Meisjesbesnijdenis, de jeugdarts en gezondheidspreventie G.A. Nienhuis*
Inleiding Meisjesbesnijdenis als fenomeen is geen nieuwe trend, maar een oud Afrikaans traditioneel gebruik. Met de recente migratiestromen is meisjesbesnijdenis als een culturele traditie over de wereld verspreid geraakt, waaronder Nederland. Bepaalde Afrikaanse landen hangen de traditie al eeuwen aan, maar geven daar nauwelijks ruchtbaarheid aan. Voor andere of naburige landen is de traditie volstrekt onbekend. Bijvoorbeeld landen als SaoediArabi¨e, Turkije en Marokko kennen meisjesbesnijdenis niet. Westerse immigratielanden zien meisjesbesnijdenis als ongewenst; en publiciteit erover heeft hier tot veel beroering geleid. Westerlingen kunnen nauwelijks geloven dat er een vrouwelijke besnijdenisvariant bestaat. In landen van herkomst is de besnijdenis een voorwaarde voor het huwelijk en hangt voor vrouwen hun economisch bestaan af van deze verbintenis. Meisjes worden op jonge leeftijd, v´oo´ r de menstruatie begint, op verzoek van familieleden besneden. De primaire besnijdenisingreep valt voor velen tijdens de basisschoolleeftijd, maar is mede afhankelijk van de gezondheidssituatie, de financi¨ele middelen en leefomstandigheden. De besnijders zijn meestal vrouwen met een speciale positie in de samenleving. Zij doen de besnijdenissen naast hun functie als traditioneel vroedvrouw en verwerven hieruit een inkomen. Een besnijdenis kan op verschillende leeftijden en omstandigheden plaatsvinden en kent varianten in uitvoering. De besnijdenis kan van heel beperkt tot zeer uitgebreid zijn uitgevoerd. Operatief wordt een incisie gezet of delen van de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen weggesneden. Naar schattingen zijn 100 tot 140 miljoen vrouwen wereldwijd besneden en komen er jaarlijks twee miljoen meisjes bij. UNICEF spreekt in 2005 voor het eerst over drie miljoen meisjes en vrouwen per jaar. Dit wil niet direct
*
G.A. Nienhuis is senior preventiefunctionaris bij Pharos Kenniscentrum vluchtelingen en gezondheid in Utrecht. Zij werkt al jarenlang samen met de Somalische gemeenschap in Nederland ter voorkoming van meisjesbesnijdenis. Naast preventie verzorgt ze trainingen en lezingen. Zij is internationaal actief als bestuurslid van het Europees preventie netwerk tegen meisjesbesnijdenis: EuroNet-FGM.
PJG 26 / 65
Maart 2006
I 2.2-1
MEISJESBESNIJDENIS
zeggen dat de ingreep meer voorkomt, maar resultaten uit onderzoeken zich verfijnen. Voor traditionele aanhangers gaat de traditie door. Het laten besnijden van hun dochters kent een religieuze plicht en is hygi¨enisch. Het hoort, het gebeurt en een oud gebruik staat niet ter discussie. Zo is het eeuwenlang gegaan, traditie is traditie. Ze houden zich eraan vast, ondanks de tegengeluiden die nu in opkomst zijn. Aan de vanzelfsprekendheid wordt geknaagd en is langzaam aan het afbrokkelen. De schaamte, de traditionele opvatting, het taboe om openlijk over vrouwelijke genitali¨en te spreken, deze weg wordt heel langzaam geslecht. Vrouwen doorbreken het zwijgen en praten over de positie en de gezondheid van de vrouw, familieplanning en nemen indirect meisjesbesnijdenis daarin mee. Zij ondervinden tegenstand, passen hun strategie¨en wijselijk aan en gaan gestaag door met hun werk. Met deze werkwijze wordt in de landen van herkomst al decennia aan bewustwording gewerkt en gemeenschappen ge¨ınformeerd middels voorlichtingen en campagnes. Aan de veronderstellingen dat de besnijdenis goed is voor de gezondheid, dat het een religieuze verplichting kent en het Gods wil is als het fataal afloopt, wordt flink gemorreld. Een besnijdenis, zo blijkt, kan zeer schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de vrouw op korte en lange termijn. Meisjes kunnen aan acute complicaties overlijden en op volwassen leeftijd lijden veel vrouwen aan complicaties, afhankelijk van de besnijdenisvorm. Door informatie, educatie en communicatie worden de schaduwkanten van de besnijdenis zichtbaar en de gevaren voor de gezondheid . De huidige inzichten laten oude aannames wankelen. Voor velen, met name de goed opgeleiden, wordt duidelijk, dat meisjesbesnijdenis geen religieus voorschrift kent, medisch en hygi¨enisch niet noodzakelijk is en de rechten van het kind schaadt. Het meisje heeft geen stem en haar integriteit wordt geschonden. Met deze vaststellingen is de strijd tegen het fenomeen meisjesbesnijdenis van de grond gekomen en als een schadelijk traditionele praktijk (harmfull traditional practise) erkend. Invloedrijke internationale organisaties faciliteren de strijd tegen het fenomeen meisjesbesnijdenis. Zij streven naar volledige uitbanning en dat betekent niet de minste tolerantie voor welke ingreep dan ook. Het begin van de hiervoor genoemde ontwikkeling speelt zich buiten Nederland af. Daar komt in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw I 2.2-2
Maart 2006
