou? 10. Geef met een cijfer aan hoe dit muziektheater scoort op de schaal van: gewoon 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 bijzonder saai
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 boeiend
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 kunst 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 vermaak
5. Welke vormgevingsmiddelen vielen jou op? Waarom? Denk bijvoorbeeld aan: • spelstijl (realistisch of gestileerd) • tempo • decor • grime • kostuums • belichting • geluid (muziek) • verhaallijn • speelvlak
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 vermaak
Joop van den Ende Producties: The Lion King, 2003
28
29
VERSLAGEN
VERSLAGEN
KUNST- AUTOBIOGRAFIE
BALANSVERSLAG EN EINDVERSLAG
In de tekst die je gaat schrijven, leg je vast hoe op dit moment je smaak is. Je hebt waarschijnlijk al eerder een leesautobiografie gemaakt. Die ging alleen over boeken. Nu ga je over een veel breder gebied schrijven: kunst. Probeer zo duidelijk mogelijk te zijn. Als je over twee jaar deze tekst leest, moet je duidelijk aan kunnen geven wat er bij jou veranderd is. Door je activiteiten bij ckv. Of gewoon omdat je dan weer twee jaar ouder bent.
Mogelijke deelonderwerpen • • • • • • •
Wat vind je mooi? Wat vind je lelijk? - kleding - film - theater - dans - tv - schilderijen - beelden - boeken - foto’s - muziek - gebouwen - cabaret - make-up - inrichting - ………. Ben je zelf actief binnen een discipline? (bespeel je een instrument, acteer je, dans je, teken je, …… je?) Heb je al voorstellingen, tentoonstellingen gezien? Waarom ging je erheen en wat vond je daarvan? Heb je iets met kunst? Wat is je favoriete boek, film, acteur, zanger/groep, tv-programma,……., tot nu toe? Maak een topvijf van de vijf ckv-disciplines: beeldende vormgeving, dans, drama, literatuur, muziek. ……….
Schrijfplan Maak een informatieve, maar persoonlijke tekst. Bepaal je hoofdgedachte; wat wil jij dat de lezer van jou weet, na het lezen van de tekst. Doel van de kunstautobiografie is ook dat je kunstmentor jou tips zou kunnen geven voor culturele activiteiten die op dit moment bij jou passen. Besteed aandacht aan de vormgeving van je tekst. De uiteindelijke versie is getypt, zoals alles wat je bij ckv aan tekst inlevert. Gebruik tussenkopjes en bedenk een passende titel (kunstautobiografie als titel mág, maar is wel saai). Plaatjes en tekeningen zijn erg welkom als illustratie. Denk ook eens aan tekstvakken voor deelonderwerpen die eigenlijk buiten je verhaal vallen, maar wel interessant zijn om op te nemen. Je tekst wordt ongeveer 500-800 woorden lang. Dat is niet veel, ben dus zuinig met je woorden.
Alle hiervoor vermelde verslagen maken het jou mogelijk om een inhoudelijk en persoonlijk balansverslag en eindverslag te maken; het is heel gemakkelijk om even terug te kijken in je kunstdossier en alles op een rijtje te hebben. In je balans- en eindverslag blik je terug op de voorgaande periode en probeer je onder woorden te brengen hoe jij je ontwikkeld hebt, wat jij daar allemaal aan gedaan hebt, wat er tegenviel, wat meezat.
Balansverslag Je balansverslag schrijf je tegen het eind van een schooljaar. Een havo-leerling schrijft er één, een vwo’er in de regel twee. Als je je balansverslag gaat schrijven, pak je je kunstdossier erbij. Kijk naar je zelfgekozen activiteiten van het afgelopen jaar. Heb je die voldoende gespreid over de diverse disciplines? Of had je duidelijk een favoriete kunstvorm? Heb je je in je keuze ergens door laten leiden (of door iemand)? Ga eens in al je verslagen op zoek naar waarderingswoorden (mooi, lelijk en dergelijke). Kijk eens of je daar een lijn in kunt ontdekken. (Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat je steeds ‘rare’ kunst negatief of juist positief waardeert, of dat je een duidelijk voorkeursdomein hebt.) Lees dus je eigen werk met de ogen van iemand anders en probeer dan conclusies te trekken. Vind je verder dat je dit jaar goed hebt gebruikt? Wat was je favoriete workshop, themamiddag, voorstelling of inleiding? Al schrijvend bouw je een beeld op van jezelf over het afgelopen jaar. Je kunstmentor gebruikt dit balansverslag (met je kunstdossier) tijdens het laatste voortgangsgesprek van het jaar als gespreksstof. Je tekst heeft een lengte van ongeveer 400 woorden.
L. de Brunhoff: Vincent van Gogh, 2005
Eindverslag Je eindverslag is de basis voor je eindactiviteit. Ckv sluit je af door een gesprek met je kunstmentor of door een groepsgesprek (ook met je kunstmentor) of door een persoonlijke presentatie (een voorstelling, een powerpoint-, een dia-, egzmd-). Je kunt op dezelfde manier werken als bij een balansverslag. Er is echter een belangrijk verschil: dit is je laatste. Kijk nu ook eens terug naar je kunstautobiografie die je aan het begin van je ckv-carrière hebt geschreven. Vind je dat je veel veranderd bent, heb je je smaak verder ontwikkeld? En in welke richting ben je gegaan? Had je dat een paar jaar geleden van jezelf verwacht? Wat heeft de grootste indruk op je gemaakt bij je culturele activiteiten? Heb je het voor elkaar gekregen om meer over jezelf te weten te komen. Heeft kunst jou stof tot denken kunnen geven?
Keith Haring: Berlin Wall Angel, 1986
30
31