Melodie van een eiland
Colofon ISBN: 978 90 8954 574 9 1e druk 2013 © 2013, Jaap Kooistra
Exemplaren zijn te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgeverij: Uitgeverij Elikser Ossekop 4 8911 LE Leeuwarden www.elikser.nl Foto auteur: Anna de Boer Foto omslag: Caroline Castendijk Vormgeving omslag en binnenwerk: Evelien Veenstra Alle personages die in deze roman aan het woord komen en alle voorvallen en gebeurtenissen zijn ontsproten aan de verbeelding van de auteur, uitgezonderd Dutch.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op wat voor wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgeverij. This book may not be reproduced by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the author and the publisher.
Melodie van een eiland Jaap Kooistra
5
Liefde aan Zee U kunt de videoclip en de song bekijken en beluisteren op youtube: Melodie aan zee - Jaap Kooistra (zowel in het Nederlands als in het Fries)
Voor Anna de Boer, mijn vrouw en maatje
1 VERA De trappers bewegen als vanzelfsprekend op en neer in een monotoon ritme. Het bewegingspatroon is geautomatiseerd. Als een auto met cruisecontrol geven de benen duin-op een beetje meer druk, net als de vingers op de toetsen van mijn piano onder het spelen van een thema uit De vier jaargetijden van Vivaldi, een adagio van Albinoni of een andere componist uit de barok. Bij muziek uit deze periode is immers sprake van een consistent metrum, een natuurlijke cadans waarbij een hardere touch tijdens een fortissimo geen invloed heeft op het consequent kabbelende tempo. Het gevoel van fietsritme gerelateerd aan muziek heb ik voor het eerst ervaren tijdens het neuriënd oefenen van Bachs Kommt ihr Töchter. Toeren over de schelpenpaden, de trappers op en neer laten gaan op de eerste tel van de maat, heerlijk. Vreemd eigenlijk: toen ik drie was, vond ik fietsen een ramp. ‘Dat komt omdat jouw coördinatie te wensen overlaat,’ mopperde mijn vader. Wist ik veel. Hij was op-en-top sportman, ik was een dromer die binnen speelde. Nu gaat het vanzelf. Ik kijk om me heen en geniet. De zilvermeeuwen spelen een wild spel met donkergevleugelde mantelmeeuwen. Een biddende buizerd trilt hoog boven de Arctische cranberrystruiken en spiedt met scherpe blik naar een spitsmuis of woelmuis. Kwetterende scholeksters hebben het strand verlaten, badderen bij een duinmeertje en schrikken als hazen ineens voorbij sprinten. Verderop boven de naaldbomen vliegt majestueus een bruine kiekendief; een groepje elegante reeën graast op de rand van bos en dopheide.
9
Het helmgras met hier en daar een wilde orchidee buigt als een groep trainende turners soepel met de wind mee. Dagvlinders fladderen rond. Ik hoor het ruisen van de Noordzeegolven, af en toe onderbroken door het aanhoudende geroffel van de bonte specht. Op Terschelling heb ik geleerd niet alleen te kijken en te horen maar ook daadwerkelijk te zien en te luisteren. De hoeveelheid zintuiglijke informatie is bijna onverwerkbaar, de noodzaak is er niet, de bewustwording van een deel van wat hier leeft en groeit is voldoende. Dit eiland is yoga voor overspannen zenuwen, is mediator voor bijna-gestrande relaties, relativeert alles waar we ons dagelijks zo druk over maken. Moet ik glimlachen? Ja, ik voel me licht als een veertje, ben een beetje verliefd op alles om me heen. Deze natuur raakt me, maakt me blijmoedig, inspireert. *** Vroeg in de middag was ik vertrokken. Ik wou een paar uurtjes