PJG 26 / 66
MEISJESBESNIJDENIS
verandering in. Met de komst van migranten uit landen waar de besnijdenis wordt gepraktiseerd, komt de besnijdenis mee en nabij. Onder vluchtelingen uit de Hoorn van Afrika bevinden zich een groot aantal vrouwen uit praktiserende landen. De medische diensten in opvangcentra voor asielzoekers trekken aan de bel als ze bij Somalische vrouwen de meest ingrijpende besnijdenisvorm aantreffen. Voortschrijdend inzicht maakt Nederland bewust dat dit verschijnsel ook onder andere in ons land verblijvende migrantengroepen bekend is. Immigranten uit Ethiopi¨e, Eritrea en Egypte verblijven op dat moment al enige tijd in ons land. Men mag aannemen dat enkelen de besnijdenis bij hun dochters in ere hebben moeten houden. Wat wel of niet is gebeurd, daarover is weinig tot niets bekend. Ook uit oud koloniale tijden lijkt weinig kennis voorhanden. Indonesi¨e kent onder de moslimbevolking bijvoorbeeld een lichte besnijdenisvorm, die tot op heden lijkt te worden gepraktiseerd. In 1993 komt het tot beleidsvorming en Nederland verbiedt het besnijden van meisjes op haar grondgebied. Zij ziet meisjesbesnijdenis als een vorm van kindermishandeling. In de jaren die volgen spelen enkele incidenten en dat versterkt het vermoeden dat meisjes uit risicogroepen worden besneden. In Nederland lopen 14.000 meisjes het risico op een besnijdenis. In 2005 wordt de schatting van ten minste vijftig meisjes per jaar gemaakt, maar onduidelijk blijft waar de meisjes zijn, hoe ze worden besneden en in welk land ze worden besneden. Een complexe materie voor de jeugdgezondheidszorg, die de opdracht heeft een vroegtijdige interventie te plegen. Deze bijdrage behandelt: − de terminologie en de attitude; − migratiebewegingen; − de opvatting over meisjesbesnijdenis; − de leeftijden; − de WHO-typeringen; − de prevalentie aantallen; − de incidentie, toegespitst op Nederland; − de lichamelijke en psychische gevolgen van meisjesbesnijdenis; − samenhangende risicofactoren; − het beleid en implementatie in Nederland tot stand is gekomen; − het benutten van ieders kracht; − de strategie van de positieve benadering; De meeste Nederlandse ervaringen liggen bij voorlichting voor en door de Somalische gemeenschap in Nederland en andere migrantengroeperinge volgen. Door het kabinetsbeleid is de JGZ opgenomen in de aanpak meisPJG 26 / 67
Maart 2006
I 2.2-3
MEISJESBESNIJDENIS
jesbesnijdenis en breekt een nieuwe fase aan. Het gespreksprotocol meisjesbesnijdenis van de AJN vormt een belangrijk instrument bij de preventie van meisjesbesnijdenis. 1 Terminologie en attitude Er circuleren nogal wat termen rondom meisjesbesnijdenis. Nederland spreekt aanvankelijk over vrouwenbesnijdenis. Later wordt de term meisjesbesnijdenis aanbevolen, omdat het beleid gericht is op het beschermen van meisjes. In 2004 valt de keuze van de overheid op de term ‘Vrouwelijke genitale verminking’ (VGV). Deze term is een afleiding van de meest heersende Engelse term Female genital mutilation (FGM) oftewel FGM on girls. Female genital cutting (FGM/C) is de laatste jaren in opkomst; de combinatie FGM/C wordt steeds meer gezien. Het benadrukken van het mutilerend effect van meisjesbesnijdenis schept kaders voor het uitwerken van preventief beleid op meerdere fronten. De uitvoering van het beleid stelt aan professionals hoge eisen. Voor veel professionals is het thema nieuw en staan zij ver van het onderwerp af. Zij kunnen de zin van meisjesbesnijdenis van binnenuit niet begrijpen. In tegenstelling tot de insiders die vinden dat het een plicht is voor het leven op aarde. Bij de e´ e´ n raakt de besnijdenis aan eer en oprechtheid in geweten, de ander ziet geen waarde, maar een misvatting dat knaagt aan het geweten. Een dilemma in beleving, waarin zowel de e´ e´ n als de andere zich begrepen wil weten. Een sensitieve aanpak, de kwaliteit van het gesprek, de dialoog en attitude bepalen de bespreekbaarheid van het onderwerp. Voor dit hoofdstuk is gekozen voor neutrale, gangbare, laagdrempelige terminologie. Meisjesbesnijdenis als het minderjarigen betreft en vrouwenbesnijdenis als over volwassenen wordt gesproken. 2 Immigratie, emigratie en terugkeer Migrantengemeenschappen zijn een lange periode in beweging voor ze zich settelen. Meisjesbesnijdenis als traditie gaat met de diverse migratiestromen mee. Meisjesbesnijdenis is niet meer beperkt tot Afrika, maar heeft zich over de wereld verspreid. Tal van landen die onbekend zijn met meisjesbesnijdenis komen ermee in aanraking. Het fenomeen strekt zich in diaspora uit van Noord-Amerika tot Nieuw-Zeeland, van Australi¨e tot aan Europa. Migranten trekken over de wereld op zoek naar een veilig en beter bestaan. Binnen Afrika zijn om dezelfde redenen al jarenlang migratiebewegingen gaande vanwege politieke conflicten, oorlogen en armoede. Migranten uit
I 2.2-4
Maart 2006
PJG 26 / 68
MEISJESBESNIJDENIS
