Mesen in Lede
een verhaal van 80 jaar
Mesen in Lede een verhaal van 80 jaar
2
\ÇÄx|w|Çz Om de periode 1919 tot 1999, 'Mesen in Lede, een verhaal van 80 jaar' beter te begrijpen, is het interessant de geschiedenisklok enkele eeuwen terug te draaien. Daarom brengen we eerst keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk 'ten tonele', dan geschiedkundige feiten van enerzijds de abdij van Mesen (opgericht in 1066 in het stadje Mesen gelegen op 9 km. ten zuid-oosten van Ieper) en anderzijds het Markizaatdomein in Lede vanaf de laatste markies in 1792. De eerste wereldoorlog 1914-1918 betekende voor Mesen en Lede het scharnierpunt en tevens de start van een belangrijke 80-jarige periode die, zeker voor onze gemeente Lede, op geschiedkundig en menselijk vlak een uitzonderlijke waarde heeft. Het Koninklijk Gesticht van Mesen - in Lede best gekend als 'de Messines' - blijft al die jaren het gespreksonderwerp van velen, blijft interesse opwekken bij onze bevolking, blijft in het brandpunt van de belangstelling staan … blijft een grote brok geschiedenis betekenen die wij met zorg, correctheid en - zeg maar - eerbied moeten koesteren niet alleen voor ons maar ook voor de volgende generaties. Wij hopen dat de lectuur van deze brochure uw kennis van de Leedse geschiedenis nog zal verrijken. TOPKE Hubert voorzitter Culturele Raad.
3
Keizerin MariaMaria-Theresia Maria Theresia was een dochter van keizer Karel VI uit het Huis Habsburg. Haar broer Leopold Johan was de enige mannelijke opvolger, doch stierf als kind in 1716. Karel VI had evenwel in 1713 de Pragmatieke Sanctie afgekondigd, die het toeliet dat een dochter de Oostenrijkse troon besteeg. Vele Europese monarchen gingen hiermee akkoord, maar op het moment dat Maria Theresia de troon wilde bestijgen, vielen Beieren en Pruisen toch Oostenrijk aan. Zo begon de Oostenrijkse Successieoorlog. Zij was gehuwd met Frans I Stefan, hertog van Lotharingen, met wie ze zestien kinderen kreeg. Haar vierde kind was Jozef II (1741-1790), keizer van het Heilig Roomse Rijk; haar vijftiende was Marie Antoinette (1755-1793), de vrouw van Louis XVI van Frankrijk. Haar andere dochters werden eveneens strategisch uitgehuwelijkt binnen de vorstenhuizen van Europa. Ze stichtte in 1752 een militaire academie, in 1754 een polytechnische school en in 1776 een nog steeds actieve stichting in België, destijds voor kinderen en weduwen van militairen en lagere officieren van haar troepen.
4
Geboren te Wenen op 13 mei 1717 Aartshertogin van Oostenrijk van 1740 tot 1780 Koningin van Hongarije van 1740 tot 1780 Koningin van Bohemen van 1740 tot 1780 Duits keizerin van 1745 tot 1765 Overleden te Wenen op 29 november 1780
5
Keizerin MariaMaria-Theresia Wij slaan ons geschiedenisboek open en beginnen met het jaar 1776, toen keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk een organisatie stichtte voor de kinderen van gesneuvelde of van invalide soldaten die onbekwaam waren hun kinderen zelf op te voeden. Bij decreet van 1752 verbood keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk alle kloosters in de Nederlanden postulanten te aanvaarden van buiten haar Keizerrijk. Hierdoor poogde zij, langzaam maar zeker, door een centralisatie van haar bestuur de macht van de geestelijkheid in te perken.
Mesen vanaf 1776 De 'Abbaye de Messines' raakte in moeilijkheden, vermits enerzijds de keizerin geen religieuzen uit Frankrijk toeliet en anderzijds de abdis de Belgische weigerde die door de Keizerin werden voorgesteld. Met patentbrieven (open brieven) van 30 augustus 1776 werd door keizerin Maria-Theresia het Koninklijk Gesticht van Mesen opgericht. Deze stichting zou 'ten eeuwigen dage' gevestigd worden in de abdij van Mesen, een dorp in de buurt van Ieper.