fietsen voordat ik mijn vriendinnen in paviljoen De Walvis aan het groene strand zou ontmoeten voor de traditionele vrijdagborrel. Ons huis aan de Burgemeester Van Heusdenweg in WestTerschelling is schitterend gelegen boven Dellewal, de natuurlijke passantenhaven van Terschelling. Vandaar fietste ik richting Halfweg, was linksaf geslagen en via de Duinweg bij de campings richting Midsland-Noord gefietst. Vóór dit dorpje had ik het pad naar West aan Zee gekozen. Ik nader paal 8, kijk op mijn horloge en zie dat er voldoende tijd is om nog wat te luieren in een duinpan. Het is de eerste vakantieweek en dus is het redelijk druk. Ik leg mijn fiets neer en loop door de duinen totdat ik een ideaal plekje zie. Dat betekent: in de zon, uit de wind en omdat hier geen pad langs loopt, privacy. Ik
10
drapeer een handdoek in het fijnkorrelige zand en strek me uit. Mijn handen gaan in slow motion over mijn lichaam en strelen mijn warme huid. Ik trek de rok tot mijn liezen omhoog, knoop mijn bloes los en laat de zon zijn werk doen. Ik behoor tot de categorie zonaanbidders, ben talloze keren door mijn vriendinnen gewaarschuwd dat zoiets gevaarlijk is en ze hebben zelfs krantenartikelen over huidkanker voor me meegenomen. Lief natuurlijk en dus let ik beter op tijdsduur en ga vaker van buik naar rug, maar zo eng wit ben ik nou ook weer niet. Mijn huid is een ietsje bruinachtig, ook in de winter, dus vuurrood word ik zelden of nooit. Hoog boven me stoeien wattige wolken in een indrukwekkend blauw decor, soms in een cumulusvorm, vast omrand, soms aquarelachtig uiteenvloeiend. Boven de wolken zijn er flarden witgrijs die naar het zich laat aanzien tegen de windrichting in drijven, terug in de tijd, terug naar de oorsprong misschien. Ik voel dat een weldadige loomheid als een deken over mijn lijf wordt gedrapeerd. En dan zweef ik met die witgrijze flarden mee, terug in de tijd.
11
2 VERA en WESSEL Ik was die dag nog wat slaperig maar fietste haastig naar mijn huisarts. Amsterdam was al een paar uurtjes wakker. Het was al vreselijk druk. Vanaf de flat in Buitenveldert reed ik ongeconcentreerd, snel en slingerend richting Amsterdamse Bos. Gierende banden en een schreeuwende chauffeur brachten me terug in de werkelijkheid waarbij ik tot mijn schrik zag dat ik in een verkeerde straat stond: te ver gereden…rechtsomkeert naar de praktijk van dokter Van Buren. Ik hoefde nauwelijks te wachten. ‘Ja?,’ stamelde ik… ‘Ja?’ ‘Ja!,’ lachte de arts. ‘Je bent in blijde verwachting.’ Als een gek was ik naar de B.M.S., de Buitenveldertse Montessori School van Wessel aan de Sandenburch geracet. Hij stond nerveus rondkijkend voor het raam in zijn lokaal, zag me en holde als een dolle door de gang en vloog mij om de hals. ‘Ik zie het, ik zie het aan je lachende ogen, we zijn in verwachting, een jongen!’ ‘Ik ben in verwachting en wij krijgen hopelijk een gezonde baby, meer weet ik nog niet. En nu terug naar je lokaal want er hangen twintig leerlingen joelend uit het raam.’ Hij was als een dartel veulen, springend over virtuele horden, door hal en gang gegaloppeerd, terug naar zijn klas. *** Ik had Wessel ontmoet op het laatste schoolfeest van de Pedagogische Academie in Leeuwarden. Hij hing half verscho-
12