een Afrikaans land waar de besnijdenis wordt gepraktiseerd, zetten de traditie voort of nemen het zelfs over. Somali¨ers die in Kenia verblijven, houden zich vast aan de traditie. Bij Zuid-Soedanese vluchtelingen, die in Noord Soedan een nieuw leven proberen op te bouwen, wordt opgemerkt dat zij voor het eerst hun dochters laten besnijden. Zij streven naar sociale acceptatie en een besnijdenis maakt voor hun dochter een goed huwelijk mogelijk. Een voorbeeld van terugkeer zijn de Ethiopische joden, de Falasha’s, die naar hun moederland Isra¨el terugmigreren en de besnijdenis als traditie meenemen. Binnen Europa vinden eveneens migratiebewegingen plaats. Na een verblijf van jaren zijn veel Somalische families uit Scandinavische landen en uit Nederland naar Engeland vertrokken. Jongeren gaan met tegenzin mee en geven te kennen dat ze terug willen keren naar het land waar ze zijn geboren en opgegroeid. In dit geval terug naar Nederland. 3 Sociale normen en opvattingen ‘We can’t afford being different. We found our mothers circumcised; we learned that our grandmothers and great grandmothers were circumcised, and we have to carry the tradition for our children and grandchildren. We can’t think of anyone who is not circumcised.’ M. Assad. Uit: Female Genital Mutilation in New Zealand, Understanding and Responding. Nikki Denholm 2004. Het besnijden van meisjes en vrouwen gebeurt al duizenden jaren. De wortels van de besnijdenistraditie liggen in Afrika. Er bestaat een algemeen vermoeden dat het gebruik ten tijde van de Farao’s uit Egypte is gekomen. Via handelsroutes door Midden-Afrika is de besnijdenis verspreid en met de Rode-Zeeroute meegenomen. Naast Indonesi¨e kennen Maleisi¨e en sommige landen in het Midden-Oosten meisjesbesnijdenis als traditie, maar deze landen springen vooralsnog minder in het oog. Al v´oo´ r het ontstaan van het Christendom en de Islam was het gebruikelijk dat meisjes op jonge leeftijd werden besneden. Hoe de besnijdenis als traditie is begonnen, is onbekend. Aangenomen wordt dat meisjesbesnijdenis uit een oude animistische levensbeschouwing is voortgekomen, maar kan ook onafhankelijk zijn ontstaan. Daarna is het tot een traditie verworden en heeft een meer religieuze betekenis gekregen, mede omdat jongetjes worden besneden uit naam van de religie. Religieuze opvattingen spelen een belangrijke rol in het voortbestaan van meisjesbesnijdenis. Door praktiserende moslims wordt geloofd dat de besnijdenis bij meisjes een religieuze grondslag kent vanuit de Islam. PJG 26 / 69
Maart 2006
I 2.2-5
MEISJESBESNIJDENIS
Christelijke groeperingen worden daarentegen vaak over het hoofd gezien. De Koptische Christenen uit Ethiopi¨e en Egypte bijvoorbeeld zien meisjesbesnijdenis als traditie en cultureel gebruik. Voor de families dragen meisjes de eer en naam. De moeders staan voor de taak hun dochters daarin te begeleiden en worden voor het gedrag van hun dochters verantwoordelijk gehouden. Zij leiden hen naar een huwelijk gebaseerd op waarden van kuisheid, maagdelijkheid en gehoorzaamheid. De Islam als levenswijze bepaalt en kleurt het leven, ‘want de islam wijst ons de goede richting op aarde’ is een citaat uit de bundel Opvoeding in Somalische vluchtelingengezinnen. Als kinderen op een echte Islamitische manier opgevoed zijn, ontwikkelen ze zich als een goed mens. Voor Afrikaanse gemeenschappen zijn kinderen erg belangrijk en een goede opvoeding eveneens. Uit liefde kiezen familie, ouders en verwanten voor de besnijdenis. Zij willen het beste voor hun dochters toekomst. Het zijn oudere vrouwen die sterk aan de traditie vasthouden. Binnen het patriarchaal systeem bekleden zij machtige sleutelposities en tonen hun kracht in overdracht. Het wordt daarom ook wel een zaak van vrouwen genoemd, maar vanuit de wetenschap dat ze de brede goedkeuring krijgen van de samenleving. Mannen en vaders gaan in de regel met de traditie mee. Vaders kunnen bij de besluitvorming betrokken zijn, maar daar ook buiten gehouden worden. Sommige vaders zijn bij machte de besnijdenis van hun dochters te verbieden, door bijvoorbeeld te dreigen met een scheiding. Moeders kunnen uit zijn op uitstel. Toch slagen zij daar niet altijd in, omdat de familiemacht bepaalt wat er gebeurt. De sociale impact is groot als meisjes en vrouwen niet besneden zijn. De (nog) niet-besneden meisjes worden geplaagd, gemeden en later uitgesloten of niet ten huwelijk gevraagd. De collectieve norm is dwingend en de sociale consequenties groot. De sociale acceptatie drukt op de families. Deze afweging geeft bij twijfelaars de doorslag om over te gaan tot de gangbare besnijdenis, om de verbondenheid met de gemeenschap daarmee te versterken. De naam van de familie is ermee gemoeid en hun positie in clan of stamverband. Tal van andere factoren lijden tot een besnijdenis en de achterliggende redenen kunnen per volk verschillen. Bij de Somalische gemeenschap wordt sterk geloofd dat de religie meisjesbesnijdenis voorschrijft en een plicht is voor het leven op aarde. De besnijdenis maakt het meisje rein en schoon van het onreine. In Soedan wordt de besnijdenis gezien als een ingreep die juist goed is voor de gezondheid. In West-Afrikaanse landen ligt de nadruk meer op het gevaar en de giftigheid van de clitoris voor de man en tijdens de geboorte van een kind. Tal van redenen worden aangevoerd en door elkaar
