Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd
1. Toelichting op het beleidsplan Gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele jeugdzorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders (Transitie Jeugdzorg). Een aantal vooronderstellingen vormen het uitgangspunt voor dit beleid: 1. De jeugdzorg komt gemakkelijker en doelmatiger tot stand door de verschillende domeinen van jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van de gemeenten bij elkaar te brengen (integratie sociaal domein) én dicht bij huis, rond de plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen te organiseren. 2. Door informele steun van sociale netwerken, eigen kracht, en de algemene voorzieningen te versterken, ontstaat een sterke en positieve basis voor jeugdigen en hun ouders. 3. Voor jeugdigen en ouders die dit –tijdelijk- niet lukt, dienen gemeenten de toegang tot (gespecialiseerde) jeugdzorg te garanderen en te organiseren. Het gaat daarbij niet alleen om het verleggen van financiële verantwoording (transitie) maar ook om verandering (transformatie) van het huidige jeugdzorgsysteem. Deze transformatie vindt plaats om de verkokering, de medicalisering en alsmaar stijgende kosten op te lossen. De transformatie is gericht op een significante gedragsverandering bij zowel hulpverleners als hulpvragenden. De sociale cohesie en de draagkracht in de samenleving worden aangesproken en moeten verder worden opgebouwd. Al lerend moeten we vorm en inhoud geven aan de gewenste kwaliteit. In het regeerakkoord kabinet Rutte I is afgesproken dat de jeugdzorg uiterlijk in 2015 is overgeheveld naar gemeenten. Inmiddels is duidelijk geworden dat de transitie gecombineerd moet worden met een bezuiniging van 4% in 2015 oplopend naar een totaal van 15% in 2017. Ook is het primaat verschoven van vernieuwen (transformatie) naar verantwoord overnemen per 1 januari 2015. De gemeente is immers verantwoordelijk voor een verantwoorde transitie, waarin ontinuïteit an jeugdigen in zorg’ is ge aar orgd. Met dit beleidsplan voldoen we aan een vereiste zoals verwoord in artikel 2.2 van de Jeugdwet: “Artikel 2.2 1. De gemeenteraad stelt telkens periodiek een plan vast dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. 2. Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende preventie, jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en geeft daarbij in ieder geval aan: a. wat de gemeentelijke visie en doelstellingen zijn van dit beleid; b. hoe dit beleid zal worden uitgevoerd in samenhang met de verantwoordelijkheid van het college inzake het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en welke acties in de door het plan bestreken periode zullen worden ondernomen; c. welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen en hoe gemeten zal worden of deze resultaten zijn behaald;
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 1 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd d. hoe wordt gewaarborgd dat de jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen inzake de verantwoordelijkheidstoedeling, gesteld bij of krachtens artikel 4.1.1, tweede lid, juncto 4.1.4, eerste lid, en e. op welke wijze de gemeenteraad en het college zich hebben vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen. Voor de totstandkoming van dit document is gebruik gemaakt van het Functioneel ontwerp transitie jeugdzorg Noordoost-Brabant, zoals vastgesteld door College en Raad op ## (lokaal aanvullen) In de voorbereiding van de transitie is dit functioneel ontwerp op een groot aantal punten nader uitgewerkt; de resultaten daarvan zijn verwerkt in dit beleidsplan. Die voorbereiding heeft voor een deel plaatsgevonden in samenspraak met jeugdhulpaanbieders. Het voor de contractering van aanbieders gekozen model van het Bestuurlijk aanbesteden heeft aanbieders in de eerste helft van 2014 volop in de gelegenheid gesteld hun bijdrage te leveren op tal van aspecten van het gemeentelijk beleid, zoals dat uiteindelijk zijn weerslag vindt d in de contracten die de gemeenten met die aanbieders afsluiten. Het betreft dan niet allen de grote gevestigde aanbieders, maar ook de kleine aanbieders of partijen met een aanbod voor kleien doelgroepen. De burgers zijn betrokken door ## (lokaal aanvullen, denk aan bijv. de WMO-Raad) Het beleidsplan is opgesteld voor de periode 2015-2018. Het Beleidsplan is kader voor jaarlijks ast te stellen uit oeringsprogra a’s, aarin on reet sturing ordt gege en op asis an de eerste bevindingen met onze rol en onze nieuwe verantwoordelijkheid voor het stelsel van jeugdhulp.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 2 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 2.
Vraaganalyse, hoe is de situatie in onze gemeente? 2.1.
Aantal jeugdigen per zorgvorm
NOOT: regionaal vullen per gemeente, nog bekijken of juiste indeling is in zorgvormen, percentages toevoegen? Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor zowel het zowel begeleiden als behandelen en beschermen van de jeugd tot 18 jaar. Naast de huidige taak van het preventieve jeugdbeleid en de jeugdgezondheidszorg worden gemeenten verantwoordelijk voor: De huidige door de provincie gefinancierde geïndiceerde jeugdhulpverlening (nu geïndiceerd via de Bureaus Jeugdzorg). Het gaat hier om jeugdigen met matige of zwaardere problematiek. Het kan gaan om ambulante hulp, medisch kinderdagverblijf, residentiële zorg, pleegzorg etc. Inwoners
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Totaal
0-17 jaar
ambulant
deeltijd
residentieel
pleegzorg
Brabant NO Gemeente X Tabel 1.1: Onderverdeling provinciale jeugdzorg naar zorgvorm 2011 (schatting) Bron: Beleidsinformatie BJZ en provincie De geestelijke gezondheidszorg jeugd (GGZ jeugd). Het gaat hier om jeugdigen met een psychische of gedragsstoornis. Te denken valt aan ADHD, autisme, eetstoornissen, psychische problematiek etc. e
Aanbieders bij de GGZ jeugd zijn o.a. 1e lijn en 2 lijns vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten. Inwoners
Aantal
Aantal
Aantal
0-17 jaar
jeugdigen
jeugdigen
jeugdigen
met 1 -lijns
met een DBC
met een DBC
psychologische
zonder verblijf
met verblijf
ste
zorg Brabant NO Gemeente X Tabel 1.2: Gebruik GGZ door jeugdigen 0 t/m 22 jaar binnen de zorgverzekeringswet in 20?? (schatting). Bron: College voor Zorgverzekeringen en Vektis De zorg voor jeugd met een verstandelijke beperking (VB). Het kan gaan om ambulante of residentiële zorg en het gaat hierbij om chronische problematiek. MEE is een instelling die actief is bij advisering en toeleiding naar zorg. De financiering van MEE komt ook vanaf 1 januari 2015 onder de verantwoordelijkheid van de gemeente te vallen.
Extramurale zorgvormen
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Aantal cliënten Brabant NO per zorgvorm 2012
Pagina 3 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Begeleiding individueel Begeleiding groep Kortdurend verblijf Persoonlijke verzorging Verpleging Totaal aantal cliënten Tabel 1.3: Aantallen verstandelijk beperkte jeugdigen per extramurale zorgvorm (schatting). De doelgroep maakt meestal gebruik van meerdere zorgvormen. Bron: Zorgkantoor Wanneer de veiligheid van jeugdigen in het geding is kan de rechter een uitspraak doen voor onder toezicht stelling (OTS) en/of uithuisplaatsing in het kader van de jeugdbescherming. Het gaat hierbij om zware problematiek en zeer ingrijpende maatregelen in het leven van kinderen en gezinnen. De jeugdbescherming wordt (nu nog) uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg en de William Schrikker Groep (de laatste specifiek voor kinderen en /of ouders met een beperking). Inwoners
Aantal nieuwe
0-17 jaar
Jeugdbeschermingsmaatregelen 2012
Brabant NO Gemeente X Tabel 1.4: Aantal nieuwe jeugdbeschermingsmaatregelen 2012 (werkelijk) Bron: Bureau Jeugdzorg Als een jongere een strafbaar feit heeft gepleegd kan de rechter jeugdreclassering voorschrijven na detentie. De jeugdreclassering wordt (nu nog) uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg en de jeugdreclassering van het Leger des Heils en de William Schrikker Groep. Inwoners
Aantal nieuwe
0-17 jaar
Jeugdreclasseringtrajecten 2012
Brabant NO Gemeente X Tabel 1.5: Aantal nieuwe jeugdreclasseringtrajecten 2012 (werkelijk) Bron: Bureau Jeugdzorg. De jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg op civielrechtelijke uitspraak). Het gaat om jeugdigen die tijdelijk in een gesloten instelling geplaatst worden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om slachtoffers van eer gerelateerd geweld, loverboys etc. Inwoners
Aantal
0-17 jaar
plaatsingen
Brabant NO Gemeente X Tabel 1.6: Aantal plaatsingen Jeugdzorg Plus in 2012 (werkelijk)
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 4 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Overige AWBZ zorg: een aantal taken gaat over van de AWBZ naar de gemeenten. Het betreft begeleiding en kortdurend verblijf van langdurig zieke kinderen en jeugd met een lichamelijke of zintuiglijke beperking. Bij begeleiding gaat het om begeleiding in groepen of individueel van kinderen, jeugdigen of gezinnen met bijvoorbeeld een psychiatrische of verstandelijke beperking. Bij kortdurend verblijf gaat het bijvoorbeeld om weekendopvang zodat ouders tijdelijk worden ontlast. Een deel van deze hulp wordt door ouders ingekocht door middel van een persoonsgebonden budget. Regionaal aanvullen: tabel invoegen Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dit moet samen met het Steunpunt Huiselijk Geweld worden geïntegreerd tot het Advies- en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). Inwoners
Aantal gemelde
Aantal AMK
0-17 jaar
kinderen
onderzoeken
Brabant NO Gemeente X Tabel 1.7 Aantal meldingen en onderzoeken AMK 2012 (werkelijk) Bron: beleidsinformatie BJZ
2.2.
De ondersteuningsvraag in de toekomst
Regionaal toevoegen trendanalyse: Ontwikkeling van de zorgvraag in de afgelopen jaren en blik in de toekomst. Vertalen naar opgave voor de gemeente !!
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 5 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 3. Wat willen we bereiken? Visie en maatschappelijke resultaten In de visie van de gemeenten in de regio Noordoost zijn de volgende uitgangpunten vastgelegd: Ouders zijn als eersten verantwoordelijk voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen en voor de ontwikkeling van de talenten van hun kinderen op weg naar een zelfstandig leven. De overheid komt pas in beeld als dit niet vanzelf gaat. Eerdere ondersteuning, zorg op maat en een betere samenwerking rond gezinnen. Dit vraagt een versterking van de informele steun van sociale netwerken (eigen kracht) en de algemene voorzieningen. Gemeenten dienen ervoor te zorgen dat ouders, kinderen en andere opvoeders gemakkelijk ergens terecht kunnen met vragen over opvoeden en opgroeien. Daarmee wordt het ontstaan of het verergeren van problemen mogelijk voorkomen. Voor jeugdigen en ouders die dit (tijdelijk) niet lukt, organiseren gemeenten de toegang tot (gespecialiseerde) jeugdzorg. Dat betekent dat deze gespecialiseerde jeugdzorg naadloos moet aansluiten op de jeugdtaken waar gemeenten nu al voor verantwoordelijk zijn.
3.1
Transformatie
Naast een transitie jeugdzorg (de verantwoorde overdracht van taken, bevoegheden en middelen naar de gemeente) is er sprake van een transformatie. Hierbij staat een andere manier van denken en doen an alle etrokkenen entraal: de kanteling. In de “gekantelde uit oering gaat men uit van de mogelijkheden van mensen. De kanteling wordt in gang gezet om te komen van “re ht he en op ondersteuning naar eigen erant oordelijkheid ne en: at kan ik nog “zelf en wat wil ik weer kunnen? Hulpverleners en gemeenten zijn nu vaak nog geneigd om problemen voor burgers op te lossen. Met de kanteling is ondersteuning erop gericht dat mensen zo veel mogelijk zelfstandig of met hulp van hun directe omgeving kunnen participeren: het in eigen kracht zetten van burgers. Het gaat hier om een integrale aanpak binnen het sociaal domein. Samenwerking tussen burgers, professionals en vrijwilligers op het gebied van wonen, welzijn en zorg is dan van essentieel belang.
3.2
Een andere manier van werken voor professionals
De kanteling heeft gevolgen voor iedereen. Van een gezin wordt verwacht dat het meer zelf oplost binnen het eigen netwerk. Op het moment dat het eigen netwerk niet toereikend is, kunnen deskundigen het gezin ondersteunen. Uitgangspunt bij die ondersteuning is dat deze zo dichtbij mogelijk, zo kort mogelijk en zo passend mogelijk is. Een groot deel van de vragen van gezinnen is met eenvoudige en lichte interventies op te lossen. Voor meer complexe vragen kan het gezin een beroep doen op de gespecialiseerde (jeugd)zorg. Een beroep op dure, gespecialiseerde zorg is soms echt nodig, maar moet anderzijds niet te snel worden gedaan. De inzet van gespecialiseerde zorg zal zo kort mogelijk duren: waar mogelijk wordt snel weer “afges haald naar inder gespe ialiseerde ondersteuning, aak di hter bij huis en in de eigen omgeving van gezinnen en kinderen.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 6 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 3.3
Welke gevolgen heeft dit voor de professionals?
Bovenstaande ontwikkelingen hebben invloed op de werkwijze van professionals die werkzaam zijn in de jeugdzorg. De belangrijkste gevolgen zijn: Werken vanuit eigen kracht; professionals ondersteunen datgene wat cliënten zelf, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk, kunnen doen. Positief benaderen hulpvrager; door een positieve benadering voelen ouders zich meer gewaardeerd en wordt hun zelfvertrouwen bevorderd. Werken in en dicht bij het gezin; als er sprake is van complexe problematiek waar ouders of de jeugdige zelf de coördinatie kwijt zijn, is er één coördinerende hulpverlener dicht bij het gezin aanwezig. Deze hulpverlener bouwt een vertrouwensrelatie op. Sneller passende hulp inzetten; waar het nu lastig is om lichte en gespecialiseerde zorg tegelijkertijd in te zetten, bieden professionals straks snel passende zorg aan in gezinnen met meervoudige problemen. Professionals hebben niet langer te maken met contra-indicaties en bureaucratische procedures. Integrale zorg; integrale zorg kan alleen tot stand komen als professionals vanuit verschillende disciplines en sectoren samenwerken ten behoeve van 1 gezin, 1 plan. Professionals bekijken de opgroeisituatie van een kind in samenhang en betrekken, als ouders dat zelf niet kunnen of willen, andere professionals bij het verhelderen of beantwoorden van de hulpvraag. Een betere samenwerking tussen verschillende partijen moet er tevens toe leiden dat kennis en ervaringen beter en tijdig worden uitgewisseld. Professionals staan voor de uitdaging minder aanbodgericht te gaan werken. Dit vergt een geheel andere houding van hulpverleners. We vragen hen meer te denken vanuit de mogelijkheden en behoeftes van de jeugdige/het gezin en verder te kijken dan de ondersteuningsmogelijkheden binnen de eigen organisatie. We willen toe naar de inzet van flexibele hulp op maat, eventueel in combinatietrajecten, en naar het meer inzetten van vrijwilligers. Wanneer meerdere professionals betrokken zijn bij een gezin, is het van belang dat één persoon de regie voert wanneer ouders dat zelf niet kunnen.
Kortom Jeugdhulp is erop gericht mensen, gezinnen en kinderen in hun kracht te zetten en ervoor te zorgen dat zij zonder hulp of met zo min mogelijk hulp weer verder kunnen. In de navolgende hoofdstukken geven we aan op welke manier we dit kunnen realiseren.
3.4
Regionale samenwerking
Bij de voorbereiding en uitvoering van de transitie werkt de gemeente nauw samen met de overige 18 gemeenten in de regio Brabant Noordoost. Deze regionale samenwerking is door de Rijksoverheid als voorwaarde verplicht gesteld, maar sluit goed aan bij een al veel langer bestaande traditie van samenwerken in de regio. Voor de jeugdhulp is deze samenwerking verder gefor aliseerd in een ge eens happelijke regeling, aar ij de ge eente ’s-Hertogenbosch als centrumgemeente een aantal faciliterende taken voor en namens de 19 gemeenten uitvoert. Het besluit hiertoe is genomen op 26 juni 2014. De samenwerking heeft betrekking op de inkoop van
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 7 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd spe ialistis he jeugdhulp, het ontra t eheer en de onitoring an het stelsel. De ge eente ’sHertogenbosch doet dat in nauwe samenwerking en afstemming met de overige gemeenten. De regeling is als bijlage opgenomen in dit Beleidsplan. Regionale opgave aanvullen (in samenwerking met zorgaanbieders), minder instroom gespecialiseerde jeugdhulp, minder intramuraal, 1 gezamenlijke crisisdienst, minder meldingen gedwongen kader etc. Aanvullend op de samenwerking op de schaal van de regio Brabant Noordoost werkt de gemeente ook in subregionaal verband samen met de gemeenten ## (lokaal aanvullen)
3.5. Gemeentelijke doelstellingen en prestatie-indicatoren ## Aanvullen met lokale visie op de versterking van de informele steun van sociale netwerken (eigen kracht) en de algemene voorzieningen en op de toegang tot informatie, advies en hulp voor ouders en jeugdigen in de gemeente. •
Lokale (subregionale) doelstellingen
•
Concrete lokale resultaten/effecten/prestatie indicatoren voor lokaal gecontracteerde partners
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 8 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 4.
Het nieuwe jeugdstelsel, hoe gaan we het organiseren?
(tekst nog nalopen, actualiseren indien keuzes gemaakt zijn in implementatieplan)
4.1. Inleiding Het huidige jeugdstelsel is ingedeeld in sectoren: preventieve jeugdgezondheidszorg, lokale opvoed- en opgroeiondersteuning, provinciale jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-VB. Deze verschillende sectoren kennen eigen wetten en regels. De uitvoering is bovendien grotendeels sectoraal georganiseerd. De nieuwe Jeugdwet maakt het eenvoudiger om intersectoraal te werken. Dat is in het belang van kinderen en ouders: hun problematiek beperkt zich vaak niet tot één leefgebied. Verder kent het jeugdstelsel nu een indeling in zorgniveaus, oplopend in zorgzwaarte. We spreken van nulde-, eerste- en tweedelijnszorg. Daartussen zitten schotten en indicaties die de inzet van dure zorg moeten beperken. Dit systeem werkt niet goed (genoeg). Het gebruik van duurdere tweedelijns voorzieningen stijgt en de indicatieprocedures zijn bureaucratisch en tijdrovend. Als de indicatie eenmaal is gesteld, is er vaak geen zicht meer op het verloop van het zorggebruik. De sectorale indeling en het onderscheid in zorgniveaus willen we in het nieuwe stelsel grotendeels loslaten. In plaats daarvan bouwen we het stelsel op met als pijlers: de basisteams jeugd en gezin, het flexibele aanbod en de gespecialiseerde voorzieningen. In dit hoofdstuk beschrijven we de genoemde nieuwe hulpvormen. Sturing, bekostiging en organisatie daarvan komen aan de orde in hoofdstuk 5.
4.2. De sociale omgeving In de sociale omgeving onderscheiden we: Informele sociale basisstructuur Deze gaat over verbindingen tussen mensen, over netwerken. Bewoners zorgen voor zichzelf en elkaar; als vrijwilliger, mantelzorger of ervaringsdeskundige. De rol van de gemeenten is initiatieven van bewoners te zien, mogelijk te maken en zelforganisatie van bewoners te stimuleren. Formele sociale basisinfrastructuur Deze bestaat uit de sociale basisvoorzieningen in de gemeenten: scholen, gezondheidscentra, sportverenigingen, bibliotheken, buurthuizen, openbare ruimte etc. De gemeenten dienen te bevorderen dat deze voorzieningen toegankelijk en aantrekkelijk worden voor alle burgers, ouders en kinderen, met of zonder beperkingen. De sociale basisstructuur in onze gemeente (lokaal aanvullen: situatie beschrijven lokale voorliggende voorzieningen en uitwerking preventieve taken!) Beschrijven lokale basisvoorzieningen en structuur.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 9 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 4.3. Basisteams jeugd en gezin en de toegang tot gespecialiseerde zorg Brede jeugdprofessionals vormen een veelzijdig basisteam jeugd In alle gemeenten werken op dit moment al professionals voor opvoed- en opgroeihulp aan de basis, bijvoorbeeld als maatschappelijk werker, in het welzijnswerk of bij de jeugdgezondheidszorg. Ze zijn werkzaam op plaatsen waar veel ouders en kinderen komen en waar die hun vragen stellen, zoals op scholen, in kindercentra en in gezondheidscentra. Hoewel deze professionals ieder voor zich vaak goed werk doen, gebeurt dit nog te weinig integraal, op elkaar afgestemd en in samenwerking. Daarom is het goed hen samen te brengen in een basisteam jeugd en gezin. Nota bene: het basisteam is in principe geen nieu tea , het ko t niet “ o enop de professionals en de instellingen die er al zijn! De meerwaarde van het basisteam is dat de professionals veel beter gaan samenwerken, omdat dit nadrukkelijk gestimuleerd, gestuurd en gefaciliteerd wordt. Een gemeente kan er uiteraard wel voor kiezen de capaciteit aan de basis uit te breiden en extra professionals aan te stellen. De medewerkers van het basisteam hebben hun werkterrein voornamelijk op een school, in een huisartsenpraktijk of consultatiebureau, maar zijn niet “ an de s hool of “ an de huisarts . )ij zijn op de eerste plaats lid van het basisteam en vinden daar hun overleg, samenwerking, afstemming en feedback. Het asistea
or t geen eigen “loket . Het is niet fysiek zi ht aar oor ouders en jeugdigen. Die blijven
zich met hun vragen of problemen wenden tot de professionals waar zij dit al deden, dus bij de huisarts, bij het consultatiebureau, op de school of de kinderopvang, op het spreekuur van het maatschappelijk werk en, daar waar gemeenten hiervoor kiezen, bij een steunpunt opvoeding of een CJG-loket. De leden van het asistea s jeugd zijn of orden door de intensie e sa en erking “generalist op het ge ied an op oeden en opgroeien, naast specialist op het eigen vakgebied. )ij zijn “ rede jeugdprofessionals . In de tea s is in ieder ge al asiskennis erza eld o er:
Preventieve jeugdgezondheidszorg. Opvoed- en opgroeiondersteuning. Jeugd GGZ. Jeugd (L)VB.
Voorts hebben zij oog voor eventuele problemen van gezinnen op andere leefgebieden, zoals financiële problemen, verslavingsproblematiek of psychische problemen van volwassenen. Zij schakelen dan zo nodig andere disciplines in. Het basisteam werkt in ieder geval zeer nauw samen met het onderwijs en met de huisartsen in de gemeente of in de wijk. Basisteam jeugd en gezin als werktitel We ge ruiken “ asistea
jeugd en gezin als erktitel in dit do u ent. Dat il zeggen dat e
et elkaar
van mening zijn dat er in alle gemeenten in de regio Noordoost Brabant een dergelijk team c.q. meerdere van deze teams komen op de hier beschreven manier. E hter, de naa
an zo’n tea
kan per ge eente
ers hillen. In ge eenten uiten onze regio ordt el gesproken o er “Ouder en Kind- tea s . Ter ijl in
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 10 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd ge eenten aar de professionals in de entra oor jeugd en gezin erken, “het CJG synonie
kan zijn aan
het basisteam jeugd en gezin. De deskundigheid en samenstelling van het basisteam De professionals van het basisteams kunnen veel doen: het sociale netwerk inschakelen of zelf hulp bieden. Intussen luisteren en analyseren zij. Soms blijkt dat er meer of andere zorg nodig is dan het basisteam kan bieden. Het basisteam zorgt er dan voor dat deze hulp er komt. Soms is een eenvoudige verwijzing voldoende, soms is een intensieve begeleiding naar het aanvaarden van dat ander hulpaanbod nodig. De professional van het basisteam houdt, tenzij de betrokkenen daar bezwaar tegen hebben, contact met het gezin om het verloop van de hulp te blijven volgen. Dat vraagt om competenties die de brede jeugdprofessional inzet bij:
Vraaggericht werken. De cliënt en het systeem versterken. Omgevingsgericht werken. Samenwerking met andere professionals en met het sociale systeem. Netwerkgericht handelen en denken.
1 gezin, 1 plan De samenhang tussen de drie transities en de wens en de noodzaak om in gezinnen de vragen en pro le en op di erse leefge ieden integraal aan te pakken “ D , ordt in de ge eenten in de regio Noordoost op een verschillende manier vormgegeven. Naast de brede jeugdprofessionals werken er in de gemeenten ook professionals met deskundigheid op andere terreinen. De mate waarin van professionals ordt ge raagd “generalist te zijn, de in ulling an deze ter
en de afste
ing en afspraken tussen die
verschillende professionals kunnen per gemeente verschillen. We beschrijven hieronder de uitgangspunten voor die afstemming, de specifieke invulling kan per gemeente gebeuren. De leden van het basisteam jeugd en gezin stemmen onderling hun betrokkenheid bij gezinnen zorgvuldig af: er zijn niet meer leden van het basisteam bij een gezin betrokken dan nodig is. Wanneer er in samenspraak met het gezin regie of coördinatie nodig is, vervult één lid van het basisteam die rol. Wanneer er in een gezin andere professionals betrokken zijn, naast het basisteam jeugd en gezin, dan stemt het basisteam met die professionals af. Er worden afspraken gemaakt over regie en over de noodzaak tot betrokkenheid. De leden van het basisteam jeugd en gezin trekken zich in samenspraak met het gezin terug, als de aanpak van de opvoed- en opgroeiproblematiek geen prioriteit heeft of als die aanpak voldoende geborgd is bij de andere hulpverlener(s). Daarbij hebben de leden van het basisteam jeugd en gezin steeds bijzondere aandacht voor de borging van de veiligheid van kinderen in een gezin. De taken van het basisteam Versterken van het opvoedkundig klimaat: Een belangrijke taak van de basisteams is het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, in de kinderopvang, op scholen, bij verenigingen en op straat. Zij investeren met een positieve benadering in het weer normaliseren van de opvoedsituatie. Zij maken daarbij zoveel mogelijk gebruik van erkende progra
a’s.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 11 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd De basisteams stimuleren dat opvoeders, ouders, maar ook trainers van sportclubs en leerkrachten, elkaar ondersteunen. Verder stimuleren, activeren en propageren zij de inzet van vrijwilligers. Versterken van collectieve voorzieningen in de gemeente of de wijk: De basisteams nemen actie om bestaande collectieve voorzieningen in de gemeente of in de wijk toegankelijker te maken voor jeugdigen en/of ouders die ondersteuning nodig hebben. Reguliere kinderopvang kan met extra inzet ook een kind met wat moeilijker gedrag opvangen, sportclubs en sportcentra kunnen veel betekenen voor kinderen met ADHD, een bestaande speeltuin of kinderboerderij kan een plek zijn waar kinderen hun behoefte aan contact en aandacht kunnen invullen. Ondersteuning bieden: Met jeugdigen en gezinnen die ondersteuning nodig hebben, zoeken de basisteams altijd eerst naar mogelijkheden in het eigen sociale netwerk en binnen bestaande voorzieningen. De basisteamleden kunnen ook zelf op een breed terrein professionele ondersteuning bieden. Het aanbod kan variëren van enkele individuele gesprekken tot een groepsaanbod en een kortdurende behandeling. Een precieze begrenzing is nog niet te geven. Wel is duidelijk dat dit aanbod een deel van de huidige ambulante jeugdzorg en het jeugd-GGZ aanbod zal omvatten. Zo worden de professionals aan de basis slagvaardiger en kunnen zij veel meer dan nu, zelf helpen in plaats van doorverwijzen naar andere voorzieningen. Besluiten nemen inzake de toegang tot gespecialiseerde jeugdhulp: het mandaat van het basisteam: In de nieu e Jeugd et is het College e oegd o
esluiten te ne en inzake de toe ijzing an “indi iduele
oorzieningen . Die kunnen overigens ook groepsaanbod bevatten. Het College zal de inhoudelijke voorbereiding, inclusief de motivering van het besluit, overlaten aan de basisteams. De gemeente c.q. het College is dan alleen nog het for ele esluit or ende orgaan. “Indi atiestelling gaan e in de huidige vorm niet meer doen. Voor gespecialiseerde vormen van zorg blijven wel zorgvuldige beoordeling en verwijsprocedures nodig. De individuele professionals die samen het basisteam jeugd en gezin vormen, hebben allemaal mandaat om samen met het gezin een plan van aanpak voor de inzet van gespecialiseerde jeugdhulp op te stellen. In het werkproces zullen we de verplichting opnemen dat zij hierover nooit alleen besluiten, maar altijd een collega uit het team daarbij raadplegen of betrekken. De leidinggevende van het basisteam bekrachtigt het plan van aanpak/klantplan. De professionals in de basisteams zijn kritisch op de inzet van dure gespecialiseerde zorg. Zij hebben de taak de schaarse middelen zo efficiënt en effectief mogelijk in te zetten. Uiteraard vraagt dit in elke casus een zorg uldige af eging. In de nieu e Jeugd et is het “re ht op zorg
oor de zorg rager er angen door de
plicht voor de gemeente om compensatie te bieden bij problemen en gebreken. De gemeente kan bijspringen als de zorgvrager de problemen niet zelf of met behulp van het netwerk of sociale omgeving op kan lossen, en een collectieve voorziening of het flexibele volume niet voldoende zijn. Omdat de afweging in ogenschijnlijk gelijke gevallen anders kan uitvallen, verdient de motivering van besluiten veel aandacht. De basisteams krijgen, meer dan in de bestaande situatie, te maken met zware en complexe problematiek waarin passende hulpverlening niet makkelijk te realiseren is.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 12 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Het basisteam heeft dan ook genoeg zwaarte nodig, gemeten naar competenties, maar ook naar opleidingsniveau. Het dient daarom, naast HBO geschoolde professionals, ook universitair geschoolde medewerkers binnen de gelederen te hebben. We denken daarbij allereerst aan de jeugdarts van de GGD en aan een jeugdpsycholoog of een andere gedragswetenschapper. Zij zijn niet alleen werkbegeleider of achterwacht, maar hebben ook zelf cliëntcontacten en werken in die zin gewoon mee in het team. Gelet op de kosten die samenhangen met de inzet van deze specialisten, zal bezien moeten worden of zij verbonden kunnen worden aan meerdere basisteams. Uiteraard dient het budget van de basisteams groot genoeg te zijn en zullen daartoe middelen verschoven moeten worden vanuit de gespecialiseerde hulp richting de basisteams. Veiligheid van kinderen bewaken: Gezinnen vragen niet in alle gevallen op eigen initiatief om ondersteuning. Vaak is het zo dat medewerkers op de vindplaatsen zich zorgen maken en ervoor zorgen dat het gezin toe geleid wordt naar een medewerker van het basisteam. Het aanvaarden van hulp is dan lang niet altijd vanzelfsprekend. De professionals in het basisteam werken dan aan overtuigen en overreden. Als men echt niet verder komt met het gezin en de zorgen blijven, dan is er de mogelijkheid om het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling of de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen. Aanspreekpunt zijn in de gemeente of in de wijk: De basisteams vormen het aanspreekpunt voor instellingen en organisaties die op niveaus boven de gemeente of de wijk werken, zoals politie en justitie, jeugdbescherming en jeugdreclassering, Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en gespecialiseerde jeugdhulpinstellingen. Het realiseren van dit duidelijke aanspreekpunt is een voorwaarde tot succesvolle afstemming en samenwerking met deze organisaties. De basisteams zijn ook het aanspreekpunt voor de huisartsen in de gemeente of in de wijk. Het is zaak te zorgen voor een goede en eenduidige bereikbaarheid van de basisteams met een vaste contactpersoon en een vast telefoonnummer. De organisatie, omvang en leiding van de basisteams (lokaal aanvullen: beschrijven feitelijke lokale/subregionale situatie basisteam. Eventueel vermelden groeiscenario).
4.4. Expertpool Wat als er meer deskundigheid nodig is? In aanvulling op de deskundigheid van de basisprofessionals in de basisteams jeugd is in een beperkt aantal gevallen (onze inschatting is in 3% - 5%) deskundigheid nodig van experts voor consultatie en nadere diagnostiek. Daartoe wordt op regionaal of sub-regionaal niveau een pool van experts ingericht. De werkwijze van de expertpool is vergelijkbaar met die van de bestaande teams Integrale Vroeghulp. Zij ondersteunen het basisteam met consultatie en advies en ze leveren expertise. Het is van belang dat er vanuit de expertpool vaste contactpersonen zijn voor de basisteams, dat maakt dat er gemakkelijk en vanzelfsprekend contact kan worden gemaakt. Zij kunnen op onderdelen adviseren of op het hele gezinssysteem. Het zou efficiënt zijn deze expertpool te gebruiken voor zowel de Transitie Jeugdzorg als de AWBZ. De expertpool is adviserend. Zij treden niet in het mandaat van het basisteam voor het opstellen van het plan van aanpak en daarbij in te zetten gespecialiseerde hulp. Het advies van de
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 13 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd expertpool kan wel de motivering van het besluit van het basisteam versterken, in het al dan niet inzetten van gespecialiseerde hulp. Aan de expertpool nemen in ieder geval orthopedagogen, psychologen, (kinder)arts, kinderpsychiater, VG arts en revalidatiedeskundige deel. Zij zijn afkomstig van de instellingen die gespecialiseerde zorg aanbieden. Op deze manier wordt gebruik gemaakt van de aanwezige expertise. Bij het advies van de expertpool over de inzet van zorg, is er oog voor de gehele zorgmarkt (dus ook voor vrij gevestigde/ZZPers/ innovatieve eenmansbedrijven) en niet alleen voor de instellingen waaraan zij verbonden zijn. De experts brengen een onafhankelijk advies uit dat los staat van het aanbod van de instellingen. Omdat de experts samen een pool vormen, kunnen zij elkaar aanspreken op de inhoud en de vorm van hun adviezen en kunnen zij elkaar scherp houden waar het gaat om de gewenste onafhankelijke opstelling. In het uitwerkingsplan wordt nader vormgegeven aan deze expertpool. Daarbij wordt ook bezien of en op welke manier aangesloten kan worden bij de reeds bestaande teams Integrale Vroeghulp of bij andere reeds bestaande teams of pools van experts.
4.5. Aanpak multiprobleemgezinnen (aanpak MPH) Hoe komen we tot een integrale aanpak? In het nieuwe jeugdstelsel dient de hulp voor gezinnen die op meer leefgebieden problemen kennen, zo vroeg, eenvoudig, integraal en laagdrempelig mogelijk te worden georganiseerd. Aanspreekpunt voor deze multiprobleemgezinnen zijn vaak de medewerkers van de basisteams in de gemeenten of de wijken. Wanneer gemeenten speciale teams op gemeentelijk of wijkniveau voor mph hebben ingericht, zijn deze outreachend werkende teams soms ook het eerste aanspreekpunt. Wanneer er sprake is van mphproblematiek dragen de basisteams de regie met betrekking tot deze gezinnen over aan de mph-teams. De professionals aan de basis worden geacht verreweg de meeste ondersteuning zelf te bieden en in te schatten wanneer inschakeling van specialistische hulp nodig is. In het huidige stelsel zijn veel verschillende hulpverleningsinstanties betrokken bij een gezin. Door een eenvoudiger stelsel te creëren kan de samenwerking rond multiprobleemgezinnen verbeteren. Daarin nemen de basisteams jeugd hun verantwoordelijkheid, maar zij trekken zich terug wanneer er andere professionals, vanuit een meer specifieke opdracht, bij het gezin betrokken zijn. Mits het basisteam jeugd erop kan vertrouwen dat de belangen van jeugdigen voldoende worden behartigd en hun rechten en veiligheid gewaarborgd.
4.6. Toegang tot gespecialiseerde hulp via huisartsen Wat betekent de toegang via de huisartsen, volgens de concept Jeugdwet? Naast de beroepsgroepen die zich specifiek bezighouden met jeugdigen en ouders, speelt ook de huisarts een belangrijke rol in de zorg voor jeugd. Niet in de laatste plaats omdat somatische ziekten hun weerslag kunnen hebben op de situatie van het individu en het gezin als geheel. Naast somatische zorg, triage en doorverwijzing heeft de huisarts een rol bij de inzet van lichte hulp en het voorkomen van onnodig zware hulpverlening. Huisartsen hebben de verantwoordelijkheid om vanuit hun medische professie te kunnen beoordelen en doorverwijzen.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 14 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd In het huidige stelsel heeft de huisarts de bevoegdheid om jeugdigen door te verwijzen naar de GGZ. Dit systeem moet er toe bijdragen dat een jeugdige zo snel mogelijk de juiste hulp krijgt en de samenhang met somatische zorg geborgd blijft. Het Rijk vindt het daarom wenselijk om de huisarts - juist met het oog op een integrale werkwijze vanuit 1 gezin, 1 plan - de mogelijkheid te geven om door te verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp. De huisarts krijgt vanuit zijn medische professionaliteit en zijn zicht op de gezinsproblematiek bij psychische problemen, dan de keuze uit het gehele palet van jeugdhulp. In sommige gevallen is echter een breder zicht op de totale situatie rondom de jeugdige en zijn gezin nodig. Dan ligt het in de rede dat de beslissing over het inzetten van passende hulp wordt genomen vanuit de multidisciplinaire toegangspoort van de gemeente: het basisteam jeugd en gezin. Het is aan gemeenten en aan de basisteams om het vertrouwen van de huisartsen in een goede opvang van hun patiënten te winnen. Huisartsen lijken zeer bereid om samen te werken met het basisteam, als er voldoende vertrouwen is in de aanpak en de deskundigheid van het basisteam en als er voor hen één duidelijke ingang en aanspreekpunt is. Wat is de rol van de gemeente hierbij? Gemeenten dienen zich niet te mengen in de professionele beoordeling van een professional. Vanuit het aspect van kostenbeheersing moeten gemeenten wel kunnen sturen op volume- en budgetbeheersing. Het is daarom relevant voor gemeenten en huisartsen om zowel op landelijk als lokaal niveau afspraken te maken. Daarbij dient in ieder geval aandacht te zijn voor het voorschrijf- en doorverwijsgedrag van huisartsen. Daarbij kunnen ook afspraken gemaakt worden over de inzet van de huisarts binnen het uitgangspunt van 1 gezin, 1 plan. Voorstel toegang via de huisartsen/medici: Per asistea
is er een jeugdprofessional
et de in alshoek “ edis h . Hij is het eerste aanspreekpunt
voor de huisarts, jeugdarts en paramedische professionals. Dit lid van het basisteam heeft een goede kennis van alle beperkingen (zowel GGZ als VB) bij jeugdigen. Hij wordt de verbindingsofficier tussen de medische toegang en het basisteam. Naast zijn rol als verbindingsofficier levert hij ook zorg (bijv. 5 tot 10 gesprekken maximaal). Hij kan dit binnen de huisartsenpraktijk doen of vanuit het basisteam (of bij jeugdigen thuis). Hij bouwt op deze manier een vertrouwensband op met huisarts en andere medici en het basisteam. Deze medische jeugdgeneralist heeft zicht op instroom jeugdhulp via huisartsen en andere medici in een subregio. Wellicht kan een dergelijke functionaris voor meerdere basisteams werken. De uitwerking hiervan kan per gemeente en per subregio plaatsvinden.
4.7. Toegang tot gespecialiseerde hulp via jeugdbescherming en jeugdreclassering Hoe is deze toegang tot individuele voorzieningen geregeld? Wanneer in het kader van jeugdbescherming of jeugdreclassering een gezinsvoogd, voogd of jeugdreclasseerder is aangewezen en deze acht het noodzakelijk jeugdhulp in te zetten, dan kan die dat direct doen. Dat is zo en dat blijft zo. Er is dus een rechtstreekse toegang voor de professionals van de nieuwe gecertificeerde instelling(en) naar individuele jeugdhulpvoorzieningen. De gemeenten hebben geen rechtstreekse invloed op deze toegang, maar moeten de aldus ingezette hulp wel betalen. Het is dus zaak om met de gecertificeerde instelling(en) goede afspraken te maken over het
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 15 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd verwijsgedrag van (gezins)voogden en jeugdreclasseerders. In ieder geval is het van belang dat over alle besluiten inzake de inzet van jeugdhulp, overleg plaatsvindt met het basisteam jeugd en gezin. Immers, samen met dit basisteam kan de vraag worden gesteld of er ook andere compenserende maatregelen mogelijk zijn. Overigens is de jeugdhulp die in het kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt ingezet, meestal beperkt tot de jeugdhulp die de provincie in het kader van de Wet op de Jeugdzorg financiert. Dat zal in de toekomst zo blijven. Voor de inzet van jeugdhulp die afkomstig is uit de AWBZ en de ZVW is namelijk toestemming van (ouders van) cliënten nodig, omdat deze vormen van hulp worden uitgevoerd door instellingen en professionals die vallen onder de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst. Voor de vormen van jeugdhulp die afkomstig zijn uit de Wet op de Jeugdzorg (provincie), is toestemming niet altijd vereist wanneer er sprake is van een justitieel kader. Juist bij hulp in een justitieel kader wordt toestemming vaak niet verkregen.
4.8. In te zetten hulp Het oude” stelsel: o
elke t eedelij s gespecialiseerde hulp or e gaat het?
