Inactiviteit slijtage
leidt
tot
Met het ouder worden treden er veranderingen op zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant van het lichaam. Aan het bewegingsapparaat wordt dit vaak aangeduid als degeneratieve veranderingen. De vertaling die hier vaak voor wordt gebruikt is ‘slijtage’.
Slijtage In feite is ‘slijtage’ een zeer ongelukkige vertaling omdat deze de indruk wekt dat deze veranderingen het gevolg zijn van lichamelijke activiteit.
In het menselijk lichaam is echter niet te spreken van slijtage zoals die bijvoorbeeld bij een auto optreedt. Sterker nog, uit onderzoek blijkt dat het menselijk lichaam zelfs eerder ‘slijt’ als gevolg van inactiviteit. Ook wanneer er sprake is van bijvoorbeeld een reumatische aandoening of forse degeneratie in een gewricht is voldoende lichamelijke activiteit een must.
Spieren Zowel de gewrichten als spieren hebben ernstig te leiden onder inactiviteit. Wanneer spieren niet voldoende worden gebruikt, worden deze minder krachtig en gaan ze meer vet bevatten. Verminderde spierkracht leidt tot een toename in de pijnklachten. Er bestaat dus een reëele kans op een vicieuze cirkel: toename pijnklachten zorgt voor inactiviteit, zorgt weer voor afname spierweefsel, etc.
Whiplashtrauma Ook bij klachten na een whiplashtrauma ligt inactiviteit op de loer. Hoewel er geen zichtbare structurele beschadigingen in de nek worden gevonden, worden er in recente studies wel structurele veranderingen aangetoond. Middels een MRI kan namelijk ‘vervetting’ van de diepe nekspieren worden gevonden. Deze vervetting treedt meestal tussen de 4 en 12 weken op en wordt vaak gevonden bij personen met chronische whiplash klachten. Bij personen die wel zijn hersteld van de gevolgen van een whiplashtrauma wordt geen ‘vervetting’ gevonden.
Verminderde kracht Eerdere studies hebben aangetoond dat een verminderde kracht in de nekspieren gepaard gaat met meer pijnklachten. In een recente pilotstudie is aangetoond dat activiteit – in de vorm van oefeningen voor het verbeteren van de functie van de nekspieren gedurende tien weken – leidt tot een significante afname van de ‘vervetting’. Ook de spieromvang neemt toe, de pijn neemt echter af. Activiteit is dus erg belangrijk in het tegengaan van de klachten die ontstaan na een whiplashtrauma. Naast activiteit dient er aandacht te zijn voor andere emotionele en cognitieve factoren. Bron: Icara
gedragsmatige,
Toolkit RIVM Gezondheid op de werkvloer Het RIVM heeft de toolkit Gezond Werk ontwikkeld voor professionals die zich bezighouden met gezondheid op het werk, of overwegen aan de slag te gaan met vitaliteit of duurzame inzetbaarheid voor werknemers. De voorlichtingsmaterialen zijn in te zetten om draagvlak te creëren voor gezondheidsbevordering op het werk. Zowel bij werkgevers als werknemers. Zo bevat de toolkit een presentatie een factsheet en een film. Daarnaast bevat de kit teksten die zijn te gebruiken ten behoeve van intranet of een interne nieuwsbrief om werknemers te informeren over leefstijl en preventie op de werkplek. De informatie is gemakkelijk aan te passen aan de eigen bedrijfssituatie. De toolkit is onderdeel van de website Gezond Werk. Daar zijn ook diverse praktijkvoorbeelden en informatie te vinden over het opzetten van gezondheidsbeleid in een organisatie.
Nationale stresstest gaat strijd aan met slechte invloeden van stress Files, deadlines, slechte internetverbinding. Stress speelt in het dagelijks leven een steeds grotere rol. Te veel stress vergroot niet alleen de kans op hart- en vaatziekten, maar ook op bijvoorbeeld overgewicht.
Stresstest Hoogleraar cardiologie Leonard Hofstra, TNO en de Hart & Vaatgroep lanceren vandaag de nationale stresstest. De test helpt Nederlanders bewust te maken van de invloed van stress
op de gezondheid en geeft tips om te ontstressen. Deelnemers aan de gratis test krijgen twee scores. Een score die hun stressniveau aangeeft en een score hoeveel kans zij lopen op hart- en vaatziekten. Ook geeft de test tips om beter met stressfactoren om te gaan. Lifestyle heeft namelijk veel invloed. Zo kunnen beter slapen, ontstressen, effectief bewegen en verantwoorde voeding medicijnen soms zelfs overbodig maken.
Hectische maatschappij Volgens de initiatiefnemers speelt stress een steeds grotere rol in ons leven. Door de hectische maatschappij waarin we leven, komen stressvolle situaties steeds vaker voor. Vaak zelfs zonder dat we ons daar bewust van zijn. Zoals files, deadlines, vertraagde treinen, volle agenda, internet dat uitvalt, kinderen op tijd ophalen bij de crèche. Allemaal gebeurtenissen die voor een adrenalinestoot zorgen en daardoor voor stress in ons lichaam.