I 2.2-6
Maart 2006
PJG 26 / 70
MEISJESBESNIJDENIS
gebruikt. Dat meisjesbesnijdenis voor een aantal gemeenschappen altijd zo is geweest, als iets dat hoort bij het leven, wijst op de diepe wortels ervan in die samenlevingen. De besnijdenis waarborgt de culturele identiteit. 4 Leeftijden in herkomstlanden Meisjes kunnen op verschillende leeftijden worden besneden. In sommige landen gebeurt het bij babymeisjes (Ethiopi¨e, Eritrea, Noord-Nigeria), in andere landen gebeurt het in de basisschoolleeftijd (Somali¨e, Noord-Soedan). Er zijn verhalen dat jonge vrouwen vlak voor hun huwelijk besneden worden (Noord-Ghana, Kenia) of een jonge vrouw wordt alsnog besneden als de aanstaande echtgenoot of de schoonfamilie dit eist. In het algemeen kan men stellen dat de grootste groep meisjes wordt besneden voor de menstruatie en een klein aantal vlak voor het huwelijk. 5 WHO-FGM-typeringen De WHO onderscheidt verschillende besnijdenisvormen en typeringen. − Type I: Excision of the prepuce, with or without excision of part or all of the clitoris. − Type II: Excision of the prepuce and clitoris together with partial or total excision of the labia minora. − Type III: Excision of part of all of the external genitalia (clitoris,labia minora,labia majora) and stichting/narrowing of the vaginal opening (infibulation or pharaonic). Onder alle besnijdenisvormen wordt type 3 op 15% geschat. − Type IV: Unclassified: pricking, piercing or incision of the clitoris and/or labia; stretching of the clitoris and/or labia, cautarisation by burning of clitoris and surrounding tissues; scraping of the vaginal orifice or cutting of the vagina; introducion of corrosive substances into the vagina to cause bleeding or herbs into the vagina with the aim of tightening or narrowing the vagina: any other procedure falling under the definition of FGM as given above. Veel ingrijpende handelingen in het genitaal vrouwelijke gebied vallen onder type IV. Onder de ongeclassificeerde types vallen met name handelingen die worden uitgevoerd bij volwassen vrouwen. Het laatst verschenen boek van Waris Dirie met de titel Onze verborgen tranen, klaagt de huidige schoonheidswaanzin onder westerse vrouwen aan. Vrouwen die vrijwillig overgaan tot schaamlipcorrecties en clitorisverkleining en waar de commercie en cosmetische klinieken in Europa op inspringen. Zij vindt dit verbijsPJG 26 / 71
Maart 2006
I 2.2-7
MEISJESBESNIJDENIS
terend. De WHO herziet momenteel alle classificaties. Type IV valt buiten de strekking van dit hoofdstuk. 6 Prevalentie cijfers en typeringen FGM/C Hieronder volgen prevalentie aantallen, 28 landen en WHO-typeringen in de mate waarin de besnijdenis voorkomt en het meest gangbaar zijn (Macro int 1997). Prevalentie
Land
Typeringen
50% 70% 20% 43%
Benin Burkina Faso Kameroen Centraal Afrikaanse Republiek Tsjaad
Type Type Type Type
60% 5% 43% 98% 97% 95% 90%
Democratisch Republiek van Kongo (Za¨ıre) Ivoorkust Djibouti Egypte Eritrea Ethiopi¨e
80%
Gambia
30% 50% 50% 50%
Ghana Guinee Guinee Bissau Kenia
60% 94%
Liberia Mali
25% 20% 60%
Mauritani¨e Niger Nigeria
20%
Senegal
I 2.2-8
II II I en II I en II
Type II (Type III alleen oostelijk deel aan de grens met Soedan) Type II Type II Type I en II Type II (72 %), I (17 %) en III (9%) Type I (64%) Type I en II Type III (in de grensstreken Soedan en Somali¨e) Type II (Type I in sommige delen gepraktiseerd) Type II Type II Type II Type I en II (Type III in het Oosten aan de grens met Somali¨e) Type II Type I (52%) en II (47%) (Type III in het zuiden van het land 1%) Type I en II Type II Type I en II (voornamelijk in het Zuiden en type II in het Noorden) Type II
Maart 2006
PJG 26 / 72
MEISJESBESNIJDENIS
Prevalentie
Land
Typeringen
90% 98% 89% 18% 50% 5%
Si¨erra Leone Somali¨e Noord-Soedan Tanzania Togo Uganda
Type Type Type Type Type Type
II III III (82%), I (15%) en II (3%) II en III II I en II
