IV De eendenkooi van Meetkerke, een 500 jaar oud verhaal
Cursustekst Arnout Zwaenepoel, april 2010 In bijlage het integrale artikel ‘Eendenkooien in Vlaanderen: verborgen, meestal verdwenen en bijna vergeten’ van André Verstraeten, Désiré Karelse en Arnout Zwaenepoel (2008).
Aalscholvers en reigers: 1914-1918: aantal broedparen aalscholvers sterk toegenomen 1940: 100 nesten (verhouding aalscholvers/reigers niet gekend) 1943: 127 aalscholver- en 65 blauwe reigernesten 1944: strategische overstromingen: aalscholvers nestelen overal in overstroomd gebied op zowat 1 km rond het kooibos (vroeger nooit gebeurd) 1945: aalscholvers verlaten Meetkerke als broedplaats; 350 nesten blauwe reiger 1946: bomen kooibos zijn verdronken door inundaties; blauwe reigers nemen sterk in aantal af; exact aantal is niet gekend 1950: 17 nesten blauwe reiger; 14 koppels 1951: 25 nesten blauwe reiger; 25 koppels 1953: 35 nesten blauwe reiger; 15 koppel 1954: 35 nesten blauwe reiger; 18-20 koppel 1955: 100 nesten blauwe reiger 1961: 50 nesten blauwe reiger 1964: 25 koppel blauwe reiger en 8 koppel aalscholver 1965: 30 koppel blauwe reiger en 8 koppel aalscholver 1966: 20 nesten; 14 koppel blauwe reiger 1980: 81 koppel blauwe reiger; aalscholvers aanwezig maar aantal onbekend 1987: 13 koppel blauwe reiger 1992: 2 koppel blauwe reiger 1994: 4 koppel blauwe reiger
1995: 50 koppel blauwe reiger 1997: 20 koppel blauwe reiger; 8 koppel aalscholver 1998: 15-22 koppel aalscholver 1999: 21 koppel blauwe reiger; 28-29 koppel aalscholver 2000: 22 koppel blauwe reiger; 38 koppel aalscholver 2001: 22 koppel blauwe reiger; 69 koppel aalscholver 2002: 67 koppel aalscholver
Zoogdieren in het kooibos: Bunzing, haas, konijn, vos (1993-1995) Vleermuizen? Otter: waarneming jaren ’60 (Daniël Taecke)
Ringen in de eendenkooi: gegevens uit Rodts (1984) 1956: graaf Leon Lippens neemt kooi in huur voor 9 jaar André Rodts (eersten conservator Blankaart) helpt mee met Lippens Okt 1956-febr 1962: 5729 eenden van 7 verschillende soorten: wilde eend (>90%), wintertaling (2%), zomertaling,smient, slobeend, pijlstaart, … Foto van André Rodts met kooiman Medard d’ Haene in de eendenkooi van Meetkerke in artikel van Rodts (1984) Kooi van Meetkerke had vier vangpijpen; Lippens laat er een vijfde bijmaken die echter niet goed werkt Lippens laat kooiplas uitdiepen en gebruikt aarde om eiland te maken; werkt nadelig; de eenden op het eiland komen minder gemakkelijk naar de vangpijp Tekening van eendenkooi Meetkerke in zelfde artikel Rodts (1984) + details vangpijp Foto van vangpijp en rietvlaken in artikel Rodts (1984) Hond in Meetkerke wordt gedwongen te springen over een laag, circa 80 cm hoog, scherm (kniescherm) tussen de rietvlaken; dat is niet overal zo. Kniescherm maakt ook dat kooiman sneller ongezien kan terugkeren naar het begin van de vangpijp. Volgens Verstraeten en Karelse bestonden de knieschermen alleen in Bornem. Rodts (1984) beschrijft ze ook van Meetkerke! Dat is wellicht
geïnspireerd op Bornem, want Lippens ging Bornem bezoeken voor hij zelf aan het ringen ging in Meetkerke. In Meetkerke zijn twee loopbruggen aanwezig voor de hond; dat is ook niet overal zo. Behoort niet tot het oorspronkelijke vangpijptype, maar is naar Nederlands model één van de vernieuwingen.