Hart- en vaatziekten Een verhoogd stressniveau vergroot de kans op hart- en vaatziekten. Maar stress heeft ook een negatieve invloed op ons gewicht. Inmiddels heeft ruim 40 procent van de Nederlanders overgewicht en komen er elke week duizend diabetespatiënten bij. Nederland
telt
inmiddels
vaatziektepatiënten, overlijden.
van
ruim
wie
er
een elke
miljoen dag
hart-
ruim
en
honderd
Overgewicht door stress Volgens Hofstra zoeken mensen die zich gestresst voelen, meestal een uitlaatklep, bijvoorbeeld eten of een sigaret opsteken. Dit zorgt voor een onmiddellijke bevrediging van je brein en daardoor voor een tijdelijke ontsnapping aan de stress. Uiteindelijk heeft dit negatieve gevolgen voor je gewicht en daardoor je gezondheid. Voldoende ontspanning en rust zijn een essentieel onderdeel van een gezonde lifestyle. “Hoewel we weten dat het anders moet, lukt het ons nog steeds niet om gezond te eten, voldoende te bewegen en goed te slapen en ontspannen”, zegt Hofstra. “Terwijl dat dé essentiële factoren zijn voor een goede gezondheid.”
Ben jij goed op hoogte van het climacterium? Climacterium is een chique woord voor de overgang bij vrouwen. Naar schatting treft het 1,2 miljoen vrouwen in Nederland waarvan zo’n 950.000 nog in het arbeidsproces zit. Deze groep vrouwen meldt zich jaarlijks tussen de 23 en 28 dagen ziek. Het merendeel ‘lijdt’ aan de symptomen zonder het zelf te weten. Ook huisarts en bedrijfsarts signaleren het niet of niet tijdig. De woorden tuimelden over elkaar heen. Ze was bijna niet te volgen. Ze was zo blij dat ze eindelijk met iemand kon praten die begreep wat ze doormaakte tijdens haar overgang. Ze had niet eens in de gaten dat de verbinding halverwege het gesprek door een technische onvolkomenheid werd verbroken. Deze mevrouw – ik noem haar Anna – is op relatief jonge leeftijd de overgang in gegaan. Anna was 42 jaar. Nu is ze zesenvijftig en de overgang is voor haar nog steeds niet voorbij. Ze vertelt: “Ik heb nog drie banen geprobeerd, maar ik kan gewoon niet functioneren met deze klachten. Ik zit nu alweer een paar jaar zonder werk.”
Hardnekkige misvattingen De overgang is een normale fase in het leven van een vrouw die leidt tot het einde van haar vruchtbaarheid. Helaas is er bij de vrouwen zelf, en bij de vele zorgverleners om haar heen, weinig bekendheid met de kenmerken van deze fase. Er zijn maar weinigen die bijvoorbeeld weten dat deze fase jaren en jaren kan duren. De ene deskundige schat dat de
overgang gemiddeld tussen de twee en twaalf jaar duurt. De ander houdt het op gemiddeld vijf tot tien jaar. Heel veel vrouwen denken – en de vele zorgverleners om haar heen – dat de overgang begint als hun menstruatiecyclus onregelmatigheden vertoont of is gestopt. Dat is een hardnekkige misvatting. De overgang is een proces dat rond je vijfenveertigste begint, volgens sommige deskundigen rond je veertigste. En ergens tijdens dat proces bevindt zich de menopauze: het moment dat menstruatiecyclus stopt. De menopauze is alleen achteraf vast te stellen. Wij vrouwen – en onze mannen en zorgverleners – zijn over het algemeen zo minimaal geïnformeerd over deze fase, dat we denken dat de menopauze en de overgang twee verschillende woorden voor hetzelfde fenomeen zijn. Met andere woorden: we gaan ervan uit dat de overgang meestal zo rond het vijftigste levensjaar begint. Daarnaast zijn we over het algemeen alleen op de hoogte van de bekendste symptomen: opvliegers en nachtzweten.
Afname vitaliteit “Ik dacht dat de overgang voor vrouwen was die niets beters aan hun hoofd hadden dan zich richten op hun kwaaltjes”, zegt Marjan Sax, een van de geïnterviewden in mijn boek ‘Alles wat je moet weten over de overgang’. “Dat ik er zelf last van zou krijgen, had ik nooit gedacht.” Ze ervaart de opvliegers als momenten van bewustzijnsvernauwing. “Omdat het bed er zo nat van werd”, vertelt Milou Hermus in hetzelfde boek, “trok ik maar een nachtpon aan die ik dan op een gegeven moment kon uitwringen. Het dekbed draaide ik om zodat de natte kant boven kwam te liggen.” Vrouwen die dagelijks meerdere opvliegers en/of nachtzweten ervaren, zijn na enkele maanden overgang natuurlijk niet meer in optima forma. Immers, als ze al niet wakker lagen van de
vraag hoe ze zich op hun werk moesten handhaven met al die opvliegers, dan hadden ze maandenlang geen nacht doorgeslapen vanwege de nachtelijke vapeurs – ook wel nachtzweten genoemd. Deze bekendste symptomen knagen aan de vitaliteit van de vrouw. Terwijl het scala onbekende symptomen (zo’n dertig) van de overgang – zo blijkt uit een grootschalig Nederlands onderzoek – de vrouw juist zwaarder belasten. Hetzelfde onderzoek laat overigens ook zien dat vrouwen die nog menstrueren de meeste overgangsklachten ervaren.