Uit recente immigratielanden zijn nauwelijks cijfers en typeringen voorhanden. 7 Incidentie in Nederland Sinds haar korte geschiedenis kent Nederland enkele besnijdenisgevallen, maar deze hebben niet tot vervolging of strafzaak geleid. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) is na een kort onderzoek in 2005 op een schatting van minstens vijftig meisjes gekomen. Na vestiging in Nederland worden meisjes hier of in het buitenland besneden. De Federatie Somalische Associaties Nederland (FSAN) veronderstelt op haar website dat meer meisjes jaarlijks een besnijdenis ondergaan. Over specifieke casu¨ıstiek wordt niet gesproken en evenmin welke besnijdenisvormen worden gesignaleerd. Gebleken is dat het erg moeilijk is om met harde gegevens te komen. Dit kan wijzen op een geringe risicosignalering of op het feit dat de besnijdenis zich in het verborgene afspeelt. Het vermoeden bestaat dat, bewust geworden van de risico’s van een uitgebreide besnijdenis, namelijk type III, wordt overgestapt naar een lichtere besnijdenisvorm: type I of II. Voor ‘een klein beetje’ wordt namelijk vaak gepleit. 8 Lichamelijke en psychische gevolgen De besnijdenis is een zeer ingrijpende ingreep voor meisjes. Het is voor een buitenstaander niet te beschrijven wat deze meisjes doormaken als ze zonder verdoving de meest ingrijpende besnijdenis ondergaan. Meisjes weten al jong dat ze besneden worden, zien er naar uit of gaan gelaten, maar weten niet echt wat er gebeurt. De verhalen van pijn, maar ook het overrompelende heeft velen geschokt. Onbekende en bekende vrouwen, tantes, moeders, helpen het meisje in bedwang te houden en lijken het hulpgeroep van het meisje te negeren. Het zware lot dat ze zelf in hun jeugd hebben ondergaan, lijkt te zijn verdrongen of raakt ondergeschikt. Er lijkt geen keuze te zijn, omdat het moet gebeuren. Toch wordt naar betere omstandigheden omgezien en uitgeweken naar medische circuits. Voor meisjes uit de grote steden is het in het verleden mogelijk geweest gezondheidscentra te bezoeken. De besnijdenis vindt daar plaats onder medische begeleiding, verdoving en onPJG 26 / 73 Maart 2006 I 2.2-9
MEISJESBESNIJDENIS
der hygi¨enische omstandigheden. De besnijdenis dreigt hiermee gemedicaliseerd te worden. De WHO wijst deze ontwikkeling af en maakt overheden bewust van het feit dat hier sprake is van ongewenst medisch handelen. Het dilemma is dat het de mensen dwingt terug te keren naar niet gewenste primitieve omstandigheden. Traditionele besnijders maken eveneens gebruik van plaatselijke verdoving per injectie. Door gebrekkige hygi¨ene van naald of mes kan HIV- of hepatitisbesmetting plaatsvinden. Als een besnijdenis pas heeft plaatsgevonden, kunnen de lichamelijke gevolgen zich uiten in pijn, zwakte, gewichtsverlies, vermindering van eetlust en dat vraagt een lange herstelperiode. De pas besneden meisjes zijn ziek van de uitgebreide ingreep, maar ze kunnen ook lijden onder een verstoorde wondgenezing en een moeilijke en pijnlijke toiletgang. Zij kunnen nabloedingen krijgen, infecties, koorts en later een anemie ontwikkelen. Op lange termijn kunnen menstruatieproblemen ontstaan, chronische opstijgende infecties, klachten in de onderbuik of onvruchtbaarheid. Tijdens de groei naar volwassenheid kan verlittekening of keloidvorming in de vulvastreek ontstaan, dat voor seksuele belemmeringen kan zorgen en tot moeilijkheden bij inwendig onderzoek kan leiden. Daarentegen worden infibulaties waargenomen waarvan het litteken goed is. In de landen van herkomst waar de infibulatie tijdens de bevalling wordt opgeheven en gesloten, kan na een aantal bevallingen hard stug littekenweefsel ontstaan. Voor ongehuwde ge¨ınfibuleerde vrouwen lijdt de menstruatie tot veel klachten. Sommige jonge vrouwen kiezen in het Westen bewust voor een openingsoperatie, anderen willen hiermee wachten tot het huwelijk. Zij kunnen zich vlak voor of na het huwelijk in een ziekenhuis laten openen, maar geforceerd openen tijdens het seksuele verkeer is niet uitgesloten. Een overzicht van de mogelijke medische gevolgen van meisjesbesnijdenis zijn terug te vinden in het AJN gespreksprotocol meisjesbesnijdenis (2005), dat onder alle GGD’en is verspreid. De JGZ en leerkrachten kunnen signalen opvangen, wanneer een besnijdenis zich voordoet. Dit kan zijn bij een minderjarige asielzoekster bij aankomst in Nederland, maar ook wanneer een besnijdenis tijdens een vakantie heeft plaatsgevonden. De symptomen kunnen zijn dat een meisje zich op school anders gedraagt dan voorheen, bijvoorbeeld stiller, teruggetrokken, moe, lusteloos of neerslachtig. Naast het ontwikkelen van de lichamelijke klachten kunnen ook psychologische, sociale en seksuele klachten en stoornissen ontstaan. Hierover is veel minder bekend, maar met een aantal factoren kan rekening worden gehouden als klachten zich manifesteren. De klachten of problemen kunnen betrekking hebben op: I 2.2-10
Maart 2006
PJG 26 / 74
MEISJESBESNIJDENIS
− − − − − − − − − − − − − −
de leeftijd tijdens de besnijdenis; de informatie vooraf; de besnijdenisomstandigheden; de besnijdenisvorm/type; de kwaliteit van de herstelperiode; acceptatie van de besnijdenis; herinnering aan de dag; identiteitsbepaling in diaspora; verblijfsduur in Nederland; ervaring/beleving van seksualiteit; huwelijksnacht; belemmeringen in de reproductieve levensfase; beleving/weerbaarheid na voorlichting; uitingen van copingmechanismen.