Eendenkooi van Meetkerke: info uit Karelse (2003) Karelse: Nederlandse eendenkooispecialist 1525 wordt als mogelijke ontstaansdatum opgegeven, maar Karelse zegt er niet (duidelijk) bij dat de vermelding op dat moment nog niet op een kooi slaat maar op een swanerie en voghelrie; is toch niet per se hetzelfde als een kooi. Pollet (1934) beweert dat hier de zwanen voor Brugge gekweekt werden. Dit is dus niet per se een eendenkooi! Voghelrij slaat op het recht vogels te vangen. Dit is een typisch middeleeuws ‘leen’ dat ook niet per se op eenden of eenden alleen sloeg: het was een soort jachtrecht op vogels in het algemeen en is dus niet per se een bewijs voor een eendenkooi. Reeks toponiemen van 1525 tot 2003: zwanerie, voghelrije, l’oisellerie, de coeye, vogelkoye, vrye haendecoye, kooizwin, koeyswin, d’Haende kooije, kooylanden, eendvogelkooi, canardière, aandekooibeke, aandekooibosch, kooi, kooidreve Kooi is steeds eigendom van adellijke familie; langst in bezit van Van Outryve d’Ydewalle: 600 ha 1957: grondige heraanleg van kooi door Lippens op basis van bezoek aan Bornem en twee Nederlandse kooien en Engels inspiratieboek over eendenkooien: herstel is dus niet origineel, maar beoogt werkbare ringplaats. Elementen als rogge-ei-model, plasgrootte, bosgrootte zijn wellicht wel origineel. Ijzeren beugels en beton zeker niet origineel. Rietvlaken en overspanning, hondenloopbrug twijfelachtig origineel. Vijfde vangpijp zeker niet origineel. Karelse benadrukt misschien te sterk dat de Meetkerkse eendenkooi de enige is die het Nederlandse model van vangpijpen heeft. Dit komt uit zijn tekst eerder als een kwaliteit naar voor die dient gerespecteerd te worden, terwijl een andere invalshoek kan zijn: dit is vermoedelijk geen origineel herstel! Karelse brengt zelf eerste bezoek in 1995. Geen kooihut, maar wel jachthut (voor schieten eenden) aanwezig 1933-1939: Lippens ringt 566 jonge aalscholvers en 1000-tal blauwe reigers 1936-1966: 17347 eenden geringd door Lippens (en Rodts) Terugmeldingen: weinig standvogels; afkomstig uit noord- en oost-Europa 1500-2000 tot 4000 eenden op de kooiplas naargelang seizoen Geen vangstcijfers bekend van eendenkooitijd en kooimannen ZW-pijp was beste
Kooibos: 3,5-4 ha groot; minstens 250 jaar oud; misschien meer? Eik, populier, wilg, es, (els, beuk); hop, vlier, brandnetel; rabattenstructuur; herplant na inundaties van WOII; ondergroei van meelbes, zwarte els, liguster, vlier, hondsdraf, kleefkruid, brandnetel, smeerwortel, gele lis, hondsdraf, ruw walstro, wilde bertram, stinkende gouwe; nauwelijks knotbomen aanwezig Visgegevens onbekend; normaal niet veel vis op kooiplas wegens eenden Kooi Meetkerke is zomerkooi: hoogste vangsten vóór 1 november; toch ook als winterkooi waarschijnlijk niet slecht gezien de grote vangsten op wintertaling Teenhout aanwezig voor opbouw vangpijpen
Eendenkooi van Meetkerke: info uit Verstraeten et al. (2008) 1525: zwanerie du mour de Meetkerke, swanerije, voghelrije 1545: eerste echte kooivermelding: De Coeye 1750: heraanleg naar Nederlands model? (< literatuur: Lippens 1957) Kooivijver: 0,75 ha Kooidreve naar Meetkerke dorp Hostee (gebouwd in 1952) bij de kooi maakt kooihuisje overbodig; voorheen stond het huis van de kooiman vlakbij 1953: kooiman Demen oom: schoor zeer veel otters; voorzag heel de familie van ottermutsen 1953: d’Aandenkooi Medard d’Haene was de laatste kooiman; was ook boer; had 150 staleenden; eerst kleine kooihond, later Duitse herder 1957: oeverversteviging met betonplaten 1964: kooi in gebruik genomen voor de jacht met het geweer 2002: aankoop door ANB 2008: herstel van één vangpijp door VLM natuurinrichtingsproject
Recente terreinwaarnemingen: Tijdens de BWK-kartering van 1998 werd vastgesteld dat er nog steeds grienden aanwezig zijn. Die vertonen het typische patroon van 19de en 20ste-eeuwse mandenmakerswilgen van Klein-Brabant, met Katwilg (Salix viminalis), Duitse dot (Salix x dasyclados), Kat- x Amandelwilg (Salix x mollissima var.undulata), …. Dat doet vermoeden dat de wilgen meegebracht zijn door Lippens bij zijn bezoek
aan Bornem. De kooi van Bornem had veel vlechtwerk en Lippens (alsook zijn companen eigenaars van de kooi van Merkem) gingen samen Bornem en twee Nederlandse kooien gaan bezoeken voor ze aan hun ringwerk in Meetkerke en Merkem begonnen. Het is best mogelijk dat de Nederlandse vormgeving van de kooi van Meetkerke aan dat bezoek te wijten is en dat ze daarvoor nog het uitzicht van een traditionele Vlaamse kooi had. We weten niet hoe zwaar Lippens’ verwijzing naar 1750 (Noord-Brabantse invloed) weegt.
Literatuur: Karelse, D. (2003). Advies herinrichting eendenkooi Meetkerke. I.o.v. De Vlaamse Landmaatschappij, afdeling Brugge, 35 p. Rodts, A. (1984). Achter de schermen van de eendenkooi. Wielewaal jg 50: 417-433. (artikel als bijlage) Verheyen, R.F. (1966).Het voorkomen van de blauwe reiger, Ardea cinerea cinerea (L.) in België, en de evolutie van de reigerstand in die landen welke de Belgische populatie kunnen beïnvloeden. Giervalk 56/4: 374-403. Verstraete, A., Karelse, D. & Zwaenepoel, A. (2008). Eendenkooien in Vlaanderen: verborgen, meestal verdwenen en bijna vergeten. Monumenten, landschappen en archeologie 27/5: 33-72. (artikel als bijlage)