Overgang kost samenleving geld Op dit moment zijn er naar schatting 1,2 miljoen vrouwen in Nederland in de overgang. Van deze enorme groep vrouwen zijn er zo’n 950.000 actief op de arbeidsmarkt. De verzuimcijfers laten zien dat deze groep vrouwen zich jaarlijks tussen de 23 en 28 dagen ziek meldt. Recent onderzoek legt de relatie tussen overgangsklachten en verminderd werkvermogen. Op dit moment is er onderzoek gaande dat laat zien dat hoogopgeleide vrouwen op beslisfuncties tijdens deze fase uit het arbeidsproces stappen. Op dit moment kost de overgang onze samenleving meer dan we willen weten en ons lief is. Het is overigens voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse arbeidsmarkt dat er zoveel vrouwen in deze leeftijdcategorie een betaalde baan hebben. De meeste moeders en grootmoeders van deze vrouwen bevonden zich tijdens hun climacterium – chique woord voor overgang – niet op de arbeidsmarkt. In een toekomst waar ook van vrouwen wordt verwacht dat ze betaalde arbeid verrichten tot hun 67ste, is het voorstelbaar de groep werkzame vrouwen die zich in de overgang bevindt, groter wordt.
30 symptomen De
symptomen
van
de
overgang
zijn
te
danken
aan
het
veranderende evenwicht in de hormoonhuishouding van de vrouw. Waar bij mannen het mannelijke hormoon testosteron, zo rond hun vijfenveertigste geleidelijk begint af te nemen, gaat de afname van het vrouwelijke hormoon, oestrogeen, bij vrouwen met de nodige turbulentie gepaard. Dat heeft te maken met de cyclisch wisselende hormoonspiegels van de vrouw. Het hele lichaam van de vrouw is vergeven van de oestrogeenreceptoren. Die worden dan weer wel, dan weer veel en dan weer niet bediend. Een reactie kan niet uitblijven. Een van de symptomen kan zijn: vergeetachtigheid. Een van de meest voorkomende gedachtes die vrouwen in het beginstadium van de overgang hebben, is “Jemig, word ik soms al dement?” Een ander symptoom kan zijn: stemmingswisselingen. Die overkomen zelfs vrouwen die van huis uit emotioneel stabiel zijn. Van het een op het andere moment voelen ze zich down of geïrriteerd en als het even tegenzit laten ze dat aan hun omgeving nog merken ook. De moodwings kunnen zo ingrijpend zijn, dat de vrouwen zichzelf niet meer herkennen… zich afvragen: wat is er met mij aan de hand? Omdat vrouwen die symptomen niet kunnen of willen herkennen als overgangssymptomen, omdat ze zichzelf daar nog te jong voor achten, zoeken ze de oorzaak ergens anders in. Hebben ze last van een burn-out? Zijn ze uitgekeken op hun baan of man of allebei? Helaas zijn er maar weinig personeelswerkers, coaches of bedrijfsartsen die op deze vrouwen adequaat kunnen reageren, omdat ze net zo min de klachten herkennen als overgangsklachten. Met als uitwassen een situatie zoals die van Anna. Saron Petronilia is journalist en auteur van het boek “Alles
wat je moet weten over de overgang”. Ze is initiatiefnemer en organisator van het Overgang Event. © BG magazine
Afvallen: van ontzeggen naar genieten Medewerkers met overgewicht voelen zich vaak niet fit en hebben aantoonbaar meer verzuimdagen per jaar. We leren mensen gezonde keuzes te maken en hun calorie-inname te beperken met voedingsadviezen. Toch vallen mensen vaak terug in oude patronen. Hoe komt dat? Hoe kunnen we de leefstijl van medewerkers werkelijk
beïnvloeden? Jaap Seidell, hoogleraar Voeding en gezondheid aan de Vrije Universiteit, benoemde op het Arts en Voeding symposium op 25 mei jl. vier criteria waaraan leefstijlinterventies moeten voldoen om een duurzame gedragsverandering te realiseren. Eén daarvan is dat de interventie leuk, positief en aantrekkelijk moet zijn. Mensen leren genieten van eten is vanuit dit perspectief een betere strategie tegen overgewicht dan hen te manen zich te beheersen.
De tragiek van de kilocalorie Dat een dieet niet werkt om blijvend gewicht te verliezen, is inmiddels wetenschappelijk aangetoond. Bij de focus op het tellen van calorieën miskennen we de werking van ons lichaam. Ons lichaam telt geen calorieën, maar waardeert genot, aldus Annemarie Mol, in ‘De tragiek van de kilocalorie’. Mol, hoogleraar Antropologie van het lichaam aan de Universiteit van Amsterdam, ontving in juni 2012 de prestigieuze Spinozapremie voor haar onderzoek naar hoe mensen eten. “Als we bewust genieten van eten, neemt de behoefte om meer te eten vanzelf af”, aldus Mol. De neurobiologie ondersteunt deze visie. Door te genieten van eten produceren onze hersenen dopamine en endorfine, waardoor we ons prettig gaan voelen. Een dieet onderdrukt natuurlijke verlangens en dat leidt tot gevoelens van hunkering en stress. Stressgevoelens kun je verminderen door vet en zoet te eten. Zo neemt het lichaamsgewicht toe en ontstaat het jojo-effect van lijnen en weer aankomen.
Hoe komt overeten tot stand? Wat maakt dat mensen niet genieten van eten en dooreten
terwijl ze genoeg hebben gehad? De volgende drie onderliggende gedragspatronen beïnvloeden de manier waarop mensen met eten omgaan.
1.