De nieuwe Jeugdwet is in principe van toepassing op jeugdigen tot 18 jaar. Vanaf 18 jaar kan men gebruik maken van voorzieningen vanuit de Wmo of de AWBZ/ZVW. Alleen als die 18+ voorzieningen er in de Wmo of AWBZ of Zorgverzekeringswet niet zijn, kan jeugdhulp doorlopen tot 23 jaar. In de nieuwe Jeugdwet komen ten eerste alle hulpvormen terecht die nu vallen onder de Wet op de Jeugdzorg, gefinancierd door de provincie: observatiediagnostiek, ambulante jeugdzorg, dagbehandeling, 24-uurs verblijf in een instelling en pleegzorg. Voor die zorgvormen is een doorloop tot 23 jaar mogelijk omdat daar geen 18+ equivalent voor bestaat. Persoonlijke Verzorging, Begeleiding en Kortdurend Verblijf gaan vanuit de AWBZ, zowel voor 18- als 18+, voor alle doelgroepen over naar de gemeenten: somatische aandoening, psychogeriatrische problematiek, psychische problematiek, lichamelijke beperking, zintuiglijke beperking en verstandelijke beperking. In de Jeugdwet komen daarbij nog bij: Behandeling en Verblijf voor de doelgroepen Psychiatrische aandoening en Verstandelijke handicap vanuit de AWBZ en de Zorgverzekeringswet. Alleen Verblijf voor de categorie verstandelijk beperkten die hun leven lang zorg nodig hebben, blijft in de (kern) AWBZ. Behandeling en Verblijf voor volwassenen gaan niet over vanuit de AWBZ en de Zorgverzekeringswet naar de Wmo, maar blijven gefinancierd via AWBZ en de Zorgverzekeringswet. PLAATJE Kind en Gezin ?? In het nieuwe stelsel laten we de oude indeling in nulde, eerste en tweede lijn los. Nu (bijna) alle vormen van jeugdhulp gefinancierd en gestuurd worden door de gemeenten is een dergelijke indeling achterhaald. We delen het jeugdhulplandschap nu als volgt in: Inzet van hulp in de eigen omgeving Wanneer ouders en kinderen vragen of problemen hebben, richten zij zich eerst tot de mensen en de instanties in hun eigen sociale leefomgeving. Dan gaat het om familieleden, vrienden, kennissen, buren en dergelijke.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 16 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Zij maken voorts gebruik van algemene voorzieningen die toegankelijk zijn voor iedereen, met of zonder beperkingen, met of zonder problemen, zoals een sportclub, scouting, buurtspeeltuin, kinderopvang. Vrij toegankelijke professionele hulp: de basisteams en de flexibele schil rond de basisteams Basisaanbod De professionals die werkzaam zijn in de basisteams kunnen zelf veel doen. Het zijn immers allemaal competente gezinswerkers en ook een psycholoog, pedagoog en arts maken deel uit van het basisteam. Het basisteam heeft dus veel mogelijkheden om betrekkelijk lichte en oplosbare problemen zelf op te pakken in een beperkt aantal gesprekken en contacten. Dit noemen we het basisaanbod. Flexibele schil Voor die gevallen waarin het basisaanbod niet voldoende is, organiseren de gemeenten een flexibele schil van hulpaanbod rondom de basisteams. De leden van de basisteams kunnen deze hulp in samenspraak met hun cliënten makkelijk en snel inzetten in vervolg op of in combinatie met hetgeen zij zelf kunnen doen. Ook kunnen ouders en kinderen er zonder tussenkomst van het basisteam een beroep op doen. De flexibele schil biedt individuele hulp, zoals contacten met maatschappelijk werk of welzijnswerk, maatjesprojecten, opvoedingsondersteuning, gesprekken met een eerstelijns psycholoog of pedagoog. Maar ook delen van de ambulante hulp waar nu nog een indicatie voor nodig is, zoals begeleiding gericht op zelfstandig leren functioneren of ambulante jeugdhulp, kunnen deel uit gaan maken van de flexibele schil. Dat geldt ook voor collectief aanbod, zoals een inloopvoorziening voor (ouders van) jeugdigen met een psychisch probleem of voor verstandelijk beperkte jeugdigen of trainingen en cursussen voor groepen jeugdigen of groepen ouders. Hulp in de flexibele schil kan aange oden orden door instellingen oor
aats happelijk erk, ))P’ers,
kleine praktijken voor pedagogische ondersteuning en eerstelijns psychologische zorg. Uiteraard kunnen ook instellingen die nu alleen geïndiceerde tweedelijns hulp bieden, aanbod ontwikkelen dat in de flexibele schil kan worden opgenomen. Basisaanbod en flexibele schil: vrij toegankelijk Het basisaanbod en het aanbod uit de flexibele schil vormen tezamen de vrij toegankelijke hulp in het nieuwe jeugdstelsel. Hiermee bedoelen we dat ouders en kinderen zonder verleningsbesluit een beroep kunnen doen op deze hulp. Dat wil niet zeggen dat het vrij toegankelijk aanbod altijd helemaal gratis is. Gemeenten kunnen een eigen bijdrage vragen voor het gebruik van het flexibele aanbod. We zullen het komend jaar onderzoeken of en wanneer we ouders om een bijdrage in de kosten vragen. Uiteraard willen gemeenten het beroep op de vrij toegankelijke hulp door zowel professionals uit het basisteam als individuele ouders en kinderen limiteren om de kosten te kunnen eheersen en o
onnodig’
gebruik van deze vorm van hulp tegen te gaan. Zij kunnen dat op verschillende manieren doen: Door grenzen te stellen aan het aantal contacten en/of de duur van een behandeling; Zo kunnen gemeenten bijvoorbeeld tot 6 afspraken met maatschappelijk werk of een eerstelijns psycholoog vrij toegankelijk maken. Als meer/langere inzet nodig is, is een verleningsbesluit nodig en wordt het eigenlijk een vorm van gespecialiseerde zorg. Een andere mogelijkheid is dat mensen de (voortzetting van de) hulp zelf betalen. Door aan uitvoerende instellingen of zelfstandige professionals een gelimiteerd budget beschikbaar te stellen voor de uitvoering van hun aanbod.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 17 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Door in de “deelo ereenko st die de ge eenten sluiten
et de aan ieders van jeugdhulp (in het kader
van bestuurlijk aanbesteden, zie H6) afspraken op te nemen inzake het beperken van de duur en de omvang van het vrij toegankelijke aanbod. De mate waarin een beroep wordt gedaan op het vrij toegankelijk hulpaanbod dienen de gemeenten vooraf in te schatten en het beschikbare budget daarop aan te passen. We stellen voor om de uitgaven voor de vrij toegankelijke hulp nauwkeurig te monitoren en na het eerste jaar te bezien of geen onnodig gebruik wordt gemaakt van het hulpaanbod en of voldoende prikkels zijn ingebouwd om de kosten te beheersen. Hiervoor is het van belang dat de deelovereenkomsten die gemeenten afsluiten met de instellingen flexibel zijn en jaarlijks aangepast kunnen worden. . Gespecialiseerde niet vrij toegankelijke hulp Een toegangsbesluit van het basisteam, van de huisarts of via jeugdbescherming of jeugdreclassering geeft aanspraak op een individuele voorziening in het kader van de Jeugdwet. Het kan gaan om (langer durende) begeleiding en persoonlijke verzorging, om dagopvang en dagbehandeling, om kortdurend verblijf, intensieve ambulante ondersteuning en hulpverlening, verblijf in een instelling of bij een pleegouder. Dat betreft individueel geboden hulp en hulp in groepsverband. Ook hulpverlening aan ouders bij het opvoeden hoort tot het pakket. Deze zorg zal voor een groot deel worden aangeboden door zorginstellingen (zorg in natura ZIN), waarmee de gemeenten afspraken maken over beschikbare capaciteit en de financiering daarvan. Veel van deze instellingen werken op het niveau van de regio Noordoost Brabant, maar er zijn ook instellingen die landelijk werken en slechts een betrekkelijk gering aantal cliënten bedienen uit gemeenten in de regio Noordoost Brabant. Deze landelijk werkende instellingen hebben vaak een zeer gespecialiseerd aanbod. Voor een gedeelte zal de zorg gefinancierd worden via een persoonsgebonden budget (PGB). Gemeenten dienen keuzes te maken met betrekking tot gewenste en minder gewenste zorgvormen in het pakket gespecialiseerde hulp, zoals nu ook gebeurt door de huidige financiers. Zo sturen zowel provincie als zorgkantoor al jarenlang op af ou
an “ edden ten fa eure an a
ulante hulp, anuit het prin ipe dat
hulp bij voorkeur in het gezin en in de leefwereld van een kind wordt verleend. Het beleid van de provincie is gericht op uitbreiding van het aantal pleegzorgplaatsen ten koste van verblijf in een instelling. Voor zover gemeenten ervoor kiezen om gespecialiseerde vormen van zorg gezamenlijk in te kopen, zullen zij ook gezamenlijk dergelijke beleidskeuzes maken Persoonsgebonden budget. NOOT: nog regionaal aanpassen aan keuzes implementatieplan In het visiedocument is er het volgende opgenomen over PGB. Bij de beoordeling of de inzet van zorg via een PGB wenselijk is zouden de volgende aspecten afgewogen moeten worden:
Het ontbreken van een alternatief van zorg in natura; De mogelijkheid van de ouder om regie te kunnen voeren op de zorg ( jeugdzorg / en jeugdbescherming zijn uitgezonderd) De doelmatigheid van de ingekochte zorg.
Aan e eling as: “Het instru ent an PGB oor Noordoost handha en in die ge allen aar zorg in natura niet aanwezig is of geleverd kan worden. Mogelijkheid om met vouchers te werken onderzoeken. Daar waar kinder es her ings aatregelen uitgesproken zijn is het instru ent an PGB niet an toepassing .
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 18 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Inmiddels is er zowel vanuit de concept Jeugdwet als de concept WMO wet duidelijkheid over de wettelijke kaders inzake het PGB. In de concept Jeugdwet (memorie van toelichting concept- Jeugdwet art 8.1)staat het volgende; “De
ogelijkheid an het toekennen an een udget estaat indien de jeugdige en zijn ouder dit wensen. In
dat geval wordt een budget toegekend waarmee de jeugdige en zijn ouder de mogelijkheid hebben zelf te bepalen bij wie ze de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort willen inkopen. Er wordt geen bedrag aan de jeugdige en de ouders uitgekeerd waaruit ze zelf betalingen kunnen doen; er wordt een bedrag ter besteding beschikbaar gesteld. Het college verricht betalingen indien de door de jeugdige en zijn ouders zelf ingekochte jeugdhulp voldoet aan de gestelde voorwaarden.“ In de concept Wmo- wet staat het volgende over de voorwaarden inzake het PGB. Doel van PGB is een maatwerkvoorziening leveren. Voorwaarden voor een PGB vanuit de Wmo zijn als volgt geformuleerd: Zorgaanvrager moet in staat zijn de contracteren op een verantwoorde wijze uit te voeren ( sluiten van een overeenkomst, aansturen en aanspreken hulpverlener) Dat aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt stel dat een maatwerkvoorziening niet geleverd wordt door een andere aanbieder De diensten hulpmiddelen en woningaanpassing moeten van goede kwaliteit zijn. De gemeente kan om reden van doelmatigheid bepalen of er personen die dit niet in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep doen zijn in te schakelen ( bijv. sociale netwerk)
4.9. Jeugdbescherming en jeugdreclassering en gesloten plaatsing NOOT: regionaal aanpassen aan afspraken BJZ Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Jeugdbescherming betreft maatregelen die de rechter kan opleggen als vrijwillige hulp niet werkt. Een kind of jongere kan “onder toezi ht
orden gesteld. In het kader an zo’n Ondertoezi htstelling OTS
egeleidt
een gezinsvoogd een gezin bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen overnemen. Soms woont een kind daarbij – tijdelijk – niet meer thuis, soms wordt er ambulante jeugdzorg ingezet. Jeugdzorg Nederland heeft met de Deltamethode een belangrijke bijdrage geleverd aan de kwaliteit van jeugdbescherming. In de Deltamethode helpen gezinsvoogden ouders continu om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de opvoeding. Een andere jeugdbeschermingsmaatregel is Voogdij. Er is dan geen gezag meer van ouders. Beide ouders zijn overleden of zijn op grond van onmacht of onwil om goed voor hun kind te zorgen, ontheven of ontzet uit de ouderlijke macht. Een jongere die met de politie in aanraking is geweest en een proces-verbaal heeft gekregen, kan jeugdreclassering opgelegd krijgen. Hij of zij krijgt dan een op maat gesneden begeleidingsplan dat moet voorkomen dat de jongere opnieuw in de fout gaat. Jeugdreclassering is er voor jongeren tussen 12 en 18 jaar. Deze vorm van jeugdzorg is een belangrijke schakel tussen zorg en straf. Jeugdzorgplus Dit is een vorm van zorg en behandeling. Jongeren worden gedwongen opgenomen en krijgen in hun eigen belang hulp in een gesloten omgeving. Jeugdzorgplus is niet bedoeld als straf. Bureau Jeugdzorg geeft eerst
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 19 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd een indicatie af. Daarin staat welke vorm van zorg de jongere nodig heeft. Onder de nieuwe Jeugdwet geven het College of de gecertificeerde instelling een besluit af waarin wordt aangegeven dat deze vorm van zorg nodig is. Voor een besluit inzake jeugdzorgplus, moet een gedragswetenschapper een inste
ing erklaring afge en. Daarna eslist de kinderre hter of de jongere een “ a htiging gesloten
jeugdzorg krijgt opgelegd voor gedwongen opname in een instelling voor jeugdzorgplus. Jeugdzorgplus is bedoeld voor jongeren met ernstige gedragsproblemen die bescherming nodig hebben tegen zichzelf of tegen anderen. Het gaat dan bijvoorbeeld om agressieve jongeren of om meisjes die problemen hebben met loverboys. Het is in het belang van de jongeren zelf dat zij in geslotenheid worden behandeld. Zo wordt voorkomen dat de jongeren zich onttrekken of door anderen worden onttrokken aan de zorg die ze nodig hebben. Onder jeugdzorgplus vallen gedwongen opname, gesloten verblijf en gedwongen behandeling. Voor iedere jongere wordt een hulpverleningsplan opgesteld. In het hulpverleningsplan kunnen beperkende maatregelen staan. Zo kan een instelling voor jeugdzorgplus jongeren tijdelijk in afzondering plaatsen. Er zijn in Nederland 15 jeugdzorginstellingen die jeugdzorgplus aanbieden. In Noordoost Brabant is geen jeugdzorginstelling gevestigd die jeugdzorgplus aanbiedt. BJ- Brabant heeft de laatste jeugdzorgplus plaatsen in Grave in 2012 opgeheven. Jongeren worden nu, grotendeels, in Zuidoost Brabant of in Limburg geplaatst. In 2012 zijn er 49 jeugdzorgplus indicaties afgegeven door BJZ, hiervan zijn er 40 daadwerkelijk geplaatst. Op deze plaatsingen kunnen gemeenten geen invloed uitoefenen, de machtigingen voor gedwongen plaatsingen worden afgegeven door de kinderrechter. Gemeenten zijn wel verantwoordelijk voor de financiering van deze plaatsen. De toeleiding, dat wil zeggen de aanvraag van de machtiging bij de rechter, de coördinatie van de daadwerkelijke plaatsing van een kind in een gesloten instelling en alle bijbehorende formaliteiten, wordt nu geregeld door Bureau Jeugdzorg. Het ligt voor de hand deze taak in de nieuwe situatie neer te leggen bij de gecertificeerde instelling. Dat geldt zowel voor toeleiding in het kader van een OTS, als op vrijwillige basis (de ouders stemmen in met de gedwongen plaatsing voor hun kind). De gecertificeerde instelling Op dit moment voert Bureau Jeugdzorg de jeugdbescherming en jeugdreclassering uit. Voor de jeugdzorgplus verzorgt Bureau Jeugdzorg de plaatsing bij een uitvoerende instelling. Bureau Jeugdzorg is een stichting die Brabant breed is georganiseerd, met een aantal regionale vestigingen en een centraal kantoor in Eindhoven. Er zijn ook nog een drietal landelijk werkende jeugdbeschermingsinstellingen zoals William Schrikker Groep ((L)VB jeugdigen), Gereformeerde Jeugdzorg (SGJ) en Leger des Heils Jeugdbescherming in NOB actief. Bureau Jeugdzorg verliest met ingang van 1 januari 2015 de wettelijke grondslag en houdt op te bestaan. In de nieu e Jeugd et is sprake an een “ge ertifi eerde instelling die de fun ties jeugdre lassering en jeugdbescherming (voogdij en gezinsvoogdij/OTS) gaat uitvoeren. In de nieuwe Jeugdwet wordt het College erant oordelijk oor het “ oorzien in een toereikend aan od an ge ertifi eerde instellingen . In Noordoost Brabant is besloten deze vorm van gespecialiseerde jeugdzorg gezamenlijk met 19 gemeenten in te kopen. Tot nu toe is het niet duidelijk of het bestaande BJZ Brabant een doorstart maakt of dat er nieuwe stichtingen/gecertificeerde instellingen worden opgericht als opvolgers van BJZ. Vooralsnog lijkt het erop dat alleen het voormalige BJZ erin zal slagen om met ingang van 1 januari 2015 door te gaan als gecertificeerde instelling. Wellicht dat in een later stadium meer en andere spelers op deze “ arkt
ers hijnen.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 20 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Voor Noordoost Brabant kiezen we voor de inrichting van een gecertificeerde instelling op het niveau van de regio Noordoost, Deze instelling voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:
De instelling maakt zoveel mogelijk gebruik van de bestaande (professionele) expertise inzake
Dit is inclusief de expertise voor jeugdbescherming en jeugdreclassering voor verstandelijk
jeugdbescherming en jeugdreclassering beperkte jeugdigen zoals die nu aanwezig is bij de William Schrikker Groep. De instelling staat achter de kanteling in de werkwijze van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering De instellingen sluit in haar werkwijze optimaal aan bij en organiseert haar werkzaamheden op de s haal an de ge eenten en de su regio’s
De gemeenten in de regio Noordoost leveren geen bijdrage in de frictiekosten van Bureau Jeugdzorg, maar zijn wel bereid met Bureau Jeugdzorg te zoeken naar mogelijkheden om de frictiekosten te beperken.
4.10 Advies en Meldpunt Kindermishandeling NOOT: regionaal aanpassen aan afspraken BJZ Een nieuw wettelijk kader in de Wmo Met ingang van 1 januari 2015 gaan het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) op in één organisatie: het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). De wettelijke grondslag hiervoor wordt neergelegd in de nieuwe Wmo. Het Rijk schrijft deze verplichtende samenvoeging voor met als doel een betere integrale aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. De afgelopen jaren is dit onvoldoende tot stand gebracht. Advies en Meldpunt Kindermishandeling Het AMK is op dit moment onderdeel van het provinciale Bureau Jeugdzorg, gefinancierd door de provincie. Behalve het AMK verzorgt Bureau Jeugdzorg ook de uitvoering van jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) en de indicatiestellingen voor de gespecialiseerde jeugdzorg en GGZ voor jeugd. Professionals en particulieren kunnen er hun zorgen inzake de veiligheid van kinderen melden “zorg eldingen . Lang niet al die
eldingen resulteren in een for ele, geregistreerde
AMK. So s is de situatie daar oor in de ele ing an BJ) niet “ernstig genoeg. Vaak ziet
elding ij het en ij BJ) nog
wel aanknopingspunten om de zaak in overleg met het gezin en op vrijwillige basis aan te pakken. In die ge allen ordt het gezin aak eer “ ar
o ergedragen naar een lokale hulpverlener.
Aanpak huiselijk geweld De ge eente ’s-Hertogenbosch is op dit moment, als centrumgemeente voor de vrouwenopvang verantwoordelijk gesteld voor de aanpak van huiselijk geweld voor de regio Noordoost Brabant. De ge eente ’s-Hertogenbosch levert de ambtelijke coördinatie en heeft de uitvoering van de aanpak van huiselijk geweld neergelegd bij de instelling Juvans (maatschappelijk werk). De gemeente heeft een ambtelijke regiegroep ingesteld en een bestuurlijk overleg van de deelnemende regiogemeenten. Uiteraard is er samenhang tussen de werkzaamheden van het SHG en het AMK. Dit betreft vooral meldingen inzake huiselijk geweld waarbij kinderen betrokken zijn of getuige zijn van het huiselijk geweld.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 21 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Verder zijn er voor de uitvoering vergelijkbare deskundigheden/competenties nodig en zijn werkwijzen en werkprocessen tussen beide werksoorten vergelijkbaar. Transitie en kanteling als uitgangspunten AMHK Belangrijke uitgangspunten zijn: Zwaartepunt bij de basisteams Belangrijk uitgangspunt is dat het zwaartepunt in de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties verlegd oet orden an SHG en AMK naar de asistea s die in alle ge eenten en in de ijken in ’sHertogenbosch worden ingericht. Daartoe zal basisexpertise in de aanpak van dit soort casuïstiek verschoven moeten worden van het huidige SHG en AMK naar de basisteams. Gelet op het bovenstaande zal het nieuwe AMHK in omvang kleiner kunnen dan het huidige AMK en SHG samen. Dat is ook nodig om de bezuinigingen die ook hun weerslag zullen hebben op het AMK en SHG, op te kunnen vangen. Een integrale aanpak van problemen Een ander belangrijk uitgangspunt is dat, gelet op het gegeven dat in veel gezinnen waar sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling ook problemen op andere levensgebieden spelen, een integrale aanpak van alle problemen nodig is. Een eenzijdige focus op de veiligheid van kinderen en andere gezinsleden is vaak onvoldoende. Problemen op andere levensgebieden als psychische of lichamelijke gezondheid, armoede en criminaliteit kunnen nieuwe uitbarstingen van geweld voeden of zelfs initiëren. Een in de uitvoering onafhankelijk AMHK Het is van belang dat het AMHK in de uitvoering (en in de beeldvorming) niet wordt verweven met jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het AMHK sluit aan bij en organiseert de werkzaamheden op het ni eau an de ge eenten en de su regio’s. Wel is denk aar dat het AMHK a k-office gebruik maakt van de voorzieningen van een grotere organisatie.
4.11. Crisisdienst NOOT: regionaal aanpassen aan afspraken BJZ Wanneer dit financieel mogelijk is, kiezen we voor het inrichten van een crisisdienst voor jeugd en huiselijk geweld op de schaal van de regio Noordoost. Wellicht moeten we de crisisdienst combineren met de regio Zuidoost, zoals nu ook binnen de provinciale jeugdzorg. De crisisdienst richt zich op het handelen in acute situaties van kindermishandeling en huiselijk geweld, maar ook op crises inzake gedragsproblematiek of psychische problematiek van jeugdigen. Een risisdienst ordt ingezet “ uiten kantoortijden . Gedurende de reguliere erktijden orden rises opgepakt door de aanwezige professionals binnen de reguliere werkzaamheden. Op dit moment zijn er verschillende crisisdiensten werkzaam:
Een crisisdienst voor Bureau Jeugdzorg en AMK.
Crisisdiensten voor de GGZ en (L)VG.
Een crisisdienst bij het Steunpunt Huiselijk Geweld.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 22 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Bezien moet worden of het mogelijk is om een volledig integrale crisisdienst op het sociale domein te realiseren of dat we ons vooralsnog moeten richten op een crisisdienst voor jeugd en gezin. We streven naar een integrale regionale crisisdienst voor het oppakken van meldingen van acute problematiek. Voor het goed functioneren van een crisisdienst zijn goede afspraken met zorgaanbieders en gemeenten over beschikbare opnamecapaciteit belangrijk.
4.12. Afspraken met de Raad voor de Kinderbescherming en verzoeken aan de rechter NOOT: regionaal aanpassen aan afspraken BJZ De Raad voor de Kinderbescherming is een landelijk werkende organisatie met in onze regio een uit oeringseenheid in s-Hertogenbosch (onderdeel van een regio Zuidoost met Eindhoven, Roermond en Maastricht). De financiering van de Raad blijft rechtstreeks vallen onder het Ministerie van V&J en wordt niet gedecentraliseerd naar de gemeenten. Voor de inzet van een aantal wettelijke maatregelen ter bescherming van jeugdigen is een besluit van de rechter nodig. De rechter dient van de Raad voor de Kinderbescherming een gemotiveerd verzoek te ontvangen een dergelijk esluit te ne en een “rekest . Wanneer de ‘aad ordt inges hakeld doet de Raad een eigen onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. Als die noodzaak er naar het oordeel van de Raad is, dient zij een rekest in bij de rechter. In de huidige situatie heeft in feite alleen Bureau Jeugdzorg de bevoegdheid om de Raad te vragen een dergelijk onderzoek te doen. In de nieuwe Jeugdwet krijgen de gemeenten (het College) ook die bevoegdheid, naast de gecertificeerde instelling en het Meldpunt. Daarnaast kan het College ook rechtstreeks verzoeken indienen bij de rechter. Samenvattend krijgt het College de volgende nieuwe bevoegdheden:
De Raad verzoeken een onderzoek te doen naar de noodzaak van het opleggen van een ondertoezichtstelling en het indienen van een rekest hiertoe bij de rechter. Het indienen van een verzoek bij de rechter tot het verlenen van een rechterlijke machtiging om een kind gedwongen, dus zonder toestemming van de ouders, uit huis te plaatsen (machtiging
uithuisplaatsing) in een jeugdzorginstelling (altijd in combinatie met een OTS). Het indienen van een verzoek bij de rechter tot het verlenen van een rechterlijke machtiging om een kind uit huis te plaatsen in een gesloten jeugdzorginstelling.
Het opstellen en voldoende gemotiveerd indienen van deze verschillende verzoeken vereist grondige kennis en deskundigheid. Gemeenten hebben die kennis en deskundigheid niet in huis. De mensen die bij de gecertificeerde instelling werken wel. Het is daarom efficiënt wanneer de Colleges hun bevoegdheid voor het aanvragen van de rechterlijke machtiging mandateren aan de gecertificeerde instelling. In het samenwerkingsconvenant dat de Colleges in regionaal verband met de Raad afsluiten, kunnen afspraken worden opgenomen over hoe de colleges invloed houden op het proces. Dit convenant, waarin de uitvoeringsafspraken zijn geregeld, wordt in de komende periode verder uitgewerkt.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 23 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 24 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 5 Samenhang met het sociale domein/andere transities NOOT: Wellicht regionaal indikken/samenvatten Welke raakvlakken zijn er met ander ontwikkelingen/transities? In dit hoofdstuk is de dynamiek aangegeven van de spelers en het speelveld waar de Transitie Jeugdzorg zich op beweegt en de raakvlakken die er zijn. De beschrijving is niet uitputtend. In het kort wordt per ontwikkeling aangegeven:
Wat het rijksbeleid is op dit terrein. Hoe deze ontwikkeling zich in Noordoost Brabant voltrekt. De directe raakvlakken met de Transitie Jeugdzorg.
5.1. Hervormingen in het sociale domein Rijksbeleid De rolverdeling tussen burgers, maatschappelijke organisaties en overheid in het sociale domein in Nederland verandert. De oorzaken zijn de zich terugtrekkende overheid, de bezuinigingen en de decentralisatie van bevoegdheden van hogere naar lagere overheden. Het doel is een meer professionele en doeltreffende dienstverlening in de jeugd- en opvoedhulpen de sector welzijn. Steeds nadrukkelijker is hierbij aan de orde dat burgers - collectief waar mogelijk, individueel waar noodzakelijk - eigen verantwoordelijkheid dragen voor leef- en samenlevingsomstandigheden. Maatschappelijke organisaties bieden hulp waar de eigen mogelijkheden van burgers tekortschieten en ondersteunen burgerinitiatief. Overheden faciliteren en creëren randvoorwaarden voor een sociale infrastructuur die daartoe uitnodigt. De veranderende inzichten en de noodzaak tot versobering leiden in hoog tempo tot herinrichting van het sociale domein. Op landelijk niveau krijgt dit onder andere vorm in de doorontwikkeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Transitie van de Jeugdzorg, de Participatiewet en de acht bakens die zijn uitgezet in het kader van Welzijn Nieuwe Stijl. Beleid in Noordoost De drie transities kennen deels gezamenlijke doelgroepen. We onderscheiden in ieder geval de volgende: 1. Mensen/jeugdigen met een beperkte arbeidscapaciteit die tevens begeleiding/zorg nodig hebben. Veel jeugdigen met een bijstandsuitkering hebben op een of andere manier te maken met een beperking. Vaak zit dat in sociale vaardigheden, gedrag of psychosociale of psychiatrische problematiek. Een deel van deze jeugdigen doet een beroep op begeleiding/zorg vanuit (nu nog) de AWBZ, bijv. vanuit de GGZ. 2. Mensen/jeugdigen die ook met loondispensatie en begeleiding niet in het vrije bedrijf terecht kunnen. Zij zijn aangewezen op beschut werk. Hier ligt een grijs gebied tussen beschut werk en dagopvang (decentralisatie AWBZ, straks Wmo). Met name voor mensen met een erg lage arbeidscapaciteit, kan er een combinatie zijn tussen de Participatiewet (uitkering) en Wmo (oplossing in de vorm van dagopvang). Andersom zijn er binnen de dagbesteding groepen die behoefte hebben aan meer uitdaging in de vorm van meer arbeidsmatige activiteiten, maar die nu niet door kunnen stromen naar WSW/beschut werk. 3. In Multi probleemgezinnen kunnen drie sporen bij elkaar komen. Jeugdzorg voor (één van) de kinderen, Participatiewet voor één of beide ouders en wellicht ook begeleiding vanuit de (huidige) AWBZ. 4. Jongeren met problemen kunnen te maken hebben met zowel jeugdzorg als de Participatiewet. 5. Jeugd in de AWBZ en jeugd in de jeugdzorg
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 25 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 5.2. Relatie met Passend Onderwijs Rijksbeleid Kinderen met een beperking of gedragsproblemen hebben recht op een passende onderwijsplek. Dat kan in het speciaal onderwijs of met extra begeleiding op een gewone school. Vanaf 2014 komt er een nieuw stelsel voor Passend Onderwijs. Dit verplicht scholen een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Om dat te realiseren gaan scholen samenwerken in regionale samenwerkingsverbanden. Niet elke gewone school hoeft alle kinderen op te vangen. Kan een school geen passend onderwijs bieden, dan zoeken de scholen binnen het samenwerkingsverband een school die dit wel kan. Scholen kunnen zich specialiseren en onderling afspreken wie welke kinderen het beste onderwijs kan bieden. Leraren en schoolleiders krijgen in het nieuwe stelsel een centrale rol. Zij staan dicht bij de leerlingen en weten welke behoeften ze hebben. De samenwerkende scholen leggen hun afspraken minstens eens in de 4 jaar vast in een ondersteuningsplan. Hierin staat onder meer hoe de scholen het passend onderwijs in hun regio inrichten, het geld voor extra ondersteuning besteden, leerlingen naar het speciaal onderwijs verwijzen en ouders informeren. Beleid in Noordoost In de regio Noordoost zijn drie Passend Onder ijs regio’s :
- 5 ’s-Hertogenbosch en De Meijerij
gemeenten, 30-6 gemeenten Oss, Uden, Veghel, 25-07 gemeenten in het Land van Cuijk Deze regio’s allen niet sa en
et de Transitie Jeugdzorgregio. Afste
ing
et de drie regio’s raagt
daarom extra aandacht. Tegelijkertijd kan er ook veel afgestemd worden op sub regionaal/passend onderwijs schaal (OOGO overleg). Er is afgesproken om minimaal 1 maal per jaar op de schaal van Noordoost met alle bestuurders van de 19 gemeenten en de bestuurders van de drie passend onder ijsregio’s ij elkaar te ko en oor afste
ing. De eerste keer indt dit plaats op
november 2013. Ook afstemming tussen ambtenaren onderwijs en jeugd is geïnitieerd en gestart op schaal van Noordoost. Raakvlakken met de Transitie Jeugdzorg In het visiedocument Transitie Jeugdzorg is opgenomen dat wij willen komen tot een beter en effectiever stelsel. De aansluiting tussen onderwijs en jeugdzorg vormt hierin een cruciale schakel. Het uitgangspunt is dat de didactische vragen en de vragen over ontwikkeling en opvoeding, zoveel mogelijk integraal worden benaderd en niet in gescheiden systemen van onderwijs en jeugdzorg. Het onderwijs en gemeenten zorgen ervoor dat de zorgteams op de scholen integrale plannen van aanpak maken en dat de zorgteams zo nodig snel actie ondernemen richting gezinnen. Zorg wordt zoveel mogelijk geleverd in de directe omgeving van de jeugdigen en gezinnen (dus ook op school). De professionals die zitting hebben in de zorgteams zijn tevens lid van de basisteams jeugd in de gemeenten. Het basisteam kan het besluit nemen om bepaalde vormen van (gespecialiseerde) jeugdzorg in te zetten. Zo kan ook een goede combinatie worden gemaakt met de zorg en bijzondere aanpak die vanuit het onderwijs wordt ingezet. Die combinatie is vooral regelmatig aan de orde bij kinderen die van het speciaal onderwijs gebruik maken: deze kinderen maken meer dan gemiddeld tevens gebruik van gespecialiseerde jeugdhulp, zoals begeleiding in de klas. We moeten daarom investeren in een goede afstemming en korte lijnen tussen scholen voor speciaal onderwijs en de basisteams.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 26 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd
5.3. Maatschappelijke ondersteuning Rijksbeleid De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gaat ervan uit dat iedereen kan meedoen en meedoet in de samenleving. Ook als iemand ouder wordt, een beperking heeft of een chronische ziekte. De gemeente voert deze wet uit. In de uitvoering gaan we uit van de mogelijkheden van mensen. Dit sluit aan bij de wens van de burger om zo lang mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving te wonen en een daginvulling te vinden. Liefst onafhankelijk en zelf verantwoordelijk. De afgelopen jaren hebben we ons sterk gericht op het “zorgen oor de urgers
et een hulp raag. De nadruk lag op beperkingen, waardoor de
mogelijkheden van mensen niet altijd tot hun recht kwamen. Er is een verandering nodig in denken en doen van alle betrokkenen: de kanteling. Beleid in Noordoost Het beleid van de gemeenten in de regio Noordoost is in lijn met het rijksbeleid. Bij de Transitie AWBZ erken de ge eenten sa en in t ee su regio’s, de Meierij en Noordoost Oost. De ondersteuning binnen de Wmo is erop gericht dat mensen zo veel mogelijk zelfstandig of met hulp van hun directe omgeving kunnen meedoen. Als we de samenleving willen versterken, is samenwerking tussen professionals en vrijwilligers op het gebied van wonen, welzijn en zorg essentieel. Uitgangspunten bij de Wmo zijn:
Mogelijkheden burger centraal. Inclusief beleid. De kracht zit in de eigen leefomgeving. De ondersteuning door professionals is aanvullend en ondersteunend aan de hulpmogelijkheden uit de directe omgeving.
Raakvlakken met de Transitie Jeugdzorg De Jeugdwet geldt (in de meeste gevallen) voor jeugdigen tot 18 jaar. Als er daarna nog hulp nodig is, zijn de Wmo of de hulpsoorten die binnen de AWBZ of de zorgverzekeringswet vallen het kader. Versie 13-112013 33 Vanuit de Transitie Jeugdzorg wordt in relatie tot de Wmo met name aandacht gevraagd voor de splitsing tussen de leeftijdsgroep 0 tot en met 17 jaar en 18 tot en met 23 jaar. Er bestaat een risico op nieuwe kokervorming. Het is nodig om binnen gemeenten goede afspraken te maken. Er zijn een aantal “transitie o enten in het le en an een kind/ jongere/ gezin. Die dienen tijdig en integraal te worden bezien om de overgang soepel te laten verlopen. Een goede transitie naar volwassenheid is met name belangrijk in de verdere ontwikkeling van jeugdigen met een beperking of psychiatrische problematiek. Dit betekent concreet:
Afspraken over continuüm van zorg tussen Jeugdwet en Wmo, Participatiewet en Passend
Vergelijkbare vraagverheldering/overname klantplan jeugd.
Onderwijs. Methodiek 1 gezin, 1 plan; doorlopen van zorg na 18 jaar. Inhoudelijke afstemming zorgvormen (voor en na 18 jaar).
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 27 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 5.4. Werk en Inkomen/Participatiewet Rijksbeleid Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen in de samenleving. De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Er is straks dus een regeling voor iedereen die in staat is om te werken. Voor mensen die helemaal niet kunnen werken, blijft een sociaal vangnet in de vorm van een bijstandsuitkering. De Participatiewet moet wel voorkomen dat mensen in dit vangnet blijven. De beoogde inwerkingtreding van de Participatiewet is 1 januari 2015. Het kabinet streeft ernaar het wetgevingstraject voor de quotumregeling 1 januari 2015 te hebben afgerond. Beleid in Noordoost In de regio Noordoost werken gemeenten, in verschillende samenstelling, op het terrein van Werk en Inkomen en de WSW samen. Dat doen ze al lange tijd in de gemeenschappelijke regeling Sociale Werkvoorziening en in het bestuurlijk overleg arbeidsmarktbeleid. Deze samenwerking is het afgelopen jaar sterk geïntensiveerd naar aanleiding van de komst van de Wet werken naar vermogen, later Participatiewet Raakvlakken met de Transitie Jeugdzorg De basisteams/wijkteams, het Zorgloket en het Werkplein zijn allemaal gemeentelijke instanties waar jongeren terecht kunnen voor bepaalde vormen van hulp en ondersteuning. Deze dienen goed met elkaar en met het onderwijs verbonden te zijn. Speciale aandacht is nodig voor de kwetsbare groep jongeren met beperkingen. Door het afschaffen van de Wajong en het beperken van WSW hebben de jongeren die instromen op de arbeidsmarkt vanuit VSO en Praktijkonderwijs en de laagste niveaus MBO (oude niveau 1 en 2) minder kansen op een betaalde baan. Deze jongeren zijn vaak ook oververtegenwoordigd in de jeugdzorg. Bij het ontbreken van vooruitzichten op werk en/of dagbesteding/werkervaringsprojecten wordt het lastig om te participeren. Bezien moet worden wie dit op welk niveau oppakt, om te voorkomen dat deze jongeren tussen de wal en het schip vallen.
5.5. Jeugd gezondheidszorg Rijksbeleid Zoals vastgelegd in de Bestuurlijke Afspraken 2011–2015 heeft het Rijk onderzoek uit laten voeren naar de wettelijke positionering van de JGZ. Vraag daarbij was of de JGZ geheel of gedeeltelijk dient te vallen onder de nieuwe Jeugdwet of dat de huidige positionering binnen de Wet publieke gezondheid het meest geschikt is. Er is oor gekozen o
een “ asisaan od aan pre entie
ast te leggen in een ettelijke regeling, zodat
dit te allen tijde voor kinderen en jongeren (en hun opvoeders) beschikbaar is. De inhoud en omvang van dit basisaanbod zal na onafhankelijk advies door het Rijk worden vastgesteld. Geadviseerd wordt om de uitvoering van dit basisaanbod via de Wet publieke gezondheid op te dragen aan de gemeenten. De JGZ kent naast een landelijk vastgesteld uniform basistakenpakket, ook lokaal bepaald maatwerk. Dit maatwerk en de andere activiteiten op basis van lokale problematiek, kunnen beter worden ondergebracht in de nieuwe Jeugdwet. Het gaat dan vooral om activiteiten waar lokale beleidsvrijheid en de samenhang met andere activiteiten in het jeugddomein van essentieel belang zijn.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 28 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Beleid in Noordoost GGD Hart voor Brabant voert dit maatwerkdeel in heel Noordoost Brabant en Midden Brabant uit. GGD Hart voor Brabant ziet de opdracht als volgt: “Het ondersteunen ij opgroeien en op oeden en de zelfredzaa heid en zelfsturing an het gezin. We willen, samen met anderen, de voorwaarden scheppen en erop toezien dat kinderen goed en veilig opgroeien en we helpen opvoeders bij hun taak. Deze kanteling is voor de GGD een kans om inhoudelijk te vernieuwen en een sterke preventieve pijler te zijn in het lokale jeugdbeleid. We voeren deze zorg uit in een omgeving waar de inwoners zelf voor hun belangen kunnen opkomen (civil society) en verbinden haar met de ijkstru turen
aar ge eenten die he
en of ersterken .
Raakvlakken met de Transitie Jeugdzorg De gemeenten initiëren een overleg met de GGD, de Centra voor Jeugd en Gezin, het onderwijs en andere partners bij het maken van een invoeringsplan voor de nieuwe werkwijze. In het plan komen de (standaard)producten en de mogelijkheden om taken lokaal, op maat in te vullen. Het nieuwe pakket past binnen de wettelijke kaders en de richtlijnen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en sluit aan op de ontwikkelingen in de Transitie Jeugdzorg in Noordoost. Zoals aangegeven zien wij voor de GGD vooral een rol weggelegd in de basisteams jeugd. Met name de GGD-arts zou vaste deelnemer moeten zijn van een basisteam om de somatische kant voldoende te belichten en voldoende zwaarte aan het basisteam te geven.