len achter vele laarzen bier met zijn boezemvrienden rond een tafeltje. Ik danste samen met een paar vriendinnen op harde housemuziek. ‘Veel te luid,’ vonden de docenten. Toen was een van de vier jongens met ons mee gaan doen, kronkelend over, tegen en naast elkaar, ritmisch klappend, zo nu en dan kreten slakend. Ten slotte had hij ons meegenomen naar zijn vrienden en hen lallend aan ons voorgesteld. Eigenlijk was dat niet noodzakelijk, want het viertal dat zich in het Fries ‘Dy Fjouwer’- ‘Die Vier’- noemde, was bekend en berucht. De meesten van ons vonden het maar een klef, een studentikoos en arrogant stelletje lefgozers die overdreven veel met elkaar optrokken. ‘Dit is Jurre,’ zei onze lenige mover. Hij had op een magere, dromerig uit zijn ogen kijkende jongen gewezen. ‘Jurre is meer een expressieve kunstenmaker dan schoolmeester, het type goedmoedige lobbes, maar zijn laatste tien procent zijn van onvervalste Friese stijfkoppigheid.’ Vervolgens wees hij op een grote roodgekuifde, blozende kerel. ‘Dit is Alex, onze flamboyante sjacheraar, een enigszins pedante pragmatische handelsman: hij koopt en verkoopt alles wat los en vast zit. Zijn adagium: geen gezeik, ik handel me rijk. De man die nu probeert op de tafel te gaan staan, en dat doet ie na een glas of tien bij ieder feest, is Wessel, bijgenaamd het Duracellkonijn. Hij is onze enige echte ADHD-er, manisch maar slechts zelden depressief voorzover wij weten. Hij is eigenlijk de enige echte leraar van deze groep. Hem in ogenschouw nemend zou je dat misschien niet zeggen, maar hij is fantastisch voor de klas.’ ‘En last but not least,’schreeuwde Alex, ‘deze knappe, uitdagende krullenbol die nu zo lekker aan het overdrijven is, noemen we Sven, alias Popeye, onze zeilfanaat. Geeft liever zeilles aan geile wijven dan taal en rekenen aan basisschoolkinderen. ’t Is een beroepsspijbelaar en kopieerder van door ons gemaakte werkstuk-
13
ken, romanticus met enige vrouwelijke eigenschappen waardoor de meeste meiden als een blok voor hem vallen. Hij is helaas nonchalant en oppervlakkig tijdens onze discussies; diepgang heeft hij alleen maar met het zeilen op zee.’ ‘Ouwehoer,’ mompelde Jurre. Sven had me thuis gebracht, ook niet meer dan dat. Toen hij halfdronken maar onverwacht spitsvondig aangaf dat hij scherp aan de wind met mij wilde zeilen en dat zeilers het met de mast omhoog doen, had ik begripvol glimlachend maar resoluut geantwoord dat ik echt alleen onder zeil zou gaan. Een paar dagen later werd er een bos bloemen bezorgd. ‘Ik wil je ook mijn andere kant laten zien,’ stond er op het kaartje. ‘Morgen lunchen? Ben om twaalf uur bij de Walrus. Ik zie wel of je komt, Wessel.’ Wessel ontving me met alle egards, hing mijn jas op, was belangstellend, humoristisch en had heerlijke pretogen in een open gezicht. Bij hem was het onstuimige liefde op het eerste gezicht. Bij mij duurde het wat langer. De vier jongens hielden zich aan hun commitment. Ooit, tijdens het begin van hun blijkbaar onlosmakelijke vriendschap, hadden ze afgesproken samen de wereld buiten Friesland te verkennen. Dus solliciteerden ze alle vier in de door hen gekozen regio Amsterdam. Sven kreeg een baan aan een basisschool in Almere, Jurre werd benoemd in Amstelveen, Alex en Wessel kregen een job in onze hoofdstad. Wessel en ik zagen elkaar zo nu en dan in de weekends, want ik was aan een basisschool in Leeuwarden benoemd. Na een jaar was ik zeker van mezelf en trouwden we. Ik ging bij Wessel inwonen, zei mijn baan op, deed toelatingsexamen op het conservatorium in Amsterdam en wonder boven wonder kwam ik dankzij technische vaardigheid en een absoluut gehoor door de ballotage.