Het mindless gedragspatroon: de neiging hebben niet logisch na te denken. Mensen met een mindless gedragspatroon weten niet wat hun lichaam dagelijks aan voedingsstoffen nodig heeft om zich energiek te voelen. Anderzijds hebben zij een eetpatroon ontwikkeld op basis van overtuigingen die zij niet toetsen aan de realiteit. Bijvoorbeeld: ‘van lightproducten kun je zoveel eten als je wilt’. Of hun eetpatroon is gebaseerd op overtuigingen die teruggaan naar het gezin van herkomst: ‘van ieder tussendoortje word je dik, zei mijn moeder altijd’. Ook eten zonder aandacht valt in deze categorie. Bijvoorbeeld: televisie kijken met een bord op schoot, lunchen achter de computer, zich geen tijd gunnen om bewust te proeven, multitasken terwijl je eet.
2.
Het joyless gedragspatroon: niet in contact zijn met gevoelens en lichaam. Mensen met een joyless gedragspatroon eten hun gevoelens weg in plaats van ze te (h)erkennen. Bijvoorbeeld: als je boos bent op je baas of op je partner, kun je met het kraken van harde nootjes toch iets van je boosheid kwijt. De oplossing is dan leren feedback te geven, in plaats van de zak nootjes leeg te eten. Mensen die in mindere mate in contact zijn met hun lichaam hebben moeite de signalen van hun lichaam waar te nemen en ernaar te luisteren. Zij hebben moeite om hongerprikkels waar te nemen en deze te onderscheiden van trek of andere prikkels. Ook hebben zij moeite te voelen wanneer hun lichaam verzadigd is.
3.
Het loveless gedragspatroon: niet bewust zijn van eigen behoeftes of deze niet vervullen. Vaak is eten dan een surrogaat voor een onvervulde behoefte. Denk aan het zakje chips of een reep chocola laat op de avond: deze staat vaak voor de behoefte aan een momentje voor jezelf of voor rust. Er is dan sprake van psychologische honger, niet van fysieke honger. Psychologische honger kun je niet met eten stillen.
Leren genieten: je beloningssysteem activeren Onze hersenen bevatten een belonings- en een strafsysteem, zo is bekend uit de neurowetenschappen. Het beloningssysteem wordt geactiveerd door positieve ervaringen en het strafsysteem door negatieve ervaringen. De meeste programma’s om gewicht te verliezen zijn gebaseerd op het strafsysteem. De natuurlijke behoefte om vet en zoet te eten moet worden onderdrukt. En wat je wel mag eten, is vaak niet lekker en geeft geen voldoening. Afvallen vanuit het beloningssysteem heeft een grotere kans van slagen dan afvallen vanuit het strafsysteem, zo stelt Maarten Kouwenhoven, psycholoog. Want, als je mag eten wat je lekker vindt en je geniet met al je zintuigen, neemt de aanmaak van dopamine en endorfine toe en daarmee je levensplezier.
Innerlijke dialoog Ieder mens staat dagelijks voor keuzes: sta ik op of blijf ik nog even liggen, neem ik de bus naar mijn werk of ga ik lopen, maak ik deze klus af of ga ik naar huis, neem ik nog een
koekje of niet. Gedurende de dag gaan er allerlei gedachten en gevoelens door ons heen en hebben we daar bepaalde gedragingen bij. Zo’n combinatie van gedachten, gevoelens en gedrag wordt binnen de Transactionele Analyse – een erkende psychologische methode – een egotoestand genoemd. We onderscheiden drie egotoestanden: ouder, volwassene en kind. De Ouder bevat overgenomen normen en waarden van de buitenwereld, (voor)oordelen, kritiek en zorg. De Volwassene is het objectieve deel in onszelf dat in het hier en nu gericht is op de realiteit en de feiten. Het Kind bevat de natuurlijke impulsen, ervaringen, behoeften en gevoelens. Voordat mensen tot actie overgaan, speelt zich een innerlijke dialoog af tussen de verschillende egotoestanden. De innerlijke dialoog vanuit het strafsysteem leidt tot andere gedachten, gevoelens en gedrag dan de innerlijke dialoog vanuit het beloningssysteem.
Een voorbeeld van afvallen vanuit het strafsysteem: Marieke heeft halverwege de middag zin in chocola. Zij hoort een stem in haar hoofd: “Chocola is slecht, daar word je dik van, dat mag je niet eten”. Dit stemmetje komt uit de Kritische Ouder. Marieke gehoorzaamt deze stem, ze reageert daarmee vanuit haar Aangepaste Kind. De hunkering naar chocola wordt echter steeds groter. Haar behoefte wordt zo groot, dat ze niet één stukje eet, maar in een keer de hele reep. “Ik bepaal zelf wel wat ik eet!” Ze reageert dan rebels vanuit het Aangepaste Kind. De Kritische Ouder stem wordt dan nog kritischer. “Zie je wel, wat een slappeling ben je, het lukt je nooit, zo blijf je altijd dik.” Marieke voelt zich schuldig, ze is boos op zichzelf en de negatieve stressgevoelens nemen toe. Een voorbeeld van afvallen vanuit het beloningssysteem:
Marieke heeft halverwege de middag zin in chocola. “Heerlijk, daar heb ik zin in!” Dat is de stem van het Vrije Kind; de bron van positieve energie, de basis van onze levensvreugde, passie en gevoel van geluk. Vanuit je Vrije Kind doe je dingen die je leuk, zinvol en interessant vindt. Marieke gunt zichzelf het genot van chocola. “Geniet er van!” zegt haar Voedende Ouderstem. De Voedende Ouder geeft positieve waardering, waarbij het Vrije Kind de ruimte voelt om tegemoet te komen aan authentieke behoeftes. Genieten doe je vanuit je Vrije Kind. Genieten doe je met al je zintuigen, van wat je ruikt, proeft, van wat je aanraakt, hoort of ziet. Marieke kan op deze wijze genieten van een lekker stukje chocola zonder de hele reep op te eten. Mensen nemen tweehonderd eetbeslissingen op een dag, waarvan het grootste deel onbewust. Bewustwording van de interne dialoog helpt medewerkers andere egotoestanden in te zetten die hun eetgedrag positief beïnvloeden. Juist het reflecteren en experimenteren draagt bij aan de autonomie van medewerker om van binnenuit nieuwe gedragspatronen
de te
ontwikkelen, zonder ver- en geboden van buitenaf. Van moeten naar mogen, van ontzeggen naar genieten. Zo bouwen zij een nieuwe relatie op met eten én met zichzelf.