5.6. Veiligheidsketen/doorontwikkeling Veiligheidshuizen Brabant Oost Rijksbeleid De komende jaren krijgen gemeenten nieuwe wettelijke taken op de terreinen jeugd, zorg en werk. Daarnaast hebben gemeenten vanaf 2013 de regie op Veiligheidshuizen gekregen. Gemeenten dienen te besluiten hoe de combinatie tussen jeugd, zorg, werk en straf gemaakt kan worden. In het landelijk kader Veiligheidshuizen (Kompas transitie jeugdzorg en veiligheidshuizen – juni 2013) wordt dit verder toegelicht: “Ge eenten, partners in de strafre htketen en de zorgketen ka pen so s
et hardnekkige problemen of
casuïstiek die niet op een reguliere manier kan worden opgelost. Voorbeelden zijn ernstige multiprobleemgezinnen of zorgmijders die strafbare feiten plegen, ernstige overlast veroorzaken of weigeren mee te werken aan hulpverlening, en waarachter een complexe problematiek schuilgaat. In die gevallen vraagt het complexe karakter van de problematiek een aanpak die de eigen mogelijkheden van de zorg erlening of het strafre ht o erstijgt. Beleid in Noordoost Het beleid in Noordoost over de Veiligheidshuizen wordt op schaal van Brabant Oost vormgegeven (hieronder vallen 4 Veiligheidshuizen in Noordoost en Zuidoost). Het veiligheidsoverleg bestaat uit de 41 burgemeesters van Brabant Oost. Opvallend is dat er een tegengestelde beweging val te constateren in de veiligheids/strafketen en in het sociale domein, namelijk: Decentralisatie van taken in het sociale domein:
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 29 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd
Het uitgangspunt bij decentralisaties is dat gemeenten de regie op het lokale veld van jeugd, zorg en werk voeren. Daarbij is de toegang van dit veld zo dicht mogelijk bij de burger georganiseerd.
Een cliënt, zijn gezin en systeem staan daarbij centraal. Gemeenten krijgen hierdoor zwaardere verantwoordelijkheden. Ze dienen te besluiten of deze taken binnen bestaande structuren o.a. CJG’s, Veiligheidshuizen, Steunpunt huiselijk ge eld en instellingen (o.a. BJZ-JR, BJZ-jeugdbescherming) worden uitgevoerd, of dat er nieuwe structuren ontwikkeld moeten worden.
Centralisatie partijen uit de strafketen:
Partijen uit de strafketen waar gemeenten mee te maken hebben zijn het Openbaar Ministerie, politie, reclassering, Raad voor de Kinderbescherming en Dienst Justitiële Instellingen. Voor deze partijen geldt dat er, in tegenstelling tot de gemeentelijke decentralisaties, een centralisatie plaatsvindt. Waarbij deze partijen, aangestuurd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie, georganiseerd worden op de schaal van Brabant Oost of groter.
Verbinden van zorg en straf Bovengenoemde ontwikkelingen zijn op zich al complex. Toch is er de noodzaak om niet alleen de decentralisaties in samenhang met elkaar te zien, maar ook de verbinding met straf te zoeken. De belangrijkste reden hiervoor is dat de gezinnen waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden zich niet alleen binnen de domeinen jeugd, zorg en werk bevinden, maar ook in aanraking (kunnen) komen met de strafketen. Raakvlakken met de Transitie Jeugdzorg Een centrale vraag, die direct de Transitie Jeugdzorg (en MHP aanpak) raakt, is hoe gemeenten omgaan met complexe casussen. Deze vraag overstijgt de doorontwikkeling van de Veiligheidshuizen Brabant Oost en de Transitie Jeugdzorg. Co ple e asussen kennen aak risi o’s, pro le en of eperkingen die de ier afzonderlijke domeinen jeugd, zorg, werk en straf overstijgen. Om complexe casussen te kunnen aanpakken en oplossen moeten twee belangrijke vragen worden beantwoord: 1. Hoe organiseren we de gemeentelijke regie over complexe casuïstiek? Er kunnen er meerdere voorzieningen worden ingericht om de complexe casuïstiek aan te pakken of gemeenten kiezen ervoor één voorziening te maken. Daarbij is de schaalgrootte ook nog een punt van discussie. 2. Hoe maken we afspraken met partijen uit de strafketen over de combinatie straf en zorg? Voor de doelgroepen die horen bij de drie transities geldt dat de strafketen betrokken kan raken. (Dit geldt nadrukkelijk maar voor een relatief klein deel van de doelgroep!) Om dan een integrale aanpak te ontwikkelen, is samenwerking met strafpartijen nodig. De formele en wettelijke voorwaarden die deze partijen stellen aan een gezamenlijke aanpak, moeten in beeld worden gebracht en worden betrokken bij het maken van een samenwerkingsstructuur. De discussie over taak, focus en organisatie binnen de Veiligheidshuizen is nog volop bezig. Gemeenten zijn daarin niet alleen aan zet. Het Ministerie van Justitie speelt een belangrijke rol. Op korte termijn is daar nog geen duidelijkheid over te verwachten. Deze discussie is niet op 1 januari 2015 afgerond. We willen de koppelingen met MPH-aanpak en Veiligheidshuizen vooralsnog goed organiseren vanuit het nieuw op te richten jeugdzorgstelsel. Voor de toekomst zullen we bezien of integratie met MPH-ontwikkelingen en ontwikkeling Veiligheidshuizen wenselijk en mogelijk is.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 30 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 5.7. Relatie met het sociaal (wijk)team Lokale situatie en organisatiestructuur beschrijven!
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 31 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 6 Hoe gaan we om met aanbieders van jeugdhulp Dit hoofdstuk heeft betrekking op de manier waarop we sturing willen geven aan het stelsel, de wijze waarop we contracteren en bekostigen, en hoe we de kwaliteit van de zorg voor jeugd bewaken. Het betreft hier overwegend regionaal gemaakte afspraken. Een lokale paragraaf kan betrekking hebben op de manier waarop de gemeente regelingen wil treffen met lokale aanbieders en met de lokale toegang.
6.1 Sturing regionaal De Jeugdwet biedt gemeenten een redelijke mate van beleidsvrijheid om invulling te geven aan de uitvoering en sturing. Brabant Noordoost geeft hier invulling aan via: Beleidsplannen In een (meerjaren)beleidsplan stellen de gemeenteraden de hoofdzaken vast van het te voeren beleid: visie, doelstellingen, resultaten et cetera. Om een goede aansluiting te maken met de preventieve jeugdhulp, is het van belang de doorvertaling te maken naar subregionaal en lokaal beleid. Dat doen we in dit beleidsplan. Begroting en budgettering Jaarlijks geeft de begrotingscyclus een nadere uitwerking aan de doelen en de hoogte van de beschikbare budgetten. In periodieke uitvoeringsplannen leggen de (sub-)regio's de activiteiten en de financieringswijzen vast die nodig zijn om de doelen te bereiken. Verder is het nodig een meerjarenperspectief te geven van de verwachte uitgaven. Zie de financiële paragraaf bij dit Beleidsplan. De medewerkers basisteam en basisteams jeugd en gezin De medewerkers van de basisteams hebben een tweeledige opdracht. Enerzijds zorgen zij ervoor dat het zelfoplossend vermogen van het gezin en het sociale netwerk toeneemt. Anderzijds zorgen zij ervoor dat hulp zo vraaggericht en zo licht mogelijk wordt ingezet. Om op die manier het beroep op gespecialiseerde hulp te verminderen. De medewerkers van de asistea s he en dus ia hun “klant onta ten in loed op het zorgaan od. Subregionale/lokale sturing en budgetregisseur Het (sub)regionale budget voor jeugdhulp wordt beheerd door een budgetregisseur. Deze regisseur zorgt voor een goede spreiding van de gemeentelijke budgetten en stuurt op een zo effectief en efficiënt mogelijke inzet van de middelen. Dit in afstemming met het basisteam jeugd en gezin en de beleidsadviseur jeugdhulp van de gemeenten. Het is voor gemeenten van belang goed zicht te houden op de budgetten, de kwaliteit van zorg en het beroep op gespecialiseerde zorg. Daarom is de budgetregisseur in dienst van de gemeente. concretiseren met subregionaal gemaakte afspraken Regionale afstemming Het ontwerp van het nieuwe jeugdstelsel van de regio Brabant Noordoost is deels gebaseerd op subregionale en deels op regionale afstemming en/of samenwerking, onder meer in beleidsvorming, contractering en toezicht. Dit is vooral van belang vanwege de complexiteit van de jeugdhulp en de vele gezamenlijke belangen. De samenwerking is geformaliseerd op 26 juni 2014 ###
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 32 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 6.2 Bestuurlijk aanbesteden Regionaal is afgesproken om het model van het Bestuurlijk Aanbesteden te hanteren als procedure om te komen tot contractering van jeugdhulpaanbieders. Dit model doet recht aan het complexe karakter en de netwerkstructuur van het sociaal domein. Als gevolg van transitie en transformatie is het moeilijk te voorspellen waar we over drie jaar, of zelfs eerder behoefte aan hebben. In de huidige financiering maken we vaak aanbodgerichte afspraken over langere periodes (4 jaar). Dat maakt het lastig om in te spelen op veranderingen. Bovendien willen we in de toekomst meer horizontaal sturen. Nu is het vaak nog zo dat de gemeente niet alleen de kaders/doelen stelt, maar ook eisen formuleert over de manier waarop deze doelen bereikt moeten worden. Daardoor maken we vaak aanbodgerichte afspraken (bv: we betalen aan instelling x 10 trajecten y voor de komende vier jaar). Dat willen we graag veranderen. Gemeenten hebben de financiële middelen en de verantwoordelijkheid voor het organiseren van zorg. Instellingen hebben de expertise om de doelen te formuleren, het personeel en de contacten met de burgers. Dat maakt gemeenten en instellingen niet alleen onderling afhankelijk maar ook gelijkwaardig aan elkaar.
6.2.1 Jeugdhulp: flexibel aanbod en specialistische zorg Ten behoeve van de contractering en de bekostiging is de jeugdhulp onderverdeeld in een aantal hoofd- en subcategorieën. Ter verduidelijking is in de rechterkolom de tot 2015 gehanteerde benaming toegevoegd. Grofweg onderscheiden we hulp zonder en met verblijf.
Hoofdcategorie
subcategorie
Oude benaming
Zonder verblijf:
persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging
begeleiding
Begeleiding individueel Begeleiding groep dagactiviteiten
ambulante jeugdhulp (inclusief behandeldiagnostiek)
Individuele jeugdhulp thuis Individuele jeugdhulp zorgaanbieder Groepsjeugdhulp Behandeling individueel Behandeling groep Ambulante crisisopvang/behandeling
onderzoek en diagnostiek
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Onderzoek en diagnostiek (voorafgaand aan een behandeling)
Pagina 33 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Hoofdcategorie
subcategorie
Oude benaming
Met verblijf:
Pleegzorg
Pleegzorg 24u pedagogisch Pleegzorg 24u specialistisch Deeltijdpleegzorg
gezinsgericht (gezinshuis, logeerhuis)
Kortdurend verblijf Behandelgroep Gezinshuis licht Behandelgroep Fasehuis
residentieel
Verblijf zorgaanbieder deeltijd pedagogisch Verblijf zorgaanbieder deeltijd specialistisch Beschermd wonen Behandelgroep Behandelgroep zwaar Behandelgroep crisis Behandelgroep Kamer Training Centrum
gedwongen verblijf (jeugdzorg plus en BOPZ)
N.b: Hierover worden geen afspraken gemaakt aan de Fysieke Overlegtafel
bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen
N.b: Hierover worden geen afspraken gemaakt aan de Fysieke Overlegtafel
landelijke gespecialiseerde voorzieningen
N.b: Hierover worden geen afspraken gemaakt aan de Fysieke Overlegtafel
In het schema op de volgende bladzijde wordt duidelijk welk aanbod we tot de lokale jeugdhulp rekenen (blauw), uit welk aanbod de flexibele schil bestaat (groen) en wat we onder specialistische jeugdhulp verstaan (rood).
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 34 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd
Functies Jeugdhulp Lokale jeugdhulp (WPG, Wmo)
Bureau Jeugdzorg
Jeugd- en opvoedhulp (provinciaal)
Vraagverheldering
Toeleiding hulp (toegang) Individuele jeugdhulp thuis
Informatie en Advies
Zorgmelding
Individuele jeugdhulp zorgaanbieder
Jeugd GGZ (ZVW en AWBZ)
Jeugd GGZ Eerste Lijn
Preventie
Gezinsbehandeling en begeleiding
Diagnostiek
Eerstelijns psycholoog
Activiteiten AM(h)K -informatie en advies Lichte jeugdhulp
- onderzoek mishandeling
Groepsjeugdhulp
Casemanagement dwang Pleegzorg 24u pedagogisch
Toeleiding hulp Jeugdbescherming Monitoring en Jeugdreclassering screening en vaccineren
Pleegzorg 24u specialistisch Verblijf zorgaanbieder deeltijd pedagogisch
Preventie (Basishulp door BJGT)
Crisis 24 uur
Verblijf zorgaanbieder deeltijd specialistisch
Gerichte preventie (BOR, ORO, GTB etc)
Indiceren machtiging jeugdzorgplus
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Persoonlijke verzorging Begeleiding Kortdurend verblijf
Kortdurende behandeling
- opstarten hulp Coördinatie van Zorg
Jeugd-VG,LG, ZG en LVG (AWBZ)
Gezinsbehandeling Verslavingszorg Beschermd wonen (?) Langdurige zorg >1: Verblijf Voorgezet verblijf
Behandelgroep Kamer Training Mantelzorg (PGB) Centrum Behandelgroep Gezinshuis licht Behandelgroep Fasehuis Behandelgroep Behandelgroep zwaar Behandelgroep Crisis Individuele jeugdhulp crisis
Pagina 35 van 47
Beschermd wonen (intramuraal ZZP1-3): - wonen met begeleiding - wonen met begeleiding en verzorging Mantelzorg (PGB)
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Voor 2015 is door de gemeenten in de regio Brabant Noordoost afgesproken dat de inkoop van zowel het specialistische aanbod als dat van de flexibele schil wordt uitgevoerd door de gemeenten ’s-Hertogenbosch en Oss, vooruitlopend op definitieve afspraken over de centrumgemeenteconstructie.In principe wordt de inkoop van het flexibele schil-aanbod vanaf 2016 uitgevoerd op subregionaal niveau, door de betrokken gemeenten. Nadere afspraken hierover worden in 2015 gemaakt. 6.2.2 Basis- en deelovereenkomsten Voor het bestuurlijk aanbesteden zijn een basisovereenkomst en een deelovereenkomst ontwikkeld. De basisovereenkomst is tot stand gekomen in overleg met alle betrokken: gemeenten en instellingen. De overeenkomst gaat over de afspraken die gemeenten met instellingen maken over communicatie, overleg en besluitvorming. De basisovereenkomst is afgesloten met alle instellingen op het gebied van jeugdhulp in de regio Brabant Noordoost, ook met de lokale en subregionale instellingen. Gemeenten sluiten met een aantal partijen deelovereenkomsten over de daadwerkelijke uitvoering. De gemeente motiveert naar alle deelnemers aan de basisovereenkomst helder waarom zij kiest voor deelovereenkomsten met bepaalde aanbieders. De deelovereenkomsten vervangen, samen met de basisovereenkomst, de huidige subsidieovereenkomsten van gemeenten met de instellingen. In de eerste helft van 2014 zijn als onderdeel van het bestuurlijk aanbesteden door de gemeenten Oss en ’s-Hertogenbosch namens de19 gemeenten drie zogenaamde Overlegtafels georganiseerd, waarop met een representatie van de aanbieders van gedachte is gewisseld over de inhoud van de deelovereenkomst. Deze (fysieke) Overlegtafels zijn aangevuld met een virtuele Overlegtafel (toegankelijk via Pleio.nl), waar alle documenten en de reacties daarop voor alle betrokkenen zijn in te zien en waarop eveneens gereageerd kan worden. De reacties van aanbieders hebben geleid tot tal van grotere en kleinere aanpassingen aan de deelovereenkomst, die ## door gemeenten zal worden vastgesteld. De aanpak werd positief gewaardeerd. 6.2.3 Verordening (phu: volgens mij beter om te verwijzen naar later vast te stellen verordeningen door de gemeenteraad) Lokale verordening beschrijven en als bijlage opnemen in dit document. Er is een regionale concpet0verordening al s basisdocument beschikbaar.
6.3 Bekostigen Voor wat betreft de bekostiging onderscheiden we vier clusters in het jeugdstelsel: De basisteams jeugd en gezin en de budgetregisseurs Het zogenoemde flexibele aanbod De specialistische jeugdhulp De jeugd-ggz
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 36 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Voor elk van deze clusters geldt een andere bekostigingsgrondslag. We lichten hierna de keuze per cluster toe. Aansluitend gaan we in op de mogelijkheid van een PGB. 6.3.1 Het basisteam jeugd en de budgetregisseur
Het basisteam jeugd en de budgetregisseur zijn belangrijke schakels in de sturing van het stelsel. Het succes van het basisteam jeugd bepaalt in belangrijke mate of de kosten van het nieuwe jeugdstelsel beheersbaar zijn. We bekostigen deze functies daarom functiegericht. Deze bekostiging is gericht op een bepaalde vaste personele inzet en capaciteit. Dat stelt de teams in staat om zoveel mogelijk zorg door het eigen netwerk van het gezin te laten leveren, zonder dat dit door de basisteams wordt gezien als “gederfde inko sten . Bekostiging an asisteams jeugd op gerealiseerde uren kan leiden tot een tegengestelde prikkel aan eigen kracht. 6.3.2 De flexibele schil
Het betreft aanbod dat in principe ruim voorhanden is, een overwegend enkelvoudig karakter heeft en voor een deel zonder tussenkomst van het basisteam jeugd en gezin toegankelijk is. Voor dit aanbod kiezen we voor een combinatie van het maken van afspraken over quota en budget met een vorm van PxQ-financiering: aantallen cliënten vermenigvuldigd met hulpvorm. Het tarief en daarmee het beschikbare budget is op voorhand vastgesteld. Door een quotum vast te stellen proberen we de productiegerichte prikkel uit deze manier van bekostigen te neutraliseren. Het vastgestelde tarief is een gemiddelde. Het staat aanbieders vrij méér cliënten te bedienen zolang het overeengekomen budget niet wordt overschreden. 6.3.3 De specialistische jeugdhulp
Om de aanbieders van specialistische jeugdhulp met een doorgaans meervoudig aanbod maximaal tot innovatie en substitutie te prikkelen kiezen we in eerste instantie voor het maken van afspraken met deze partijen over lump sum-financiering: een ongedeeld bedrag met afspraken over de verantwoordelijkheid om een maximaal aantal cliënten op kwalitatief verantwoorde wijze, effectief en efficiënt te behandelen, helpen en ondersteunen gericht op het herwinnen van regie over het eigen leven. Per aanbieder worden hier als aanhangsel bij de deelovereenkomsten nadere afspraken over gemaakt. Voor de langere termijn zal gekeken worden naar alternatieve vormen van bekostiging. 6.3.4 Jeugd-ggz
De aanbieders van jeugd-ggz zijn voor een deel te scharen onder het flexibele aanbod, deels onder het specialistische aanbod. Wat hen van andere aanbieders onderscheidt is dat in 2013 landelijke afspraken zijn gemaakt over continuering van de bekostigingsgrondslag in de periode 2015. Dat il zeggen dat DBC’s diagnose-behandelcombinaties) de grondslag vormen voor de bekostiging van de jggz en dat we de financieringssystematiek van de zorgverzekeraars overnemen. Wel onderzoeken we de mogelijkheid om aanbieders binnen deze systematiek iets meer ruimte en flexibiliteit te bieden, zodat deze partijen hun bijdrage aan de gewenste innovatie (trasformatie) kunnen leveren.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 37 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 6.3.5 Persoonsgebonden budget (PGB)
Hier weglaten? Zit ook in hoofdstuk 4.8
6.4 Kwaliteit In het kwaliteitsbeleid zijn verschillende rollen te onderscheiden: het bepalen van de kwaliteitseisen, het toezicht en handhaving op de kwaliteit en het voldoen aan kwaliteitseisen. De actoren die een rol spelen bij het kwaliteitsbeleid zijn: De gemeente Zorgaanbieders Het Rijk en de Inspectie (er komt één landelijke inspectie) Ouders en jongeren, cliëntenraden en pleegouderraden Om bureaucratie en kosten tegen te gaan, is het belangrijk om samen te werken en niet dubbel te controleren. In onderstaande figuur is aangegeven wie welke rollen heeft en waar ze elkaar overlappen.
Er zijn twee wettelijke uitgangspunten met betrekking tot kwaliteit van de jeugdhulp: Burgers (jongeren en (pleeg)ouders) mogen erop vertrouwen dat daar waar wettelijke kwaliteitseisen worden gesteld aan jeugdhulp, er ook controle plaatsvindt op de naleving van die voorschriften. Voor de uitvoerders (jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen) is transparant waarop zij worden geselecteerd en gecontroleerd en welke gevolgen het niet naleven van de wet heeft. Dit is vastgelegd in de deelovereenkomsten per aanbieder. Zorgaanbieders moeten al aan tal van kwaliteitseisen voldoen. Daarvoor zijn zij primair zèlf verantwoordelijk. In de nieuwe Jeugdwet worden naast de algemeen geldende kwaliteitseisen nog extra wettelijke kwaliteitseisen gesteld aan gecertificeerde instellingen die kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp uitvoeren en aan jeugdhulpaanbieders die verblijf en intensieve ambulante jeugdhulp in het gedwongen kader aanbieden. Gemeenten gaan uit van de wettelijke kwaliteitseisen aan zorgaanbieders. Zij maken afspraken met de Inspectie over toezicht en handhaving. Eventueel aanvullen met lokale kwaliteitsafspraken met lokale aanbieders (incl. Toezicht)
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 38 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 7 Positie van jeugdigen en ouders De nieuwe wet beoogt jeugdigen en ouders meer invloed te geven op de kwaliteit van zorg die hen wordt geboden. Het is belangrijk ouders en jeugdigen te betrekken bij hun eigen ondersteuningsproces en dat daarin wordt uitgegaan van hun eigen mogelijkheden om regie te voeren. We vragen aanbieders niet over ouders en de jeugdige te spreken, maar met hen. De betrokkenheid van ouders en jeugdigen en hun sociale omgeving bij de aanpak is cruciaal. De praktijk wijst uit dat cliëntinvloed valt of staat met de houding van bestuurders en professionals en met een gedeelde visie (cliënten en instelling) op cliëntenparticipatie en de uitvoering ervan. De cliënttevredenheid is daarbij een belangrijk onderwerp. Instellingen die zorg voor jeugd bieden, hebben nu afzonderlijke cliëntenraden. Dit is verplicht. Door daarnaast cliëntenraden van de instellingen te bundelen tot (sub)regionale cliëntenraden, komt de kwaliteit van de geboden hulp beter in beeld. We denken daarmee beter zicht te krijgen op de hulpverlening over organisaties heen, op de samenwerking en de bundeling van functies en budgetten van organisaties. Pleegouders dienen relevante informatie te krijgen om de verzorging en opvoeding van een jeugdige goed in te vullen. Wij bevelen aan om afspraken te maken over hoe het hulpverleningsplan tot stand komt, met wie er overleg is en wat te doen in geval van onenigheid. Aanbieders zijn verplicht tot het houden van een klachtenregeling, waarbij we er van uitgaan dat eventuele klachten in eerste instantie worden opgelost in het gesprek tussen klager en jeugdhulpaanbieder. Mocht dit tot onvoldoende resultaat leiden, dan staat voor de cliënt de mogelijkheid open zich te wenden tot een vertrouwenspersoon. Gemeenten krijgen de opdracht te zorgen voor een (van de gemeente en zorgaanbieders) onafhankelijke vertrouwenspersoon, waar jeugdigen en hun (pleeg)ouders een beroep op kunnen doen. Dit geldt voor het hele hulpaanbod incl. de basisteams en voor gecertificeerde instellingen. De gemeente ## maakt samen met de gemeenten ## gebruik van de diensten van dezelfde vertrouwenspersoon en rapporteert jaarlijks over de omvang en de aard van der gemelde kwesties. De rechtspositie van de cliënt, inclusief het recht op een effectieve en laagdrempelige klachtenen geschillenregeling en op medezeggenschap, is in de nieuwe wet gewaarborgd met: een onafhankelijke vertrouwenspersoon, de verplichting tot het instellen van een cliëntenraad, eisen rondom verslaglegging over toepassing van de wettelijke kwaliteitseisen en de maatschappelijke verantwoording. Door deze informatie te bundelen verzamelt de gemeente waardevolle informatie om te sturen op kwaliteitsverbeteringen in het stelsel.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 39 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 8 Financiën NOOT: regionaal actualiseren aan aangepast macrobudget, inzicht inkoop en tweede uitvraag RTA
8.1. Kosten huidige en nieuwe jeugdstelsel In dit hoofdstuk presenteren we een overzicht van de kosten van het huidige jeugdstelsel en van de middelen die de individuele gemeenten uit de regio Brabant Noordoost vanaf 2015 via het gemeentefonds ontvangen (als decentralisatie-uitkering jeugd). Vervolgens geven we ons advies over de wijze waarop het nieuwe jeugdstelsel gefinancierd kan worden. Tot slot geven we aan op welke manier we de bezuinigingsopdracht willen realiseren. Bij de cijfers in dit hoofdstuk is het belangrijk te vermelden dat nog niet alle informatie goed is ontsloten. Het betreft in veel gevallen grove ramingen die op basis van onvolledige informatie tot stand zijn gekomen. De overzichten geven niettemin een eerste en redelijke inschatting van de kosten binnen het stelsel. Voor het Regionale Transitie-arrangement (RTA, zie ook paragraaf 6.4), dat de gemeenten in NoordoostBrabant in de periode juli-november 2013 hebben opgesteld in samenspraak met de financiers en de aanbieders is een eerste schatting gemaakt van de huidige kosten van het jeugdstelsel.
8.2. Beschikbaar budget NOOT: regionaal actualiseren aan aangepast macrobudget, inzicht inkoop en tweede uitvraag RTA Een van de belangrijkste doelen van de Transitie Jeugdzorg is het ontschotten van het ondersteunings- en zorgaanbod. Dit is mogelijk door de decentralisatie omdat er nog maar één financieringsstroom bestaat. Om te kunnen sturen op het totale jeugdstelsel én om de (door het Rijk opgelegde) efficiencykorting van minimaal 15% goed op te kunnen vangen, is het van belang te weten welk uitvoeringsbudget beschikbaar is op lokaal, sub-regionaal en regionaal niveau. De meicirculaire 2013 heeft gemeenten een eerste inzicht gegeven in de in 2015 beschikbare middelen voor de uitvoering van de nieuwe taken. In totaal gaat het om een bedrag van 113,5 miljoen euro (incl. korting 4%). De middelen per gemeente zijn hieronder weergegeven: Invoegen grafiek middelen per gemeente !
Nieuw verdeelmodel Vanaf 2016 krijgt de verdeling van het decentralisatiebudget een andere grondslag, te weten het (gewogen) aantal jeugdigen per gemeente. Momenteel wordt dit objectieve verdeelmodel in opdracht van het ministerie verder uitgewerkt. Wat de impact van dit verdeelmodel zal zijn op het decentralisatiebudget voor de regio Noordoost-Brabant is lastig te voorspellen. Mogelijk gaan vestigingsgemeenten en -regio’s an grote jeugdzorgaanbieders er financieel op achteruit, ten gunste van gemeenten van waaruit jeugdigen geplaatst worden.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 40 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 8.3. Invulling bezuiniging De samenwerkende gemeenten uit de regio Brabant Noordoost willen met een aantal inrichtingskeuzen in dit Functioneel Ontwerp de efficiencykorting van het Rijk opvangen. Het nieuwe jeugdstelsel is zo ingericht dat de kosten passen binnen de toekomstige budgetten. Er wordt meer gekeken naar de eigen kracht van het gezin. Het pedagogisch klimaat wordt versterkt, waardoor kleine problemen klein blijven. Er is vroegtijdig en breed aandacht voor problemen waardoor sneller de juiste hulp wordt ingeroepen. De hulp in de buurten en wijken is georganiseerd met goed gekwalificeerde generalisten die problemen ook zelf kunnen oppakken, zodat doorverwijzing en medicalisering wordt beperkt. De zorg wordt betaald per geleverde uren en dagen hulp, zodat er meer maatwerk is en de oplossingen duurzamer zijn. Ingewikkelde multiprobleemgezinnen die zelf geen regie hebben over de zorg, krijgen ondersteuning van het basisteam jeugd waarin naast generalisten ook specialisten zitten. Zij regisseren en prioriteren interventies. Al deze acties leiden ertoe dat de zorg goedkoper wordt geleverd dan nu het geval is. Om de benodigde besparingen te realiseren, gaat de gemeente actief sturen op het totale jeugdstelsel. Dat heeft mogelijk een effect op de maatschappelijke doelen die de gemeente in haar verantwoordelijkheid voor de zorg voor de jeugd nastreeft. Wij denken aan de onderstaande sturingsmogelijkheden, waarvan we de invulling nog nader bepalen en doorrekenen.
Binnen het (meerjaren)beleidsplan en de deelovereenkomsten wordt vastgelegd welke problematiek voor welke (individuele) zorg in aanmerking komt. Gelijk aan de bestaande “pakket aatregelen in de zorg, kan de gemeente via aanpassingen in deze criteria, sturing en
prioritering geven aan de zorg voor de jeugd. Er wordt een stevige basisstructuur neergezet met brede jeugdprofessionals die de specifieke opdracht hebben om op een gekantelde manier te werken, volgende principes van eigen kracht. Zij gaan een (veel) zwaardere doelgroep bedienen dan nu. Ze beantwoorden daarmee een groot deel van de vragen die in het oude jeugdstelsel door dure, specialistische zorgverleners werden
beantwoord. Het stelsel is ingericht volgens principes van keuzevrijheid en gedeeltelijke vrije toegankelijkheid. De ge eente kan sturen op de
ate an keuze rijheid en rije toegang. Bij grote risi o’s op
budgetoverschrijdingen kan de gemeente afstappen van de bekostiging van zorgaanbieders naar gerealiseerde zorg en overgaan tot het bekostigen van een vooraf bepaalde – beperkte – omvang
van jeugdhulp. De juridische implicaties hiervan moeten overigens nog verder uitgezocht worden. Jaarlijks stelt de gemeente tarieven vast voor de zorg voor de jeugd. Een korting op deze tarieven etekent een daling an de kosten. ‘isi o’s doen zi h oor op de k aliteit en ontinuïteit an de zorg.
Bezuinigingsmogelijkheden vanuit instellingen:
Verblijfsvoorzieningen combineren van provinciale jeugdzorg, GGZ en VB sector.
Snel afschalen.
Behandelduur verkorten door middel van ketenzorg. Met een aantal instellingen wordt gewerkt aan warme overdracht. Aan de voorkant traject uitzetten: waardevast, resultaatgericht.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 41 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd
Innoveren met e-hulp. Geen gebouw nodig, ga naar de klant. Dit kan niet altijd, een deel moet in de instelling. Hier wordt dus nuance gevraagd. Niet alles kan outreachend, soms is poliklinisch beter en goedkoper. Niet alles kan in gezinssituatie worden opgelost. Innovatiekracht vanuit specialistische aanbieders en professionals zelf. Maximaliseren van de inzet van gezinnen zelf: thuisbehandeling, integrale vroeghulp. Op- en afschalen, consultatie en advies vanuit tweede lijn naar eerste lijn (ggz): deskundigheid naar voren. Pleidooi oor o i’s tussen ir uits, ij . jeugdhulp en jeugd-ggz.
8.4. Transitiearrangementen In de nieuwe Jeugdwet is een overgangsregeling opgenomen die de continuïteit in de zorg voor cliënten et een lopende indi atie garandeert. Landelijk is in iddels epaald dat de regio’s óór een “Transitiearrange ent
okto er
oeten ople eren aarin zij beschrijven hoe zij die continuïteit in 2015 gaan
organiseren en garanderen. Daartoe moeten afspraken gemaakt worden met alle zorgaanbieders die op dit moment de zorg leveren. In de regio Noordoost zorgen de 19 gemeenten er in samenspraak met provincie, zorgverzekeraars en aanbieders voor dat dit arrangement op de genoemde datum gereed is. Het gevolg van deze verplichte overgangsregeling is, dat er voor 2015 slechts beperkt ruimte zal zijn voor gemeenten om te komen tot vernieuwing en flexibilisering van de zorg. Wat zijn de uitgangspunten voor het transitiearrangement in 2015?
10% korting op beschikbare budgetten 2015 (waarbij de bedragen in de meicirculaire als rekenbudget worden gehanteerd). Geen nieuwe aanbieders voor 2015. Wel een flexibel budget invoeren voor innovatie en kanteling. Let op: dat betekent voor de instellingen dat zij niet op voorhand weten welk budget ze op dit onderdeel krijgen. Ze worden betaald op basis van facturatie (geleverde zorg op basis van de vraag) en niet zoals bij de rest van het budget op vooraf afgesproken subsidiebedragen.
Hoe is de korting van 10% opgebouwd?
4% landelijke korting. 2% uitvoeringskosten gemeenten. 4% innovatie / kanteling (in FO Brabant Noordoost flexibel budget genoemd).
Waarom kiezen we voor 10% als kortingspercentage voor 2015? Gemeenten krijgen van het Rijk kortingen opgelegd: oplopend van 4% in 2015, 10% in 2016 tot 15% in 2017. Daarnaast willen we ruimte creëren voor innovatie: 4% flexibel budget. En we moeten als gemeenten onze uitvoeringskosten opvangen: 2% van het beschikbare budget (berekeningen Bureau Berenschot). Als de uitgangspunten naar volgende jaren doorberekenen, betekent dit het volgende voor de te contracteren instellingen: 2015: 10% 2016: 16% 2017: 21% Nota Bene: de gemeentelijke instellingen krijgen in grote delen van BNO ook al 10% korting opgelegd door de gemeenten.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 42 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd
8.5 Inzet gemeentelijk budget (regionaal actualiseren) Voor het Regionale Transitie-arrangement (RTA, zie ook paragraaf 6.4), dat de gemeenten in NoordoostBrabant in de periode juli-november 2013 hebben opgesteld in samenspraak met de financiers en de aanbieders is een eerste schatting gemaakt van de huidige kosten van het jeugdstelsel. Onderstaande grafiek toont de kosten per jeugdzorgcategorie in de regio Brabant Noordoost. Totaalbedrag is 116.4 mln. Voorlopig jeugdzorgbudget 2015 per gemeente op basis van cijfers mei- en septembercirculaire. Totaal udget regio Bra ant Noordoost is €
. 5 .
. Hierin is de % korting an het Rijk voor 2015 al
verwerkt. Bouwstenen voor bekostiging nieuw stelsel. Regionaal vullen per gemeente: Verdeling budget naar -
Inkoop gespecialiseerde jeugdhulp en flexibele schil, inclusief BJZ
-
Inkoop GGZ
-
Inkoop expertpool
-
LWI’s (4%?? Ipv 2,2%)
-
Landelijke korting van 4%
-
2% Uitvoeringskosten (budgetregisseur, eigen formatie en inkoopbureau)
-
4% flexibel/innovatie voor bouw basisteams
Bekostiging basisteam Lokaal vullen op basis van lokale keuzes en startscenario/groeiscenario basisteam ! Beinvloedbaarheid van kosten??? (overnemen uit FO of weglaten)
8.6 Solidariteit tussen gemeenten Regionaal aanvullen op basis van uitwerking implementatieplan en stuk FO hoofdstuk 4
8.7 Risico’s Regionaal aanvullen op basis van uitwerking implementatieplan
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 43 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd 9 Monitoring en verantwoording In hoofdstuk drie is aangegeven welke resultaten de gemeenten in de regio Brabant Noordoost met de transitie en de transformatie nastreven. Om te kunnen beoordelen of deze resultaten worden behaald, maar ook om op kortere termijn de effecten van de transitie en de stelselvernieuwing te kunnen monitoren, zijn er voor de gemeente verschillende informatiebronnen beschikbaar. Daarnaast maken we met de door de gemeente gecontracteerde aanbieder afspraken over de wijze waarop zij zich verantwoorden over de uitvoering en de bestede middelen.
9.1.
Monitoring
Een van de uitgangspunten bij de stelselwijziging is dat we de professional meer ruimte geven, onder andere door de administratieve lastendruk te verminderen. Gemeenten kunnen daaraan bijdragen door zich een beperking op te leggen ten aanzien van wat ze allemaal willen weten, en zo veel mogelijk gebruik te maken van informatie die al verzameld wordt of beschikbaar is. Daarnaast maken we een onderscheid tussen een doorlopende uitvraag van gegevens (structureel) en het uitvoeren van incidenteel verdiepend onderzoek. Structureel: minimale dataset (landelijk overeengekomen) Landelijk is een dataset overeengekomen die jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen met ingang van 2015 (verplicht) gaan leveren, weergegeven in de tabel hieronder:
Het betreft data die doorlopend door jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen worden geregistreerd en aangeleverd moeten worden aan het CBS. De dataset geeft inzicht in het ge ruik an jeugdhulp type en duur , in de keten er ijzer’ en in de manier waarop de jeugdhulp wordt afgesloten. Structureel: aanvullende vragen vanuit de gemeenten De gemeenten in Noordoost-Brabant benutten de mogelijkheid regionaal eenduidig aanvullende informatie te vragen. Deze heeft betrekking op cliënttevredenheid en mate van doelrealisatie. Gemeenten vragen aanbieders op deze items doorlopend te registreren met betrekking tot jeugdigen en/of gezinnen afkomstig uit een van de gemeenten in de regio Noordoost-Brabant.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 44 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd Gecontracteerde aanbieders dragen zorg voor een transparante, actuele en betrouwbare registratie van deze gegevens en rapporteren maandelijks over het zorggebruik per gemeente. Incidenteel verdiepend onderzoek
Naast bovenstaande doorlopende uitvraag gebruiken we incidenteel verdiepend onderzoek als middel om zicht te krijgen op effecten en resultaten van transitie en transformatie. Denk aan onderzoek naar: • de veerkracht van een populatie (wijk, buurt, kern of gemeente) • het benutten van eigen kracht en het eigen sociale netwerk • het functioneren van de basisteams • de toepassing van de meldcode kindermishandeling • het gebruik van de verwijsindex • de relatie tussen huisartsen en de basisteams Daarbij willen gemeenten gebruik maken van de mogelijkheden die het Landelijk toezicht cq. de Inspecties bieden. Basisteams jeugd en gezin De basisteams jeugd en gezin leggen gegevens vast die ondersteunend zijn aan de hulpverlening, maar op een hoger aggregatieniveau sturings- en beleidsinformatie opleveren. De coördinator van het basisteam is verantwoordelijk voor de (betrouwbaarheid en actualiteit van de) registratie en voor de levering aan de gemeente. Lokale keuze: Medewerkers van ons basisteam gaan de minimale landelijk overeengekomen dataset registreren vanaf het moment dat een professional besluit dat inzet vanuit de flexibele schil of het specialistisch aanbod aangewezen is. Daarnaast vragen we van de professional waar dat naar zijn oordeel van toepassing is met de cliënt of het gezin de Zelfredzaamheid-Matrix (GGD Amsterdam) in te vullen, alsook te scoren op cliënttevredenheid en mate van doelrealisatie. Professionals vanuit het basisteam blijven jeugdigen en/of gezinnen die gebruik maken van jeugdhulp meer of minder intensief volgen (ter beoordeling aan de professionals), met het oog op een eventueel traject na beëindiging van hulp (gericht op zelfstandigheid en participatie). Vanuit die betrokkenheid scoort de verantwoordelijke professional op cliënttevredenheid en mate van doelrealisatie. Sturen op resultaat
Gemeenten hebben in het Functioneel ontwerp aangegeven te willen sturen op resultaten en effecten (outcome), en niet of in mindere mate op productie (output) of op de manier waarop aanbieders de gewenste resultaten halen (throughput). Landelijk hebben de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten (KING), het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) en de ministeries van Veiligheid en Justitie (V&J) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een geharmoniseerde
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 45 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd basisset van outcome-criteria ontwikkeld ten behoeve van gemeenten en aanbieders van jeugdhulp1. Landelijke standaardisering van definities en operationalisering kan gemeenten en aanbieders helpen bij het invullen van hun nieuwe verantwoordelijkheden. Inzicht in de outcome van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering is nodig en nuttig. Door prestaties te meten, komen gemeenten, aanbieders en cliënten meer te weten over de effecten en kwaliteit van jeugdhulp. Zo kan de effectiviteit worden verbeterd. Er is gekozen voor de volgende basisset van drie outcomecriteria. 1. Uitval % Bereik* % Vers hijnen op afspraak of no sho s’ % Reguliere beëindiging voorlichting/advies-/hulptraject* 2. Tevredenheid % Tevreden over nut/effect/resultaat* 3. Doelrealisatie % Zegt: doel gerealiseerd* % Zegt: kan zonder info/hulp verder* % Na jeugdhulp geen terugkeer in jeugdhulp* {* Registratie bestaat al (deels)}
De gemeenten stellen bij het inkopen van jeugdhulp als voorwaarde stellen dat instellingen bovenstaande outcomecriteria meten. De resultaten vormen onderwerp van een jaarlijks gesprek tussen gemeenten en aanbieders, in principe aan de Overlegtafel Jeugd. Veiligheid en Meldcode kindermishandeling
De gemeente is eindverantwoordelijk voor het waarborgen van de rechten en de veiligheid van jeugdigen. Een van de hulpmiddelen daarbij is de Wet Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld, die elke organisatie die met jeugdigen werkt (dus ook het onderwijs, de kinderopvang en de gemeente zelf) verplicht tot het opstellen van een Meldcode waarin bepaalt is hoe medewerkers dienen te handelen bij (vermoedens van) kindermishandeling of huiselijk geweld, wie als aandachtsfunctionaris aanspreekpunt is voor deze medewerkers, en hoe de organisatie zorg draagt voor een voldoende toerusting(deskundigheid en handelingsbekwaamheid) op dit punt van de eigen medewerkers. In de contracten met aanbieders is daarom opgenomen dat de Meldcode beschikbaar is en aantoonbaar wordt toegepast. Verwijsindex risicojeugd (Zorg voor Jeugd)
In de Jeugdwet is de bestaande verplichting om aan te sluiten op de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) overgenomen. In de regio Brabant Noordoost is enkele jaren geleden gekozen voor Zorg voor Jeugd als registratiesysteem. Op dit moment werken alle (lokale en provinciale) instellingen op het gebied van jeugdzorg in de regio met dit systeem. Wij blijven hier ook na 2015 mee werken. In regionaal verband wordt aanvullend onderzoek gedaan naar de kosten die optimale 1
Brief dd. 10 juni 2014 van staatssecretaris Van RIJN (VWS) aan de Tweede Kamer over outcomecriteria jeugdhulp
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 46 van 47
Regionale input lokaal Beleidsplan Jeugd erking an het systee et zi h ee rengt en naar de anier aarop “nieu e instellingen aan kunnen sluiten. Met aanbieders spreken we af dat zij direct of indirect zijn aangesloten op het systeem van de Landelijke VerwijsIndex Risicojeugd (VIR) cq. Zorg voor Jeugd of in samenspraak met gemeenten een werkprocedure hebben afgesproken voor meldingen in VIR.