14
Onze huisarts had nu aan alle onduidelijkheid van verschillende elkaar tegensprekende proefjes een einde gemaakt door te zeggen dat ik in verwachting was. *** Wessel kwam laat thuis. Het toetje was net achter de kiezen toen hij brallend binnenstapte en zich meteen verontschuldigde. Hij had het hele team meegenomen naar de stamkroeg waar hij het ene na het andere rondje aanbood terwijl hij zijn naam als ADHD-er alle eer aandeed door op de gereserveerde tafel luidkeels Zij gelooft in mij te zingen. Toen de boosheid verdwenen was, hebben we gevrijd. Wessel hartstochtelijk en koortsachtig: als een octopus had hij mij verstrengeld door middel van, naar het voelde, talloze armen en benen. Wellustig en gepassioneerd bewoog en schreeuwde hij als een wildeman. Ik had door het lezen van de Esta, Linda en talrijke andere bladen allang begrepen dat ik seks afstandelijker beleef, minder behoefte heb dan de meeste vrouwen van mijn leeftijd. De intimiteit, het versmolten zijn met elkaar, vind ik weldadig en maakt me supergelukkig. Het vrijen voelt lekker, maar ik beleef het samenzijn niet met ultieme hartstocht. Wessel anticipeerde liefdevol op mijn gevoelens en accepteerde mijn enigszins afstandelijke beleving van het ultieme samenzijn. Hij was begripvol ten aanzien van mijn passieve houding en nam iedere keer opnieuw het initiatief. Soms fijngevoelig, bleef het bij subtiele sensuele massages, soms humoristisch, wanneer hij op zondagavond opgetogen bij Ajax vandaan kwam. ‘Een overrompelende aanval over de vleugels,’ juichte hij dan en gleed vervolgens met zijn warme handen onder mijn beha, over mijn linker-, over mijn rechterborst ... ‘een subtiele voetbeweging van de centrale middenvelder’ en hij nam
15
mijn tepels tussen duim en wijsvinger… ‘een splijtende pass door het midden,’ waarna gretige handen mijn buik streelden… ‘fantastische naar binnen draaiende voorzet in het doelgebied,’ waarbij fijngevoelige vingers krulbewegingen in het schaamhaar maakten. ‘Jammer, aanval afgeslagen!’ En zo kon dat, tenminste als Ajax gewonnen had, nog wel een poosje doorgaan. Hij moest dan behoorlijk gedronken hebben want na het vrijen viel hij als een blok in slaap. *** Zou moeder thuis zijn? Eerder op de dag had ik haar niet te pakken gekregen. Ik kon het nog eens proberen want het was nog vroeg in de avond. ‘Lysbeth.’ ‘Met mij, moeder.’ ‘Hoi Vera, hoe is het ermee?’ ‘Prima moeder, ik heb groot…’ ‘Wat zeg je schat, ik heb bezoek. Cees is bij me, je weet wel, je oude pianoleraar. Hij komt regelmatig even langs en dat vind ik prettig.’ Geïrriteerd schud ik mijn hoofd. ‘Dat geeft toch niet, ik bedoel ik heb groot nieuws.’ ‘Vera morgen rond koffietijd, als je dan weer belt hebben we tijd om bij te praten. Zeg ik hang op hoor, Cees zet de koffie op tafel, en…’ Ik beëindigde het gesprek abrupt. Het duurde een poos voordat ik me weer blij voelde. Ik wist niet wat de meeste pijn veroorzaakte, het feit dat ze geen tijd voor me had, zelfs niet reageerde op ‘groot nieuws,’ of het feit dat Cees weer bij haar was. Moeder Lysbeth…Cees…vroeger…
16