6
Het eerste reglement (13 maart 1777) bevestigde haar bedoelingen: In het 'hospitum', het 'Hospice royal de Messines', zouden voornoemde kinderen gratis opgevoed en onderhouden worden. De meisjes konden er blijven tot hun 18de, de jongens moesten na hun 7de jaar overgaan naar de militaire academie te Antwerpen. Ze kregen catechismuslessen, leerden lezen en schrijven ('le flamand et le français'), werden vertrouwd gemaakt met de beginselen van het rekenen en moesten ook handwerkjes maken. Alles gebeurde onder leiding van lekenzusters, 'hospitalières', die onder elkaar een overste, 'supérieure' of 'prévote', kozen voor de duur van 3 jaar. Een tweede reglement (9 mei 1791) verduidelijkte de taken van de hospitalières (11 + de overste). 10 dienstmeisjes zouden aangeworven worden gezien de gestadige aangroei van het aantal leerlingen. Een directiecomité moest tweemaal per maand vergaderen en na een regelmatig bezoek aan de instelling verslag uitbrengen aan de overheid. Het Oostenrijkse beheer was echter van korte duur. Nauwelijks een paar jaar later (1794) werden onze gewesten door de Fransen bezet. Het 'hospitum van Mesen' kon zich evenwel handhaven. Het kwam nu onder toezicht van de onderprefect van het arrondissement Ieper. In werkelijkheid bleef de oorspronkelijke bedoeling gerespecteerd: meisjes van gesneuvelde of behoeftige soldaten opvoeden en onderwijzen. Er kwamen 'sous-maîtresses' en een directrice. Nadat de Fransen op hun beurt werden verdreven door de Hollanders (1815), duurde het tot 1818 vooraleer het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden het initiatief van Maria-Theresia duidelijk genegen bleef. Het werd 'Hospice Royal de Messines' ('Koninklijk godshuis te Meessen'). Toen België in 1830 onafhankelijk werd, veranderde er nauwelijks iets in Mesen. Het reglement van 1818 werd behouden en bij Koninklijk Besluit van 29 juli 1845 kreeg het 'hospice' een officiële naam: 'Institution Royale pour l'éducation de filles de militaires mort ou devenus invalides au service de l'Etat'.
7
Vier jaar later volgde bij Koninklijk Besluit een nieuw reglement: voortaan werden enkel nog meisjes tussen 7 en 14 jaar toegelaten, maximaal 220 en via het ministerie van justitie.
Lede vanaf 1792 Met de dood van markies Emmanuel Ferdinand François de Bette op 6 juli 1792 in het kasteel te Lede en zijn moeder Marie Anne Louise Josèphe Charlotte de Croÿ te Parijs op 30 september 1792, werd de laatste bladzijde van het historische boek van de Leedse markiezen omgedraaid. Het kasteel bleef 10 jaar onbewoond en stond zelfs in 1796 onder sekwester (beslag). Volgens het erfrecht in het Land van Aalst ging de erfenis van markies Emmanuel - vermits hij geen nakomelingen had - voor 1/3 naar moederskant en voor 2/3 naar de erfgenamen van vader, waaronder de Joigny de Pamele. In 1803 werd echter graaf Maximiliaan Jozef van Carnin-Staden, afkomstig uit Ieper, eigenaar. Een wat vreemde wending … Jean Charles de Joigny de Pamele, een verre erfgenaam van de Grutere, werd de nieuwe Heer van Lede. Hij overleed echter in 1794 te Brugge. Zijn dochter, Maria Carolina Jacoba, huwde met Jan Karel van Carnin-Staden. Diens oudste broer, Maximiliaan, werd voogd van de 5 minderjarige kinderen van Joigny de Pamele en beheerde aldus de goederen van deze 5 kinderen. Zij waren eveneens erfgenaam van de overleden markies via de 'staak' de Grutere. In 1795 vervielen alle adellijke privilegies, werden alle Heerlijkheden afgeschaft door de wetten van de Franse Republiek. Maximiliaan van Carnin-Staden bleef op het kasteel in Lede tot bij zijn overlijden in 1814. Zijn echtgenote vertrok naar Doornik en overleed er in 1816. De erfgerechtigden zochten kopers voor de gebouwen en het domein. Opeenvolgende eigenaars gaven het domein allerhande bestemmingen.