Aanjaagteam transitie jeugdhulp Brabant Noordoost
Pagina 47 van 47
Functies Jeugdhulp Lokale jeugdhulp (WPG, Wmo)
Bureau Jeugdzorg
Jeugd- en opvoedhulp (provinciaal)
Jeugd GGZ (ZVW en AWBZ)
Jeugd GGZ Eerste Lijn
Vraagverheldering
Toeleiding hulp (toegang)
Individuele jeugdhulp thuis
Preventie
Gezinsbehandeling en begeleiding
Informatie en Advies
Zorgmelding
Individuele jeugdhulp zorgaanbieder
Diagnostiek
Eerstelijns psycholoog
Groepsjeugdhulp
Kortdurende behandeling
Activiteiten AM(h)K -informatie en advies Lichte jeugdhulp
- onderzoek mishandeling
Casemanagement dwang
Persoonlijke verzorging Begeleiding Kortdurend verblijf
- opstarten hulp Coördinatie van Zorg
Jeugd-VG,LG, ZG en LVG (AWBZ)
Pleegzorg 24u pedagogisch
Gezinsbehandeling
Toeleiding hulp Jeugdbescherming Monitoring en screening en Jeugdreclassering vaccineren
Pleegzorg 24u specialistisch Verblijf zorgaanbieder deeltijd pedagogisch
Verslavingszorg
Preventie (Basishulp door BJGT)
Crisis 24 uur
Verblijf zorgaanbieder deeltijd specialistisch
Gerichte preventie (BOR, ORO, GTB etc)
Indiceren machtiging jeugdzorgplus
Behandelgroep Kamer Training Centrum Behandelgroep Gezinshuis licht Behandelgroep Fasehuis Behandelgroep Behandelgroep zwaar Behandelgroep Crisis Individuele jeugdhulp crisis
Beschermd wonen (intramuraal ZZP1-3): - wonen met begeleiding - wonen met begeleiding en verzorging Mantelzorg (PGB)
Beschermd wonen (?) Langdurige zorg >1: Verblijf Voorgezet verblijf Mantelzorg (PGB)
Noten bij schema: Blauw: basisteam, groen: flexibele schil, rood: gespecialiseerde zorg. De indeling voor BJZ en Jeugd GGZ (zvw-gedeelte) is nog niet afgestemd. BJZ zit niet bij onze werkgroep en zvw-zorg is nog onderdeel van onderzoek van onze werkgroep en de werkgroep financien. De voorgestelde indeling voor deze twee categorieën is gebaseerd op het RTA. Het s he a is nog niet o pleet. In ieder ge al de LWI’s ont reken nog elli ht nog eer? De indeling van jeugd AWBZ en provinciale zorg is nog onderwerp van onderzoek. Dit betreft een eerste indeling, gemaakt obv zorgvormen. Een financiele toets (hoe duur is deze zorg?) volgt nog.
BASISOVEREENKOMST
tussen
Gemeenten, genoemd op bijlage 1
en
Dienstverleners, genoemd op bijlage 2
Deze Basisovereenkomst (de Overeenkomst) gaat in op 16-06-2014.
Gemeenten genoemd op bijlage 1
en
Dienstverleners genoemd op bijlage 2.
De Overeenkomst noemt de Gemeenten en Dienstverleners gezamenlijk Partijen en ook separaat van elkaar een Partij. De Overeenkomst noemt Dienstverleners ook separaat van elkaar Dienstverlener.
Partijen overwegen bij het aangaan van deze Overeenkomst als volgt: A.
De Gemeenten voeren wetgeving uit voor haar Burgers binnen het daarvoor beschikbare budget binnen het Sociaal Domein.
B.
De Gemeenten hanteren vanaf 1 januari 2015 de uitgangspunten opgenomen in de beleidsnotitie in bijlage 3.
C.
De Gemeenten willen met Dienstverleners de onder (A) genoemde doelstelling bereiken met behulp van de onder (B) genoemde uitgangspunten.
D.
Dienstverleners onderschrijven de doelstelling genoemd onder (A) en de uitgangspunten genoemd onder (B).
E.
De Gemeenten beschikken per 1 januari 2015 voor de realisatie en uitvoering van de onder (A) genoemde doelstelling over wettelijke bevoegdheden, legitimiteit op basis van politieke besluitvorming en financiële middelen.
F.
De Dienstverleners beschikken voor de realisatie en uitvoering van de Deelovereenkomst(en) over posities in de lokale en regionale infrastructuur, integriteit, benodigd personeel, direct contact met de Burger en benodigde deskundigheid en ervaring.
G.
De Gemeenten en de Dienstverleners kennen, ook onderling, uiteenlopende belangen en doelstellingen, maar willen elkaar vinden in, in ieder geval de onder (A) genoemde doelstelling en de onder (B) genoemde uitgangspunten.
H.
De Partijen erkennen dat zowel nu als voor de toekomst verschillende onzekerheden bestaan met betrekking tot de te realiseren doelstelling.
I.
De Partijen wensen vanwege de onzekerheden genoemd onder (H) vooraf vast te leggen hoe zij met elkaar omgaan in het geval van wijzigende omstandigheden die vragen om wijzigingen in de Deelovereenkomst(en) en andere gemaakte afspraken. Hierbij is uitgangspunt dat de Gemeenten met Dienstverleners overleggen, alvorens zij besluiten deze Overeenkomst of hiermee samenhangende Deelovereenkomst(en) te wijzigen of te beëindigen.
J.
De Partijen wensen gezien de onzekerheden genoemd onder (H) een zo flexibel mogelijke werkrelatie met elkaar aan te gaan wat vraagt om een dynamische en modulaire opbouw van schriftelijk te sluiten overeenkomsten, waaronder deze Overeenkomst.
2 van 18 02-06-2014
K.
De Partijen staan gezien de gewenste flexibiliteit, dynamiek en modulariteit de toetreding van nieuwe Dienstverleners toe, mits zij de inhoud van deze Overeenkomst volledig onderschrijven.
L.
De Partijen achten het gezien de gewenste flexibiliteit, dynamiek en modulariteit evenzogoed mogelijk dat Dienstverleners die gedurende de looptijd van deze Overeenkomst niet langer willen deelnemen. Deze Dienstverleners moeten kunnen uittreden, waarbij oog moet zijn voor de belangen van alle Partijen, hun personeel en burgers.
M.
Partijen voeren bij het uitvoeren van deze Overeenkomst en de Deelovereenkomsten actuele wet- en regelgeving uit.
Partijen verklaren als volgt overeen te zijn gekomen:
3 van 18 02-06-2014
INHOUDSOPGAVE
Artikel 1 Begrippen .......................................................................................................... 5 Artikel 2 Voorwerp van de overeenkomst ......................................................................... 6 Artikel 3 Duur van de overeenkomst ................................................................................ 6 Artikel 4 Uitgangspunten voor de samenwerking ............................................................. 6 Artikel 5 Uitsluiting deelname Dienstverleners ................................................................ 6 Artikel 6 Vertegenwoordigingsbevoegdheid ..................................................................... 7 Artikel 7 Netwerk Sociaal Domein .................................................................................... 8 Artikel 8 Inbreng via website ........................................................................................... 8 Artikel 9 Inbreng via fysieke overlegtafel ........................................................................ 9 Artikel 10 Besluitvorming ............................................................................................... 10 Artikel 11 Deelovereenkomst ......................................................................................... 10 Artikel 12 Opzeggen van de Overeenkomst .................................................................... 11 Artikel 13 Ontbinding en sanctie .................................................................................... 11 Artikel 14 Overdracht ..................................................................................................... 12 Artikel 15 Nieuwe Dienstverleners ................................................................................. 12 Artikel 16 Geschillen ...................................................................................................... 13
Bijlage 1: Overzicht Gemeenten Bijlage 2: Overzicht Dienstverleners Bijlage 3: Functioneel Ontwerp Bijlage 4: Eigen verklaring (artikel 5.3) Bijlage 5: Besluitvorming (schematisch)
4 van 18 02-06-2014
Artikel 1 Begrippen 1.1
Burger: inwoner van één van de Gemeenten.
1.2
Compensatie: Het bij een Burger opheffen van het verlies van zelfstandigheid en/of van een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer.
1.3
Deelovereenkomst: overeenkomst met daarin afspraken tussen de Gemeenten en één of meer Dienstverleners over de invulling van één of meer te behalen Resultaten. Deze Overeenkomst en onderliggende Deelovereenkomst(en) maken integraal onderdeel uit van elkaar.
1.4
Dienstverlener: een entiteit die zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening aanbiedt aan inwoners van de Gemeenten.
1.5
Fysieke overlegtafel: op objectieve criteria door de Gemeente geselecteerde Dienstverleners die deel uitmaken van het Netwerk Sociaal Domein en die fysiek overleg plegen met de Gemeenten over Voorlopige en Uitgewerkte voorstellen.
1.6
Gemeenten: de Gemeenten, gezamenlijk en afzonderlijk, genoemd in Bijlage 1, op welke het woonplaatsbeginsel van de jeugdige van toepassing en die deelnemen aan deze Overeenkomst.
1.7
Netwerk Sociaal Domein: naam van de structuur die deze Overeenkomst in het leven roept waaraan de Gemeenten en alle ondertekende Dienstverleners deelnemen.
1.8
Resultaat Jeugdwet: het gevolg van een maatregel op het gebied van Jeugdzorg die: a)
in het geval van jeugdhulp, leidt tot het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van een jeugdige als bedoeld in de Jeugdwet of opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
b)
in het geval van jeugdhulp, leidt tot deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen, als bedoeld in de Jeugdwet, met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking, een chronische psychische probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt;
c)
in het geval van jeugdhulp, leidt tot het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen, als bedoeld in de Jeugdwet, in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking;
d)
in het geval van jeugdreclassering, leidt tot de activiteiten als bedoeld in de definitie jeugdreclassering in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
e)
in het geval van kinderbeschermingsmaatregelen, leidt tot de maatregelen als bedoeld in de definitie kinderbeschermingsmaatregel in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
1.9
Voorlopig voorstel: voorstel voor een Deelovereenkomst ingebracht door een Partij in het Netwerk Sociaal Domein dat wordt besproken en uitgewerkt aan een fysieke overlegtafel.
1.10
Uitgewerkt voorstel: voorstel voor een Deelovereenkomst voor besluitvorming opgesteld door een fysieke overlegtafel dat eerst wordt voorgelegd voorgesteld aan het bestuur van de Gemeenten en, bij goedkeuring, aan overige Partijen. 5 van 18 02-06-2014
Artikel 2 Voorwerp van de overeenkomst 2.1
COB structuur: deze Overeenkomst brengt tussen Partijen een structuur tot stand voor Communicatie, Overleg en Besluitvorming (COB). Partijen maken gebruik van deze structuur voor het voorbereiden, beheren en monitoren van één of meer onderliggende Deelovereenkomsten. De naam van de COB structuur is “Netwerk Sociaal Domein”.
2.2
Deelovereenkomst: deelname aan deze Overeenkomst geeft geen recht op deelname aan een Deelovereenkomst zoals genoemd in artikel 11. Partijen moeten deze Deelovereenkomsten expliciet sluiten. Het is echter niet mogelijk deel te nemen aan een Deelovereenkomst zonder ook deel te nemen aan deze Overeenkomst.
Artikel 3 Duur van de overeenkomst 3.1
Looptijd: deze Overeenkomst kent een looptijd van 16 juni 2014 tot en met 15 juni 2024 (10 jaar). Deze Overeenkomst wordt na afloop van de initiële looptijd steeds stilzwijgend verlengd met één jaar, waarbij Partijen onverminderd de mogelijkheid blijven houden de Overeenkomst tussentijds op te zeggen conform artikel 12.
Artikel 4 Uitgangspunten voor de samenwerking 4.1
Goede trouw: Partijen komen overeen dat zij bij het uitvoeren van deze Overeenkomst en de daaruit voortkomende Deelovereenkomst(en) altijd te goeder trouw zullen handelen.
4.2
Basis: Partijen erkennen en komen overeen dat het Resultaat Jeugdwet de basis vormt voor zowel deze Overeenkomst als de daaruit voortkomende Deelovereenkomst(en).
4.3
Verklaring: Partijen verklaren door ondertekening van deze Overeenkomst dat zij een zakelijke of andere doelstelling of verbintenis waarvan zij redelijkerwijze kan verwachten dat deze het voorwerp van deze Overeenkomst of een uit deze Overeenkomst voortkomende Deelovereenkomst geweld aan kan doen, volledig openbaar maakt aan de Gemeenten.
4.4
Gedragsregels: Partijen spreken af dat zij bij conflicten, geschillen, vergissingen, slechte prestaties en andere zaken binnen het raamwerk dat deze Overeenkomst instelt met elkaar te zoeken naar oplossingen.
Artikel 5 Uitsluiting deelname Dienstverleners 5.1
Uitsluitingsgronden: Dienstverleners waarop de uitsluitingsgronden van toepassing zijn kunnen niet (langer) deelnemen aan deze Overeenkomst. De uitsluitingsgronden staan op de “eigen verklaring aanbesteden” die is opgenomen in bijlage 4 bij deze Overeenkomst.
5.2
Vakbekwaamheid: Dienstverleners die niet kunnen voldoen aan de vakbekwaamheidseisen zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze Overeenkomst, kunnen niet (langer) deelnemen aan deze Overeenkomst. De Gemeenten kunnen op basis van artikel 5.6 afwijken van dit artikel.
5.3
Eigen verklaring: voor wat betreft artikel 5.1 kan de Dienstverlener aantonen dat de daar genoemde uitsluitingsgronden niet op hem van toepassing zijn, door het insturen van bijlage 4 bij deze Overeenkomst. Voor wat betreft artikel 5.2 kan de Dienstverlener 6 van 18 02-06-2014
aantonen dat hij voldoet aan de daar genoemde vakbekwaamheidseisen, door het insturen van bijlage 4 bij deze Overeenkomst. De Gemeente behoudt zich het recht voor: a) voordat zij een Overeenkomst met de Dienstverlener tekent; en b) gedurende de looptijd van de Overeenkomst te controleren of genoemde uitsluitingsgronden daadwerkelijk niet op Dienstverlener van toepassing zijn De Gemeente behoudt zich het recht voor gedurende de looptijd van de Overeenkomst te controleren of Dienstverlener nog voldoet aan de vakbekwaamheidseisen genoemd in artikel 5.5 en actie te ondernemen op basis van artikel 12. 5.4
Bewijsvoering uitsluitingsgronden: de Gemeente kan de volgende documenten opvragen bij de Dienstverlener, die de Dienstverlener zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen zestig kalenderdagen dient te overleggen, in het geval de Gemeente tot toetsing wil overgaan van de Dienstverlener: a) een “gedragsverklaring aanbesteden” (en in het geval geen sprake is van een rechtspersoon een Verklaring Omtrent Gedrag). b) een uittreksel van de griffie van de Rechtbank. c)
een verklaring van de Belastingdienst.
d) een uittreksel uit het Handelsregister, voor zover de wet deze voorschrijft. 5.5
Bewijsvoering vakbekwaamheidseisen: voor wat betreft artikel 5.2 kan de Dienstverlener aantonen dat hij voldoet, door het insturen van: a)
een op basis van de wet voor zijn branche geldend kwaliteitsborgingscertificaat, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening (bijv. Implementatie Normen verantwoorde zorg).
b)
bij gebrek aan op basis van de wet voor zijn branche geldende kwaliteitscertificaat, dan bewijs waaruit blijkt dat de Dienstverlener zich inzet voor kwaliteitsborging van dienstverlening aan Burgers en daarbij horende administratieve processen. Een eigen kwaliteitshandboek, toetsingskader, protocol, beschrijving van gevolgde opleidingen van betrokken personeel of ervaring van betrokken personeel volstaat. Gemeente voorziet in een procedure en werkwijze op basis waarvan een kwaliteitstoetsing kan plaatsvinden.
5.6
Voorwaardelijke toelating: de Gemeente kan besluiten met een Dienstverlener, die niet op de in artikel 5.5 voorgeschreven wijze kan aantonen te voldoen aan de in artikel 5.2 geëiste Vakbekwaamheid, deze Overeenkomst onder ontbindende voorwaarde te sluiten. De overeenkomst wordt ontbonden als de betreffende Dienstverlener niet binnen 6 maanden na de ingangsdatum van de Overeenkomst met de betreffende Dienstverlener kan aantonen op de in artikel 5.5 voorgeschreven wijze te voldoen aan de in artikel 5.2 geëiste Vakbekwaamheid.
Artikel 6 Vertegenwoordigingsbevoegdheid 6.1
Vertegenwoordigingsbevoegdheid: elke Partij maakt schriftelijk kenbaar welke persoon of personen op basis van wetgeving, statuten of anderszins rechtsgeldig bevoegd zijn haar te vertegenwoordigen. Indien op basis van de wet inschrijving in het Handelsregister verplicht
7 van 18 02-06-2014
is, moet een en ander blijken uit een uittreksel uit het Handelsregister zoals genoemd in artikel 5.4 sub d.
Artikel 7 Netwerk Sociaal Domein 7.1
Netwerk Sociaal Domein: alle Partijen die deze Overeenkomst ondertekenen zijn lid van het Netwerk Sociaal Domein.
7.2
Personen: elke Partij wijst een contactpersoon aan voor het Netwerk Sociaal Domein. Ook wijzen zij een vervanger voor deze persoon aan. Partijen delen de namen van deze personen en hun contactinformatie (in ieder geval een e-mailadres) schriftelijk mee aan die Gemeente die door de deelnemende Gemeenten wordt aangewezen als penvoerder.
7.3
Vertegenwoordigers: de Gemeenten vaardigen vanuit hun organisatie vertegenwoordigers af voor het Netwerk Sociaal Domein. De Gemeenten zijn belast met het organiseren van bijeenkomsten van het Netwerk Sociaal Domein. De Gemeenten faciliteren in ieder geval: a)
het actueel houden van de ledenlijst van het Netwerk Sociaal Domein.
b)
het actueel houden van de contactpersonenlijst.
c)
het onderhouden en beheren van de website genoemd in artikel 8.
d)
het organiseren, regisseren en deelnemen aan de fysieke overlegtafels zoals genoemd in artikel 9.
7.4
Voorstellen: elke Partij kan concrete voorstellen doen voor verbetering, aanpassing of verwijdering van (delen van) deze Overeenkomst en Deelovereenkomst(en). Elke Partij kan voorstellen doen voor nieuwe Deelovereenkomst(en). Partijen kunnen voorstellen aanleveren via de website. Deze voorstellen worden meegenomen aan de fysieke overlegtafel.
7.5
Signalen: alle Partijen en Burgers kunnen signalen afgeven die relevant zijn voor de uitvoering van de Deelovereenkomst(en). Deze signalen kunnen betrekking hebben op ontwikkelingen in de bedrijfsvoering, in wijken, in buurten, bij specifieke Burgers, et cetera. Deze signalen kunnen zowel positief, neutraal als negatief zijn. Deze signalen worden, voor zover relevant geacht door de Gemeenten, meegenomen aan de fysieke overlegtafel.
7.6
Uitwerking: een door de Gemeenten in te stellen fysieke overlegtafel behandelt de genoemde voorstellen en signalen. Van de voortgang en uitwerking berichten de Gemeenten via de website. Alle Partijen mogen op deze voortgang en uitwerking reageren via de website.
Artikel 8 Inbreng via website 8.1
Informatie: iedere geïnteresseerde, ook Partijen die niet deelnemen aan de fysieke overlegtafel, kan de voortgang en alle relevante documenten, waaronder notulen van de bijeenkomsten genoemd onder artikel 9.1, ophalen via een door de Gemeenten te openen website.
8.2
Inbreng: iedere geïnteresseerde, ook de Partijen die niet deelnemen aan de fysieke overlegtafel, kan via de website voorstellen doen en signalen afgeven conform artikel 7.4 en 7.5, via een door de Gemeenten op te stellen format.
8 van 18 02-06-2014
8.3
Reageren: iedere geïnteresseerde, ook de Partijen die niet deelnemen aan de fysieke overlegtafel, kan via de website reageren op de voortgang van, uitwerking en ontwikkeling door de fysieke overlegtafel.
Artikel 9 Inbreng via fysieke overlegtafel 9.1
Doel: de Gemeenten vragen de fysieke overlegtafel om advies voor het vaststellen van Deelovereenkomsten, waaronder Dienstverleners zorg leveren aan de Burger. Ook kunnen de Gemeenten advies vragen over lopende Deelovereenkomsten en het aanpassen daarvan.
9.2
Bijeenkomsten: de Gemeenten organiseren minimaal één keer per maand, en verder zo vaak als de Gemeenten noodzakelijk achten, een fysieke overlegtafel. De leden van de fysieke overlegtafel komen bij elkaar op uitnodiging van die Gemeente die door de deelnemende Gemeenten wordt aangewezen als penvoerder. De Gemeenten waarborgen via artikel 9.5 dat de fysieke overlegtafel een afspiegeling is van de belangen en percepties van alle Partijen die deelnemen aan het Netwerk Sociaal Domein.
9.3
Verplichte deelname: Fysieke deelname is verplicht voor de Dienstverleners die op basis van artikel 9.6 daarvoor worden geselecteerd en deelname op uitnodiging van die Gemeente die door de deelnemende Gemeenten wordt aangewezen als penvoerder, binnen 14 kalenderdagen schriftelijk accepteren.
9.4
Uitsluiting: Bij het zonder opgaaf van redenen of het meer dan driemaal in één kalenderjaar missen van een fysieke overlegtafel kunnen de Gemeenten besluiten om betreffende Dienstverlener te vervangen door een andere Dienstverlener aan de fysieke overlegtafel. Het leidt echter niet tot uitsluiting van het Netwerk Sociaal Domein, deze Overeenkomst of Deelovereenkomst(en).
9.5
Verantwoordelijkheid: De gemeentelijke vertegenwoordigers dragen zorg voor de regie en organisatie van een fysieke overlegtafel, waarbij zij aangeven welke afgevaardigden zij verwachten van de Dienstverleners.
9.6
Samenstelling: de Gemeenten bepalen de fysieke samenstelling van de fysieke overlegtafel. De wijze waarop de Gemeenten de samenstelling vormgeven publiceren zij op de website zoals genoemd in artikel 8.1. De Gemeenten toetsen één maal per jaar of zoveel meer als zij nodig achten de effectiviteit van de selectiewijze. Zij kunnen deze beargumenteerd aanpassen.
9.7
Periodiek wijzigen van samenstelling: de Gemeenten wijzigen periodiek de samenstelling van de fysieke overlegtafel, om recht te blijven doen aan de samenstelling van Dienstverleners in het Netwerk Sociale Domein.
9.8
Derden: de Gemeenten nodigen, als zij dat nodig vinden, derden uit om deel te nemen aan de fysieke overlegtafel (bijv. Burgers, zorgverzekeraar, woningcorporatie, et cetera).
9.9
Onderwerpen: de fysieke overlegtafel behandelt namens het Netwerk Sociaal Domein voorstellen en signalen die Partijen zelf inbrengen, alsook de via de website binnengekomen voorstellen en signalen. Op basis hiervan besluit de fysieke overlegtafel tot “voorlopige voorstellen” die zij voorleggen aan het Netwerk Sociaal Domein via de website.
9 van 18 02-06-2014
Alle Partijen krijgen twee weken de tijd om op de “voorlopige voorstellen” te reageren via de website. Op basis van deze reacties besluit de fysieke overlegtafel de “voorlopige voorstellen” aan te merken als “uitgewerkte voorstellen”. 9.10
Meerdere tafels: de Gemeenten kunnen op eigen initiatief of op aangeven van een of meer Dienstverleners meer fysieke overlegtafels inrichten. Deze tafels kunnen zich beperken tot specifiek lokaal of subregionale aangelegenheden en/of specifieke, concrete voorstellen.
Artikel 10 Besluitvorming 10.1
Uitgewerkt voorstel: Partijen die deelnemen aan de fysieke overlegtafel merken een “voorlopig voorstel” pas aan als “uitgewerkt” als alle Partijen aan de fysieke overlegtafel met het voorstel akkoord kunnen gaan (stemmen bij unanimiteit). Als op basis van de stemming geen unanimiteit bestaat, kunnen de Gemeenten beargumenteerd besluiten het voorstel toch als “uitgewerkt” aan te merken.
10.2
Weigeren Gemeente: als de Gemeenten het “uitgewerkte voorstel” van artikel 10.1 niet aannemen, wijzigen de Overeenkomst of onderliggende Deelovereenkomst(en) niet. Dienstverleners hoeven zich dan niet uit te spreken over het “uitgewerkte voorstel”. Bij het niet aannemen van het “uitgewerkte voorstel” motiveren de Gemeenten dit.
10.3
Weigeren Dienstverleners: Als de Gemeenten het “uitgewerkte voorstel” aannemen, maar Dienstverleners dit niet doen, dan leidt dit tot een eenzijdige aanpassing van deze Overeenkomst of onderliggende Deelovereenkomst(en), waarna Dienstverleners kunnen besluiten de Overeenkomst of de onderliggende Deelovereenkomst(en) op te zeggen conform artikel 12.1.
10.4
Aannemen: Als de Gemeenten het “uitgewerkte voorstel” aannemen en daarna een of meer Dienstverleners het “uitgewerkte voorstel” aannemen, dan leidt dit tot een gezamenlijke aanpassing van deze Overeenkomst of onderliggende Deelovereenkomst(en). Ook in dat geval kunnen Dienstverleners die het voorstel niet accepteren op basis van artikel 12.1 opzeggen.
10.5
Onvoorzien: doen zich onverwachte ontwikkelingen voor in de individuele besluitvorming van Partijen dan doen Partijen daarvan direct mededeling aan de andere Partijen.
Artikel 11 Deelovereenkomst 11.1
Instelling: als Gemeenten en één of meer Dienstverleners op basis van deze Overeenkomst tot overeenstemming komen voor de instelling van een bepaalde voorziening, dan sluiten zij daarvoor een afzonderlijke overeenkomst met de naam “Deelovereenkomst [naam]”.
11.2
Inhoud: de Deelovereenkomst genoemd in artikel 11.1 kent in ieder geval de volgende onderwerpen: a) naam van de Gemeenten; b) na(a)m(en) van de deelnemende Dienstverlener(s) (bijlagen); c)
welke Burgers onder welke voorwaarden in aanmerking komen voor de dienstverlening;
d) toe- en uittreding Deelovereenkomst voor Dienstverleners; e) activiteiten die de Dienstverlener(s) gaat of gaan uitvoeren en de resultaten die de Dienstverlener(s) gaat of gaan leveren; 10 van 18 02-06-2014
f)
activiteiten die de Gemeenten gaan uitvoeren en/of de prestaties die de Gemeenten gaan leveren om hetgeen onder (e) genoemd mogelijk te maken;
g) kritische succesfactoren; h) kritische faalfactoren; i)
wijze van monitoring van activiteiten, resultaten en prestaties;
j)
wijze van bekostigen;
k) looptijd; l)
indien nodig en gewenst, overige bepalingen;
m) of en zo ja en op welke wijze social return van toepassing is.
Artikel 12 Opzeggen van de Overeenkomst 12.1
Opzeggen Dienstverlener: een Dienstverlener kan deelname aan deze Overeenkomst bij aangetekend schrijven opzeggen, waarbij deze een termijn van zes maanden in acht moet nemen rekenend vanaf datum verzenden aangetekend schrijven. Als een Dienstverlener van deze mogelijkheid gebruik maakt, is deze verplicht om per direct in overleg te treden met de resterende Partijen over de (mogelijke) overname van verplichtingen, zoals personeel en dienstverlening aan Burgers, voortvloeiende uit de Deelovereenkomst(en) waaraan zij deelneemt. De opzeggende Dienstverlener verplicht zich tot volledige medewerking van voornoemde overname.
12.2
Opzeggen Gemeente: Gemeenten kunnen deelname aan deze Overeenkomst, onder opgaaf van redenen en bij aangetekend schrijven opzeggen, waarbij deze een termijn van twaalf maanden in acht moet nemen rekenend vanaf datum verzenden aangetekend schrijven.
Artikel 13 Ontbinding en sanctie 13.1
Direct ontbinden: mocht tijdens de looptijd van de Overeenkomst blijken dat een Dienstverlener niet meer voldoet aan de in deze Overeenkomst of de in de Deelovereenkomst(en) gestelde voorwaarden, dan behouden de Gemeenten zich het recht voor deze Dienstverlener van deelname aan de Overeenkomst eenzijdig en per direct uit te sluiten door bij buitenrechtelijke verklaring de Overeenkomst met die Partij te ontbinden. De Gemeenten zijn in die situatie geen schadevergoeding of vergoeding van andere kosten verschuldigd. Als ontbinding aan de orde is, verplicht Dienstverlener zich om per direct in overleg te treden met de resterende Partijen over de (mogelijke) overname van verplichtingen, zoals personeel en dienstverlening aan Burgers, voortvloeiende uit de Deelovereenkomst(en) waaraan zij deelneemt. De Dienstverlener verplicht zich tot volledige medewerking.
13.2
Opschorting: onverlet de bevoegdheid genoemd in artikel 13.1, hebben de Gemeenten de bevoegdheid deelname van een Dienstverlener aan deze Overeenkomst op te schorten, als blijkt dat de Dienstverlener niet aan de voorwaarden van deze Overeenkomst en/of onderliggende Deelovereenkomst(en) voldoet.
13.3
Gevolg: in het geval de Gemeenten gebruik maken van het recht van opschorting zoals genoemd onder artikel 13.2, ontzeggen zij de Dienstverlener de deelname aan het Sociale Domeinnetwerk. De Partij blijft wel gebonden aan de ingebrachte “uitgewerkte voorstellen”
11 van 18 02-06-2014
en Deelovereenkomsten. Daarnaast is de Dienstverlener verplicht om binnen drie maanden aan te tonen dat hij weer aan de voorwaarden voldoet. 13.4
Opheffing: de Gemeenten heffen de opschorting van deelname conform artikel 13.3 op zodra de Dienstverlener heeft aangetoond weer te voldoen.
13.5
Uitsluiting: De Gemeenten hebben in ieder geval de bevoegdheid deze Overeenkomst en onderliggende Deelovereenkomst(en) met een Dienstverlener direct op te zeggen conform artikel 13.1: a) als de Dienstverlener niet conform artikel 13.3 binnen drie maanden weer aan de voorwaarden voldoet; of b) als de Gemeenten tweemaal gebruik maken van de bevoegdheid tot opschorting zoals genoemd in artikel 13.2.
13.6
Ernstige fout: Een verzoek tot deelname aan deze Overeenkomst van deze Dienstverlener zal gedurende twee jaar niet door de Gemeente in behandeling worden genomen, daar zij in dat geval een beroep doet op de uitsluitingsgrond genoemd onder 3.3 in bijlage 4 (aangemerkt als ernstige fout).
Artikel 14 Overdracht 14.1
Overdracht: Dienstverleners verplichten zich ertoe dat bij de overdracht van hun onderneming aan een derde, of bij overdracht van de zeggenschap over hun onderneming aan een derde, of bij overdracht van de activiteiten zoals in deze Overeenkomst of in de Deelovereenkomst(en) beschreven aan een derde, dat die derde de rechten en verplichtingen zoals vastgelegd in deze Overeenkomst en in de Deelovereenkomst(en) ongewijzigd overneemt. Aangezien de Gemeenten de genoemde rechten en plichten op basis van deze Overeenkomst moet kunnen afdwingen bij de derde, geldt voor gemaakte (extra) kosten door Gemeenten en derde volledige aansprakelijkheid voor de overdragende Dienstverlener.
14.2
Informatieplicht: Dienstverleners die hun onderneming overdragen aan een derde, of de zeggenschap over hun onderneming overdragen aan een derde, of de activiteiten zoals in deze Overeenkomst of in de Deelovereenkomst(en) beschreven overdragen aan een derde, zijn verplicht de Gemeente, die door de deelnemende Gemeenten wordt aangewezen als penvoerder, hier vooraf en tijdig over te informeren.
Artikel 15 Nieuwe Dienstverleners 15.1
Nieuwe Dienstverleners: Gedurende de looptijd van de Overeenkomst kunnen nieuwe Dienstverleners zich aanmelden bij de Gemeente, die door de deelnemende Gemeenten wordt aangewezen als penvoerder. De Gemeenten toetsen of de nieuwe Dienstverlener voldoet aan de eisen gesteld in deze Overeenkomst. Als de Gemeenten besluiten tot toelating sluiten de Gemeenten deze Overeenkomst, inclusief de conform deze Overeenkomst tussen Partijen overeengekomen wijzigingen, met de nieuwe Dienstverlener.
15.2
Toetredingsinformatie: De Gemeenten informeren alle Partijen over de toetreding van een nieuwe Dienstverlener tot deze Overeenkomst.
12 van 18 02-06-2014
Artikel 16 Geschillen 16.1
Rechter als ultimum remedium: in lijn met artikel 4.4 komen Partijen overeen dat alvorens gebruik te maken van een gang naar de rechter bij het ontstaan van geschillen bij de uitvoering van deze Overeenkomst of daaruit voortkomende Deelovereenkomst(en), zij eerst onderling in overleg zullen treden om deze geschillen op te lossen. In uiterste gevallen kunnen Partijen vervolgens gebruik maken van mediation, waarbij de Partijen die een geschil met elkaar hebben de kosten daarvan in gelijke delen dragen. Leiden onderling overleg en/of mediation niet binnen 3 maanden tot een oplossing van het geschil, dan staat een gang naar de rechter open.
16.2
Bevoegde rechter: Partijen leggen geschillen voor aan de bevoegde rechter in het arrondissement Oost-Brabant.
OP DEZE WIJZE kwamen de Partijen tot de Overeenkomst.
Naam aanbieder:
…………………………………………………………………
Ondertekend door:
…………………………………………………………………
Datum:
…………………………………………………………………
Handtekening:
(nb: zodra de gemeenten uw getekende exemplaar van de Basisovereenkomst en de Eigen verklaring in tweevoud hebben ontvangen, ontvangt u één door de gemeenten getekend exemplaar retour voor uw eigen administratie.)
13 van 18 02-06-2014
Bijlage 1: Overzicht Gemeenten
Gemeente Bernheze Gemeente Boekel Gemeente Boxmeer Gemeente Boxtel Gemeente Cuijk Gemeente Grave Gemeente Haaren Gemeente Landerd Gemeente Maasdonk Gemeente Mill en Sint Hubert Gemeente Oss Gemeente Schijndel Gemeente ‘s-Hertogenbosch Gemeente Sint Anthonis Gemeente Sint-Michielsgestel Gemeente Sint-Oedenrode Gemeente Uden Gemeente Veghel Gemeente Vught
14 van 18 02-06-2014
Bijlage 2: Overzicht Dienstverleners
Deze lijst is dynamisch. De Gemeenten beheren deze lijst. Deze lijst kan pas ingevuld worden indien Basisovereenkomst door Partijen ondertekend is. Een actuele lijst wordt op de door de Gemeenten gebruikte website gepubliceerd.
15 van 18 02-06-2014
Bijlage 3: Functioneel Ontwerp
Bijgevoegd in pdfformat.
16 van 18 02-06-2014
Bijlage 4: Eigen verklaring aanbesteden
Bijgevoegd in pdf format.
17 van 18 02-06-2014
Bijlage 5: Besluitvorming (schematisch)
Alle Partijen in het Sociale Domeinnetwerk kunnen een voorstel voor een Deelovereenkomst indienen of een signaal afgeven via de website.
Voorstellen en signalen worden geagendeerd door de Gemeenten voor de fysieke overlegtafel
Deelnemers aan de fysieke overlegtafel bespreken de voorstellen en signalen en werken deze, voor zover mogelijk, uit in "voorlopige voorstellen" voor besluitvorming
De "voorlopige voorstellen" legt de fysieke overlegtafel voor via de website aan het Sociale Domeinnetwerk.
Op basis van input via de website van het Sociale Domeinnetwerk besluit de fysieke overlegtafel (of de Gemeenten alleen) een "voorlopig voorstel" om te zetten in een "uitgewerkt voorstel".
Het "uitgewerkte voorstel" wordt voorgelegd aan het bestuur van de Gemeenten. Zijn de Gemeenten akkoord, dan wordt het voorstel aangenomen. Zijn de Gemeenten niet akkoord, dan eindigt het besluitvormingsproces hier.
Dienstverleners besluiten wel of niet het voorstel dat de Gemeenten hebben aangenomen ook aan te nemen. De Dienstverleners die dat wel doen, gaan het voorstel ook uitvoeren De Dienstverleners die dat niet doen, niet.
18 van 18 02-06-2014
Datum: Overeenkomst ……………. tussen Gemeenten, genoemd op bijlage 1 en Jeugdhulpaanbieders genoemd op bijlage 2
Contractnummer:
1
Deze Overeenkomst voor ………………… (de Overeenkomst) gaat in op de in Bijlage 5 genoemde datum.
-
Gemeenten, genoemd in bijlage 1
en
-
Jeugdhulpaanbieders genoemd in bijlage 2
De Overeenkomst noemt de Gemeente en Jeugdhulpaanbieders gezamenlijk Partijen en ook separaat van elkaar een Partij. De Overeenkomst noemt Jeugdhulpaanbieders ook separaat van elkaar Jeugdhulpaanbieder.
Partijen overwegen bij het aangaan van deze Overeenkomst als volgt:
A.
Met de invoering van de Jeugdwet zijn Gemeenten individueel bestuurlijk en budgettair verantwoordelijk voor de zorg voor Jeugdigen. Om deze verantwoordelijkheid vorm te geven, maken Gemeenten afspraken met Jeugdhulpaanbieders.
B.
Gemeenten stelden op 16 juni 2014 een Basisovereenkomst voor ondertekening open voor Jeugdhulpaanbieders en zij hebben deze ondertekend.
C.
Deze Basisovereenkomst ziet toe op een verantwoorde transitie en transformatie van de Jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet.
D.
Onderdeel van de Basisovereenkomst is het in samenspraak met Jeugdhulpaanbieders die Jeugdhulp (willen) leveren binnen Gemeenten te komen tot een invulling van deze diensten.
E.
De Basisovereenkomst regelt de manier waarop communicatie, overleg en besluitvorming tussen Gemeenten en Jeugdhulpaanbieders plaatsvindt.
F.
De huidige Overeenkomst bevat onder meer afspraken tussen Partijen over de te behalen resultaten en afspraken over het uitvoeren, monitoren en financieren van Jeugdhulp.
Partijen verklaren als volgt overeen te zijn gekomen:
2
Artikel 1 Begrippen De begripsbepalingen zoals vastgelegd in artikel 1.1 van de Jeugdwet zijn onverkort van toepassing op de Overeenkomst. De begripsbepalingen zijn in de Overeenkomst met een hoofdletter geschreven. 1.1
Basishulp: Jeugdhulp waarvoor geen Verleningsbeschikking nodig is en die wordt verleend door het Basisteam.
1.2
Basisovereenkomst: overeenkomst die d.d. 16 juni 2014 is opengesteld voor ondertekening en alle aanpassingen die hierin zijn gemaakt in een later stadium, waarbij afspraken zijn gemaakt over communicatie, overleg en besluitvorming tussen Gemeenten en Jeugdhulpaanbieders.
1.3
Basisteam Jeugd en Gezin (Basisteam): team van brede jeugdprofessionals die zelf Jeugdhulp verlenen en zo nodig Flexibele Jeugdhulp of een Individuele voorziening inzetten.
1.4
Centrumgemeente: door Gemeenten aan te wijzen centrumgemeente.
1.5
Crisis: levensbedreigende situatie of direct gevaar voor de Jeugdige, waardoor binnen 24 uur Jeugdhulp moet worden ingezet.
1.6
Deelovereenkomst: deze Overeenkomst.
1.7
Expertpool: pool van tweedelijns specialisten, die het Basisteam consult en advies biedt als Flexibele Jeugdhulp of een Individuele voorziening nodig is, maar niet direct duidelijk is welke hulp passend is.
1.8
Flexibele Jeugdhulp: Jeugdhulp waarvoor geen Verleningsbeschikking is vereist en die niet wordt verleend door het Basisteam. Dit geldt niet indien er sprake is van een Persoonsgebonden budget.
1.9
Fraude: het plegen of trachten te plegen van valsheid in geschrifte, bedrog, benadeling van rechthebbenden of verduistering bij de uitvoering van de Jeugdwet door Jeugdhulpaanbieder, met het doel een prestatie, vergoeding, betaling of ander voordeel te krijgen waarop Jeugdhulpaanbieder geen recht heeft of kan hebben.