3 LYSBETH Als moeder kwaad was, kruiste zij haar armen, plooiden haar lippen zich tot strepen en zakte de bril streng tot halverwege de neus. De sproeten sprongen uit haar doorzichtige huid en het rossige haar kreeg een rode gloed. ‘Je bent laat, waar kom je vandaan? Snel je handen wassen, je omkleden en naar meneer Van Willigen.’ Cees van Willigen was een hele poos geleden in ons dorp komen wonen. ‘Import’ werd er meesmuilend gezegd, maar toen bleek dat hij piano speelde, creatief was en spoedig het gemengd koor leidde op een amicale en deskundige wijze en bovendien de muzikale leiding op zich nam bij allerlei dorpsfeesten, was hij snel opgenomen in de kleine, hechte gemeenschap. De directeur van de basisschool had met instemming van de ouderraad en het dorp hem gevraagd of hij een uurtje in de week muziekles wilde geven aan de groepen drie tot en met acht. Tijdens die lessen was hij lovend over mijn muzikaliteit en nodigde hij me uit voor pianolessen bij hem thuis. Na goedvinden van mijn ouders speelde ik op negenjarige leeftijd de eerste toonladders. Drie jaar later zat ik in de laatste klas en zou na de vakantie naar het voortgezet onderwijs gaan. ‘Tijd voor een andere school,’ had hij gezegd, ‘misschien moet ik zo eerlijk zijn je voor te stellen ook naar een andere muziekleraar te gaan, een goede kennis van me in de stad, docent aan het conservatorium. Ik ben een doodgewone amateur en kan jouw talent niet voldoende ontwikkelen, zeg dat maar tegen je ouders.’ Moeder was resoluut in haar afwijzing, beducht voor alles onder en boven de dorpswet: doe maar gewoon, steek vooral je hoofd
17
niet boven het maaiveld uit. Uitblinken wekt jaloezie, leidt tot dorpsroddel en dat moet je voorkomen. Datzelfde had ze tegen meneer Tuininga gezegd, de directeur van de basisschool die het gymnasium als vervolgopleiding adviseerde. ‘Mijn dochter als enige in het dorp naar die rijkeluischool? Wat zullen de mensen in hun vuistje lachen als ze in de brugklas doubleert! Meester, kwaadsprekerij valt moeilijk te beteugelen maar laat zich gemakkelijk voeden. Bij Van der Meulen hebben ze het hoog in de bol, zullen ze zeggen en meester kent toch ook het verhaal van Icarus?’ Vader had geluisterd. Moeder bestuurde en controleerde ons reilen en zeilen. Toezicht en matiging resulterend in gelijkmatig gedrag zonder uitspattingen. Ze had last van angst voor tegenslagen, angst voor het dorp waar ze was geboren: het dorp dat haar ooit had beschimpt omdat ze onverwacht snel zwanger werd waardoor er een donkere schaduw lag op een overhaaste trouwdag. Mijn jeugd werd gemodelleerd tegen het decor van een oordeelvormend dorp. Natuurlijk was ze blij als ik optrad op de schoolavonden, maar ze toonde het niet omdat uitbundigheid uitgelegd zou kunnen worden als eigenwijsheid en dan ging ze in de winkel en kroeg over de tong. Je conformeren aan het doen en laten in het dorp gold ook voor de kleding die ik droeg. Ook ver na de basisschool zou ’s maandags het stapeltje schone kleren, zorgvuldig door haar uitgezocht, op mijn nachtkastje liggen. Haar dominantie werd door ons niet als ergerlijk ervaren; het was eerder vertrouwenwekkend en vanzelfsprekend, waarbij het evident was dat er over vanzelfsprekendheid moeilijk te discussiëren valt. Vaste patronen gaven een gevoel van veiligheid. Haar onverbloemdheid kende een zekere mate van ingetogen liefde en onvoorwaardelijke zorgzaamheid. Het huis was haar
18