Gedragspatronen veranderen Vaak ligt een mix van de eerder genoemde drie gedragspatronen ten grondslag aan eetgedrag van mensen. Om een blijvende gedragsverandering te bereiken, is het dus van belang dat medewerkers hun onderliggende gedragspatronen in kaart brengen die kúnnen genieten van eten belemmeren. Onder begeleiding van een coach kunnen zij reflecteren op hun gedragspatronen en nieuwe gedrags- en eetpatronen ontwikkelen, die een natuurlijk onderdeel van hun dagelijkse leven uit gaan maken. In essentie komt het erop neer dat zij hun Vrije Kind, Voedende Ouder en Volwassen egotoestand ontwikkelen, dus meer
vanuit hun beloningssysteem gaan functioneren. Drs. Annette Aarts is coach. Verandering van gedragspatronen staat in haar werk centraal. Vanuit Anders en Eigen bv coacht zij mensen en organisaties in hun ontwikkeling. Met het Liever Slank programma begeleidt zij mensen bij het opbouwen van een gezonde relatie met eten. Het Liever Slank programma is als innovatieve leefstijlinterventie opgenomen in de recent verschenen STECR Werkwijzer Overgewicht en Obesitas. Annette is van origine gedragswetenschapper (UvA) en heeft de opleiding tot Transactioneel Analist bij de TA Academie afgerond. www.anderseigen.nl/lieverslank,
[email protected] In een serie van drie columns, gekoppeld aan de drie levenspatronen, geeft Annette Aarts inzicht in de wijze waarop medewerkers nieuwe gedrags- en eetpatronen ontwikkelen die een natuurlijk onderdeel van hun dagelijkse leven uit gaan maken. Daarbij gaat zij tevens in op de vier criteria waaraan leefstijlinterventies moeten voldoen gedragsverandering te realiseren.
om
een
Deel 1 columnreeks: Hoe krijg ik de knop om? Deel 2 columnreeks: Wat ligt er op jouw lepeltje? Deel 3 columnreeks: Gedachteloos eten Publicatie in Trouw van Annette Aarts ‘Het nieuwe diëten is mindful eten’ © BG magazine
duurzame
Dikke dokter maakt werk van obesitas
weinig
Huisartsen voelen zich verantwoordelijk voor preventie en behandeling van overgewicht. Veel vooral jongere huisartsen grijpen pas in als overgewicht al is toegenomen tot obesitas. En huisartsen met overgewicht en ernstig overgewicht, verwijzen hun te zware patiënten minder vaak voor dieetadvies. De dikke dokter maakt weinig werk van obesitas, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het NIVEL en de VU in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Obesity.
Wereldwijd probleem Overgewicht is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie een wereldwijd probleem. Het aantal mensen met overgewicht is de laatste jaren snel toegenomen. In 2008 was al ruim een derde van de wereldbevolking te zwaar en 12 procent had ernstig overgewicht. In Nederland nam het percentage mensen met overgewicht toe van 28,2 procent in 1981 tot 36,8 procent in 2011. Het aantal mensen met ernstig overgewicht verdubbelde in die periode van 5,3 naar 11,4 procent. Als we hier niets aan doen, kampt in 2024 twee derde van de bevolking met overgewicht en heeft daardoor meer kans op bijvoorbeeld diabetes, hart- en vaatziekten, kanker en artrose.
Preventie De mate van overgewicht wordt afgemeten aan Body Mass Index (BMI): dit is iemands gewicht gedeeld door het kwadraat van zijn lengte. Een BMI tussen de 18,5 en 25 is gezond. Tussen de 25 en 30 is er sprake van overgewicht en hierboven van ernstig overgewicht of obesitas. Huisartsen (82,9 procent) zien preventie, bespreken en behandelen van overgewicht als een van hun taken. Vooral huisartsen die dit een belangrijke taak vinden, maken er werk van. De meesten komen echter pas in actie als een patiënt al kampt met ernstig overgewicht en het stadium van preventie al lang voorbij is. Op zich is dit wel in overeenstemming met de richtlijn, maar het voorkomen van obesitas is nog altijd gemakkelijker dan het behandelen. Ongeveer de helft van de patiënten met obesitas wordt verwezen voor voedings- of dieetadvies.