De hulpverlener dient altijd bedacht te zijn om welke besnijdenisingreep het gaat en in welke periode en omstandigheden de klachten zich manifesteren. Gaat het om een grote (type III) besnijdenis of een kleine besnijdenis (type I) of betreft het een tussenvorm? Is het meisje zonder verdoving besneden, heeft ze een plaatselijke verdoving gehad en onder welke omstandigheden heeft de besnijdenis plaatsgevonden? Is de besnijdenis in het buitenland gebeurd, in een gezondheidskliniek onder hygi¨enische omstandigheden of onder primitieve onhygi¨enische omstandigheden? Met haar wil of tegen haar wil? Meisjes worden in de regel door familieleden niet op de besnijdenis voorbereid en de ingreep overvalt velen. De angst, de machteloosheid en de pijn maakt de besnijdenis tot een ingrijpende of traumatische gebeurtenis. De ervaring, beleving, de psychische verwerking is afhankelijk van de periode na de besnijdenis en hoe het herstel zich manifesteert. Erg belangrijk is hoe de omgeving daarna reageert. Is deze lovend en positief dan zal het meisje zich beloond voelen en zal de warmte die haar omringd haar laven en de ergste pijn doen vergeten. Reageert de omgeving afkeurend of boos, bijvoorbeeld in het Westen, dan kan het meisjes zichzelf als slachtoffer gaan zien en boos, gekwetst of gekrenkt op de gebeurtenis reageren. In de huidige tijd in een periode van verandering kan het voor meisjes moeilijk zijn om besneden te zijn. Hier is nog weinig over bekend en er is ook (nog) geen onderzoek naar gedaan. Bij besneden vrouwen zien we op latere leeftijd verschillende uitingsvormen. De e´ e´ n draagt haar lot en stelt zich vergevingsgezind op en weet dat PJG 26 / 75
Maart 2006
I 2.2-11
MEISJESBESNIJDENIS
haar besnijdenis uit een goedbedoelend hart is gekomen, maar uit onwetendheid is gebeurd. Anderen ervaren het in sterke mate als mutilatie en kunnen dat idee niet loslaten. Ze lijden onder seksuele handicaps, zoeken operatieve hulp of bijstand. Andere vrouwen uiten onderbuikklachten, mixtie- en menstruatieproblemen, zijn vermoeid, maar weten niet of de klachten het gevolg zijn van de besnijdenis of dat ze iets anders onder de leden hebben. In elk geval voelen zij zich anders. Menig Somalische jongere in Nederland heeft voorlichting gehad door een zelforganisatie waar ze bij aangesloten zijn. De zelforganisaties voorzien het dilemma dat een meisje de kans loopt twee keer het slachtoffer te worden. Allereerst door haar besnijdenis om vervolgens geweigerd te worden door een mogelijke toekomstige echtgenoot. De organisaties adviseren dan ook de jonge mannen dat meisjes dit risico niet mogen lopen. 9 Samenhangende risicofactoren Ingrijpende gebeurtenissen kunnen een enorme indruk op een meisje achtergelaten. Een voorval uit de praktijk in de jaren negentig kan dit het beste illustreren. Een Somalische moeder maakt de zaak aanhangig, omdat ze ongerust is. Haar dochter is op vakantie in Somali¨e en komt na de vakantie niet terug. De basisschool stuurt de moeder het bericht dat haar dochter verplicht naar school moet. De familie in Somali¨e beslist anders en stuurt het meisje in Somali¨e naar school zonder medeweten van moeder. De familie is streng en omdat het meisje niet zou luisteren en gehoorzamen wordt ze vaak gestraft en geslagen. Bij terugkomst zijn op haar rug littekens terug te vinden. Ook laat de familie haar besnijden. Het wordt een lichte besnijdenis. De besnijdenis wordt bij terugkeer bekend. De gebeurtenissen overrompelen de moeder. De Nederlandse media richt alle aandacht op de besnijdenis. Over de andere gebeurtenissen tijdens haar verblijf bij de familie en over het strenge, ontgroeide opvoedingsklimaat wordt nauwelijks gerept. Het meisje krijgt psychologische hulp en de familie vertrekt uit Nederland. 10 Beleid en implementatie V´oo´ r de komst van migranten en asielzoekers uit praktiserende landen kende Nederland geen beleid op dit gebied. In 1993 wordt het eerste onderzoek naar vrouwenbesnijdenis in Nederland verricht door het voormalige Centrum Gezondheidszorg Vluchtelingen. Een van de onderzoeksaanbevelingen leidde tot veel ophef, omdat een niet-mutilerende besnijdenisvorm in overweging wordt genomen. Deze optie vindt geen bijval. Het zal enkel en alleen leiden tot begripsverwarring. Het tolereren van een besnijdenisvorm I 2.2-12
Maart 2006
PJG 26 / 76
MEISJESBESNIJDENIS