1.10 Fysieke overlegtafel: op objectieve criteria door Gemeenten geselecteerde Jeugdhulpaanbieders die deel uitmaken van het Netwerk Sociaal Domein en die fysiek overleg plegen met Gemeenten. 1.11 Gemeenten: de Gemeenten, gezamenlijk en afzonderlijk, genoemd in bijlage 1, op welke het woonplaatsbeginsel van de Jeugdige van toepassing is en die deelnemen aan de Overeenkomst. 1.12 Hulpvraag: behoefte van een Jeugdige of zijn Ouders aan Jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet. 1.13 Hulpvrager: een Jeugdige of zijn Ouders die Jeugdhulp vragen in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet. 1.14 Individuele voorziening: de via een Verleningsbeschikking of via een Verwijsbericht van de huisarts, medisch specialist, Jeugdarts, AMHK of Gecertificeerde Instelling, toegankelijke op de Jeugdige of zijn Ouders toegesneden Jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet.
3
1.15 Netwerk Sociaal Domein: naam van de structuur die de Basisovereenkomst in het leven roept waaraan Gemeenten en alle ondertekende Jeugdhulpaanbieders van de Basisovereenkomst deelnemen. 1.16 Overeenkomst: deze Deelovereenkomst met daarin afspraken tussen Gemeenten en één of meer Jeugdhulpaanbieders over de invulling van één of meer te behalen resultaten. 1.17 Overige voorziening: Basishulp en Flexibele Jeugdhulp. 1.18 Plan van aanpak: het hulpverleningsplan zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet. 1.19 Verleningsbeschikking: een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht afgegeven door een Gemeente aan een Jeugdige, waarmee die Jeugdige in aanmerking komt voor Jeugdhulp. 1.20 Verwijsbericht: een bericht van een Verwijzer waarmee de Jeugdige in aanmerking komt voor Flexibele Jeugdhulp of een bericht van de Gecertificeerde Instelling, AMHK, huisarts, medisch specialist of jeugdarts waarmee de Jeugdige in aanmerking komt voor een Individuele voorziening. 1.20 Verwijzer: Huisarts, medisch specialist, jeugdarts, Gecertificeerde Instelling, Basisteam Jeugd en Gezin, AMHK of een andere, door Gemeenten aangewezen verwijzer.
Artikel 2 Voorwerp en doel van de Overeenkomst 2.1
Jeugdhulpaanbieder is verplicht om in opdracht van Gemeenten Jeugdhulp te verlenen zoals weergegeven in bijlage 3 bij de Overeenkomst in overeenstemming met de bepalingen van de Overeenkomst.
2.2
Jeugdhulpaanbieder verplicht zich om verantwoorde Jeugdhulp te leveren. Onder verantwoorde Jeugdhulp wordt verstaan: Jeugdhulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de Jeugdige of Ouder. Jeugdhulpaanbieder draagt er bovendien zorg voor dat zijn/haar medewerkers aantoonbaar beschikken en blijven beschikken over de deskundigheid en vakbekwaamheid die nodig is voor het verlenen van Jeugdhulp.
2.3
De Overeenkomst heeft tot doel het maken van afspraken over de verlening van en verantwoording van verantwoorde Jeugdhulp binnen Gemeenten.
Artikel 3 Van toepassing zijnde bepalingen 3.1
De bijlagen maken onlosmakelijk deel uit van de Overeenkomst.
3.2
In geval van tegenstrijdigheden tussen de Overeenkomst en de Basisovereenkomst geldt de navolgende rangorde in documenten: - de Overeenkomst; - de Basisovereenkomst;
3.3
De algemene voorwaarden van Partijen, onder welke naam of in welke vorm dan ook, zijn uitdrukkelijk niet van toepassing op de Overeenkomst.
3.4
Bijlage 5 is alleen van toepassing op daarin genoemde Jeugdhulpaanbieder.
4
Artikel 4 Duur van de Overeenkomst 4.1
De Overeenkomst gaat in op de in bijlage 5 genoemde datum, met dien verstande dat de ingangsdatum niet voor 1 januari 2015 kan liggen.
4.2
De bepalingen uit de Overeenkomst blijven van kracht zolang er geen wijzigingen hebben plaatsgevonden. Dit laat onverlet de mogelijkheid tot opzegging en ontbinding als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Overeenkomst.
Artikel 5 Opzegging van de Overeenkomst 5.1
Partijen hebben het recht om deelname aan de Overeenkomst tussentijds per aangetekende brief te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van zes kalendermaanden zonder tot enige vorm van schadevergoeding of vergoeding van andere kosten gehouden te zijn. De opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de aangetekende brief door andere Partij is ontvangen.
5.2
Als een Jeugdhulpaanbieder van deze mogelijkheid gebruik maakt, is deze verplicht om voorafgaande aan de opzegging in overleg te treden met Partijen aan de Fysieke overlegtafel over de (mogelijke) overname van verplichtingen door andere Jeugdhulpaanbieders, zoals personeel en dienstverlening aan Jeugdigen, voortvloeiende uit de Overeenkomst. Jeugdhulpaanbieder verplicht zich tot redelijkerwijs te verlenen medewerking bij voornoemde overname. De Overeenkomst wordt voortgezet door alle overige Partijen, tenzij Gemeenten besluiten om de Overeenkomst voor alle Partijen te beëindigen.
5.3
Gemeenten kunnen de Overeenkomst tussentijds en met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk opzeggen of opschorten, zonder tot enige vorm van schadevergoeding of vergoeding van andere kosten gehouden te zijn, indien het door de overheid daartoe aangesteld toezichthoudend orgaan oordeelt dat Jeugdhulpaanbieder de verlening van een of meer vormen van Jeugdhulp dient te staken, of indien er tuchtrechtelijke maatregelen zijn genomen en voortzetting van de Overeenkomst, gezien de ernst van de situatie, door Gemeenten redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
5.4
De Overeenkomst kan tussentijds en met onmiddellijke ingang worden opgezegd door Gemeenten, zonder tot enige vorm van schadevergoeding of vergoeding van andere kosten gehouden te zijn, in geval van ernstige gedragingen van Jeugdhulpaanbieder jegens Gemeenten of derden, die naar algemeen aanvaarde (beroeps)opvattingen een schending vormen van zorgvuldigheid en het vertrouwen welke van een Jeugdhulpaanbieder mag worden verwacht.
5.5
In het geval de aangepaste vergoeding zoals genoemd in artikel 13, tweede lid, bekend wordt gemaakt na 1 juli voorafgaand aan het volgend kalenderjaar en Jeugdhulpaanbieder niet akkoord gaat met deze vergoeding, bedraagt de opzegtermijn voor Jeugdhulpaanbieder in afwijking van het eerste lid vier maanden. Hetgeen bepaald is in artikel 5, tweede lid, is onverkort van toepassing.
5
Artikel 6 Ontbinding van de Overeenkomst 6.1
Indien een Partij één of meer verplichtingen uit de Overeenkomst niet, niet behoorlijk of niet tijdig nakomt zullen Partijen trachten om dit in eerste instantie in onderling overleg op te lossen tenzij overleg redelijkerwijs niet tot een oplossing kan leiden.
6.2
Indien tijdens de looptijd van de Overeenkomst blijkt dat Jeugdhulpaanbieder niet meer voldoet aan de in de Overeenkomst of in de Basisovereenkomst gestelde voorwaarden, behouden Gemeenten zich het recht voor om de Overeenkomst eenzijdig en per direct bij aangetekende brief met die Jeugdhulpaanbieder te ontbinden. Gemeenten zijn in die situatie geen schadevergoeding of vergoeding van andere kosten verschuldigd.
6.3
In geval van ontbinding, verplicht Jeugdhulpaanbieder zich om per direct in overleg te treden met Gemeenten over de (mogelijke) overname van verplichtingen, zoals personeel en dienstverlening aan Jeugdigen door een derde partij. Jeugdhulpaanbieder verplicht zich tot volledige medewerking bij voornoemde overname. De Overeenkomst wordt voortgezet door alle overige Partijen.
6.4
In geval van Fraude hebben Gemeenten het recht om de Overeenkomst te beëindigen en/of schadevergoeding te vorderen. Gemeenten hebben het recht ten onrechte gedane betalingen terug te vorderen vermeerderd met wettelijke rente en te maken kosten, al dan niet door verrekening met nog openstaande dan wel toekomstige declaraties of bevoorschottingen.
Artikel 7 Aansprakelijkheid en verzekering 7.1
Als Jeugdhulpaanbieder toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van één of meer verplichtingen uit de Overeenkomst is zij tegenover Gemeenten aansprakelijk voor alle door Gemeenten geleden dan wel te lijden schade.
7.2
Jeugdhulpaanbieder dient zich adequaat te verzekeren en zal zich adequaat verzekerd houden gedurende de looptijd van de Overeenkomst voor de volgende risico's: a. bedrijfs- en wettelijke aansprakelijkheid; b. beroepsaansprakelijkheid. Als adequate verzekering wordt een verzekering aangemerkt van € 2.500.000,- (twee en een half miljoen Euro) per gebeurtenis. Gemeenten ontvangen op aanvraag een kopie van de polis.
Artikel 8 Niet toerekenbare tekortkoming 8.1
Jeugdhulpaanbieder kan zich jegens Gemeenten slechts op niet-toerekenbare tekortkomingen beroepen, indien hij zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen drie dagen na het intreden van de niet-toerekenbare tekortkoming onder overlegging van de nodige bewijsstukken Gemeenten schriftelijk van een dergelijk beroep in kennis stelt.
8.2
Indien de continuïteit van het aanbod op korte termijn door Jeugdhulpaanbieder voor het uitvoeren van de Overeenkomst niet kan worden gewaarborgd, bijvoorbeeld als gevolg van ziekte van personeel, dient Jeugdhulpaanbieder dit terstond bij Gemeenten te melden. Jeugdhulpaanbieder zoekt, in overleg met het Basisteam en de Jeugdige of Ouder, zo
6
spoedig mogelijk naar een passend alternatief bij een andere door Gemeenten gecontracteerde Jeugdhulpaanbieder. 8.3
Onder een toerekenbare tekortkoming wordt in ieder geval verstaan: - gebrek aan personeel; - stakingen.
Artikel 9 Toetreding nieuwe Jeugdhulpaanbieders 9.1
Gedurende de looptijd van de Overeenkomst kunnen nieuwe Jeugdhulpaanbieders zich aanmelden bij Gemeenten. Jeugdhulpaanbieders kunnen alleen deelnemen aan de Overeenkomst als zij gelijktijdig deelnemen aan de Basisovereenkomst. Het is aan Gemeenten om te bepalen of en op welk moment zij nieuwe Jeugdhulpaanbieders toelaat. Door ondertekening van de Overeenkomst worden Gemeenten door Jeugdhulpaanbieders gemachtigd om namens alle Partijen de Overeenkomst met de nieuwe Jeugdhulpaanbieder te sluiten inclusief de conform de Basisovereenkomst tussen Partijen overeengekomen wijzigingen.
Artikel 10 Eisen aan de Jeugdhulp 10.1 Jeugdhulpaanbieder voldoet bij het uitvoeren van deze Overeenkomst aan alle (kwaliteits)eisen die voortvloeien uit de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Gemeenten kunnen dit tijdens de gehele uitvoering van de Overeenkomst (doen) controleren, in principe door de Inspectie. 10.2 Jeugdhulpaanbieder voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in bijlage 3 bij de Overeenkomst. 10.3 Partijen voeren hun werkzaamheden, waaronder mede het verwerken van gegevens in het kader van de Overeenkomst, uit met inachtneming van de bij of krachtens de Wet bescherming persoonsgegevens gestelde voorschriften.
Artikel 11 Calamiteiten en onverwachte gebeurtenissen 11.1 Op grond van artikel 4.1.8 van de Jeugdwet is Jeugdhulpaanbieder gehouden om onmiddellijk melding te doen bij het door de Rijksoverheid daartoe aangestelde orgaan of functionaris, bedoeld onder artikel 9.2 van de Jeugdwet, van iedere Calamiteit of Geweld bij de verlening van Jeugdhulp, uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering binnen Gemeenten. Jeugdhulpaanbieder moet daarbij de gegevens verstrekken die voor het onderzoek van de melding van die Calamiteit of Geweld nodig zijn. Jeugdhulpaanbieder informeert de Gemeente waarin de Jeugdige woonachtig is over de aard en de inhoud van de melding, voor zover dit toegestaan is binnen de wettelijke kaders. 11.2 Indien nodig maken Jeugdhulpaanbieder en Gemeenten in geval van Calamiteiten en onverwachte gebeurtenissen afspraken over het informeren van direct betrokkenen, andere overheidsdiensten of andere professionals, bindende afspraken over informatie richting pers en media en het verstrekken van informatie aan politiek verantwoordelijken.
7
Artikel 12 Social Return 12.1 Jeugdhulpaanbieder voert bij het uitvoeren van de Overeenkomst de werkzaamheden in het kader van Social Return uit zoals opgenomen in bijlage 6 bij de Overeenkomst.
Artikel 13 Bekostiging 13.1 De wijze van bekostiging van de in bijlage 3 genoemde Jeugdhulp is opgenomen in bijlage 4. 13.2 In bijlage 5 is de vergoeding/het maximale volume opgenomen zoals die alleen van toepassing is op de daarin genoemde Jeugdhulpaanbieder.Deze vergoeding kan door Gemeenten jaarlijks opnieuw worden vastgesteld en wordt in dat geval voor 1 september voorafgaand aan het volgend kalenderjaar aan Jeugdhulpaanbieder kenbaar gemaakt. 13.3 Ten onrechte gedane betalingen door Gemeenten leiden tot terugvordering bij Jeugdhulpaanbieder van hetgeen onterecht voldaan is en, voor zover de ten onrechte gedane betalingen Jeugdhulpaanbieder zijn toe te rekenen, wordt dit vermeerderd met wettelijke rente en te maken kosten, al dan niet door verrekeningen met nog openstaande dan wel toekomstige declaraties of bevoorschottingen.
Artikel 14 Transformatie 14.1 Tijdens de looptijd van de Overeenkomst treden Partijen via de Fysieke overlegtafel periodiek met elkaar in overleg over de wijze waarop de beoogde transformatie van het jeugdstelsel verder wordt vormgegeven.
Artikel 15 Combinatie, onderaanneming en ZZP 15.1 Meerdere Jeugdhulpaanbieders kunnen in combinatie of als hoofd- en onderaannemer een verzoek tot deelname aan de Overeenkomst indienen. 15.2 Indien Jeugdhulpaanbieders deelnemen aan de Overeenkomst als combinatie, dienen zij een zogenaamde penvoerder te hebben die door de andere leden van de combinatie onherroepelijk en onvoorwaardelijk is gemachtigd hen te vertegenwoordigen. 15.3 Alle leden van de combinatie zijn zowel gezamenlijk, in de hoedanigheid van combinatie, als hoofdelijk aansprakelijk voor de volledige en juiste uitvoering van de Overeenkomst. Via ondertekening van de Verklaring Combinatie hebben zij zich hiervoor gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk gesteld. 15.4 Indien Jeugdhulpaanbieder gebruik maakt van een onderaannemer dient hij dit vooraf bij Gemeenten te melden. Jeugdhulpaanbieder is als hoofdaannemer volledig aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit de Overeenkomst door de door hem ingeschakelde onderaannemer. 15.5 Ten aanzien van ieder van de combinanten en de hoofd- en onderaannemers is artikel 5.1 tot en met 5.3 van de Basisovereenkomst van toepassing. De combinanten dan wel de hoofd- en onderaannemers hebben hiertoe de ‘eigen verklaring aanbesteden’ ondertekend, opgenomen als bijlage 3 bij de Basisovereenkomst. 15.6 De constructie waarbij een Jeugdhulpaanbieder gebruik maakt van zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) merken Gemeenten aan als een constructie van onderaanneming.
8
15.7 Waar in de Overeenkomst wordt gesproken van “personeel” of van “medewerkers” geldt dat daaronder ook wordt begrepen zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers). Jeugdhulpaanbieders die gebruik maken van ZZP’ers om Jeugdhulp aan te bieden, kennen aldus dezelfde eisen voor wat betreft deze ZZP’ers als Jeugdhulpaanbieders kennen voor wat betreft in te zetten personeel c.q. medewerkers voor zover fiscaal toelaatbaar.
Artikel 16 Vrijwaring 16.1 Indien Gemeenten door een Jeugdige of andere derde aansprakelijk worden gesteld voor tekortkomingen in de zorgverlening, zal Jeugdhulpaanbieder Gemeenten vrijwaren en schadeloosstellen voor schade die een derde lijdt als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van enige verbintenis die op Jeugdhulpaanbieder rust. Onderdeel van deze kosten vormen tevens redelijke kosten van rechtsbijstand die Gemeenten in dezen moet maken, tenzij al rechtens is vastgesteld dat Jeugdhulpaanbieder geen enkel verwijt gemaakt kan worden. 16.2 Voor zover Gemeenten in rechte zullen worden betrokken, stellen zij Jeugdhulpaanbieder in de gelegenheid zich te voegen in de procedure.
Artikel 17 Evaluatie en wijzigingen 17.1 Partijen bespreken aan de Fysieke overlegtafel de voorgestelde wijzigingen door Partijen, zoals georganiseerd en procedureel is vastgelegd in de Basisovereenkomst, en zo vaak als Gemeenten redelijkerwijs noodzakelijk achten, de bepalingen en de uitvoering van de Overeenkomst. 17.2 Gemeenten kunnen de Overeenkomst wijzigen per aangetekende brief na het doorlopen van de in de Basisovereenkomst beschreven procedure. De wijzigingen gaan in direct na ondertekening van een geheel nieuwe Overeenkomst, voorzien van bijlage(n). Deze nieuwe Overeenkomst vervangt de oude Overeenkomst. Als bijlage(n) bij de Overeenkomst wijzigen is het voldoende gewijzigde bijlage(n) te vervangen.
Artikel 18 Gedeeltelijke nietigheid 18.1 Indien één of meerdere bepalingen van de Overeenkomst nietig zijn of niet rechtsgeldig worden verklaard, zullen de overige bepalingen van de Overeenkomst van kracht blijven. Partijen zullen over de bepalingen die nietig zijn of niet rechtsgeldig worden verklaard, overleg plegen teneinde een vervangende regeling te treffen, zodanig dat de strekking van de Overeenkomst behouden blijft.
Artikel 19 Rechtskeuze 19.1 Op deze Overeenkomst is het Nederlands recht van toepassing.
9
OP DEZE WIJZE kwamen Partijen tot de Overeenkomst. Naam Jeugdhulpaanbieder: ………………………………………………………………… Ondertekend door: ………………………………………………………………… Datum: ………………………………………………………………… Handtekening: (nb: zodra Gemeenten een getekend exemplaar van de Overeenkomst in tweevoud hebben ontvangen, ontvangt Jeugdhulpaanbieder één door de Gemeenten getekend exemplaar retour)
10
Bijlage 1: Overzicht deelnemende Gemeenten Gemeente Bernheze Gemeente Boekel Gemeente Boxmeer Gemeente Boxtel Gemeente Cuijk Gemeente Grave Gemeente Haaren Gemeente Landerd Gemeente Maasdonk Gemeente Mill en Sint Hubert Gemeente Oss Gemeente Schijndel Gemeente ‘s-Hertogenbosch Gemeente Sint Anthonis Gemeente Sint-Michielsgestel Gemeente Sint-Oedenrode Gemeente Uden Gemeente Veghel Gemeente Vught
11
Bijlage 2: Overzicht Jeugdhulpaanbieders Deze bijlage is dynamisch en wordt beheerd door Gemeenten. Aangesloten Jeugdhulpaanbieders die de Overeenkomst hebben getekend:
12
Bijlage 3: Eisen uitvoering en verantwoording Jeugdhulpverlening 1. Categorieën Jeugdhulp Hoofdcategorie Zonder verblijf:
subcategorie persoonlijke verzorging begeleiding
ambulante Jeugdhulp (inclusief behandeldiagnostiek)
behandeling
onderzoek en diagnostiek Hoofdcategorie Met verblijf: Pleegzorg Met verblijf: gezinsgericht (gezinshuis, logeerhuis)
Met verblijf: Residentieel
Met verblijf: Bovenregionale voorzieningen Met verblijf: landelijke werkende instellingen
Oude benaming Persoonlijke verzorging Begeleiding individueel Gespecialiseerde begeleiding individueel Begeleiding groep Dagactiviteiten Individuele jeugdhulp thuis Individuele jeugdhulp zorgaanbieder Groepsjeugdhulp Behandeling individueel Behandeling groep Ambulante crisisopvang/behandeling Deeltijdbehandeling Specialistische behandeling (dbc)
Onderzoek en diagnostiek (voorafgaand aan een behandeling) Oude benaming Pleegzorg 24u pedagogisch Pleegzorg 24u specialistisch Deeltijdpleegzorg Kortdurend verblijf Behandelgroep Gezinshuis licht Behandelgroep Fasehuis Verblijf zorgaanbieder deeltijd pedagogisch Verblijf zorgaanbieder deeltijd specialistisch Beschermd wonen Behandelgroep Behandelgroep zwaar Behandelgroep crisis Behandelgroep Kamer Training Centrum Verblijf specialistisch A t/m G N.b: Hierover worden geen afspraken gemaakt aan de Fysieke overlegtafel N.b: Hierover worden geen afspraken gemaakt aan de Fysieke overlegtafel
Per hoofdcategorie is er een aparte deelovereenkomst.
2. De toegang en de wijze van verlenen van Jeugdhulp 2.1 Verwijzing en toegang Jeugdhulpaanbieder komt op grond van de Overeenkomst alleen in aanmerking voor financiering van de in deze bijlage beschreven Jeugdhulp indien: A) Hulpvrager verwezen is door 1. het Basisteam;
13
2. de huisarts, jeugdarts of medisch specialist; 3. de Gecertificeerde Instelling; 4. het AMHK; 5. andere, door Gemeenten aangewezen verwijzers. De Verwijzing bestaat uit een Verleningsbeschikking of een Verwijsbericht.
B) Hulpvrager in het kader van het overgangsrecht, zoals weergegeven in hoofdstuk 10 van de Jeugdwet, recht heeft op Jeugdhulp in het jaar 2015.
Gemeenten stellen een lijst van gecontracteerde Jeugdhulpaanbieders beschikbaar aan de Verwijzers. De Gemeente dragen zorg voor publicatie op de website van de namen en contactpersonen van alle deelnemende Gemeenten en alle deelnemende Jeugdhulpaanbieders van elke deelovereenkomst. De Verwijzers verwijzen Hulpvrager alleen naar een op de lijst voorkomende Jeugdhulpaanbieder. Jeugdhulpaanbieder komt alleen in aanmerking voor financiering van Jeugdhulp op grond van de Overeenkomst indien een van de deelnemende Gemeenten, volgens het woonplaatsbeginsel, verantwoordelijk is voor de Jeugdige. 2.2 Acceptatieplicht Jeugdhulpaanbieder heeft een acceptatieplicht indien Hulpvrager door een Verwijzer naar Jeugdhulpaanbieder is verwezen. Jeugdhulpaanbieder zoekt, in overleg met het Basisteam en Hulpvrager, binnen twee weken naar een passend alternatief bij een andere door Gemeenten gecontracteerde Jeugdhulpaanbieder indien: -
Jeugdhulpaanbieder over onvoldoende capaciteit beschikt;
-
of Jeugdhulpaanbieder zich niet in staat acht een voldoende passend aanbod te bieden.
De bij de Overeenkomst gecontracteerde Jeugdhulpaanbieders hebben hierin een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Indien er binnen twee weken door de oorspronkelijke Jeugdhulpaanbieder geen passend alternatief wordt gevonden dan wel geen begin is gemaakt met alternatieve Jeugdhulp, blijft deze Jeugdhulpaanbieder verantwoordelijk voor het verlenen van Jeugdhulp totdat er een andere Jeugdhulpaanbieder is gevonden. In het geval van Jeugdhulp met Verblijf kan het alternatief bestaan uit het bieden van Jeugdhulp zonder Verblijf, ter overbrugging van de wachtperiode. Hulpvrager heeft de keuze gebruik te maken van het geboden alternatief dan wel te wachten op te verlenen Jeugdhulp door de oorspronkelijke Jeugdhulpaanbieder.
2.3 Aanvang Jeugdhulp Jeugdhulpaanbieder start binnen twee weken na aanmelding met het verlenen van Jeugdhulp, tenzij Verwijzer in overleg met Hulpvrager anders adviseert of indien er sprake is van Crisis. Indien er sprake is van Crisis en tevens verwijzing door of via een medewerker van het AMHK of de Gecertificeerde Instelling of een andere hiervoor door de Gemeenten aangewezen Verwijzer, start Jeugdhulpaanbieder binnen 24 uur na de aanmelding, of zoveel eerder als deze Verwijzer noodzakelijk acht, met de verlening van Jeugdhulp.
14
2.4 Plan van aanpak en voortgang Het Basisteam stelt samen met Hulpvrager een Plan van aanpak op. Het Plan van aanpak noemt de voor Hulpvrager te bereiken doelen en resultaten. Jeugdhulpaanbieder bepaalt in overleg met Hulpvrager en zo nodig het Basisteam welke activiteiten worden ingezet om deze doelen en resultaten te bereiken. Indien meerdere Jeugdhulpaanbieders een bijdrage leveren aan het Plan van aanpak, is Jeugdhulpaanbieder verplicht om samen te werken met deze Jeugdhulpaanbieders en een externe regie (van het Basisteam, Gecertificeerde Instelling of een van de andere Jeugdhulpaanbieders) te accepteren.
Jeugdhulpaanbieder houdt het Basisteam op de hoogte van de voortgang en meldt wanneer de Jeugdhulp wordt beëindigd en om welke reden, voor zover Hulpvrager daarmee instemt. Jeugdhulpaanbieder maakt hierover afspraken met het Basisteam bij de start van verlening van Jeugdhulp. Als overplaatsing naar een andere Jeugdhulpaanbieder noodzakelijk is, is de oorspronkelijke Jeugdhulpaanbieder verantwoordelijk voor het vinden van een alternatief in overleg met Hulpvrager. Deze Jeugdhulpaanbieder blijft tevens verantwoordelijk voor de verlening van Jeugdhulp zolang er geen begin is gemaakt met verlening van de alternatieve Jeugdhulp.
2.5 Verleningsbeschikking en Verwijsbericht Voor een Individuele Voorziening is een Verleningsbeschikking van Gemeenten nodig of een Verwijsbericht van de Gecertificeerde Instelling, AMHK, huisarts, medisch specialist of jeugdarts. Voor Flexibele Jeugdhulp is een Verwijsbericht van een Verwijzer noodzakelijk.
3. Omschrijving, activiteiten en prestatie-eisen
3.1 Jeugdhulp zonder Verblijf 3.1.1 Omschrijving Jeugdhulp zonder Verblijf betreft alle Jeugdhulp zonder verblijfsfunctie. Deze hoofdcategorie is te verdelen in de subcategorieën ambulante Jeugdhulp, begeleiding, persoonlijke verzorging, behandeling en onderzoek en diagnostiek.
3.1.2 Activiteiten Jeugdhulpaanbieder heeft de ruimte om gezamenlijk met het Basisteam nieuwe of geïntegreerde vormen voor de activiteiten te ontwikkelen waar dat leidt tot efficiëntere of effectievere Jeugdhulp, daaronder begrepen samenwerking met anderen of het initiëren van verbeteringen in de 0e en 1e lijn.
Ambulante Jeugdhulp Ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan Jeugdigen en hun Ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een
15
verstandelijke beperking van de Jeugdige, opvoedingsproblemen van de Ouders of adoptie gerelateerde problemen.
Begeleiding Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van Jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.
Persoonlijke verzorging Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij Jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking.
Behandeling Nog nader in te vullen.
Onderzoek en diagnostiek Onderzoek ten behoeve van het verkrijgen van inzicht in het gedrag, de vaardigheden en intelligentie van de Jeugdige bij een vermoeden van medische, psychische en/of gedragsproblematiek.
3.1.3 Prestatie-eisen Jeugdhulp zonder Verblijf Ten aanzien van te leveren Jeugdhulp gelden de volgende eisen: -
Doel van de ondersteuning is het herstellen van de zelfredzaamheid en participatie, of het behoud van een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en participatie, van de Jeugdige en zijn gezin;
-
De ondersteuning is zo kort en licht mogelijk maar zo lang en zwaar als nodig om de afgesproken doelen uit het door het Basisteam opgestelde Plan van aanpak te bereiken;
-
De Jeugdhulp richt zich op het inschakelen van het eigen sociale netwerk en andere voorzieningen;
-
Jeugdhulpaanbieder ondersteunt de Jeugdige én zijn sociale omgeving. Dat betekent dat ondersteuning en advies aan gezins- en familieleden, school, vereniging enzovoort onderdeel uitmaakt van de Jeugdhulp wanneer dat leidt tot een grotere inzet van het sociale netwerk of meer zelfredzaamheid en participatie van de Jeugdige;
-
De Jeugdhulp wordt in samenspraak met de Ouders en, waar mogelijk, de Jeugdige ingevuld. Jeugdigen en Ouders hebben invloed op inhoud, planning en levering van de Jeugdhulp. Waar nodig wordt in de avonduren Jeugdhulp verleend;
-
De Jeugdhulp past binnen het Plan van aanpak (één gezin, één plan). Als een gezinsregisseur is aangewezen binnen het Basisteam of een andere Jeugdhulpaanbieder die Jeugdhulp aan het gezin verleent, houdt Jeugdhulpaanbieder zich aan de afspraken met en richtlijnen van de regisseur;
16
3.2 Met Verblijf Pleegzorg 3.2.1 Omschrijving Onder pleegzorg wordt verstaan tijdelijke of langdurige opvang van een Jeugdige jonger dan 18 jaar in een gezin, anders dan het gezin van herkomst, door Pleegouders. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: -
Crisisopvang: tijdelijke opvang van korte duur gericht op terugkeer naar het eigen gezin dan wel een langdurige verblijfssituatie;
-
Tijdelijke opvang: opvang in een pleeggezin, gericht op terugkeer naar het eigen gezin;
-
Langdurige opvang, wanneer terugkeer naar het eigen gezin niet of voorlopig niet mogelijk is.
Pleegzorg kan plaatsvinden in een gezin uit de omgeving van de Jeugdige, bijvoorbeeld bij familie (netwerkpleeggezin) of in een daarvoor speciaal geworven gezin.
3.2.2 Activiteiten Onder pleegzorg vallen in ieder geval de volgende activiteiten: -
Werving van, informatie aan en screening van kandidaat-pleeggezinnen;
-
Begeleiding en facilitering van de Pleegouders;
-
Begeleiding van de Ouders en, waar nodig, aanwezig zijn bij contacten van de Jeugdige met zijn Ouders;
-
Waar nodig het regelen, dan wel de Pleegouders bijstaan, in de aanvraag van vormen van Jeugdhulp zonder Verblijf. Daarbij hoort ook de screening.
3.2.3 Prestatie-eisen Ten aanzien van de pleegzorg gelden de volgende eisen: -
De zorg richt zich in eerste instantie op het realiseren van een veilige omgeving en een goed opvoedingsklimaat voor de Jeugdige, wanneer dat in de thuissituatie onvoldoende gegarandeerd kan worden;
-
De zorg is, waar mogelijk, gericht op een terugkeer naar het eigen gezin;
-
De zorg is gericht op het vergroten van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel zoveel als mogelijk het behouden daarvan;
-
Waar mogelijk wordt het eigen sociaal netwerk van de Jeugdige betrokken, ingezet en, waar nodig, ondersteund;
-
Wanneer meerdere aanbieders zijn betrokken bij de Jeugdhulpverlening en een andere of het Basisteam de regie voert, richt de zorg zich naar de afspraken van en de richtlijnen van de regisseur;
-
De Pleegzorgaanbieder faciliteert de Pleegouders maximaal en bemiddelt in de contacten met de Verwijzer, in de meeste gevallen de Gecertificeerde Instelling.
3.3 Met Verblijf Gezinsgericht 3.3.1 Omschrijving Onder gezinsgerichte Jeugdhulp met verblijf wordt verstaan:
17
a. Verblijfsvoorzieningen (voltijd of deeltijd) die zoveel als mogelijk een gezinssituatie benaderen; b. Voorzieningen die eraan bijdragen dat het gezin in staat blijft om een goede thuissituatie te creëren, bijvoorbeeld door Ouders even te ontlasten of door bij te dragen aan structuur in het leven van de Jeugdige.
3.3.2 Prestatie-eisen Ten aanzien van Gezinsgericht Verblijf gelden de volgende eisen: -
De Jeugdhulp richt zich in eerste instantie op het realiseren van een veilige omgeving en een goed opvoedingsklimaat voor de Jeugdige;
-
De Jeugdhulp is zo mogelijk gericht op een terugkeer naar het eigen gezin;
-
De Jeugdhulp is gericht op het vergroten van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zoveel mogelijk behouden daarvan;
-
Waar mogelijk wordt het eigen sociaal netwerk van de Jeugdige betrokken, ingezet en waar nodig ondersteund;
-
Wanneer meerdere Jeugdhulpaanbieders zijn betrokken en een andere of het Basisteam de regie voert, richt de Jeugdhulp zich naar de afspraken van en de richtlijnen van de regisseur.
3.4 Met Verblijf Residentieel 3.4.1 Omschrijving Onder residentiële Jeugdhulp verstaan we alle hulp met verblijf, niet zijnde pleegzorg of gezinsgerichte ondersteuning, gericht op het gezond en veilig opgroeien van Jeugdigen die ondersteuning nodig hebben bij psychische of psychosociale problemen, dan wel ondersteuning nodig hebben vanwege beperkingen of gedragsproblemen en waarvoor die ondersteuning in de thuissituatie of een andere gezinssituatie niet geboden kan worden.
3.4.2 Prestatie-eisen Ten aanzien van Residentieel Verblijf gelden de volgende eisen: -
Waar mogelijk blijft de thuissituatie betrokken bij de Jeugdige en de ondersteuning;
-
In die gevallen dat de thuissituatie betrokken kan blijven organiseert de Jeugdhulpaanbieder tevens de begeleiding van de Ouders/de thuissituatie;
-
De Jeugdhulp richt zich in eerste instantie op het realiseren van een veilige omgeving en een goed opvoedingsklimaat voor de Jeugdige;
-
De Jeugdhulp is zo mogelijk gericht op een terugkeer naar het eigen gezin;
-
De Jeugdhulp is gericht op het vergroten van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zoveel mogelijk behouden daarvan;
-
Waar mogelijk wordt het eigen sociaal netwerk van de Jeugdige betrokken, ingezet en, waar nodig, ondersteund;
-
Wanneer meerdere Jeugdhulpaanbieders zijn betrokken en een andere of het Basisteam de regie voert, richt de zorg zich naar de afspraken met de Jeugdige en zijn Ouders en, waar nodig, de richtlijnen van de regisseur.
18
4. Succes- en faalfactoren Partijen beschouwen de transitie van de jeugdzorg en de transformatie van de Jeugdhulp als succesvol als geen van de faalfactoren zoals hieronder opgenomen zich voordoen en als alle hierna genoemde succesfactoren zich voordoen.
De succesfactoren zijn: -
Van een relatief groot beroep op Jeugdhulp naar een kleiner beroep daarop en meer beroep op de eigen kracht en het netwerk van Jeugdigen;
-
Van te laat ingezette Jeugdhulp naar (vroeg)tijdig;
-
Van zwaardere naar lichtere vormen van Jeugdhulp;
-
Van versnippering naar integraliteit (werken met één gezin, één plan);
-
Van meer naar minder hulpverlening in een gedwongen kader.
Daarnaast willen Gemeenten bij Jeugdhulpaanbieder het volgende kunnen vaststellen: -
De rechten en de veiligheid van Jeugdigen zijn te allen tijde gewaarborgd;
-
Jeugdigen en Ouders zijn tevreden over de ontvangen Jeugdhulp en onderschrijven de doelen;
-
De geboden Jeugdhulp is effectief naar professionele maatstaven;
-
Jeugdhulpaanbieder heeft de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld geïmplementeerd en deze wordt toegepast;
-
Jeugdhulpaanbieder is direct of indirect aangesloten op het systeem van de Landelijke VerwijsIndex Risicojeugd (VIR) of heeft in samenspraak met Gemeenten een werkprocedure afgesproken voor meldingen in VIR;
-
Jeugdhulpaanbieder werkt aantoonbaar aan verbetering en vernieuwing die de doelmatigheid van de dienstverlening verhogen en de betaalbaarheid van Jeugdhulp, ook op langere termijn verhogen;
-
Jeugdhulpaanbieders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het borgen van continuïteit en samenhang van de Jeugdhulp op cliëntniveau;
-
Jeugdhulpaanbieder werkt aan kanteling en innovatie.
N.b. De wijze waarop bovenstaande wordt vastgesteld wordt de komende tijd besproken aan de Fysieke Overlegtafel en nader uitgewerkt.
Indien zich bij Jeugdhulpaanbieder bij uitvoering van de Overeenkomst één van de volgende faalfactoren voordoen, bespreken Partijen dit aan de Overlegtafel: a. Een opvallende stijging in klachten per jaar ten opzichte van het voorgaande jaar met betrekking tot uitgevoerde Jeugdhulp, ongeacht of de klacht gegrond is (treedt per 1 januari 2016 in werking). Indien na de bespreking aan de Fysieke overlegtafel blijkt dat de gegronde klachten ondanks goede communicatie door de Jeugdhulpaanbieder niet te voorkomen waren geweest, beschouwen Partijen de transitie van de jeugdzorg en de transformatie van de Jeugdhulp op dat punt toch als succesvol.
19
Indicator: aantal ingediende klachten. Norm: een stijging van 10% ten opzichte van het voorgaande jaar. b. Een stijging van de te leveren Jeugdhulp ten opzichte van de toe- of afname van het volume dat Gemeenten hebben vastgesteld voor de uitvoering van de Jeugdhulp. Indicator: aanspraken op vormen van Jeugdhulp. Norm: een stijging van 10% ten opzichte van het overeengekomen volume.
Rapportage en monitoren Jeugdhulpaanbieder rapporteert en Gemeenten monitoren op de volgende wijze: a. Jeugdhulpaanbieder draagt zorg voor een tijdige en volledige aanlevering van de landelijk overeengekomen minimale set van gegevens1 aan het CBS, conform de nader bekend te maken richtlijnen; b. Jeugdhulpaanbieder levert deze zelfde gegevens voor de 15de van elke maand tevens aan de Centrumgemeente of een namens deze Gemeente ingerichte voorziening, conform nader bekend te maken richtlijnen; c. Jeugdhulpaanbieder registreert de cliënttevredenheid en doelrealisatie (inclusief uitval) op een wijze passend bij het kwaliteitsbeleid van de instelling zelf of volgens vigerende afspraken van de beroepsgroep of zorgsector. Lopende afspraken over kwaliteitsbeleid met de zorgverzekeraar, het zorgkantoor en/of de provincie gelden ook in 2015. Hierbij geldt 2015 als overgangsjaar. In lijn met de Kamerbrief van 10 juni 2014 over outcomecriteria Jeugdhulp en in lijn met landelijk door VNG/KING in 2014 te ontwikkelen systematiek, start in het najaar van 2014 een traject waarin in samenspraak met Jeugdhulpaanbieders wordt bezien hoe landelijke definities over cliënttevredenheid, doelrealisatie en uitval in te passen of over te nemen zijn. Deze nieuwe werkwijze start uiterlijk op 1 januari 2016 of zoveel eerder als mogelijk en wenselijk is. Jeugdhulpaanbieder stelt Gemeenten het meest recente cliënttevredenheidsonderzoek (daarin inbegrepen de wijze waarop gemeten is) beschikbaar, inclusief de hieruit voortvloeiende verbeterplannen; d. Jeugdhulpaanbieder levert één maal per jaar een totaalrapportage aan van ontvangen klachten over de dienstverlening naar aard en oorzaak, voor het eerst in januari 2016, inclusief een overzicht van afwikkeling, openstaande klachten en op basis van klachten getroffen maatregelen;
1
Per unieke Jeugdige moet worden aangeleverd (stand van zaken mei 2014): a.BSN; b.Geboortejaar; c.Geslacht; d.Culturele achtergrond; e.Type ingezette Jeugdhulp; f.Startdatum Jeugdhulp; g.Verwijzer Jeugdhulp; h.Wijze afsluiten Jeugdhulp.
20
e. Jeugdhulpaanbieder rapporteert jaarlijks het aantal zorgmeldingen van eigen medewerkers bij de eigen aandachtsfunctionaris kindermishandeling en huiselijk geweld (conform Wet Meldcode), en de wijze waarop deze meldingen zijn opgevolgd; f. Jeugdhulpaanbieder stelt Gemeenten in kennis van ieder rapport dat door het samenwerkend Toezicht Jeugd2 of de daaronder vallende Inspecties voor betreffende Jeugdhulpaanbieder is uitgebracht; g. Jeugdhulpaanbieder stelt niet openbare rapporten ter inzage beschikbaar aan Gemeenten, tenzij de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), dan wel het privacyreglement van Gemeenten dit niet toelaat. Openbare rapporten stelt Jeugdhulpaanbieder op haar website ter beschikking voor Gemeenten en Jeugdige. h. Gemeenten kunnen ten behoeve van monitoring verdiepend thematisch onderzoek uit (doen) voeren, in principe op basis van overeenstemming met de Jeugdhulpaanbieders aan de Fysieke Overlegtafel. Jeugdhulpaanbieder stelt ten behoeve hiervan desgevraagd gegevens beschikbaar en biedt toegang tot personen.
5. Wijze van verantwoorden en declareren De Centrumgemeente zal het contractmanagement op zich nemen en de administratie, facturatie en betalingen, monitoring enzovoort uitvoeren/beheren. Over facturering en betaling worden aparte afspraken gemaakt.