Rolmodel Huisartsen onder de 48 jaar spreken met zware patiënten minder vaak over gewicht dan hun oudere collega’s. En huisartsen die regelmatig contact hebben met een diëtist verwijzen patiënten vaker voor voedings- of dieetadvies. Niet geheel onverwacht blijken dikke dokters patiënten met ernstig overgewicht minder vaak te verwijzen naar een diëtist. “Een huisarts met overgewicht functioneert op dit vlak natuurlijk ook minder als rolmodel voor zijn patiënten”, stelt NIVEL-onderzoeker Cindy Veenhof. “Wellicht gelooft deze zelf niet in het effect van een dieet.”
Motivatie Preventie en behandeling van obesitas in de huisartsenpraktijk kunnen dus nog beter. Daarvoor moet een aantal hordes worden genomen. De eerste is tijd. Huisartsen hebben doorgaans tien minuten voor een patiënt en geven aan dat dit te weinig is om overgewicht met hun patiënten te bespreken. Terwijl effectieve gewichtsvermindering patiënten chronische ziektes kan besparen of deze kan uitstellen. Dat zou dus op de lange duur tijd besparen. Een andere horde is motivatie. Veel patiënten zijn niet gemotiveerd om af te vallen. Het is daarom van belang wat aan die motivatie te doen. Huisartsen hoeven dat niet zelf te doen. Praktijkondersteuners en diëtisten kunnen dat ook op zich nemen. Aan vergoeding van de kosten van de diëtist ligt het volgens de ondervraagde huisartsen niet. Standaard krijgt iedereen drie uur behandeling vergoed via het basispakket.
Nieuwe Europese campagne over duurzame inzetbaarheid Medio april jl. heeft Eurocommissaris Thyssen voor Werk, Sociale Zaken, Vaardigheden en Arbeidsmobiliteit, in Brussel de ‘Healthy Workplaces for All Ages’-campagne afgetrapt.
Europese campagne De campagne, die het ministerie voert op het gebied van duurzame inzetbaarheid en de aandacht daarbij voor de belangen van zowel werkgever als werknemer, sluit aan op de doelstellingen van Eurocommissaris Thyssen: “Aandacht op de werkvloer voor de gezondheid van gemiddeld steeds oudere
werknemers is goed voor de mensen en goed voor het bedrijf of de organisatie.” Minister Asscher vult aan dat: “Hoe eerder je begint met investeren in duurzame inzetbaarheid, hoe langer je een gezonde en vitale werkvloer houdt en hoe beter je kan inspelen op veranderingen.”
Stimuleringsmaatregelen effect
hebben
Het belang van inzetten op duurzame inzetbaarheid wordt gestaafd in een langlopend onderzoek onder ruim 15.000 personen van 45 jaar en ouder dat TNO onlangs heeft gepubliceerd. Uit de resultaten blijkt dat mentale en fysieke gezondheid maar ook motivatie de meeste impact hebben op het werkvermogen van werknemers. Uit de Monitor Duurzame Inzetbaarheid van TNO, die eveneens vandaag uitkomt, blijkt dat inmiddels ruim 40 procent van de Nederlandse bedrijven stappen zet op het gebied van duurzame inzetbaarheid. Ook blijkt dat stimuleringsmaatregelen, gericht op loopbaanontwikkeling van werknemers, een positief effect hebben op de groei en continuïteit van die bedrijven. De onderzoeken zijn hier te vinden.
Nederlander nauwelijks buiten onder werktijd Schrikbarend weinig werknemers nemen hun werk in de zomer soms mee naar buiten. Uit onderzoek onder ruim 1000 werkende Nederlanders van Manutan blijkt dat slechts 14 procent in de zomer weleens buiten overlegt of brainstormt.
Werkgevers laten kansen liggen Slechts een kwart luncht lekker buiten, terwijl wetenschappelijk bewezen is dat buiten zijn goed is voor een mens.
Ook andere gelegenheden om buiten te zijn, worden nauwelijks benut. Met name werkgevers laten kansen liggen; organiseert in de zomer activiteiten voor werkvloer. Bij niet meer dan 15 procent probeert de werkgever zijn personeel aan te te pakken in de zomer.
slechts de helft werknemers op de van de bedrijven moedigen de fiets
Wegnemen stress Het allerbelangrijkste onderzoeksresultaat voor iedereen is dat in de natuur zijn stress kan wegnemen en mentale uitputting kan verhelpen. In 2007 lieten wetenschappers in een onderzoek iets engs zien aan mensen of lieten hen een moeilijke taak vervullen. Daarna werden ze blootgesteld aan zowel een natuurlijke als een stadse omgeving. Op drie momenten werd hun stressniveau gemeten: helemaal aan het begin, na de stress veroorzakende ervaring en na blootstelling aan een natuurlijke en stadse omgeving. De tijd in de natuur gaf de deelnemers een verbeterd humeur, ze konden moeilijke taken beter aan en waren duidelijker hersteld van de eerdere stress dan een controlegroep die niet aan een natuurlijke omgeving was blootgesteld. Bron: Manutan
Gedragsverandering en duurzame inzetbaarheid - deel 1 Nu duurzame inzetbaarheid steeds belangrijker wordt, voelen veel werkgevers zich verantwoordelijk om te investeren in de vitaliteit van werknemers. Hoe kun je als werkgever de werknemers verleiden om met hun gezondheid aan de slag te gaan? Een werkgever kan verschillende dingen doen om zijn medewerkers te stimuleren te werken aan vitaliteit, zoals het aanbieden van gezonde maaltijden in de kantine of gratis abonnementen voor de fitness. Dit betekent echter niet dat de werknemers gebruik maken van deze mogelijkheden.