draagt bij aan de instandhouding en staat haaks op ingezette internationale strategie¨en. De Nederlandse regering onderschrijft het advies van de WHO voor een wereldwijde uitbanning van vrouwenbesnijdenis. In Nederland worden, net als in andere Europese landen, alle vormen van meisjesbesnijdenis verboden. Nederland beschouwt de besnijdenis als vrouwenonderdrukking. Een gebruik dat indruist tegen de heersende opvattingen over de gelijkwaardigheid van de vrouw en haar positie in de samenleving. In Nederland wordt de besnijdenis volgens het wetboek van strafrecht opgevat als een opzettelijk mishandelingsdelict en als een onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst. De Nederlandse wet ziet de besnijdenis bij meisjes als een vorm van kindermishandeling. Op grond van de Nederlandse (straf)wetgeving kan tegen gevallen van besnijdenis van vrouwen en meisjes worden opgetreden. Artsen of verpleegkundigen die meewerken aan vrouwenbesnijdenis kunnen bovendien bij het Medisch tuchtcollege ter verantwoording worden geroepen. Een tijdelijke landelijk informatie- en consultatiepunt vrouwenbesnijdenis wordt in het leven geroepen. In 2003 wordt een wijziging aangebracht in de vreemdelingencirculaire 2000 en wordt genitale verminking als geldige voorwaarde voor toekenning van asiel onder bepaalde voorwaarden opgenomen. De wijziging is: indien bij terugkeer sprake is van een re¨eel risico op genitale verminking kan het meisje in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in Nederland. Advocaten kunnen na een asielafwijzing opnieuw een asielverzoek indienen. Wel vraagt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een medische verklaring van moeder en dochter. In een aantal gevallen is binnen de Somalische gemeenschap op deze grond vergunning tot verblijf verkregen. Maar er duiken regelmatig verhalen op van andere nationaliteiten: ouders uit Soedan, een moeder uit Togo met dochters en ex-AMA-meisjes. (Alleenstaande minderjarige Asielzoekende aan wie geen verblijfstatus wordt verleend al se 18 jaar zijn geworden). Zij worden geadviseerd terug te keren, met het risico dat hun dochters of zij zelf worden besneden. De veronderstelling is dat door een goede opleiding zij mondig genoeg zijn om zichzelf of de dochters te beschermen of onder te duiken in een grote stad. Hoewel deze vrouwen furieus het tegendeel beweren, staan ze vooralsnog machteloos of vertrekken met onbekende bestemming. Met het inventarisatierapport van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2003 wordt een stap verder naar beleidsadvisering gezet. In het rapport wordt gepleit voor betere strategie¨en ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) vraagt de RVZ advies uit te brengen en stelt een commissie bestrijding vrouwelijke genitale verminking samen. PJG 26 / 77
Maart 2006
I 2.2-13
MEISJESBESNIJDENIS
De commissie komt met haar advies in het voorjaar van 2005. De commissie spreekt over een eenmalige misdrijf en pleit voor gerichte wetgeving. Al snel wordt besloten dat er geen specifieke wet VGV komt, evenals deze in Frankrijk er niet is. Frankrijk blijkt in staat juridische processen te voeren en de landen met een specifieke wetgeving tot op heden niet. Ouders worden in eerste instantie verantwoordelijk gesteld. Ook de opdrachtgevers zijn strafbaar, ook al is de ingreep in het buitenland verricht. Internationale belemmerende afspraken worden opgeheven om strafbaarheid in Nederland mogelijk te maken. Dat wil zeggen dat als een besnijdenis in het buitenland is gebeurd met medeweten van in Nederland wonende ouders, zij in Nederland daarvoor bestraft kunnen worden. Op advies wordt de verjaringstermijn verlengd; verwacht wordt dat deze in 2007 ingaat. De termijn gaat in op 18-jarige leeftijd en verjaart na vijftien jaar. Ongeacht de leeftijd waarop iemand besneden is, kan de vrouw op het moment dat ze 18 jaar is geworden tot haar 33ste jaar melding van het misdrijf doen. Recent is in Engeland de verjaringstermijn ingevoerd, maar dan moeten de ouders op het moment van de besnijdenis wel in Engeland hebben gewoond. Verplichte jaarlijkse medische controle, zoals voorgesteld door VVD-kamerlid Ayaan Hirsi Ali, kan alleen als niet enkele, maar alle meisjes op hun genitali¨en worden gecontroleerd. De RVZ-commissie adviseert alle meisjes in Nederland drie keer genitaal door de JGZ te laten