8
Het kasteel werd eerst eigendom van de familie Dooms uit Lessen. Ze lieten er door hun zaakvoerder Delteure, een modelstokerij en azijnmakerij uitbouwen in de tuin van het kasteel. Na enkele jaren kwamen financiële problemen de kop op steken (in hun fabriek te Lessen) en het ganse domein werd, op verzoek van het Ministerie van Financiën, op 26 december 1844 voor 149.400 frank verkocht aan François Hayois uit Bauffe (nabij Mons), die er een suikerfabriek en een jeneverstokerij begon. Om uit onverdeeldheid te treden bij de erfenis, ging het domein in 1867 over in handen van Charles Fonteyn uit Aalst, die het onmiddellijk doorverkocht aan tabaksfabrikant Antoine de Hartog uit Arnhem-NL, die zich hier in Lede kwam vestigen. De Zusters Kanunnikessen van de H. Augustinus van Jupille kochten op 22 juni 1897 het domein voor 97.000 frank. In afwachting van de realisatie van hun bouwplannen, bewoonden de zusters het markizaatkasteel. Een deel van de industriële gebouwen werd afgebroken. In 1900 startte men het bouwen van de oostelijke schoolvleugel, dus kant Markizaatstraat en het secretariaat op de hoek KasteeldreefKasteelstraat. De zuidvleugel met de kapel, kant Kasteeldreef, werd opgetrokken in 1906. Deze gebouwen, in neogotische stijl ontworpen door de Leedse bouwmeester Théophiel Présiaux, werden een kostschool voor adellijke juffrouwen. De school kreeg de naam 'Pensionnat des Dames Chanoinesses de St.-Augustin'. Het klooster bestond uit 19 Duitse, 1 Nederlandse, 2 Engelse en 1 Spaanse zuster.
Wereldoorlog I - Mesen Mesen Op 7 oktober 1914 werd Mesen reeds door de Duitsers bezet. Er vonden hevige gevechten plaats. De Engelsen konden de vijand niet terugdrijven zodat Mesen in de vuurlinie kwam te liggen. Op 20 oktober begon een intense beschieting, waarbij de obussen aanhoudend de schoolgebouwen doorboorden. De vernieling van het stadje Mesen was de oorzaak dat de leerlingen en 9
leraressen na 3 dagen schuilen in de kelders van de abdij, op de vlucht sloegen naar Frankrijk. Dankzij de toenmalige Belgische minister van justitie Carton de Wiart, vonden de 150 vluchtelingen onderdak in een kostschool in St.-Germain-en-Laye nabij Versailles. Tijdens zijn bezoek later aldaar moedigde minister Carton de Wiart de leerlingen aan met de woorden: 'Songez au jour prochain où vous rentrerez à Messines'. Ze verbleven er 4 jaar, tot het einde van de oorlog. Die terugkeer is echter nooit gebeurd.
Wereldoorlog I - Lede In november 1916 werd nog een Franstalig gratis externaat en een huishoudschool aan de school toegevoegd. Mevrouw Vilain XIIII werd overste van het 'Pensionnat'. Het domein werd echter in 1917 herschapen in een 'Kriegslazaret' met 400 bedden. Alle onderwijs werd gestopt. Gekwetste en zieke frontsoldaten werden via het spoor en het nabijgelegen station in de schoolgebouwen ondergebracht. Op 15 november 1918 verlieten de Duitse soldaten de gebouwen. Het was bedroevend te zien hoe zij tijdens hun kort verblijf zoveel schade hadden aangericht. Na de oorlog werd een schadeclaim van ruim 35.000 frank overgemaakt aan de bevoegde autoriteiten. Vermits de school mede-eigendom was van Belgische en zusters van andere nationaliteiten, gaf dit na de oorlog problemen. De kanunnikessen besloten daarom de school te verkopen. Zij waren immers gestart met een nieuwe school (voor 18-plussers) dichtbij Parijs in het oude klooster l'Abbaye-aux-Bois. Bovendien zouden de zusters hun werkterrein verleggen naar hun moederklooster te Jupille, naar de scholen te Parijs en te Ubbergen in Nederland.
Mesen naar naar Lede Na de oorlog trof het Instituut maatregelen voor de terugkeer naar Mesen en zamelde het nodige geld in voor de wederopbouw. De gebouwen waren met de grond gelijkgemaakt. 10
Oordelend dat Lede centraler gelegen was in België voor een instituut van nationaal belang, werd door de Regering aan de Commissie machtiging verleend om met het geld van de oorlogsschade het klooster van de kanunnikessen St.-Augustinus in Lede, aan te kopen om er het Instituut in onder te brengen. Alle pogingen die het gemeentebestuur van Mesen ondernam om het Instituut terug te krijgen bleven zonder resultaat. Op 24 juli 1919 werden de gebouwen aangekocht. De oorspronkelijke benaming bleef behouden: 'Institution Royale de Messines - Koninklijk Gesticht van Mesen'. Op 8 april 1919 werd St.-Germain-en-Laye verlaten en na enkele weken vakantie kwamen de eerste groepen leerlingen te Lede aan. Er werd gestart op 23 juni 1919 om het lopende schooljaar te voleindigen. Die dag werd veelzeggend omschreven in het gulden boek van de school: 'La vue des beaux et vastes bâtiments, la splendeur du parc et des jardins, transportent la joie des élèves et des parents'.