Gedragsverandering als proces Veel mensen zien gedragsverandering als een actie, zoals stoppen met roken en beginnen met sporten. De onderzoekers Prochaska en DiClemente kwamen erachter dat een gedragsverandering geen simpele actie is, maar een proces waarin verschillende fasen worden doorlopen.
Voor-bezinning Deze mensen denken nog niet na over een verandering en zijn nog niet of te weinig geïnformeerd over de voor- en nadelen. In principe zijn er vier redenen dat zij zich in dit stadium bevinden. Het kan zijn dat ze geen zin hebben om er überhaupt over na te denken en er informatie over op te zoeken. Of ze willen hun eigen beslissingen maken en kunnen er niet tegen als andere mensen zeggen wat ze moeten doen. Ook kan het zo zijn dat ze de hoop al hebben opgegeven, omdat het al vaak niet is gelukt of dat ze de boel zo gerationaliseerd hebben, dat ze hun gedrag eigenlijk helemaal niet hoeven te veranderen van zichzelf.
Bezinning Deze mensen staan open voor het idee dat ze een probleem hebben en een gedragsverandering zou een oplossing kunnen bieden. Ze wijzen informatie over de problemen die het gedrag met zich meebrengt niet af. Het is echter niet zo dat ze al een beslissing hebben genomen om te veranderen en ze oriënteren zich meer op de mogelijkheid van een gedragsverandering.
Beslissing Deze mensen hebben het besluit genomen om hun gedrag te veranderen. Het is nog niet 100 procent een commitment, maar hun gedachtegang is grotendeels veranderd. De voordelen van de verandering overstemmen nu de nadelen. Ze maken concrete plannen om in actie te komen. Het succes van deze plannen is wel afhankelijk van de vaardigheden van de persoon om deze tot uitvoering te brengen.
Actie Deze mensen nemen actie en brengen grote veranderingen aan in het gedrag. Vaak vertellen ze dit tegen hun sociale omgeving. Dit laatste is nuttig, omdat ze ondersteuning kunnen krijgen vanuit hun omgeving, maar het is ook een vorm van externe controle. Als het plan uiteindelijk succesvol blijkt en de resultaten zichtbaar worden, groeit het zelfvertrouwen en gaat het proces over naar de volgende fase.
Behoud Deze mensen is het gelukt om het plan om te zitten in een daadwerkelijk gedragsverandering. Het komt vaak voor dat mensen alsnog een terugval hebben, maar hoe langer men in de behoudfase blijft, hoe minder waarschijnlijk dit is. Vaak komt een terugval door overmoedigheid dat het gedrag is aangepast. Ze denken dan bijvoorbeeld dat een sigaretje wel weer eens kan als ze een avondje uit zijn. Helaas blijkt dit dan niet zo te zijn. Het uiteindelijke doel is de beëindiging van het proces: er is totaal vertrouwen dat er geen terugval meer is en de gedragsverandering is compleet.
Gerichte communicatie Als de werkgever met het bovenstaande in het achterhoofd kijkt naar de communicatie naar werknemers over het veranderen van gedrag, blijkt dat het eigenlijk vrij ingewikkeld is. Posters die de voordelen van gezond eten laten zien in de kantine, zouden mensen in de eerste fase bewust kunnen maken, maar dat betekent niet dat ze daadwerkelijk hun gedrag veranderen. Gerichte communicatie op de fase waarin de werknemer zich bevindt, kan het proces van verandering stimuleren. Veel communicatie over een gezonde leefstijl heeft als doel bewustwording. Maar wat als iemand al in de bezinningsfase zit? Dan is ondersteuning in de vorm van concrete plannen maken effectiever. Als men in de actiefase zit, zijn middelen die het makkelijker maken om vol te houden zeer welkom. Ook kunnen werknemers die in dezelfde fase zitten elkaar ondersteunen. De organisatie kan dus verschillende hulpmiddelen faciliteren, terwijl de bal wel bij de werknemers ligt. Het veranderen van het gedrag van werknemers is dus geen kwestie van een knop omzetten. Gedragsverandering is een proces en om een succesvolle ondersteuning bij dit proces te bieden, is gerichte communicatie nodig die aansluit op de fase waarin een werknemer zich bevindt. In een volgend artikel gaan we in op de inhoud van deze gerichte communicatie. Els Versluis is Director Sales & Marketing bij Sense Health bv
© BG magazine
Duizenden mensen liggen wakker van economische problemen Philips heeft onlangs een rapport uitgebracht met de resultaten van een wereldwijde enquête over trends en gewoonten op het gebied van slaap onder 8.000 mensen in 10 landen. Het rapport, uitgebracht ter ondersteuning van de jaarlijkse
Internationale Dag van de Slaap, maakt duidelijk dat wereldwijd zorgen over werk, geld en de economie de voornaamste oorzaken zijn van een slechte nachtrust. Daarnaast blijkt dat de meeste mensen daar niets tegen ondernemen, ondanks het feit dat een goede nachtrust wereldwijd wordt gezien als belangrijke factor voor gezondheid en welzijn.