2
Op dit moment wordt het onderzoek naar kwaliteit in algemene zin en het calamiteitentoezicht mede uitgevoerd door het Samenwerkend Toezicht Jeugd. Dit is een samenwerkingsverband van vijf inspecties, te weten de IJZ, de IGZ, de IVenJ, de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW).
21
Bijlage 4: Wijze van bekostigen 1. Categorale indeling Gemeenten kiezen bewust voor een ‘grove’ indeling (zie schema bijlage 3 onder 1): hoe verfijnder omschreven hoe meer ‘controle’ nodig is. Gemeenten werken vanuit vertrouwen: Jeugdhulpaanbieders matchen vraag en aanbod op professionele wijze en houden daarbij rekening met de beoogde kanteling en leveren daartoe gevraagd en ongevraagd een bijdrage. In 2015 is sprake van een overgangsjaar. In de bekostiging wordt onderscheid gemaakt tussen grote Jeugdhulpaanbieders en kleinere Jeugdhulpaanbieders.
2. Bekostiging: 2.1 De grote Jeugdhulpaanbieder Een grote Jeugdhulpaanbieder is een Jeugdhulpaanbieder die op jaarbasis meer dan 50 Jeugdigen of Ouders heeft of een jaaromzet van meer dan € 200.000,- (zegge tweehonderd duizend Euro) of één, of een combinatie, van de drie hoofdcategorieën Met Verblijf in zijn pakket heeft. Een grote Jeugdhulpaanbieder wordt door Gemeenten bekostigd via lumpsum voor de genoemde vier hoofdcategorieën (Zonder Verblijf, Met Verblijf Pleegzorg, Met Verblijf Gezinsgericht, Met Verblijf Residentieel). Het bestaande aanbod van de Jeugdhulpaanbieder wordt op de hiervoor genoemde manier vertaald richting de vier categorieën. Jeugdhulpaanbieder krijgt een deelovereenkomst per hoofdcategorie. Tussen de hoofdcategorieën kan gedurende 2015 met budgetten worden geschoven, maar alléén na toestemming van met Gemeenten. De hierna voorgestelde systematiek geldt in ieder geval voor de inkoop voor 2015. In de loop van 2015 bekijken Gemeenten of zij voor de financiering van Jeugdhulp in 2016 tot verbijzondering willen komen van de categorieën en of Gemeenten willen komen tot een meer gedetailleerde financiering voor Jeugdhulp of een deel van de Jeugdhulp. 2.1.1 Budget en verplichting Een grote Jeugdhulpaanbieder krijgt voor 2015 een lumpsum budget toegekend (bijlage 5). Het beschikbare budget wordt als volgt berekend: op de bij Gemeenten bekende omzetgegevens ZIN (Zorg In Natura) 2012 (Vektis/Tweede Uitvraag) van Jeugdhulpaanbieder wordt een korting van 10% toegepast. Voor dit lumpsum budget verplicht de grote Jeugdhulpaanbieder zich om: -
Jeugdhulp te verlenen aan alle Jeugdigen en/of Ouders die op 31 december 2014 een doorlopende indicatie hadden en aan alle nieuwe Jeugdigen en/of Ouders die in 2015 instromen;
-
Ambulante crisisopvang/behandeling en/of opvang/behandelgroep aan te bieden, voor zover Jeugdhulpaanbieder in 2014 financiering ontving voor deze specifieke hulpvormen;
22
-
Bij aanvang en gedurende de looptijd van de Overeenkomst: •
te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen;
•
zich in te spannen om een (nog meer) innovatieve wijze van werken door te voeren, waaronder de inzet van andere methoden(arrangementen), het vergroten van efficiency en het leveren van een bijdrage aan de kanteling;
•
te voldoen aan de gestelde informatielevering en registratie-eisen.
2.2 De kleine Jeugdhulpaanbieder
2.2.1 Budget en verplichting Een kleine Jeugdhulpaanbieder krijgt voor 2015 een lumpsum budget toegekend (bijlage 5). Het beschikbare budget wordt als volgt berekend: op de bij Gemeenten bekende omzetgegevens ZIN 2012 (Vektis/Tweede Uitvraag) van de Jeugdhulpaanbieder wordt een korting van 10% toegepast. Voor dit lumpsum budget verplicht de kleine Jeugdhulpaanbieder zich om: -
Jeugdhulp te verlenen aan alle Jeugdigen en/of Ouders die op 31 december 2014 een doorlopende indicatie hadden;
-
In 2015 een maximum aantal Jeugdigen en/of Ouders te helpen (bijlage 5);
-
Bij aanvang en gedurende de looptijd van de Overeenkomst: •
te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen;
•
zich in te spannen om een (nog meer) innovatieve wijze van werken door te voeren, waaronder de inzet van andere methoden(arrangementen), het vergroten van efficiency en het leveren van een bijdrage aan de kanteling;
•
te voldoen aan de gestelde informatielevering en registratie-eisen.
2.3 Nota Bene Alle categorieën Jeugdhulp zijn inclusief vervoer (indien noodzakelijk), huisvesting, behandelen observatie-diagnostiek, het bieden van informatie en advies aan andere professionals, eventuele deelname aan de Expertpool en andere (overhead)kosten zoals- maar niet uitsluitend: administratie, registratie, rapportage, overleg, roerende zaken. Daarbij geldt dat vervoer van en naar een voorziening niet vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt van te verlenen Jeugdhulp. In overleg met de Jeugdige en/of Ouder wordt besproken wat de juiste oplossing is. Alleen indien de Jeugdige en/of Ouder zélf niet in staat is om het vervoer te organiseren en ook niet met behulp van de sociale omgeving, wordt het vervoer vanuit Jeugdhulpaanbieder verzorgd.
2.4 Persoonsgebonden budget (PGB In de Overeenkomst maken Gemeenten en Jeugdhulpaanbieders geen afspraken over (de inkoop van) PGB. De keuze voor het inzetten van een PGB ligt bij de Jeugdige en/of Ouder zelf, Gemeenten hebben daarop geen invloed. Gemeenten moeten echter wel garanderen dat voldoende budget beschikbaar is om aan alle PGB-verplichtingen te voldoen, zowel voor bestaande Jeugdigen als voor nieuwe Jeugdigen.
23
De PGB-regeling is een ‘open einde’ regeling, wat voor zowel Gemeenten als Jeugdhulpaanbieders het risico met zich meebrengt dat er een onevenredig groot budget naar PGB vloeit (‘PGB-lek’), waardoor minder budget voor ZIN beschikbaar blijft. Gemeenten willen waarborgen dat binnen het beschikbare budget in alle Hulpvragen (zowel ZIN als PGB) voorzien kan worden. Daarom geldt het volgende: Als Jeugdhulpaanbieder in 2015 méér PGB-cliënten heeft dan in 2014, dan wordt het PGBbedrag dat Jeugdhulpaanbieder ontvangt via de Sociale Verzekeringsbank, in mindering gebracht op het lumpsum budget. Dat gebeurt bij de eindafrekening in 2016.
2.5 Geestelijke gezondheidszorg De voorgestelde bekostiging geldt ook voor de geestelijke gezondheidszorg. Met de geestelijke gezondheidszorg zijn voor drie jaar afspraken gemaakt om de bestaande registratie- en verantwoordingssystematiek te handhaven. Gemeenten zoeken met Jeugdhulpaanbieders van de geestelijke gezondheidszorg naar ruimte binnen deze systematiek.
3. Financiering en bevoorschotting
Nog nader in te vullen
24
Bijlage 5
25
Bijlage 6: Social Return Social Return houdt in dat de aanbieder aan wie een opdracht wordt verstrekt, verplicht is om een deel van de aanneemsom te besteden aan (bij voorkeur langdurige) inzet van mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt.
Definities 1.
Onder werkloos-werkzoekende wordt verstaan iemand die minimaal 12 maanden staat ingeschreven als niet werkend-werkzoekende bij het UWV, of een uitkering heeft in het kader van WWB, IOAW, IOAZ, Wajong, WIA, of een ANW uitkering.
2.
Onder jongere wordt verstaan een persoon tot 27 jaar die een opleiding/leer-werktraject volgt op niveau 1 of 2.
3.
Een leerwerktraject is het opdoen van werkervaring en het leren van vaardigheden in een bepaald vakgebied met behulp van een erkende opleiding.
4.
Onder een WSW-gerechtigde wordt verstaan iemand die arbeidsgehandicapt is en is geïndiceerd voor de WSW.
5.
Onder loonkosten worden verstaan de brutoloonkosten, plus de directe werkgeverslasten
6.
Het Servicebureau Social Return (SSR) is onderdeel van het Werkgeversserviceteam van Gemeente ’s-Hertogenbosch en treedt op als aanspeekpunt voor de gemeenten in de regio Noordoost Brabant. Binnen dit (SSR) zijn de coördinator Social Return en accountmanagers werkzaam.
7.
De contractbeheerder is verantwoordelijk voor het afgesloten contract tussen de gemeenten en de aanbieder.
8.
De aanbieder is de contractant met een Social Return verplichting.
9.
PSO staat voor Prestatieladder Socialer Ondernemen, een keurmerk van de Stichting PSO Nederland (www.pso-nederland.nl) in samenwerking met TNO (Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek).
Hoofdpunten voorwaarde Social Return. 10. De voorwaarde Social Return wordt toegepast in gemeentelijke opdrachten vanaf €207.000 excl. BTW in alle bedrijfssectoren (bedrag over vier jaar). 11. De aanbieder is verplicht minimaal 5% van de opdrachtwaarde excl. BTW te besteden aan een of meerdere van de volgende opties:
Aangaan van een arbeids- of detacheringsovereenkomst met een werkloos-werkzoekende of WSW-gerechtigde.
Het bieden van BBL of leer/werktrajecten aan werklozen-werkzoekenden of jongeren in samenwerking met erkende opleidingsbedrijven en het SSR.
Het verstrekken van opdrachten aan een SW bedrijf. Inzetten van een stagiair op een leerwerkplaats.
In overleg en na goedkeuring van het SSR zijn ook alternatieve vormen van sociaal maatschappelijk verantwoorde invulling mogelijk.
26
12. Wanneer de voorwaarde Social Return van toepassing is verklaard op de aanbesteding en het aanbod van de aanbieder is onder de grens van Social Return, dan blijft de voorwaarde Social Return van toepassing, te weten 5% van de overeengekomen opdrachtwaarde. 13. Indien aanbieder het landelijke keurmerk PSO trede 2 of hoger heeft, geldt dit als voldoende invulling van de Social Return en kan ontheffing van punt 11 worden verleend. Het betreft in dit geval een aanbieder die bovengemiddeld en duurzaam werk biedt aan mensen met afstand tot de arbeidsmarkt of sociaal inkoopt volgens de PSO richtlijnen.
Bij voorkeur Social Return realiseren binnen de opdracht
14. De invulling van de Social Return-opdracht mag plaatsvinden zowel binnen als buiten de aanbestede opdracht. 15. De voorkeur gaat er naar uit dat de invulling van Social Return-opdrachten zoveel mogelijk wordt gerealiseerd in de periode van de opdracht. Het moet namelijk mogelijk zijn om de opdracht direct na afronding van de werkzaamheden definitief af te rekenen en daarvoor is het nodig dat beoordeeld kan worden in welke mate de Social Return verplichting is gerealiseerd. Niet altijd zal op voorhand de (totale) waarde van de opdracht per jaar in te schatten zijn. Om te beoordelen of de individuele aanbieder na afloop van het jaar aan de Social Return eis heeft voldaan, zal aan het einde van het jaar gekeken worden of de gehele verplichting is ingevuld. Voor zover blijkt dat niet de gehele Social Return verplichting is ingevuld (ter beoordeling van de Opdrachtgever), verplicht de aanbieder zich om de resterende Social Return verplichting alsnog binnen 1 jaar in te vullen. De nadere afspraken hierover zullen schriftelijk worden overeengekomen. 16. Van de bij punt 15 genoemde periode kan worden afgeweken in het kader van duurzame plaatsing van een kandidaat. Indien aanbieder bij het verstrijken van de opdracht kan aantonen dat de plaatsing zal voortduren na deze periode, mag deze periode worden meegerekend voor de invulling van de Social Return verplichting. Dit gebeurt altijd in overleg met het SSR en de contractbeheerder van de Gemeenten. 17. Indien de verplichting ondanks inspanning van aanbieder niet kan worden volbracht, kan in overleg met het SSR en de contractbeheerder van de Gemeenten de verplichting tot invulling tot een nader te bepalen tijdstip uitgesteld worden.
Social return kan op verschillende manieren worden ingevuld: Door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te betrekken bij de werkzaamheden;
Door diensten zoals groen/schoonmaak/post af te nemen van Weener XL ,IBN, WSD of werkzaamheden aan Weener XL, IBN, WSD uitbesteden, dan wel andere sociale werkbedrijven;
Door te participeren in projecten ten behoeve van de ontwikkeling van mensen door kennis, expertise of bedrijfsmiddelen beschikbaar te stellen;
27
Uiteraard mag het ook een combinatie van mogelijkheden zijn en kunt u zelf met voorstellen komen;
Middels Prestatieladder Sociaal Ondernemen, minimaal trede 2. Vaststellen bedrag Social Return 18. Voor het bepalen van de hoogte van het gerealiseerde Social Return bedrag geldt als uitgangspunt dat de daadwerkelijk gemaakte kosten door aanbieder meetelt:
De beloning van werkloos-werkzoekenden, W.S.W gerechtigden geschiedt conform de geldende cao, bij het bedrijf zelf of – indien de werknemer elders wordt geplaatst – bij de andere werkgever;
In geval van een plaatsing via arbeidsovereenkomst, een uitzendbureau of payroll mogen de bruto salariskosten worden opgevoerd voor de invulling van de Social Return verplichting, niet de detacheringsfee. In geval van detachering via een Sociale Werkvoorziening mag de inleenvergoeding worden meegeteld;
Voor (on)betaalde leerwerktrajecten mag de aanbieder voor het kwantificeren van de Social Return invulling daadwerkelijk gemaakte bedrijfs- en/of begeleidingskosten in rekening brengen. Eventuele stagevergoedingen vallen ook onder deze kosten;
Voor andere vormen van sociaal-maatschappelijk verantwoorde invulling van de Social Return verplichting (zoals genoemd onder punt 8 van deze voorwaarden) mogen de daadwerkelijk gemaakte kosten worden ingebracht.
Aantrekken van kandidaten. 19. De werkgever is verantwoordelijk voor de werving van werkloos-werkzoekenden, W.S.W. gerechtigden en/of jongeren voor een leerwerkstage of alternatieve invulling van Social Return. Indien gewenst bieden de Gemeenten de aanbieder advies en ondersteuning door het SSR in het aantrekken van kandidaten. Het SSR heeft in samenwerking met de andere gemeenten in Noordoost Brabant de diverse doelgroepen in beeld en kan ondersteunen bij een passende invulling van de Social Return verplichting.
De volgende doelgroepen uit de volgende regelingen tellen mee als invulling voor Social Return. Hieronder staat verwoord hoe lang deze doelgroepen mogen meetellen vanaf het moment van instroom.
regeling
meetellingsduur
omschrijving
Social Return Deze tellen vanaf het
WWB/ IOAW/IOAZ
Personen die v
r instroom een
moment van instroom
bijstandsuitkering ontvingen van een
bij aanbieder nog drie
gemeente.
jaar na instroom mee voor Social Return.
28
Personen tellen mee op grond van een claimbeoordeling volledig arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaard (minimaal
Zolang personen een
35%), op basis van een
arbeidsongeschiktheids-
jonggehandicapte status of op grond
uitkering ontvangen,
van een WAO/WIA/ WAZ/ Wajong
blijven ze volledig
arbeidsongeschiktheidsverzekering
meetellen voor Social
(AOV) van een private verzekeraar arbeidsongeschikt zijn verklaard. Denk aan zelfstandige ondernemers.
Return. In alle andere gevallen tellen deze nog vijf jaar
Zieke werknemers die in de eerste twee jaar na ziekmelding weer aan het werk gaan bij de eigen werkgever
na instroom mee voor Social Return.
(spoor 1 van de Wet Verbetering Poortwachter) of bij een andere werkgever (spoor 2) tellen niet mee. Personen met een
WSW
indicatiebeschikking SW
Personen tellen mee op grond van
blijven meetellen voor
indicatiebeschikking SW.
Social Return zolang de indicatie geldig is.
Personen met als uitgangspositie ‘ uitkering’ tellen pas mee als ze v instroom
r
n jaar of langer een
-
uitkering ontvingen. Als een persoon tijdens zijn recht op een WW-uitkering weer aan het werk gaat en binnen 26 weken opnieuw werkloos wordt, loopt WW
de oude uitkering weer verder (herleving van de uitkering) voor de duur die de werkloze nog te goed had. In dit geval telt voor Social Return de uitkeringsduur v
Personen met uitgangspositie WW tellen nog drie jaar na instroom mee voor Social Return.
r het weer aan het
werk gaan mee met de duur van de na het opnieuw werkloos worden (moet bij elkaar ook minimaal
n jaar
zijn). BBL/BOL niveau
Personen die een leerwerkovereenkomst (BBL) of een stage-overeenkomst (BOL) hebben die
Vanaf het moment van
29
1 en 2
opleidt tot niveau 1 of tot niveau 2.
instroom 3 jaar voor de PSO worden meegeteld (zolang ze werkzaam zijn bij de aanvrager).
Advies door Servicebureau Social Return. 20. De aanbieder kan contact opnemen met het SSR voor advies en ondersteuning indien gewenst. Contactinformatie is te vinden op de site van de Gemeente ’s-Hertogenbosch op www.s-hertogenbosch.nl. 21. Zodra het SSR het signaal krijgt van een nieuwe aanbesteding en er is nog geen contact geweest, zal het SSR contact opnemen met de aanbieder voor het inventariseren en controleren van de Social Return invulling en desgewenst advies en ondersteuning bieden.
Subsidiemogelijkheden 22. Aanbieders kunnen gebruik maken van de subsidiemogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden. SSR informeert aanbieders hierover.
Inhouding bij in gebreke blijven
23. Indien de aanbieder in gebreke blijft met betrekking tot de invulling van de Social Returnverplichting, wordt bij de eindafrekening van de opdracht het niet gerealiseerde bedrag ingehouden. Deze boete zal niet worden opgelegd, indien Aanbieder aannemelijk kan maken, dat hem geen verwijt treft voor het niet (volledig) realiseren van Social Return. Een reden kan zijn dat het, ondanks aantoonbare pogingen van aanbieder en ondanks realistische prestatieafspraken, niet is gelukt om acceptabele kandidaten voor de opdracht te selecteren. Dit ter beoordeling van de Gemeenten.
Verantwoording
24. De aanbieder dient een kopie van de arbeids-, detacherings- en/of leerwerk-overeenkomst aan het SRR te overleggen, met daarin informatie van de looptijd van het contract en het aantal te werken uren, van de betaalde loonkosten, detacheringsvergoedingen, facturen van opleidingskosten, begeleidingskosten door een jobcoach, of facturen aan Sociale Werkvoorziening e.d.. Het Servicebureau Social Return zal de aanbieder informeren op welke wijze deze de documenten dient aan te leveren.
30
Door ondertekening van de Overeenkomst verklaart Aanbieder zich akkoord met de toepassing van Social Return en hetgeen hierover in deze paragraaf is opgenomen.
31
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Landelijke ontwikkelingen De beleidsinformatie die gemeenten vanaf 1 januari 2015 ontvangen wordt geleverd door het CBS en is gebaseerd op gegevens afkomstig van de aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen, die dit twee keer per jaar moeten aanleveren. Het betreft een basisset aan gegevens. Op dit moment ontwikkelen VWS, VenJ en VNG in samenwerking met het CBS een gemeenschappelijke voorziening, waar de beleidsinformatie over het jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering eenduidig en gestructureerd verzameld wordt en vervolgens beschikbaar komt voor gemeenten. De monitor wordt per 1 januari 2015 ontsloten via www.waartstaatjegemeente.nl De monitor geeft inzicht in de mate waarin beoogde maatschappelijke doelstellingen worden gerealiseerd (horizontale beleids- en verantwoordingsinformatie, zie schema hieronder).
De monitor geeft naar verwachting informatie over volume-ontwikkeling, maar in een te lage frequentie (twee keer per jaar) om tijdig te kunnen signaleren en zo nodig bijsturen. De gegevensset wordt op in de periode april/mei geformuleerd. Vanuit de regio zijn Marcel Verhoef en Bob van der Schaft betrokken. Op 15 mei aanstaande is er een vervolgbijeenkomst over de operationalisering van de monitor. CORV Elke gemeente moet een aansluiting realiseren op de routeervoorziening veiligheid (CORV). Met CORV wordt de berichtenstroom tussen partijen in de justitiële jeugdketen en het gemeentelijk domein gedigitaliseerd en gestandaardiseerd. Bij het aansluiten op CORV worden gemeenten ondersteund door het programma Beleidsinformatie Jeugd. Dit programma wordt uitgevoerd door KING, in opdracht van de VNG en in nauwe samenwerking met de ministeries van VenJ en VWS. Doel van het programma is om gemeenten te ondersteunen bij het aansluiten op CORV en hen te informeren over de beleidsinformatie jeugd en de eenmalige gegevensoverdracht jeugd.
Pagina 1 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
In schema:
Vanuit ’s Hertogen os h is Younés Ezzohar etrokken ij de aansluiting op de CO‘V. Contractering jeugdhulpaanbieders Vanaf 1 januari aanstaande zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de instandhouding van een voldoende en passend aanbod van jeugdhulp. Met het oog daarop worden in 2014 contracten afgesloten met aanbieders van deze hulp. In deze contracten zijn ook verplichtingen opgenomen die betrekking hebben op de registratie van gegevens over de geleverde hulp. Zo krijgen gemeenten een beeld van de prestaties per aanbieder, en van het gebruik van het aanbod (naar aard en omvang). Dit beeld (gebaseerd op cijfers) is basis voor een gesprek met aanbieders, omdat niet de data, maar het verhaal erachter inzicht geeft en tot verbetering kan leiden. In dit advies geven we aan welke gegevens gecontracteerde aanbieders sowieso moeten leveren, en over welke aanvullende gegevens de gemeenten nodig hebben om een indruk te krijgen van prestaties van gecontracteerde aanbieders. Dit advies is resultaat van de werkgroep sturing en monitoring van het aanjaagteam transitie jeugd Brabant Noordoost1, en een oriëntatie tijdens de eerste overlegtafel jeugd (dd. 14 april jl.) in het kader van bestuurlijk aanbesteden. Regeldruk verminderen Een van de uitgangspunten bij de stelselwijziging is dat we de professional meer ruimte geven, onder andere door de administratieve lastendruk te verminderen. Gemeenten kunnen daaraan bijdragen door zich een beperking op te leggen ten aanzien van wat ze allemaal willen weten, en zo veel mogelijk gebruik te maken van informatie die al verzameld wordt of beschikbaar is. Daarnaast maken we een onderscheid tussen een doorlopende uitvraag van gegevens (structureel) en het uitvoeren van incidenteel verdiepend onderzoek.
1
Deze werkgroep bestaat uit Mariëlle Blanken (PON), Romy van den Hoogen (gemeente ’s Hertogenbosch) Marion Schepers (gemeente ’s Hertogenbosch), Annemiek van de Woudenberg (gemeente Cuijk), Marcel Verhoef (gemeente Oss) en Bob van der Schaft (K2).
Pagina 2 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Structureel: minimale dataset (landelijk overeengekomen) Landelijk is een dataset overeengekomen die jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen met ingang van 2015 (verplicht) gaan leveren, weergegeven in de tabel hieronder:
Het betreft data die doorlopend door jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen worden geregistreerd en aangeleverd moeten worden aan het CBS. De dataset geeft inzi ht in het ge ruik an jeugdhulp type en duur , in de keten er ijzer’ en in de manier waarop de jeugdhulp wordt afgesloten. Met jeugdhulpaanbieders bedoelen we alle leveranciers van hulp uit de flexibele schil en het specialistisch aanbod. Besluit: In de contracten opnemen dat aanbieders de gevraagde data tijdig en volledig leveren (conform richtlijnen van het CBS). Levering is wettelijk verplicht. Structureel: aanvullende vragen vanuit de gemeenten De gemeenten in Noordoost-Brabant benutten de mogelijkheid regionaal eenduidig aanvullende informatie te vragen. Deze heeft betrekking op cliënttevredenheid en mate van doelrealisatie. Gemeenten vragen aanbieders op deze items doorlopend te registreren met betrekking tot jeugdogen en/of gezinnen afkomstig uit een van de gemeenten in de regio Noordoost-Brabant. Voor het registreren op deze items maken we gebruik van de door Jeugdzorg Nederland ontwikkelde Exitvragenlijst, ontwikkeld voor jongeren en ouders, zowel voor vrijwillige hulpverlening als maatregelhulp. Een voorbeeld is als bijlage toegevoegd. Deze lijst geeft ook inzicht in de mate van doelrealisatie vanuit het perspectief van de cliënt. Noodzakelijk complement is de score op de mate van doelrealisatie door professionals. Ook hiervoor heeft Jeugdzorg Nederland een (eenvoudig) schema ontwikkeld (bijlage). Doelrealisatie kan alleen worden bepaald als bij aanvang van hulp ook een doel is overeengekomen en vastgelegd. Dit is een verantwoordelijkheid van de aanbieder. Gecontracteerde aanbieders dragen zorg voor een transparante, actuele en betrouwbare registratie van deze gegevens, en doen twee keer per jaar verslag aan de gemeenten cq. het inkoopteam van de gemeenten Oss en ’s Hertogenbosch.
Pagina 3 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Besluit: In de contracten opnemen dat aanbieders cliënttevredenheid en doelrealisatie meten met behulp van de door Jeugdzorg Nederland ontwikkelde instrumenten, zorg dragen voor een transparante, actuele en betrouwbare registratie en twee maal per jaar rapporteren aan de gemeenten cq. het inkoopteam van de gemeenten Oss en ’s Hertogenbosch. Structureel: basisteam jeugd en gezin De basisteams worden niet gecontracteerd, maar zijn een functionele organisatorische eenheid waarmee gemeenten specifieke afspraken maken over te leveren beleidsinformatie. De coördinator van het basisteam is verantwoordelijk voor de (betrouwbaarheid en actualiteit van de) registratie en voor de levering aan de gemeente. Medewerkers van een basisteam gaan de minimale landelijk overeengekomen dataset registreren vanaf het moment dat een professional besluit dat inzet vanuit de flexibele schil of het specialistisch aanbod aangewezen is. Daarnaast vragen we in die gevallen van de professional met de cliënt of het gezin de Zelfredzaamheid-Matrix (GGD Amsterdam) in te vullen, alsook te scoren op cliënttevredenheid en mate van doelrealisatie. Professionals vanuit het basisteam blijven jeugdigen en/of gezinnen die gebruik maken van jeugdhulp mee r of minder intensief volgen (ter beoordeling aan de professionals), met het oog op een eventueel traject na beëindiging van hulp (gericht op zelfstandigheid en participatie). Vanuit die betrokkenheid scoort de verantwoordelijke professional op cliënttevredenheid en mate van doelrealisatie. Besluit: In de afspraken met de basisteams jeugd en gezin opnemen dat professionals rede jeugdprofessional’ in sa enspraak et cliënten tevredenheid en doelrealisatie bepalen met behulp van de door Jeugdzorg Nederland ontwikkelde instrumenten, zorg dragen voor een transparante, actuele en betrouwbare registratie en hierover twee maal per jaar rapporteren aan de gemeenten cq. het inkoopteam van de gemeenten Oss en ’s Hertogenbosch.
Prestaties van aanbieders beslispunt: In 2015 sluiten we aan bij de wijze waarop aanbieders thans klanttevredenheid en mate van doelrealisatie in beeld brengen. Brengen ze deze zaken nu (nog) niet in beeld, dan verwachten we dat ze dit met ingang van 2015 wel doen. Of: Voor het bepalen van de cliënttevredenheid maken de aanbieders gebruik van instrument X; voor het bepalen van de mate van doelrealisatie van instrument Y. Daarmee worden prestaties van aanbieders van meet af aan vergelijkbaar.
De basisteams jeugd & gezin registreren per cliënt(systeem) een gevalideerde zelfredzaamheidsmatrix in combinatie met 4-cijferige postcode.
Pagina 4 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Sturen op resultaat Gemeenten geven sturing aan het jeugdstelsel. Dat doen de gemeenten in de regio NoordoostBrabant op basis van de uitgangspunten in het Functioneel ontwerp. Gemeente willen sturen op resultaten en effecten (outcome), en niet of in mindere mate op productie (output) of op de manier waarop aanbieders de gewenste resultaten halen (throughput). Over welke resultaten hebben we het? Gemeenten willen een aantal bewegingen zien: van relatief groot zorgverbruik naar een kleiner zorggebruik door een beroep op de eigenkracht en het netwerk van burgers van te laat ingezette hulp naar (vroeg)tijdig van zwaardere naar lichtere vormen van zorg en ondersteuning van versnippering naar integraliteit (een gezin, een plan) van meer naar minder hulpverlening in een gedwongen kader Daarnaast willen gemeenten het volgende kunnen vaststellen: de rechten en de veiligheid van jeugdigen zijn te allen tijd gewaarborgd cliënten zijn tevreden over de ontvangen hulp en steun de geboden hulp en steun is effectief naar professionele maatstaven (intersubjectief oordeel) en optioneel
de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld wordt toegepast
In het Functioneel ontwerp (blz. 6) worden deze resultaten als volgt samengevat: “Kortom: jeugdhulp is erop gericht mensen, gezinnen en kinderen in hun kracht te zetten en ervoor te zorgen dat zij zonder hulp of met zo min mogelijk hulp weer verder kunnen.” Bovenstaande resultaten zijn geen maatschappelijke effecten, maar doelstellingen op stelselniveau waaraan gemeenten en aanbieders zich voor een periode van middellange termijn (3 à 4 jaar)kunnen verbinden. Incidenteel verdiepend onderzoek Naast bovenstaande doorlopende uitvraag gebruiken we incidenteel verdiepend onderzoek als middel om zicht te krijgen op effecten en resultaten van transitie en transformatie. Denk aan onderzoek naar: de veerkracht van een populatie (wijk, buurt, kern of gemeente) het benutten van eigen kracht en het eigen sociale netwerk het functioneren van de basisteams de toepassing van de meldcode kindermishandeling het gebruik van de verwijsindex de relatie tussen huisartsen en de basisteams etc. Daarbij willen gemeenten gebruik maken van de mogelijkheden die het Landelijk toezicht cq. de Inspecties bieden.
Pagina 5 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Waarop willen we monitoren?
Wat is er al?
Wat is (extra) nodig?
Gewenste frequentie
Actie- en aandachtspunten
1. Klanttevredenheid *
Het zorgkantoor gebruikt de CQ-index (Consumer Quality Index) .
Klanttevredenheid periodiek gaan
Vanaf 2015 jaarlijks
-Check bij huidige aanbieders: houden zij
Dit is een gestandaardiseerde methodiek om klantervaringen in de
meten.
KTO’s af (laten)
zelf ook al klanttevredenheidsonderzoeken?
zorg te meten, te analyseren en te rapporteren. Meestal wordt aan
nemen onder een
Hebben zij klantenpanels / cliëntenraden /
patiënten en cliënten een schriftelijke vragenlijst voorgelegd.
Mogelijk aanvullend kwalitatief
steekproef van
e.d.? -> meenemen tijdens marktconsultatie
Daarnaast wordt gewerkt met online vragenlijsten en met
onderzoek (bijvoorbeeld op basis
klanten, zowel
(april/mei 2014)
interviews.
van story telling) uitvoeren om een
klanten van de
-2014 gebruiken voor ontwikkeling KTO’s en
bepaald onderwerp uit te diepen,
basishulp als van de
afspraken maken met de aanbieders
VGZ gaat in 2014 een KTO uitvoeren onder klanten van de sociale
bijvoorbeeld de bejegening of
specialistische hulp.
hierover -> meenemen bij inkoopproces
wijkteams. Dit is onderdeel van een landelijke pilot bij zes
toegang.
In juni 2016 dient
-In KTO’s ook inzet van sociaal
het rapport over de
netwerk/vrijwilligers/mantelzorgers betrekken
gemeenten.
klanttevredenheid
(zie onderdeel 3a)
Voor de Jeugdzorg zijn al een aantal indicatorensets ontwikkeld en
2015 ter
-Vanaf 2015: onderzoeken mogelijkheden
zijn landelijke initiatieven voor monitoring. (zie bijlagen 1 en 5).
verantwoording naar
om op termijn een continue meting
Naar verwachting maakt klanttevredenheid geen deel uit van de
het Rijk gestuurd te
(bijvoorbeeld digitaal) uit te gaan voeren
landelijke uitvraag (CBS); gemeenten kunnen zelf kiezen of en hoe
worden.
onder alle klanten.
ze hierop toetsen. 2. Zelfredzaamheid
Monitoring SWT’s en BJG’s: gebruik van de
- Cliënten bevragen: wat is het
Voor de SWT’s /
-Afspraken maken met instellingen hierover
en participatie van
zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) -> dit wordt geregistreerd in KeDo.
effect van de ondersteuning die zij
BJG’s om te
(wat gaan zij meten? Met welke
burgers
Er wordt ook geregistreerd of de behaalde resultaten op de ZRM
krijgen? Hoe zelfredzaam zijn zij?
beginnen ieder half
instrumenten?) -> meenemen in
boven verwachting, volgens verwachting of beneden verwachting
In welke mate participeren zij en in
jaar. Eerste
inkoopproces0
waren.
hoeverre zij zijn in staat om
rapportage gereed
-Zorgen dat de BJG’s ook met de ZRM gaan
Daarnaast worden burgerinitiatieven geregistreerd.
zelfstandig te blijven wonen?
oktober 2014
werken - Kunnen we uit KeDo cijfers halen over
Enquête Sport en Welzijn: hierin zijn al enkele vragen opgenomen
Enquête Sport en
specifiek de klantgroep AWBZ?
over zelfredzaamheid en participatie van burgers.
Welzijn:
-In KTO onder de klanten van de SWT’s en
tweejaarlijkse
BJG’s meenemen wat het effect is van de
Enquêtes Kind&Opvoeding en Jongeren: in deze enquêtes zijn al
(eerstvolgende
hulp die zij hebben gekregen (o.a. zijn zij
vragen opgenomen over de participatie van kinderen en jongeren
meting: sept. 2014)
meer zelfredzaam geworden?)
en de mate waarin ouders en jongeren hulp zoeken bij problemen.
Enquêtes
- Extra vragen meenemen in enquête Sport
Kind&Opvoeding en
en Welzijn 2014? Hierbij mogelijk gebruik
Jongeren:
maken van de veerkrachtmeting van het
Pagina 6 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
tweejaarlijks
PON2.
(eerstvolgende
-Extra vragen meenemen in de enquêtes
meting begin 2015)
Kind&Opvoeding en Jongeren?
3a. Meer inzet eigen
- Monitoring SWT’s en BJG’s: registratiesysteem KeDo
-Eventueel kwalitatief onderzoek
- Enquête Sport en
-Meenemen bij KTO: terug kunnen vallen op
kracht/sociaal
- Enquête Sport en Welzijn: hierin zijn al enkele vragen
om te verdiepen op een bepaald
Welzijn:
sociaal netwerk, vrijwilligers en
netwerk/mantelzorg
opgenomen over de ondersteuning binnen het eigen netwerk,
onderwerp (bijvoorbeeld inzet en
tweejaarlijkse
mantelzorgers (zie onderdeel 1)
/vrijwilligerswerk
vrijwilligerswerk en mantelzorg (zie bijlage 4).
belasting mantelzorg).
(najaar 2014 en
- Mogelijk extra vragen opnemen in
-Enquêtes Kind&Opvoeding en Jongeren: hierin zijn al enkele
2016)
enquêtes Sport en Welzijn, Kind&Opvoeding
vragen opgenomen over de ondersteuning binnen het eigen
-Enquêtes
en Jongeren
netwerk, bijvoorbeeld bij opvoedingsvragen.
Kind&Opvoeding en
-Kunnen we uit KeDo cijfers halen over
Jongeren:
specifiek de klantgroep AWBZ?
tweejaarlijks - Registratiesysteem KeDo van SWT’s: meting ieder half jaar. Eerste rapportage in oktober 2014 3b. Omvang en
AWBZ:
-In mei 2014 komt er een update
Jeugdzorg:
-2014: afspraken maken met instellingen
gebruik van basis- en
- Cijfers Vektis en rapport HHM
van cijfers van Vektis. Deze
April 2014: update
over periodieke levering gegevens over
gespecialiseerde hulp
- Stapelingsmonitor: samenloop van AWBZ met andere
analyseren en vergelijken met
huidige aantallen
instroom, volumes e.d.
regelingen/voorzieningen op het gebied van sociale zekerheid,
eerdere cijfers.
cliënten (uitvraag bij
-zijn de nieuwe arrangementen binnen de
instellingen)
Wmo vergelijkbaar met de ‘oude’ AWBZ
zorg en onderwijs. In 2014 wordt de stapelingsmonitor aangevuld met cijfers Jeugdzorg.
2
regelingen? M.a.w. kunnen we een duidelijk
-Jeugdzorg: eenzelfde uitvraag bij instellingen net als voor het
Vanaf januari 2015:
beeld krijgen van de ontwikkeling van aantal
Jeugdzorg:
regionaal transitiearrangement
instellingen leveren
cliënten?
-Vektis: cijfers AWBZ jeugd (2011 en 2012) en Jeugd-GGZ (2010
wordt herhaald in april 2014.
maandelijks
-ICT infrastructuur inregelen om gegevens
Deze methode helpt de lokale overheid om meer inzicht te krijgen in de potentiële veerkracht die aanwezig is in de samenleving en biedt bestuurders van overheid en maatschappelijke
instellingen handvatten om daarop te sturen. Om richting te kunnen geven aan beleid is meer kennis van de veerkracht van burgers nodig. Onder veerkracht verstaan wij de mate waarin burgers zelf regie voeren over hun leven en hun netwerk in kunnen en willen zetten bij het oplossen van eventuele problemen. Naast inzicht in de houding van burgers laat de methode ook daadwerkelijk gedrag, bijvoorbeeld op de terreinen van zorg, participatie en leefbaarheid, zien. Met de veerkrachtmeting onderscheidt het PON verschillende typen burgers naar mate van veerkracht
Pagina 7 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
en 2011)
gegevens over
over cliëntaantallen binnen te kunnen halen
-PON: cijfers Bureau Jeugdzorg, J&O, JB, JR (2011 en 2012); ook
Afspraken met aanbieders AWBZ
instroom, volumes,
en te kunnen analyseren. Systeem van Init8
cijfers op wijkniveau
over levering:
e.d. CBS levert een
zou hiervoor geschikt kunnen zijn.
-CAK
-Aantal unieke cliënten: oud en
paar keer per jaar
-verschuiving van beroep op
-uitvraag tbv regionaal transitiearrangement bij de grootste
nieuw (incl. instroom / uitstroom)
cijfers over gebruik
gespecialiseerde hulp naar basishulp en
aanbieders (ongeveer 80% van het gebruik in beeld op alle
-Gebruik van verschillende
jeugdzorg.
hulp sociale omgeving inzichtelijk maken.
functies van de jeugdzorg).
diensten/werkvormen (globaal
-Het CBS gaat vanaf 2015 een aantal keer per jaar cijfers
benoemen: KV, IBG, BGG, BW,
publiceren op gemeenteniveau over gebruik van de jeugdzorg.
PV) en ontwikkelingen daarin (groei/afname)
-Monitoring SWT’s en BJG’s: hoe vaak verwijzen zij door en naar welke instellingen is dat? 4.Ontwikkelingen basishulp
Monitoring SWT’s en BJG’s: onderzoek naar de effectiviteit van de
Kwalitatief onderzoek naar de
In 2015 voor het
Dit is ook onderdeel van het relatiebeheer.
nieuwe werkwijze staat gepland voor het najaar van 2014. Hierin
veranderingen in de werkwijze bij
eerst, daarna
De accountmanager zal met de aanbieders
zal ook worden meegenomen de samenwerking met de
de aanbieders van de basishulp.
tweejaarlijks
in gesprek moeten blijven over de
aanbieders van de basishulp.
ontwikkelingen die worden gerealiseerd.
5. Kosten (blijven we
-AWBZ: Cijfers Vektis en HHM
Afspraken maken met instellingen
binnen budget?)
-Jeugdzorg:
over budgetten.
Continu
Integreren in P&C-cyclus en volgen op basis van managementrapportages instellingen
- Rapport Cebeon en SCP, mei 2013:
(waar dreigt budgetoverschrijding en hoe
verdeling historische middelen jeugdzorg
AWBZ: budgetten zijn strak en
-Cijfers Vektis
worden vooraf afgesproken.
komt dat?).
-resultaten uitvraag Berenschot tbv transitiearrangement (RTA, november 2013); tweede
Jeugdzorg:
uitvraag voorzien in april 2014
-budgetten voor uitspraken kinderrechter hebben open einde - huisartsen kunnen vrij indicaties afgeven, dus geen volledige grip op budgetten
6. Werkwijze
-Monitoring SWT’s en BJG’s: onderzoek effectiviteit nieuwe
Mogelijk extra kwalitatief
wijkteams en
werkwijze staat gepland voor najaar 2014
onderzoek op bepaalde aspecten
sociale wijkteams en de basisteams jeugd
van de werkwijze.
en gezin over aanbieders van basishulp en
basisteams jeugd en gezin
In 2014 en 2016
Ook onderzoeken het oordeel is van de
specialistische hulp.