De 'Messines' Messines' in Lede van 1919 tot 1999 Voortaan sprak men in Lede van de 'Messines'. Op 27 november 1920 werd mevrouw Hatry benoemd tot directrice. De instelling gaf kosteloos onderwijs in de Franse taal aan kinderen van oorlogslachtoffers. Het domein was afgezonderd van de buitenwereld en had geen contact met de Leedse gemeenschap. In 1921 bouwde de stichting het 'Hollands Paviljoen' ter uitbreiding van de school.
11
Ook het taalgebruik werd enigszins aangepast. In 1929 werd een Nederlandstalige afdeling opgericht zodat van dan af het lager onderwijs in de beide landstalen werd gegeven. Tot 1952 volgde op het 6de leerjaar een voorbereidend jaar op het middelbaar onderwijs Tijdens WO II werd het domein opnieuw volledig ontruimd. Vanaf mei 1940 werd het voor een korte periode bestemd tot opvang en verzorging van gewonde soldaten, zowel Duitsers als geallieerden. Nu werden de gebouwen wel bespaard van vernieling. Het domein werd eveneens een toevluchtsoord voor het 'Centrum voor gepensioneerde vissers uit Oostende', naar Lede geëvacueerd omwille van de bezetting van Oostende. Ze werden hier de 'Schipperkes' of de 'Godschalck' genoemd naar hun gelijknamige stichting in Bredene.
12
Op 9 september 1944 waren 'Les Rats du Désert', de beroemde bevrijderscolonne, op bezoek in het kasteel en op 30 september arriveerde een Canadees legerkonvooi in Lede. Tot 4 november was het domein een legerdepot voor kledij, onderdelen van hun wagenpark en andere legermaterialen. Oorspronkelijk werden in Lede uitsluitend kinderen van hogere militairen opgenomen, maar vanaf 1944 werden ook schoolplichtige meisjes uit Lede tot het lager en technischmiddelbaar - nog steeds Franstalig onderricht - toegelaten. Overal riepen aanplakbrieven meisjes op om de lessen te komen volgen in het 'Koninklijk Gesticht van Mesen te Lede-bij-Aalst, gelegen in een zeer gezonde streek, heel gemakkelijk bereikbaar per spoor, met een groot park en verzorgde opvoeding'. Oorlogswezen en meisjes van militaire invaliden en gelijkgestelden betaalden 5.500 Bef schoolgeld per jaar, dochters van oud-strijders en gelijkgestelden betaalden 6.000 Bef. Door de voortdurende afname van het aantal kinderen van gesneuvelde of invalide militairen en het aanvaarden van externen en gewone burgerkinderen, evolueerde het Koninklijk Gesticht van Mesen zodoende tot een gewone onderwijsinstelling … tot in 1970 een grondige herstructurering werd doorgevoerd. Het Gesticht beantwoordde echter niet meer volledig aan de doeleinden door de stichtster, keizerin Maria-Theresia, voorgeschreven. Daarbij kwam dat sedert enige tijd de opbrengst van de gronden en eigendommen van het Instituut ontoereikend geworden waren om de school verder te onderhouden in zijn bestaande vorm. De Commissie verzocht de regering om haar toelating te verlenen de werking van het Instituut volledig om te vormen en aan te passen aan de tijdsomstandigheden. Bij KB van 16 september 1969 werd de toelating verleend om de onderwijsinrichting te ontbinden en de roerende en onroerende goederen te Lede te gelde te maken. Er waren toen nog slechts 25 leerlingen die voldeden aan de 'voorwaarden tot toelating', tot 'Les Enfants de la Patrie'. Men zou ze, in overeenstemming met de aard en de bestemming, wederbeleggen en de opbrengst ervan, alsmede de andere inkomsten, uitsluitend aanwenden ten behoeve van de door de stichteres, Maria-Theresia, (hedendaagse) bedoelde begunstigden: verlenen van dotaties en steun voor de studies en het 13