territorium, een huis van harde werkers, een huis waar acceptatie de basis vormde van harmonie. Later zou Wessel na de eerste kennismaking lachend opmerken dat hij haar een doelgerichte spits vond die voorzetten van de medespelers verwacht die allemaal in haar dienst moeten spelen. Vader was mijn vriend en ik zijn oogappel, maar dat lag als enig kind ook niet zo ingewikkeld natuurlijk. Een vriendelijke rustige man, een rond, blozend gezicht met een brede hoekige kaaklijn en een grijze, kortgeknipte baard waar moeder aanvankelijk niet zo blij mee was, helderblauwe, zachtaardige ogen die vanaf de ooghoeken bij de neus een beetje schuin naar beneden liepen waardoor zijn gezicht soms iets triestigs kreeg. Maar dat was slechts schijn want triest heb ik hem nooit gezien. Hij straalde vrolijkheid en bovenal charme uit, voelde zich zelden gekwetst en accepteerde, zoals hij het noemde, de beperkingen thuis. Hij kon zijn daadkracht en ambitie tentoonspreiden als ploegbaas op het werk in de fabriek, zijn innemendheid als voorzitter van de vereniging Dorpsbelang en bij allerlei vrijwilligerswerk tijdens feesten en andere activiteiten in het dorp. Er waren feesten die soms uit de hand liepen, ook bij hem, maar bij de eerste tekenen van naderend dronkenschap koos hij het hazenpad richting thuisfront. Ik pakte elk moment om bij hem te kunnen zijn met beide handen aan. Samen in de tuin gras maaiend, spittend en snoeiend kwam zijn humor boven als moeder vanuit het huis aanwijzingen riep. ‘Jouw moeder is een prima mens maar er manifesteren zich kleine onvolkomenheden in haar karakter die niet operabel zijn.’ Tijdens de discussie over het gymnasium had hij zich stilgehouden omdat, naar hij me later uitlegde, hij het verstandig vond dat ik tijd overhield voor leuke hobby’s. Ook tijdens het bezoek van de pianoleraar had hij aanvankelijk rustig moeders beslissing aangehoord, daarna had hij doelgericht het woord genomen.
19
‘Cees,’ had hij gezegd, ‘wanneer past het jou met Vera en mij naar de stad te gaan? Wij willen kennismaken met de nieuwe leraar en ik wil met jouw hulp een piano voor haar kopen.’ Zijn mening slingerde als een tornado door de muisstille kamer, zijn houding duidde op onverzettelijkheid waardoor moeders mond, klaar voor een weerwoord, zich berustend sloot toen hij ‘Nee Lysbeth!’ zei. Een knipoog bezegelde zijn genegenheid en onze verbondenheid. Achteraf bleek dat hij vanaf de eerste pianoles alle maanden geld opzij had gelegd. Na de basisschool veranderde er weinig. Wat de lesstof betreft had ik het niet moeilijk op de havo, met alle andere onderdelen van het schoolgaan wel: door mijn onzekerheid, mijn ouderwetse kleding en verlegenheid werd ik gepest. Vanaf klas een tot en met vijf heerste er in alle klassen een bepaalde hiërarchie: de top bepaalde de sfeer, de pesterijen sijpelden venijnig naar de onderste laag van de piramide. Tijdens feestavonden bleef ik thuis, op het plein hoorde ik er niet bij en werd volledig genegeerd; in de klas was ik stomverbaasd over de brutaliteit tegen de leraren en de vrijmoedigheid waarmee men in het bijzijn van de hele klas over seks praatte, iets wat bijna iedereen al had beleefd…ik was niet aan de pil. In het dorp was het veilig en gezellig en ging ik graag op stap met een groepje vrienden en vriendinnen van mijn korfbalteam. Bovendien zat ik dagelijks minimaal een uur achter de piano; de steeds moeilijker wordende etudes en sonates oefenend voor een laaiend enthousiaste leraar die mij adviseerde naar het conservatorium te gaan. Ik bleek echt talent te hebben dankzij soepele lenige vingers, een absoluut gehoor en het vermogen een nocturne na een paar keer oefenen vlekkeloos uit mijn hoofd te kunnen spelen. De piano werd mijn grootste vriend. ***
20