Een aantal uitkomsten 96 procent van de respondenten geeft aan slaap belangrijk te vinden. Tegelijkertijd geeft 57 procent van de respondenten aan dat hun nachtrust wel voor verbetering vatbaar is, maar dat ze daar niet actief iets aan doen. Slechts 17 procent slaapt de hele nacht door, waarvan 22 procent aangeeft vijf tot zeven keer per week vroeger wakker te worden dan gewenst. Uit twaalf verschillende factoren die invloed hebben op gezondheid en welzijn – waaronder gezin, werk, school, sociaal leven en intimiteit met een partner – eindigde slaap met 87 procent bovenaan, op de voet gevolgd door geld/financiële zekerheid met 84 procent. Uit dertien factoren die de nachtrust verstoren, komen werk (25 procent) en financiële/economische problemen (28 procent) naar voren als meest verstorende. 51 procent van de Nederlandse ondervraagden gaf aan te slapen met zijn smartphone binnen handbereik. Nederlanders worden samen met Duitsers het minst uit hun slaap gehouden door TV of andere technologie in de slaapkamer. De Nederlander is het meest relaxt over het werk (15 procent). Zorgen over economische/financiële problemen spelen het sterkst in Brazilië , Duitsland en de VS. Het minst in Japan en Nederland. Nederlanders eten relatief vroeg en hebben daardoor de meeste tijd tussen het avondeten en slapengaan, namelijk
drie uur of meer. Dit werkt in ons voordeel. We scoren het laagst van alle landen waar het gaat om het wakker liggen door het gevoel van een volle maag of door de effecten van cafeïnehoudende dranken. Nederlanders slapen doordeweeks gemiddeld net wat langer dan de mensen in de andere landen die meededen aan het onderzoek. 39 procent slaapt dan tussen de 7 à 8 uur. In andere landen pakt men gemiddeld tussen de 6 à 7 uur nachtrust. In de weekenden zijn die verschillen overigens nagenoeg weer verdwenen. Nederlanders gaan het minst van allen naar de huisarts of een medisch specialist met hun slaapproblemen. Maar 5 procent gaf aan wel eens het advies van een dokter te hebben gevraagd om beter te kunnen slapen. 6 procent van de respondenten geeft aan last te hebben van slaapapneu. Dat komt overeen met andere rapporten waaruit blijkt dat wereldwijd meer dan 100 miljoen mensen aan deze stoornis lijden. Omdat naar schatting bij 80 procent van alle mensen met slaapapneu geen diagnose wordt gesteld, zou een aanzienlijk aantal mensen baat kunnen hebben bij gericht onderzoek en een juiste diagnose en behandeling van slaapapneu.
Slaapapneu Vermoedelijk heeft een significant percentage van de wereldbevolking last van een slaapstoornis. Slaapapneu is een van de meest voorkomende, waarvoor in veel gevallen geen diagnose wordt gesteld. Philips ontwikkelde in nauwe samenwerking met de Apneu Vereniging en het Medisch Spectrum Twente een gevalideerde apneutest, die door iedereen kosteloos kan worden gedaan. Naast het aanpakken van potentiële slaapstoornissen is het belangrijk om gedragsveranderingen toe te passen die de nachtrust kunnen verbeteren. Er zijn allerlei stressfactoren
die mensen uit hun slaap kunnen houden, maar kleine veranderingen kunnen de oorzaken van stress neutraliseren en het lichaam voorbereiden op de rust die het nodig heeft.
Een aantal slaaptips Vermijd cafeïne, alcohol, nicotine en andere middelen die je slaap verstoren (koffie, thee, chocola, cola, maar ook cafeïnehoudende pijnstillers) in de laatste 4-6 uur voor het slapen gaan. Toch graag iets drinken? Neem dan bijvoorbeeld een kamillethee. Voor een goede nachtrust is het belangrijk dat de slaapkamer stil, donker en koel is (rond de 18-19°C). Zorg ervoor dat er geen computers of werkgerelateerde zaken in de slaapkamer te vinden zijn. Het is belangrijk dat we de slaapkamer associëren met slapen en niet met allerlei andere zaken. Probeer minimaal een uur voor het slapen alle elektronische media uit te schakelen. Het is bekend dat deze slaap negatief beïnvloeden. Het liefst dus ook geen TV op je slaapkamer. De verleiding is lastig te weerstaan anders. Gebruik dit uur om ontspannende activiteiten uit te voeren. Neem bijvoorbeeld een warme douche, lees een boek, of verdiep je eens in oefeningen die je kunnen helpen ontspannen. Douchen is beter dan in bad gaan, maar neem je graag een bad dan doe je dat het best minimaal negentig minuten voor bedtijd. Je lichaam zal namelijk snel opwarmen en moet de tijd krijgen af te koelen. In het uur voor het slapengaan daarom geen bad. Probeer een regelmatig eet en slaap-waak ritme aan te houden. Probeer daarbij bijvoorbeeld eens wat vaker fysiek actief te zijn in de buitenlucht. Naast de gunstige effecten van fysieke activiteit op slaap, draagt natuurlijk licht bij aan een gezonde slaap-waak cyclus. Vermijd grote gekruide maaltijden in de laatste uren
voordat je naar bed gaat. Wanneer je honger hebt in de avond uren, beperk je dan tot een lichte snack, zoals bijvoorbeeld een cracker, beschuit of een rijstwafel.