postuniversitair onderzoek, alsook voor de beroepskeuze en beroepsvestiging, voor de aanmoediging aan de families van de begunstigden en voor de stoffelijke en zedelijke hulp. Dit reglement werd goedgekeurd bij KB 14/7/1970 en 20/7/1972. Vanaf die datum stond het Koninklijk Gesticht van Mesen onder de voogdij van de Minister van Landsverdediging. De vele kontakten met openbare instellingen en besturen leverden geen oplossing tot verkoop. De aankoopprijs, het onderhoud en de restauratie bleken steeds een struikelblok te zijn. Bovendien speelde het Gewestplan (KB 30/5/78) een belangrijke, zeg maar negatieve rol, door het geheel de bestemming van 'parkzone' te geven. Hierdoor onderging het domein een belangrijke economische minwaarde, 'planschade' genoemd. Bebouwing of verkaveling werd onmogelijk. Men ontrok het ganse domein uit de handel met gevolg: verwaarlozing en verkrotting. Nu begon een tientallen-jaren-durend steekspel tussen enerzijds de gemeente Lede, die het domein zag als 'parkzone', en anderzijds de Stichting, die het prachtige domein als 'bouwzone' bestempelde. Men kwam in al die jaren nooit tot een overeenkomst, spijts alle intense inspanningen, onderhandelingen en actiegroepen. Koninklijke Besluiten klasseerden het domein, rechters declasseerden het gebouw wegens procedurefouten, verkavelingsplannen rolden al van de tekentafels. Het uiteindelijk behaalde resultaat na 30 jaar : … een schandelijke puinhoop.
14
Aankoop door de gemeente Lede - 1999 In 1996 kwam een nieuwe opening tot dialoog tussen de Stichting en het Gemeentebestuur. Bij een gunstig schattingsverslag kwam het licht op groen te staan. Er werden akkoorden gevormd tussen de gemeente Lede, de Stichting en de Vlaamse Gemeenschap mits het aanvaarden van een gesteld compromis van de verschillende partijen. Op 20 januari 1999 hebben de Vlaamse Gemeenschap en de Koninklijke Stichting een akkoord bereikt waardoor Lede het domein, park en gebouwencomplex, kon aankopen. Bij de Gemeenteraadzitting van 8 juli 1999 werd de princiepbeslissing genomen tot aankoop van het domein voor de som van 25 miljoen frank. (619.734 €) Op 6 oktober 1999 werd in de raadzaal van het gemeentehuis te Lede de verkoop van het domein gesloten. De akte van verkoop werd verleden door Jean-Claude Buys, notaris te Lede, handelend voor de gemeente Lede en door Patrick Moyersoen, notaris te Aalst, handelend voor de Commissie tot beheer van het Koninklijk Gesticht van Mesen.
De laatste markies van Lede, Emmanuel Ferdinand de Bette, liet in 1749 het huidige markizaatkasteel herrijzen in een groene oase van bomen en vijvers. De voorgevel werd bekroond met een driehoekig fronton met het wapenschild van de Bettes, geflankeerd door twee majestueuze leeuwenbeelden … dat was 250 jaar geleden. 15
BIBLIOGRAFIE JOHAN BEUN, Ken uw Dorp - Jaarboek Heemschut-Lede nr.21 blz. 5-19 JEAN-CLAUDE BUYS, Ken uw Dorp - Jaarboek Heemschut nr. 15 blz. 3-11 KAREL DE CLERCK, ELS CLAUS, Ken uw Dorp Jaarboek nr.21 blz. 22-100 ANDRE DE GRAUWE, Open Monumentendag 1999 - Lede blz. 18-24 ANDRE DE GRAUWE, Ken uw Dorp - Jaarboek Heemschut nr. 26 blz. 55-67
FOTOGRAFIE ANDRE DE GRAUWE HEEMSCHUT-LEDE 1994 nr.21 - 1999 nr.26 - 2005 nr.32 KGM-IRM
COLOFON Auteur en samensteller : Uitgave : Verantw. Uitgever :
Hubert Topke Culturele Raad Gemeente Lede Hubert Topke, voorzitter Culturele Raad
D / 2007 / 8592 / 3
16
Om de periode 1919 tot 1999, ' Mesen in Lede, een verhaal van 80 jaar ' beter te begrijpen, kunnen wij u deze brochure, uitgegeven door de Culturele Raad van de gemeente Lede, ten zeerste aanbevelen.
17