Pagina 8 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
7. Kwaliteit van zorg *
Wettelijke richtlijnen Voor Jeugdzorg zijn in het verleden al een aantal landelijke
Inzet mystery guests?
- 2014: afspraken
Check wat instellingen nu al registreren ->
Dossieronderzoek?
maken met
meenemen in marktconsultatie
Benchmarks?
aanbieders - 2015 en verder:
Afspraken maken met instellingen over
Jeugdzorg:
monitoring van de
levering gegevens over:
-inspectie doet
kwaliteitseisen op
1.Leveringstijd en toelichting op eventuele
standaardonderzoek, maar kan
basis van periodieke
problemen in kader van aanname cliënten
ook maatwerkonderzoek uitvoeren
rapportages
2.aantal en aard klachten
indicatorensets ontwikkeld. Zie bijlage 2.
-kwaliteit- en budgetregisseur
3.samenwerking met:
geeft oordeel over kwaliteit en
-mantelzorgers, sociaal netwerk, vrijwilligers
budgetten
-andere instellingen (omvang, aard en resultaat voor cliënten), vooral met instellingen basishulp en in de sociale omgeving als graadmeter voor de mate waarin ondersteuning naar voren georganiseerd wordt -andere gespecialiseerde aanbieders t.b.v. cliënten met meervoudige problematiek 4. Innovatievermogen Jeugdzorg: het hebben van een meldcode of HKZ-certificaat is niet voldoende, de professionals moeten ernaar handelen.
Tabel afkomstig uit de concept-notitie Monitoring transities Jeugdzorg en AWBZ an de erkgroep
onitoring an de ge eente ’s-Hertogenbosch.
Pagina 9 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Bijlage: klanttevredenheid ouders Jeugdzorg Nederland Naam instelling: ___________________
EXIT-VRAGENLIJST Jeugd & Opvoedhulp Ouders Deze vragenlijst gaat over de hulpverlening die u heeft gekregen en het resultaat ervan. We zouden het op prijs stellen als u deze vragenlijst wilt invullen, zodat wij hiermee de hulpverlening kunnen verbeteren. Hieronder vindt u een aantal stellingen. Lees de stelling door en kies het antwoord dat het beste bij u past. U kunt kiezen uit hele aal niet ee eens’, niet ee eens’, el ee eens’ en hele aal ee eens’. Kruis altijd slechts één antwoord aan. helemaal niet mee eens
Stellingen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
niet mee eens
wel mee eens
helemaal mee eens
De hulp van [naam instelling] is goed verlopen Ik heb voldoende geleerd om na de hulp zelf verder te gaan [Naam instelling] heeft mij geholpen met de dingen die ik belangrijk vond Ik weet waar ik terecht kan als ik nog hulp nodig heb Ik heb door de hulp van [naam instelling] meer vertrouwen in de toekomst [Naam instelling] besliste met mij, in plaats van over mij Ik ben door [naam instelling] geholpen met waarvoor ik kwam Ik voelde me serieus genomen door [naam instelling] Er is voldoende bereikt door de hulp van [naam instelling De hulpverleners van [naam instelling] deden hun werk goed
11. Welk rapportcijfer zou u de hulpverlening van [naam instelling] geven?
Omcirkel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
© MOgroep Jeugdzorg/ Stichting Alexander september 2009
Pagina 10 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Open vragen 12. Wat vindt u goed aan de hulp bij [naam instelling]?
13. Wat vindt u minder goed aan de hulp bij [naam instelling]?
14. Wilt u verder nog iets kwijt over de hulp van [naam instelling]?
Cliëntgegevens Wat is de achternaam van uw kind? Wat is/zijn de voorletter(s) van uw kind? Wat is de geboortedatum van uw kind? …… - …... - …… (dag–maand-jaar) Wanneer is de hulpverlening beëindigd? …… - …… (maand-jaar) Wat is uw geslacht? 0 man 0 vrouw Datum van invullen …… - …... - …… (dag–maand-jaar)
Bedankt voor uw medewerking!_ _
Pagina 11 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Bijlage: scoreschema Doelrealisatie Jeugdzorg Nederland Score schema
Einddoel
Scores ouder / jongere /hulpverlener -1 0 1 2
1. 2. 3. 4. 5. Etc. Mogelijke scores: -1 = doel niet behaald, situatie ongunstiger dan bij start 0 = doel niet behaald, situatie gelijk aan start 1 = doel deels behaald 2 = doel behaald.
Pagina 12 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Samenvatting raamwerkafspraken doelrealisatie
Raamwerkafspraken doelrealisatie per einddoel
Welke doelen?
Einddoelen zoals die bij de start van de hulp worden vastgelegd met in ieder geval de cliënt (sluiten aan bij/vallen samen met doelen indicatiebesluit).
Hoe scoren?
Score per einddoel volgens GAS: -1 = doel niet behaald, situatie ongunstiger dan bij start; 0 = doel niet behaald, situatie gelijk aan start; 1 = doel deels behaald; 2 = doel behaald.
Wie bepaalt?
De mening van de cliënt is leidend; verschillende leden van het cliëntsysteem van oordeel dan noteert men de score van degene van het cliëntsysteem die het meest bepalend is voor het al dan niet beëindigen van de zorg. Als er sprake is van niet-vrijwillige hulp, dan scoort de gezinsvoogd / jeugdreclasseerder.
Wanneer?
Bij datum beëindiging zorg of maatregel of zo mogelijk bij voortijdige beëindiging in overleg tussen cliënt en hulpverlener. Bevraging en registratie vindt plaats maximaal drie weken (21 dagen) voorafgaand aan of drie weken (21 dagen) na de datum beëindiging zorg of maatregel.
Hoe aanleveren?
Per cliënt, maximaal scores op 10 einddoelen.
Aggregatie
Volgens de GAS-schaal. Bij vergelijking over instellingen worden conversies toegepast conform bijlage 2.
Pagina 13 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
3.6. G egevens over kwaliteit In deze paragraaf zijn gegevens opgenomen over de kwaliteit van de dienstverlening aan cliënten in het provinciaal gefinancierde zorgaanbod en in jeugdzorg Plus. De gegevens komen uit onderzoeken naar cliënttevredenheid, cliëntenraden, klachtenregelingen en vertrouwenspersonen. 24
Toelichting tabel 14 De C-toets is een breder onderzoek dan de Exitvragenlijst. Naast cliënttevredenheid wordt bijvoorbeeld ook de tevredenheid over bereikbaarheid en de informatievoorziening gemeten. Een ander belangrijk verschil tussen de Exitvragenlijst en de C-toets is dat de C-toets anoniem wordt afgenomen, terwijl de Exitvragenlijst gepersonifieerd is. De Exitvragenlijst wordt eenmalig afgenomen aan het einde van een hulptraject. De C-toets wordt periodiek uitgevoerd, meestal in een cyclus van drie jaar. Dit is waarschijnlijk een verklaring voor het lage percentage instellingen dat in 2011 gebruik heeft gemaakt maakt van een C-toets. Ook wordt niet elk jaar de cliënttevredenheid van dezelfde groep jeugdigen onderzocht: de ene keer zijn dit jeugdigen die jeugdhulp hebben ontvangen, een andere keer wordt de tevredenheid van de pleegzorgcliënten gemeten wordt. De exitvragenlijst wordt door steeds meer organisaties Jeugd & Opvoedhulp gebruikt. Inmiddels gebruikt ruim 90% van de organisaties Jeugd & Opvoedhulp de exitvragenlijst. Binnen de sector worden steeds minder vaak andere vragenlijsten gebruikt. De ABC-vragenlijst en eigen ontwikkelde vragenlijsten worden nog steeds gebruikt. Tabel 15: Uitkomsten Exitvragenlijst39 2009 2010 2011 Gemiddelde score jongeren 7,6 7,3 7,6 Gemiddelde score ouders 8,0 7,3 8,1 Totaal aantal vragenlijsten uitgedeeld 7.423 18.688 18.970 38 De gegevens voor 2009 en 2010 zijn iets bijgesteld ten opzichte van voorgaande brancherapportages omdat de gegevens van de instellingen met alleen JJI-aanbod zijn verwijderd. 39 De gegevens voor 2009 zijn aangepast omdat voor één organisatie de gegevens niet volledig waren verwerkt. Cliënttevredenheid 38 39 2009 2010 2011 % organisaties met meting cliënttevredenheid 79% 94% 92% Waarvan: - C-toets 43% 17% 2% - Exitvragenlijst 14% 54% 79% - C-toets en exitvragenlijst 17% 13% 13% - andere vragenlijst 26% 15% 6% Tabel 14. Uitkomsten C-toets39 2009 2010 2011 Gemiddelde score jongeren 7,0 7,1 7,5 Gemiddelde score ouders 7,2 7,6 7,0 Totaal aantal vragenlijsten uitgedeeld 13.438 3.335 3.138 Totaal aantal vragenlijsten retour 9.081 1.861 1.619 Responsepercentage 38%44 48%45 49%46 Tabel 16. Uitkomsten Exitvragenlijst39 2009 2010 2011 Gemiddelde score jongeren 7,6 7,3 7,6 Gemiddelde score ouders 8,0 7,3 8,1 Totaal aantal vragenlijsten uitgedeeld 7.423 18.688 18.970 Totaal aantal vragenlijsten retour 2.886 10.51840 13.452 Responsepercentage 38%41 42%42 44%43 Tabel 15. 19 • branche rappor tage jeugdzorg 2011
Toelichting tabellen 15 en 16 Het responsepercentage voor zowel de Exitvragenlijst als de C-toets is in de loop van de afgelopen jaren verbeterd. Inmiddels is de response voor de C-toets bijna 50% en voor de Exitvragenlijst 44%. De scores voor zowel de C-toets als de Exitvragenlijst fluctueren en laten geen duidelijke tendens zien. Het totaal aantal retour ontvangen vragenlijsten (Exitvragenlijst en C-toets tezamen) is in de loop van de afgelopen drie jaar duidelijk gestegen. 25262740282930
Pagina 14 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Uit een in opdra ht an het inisterie an VWS uitge oerde ui k s an lijkt “… dat in de verschillende deelsectoren van jeugdhulp de afgelopen jaren diverse inspanningen zijn verricht om outcomecriteria/indicatoren te ontwikkelen en toe te passen en daarmee de kwaliteit van het werk transparanter te maken. … Ten aanzien van voornoemde inspanningen wordt in de quick scan gesignaleerd: dat er grote verschillen zijn in de wijze van meten en registreren in de verschillende deelsectoren van jeugdhulp; een goede organisatie en facilitering (ICT, adequate datalogistiek) van de kwaliteitsmeting veelal ontbreekt; professionals, instellingen en financiers nog onvoldoende bedreven zijn in het interpreteren en benutten van de informatie uit prestatie-indicatoren; er nog vele haken en ogen kleven aan het gebruik van prestatie-indicatoren, ook omdat het oorzakelijke verband tussen de score en de prestatie moeilijk is aan te tonen. Veelgebruikte indicatoren die volgens de quick scan in aanmerking komen voor opname in een minimale set van uniforme prestatie-indicatoren zijn: cliënttevredenheid, afname of stabilisatie van de problematiek en doelrealisatie Daarbij rijst volgens een aantal respondenten wel de vraag of met deze set van «bestaande» indicatoren kan worden volstaan en of hieraan niet «nieuwe» indicatoren moeten worden toegevoegd, die aansluiten bij de transformatiedoelen van de stelselwijziging zoals bijvoorbeeld de mate van preventie, mate van vroegsignalering, inzet van eigen kracht en één gezin, één plan, één regisseur. Brief van Van Rijn aan de Tweede Kamer dd. 20 november 2013
Pagina 15 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
De prestatie-indicatoren zijn verbonden aan de missie en de vier kerndoelen die de jeugdzorg in de breedte nastreeft. Aan elk kerndoel is een aantal prestatie-indicatoren gekoppeld. In onderstaand schema is te zien welke prestatie-indicatoren bij welke kerndoelen horen en door wie de gegevens geleverd dienen te worden. Kerndoel
Prestatie-indicator 1. Mate van doelrealisatie De hulpvragen van cliënten zijn 2. Mate van cliënttevredenheid over de resultaten beantwoord van hulp 3. Mate van reguliere beëindiging van de hulp 4. Mate waarin de ernst van de problematiek is verminderd De autonomie van cliënten is 5. Mate waarin cliënten herhaald beroep doen op versterkt jeugdzorg 6. Mate waarin cliënten doorstromen naar lichtere of juist zwaardere vormen van hulp 7. Mate waarin het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling of de voogdij niet langer De veiligheid van de jeugdige is nodig is hersteld 8. Mate waarin de ondertoezichtstelling en de voogdij succesvol zijn beëindigd 9. Mate waarin jeugdreclassering niet langer nodig De jeugdige vormt geen bedreiging is voor de veiligheid van de 10. Mate waarin recidive van jeugdige samenleving delinquenten uitblijft
Partij ZA's ZA's/BJz's ZA's ZA's BJz's ZA's BJz's RvdK (BJz's) BJz's Politie, justitie, RvdK
Bron: Jeugdzorg Nederland, is niet (meer) actueel
Pagina 16 van 17
Sturing en monitoring jeugdhulp Noordoost-Brabant
Pagina 17 van 17
1 Discussienota PGB beleid Noordoost Brabant (versie 19-6-2014)
Doel van deze notitie is om de beleidskeuzes en beleidsafwegingen rondom PersoonsGebonden Budget (PGB) op schaal van Noordoost-Brabant voor de transities jeugdzorg en WMO zo dicht mogelijk bij elkaar brengen. Tevens om te onderzoeken of dit kan leiden tot een gezamenlijke beleidsrichting voor Noordoost-Brabant ten aanzien van PGB en om de bestuurders van Noordoost goed te kunnen adviseren.
Motivatie De PGB-discussie is in een versnelling gekomen door de uitwerking van de inkoopafspraken, de begroting 2015 en de raming van het budgetbeslag PGB. Daarnaast is er meer duidelijkheid van het rijk rond rechten en plichten voor gemeenten rond PGB’s. Ook de relatie tussen de uitvoering PGB (lokaal) en eventuele gevolgen voor de regionale inkoop van Zorg In Natura (ZIN) vraagt om gemeenschappelijke beleidsafspraken. De discussie rondom het PGB speelt zich af op verschillende (ambtelijke en bestuurlijke) niveaus en samenwerkingsschalen, zowel in de transitie jeugdzorg als in de transitie AWBZ. Al eerder is op regionale schaal (3-D visie Noordoost-oost/ tactisch kader ‘s Hertogenbosch) de wens uitgesproken de transities zoveel mogelijk inhoudelijk af te stemmen. Het rijk heeft dit ook bevestigd door de formulering in beide wetten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen en met een geïntegreerde handreiking te komen voor de uitvoering van PGB.
1.
Beleidscontext PGB
1.1.Wettelijk kader Jeugdwet en Wmo In de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (WMO) en in de Jeugdwet is de verplichting voor gemeenten meegegeven om de mogelijkheid van PGB te creëren. PGB dient wel altijd een bewuste en vrijwillige keuze van de aanvrager te zijn, waarbij de vrijheid van zorgvragers om te kiezen voor PGB overeind is gebleven. Het PGB mag niet duurder zijn dan ZIN (men mag wel bijbetalen) en de hoogte van het PGB moet toereikend zijn om zorg in te kopen. Minderjarigen die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclasseringsmaatregel hebben, of zijn opgenomen in gesloten jeugdzorg, komen niet in aanmerking voor een PGB-jeugd. Het budget van de gemeente of samenwerkende gemeenten mag niet bepalend zijn voor het aanbieden van een voorziening in natura (ZIN) of van een PGB. In de WMO 2015 spreken we van maatwerkvoorzieningen en in de Jeugdwet van individuele voorzieningen. In beide wetten is voor PGB het trekkingsrecht via de Sociale VerzekeringsBank (SVB) als verplichting vastgelegd. Gemeenten maken het PGB niet meer rechtstreeks over op de rekening van de budgethouder maar op de rekening van het SVB en deze betaalt de zorgverlener. Via het trekkingsrecht moet fraude en misbruik van het PGB worden tegengegaan. In de WMO 2015 en de Jeugdwet zijn drie voorwaarden vastgelegd om voor een PGB in aanmerking te komen.
2 1. De cliënt moet naar het oordeel van het college op eigen kracht in staat zijn tot redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. 2. De cliënt moet zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht. 3. Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot individuele voorzieningen/maatwerkvoorzieningen behoren en die de cliënt va zijn budget wil betrekken, van goede kwaliteit zijn.
Het is aan de gemeente om invulling te geven aan de voorwaarden 1 en 3. Gemeenten mogen in beide wetten een PGB weigeren wanneer:
de aanvrager onjuiste of onvolledige gegeven heeft verstrekt; de aanvrager niet voldoet aan de aan PGB verbonden voorwaarden; de aanvrager het PGB niet of voor een ander doel inzet; bij een duurdere PGB voorziening (dan ZIN) kan de aanvrager zelf bijbetalen
1.2 Beleidsruimte voor gemeenten Het rijk heeft de voorwaarden in wetten vastgelegd (“wat”). De beleidsruimte voor gemeenten zit met name in het hoe zij hun beleid kunnen invullen (“hoe”). Dit wordt vastgelegd in de verordening en eventueel aanvullende beleidsregels. In de te maken verordeningen voor WMO en Jeugdhulp moeten ten aanzien van het PGB de volgende punten opgenomen worden:
a.
Op welke wijze wordt de hoogte van het PGB vastgesteld (tarifering).
Gemeenten kunnen onderscheid maken tussen professionele hulpverleners en ondersteuning door het sociale netwerk. Tarieven moeten de aanvrager in staat stellen de voorziening te kunnen inkopen. VNG geeft het volgende advies voor tarifering: * gebaseerd op een persoonlijk bestedingsplan; * toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen; * afgeleid van de kostprijs voor een maatwerkvoorziening /individuele voorziening in natura. Een andere optie is het hanteren van verschillende tariefcategorieën voor PGB waarbij rekening wordt gehouden met de intensiteit van het zorggebruik, zwaarte ondersteuning, vervoer, arbeidsrechtelijke verplichtingen, mate van professionaliteit zorgverlening.
b.
Welke regels worden gehanteerd voor de bestrijding van ten onrechte ontvangen PGB,
misbruik of oneigenlijk gebruik (in aanvullende regels). Dit kan door regelmatige afweging van de passendheid van een voorziening (korte looptijden PGB), steekproefsgewijze controles, periodieke controles bij hoge PGB budgetten, en door de signalerende functie bij SVB neer te leggen.
c.
Voorwaarden financiering van hulp uit het eigen sociale netwerk.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat PGB voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet
3 blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en dit aantoonbaar doelmatiger is. Tot het sociaal netwerk worden personen gerekend uit de huiselijk kring (niet behorend tot het huishouden), zoals buren, vrienden, kennissen enz. Voor gezinsleden in hetzelfde huishouden als de aanvrager kan gebruik worden gemaakt van de bepaling rond gebruikelijke zorg (protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ). Dit protocol wordt in de Wmo niet in elke gemeente gehanteerd omdat draagkracht en draaglast van inwoners verschillen en het protocol onvoldoende ruimte biedt voor het persoonlijk maatwerk zoals bedoeld in de Wmo. In de transitie Jeugdzorg is het wel een belangrijke leidraad in de uitvoering en daarom ook opgenomen in deze notitie. Verder kan een onderscheid gemaakt worden in: Type hulp dat wordt geleverd (dagbesteding versus het huis schoonhouden) De frequentie van de hulp (1 maal per maand versus 4 keer per week) Is de hulpvraag tijdelijk of voor een langere periode De mate van verplichting (kan de hulp overgeslagen worden of is dit niet mogelijk).
Het is niet mogelijk en wenselijk om in de verordeningen het gebruik van PGB voor nietprofessionele zorg geheel uit te sluiten.
2. Verordeningen WMO en Verordening Jeugdwet Noordoost Brabant Om de beleidsrichtingen voor PGB zoveel mogelijk afgestemd te krijgen moet worden afgestemd met vier verordeningen in Noordoost-Brabant. De meeste gemeenten willen de WMO-verordening en de verordening Jeugdhulp tegelijkertijd aan colleges en gemeenteraden voorleggen. Vaststelling door de 19 gemeenteraden dient voor 1 november 2014 plaats te vinden.
Verordening Jeugdhulp: 19 gemeenten streven naar een regionale verordening conform VNG model. Concept is gereed en in bespreking. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg ( RBO) wethouders jeugd, stemmen op 26 juni de verordening af. Na de zomer in de colleges en in oktober 2014 in de 19 gemeenteraden. Preadvies van de WMO-raad in juni, daarna regulier traject.
Verordening WMO Noordoost-Oost: 12 gemeenten streven naar een regionale verordening conform VNG model. Concept is bijna gereed en in bespreking. Portefeuillehoudersoverleg (POHO) stemt op 26 juni 2014 af.
Verordening WMO De Meijerij: 6 gemeenten streven naar een sub regionale verordening conform VNG model. Concept?????? Verordening WMO ’s Hertogenbosch/tactisch kader: streven naar een lokale verordening, niet het VNG model. Concept is af. Wordt in het college besloten in juni en in oktober 2014 in de gemeenteraad van Den Bosch. We streven ernaar de verordening regionaal gelijk luidend te krijgen op de punten: a. Hoogte tarifering PGB b. Regels misbruik/tegengaan fraude c. Voorwaarden financiering van hulp uit het eigen sociale netwerk. We willen hiervoor een goede afgestemde oplossing bereiken.
4
3. Wat is er al besloten over PGB in de kadernotities? 3.1 Transitie jeugdzorg Bij het vaststellen van het Functioneel Ontwerp (FO) transitie jeugdzorg Noordoost Brabant (eind 2013) is het volgende besloten over PGB: Gemeenten in Noordoost-Brabant maken het mogelijk een PGB te verstrekken en hanteren hierbij de volgende voorwaarden: 1.
Er is geen zorg in natura voor handen.
2.
De zorg wordt verleend door een professionele organisatie die voldoet aan de voorwaarden zoals deze in de basisovereenkomst van de gemeenten in Noordoost zijn opgenomen, tenzij het doelmatiger is een oplossing te zoeken in het sociale netwerk.
3.
Bedrag wordt ter besteding beschikbaar gesteld en rechtstreeks betaald aan de leverancier.
Dit besluit is indertijd geformuleerd op de concept Jeugdwet. Op grond van ingediende amendementen is de positie voor behoud van PGB-recht behoorlijk verstevigd. Dit maakt dat we terug moeten komen op het besluit onder 1 en 2, omdat de keuzevrijheid inzake PGB hiermee niet wordt gevolgd. Punt 3 is vervangen door het trekkingsrecht. Daarnaast is bij de behandeling van het FO in de verschillende gemeenteraden aandacht gevraagd voor de regie van zorgvragers. Dit in lijn met behoud van het PGB als instrument om regie te voeren over het eigen leven. Dit vraagt om een heroverweging en aanpassing van de visie op het onderdeel PGB voor het jeugdzorgstelsel.
3.2 Transitie AWBZ Bij de vaststelling van het beleidsplan Transformatie van AWBZ naar Wmo Brabant Noordoost-oost (deel 1 en 2) is ten aanzien van PGB besloten, dat een PGB in de regio wordt behouden als (flexibele) invulling van een maatwerkvoorziening. Het inzetten van PGB is in beginsel een lokale keuze. Het bieden van ruimere PGB-mogelijkheden is afhankelijk van de financierings- en inkoopafspraken die we regionaal of sub regionaal met aanbieders maken. De ervaringen uit de regionale pilot Huishoudelijke Verzorging worden gebruikt bij de vervolgafspraken.
In De Meijerij is voor de transitie AWBZ hetzelfde beleidskader als in Den Bosch voor de AWBZ/Wmo vastgesteld.
In Den Bosch is voor het tactisch kader (AWBZ en Jeugdwet) ten aanzien van PGB het volgende besloten: Het college kent alleen een PGB toe als de aanvrager in staat is de aan PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. De aanvrager stelt zich gemotiveerd op het standpunt waarom hij geen ondersteuning geleverd wenst te krijgen van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Kwaliteit is gewaarborgd. De kosten van een PGB zijn lager dan ZIN. Geen misbruik van PGB in het verleden. Inmiddels zijn deze uitgangspunten onder druk komen staan door de amendementen op de WMOwet die zijn aangenomen. Update van tactisch kader (inclusief PGB) gaat in juni 2014 naar het college van Den Bosch.
5 4. Gemeenschappelijke visie op PGB in de Jeugdwet en AWBZ. Iedereen wil zo veel mogelijk zelf zeggenschap hebben over de invulling van het dagelijkse leven. Dat geldt uiteraard ook voor mensen met een beperking. Dit past in de kantelingsgedachte en het zoeken naar oplossingen in de eigen omgeving waar de hulpvrager zelf de regie voert. Deze keuzevrijheid is nu verankerd in de wet en regelgeving. De redenen waarom veel gemeenten zich tot nu toe behoudend/beperkend ten aanzien van PGB opstelden is vanwege een aantal risico’s:
Fraude en misbruik van PGB’s in het verleden. Keuze voor PGB omdat zorg in natura niet voorhanden is of niet geleverd kan worden (wachtlijsten of geen inhoudelijke aansluiting). Financiële houdbaarheid van jeugd-PGB’s staat onder druk; beheersing van de volumes; het risico’s van budgetoverschrijding op PGB is aanwezig (open-eind financiering voor
gemeenten). De afgelopen jaren is de enorme toename van PGB’s (50% van 120.000 PGB houders) veroorzaakt door jeugd onder de 18 jaar. PGB is gebruikt voor het financieren van informele zorg die voorheen zonder financiële vergoeding werd gedaan. Voorkomen van PGB-lek bij de ZIN-aanbieders in de jeugdzorg en daardoor betere inperking van de zwaar specialistische zorg.
PGB biedt naast inhoudelijke voordelen voor de klant, ook voordelen voor gemeenten of samenwerkende gemeenten namelijk:
PGB zorgt voor zelfregie. PGB-zorg is doelmatig en exact op maat - dus effectiever. PGB is vraaggestuurd; een streven dat gemeenten ook bij ZIN hebben geformuleerd. PGB kent een scherpere prijs-kwaliteitsverhouding. Werkgeverstaken worden door de budgethouder zelf gedaan, waardoor het PGB goedkoper is dan ZIN. PGB heeft geleid tot meer vernieuwende zorginitiatieven (kleinschalige woonvoorzieningen, zorgboerderijen en zorgarrangementen).
Nieuwe afwegingen bij beleidsvisie: Al met al moeten we als gezamenlijke gemeenten de kansen die PGB bieden, zowel voor zorgvragers als voor gemeenten, beter benutten. Dit betekent een neutralere en positievere visie ten aanzien van de inzet en mogelijkheden van PGB dan tot nu toe geformuleerd in de beleidskaders WMO en Jeugdzorg (visie was gebaseerd op inperking van PGB).
PGB-stimulerend beleid zou betekenen dat je nog een stap verder gaat en streeft naar beantwoording van alle zorgvragen zoveel mogelijk via PGB. In een stelsel in transitie en transformatie lijkt dit op dit moment voor Noordoost nog niet de goede keuze vanwege de gevolgen voor de bedrijfsvoering van ZIN-aanbieders.
5. Toegang tot PGB vanaf 2015 Het is de bedoeling dat de toegang voor PGB wordt geregeld via de wijkteams, via de basisteams jeugd en via de WMO-loketten. De gemeentelijke loketten hebben al ervaring met PGB’s, de brede
6 jeugdprofessionals/generalisten in de wijk niet. Via het keukentafelgesprek (of “Het Gesprek”) wordt de keuze voor en procedure van PGB zorgvuldig toegelicht. In een schriftelijk plan/ (bij jeugd klantplan) worden afspraken gemaakt over de doelen en resultaten. Deze deskundigheid moet bij de basisteams jeugd nog worden toegevoegd en opgebouwd (analoog aan de reeds opgedane ervaring bij de Wmo-loketten/of integratie hiervan in de sociale wijkteams). Van iedere toekenning of afwijzing moet een (verlenings-)beschikking worden afgegeven aan de aanvrager (al dan niet gemandateerd aan de basisteams/wijkteams). Dit wordt momenteel uitgewerkt en geldt voor alle maatwerkvoorzieningen/individuele voorzieningen. Bezwaar hierop wordt vooralsnog in iedere gemeente individueel afgewikkeld. Voor jeugd bestaan hoge PGB’s (soms hoger dan € 125.000 per jaar per persoon). Hiervoor is het nodig een extra check in te bouwen in de vorm van een advies van een PGB-deskundige met medische/revalidatie kennis. Deze zou aan de expertpool toegevoegd kunnen worden (specialisme dat af en toe nodig is). Bij een PGB jeugd hoger dan € 25.000 is, naast een advies van een jeugdprofessional of wijkteam-medewerker, een aanvullend advies van de PGB-deskundige nodig. Voor WMO kan men hier gebruik van maken. Kwaliteitscontrole op PGB kan ook op een andere manier ingebouwd worden.
Het is mogelijk om ZIN aan te vullen met PGB, bijvoorbeeld als ZIN voor veel producten een goede oplossing is maar niet voor alles.
6.
Overgangsrecht in 2015
Het overgangsrecht betekent handhaven van doorlopende indicaties tot 1 januari 2016. Dit betekent in praktische en juridische zin dat PGB-houders hun huidige indicatie (Wmo) en budget (Jeugd) houden tot einde indicatie of tot uiterlijk 1 januari 2016. Een herindicatie wordt als een nieuwe aanvraag beschouwd. Het overgangsrecht regelt dat de zorgvrager met zijn/haar huidige indicatie voldoende budget heeft. Als het budget niet toereikend is om compensatie in te kunnen kopen kan de hulpvrager bezwaar aantekenen. Gemeenten kunnen voor 1 januari 2016 wel met budgethouders met oude rechten in gesprek gaan om te komen tot een nieuw aanbod. Totdat de hulpvrager dit aanbod accepteert, al dan niet een PGB, blijven de condities van het bestaande PGB gelden.
De gemeente zal in 2015 met alle zorgvragers in gesprek gaan over hun ondersteuningsbehoefte. Alle zorgvragers die de ondersteuning ook in 2016 nodig hebben, krijgen uiterlijk op 1 januari 2016 een nieuwe beschikking.
7. Afstemming in verordeningen en invulling beleidsruimte PGB 7a. Hoogte tarifering PGB Gemeenten zijn verplicht om in hun verordening op te nemen op welke wijze PGB-tarieven worden bepaald. Dit geldt voor professionele PGB-aanbieders en voor ondersteuning door mensen uit het sociale netwerk. Hierdoor wordt tariefdifferentiatie mogelijk.
7
We willen dit als volgt invullen: 1) Het tarief voor zelf ingekochte hulp bij een organisatie mag nooit hoger zijn dan het tarief voor vergelijkbare hulp in natura. 2) Het tarief voor een zzp’er mag nooit hoger zijn dan het tarief voor zelf ingekochte hulp bij een organisatie. Immers zzp’ers hebben geen overhead. 3) Het tarief voor ondersteuning uit het sociale netwerk mag nooit hoger zijn dan het tarief voor een zzp’er. 4) In alle gevallen geldt dat het tarief toereikend moet zijn om de benodigde hulp in te kopen. Het tarief moet ook passen bij het soort hulp en de beoogde resultaten waarvoor het PGB wordt gegeven. Voor hulp bij het huishouden betalen we bijvoorbeeld niet hetzelfde tarief als voor begeleiding bij sociale activering. Het is vanwege de lumpsum1 systematiek bij ZIN niet mogelijk om op korte termijn onderbouwde PGB-tarieven af te leiden die gegarandeerd toereikend zijn om de benodigde zorg in te kopen. In de loop van 2015 krijgen we ervaringsgegevens en is het mogelijk via de beleidsregels de tarieven aan te passen op de formulering in de verordeningen.
7b. Regels misbruik/tegen gaan fraude
Het voorstel is om op dit onderdeel regionaal afspraken te maken voor het trekkingsrecht met de SVB. Tevens willen gemeenten met het SVB de signaalfunctie afspreken. Hiervoor wordt een signaleringslijst opgesteld samen met gemeenten waarvoor tussentijds een
signaal wordt ontvangen. Administratieve bemiddelingsbureaus mogen niet uit het PGB budget betaald worden (uitgesloten via de wet). Bemiddelingsbureaus die arbeidskrachten leveren tijdens vakantie of ziekte zijn wel toegestaan. Wij stellen voor dit alleen te doen met bureaus die een Saldo
Keurmerk hebben. Per Saldo is een belangenorganisatie voor PGB-ers. In het zorgplan worden resultaat- en kwaliteitsafspraken gemaakt en vastgelegd. De PGBhouder en PGB-aanbieder zijn samen verantwoordelijk voor de kwaliteit van de dienstverlening. De gemeente kan periodiek controleren op de voortgang van de resultaten.
7c. Voorwaarden financiering van hulp uit het eigen sociale netwerk Het is mogelijk om mensen uit het sociale netwerk te betalen met een PGB als:
Het niet gaat om gebruikelijke zorg (protocol Gebruikelijke Zorg CIZ kan hiervoor gehanteerd worden) Er sprake is van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag Er sprake is van ondersteuning gericht op participatie en zelfredzaamheid. Bij ondersteuning gericht op gedragsverandering en verpleging kan dit niet tenzij het leidt tot
aantoonbare, betere, efficiëntere en doelmatigere ondersteuning. Voor jeugd geldt dat er sprake is van onplanbare of 24-uurs ondersteuning, en waarvoor door de aard van de beperking alleen een bekende de ondersteuning kan leveren.
1
Geldt niet voor de inkoop voor Wmo Noordoost-oost, daar wordt alleen via P maal Q ingekocht.
8
Iemand (deels) zijn baan moet opzeggen om ondersteuning te kunnen bieden.
Dit kan niet in de verordeningen worden opgenomen maar wel voor een deel in de beleidsregels.
8. Te nemen Besluiten om te komen tot een regionale beleidsrichting PGB
8.1.
Inhoudelijke beleids keuzes: Kennis nemen van de wettelijke context en beleidsruimte voor iedere gemeente/samenwerkende gemeente ten aanzien van PGB voor zowel jeugd als
volwassenen. Regionaal kiezen voor een neutrale/positieve visie ten aanzien van PGB omdat dit in lijn is met de participatiegedachte en het voeren van regie over je eigen leven. Ervan kennis nemen dat afstemming van Wmo-verordeningen (daar waar mogelijk) met de verordening Jeugdhulp heeft plaatsgevonden. Kiezen voor PGB met een stevige voorkant. Aanvragers kiezen gemotiveerd voor een PGB. Er vindt een toets plaats op de wettelijke voorwaarden voordat er toekenning plaats vindt. In een schriftelijke overeenkomst/zorgplan worden kwaliteits- en resultaatafspraken
vastgelegd. Afweging voor PGB zo dicht mogelijk bij de burger: dus lokaal via de wijkteams/basisteams jeugd of Wmo-loketten. Voor iedere PGB-aanvraag voor een maatwerk/of individuele voorziening een (verlenings)beschikking afgeven zodat bezwaar en beroep (lokaal/sub regionaal) kan worden afgewikkeld.
8.2.
Financiële beleidskeuzes voor PGB Een deel van het macrobudget jeugd en WMO wordt gereserveerd voor PGB. Dit deel wordt afgezonderd van het regionale inkoopbudget. Sturing op volumes moet lokaal
worden georganiseerd. Solidariteit/vereveningsafspraken bij jeugd gelden niet voor overschrijdingen op PGB’s en moeten door iedere gemeente zelf worden opgelost. Iedere gemeente in Noordoost Brabant
is zelf verantwoordelijk voor de bewaking van de volumes en overschrijding van PGB. Voor de tariefstelling PGB spreken we af dat: a.
het tarief voor zelf ingekochte hulp bij een organisatie mag nooit hoger zijn dan het
tarief voor vergelijkbare hulp in natura. b.
het tarief voor een zzp’er mag nooit hoger zijn dan het tarief voor zelf ingekochte
hulp bij een organisatie. Immers zzp’ers hebben geen overhead. c.
het tarief voor ondersteuning uit het sociale netwerk mag nooit hoger zijn dan het
tarief voor een zzp’er. In alle gevallen geldt dat het tarief toereikend moet zijn om de benodigde hulp in te kopen. Het tarief moet ook passen bij het soort hulp en de beoogde resultaten waarvoor het PGB wordt gegeven.
9 Gevolgen voor het inkoopproces Jeugdhulp en Wmo Den Bosch
Er zijn instellingen waarvan de omzet grotendeels uit ZIN bestaat en een klein deel van de omzet uit PGB. Er zijn gemengde instellingen en instellingen die alleen met PGB-
financiering werken. Voor de inkoop 2015 van jeugdhulp en WMO hulp Den Bosch worden met een aantal grote aanbieders van ZIN lump sum afspraken gemaakt. Er zijn afspraken over de overproductie en onderproductie ter voorkoming van wachtlijsten. De afspraken die vanuit inkoop worden
gemaakt zijn vooralsnog exclusief PGB. Om een PGB lek te voorkomen (ongewenst ophogen van lumpsum) moeten aanvullende afspraken worden gemaakt in de deelovereenkomst ten aanzien van PGB. Voorstel 2015: bestaande PGB klanten behouden hun PGB recht bij de instelling. Dit bedrag komt via SVB bij de ZIN-instelling terecht (in feite wordt hiermee de lumpsum opgehoogd). Nieuwe instroom PGB in 2015 kan in de overproductie van lumpsum meegenomen worden (bedragen komen via de SVB bij inkoopteam) en worden achteraf gekort op het lumpsum budget.
PGB afwikkeling via ZIN voor jeugd:2
Gemeenten moeten elkaar erop vertrouwen dat PGB keuzevrijheid goed toegepast wordt. Her blijft mensenwerk. Daarom stellen wij voor dat gemeenten de toekenning van PGB's en de hoogte hiervan met elkaar delen en de gevolgen voor het inkoopbeleid afstemmen. Er vindt een gesprek plaats als onevenredig veel op ZIN wordt afgewenteld.
Kennis nemen van de gevolgen voor inkoopproces Wmo Oss
Er zijn instellingen die grotendeels ZIN omzet hebben en een klein deel omzet in PGB. Er zijn gemengde instellingen en instellingen die alleen met PGB financiering werken. Naar aanleiding van de tarieven van de inkoop voor zorg in natura (P maal Q) worden PGBtarieven vastgesteld.
2
Voor Wmo-verordeningen is dit geen probleem omdat hiervoor geen regionale solidariteit voor de duurste zorgvormen is afgesproken. Bij de Wmo is er geen risi o an af enteling an dure PGB’s op ZIN.
Eindtotaal
BOXMEER
BOEKEL
35.868 46.188 160.253 5.162 247.471 161.097 307.047 71.535 539.679 671 5.773 43.609 5.162 55.216 154.445 97.217 101.229 55.115 408.005 13.319 1.924 1.450 5.162 21.855
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
########
€
5.327 22.131 79.763 5.162 112.383 94.506 117.767 50.122 262.395 5.773 5.773 44.023 45.225 21.755 19.687 130.690 -
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
9.802 7.681 53.027 5.148 75.659 332.689 554.482 1.045 171.836 1.060.051 6.079 24.984 31.062 150.430 123.181 59.201 52.654 385.466 16.893 8.265 270 5.247 30.675
511.241 € 1.582.914
Geen data € € € € € € € €
-
BOXMEER
.
BOEKEL
PGB intramuraal 2011 Grondslag ZZP LG LGZZP1 LG Tot VG VGZZP1 VGZZP2 VGZZP3 VG Tot LVG LVGZZP1 LVGZZP2
á€
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
BERNHEZE
Eigen ijdrage: totaal 9 ge eenten € 5 .
BERNHEZE
PGB extramuraal 2011 Grondslag Functie LG BG-GRP: Begeleiding in groepsverband BG-IND: Begeleiding individueel PV: Persoonlijke verzorging VBTYD: Verblijf tijdelijk LG Tot PSY BG-GRP: Begeleiding in groepsverband BG-IND: Begeleiding individueel PV: Persoonlijke verzorging VBTYD: Verblijf tijdelijk PSY Tot SOM BG-GRP: Begeleiding in groepsverband BG-IND: Begeleiding individueel PV: Persoonlijke verzorging VBTYD: Verblijf tijdelijk SOM Tot VG BG-GRP: Begeleiding in groepsverband BG-IND: Begeleiding individueel PV: Persoonlijke verzorging VBTYD: Verblijf tijdelijk VG Tot ZG BG-GRP: Begeleiding in groepsverband BG-IND: Begeleiding individueel PV: Persoonlijke verzorging VBTYD: Verblijf tijdelijk ZG Tot
Geen data € € € € € € € €
-
Geen data € € € € € € € €
-
LVGZZP3 LVGZZP4 LVGZZP5 LVG Tot GGZ b en c
GGZ b&c Tot ZG ZG Tot
GGZ ZZP1&2 GGZ ZZP3&4 GGZ ZZP5&6 ZGZZP1
Eindtotaal Eigen bijdrage PGB intramuraal is nihil
€ € € € € € € € € €
-
€ € € € € € € € € €
€
- €
€ € € € € € € € € €
-
- €
-
-
Geen data € € € € € € € €
-
-
526.448 €
957.498
€ € € € € € € €
4.846 4.846 -
€ € € € € € € €
5.515 5.515 -
MILL EN SINT HUBERT
MAASDONK
LANDERD € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
€ 534 € € 13.302 € € 19.223 € € 5.162 € € 38.222 € € 81.034 € € 134.412 € € 4.352 € € 27.352 € € 247.151 € € 1.372 € € 5.773 € € 39.764 € € 6.492 € € 53.401 € € 65.860 € € 37.309 € € 17.148 € € 18.527 € € 138.844 € € - € € - € € - € € - € € - €
21.166 34.072 10.324 65.562 93.904 126.955 52.824 273.683 277 2.067 26.602 28.945 58.982 28.716 9.823 20.649 118.171 7.136 5.162 12.298
####### € 477.617 €
498.659
1.649 4.212 18.207 24.068 188.203 233.995 64.491 486.690 159.465 39.270 110.242 41.382 350.359 10.393 5.773 7.714 23.880
MILL EN SINT HUBERT
12.180 25.016 150.920 20.649 208.765 66.795 175.911 59.768 302.474 5.327 20.676 117.064 5.162 148.228 135.520 48.660 48.421 52.908 285.508 7.361 5.162 12.523
MAASDONK
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
136.766 167.903 65.609 370.278 62.214 28.995 13.779 35.555 140.543 10.656 1.450 3.522 15.628
LANDERD
CUIJK Geen data € € € € € € € €
HAAREN
GRAVE € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.509.436 €
BOXTEL
€ 1.174.129 €
10.152 9.187 56.862 76.201 152.402 272.850 7.976 112.365 598.916 992.107 26.574 4.160 22.335 53.069 108.598 30.849 119.505 32.910 291.863 7.136 7.697 5.162 19.995
HAAREN
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
GRAVE
19.689 13.850 34.309 10.282 78.129 149.269 328.832 1.450 131.203 610.754 3.245 3.163 15.369 5.205 26.982 196.000 83.331 99.408 79.525 458.264 -
CUIJK
BOXTEL € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
Geen data € - € € - € € - € € - € € 26.580 € € 26.580 € € - € € - €
-
Geen data € € € € € € € €
-
€ € € € € € € € € €
-
€ € € € € € € € € €
€
- €
-
€ € € € € € € € € €
- €
-
€ € € € € € € € € €
4.846 €
-
€ € € € € € € € € €
-
€ € € € € € € € € €
5.515 € 26.580 €
€ € € € € € € € € €
-
- €
-
-
18.784 20.206 48.974 10.324 98.287 119.621 182.498 90.755 392.874 1.095 5.773 13.853 20.721 120.436 56.128 50.361 62.087 289.012 5.327 5.773 1.450 5.162 17.712
Geen data € € € € € € € €
-
€ € € € € € € €
23.582 23.582 -
Geen data € € € € € € € €
-
16.922 7.080 21.462 9.108 54.573 165.787 310.298 648 107.047 583.779 26.565 13.470 86.681 2.616 129.333 147.188 76.254 46.082 49.755 319.278 18.521 33.679 63.948 5.162 121.310
####### €
1.208.273
15.256 70.634 85.890 87.644 86.992 57.646 232.282 5.773 5.773 30.174 49.771 17.117 15.486 112.549 -
€ € € € € € € €
-
€ € € € € € € €
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
15.737 92.213 107.950 223.878 246.459 95.860 566.197 16.166 16.166 41.473 46.984 30.063 20.832 139.352 887 796 693 2.376
UDEN
SINT-OEDENRODE
SINT-MICHIELSGESTEL
SINT ANTHONIS € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
SCHIJNDEL
OSS
S HERTOGENBOSCH
€ 3.981.292 € 5.524.989 € 818.606
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
3.995 25.617 73.506 4.039 107.157 516.291 701.582 334.394 1.552.267 22.771 29.484 181.412 12.361 246.028 205.438 158.445 224.672 83.641 672.196 4.824 4.824
####### € 2.582.471
-
Geen data € € € € € € € € -
UDEN
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
SINT-OEDENRODE
76.128 90.039 383.269 41.467 590.904 700.730 1.389.716 6.045 500.049 2.596.540 9.800 28.305 136.676 5.162 179.943 753.922 490.100 422.339 373.499 2.039.860 32.766 39.783 24.544 20.649 117.741
SINT-MICHIELSGESTEL
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
SINT ANTHONIS
21.357 13.041 240.528 6.279 281.205 756.854 1.134.567 2.535 394.614 2.288.570 7.992 20.613 149.844 10.324 188.773 408.382 217.753 370.086 164.651 1.160.872 16.893 6.389 27.728 10.862 61.872
SCHIJNDEL
S HERTOGENBOSCH
OSS € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
€ € € € € € € €
2.378
€ € € € € € € € € €
-
€ € € € € € € € € €
€
- €
9.722 9.722 13.506 3.824 17.886 35.215 -
€ € € € € € € € € €
68.519 €
-
€ 10.829 € € - € € - € € 10.829 € € - € € - € € - € € - € € - € € - €
- € 10.829 €
34.857 16.877 51.734 -
€ € € € € € € € € €
51.734 €
€ € € € € € € € € €
2.378 -
- €
2.378
-
VUGHT
VEGHEL € 42.900 € € 4.824 € € 69.985 € € 15.486 € € 133.196 € € 368.555 € € 578.652 € € 1.450 € € 218.493 € € 1.167.150 € € - € € 5.112 € € 50.129 € € 7.581 € € 62.821 € € 199.595 € € 98.750 € € 124.493 € € 68.791 € € 491.628 € € 2.378 € € 1.840 € € - € € 5.162 € € 9.380 €
€ € € € € € € €
47.300 47.300 -
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
314.633 340.720 1.631.287 229.956 2.516.596 4.644.037 7.057.027 129.890 3.196.124 15.027.076 113.682 251.470 971.138 65.227 1.401.517 3.160.048 1.831.813 1.979.845 1.301.255 8.272.962 149.666 127.678 129.102 71.944 478.391
1.053.033 € 27.696.542
VUGHT
VEGHEL
€ 1.864.175 €
23.608 1.924 24.080 5.162 54.774 127.565 270.981 103.611 502.156 7.992 89.478 46.649 5.162 149.281 117.905 74.873 94.123 53.601 340.501 5.773 548 6.321
Totaal per grondslag en functie
Geen data € € € € € € € €
-
Totaal per grondslag en functie € € € € € € € €
107.823 107.823 2.378
€ € € € € € € € € €
€
-
€ € € € € € € € € €
47.300 €
€ € € € € € € € € €
20.551 22.929 13.506 38.681 34.763 86.949 -
- €
217.701
-
Bron: Vektis_levering 19 juni2014 Aantal AWBZ-PGB clienten 2012
Aantal cliënten B'heze Boekel Boxmeer Boxtel Cuijk Grave Haaren Landerd Maasdonk Oss s-Hertogb. Schijndel St Anthon. St Hubert St Michiels St Oedenr Uden Veghel Vught Totaal
88 40 125 101 71 43 50 77 44 307 375 65 46 35 88 84 187 144 71 2.041
Reservering PGB uit macrobudget BNO
Uitgekeerd bedrag € 1.149.571 € 529.970 € 1.549.456 € 1.109.374 € 1.008.808 € 472.400 € 907.548 € 864.217 € 543.004 € 3.869.873 € 4.762.991 € 724.416 € 554.099 € 458.566 € 1.002.872 € 948.643 € 2.312.357 € 1.762.656 € 810.989 € 25.341.810 €
28.000.000
Verdeling naar rato per gemeente € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
€
1.270.153 585.560 1.711.983 1.225.740 1.114.626 521.951 1.002.744 954.868 599.962 4.275.797 5.262.598 800.402 612.221 506.667 1.108.067 1.048.149 2.554.908 1.947.547 896.056
28.000.000 Controle
Verschil in % tov per jeugdige dec '13 begroting Budget 2015 23,8 € 5.646.302 -5,0 € 1.907.352 14,0 € 6.179.299 31,7 € 8.272.712 22,5 € 6.542.526 -3,4 € 2.200.606 -5,0 € 2.846.884 € 31.726.161 -5,0 € 3.781.772 22,1 € 2.448.719 14,7 € 1.844.617 26,4 € 21.515.146 -3,3 € 4.447.351 -5,0 € 1.698.156 12,1 € 5.339.882 18,3 € 2.980.353 13,5 € 10.529.048 15,4 € 8.761.782 -2,5 € 4.242.795 € 132.911.463
Bernheze Boekel Boxmeer Boxtel Cuijk Grave Haaren 's-Hertogenbosch Landerd Maasdonk Mill en Sint Hubert Oss Schijndel Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Uden Veghel Vught Regio
€
Verschil tov dec '13
% budgetbeslag van totaalbudget mei'14
Totaal budget meicirculaire '14 €
132.911.463
100
€ € € € € € € €
2.658.229 5.316.458 3.362.344 28.000.000 12.250.000 800.000 4.997.471 1.740.000
2,00 4,00 2,00 21,00 9,00 #WAARDE! 3,00 1,00
Totaal budgetbeslag €
59.124.502
44,00
€
73.786.960
55,00
Over voor contractering Jeugdhulp
310,5 225,6 411 441,5 568 339,6 186,8 472,8 455,7 348,2 239,2 502 309,5 165,1 287,2 179,9 496,8 370,4 238,2
Per jeugdige Zvw
266,8 260,7 329,2 504,4 385,3 323,3 361,2 372,2 400,2 240,7 346,5 372,6 408,3 218,6 269 223,3 454,2 402,1 201,1
239,3 310,8 270 329,8 267 144,6 421 272,5 269,5 382,9 198,6 334,1 206,3 257,8 297,5 362,2 246,6 281 315
Aantal 0 t/m 17 jarigen
Per jeugdige Totaal 816,5 797,1 1010,8 1275,7 1220 807,6 969 1117,5 1125,5 971,7 784,3 1208 924 641,5 641,5 765,4 1197 1053,5 754,4
6.915 2.393 6.113 6.485 5.360 2.725 2.938 28.390 3.360 2.520 2.352 17.802 4.813 2.647 6.251 3.894 8.792 8.317 5.624 127.691
15.340.733
Overzicht reserveringen en budgetbeslag
Uitvoeringskosten gemeenten Innovatiebudget (BJG) Post onvoorzien PGB Doorstart BJZ Garantie toegang BJZ Landelijk gem VNG-norm Verwacht boven VNG-norm
Per jeugdige Awbz
Opmerkingen
(Fiscale aspecten zitten alleen in deze post enin post innovatiebudget (BJG) bijv vanwege detachering/ En voor opvangvolumegroei
12,5 fte Buitenregionale plaatsingen (nog onbekende aanbieders en niet in RTA)/ Buitenregionale plaatsingen (nog onbekende aanbieders en niet in RTA)/ Bovenregionaal/ LWI/'s van LTA okt '13 15 extra plaatsen JZ+
Landelijk Transitiearrangement (LTA) (LWI) Onderdeel bovenregionale functies VNG (Gemiddelde reservering 3,76% van BNO-Budget) Leger des Heils SGJ
William Schrikker Groep (WSG)
Instellingen die JeugdzorgPLUS verzorgen in/voor BNO (Regio Zuid) Dit is onderdeel van bovenregionale functies VNG Almata Ossendrecht JZ+ € - € Icarus, onderdeel van SJSJ JZ+ € - € OGH ('Helderingstichting') JZ+ € - € Stg. BJ Brabant? JZ+ € - € Plurryn-Hoenderloogroep JZ+ € - € -
Er zit nog een mogelijk financieel risico bij JZ+. Gereserveerd bedrag is voor 20 plaatsen. Laatste cijfers '14 wijzen op 35 cliënten.
Landelijke afspraken buiten LTA
In raamovereenkomst landelijke functies VNG
Instelling Amarant Groep (incl. Idris en Dr. Leo K. Huis) Ja Basic Trust Ja Nee De Bascule Ja De Viersprong Ja Kompaan Ja Koraalgroep: De la Sale Ja Leger des Heils (JZ en Jeugdreclas.) (Ook in LTA LWI) Pluryn (incl. 'De Beele') (L)VB Sterk gedragsgestoord en orthopedagogisch behandelcentrum ja sHeerenloo Stichting Karakter Lijn 5 Voorlopig Totaal
In modelovereenko mst voor bovenregionale functies VNG (gemeenten verantwoordelijk voor inkoop. Ja
Nee Ja Nee Nee ja Nee
ja
Ja Nee
Ja
Nee
Ja
ja
Omzet '12 volgens RTA '13 € € € € € ? ?
162.000 418.000 1.012.000
€ € € € €
102.000 11.000 633.000 2.338.000
Aantal clienten BNO '12 obv RTA '13 153 8 73 52 ? ?
30 6 76 2
400
Solidariteit in de Jeugdzorg nader uitgewerkt – Risicospreiding –
Inleiding. Met ingang van 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Tijdens de bestuurlijke conferentie op 9 oktober 2013 is door de portefeuillehouders de bestuurlijke de intentie uitgesproken om met 19 gemeenten in Noordoost Brabant op het gebied van de jeugdzorg samen te werken. Door de deelnemende gemeenten is een gezamenlijke visie opgesteld, die in het Functioneel Ontwerp is uitgewerkt. In dit Functioneel Ontwerp wordt o.a. op de samenwerking ingegaan, waaronder solidariteit (risicospreiding).
Solidariteit zoals beschreven in het Functioneel Ontwerp (blz. 43 tem 45) Financiële risico’s: Uitgangspunt in de nieuwe Jeugdwet is dat iedere gemeente verantwoordelijk is voor de eigen inwoners: ouders en jeugdigen. De kosten voor verleende zorg komen voor rekening van de gemeente waar de cliënt woont. Gespecialiseerde hulp is duur, bepaalde vormen zijn zelfs heel duur en de kosten kunnen behoorlijk fluctueren. Dit kan grote gevolgen hebben; voor kleinere gemeenten met een relatief klein zorgbudget is de impact nog groter. Gemeenten en het basisteam jeugd en gezin hebben daar niet altijd invloed op.
Efficiënt gebruik van schaarse capaciteit: Specialistische jeugdhulpvormen met een beperkt volume dienen door de regio in stand gehouden te worden. Er bestaat dan een verschil tussen ingekochte zorg en daadwerkelijk gebruik van zorg, die regionaal gedragen wordt (bovenlokaal solidair).
Bij de vormgeving van solidariteit zijn 2 beleidsmatige zaken van belang: -
afspraken over financiële solidariteit waarbij het te kiezen systeem voldoende prikkels bevat om minder gebruik te maken van dure gespecialiseerde zorg en
-
afspraken over het efficiënt gebruik van de beschikbare hulp en voorkomen dat kinderen op een wachtlijst komen te staan terwijl de instelling voldoende capaciteit heeft.
1
Versie 18-06-2014
Wat is er al besloten over solidariteit in het Functioneel Ontwerp (blz. 45)?
Besluit 1: De gemeenten in Noordoost zijn voor meerjarige solidariteit in de benoemde gespecialiseerde jeugdvormen, omdat de noodzaak hiervoor aanwezig is. Het wel nodig is om voldoende financiële prikkels in te bouwen om per gemeente het lokaal aanbod op orde te hebben.
Besluit 2: Om die reden kiezen we voor een combinatie van verzekeren en verrekenen, dat wil zeggen een vangnetregeling zoals omschreven als scenario 3, en een inzet per gemeente op basis van gemiddeld zorggebruik (scenario 2). Onderzocht wordt of het gemiddelde zorggebruik op subregionaal niveau (in plaats van per gemeente) uitgangspunt kan zijn.
Solidariteit. Wat betekent dat nu? Nu bovenstaande principebesluiten zijn genomen rijst de vraag: wat betekent solidariteit/risicospreiding nu in de praktijk?
Volgens Van Dale is solidariteit “bewustzijn van saamhorigheid en bereidheid om de consequenties daarvan te dragen”, en solidair betekent: “door een gevoel van samenhorigheid verbonden”. Saamhorigheid is “het besef, het gevoel van bij elkaar te horen en elkaar te moeten steunen”. Het woord solidair is afgeleid van het latijnse solidum, het geheel.
Een denkkader. In de handreiking “Financiën en de 3 decentralisaties” (een uitgave van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) wordt het volgende over het verevenen van kosten en risico’s gezegd. Solidariteit maakt daar onderdeel vanuit. Er bestaat een onderscheid tussen het verevenen van kosten en het verevenen van risico’s. Kostenverevening kan bijvoorbeeld gaan over uitvoeringskosten en kosten voor het organiseren van voorzieningen. Bij het verevenen van risico’s gaat het over onzekere kosten als gevolg van fluctuaties in het volume. Kosten en risico’s hangen met elkaar samen. Maar de kosten binnen uw samenwerkingsverband verdelen, betekent niet dat u daarmee de risico’s verdeelt.
Naast het verevenen van kosten heeft uw gemeentelijke organisatie de mogelijkheid om zich tegen het risico van onvoorspelbare hoge kosten in te dekken ofwel zich onderling te verzekeren. Risico’s zitten bijvoorbeeld in een fluctuerende vraag naar specialistische, dure jeugdzorg.
Met name voor kleinere gemeenten is dit een reëel financieel risico. Als zij daarmee in de problemen komen, kan dit ook een risico worden voor omliggende gemeenten. Bijvoorbeeld omdat zij een probleemsituatie moeten oplossen of omdat de betrokkenen zelf naar een buurgemeente
2
Versie 18-06-2014
gaan voor hulp of ondersteuning. Hieronder vindt u een aantal modellen voor het inrichten van de kosten- en risicoverdeling bij financiële samenwerking in uw regio. De toepassing van modellen om kosten en risico’s te verrekenen of te verzekeren moet helder, simpel en begrijpelijk zijn. Daarnaast is het van belang dat de basisinformatie en data voor het berekenen van de kosten voor alle betrokkenen eenduidig, beschikbaar en navolgbaar zijn.
Dit betekent dat u de neiging om tot in detail grip te hebben op de situatie los moet laten om een transparante samenwerking mogelijk te maken en uniforme verantwoordingsafspraken te maken.
Er zijn drie manieren om de kosten te verdelen: verdeling op basis van aantal inwoners verdeling op basis van zorggebruik verdeling met behulp van een noodfonds/vangnetregeling Zoals eerder gezegd: het verdelen van kosten betekent nog niet dat de risico’s daarmee afgedekt zijn. Grofweg zijn er drie varianten voor het verevenen van risico’s. De ‘uiterste’ vorm is het model van solidariteit. Het tweede model hanteert het profijtbeginsel. De derde variant is een mengvorm. Deze is denkbaar in verschillende soorten en maten. In de praktijk is een combinatie of mengvorm van financiële regelingen rond risicoverevening vaak een logische keuze. Een ideale keuze voor verevening van kosten en risico’s is bestaat niet. U moet altijd aandacht besteden aan prikkels, de precieze verdeling van budgetten en de eenvoud en transparantie van de systematiek. De keuze voor modellen en systematiek voor kostenverdeling en risicoverevening brengt meteen een keuze voor het ‘invoeren’ van bepaalde prikkels met zich mee.
Deze prikkels hebben bijvoorbeeld invloed op: Het volume (aantallen cliënten) Toegankelijkheid van de functie (bijvoorbeeld: prikkel om cliënten zo min mogelijk door te verwijzen) Kwaliteit Inzet van middelen (levert het model een besparing of stijgen de kosten juist?)
De prikkels zorgen voor positieve en negatieve gevolgen op de bovenstaande aspecten. Het is van belang dat u zich bewust bent van de prikkels en deze koppelt aan uw visie op regionale samenwerking op financieel gebied. In onderstaande figuur zijn de drie varianten om risico’s te verevenen weergegeven met de belangrijkste voor- en nadelen.
Solidariteit Kenmerken: Gemeenten zijn als regio verantwoordelijk voor de kosten van de jeugdzorg (regio-budget). Door
3
Versie 18-06-2014
Voordelen:
regionale inkoop wordt volume-afname bepaald. Toegang regionale zorg: Regionale aangelegenheid, inrichting uniform in verband met garantie gelijke toegang voor alle gemeenten. Inhoud samenwerking: Raamcontracten met zorgaanbieders (kwaliteit, prijs en volume). Kostenverdeling door middel van vastgesteld regiobudget.
Dit model is een eenduidige normstelling voor de deelnemende gemeenten.
Nadelen: Gemeenten hebben onvoldoende een prikkel om het preventieve aanbod uit te breiden.
Mengvorm Kenmerken: Combinatie van solidariteit op lange termijn en individuele verantwoordelijkheid. Toegang regionale zorg: Regionale aangelegenheid (op lange termijn), op korte termijn zijn gemeenten individueel verantwoordelijk. Inhoud samenwerking: Raamcontracten met zorgaanbieders (kwaliteit, prijs en eventueel volume). Kostenverdeling door middel van vastgesteld regiobudget (met jaarlijkse bijstelling).
Voordelen: Ingebouwde prikkel om zorgverbruik in toom te houden en geeft mogelijkheid om risico’s te spreiden.
Nadelen: Dit model brengt mogelijk een hoge administratieve kostenpost met zich mee.
Profijtbeginsel Kenmerken: Gemeenten zijn individueel verantwoordelijk voor de kosten van de jeugdzorg. Gemeenten bepalen individueel het volume van afname. Toegang regionale zorg: Lokale aangelegenheden, verantwoordelijkheid ligt bij individuele gemeente. Inhoud samenwerking Raamcontracten met zorgaanbieders (kwaliteit en prijs). Geen afspraken over volume van afname.
Voordelen: Duidelijke koppeling met gebruik en prikkel tot preventie.
Nadelen: Met name kleinere gemeenten lopen financiële risico’s.
Specialistische jeugdhulpvormen met een beperkt volume dienen door de regio in stand gehouden te worden. Er bestaat dan een verschil tussen ingekochte zorg en daadwerkelijk gebruik van zorg, die regionaal gedragen wordt (bovenlokaal solidair).
Daarnaast kan het in de praktijk voorkomen dat een bepaalde gemeente te maken krijgt met bovengemiddelde deelname van jeugdigen aan dure gespecialiseerde jeugdvoorzieningen.
Onevenwichtige financiële gevolgen hiervan zouden onderling tussen gemeenten gecompenseerd moeten worden op basis van solidaire verrekening. Bovendien zou iedere jeugdige de zorg moeten kunnen ontvangen die hij of zij nodig heeft, ongeacht de gemeente waar hij of zij woont. Ook dit vraagt om solidariteit.
4
Versie 18-06-2014
Mogelijkheden tot solidariteit Onderstaand zijn 3 mogelijkheden nader toegelicht.
1. Solidariteit: Volledige solidariteit Als we volledige solidariteit nastreven dan wordt het grootste deel van de decentralisatieuitkering jeugd (voor berekening zie verderop in deze notitie), door de 19 deelnemende gemeenten ter beschikking gesteld aan de centrumgemeente. De centrumgemeente koopt de noodzakelijk zorg in. Een tekort bij de ene gemeente wordt gecompenseerd met een overschot bij een andere gemeente over dat begrotingsjaar. Als een tekort op het totaalbudget dreigt te ontstaan dienen alle 19 gemeenten tussentijds extra maatregelen te nemen, zodat wordt voorkomen dat gemeenten moeten toeleggen op het toegekende rijksbudget. Een eventueel overschot op het totaalbudget wordt via een nader te bepalen omslag aan gemeenten teruggegeven.
Voordelen: -
Eenvoudig systeem, weinig bureaucratie: gezamenlijk inzicht in de voor- en nadelen
-
Eventuele overschotten vloeien terug naar de gemeenten, op basis van totaal-inzicht wordt tijdig aan de bel getrokken als een tekort dreigt
-
Budgetten kunnen over een groter geheel, 19 gemeenten, gedempt worden.
-
Volledige solidariteit met andere gemeenten
-
Kunnen ervaring opdoen
Nadelen: -
Ruwweg 90% van budget gespecialiseerde Jeugdzorg (excl PGB) wordt direct ondergebracht bij de centrumgemeente
-
Gemeenten voelen het niet in de portemonnee. Het kan voorkomen dat een individuele gemeente minder jeugdzorg heeft afgenomen dan het budget dat voor die gemeente beschikbaar is.
-
Eventuele overschotten kunnen niet gebruikt worden voor andere onderdelen (WMO en participatiewet) van het sociaal domein.
-
Bijna geen prikkelwerking om gespecialiseerde zorgkosten per gemeente terug te dringen.
-
5
Zicht op de kosten is voor de individuele gemeenten niet compleet.
Versie 18-06-2014
2. Mengvorm: Beperkte solidariteit Door de 19 gemeenten wordt een reserve gevormd die beheerd wordt door de centrumgemeente. Op deze reserve kunnen de individuele gemeenten een beperkt beroep doen als de totale kosten voor specialistische hulp meer bedragen dan het budget van die gemeente. Je kunt afspreken dat een gemeente bijvoorbeeld voor maximaal 40% van de overschrijding een beroep kan doen op de reserve. Het restant, 60%, blijft voor rekening van die individuele gemeente. Stel: de werkelijke lasten van een gemeente bedragen € 200.000 meer dan het toegekende rijksbudget, dan zal 40% van € 200.000 = € 80.000 vergoed worden via de reserve. Het restant ad € 120.000 blijft alsnog voor rekening van die individuele gemeente. Als de gevormde reserve in enig jaar niet voldoende is om alle tekorten af te dekken dan zijn er twee mogelijkheden, of: 1. Alle gemeenten leveren een bijdrage om de tekorten te dempen of 2. Het percentage van 40% wordt naar beneden bijgesteld.
Vraag die bij deze variant ook nog dient te worden beantwoord is: wanneer kan een gemeente een beroep doen op de reserve als: 1. Het gemeentelijk budget voor enkel de jeugdzorg onvoldoende is of 2. Als het gehele budget voor het sociale domein van die individuele gemeente onvoldoende ruimte biedt om het probleem van de jeugdzorg zelf af te dekken.
Verder zullen er afspraken gemaakt moeten worden over bijv. bekostiging crisisdiensten, afname van gegarandeerde ingekochte zorgdiensten. In deze variant betalen gemeenten rechtstreeks aan zorginstellingen en delen met elkaar de kosten op basis van werkelijke afname. Eens per jaar wordt vastgesteld of een beroep op de reserve aan de orde is.
Voordelen: -
Er is een prikkelwerking tot beperking van de kosten
-
Individuele gemeenten worden minder geconfronteerd met eventuele tekorten van andere gemeenten.
-
Tekorten van individuele gemeenten worden deels gecompenseerd.
-
Elke gemeente heeft zicht op de werkelijke kosten van jeugdzorg. Bij tekorten kan men iets afspreken over solidariteit.
Nadelen: -
Meer administratie per gemeente dan in de variant van volledige solidariteit
-
Hogere kosten uitvoeringsbureau ivm doorberekeningen naar individuele gemeenten
-
Trajecten kennen geen jaargrenzen waardoor afrekening in fasen nodig is.
-
Gemeenten kunnen met relatief hoge kosten geconfronteerd worden
-
Gemeenten moeten individueel of gezamenlijk de tekorten oplossen. Gemeenten zullen dus extra middelen moeten vrijmaken om de reserve te kunnen vormen.
6
Versie 18-06-2014
3. Verrekening conform model ZO Noord Brabant. Binnen dit model wordt de inzet van de financiële middelen per gemeente voorafgaand aan het boekjaar bepaald, aan de hand van het gebruik van de verschillende vormen behandeling met verblijf (T-1 of T-2 systematiek). Hierbij wordt een gemiddelde genomen over het gebruik van afgelopen jaren. Bij aanvang in 2015 zou dit het beschikbare macrobudget per gemeente voor gespecialiseerde jeugdhulp kunnen zijn. Dit is immers gebaseerd op het historisch zorggebruik. Kenmerkend voor het model is dat de inzet van financiële middelen van een gemeente voorafgaand aan een boekjaar wordt bepaald. Na afloop volgt er geen afrekening per gemeente. Het ‘meergebruik’ of ‘mindergebruik’ zal wel effecten hebben op de financiële bijdrage van de gemeente in het volgende boekjaar, omdat het gemiddelde waarop de verdeelsleutel is gebaseerd, verandert. De solidariteit van dit scenario zit in het dempend effect van meer- en mindergebruik en de opvang hiervan door de overige gemeenten. Daarnaast betaalt elke gemeente mee aan de instandhouding van duurdere zorgvormen (met name met verblijf), ook indien men hier bij aanvang geen gebruik van maakt.
Voordelen: o
Er is een prikkelwerking tot beperking van de kosten.
o
Meteen vanaf 1ste jaar gedeeltelijke solidariteit met andere gemeenten.
o
Eventuele tekorten worden gespreid over een bepaalde periode waardoor dit financieel beter is op te vangen.
o
Bijdrage per gemeente is vooraf bekend op basis van gemiddeld zorggebruik.
o
Geen verrekening achteraf, wel effecten in bijdragen komende jaren.
o
Meer bureaucratie/registratie dan in de variant van volledige solidariteit. Het is
Nadelen:
echter wel zo dat registratie ten behoeve van beleids/managementinformatie toch beschikbaar moet zijn. o
Bijdrage per gemeente voor het jaar 2015 niet nauwkeurig te berekenen (verschillende instanties leveren verschillende info aan).
o
Kan een verfijnde administratievraag opleveren, hierdoor veel regeldruk voor zorginstellingen.
o
Verhoudt zich slecht tot lump sum financiering omdat informatie P maal Q wordt gevraagd.
Opbouwen risicovoorziening. Om risico’s daadwerkelijk te kunnen opvangen zal een fonds daadwerkelijk gevuld moeten worden. Hiertoe zijn drie opties: a.
Verhoging invoeringsmiddelen 2014 (via de meicirculaire 2014 bekend) hiervoor zijn nog geen verplichtingen aangegaan omdat ophoging niet eerder bekend was.
7
b.
Bepaald percentage van de decentralisatie-uitkering
c.
Eigen autonome gemeentelijke middelen.
Versie 18-06-2014
Post onvoorzien bij de centrumgemeenten. Ervaringsgegevens uit het verleden zijn nu nog niet bekend. Daarom is het wenselijk een post onvoorzien in te richten om knelpunten voor de regio snel op te kunnen lossen zonder dat er naar de individuele gemeenten facturen gestuurd moeten worden. Over de omvang van de te vormen post is lastig een beeld te vormen. Vooralsnog stellen wij voor om hiervoor 1% te reserveren.
Reservering kan op twee verschillende manieren: -
bedrag per inwoner
-
deel van de decentralisatie-uitkering Jeugd
De voorkeur van de werkgroep gaat ernaar uit om niet te reserveren van het deel dat naar de individuele gemeenten gaat (10%), maar van de 90% gespecialiseerde jeugdzorg. Wat is het rijksbudget voor gespecialiseerde hulp inclusief PGB’s? Zover we nu weten bedraagt het rijksbudget voor de gehele regio € 132,91 miljoen. Op dit bedrag is de rijkskorting van 4% al in mindering gebracht. Vervolgens wordt dit bedrag verlaagd met 2% uitvoeringskosten (noodzakelijk voor bekostiging centrumgemeente en voor uitvoeringskosten van de individuele gemeenten) en met 4% voor innovatie (o.a. bekostiging basisteams Jeugd en Gezin). Naar verwachting is van het dan nog resterende bedrag circa 90% voor gespecialiseerde jeugdhulp, flexibele schil en PGB. Wij hebben op dit moment geen actuele informatie over de hoogte van de PGB’s (wel cijfers 2011). De gemeenten lopen een risico met PGB’s, omdat de korting niet zonder meer kan worden toegepast (overgangsrecht). Er kunnen ook geen PGB’s geweigerd worden als aan de voorwaarden wordt voldaan. Wat het PGB deel in de decentralisatieuitkering is, wordt duidelijk in de meicirculaire 2014 (incl. Vektis-cijfers). Het PGB aandeel gaat naar elke individuele gemeente. Samenvattend: regionaal bedrag decentralisatie-uitkering is € 132,91 minus 6% = € 124,94 miljoen. Dit bedrag is bedoeld voor: -
inkoop gespecialiseerde jeugdzorg
-
inkoop flexibele schil (2015 inkoop door centrumgemeenten; 2016 lokaal)
-
PGB voor alle zorgvormen (vanaf 2015 lokaal uit te voeren)
Solidariteit voor alleen gespecialiseerde zorg of ook voor flexibele schil en PGB? -
In principe geldt de solidariteit alleen voor de gespecialiseerde jeugdzorg die regionaal wordt ingekocht.
-
Een deel van de flexibele schil is ook gespecialiseerde zorg (goedkopere vormen).
-
Voor 2015 is afgesproken dat de centrumgemeente ook de zorg voor de flexibele schil inkoopt. Omdat er nog geen ervaringsgegevens zijn over omvang en grens van de flexibele schil, ligt het voor de hand een pragmatische oplossing te kiezen. Dit zou
8
Versie 18-06-2014
kunnen zijn om in 2015 de solidariteit ook voor de flexibele schil te laten gelden. Vanaf 2016 zou dit niet meer nodig zijn, omdat het de intentie is om de flexibele schil weer lokaal/subregionaal in te kopen. -
Het ligt voor de hand de uitvoering van het PGB zo dicht mogelijk bij de gemeente en basisteam te leggen. Voor PGB wordt door de centrumgemeente niets centraal geregeld of ingekocht (wellicht regionaal contract met SVB). In principe doet iedere PGB-houder de inkoop van de zorg zelf. Daarnaast willen gemeenten hun couleur locale aan het PGB-beleid toevoegen. Het ligt dus voor de hand om voor PGB geen solidariteit toe te passen. Bij overschrijding van het PGB-deel uit het macrobudget, moet iedere gemeente dit zelf oplossen. Hiervoor kan lokaal een voorziening worden gevormd.
Risico budgetoverschrijding. Door te kiezen voor een vorm van solidariteit (voor de duurste vormen van jeugdzorg) kunnen grote fluctuaties in zorggebruik worden gedempt en worden tekorten voor individuele gemeenten voorkomen. In principe is de uitvoering budgettair neutraal. Ondanks solidariteit, kunnen er tekorten ontstaan: -
Door niet te beïnvloeden instroom; bijvoorbeeld door uitspraken van kinderrechters in het gedwongen kader, deze moeten altijd worden uitgevoerd.
-
Overschrijding van meer dan 10% van het volume bij Zorg in Natura levert wachtlijsten op of er is inkoop van extra volume nodig. Er zijn risicobeheersingsmaatregelen bedacht om zo veel mogelijk binnen het financiële vierkant op te lossen (bewaking volumes door budgetregisseur).
-
Voor individuele gemeenten kan, door toename van het aantal PGB-houders, sprake zijn van budgetoverschrijding. PGB kan in principe niet worden geweigerd, mits wordt voldaan aan de voorwaarden (invoering van een subsidieplafond is juridisch niet toegestaan)
Duur van de solidariteit De bestuurlijke opdracht was om solidariteit tijdelijk uit te werken. Op een later tijdstip zou worden bekeken of dit nodig was en of het verstandig is hier langer mee door te gaan. Ambtelijk is het voorstel om in ieder geval in 2015, 2016 en 2017 te kiezen voor model 3 (Zuidoost). De effecten voor de individuele gemeenten zullen pas na deze periode goed inzichtelijk zijn. Vervolgens kan jaarlijks geëvalueerd worden en bezien of solidariteit in de toekomst nog noodzakelijk of wenselijk is. Voor 2015 baseren we ons op het historisch zorggebruik, zoals dit verwerkt is in het macrobudget van elke gemeente. Meteen vanaf de start is het mogelijk om inzicht te krijgen van het werkelijk zorggebruik; -
Zorggebruik per individuele gemeente en zorggebruik op hoofdcategorieën en subcategorieën volgens de inkoop die voldoende houvast bieden. Een indeling alleen op hoofdcategorie veroorzaakt problemen bij een gemiddelde tariefstelling, de tarieven van subcategorieën binnen 1 hoofdcategorie kunnen behoorlijk uiteen lopen.
-
Ook het risico van verdwijnen van gespecialiseerd aanbod moet meegenomen worden in de afweging.
9
Versie 18-06-2014
-
Werkt het prikkelmechanisme voldoende op de beïnvloedbare instroom van individuele gemeenten?
-
Registratie en regeldruk die dit tot gevolg heeft bij zorginstellingen.
Het jeugdbudget wordt in 2015 regionaal beschikbaar gesteld en de zorg wordt regionaal ingekocht. Vanaf 2016 werkt het meer- of mindergebruik van 2015 vervolgens door in de jaren daarna. Eventuele overschotten en tekorten voor de 19 gemeenten worden inzichtelijk gemaakt ten opzichte van het toegekende rijksbudget. Uitgangspunt is dat de gemeenten het vertrouwen naar elkaar uitspreken.
De regio kan dan ervaring opdoen en informatie kan makkelijk worden gedeeld. Deze gegevens worden betrokken bij de heroverweging of bijstelling van het gekozen solidariteitmodel.
Relatie tussen PGB en ZIN In principe wordt het PGB lokaal ingezet en het budget lokaal beheerd. Voor de gespecialiseerde jeugdzorg gebeurt dit regionaal. Als een individuele gemeente PGB (voor gespecialiseerde jeugdhulp) beperkend inzet en inzet van ZIN stimuleert, zou het risico op de regio afgewikkeld kunnen worden. Bij model 3 (Zuidoost) wordt hierop geanticipeerd. In dit scenario leidt een hogere inzet PGB tot een lager inzet ZIN, die vervolgens weer leidt tot een bijdrage aan ZIN voor de jaren daarna. ZIN en GB fungeren dan als communicerende vaten. Voorwaarde is bij lumpsum financiering wel dat een lagere inzet ZIN bij een jeugdhulpaanbieder ten gunste van extra PGB door middel van substitutie gekort wordt op het lumpsum-budget
We gaan de verordening jeugdhulp, uitgangspunten PGB, regionaal afspreken. Regionale tarifering is ook wenselijk. Couleur locale blijft mogelijk bij de uitvoering van PGB’s. De politiek heeft hierom ook gevraagd. Om de relatie tussen PGB eb ZIN goed in beeld te hebben dienen de ontwikkelingen rondom PGB te worden gemonitord en in beeld worden gebracht, met name de gevolgen die deze ontwikkelingen hebben voor de volumes ZIN.
Samenvatting De voorstellen over solidariteit zijn besproken met controllers van de gemeenten in Noordoost Brabant, vervolgens met beleidsmedewerkers en bestuurders. Resultaat van de discussie was dat voorkeur bestaat voor model 3 (Zuidoost), waarbij in het aanvangsjaar 2015 volledige solidariteit wordt benaderd. De combinatie van verrekenen door middel van het voortschrijdend zorggebruik in combinatie met de risicovoorziening sluit het best aan bij het genomen besluit in het Functioneel Ontwerp hoe solidariteit vorm te geven. Gelijk vanaf de start in 2015 is de prikkel aanwezig tot minder instroom in de gespecialiseerde jeugdhulp. Er bestaat geen perverse prikkel in de afweging ZIN of PGB in te zetten. In dit model is een goede registratie per gemeente per zorgvorm noodzakelijk op hoofdcategorie en subcategorie. Deze registratie en het aanleveren van gegevens over het zorggebruik moet besproken en afgesproken worden met de jeugdhulpaanbieders. Het is echter wel zo dat deze gegevens over het zorggebruik sowieso noodzakelijk zijn ten behoeve van management- en beleidsinformatie van elke gemeente. Op basis van het voorgaande wordt onderstaand advies geformuleerd.
10
Versie 18-06-2014
Advies van de ambtelijke werkgroep: 1. Te kiezen voor model 3 (Zuidoost) solidariteit. Dit model wordt verder uitgewerkt en toegepast. Uitgangspunten hierbij zijn: -
In 2015 wordt volledige solidariteit het meest benaderd. Er wordt gestart met de inbreng per gemeente op basis van het historisch zorggebruik. Hierop is ook het macrobudget gebaseerd;
-
De prikkel voor individuele gemeenten om het voorliggend veld op orde te hebben geldt vanaf de start in 2015. Het meer- en mindergebruik werkt door in 2016 en de jaren daarna;
-
PGB en ZIN fungeren als communicerende vaten, voorwaarde hiervoor is dat bij lumpsum-financiering substitutie plaatsvindt tussen ZIN en PGB;
-
Aan jeugdhulpaanbieders wordt via de deelovereenkomsten de opdracht meegegeven te registreren per gemeente op hoofdcategorie en subcategorie zorgvormen;
-
Uit te gaan van een voortschrijdend zorggemiddelde over een periode van 3 jaar;
-
Uit te gaan van het onderstaande om het voortschrijdend zorggemiddelde te bepalen:
Per 1 juli 2015 wordt het fictief werkelijk zorggebruik over het eerste half jaar van 2015 bepaald en vervolgens geextrapoleerd voor het gehele jaar. Dit ten behoeve van de bepaling van de prognose voor 2016.
Aan het eind van 2015 wordt het echt werkelijk zorggebruik over 2015 bepaald ten behoeve van de prognose voor 2017.
-
Voor het eerste jaar bij geen gebruik van een bepaalde zorgvorm uit te gaan van het fictieve volume 1. Indien in 2015 geen gebruik gemaakt wordt van deze zorgvorm, wordt de bijdrage in 2016 0,5.
2. Dit model te kiezen voor de duur van 3 jaar voor 2015, 2016 en 2017; Jaarlijks te evalueren en op grond van de ervaringsgegevens heroverweging of het model op dit punt herzien. 3. Solidariteit in 2015 toe passen voor de gespecialiseerde jeugdzorg en flexibele schil. Vanaf 2016 alleen voor de gespecialiseerde jeugdzorg. 4. Solidariteit geldt niet voor PGB’s,dit risico wordt lokaal afgedekt. 5. Komen tot een post onvoorzien bij de centrumgemeente op basis van de toe te kennen decentralisatie-uitkering in mei 2014. Hiervoor 1% van (90% van het budget voor gespecialiseerde jeugdzorg en flexibele schil) te reserveren.
11
Versie 18-06-2014