onderzoeken. Hiertegen komt fel verzet van ouders, met name uit de risicogroep. De JGZ vreest dat ouders weg zullen blijven. Minister Hoogervorst van VWS erkent in het najaar van 2005 dat lichamelijke controle van meisjes niet haalbaar is. Het gespreksprotocol meisjesbesnijdenis, dat door de vereniging Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland is ontwikkeld, wordt aangenomen. Zes proefregio’s − Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Tilburg, Eindhoven en Utrecht en omstreken − zijn geselecteerd omwille van de grote migrantenconcentraties die beantwoorden aan het risicoprofiel. De GGD’en zijn verantwoordelijk en maken een plan van aanpak. In de periode 2005-2008 wordt de uitvoering van het aangescherpt beleid nauwgezet gevolgd en geregistreerd. Vanaf eind 2005 gaan jeugdartsen en -verpleegkundigen binnen Thuiszorg, de GGD’en en de Medisch Opvang Asielzoekers, het gespreksprotocol meisjesbesnijdenis gebruiken. Zij zullen verschillende contactmomenten benutten, binnen het Basistakenpakket, met het gestructureerde gesprek over meisjesbesnijdenis. Alle ouders zullen eenmalig worden ge¨ınformeerd. Bij aanvang van het gespreksprotocol is het mogelijk dat een groep ouders tijdens de contactmomenten niet zijn bereikt en een inhaalslag nodig is.
I 2.2-14
Maart 2006
PJG 26 / 78
MEISJESBESNIJDENIS
Speciale aandacht wordt gevraagd voor ouders met dochters in de risicoleeftijd tussen groep 2 en groep 6/7. Het gespreksprotocol dient als handleiding, maar geeft ook aanwijzingen op welke signalen moet worden gelet en hoe moet worden gehandeld bij vermoedens van (een op handen zijnde) besnijdenis. Tevens geeft het gespreksprotocol aan wanneer gemeld moet worden aan het AMK. Het gespreksprotocol is geschikt als meldcode, omdat signalen waarop gelet moet worden aan het protocol zijn toegevoegd. De samenvatting van de contactmomenten, de beslissingen binnen het gespreksprotocol, met een toegevoegde beslisboom borgt de meldcode. Toch staat verplicht melden, naar voorbeeld Frankrijk, nog lange tijd ter discussie. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) brengt in 2006 nieuwe richtlijnen uit omtrent de stappen die moeten worden gezet bij een voornemen of vermoeden van meisjesbesnijdenis en bij een reeds uitgevoerde besnijdenis. Het IGZ is voornemens om in 2007 te onderzoeken hoe het toepassen van het gesprekprotocol meisjesbesnijdenis is verlopen. Het beleid maakt dat de JGZ-0 tot 19 jaar in de toekomst een centrale rol gaat spelen in het vroegtijdig signaleren en onderkennen van meisjesbesnijdenis. Meisjesbesnijdenis wordt als thema opgenomen in het JGZ-risicoprofiel en het verloop wordt in het JGZ-dossier van 0 tot 19 jaar bijgehouden. De JGZ krijgt de taak meisjesbesnijdenis met moeders (ouders) te bespreken. Voor ouders zijn folders − Mijn ouders zeggen nee − in vijf verschillende talen beschikbaar. Voor leerkrachten is een signaalwijzer geschreven die de JGZ verstrekt bij een vermoeden van een besnijdenis. Een ‘niet-pluisgevoel’, kan voor nader onderzoek worden gemeld bij het AMK. Bij Rutgers Nisso Groep/Pharos werd in 2005 een lesmap meisjesbesnijdenis ontwikkeld voor gebruik in het basisonderwijs voor leerlingen van 10-12 jaar, basisvorming vmbo voor leerlingen van 12-14 jaar, bovenbouw havo/ vwo-leerlingen 14-18 jaar. De bovenbouw jongeren worden gestimuleerd om besnijdenis in hun peergroups bespreekbaar te maken via hun eigen communicatiekanalen als chatbox of daarvoor bestemde sites. Meer gerichte preventieve acties voor risicogroepen, medische beroepsgroepen en andere betrokkenen worden vanuit e´ e´ n landelijk kenniscentrum geco¨ordineerd. Pharos, kenniscentrum vluchtelingen en gezondheid wordt aangesteld als het focal point. Pharos trekt daarin samen op met de FSAN en vormen samen e´ e´ n loket. Ook werkt Pharos samen met andere organisaties, waaronder Vluchtelingenorganisaties Nederland (VON).
PJG 26 / 79
Maart 2006
I 2.2-15
MEISJESBESNIJDENIS
11 Samen op, ieder met eigen kracht Het beleid in Nederland richt zich in eerste instantie op preventie van meisjesbesnijdenis, onder meer door het instellen van bindende afspraken in de ketenzorg. De JGZ beschikt over een eigen gespreksprotocol meisjesbesnijdenis, die past binnen haar basistaken gezondheidsbevordering en voorlichting. Het onderwijs schenkt aandacht aan meisjesbesnijdenis als de JGZ dit aan een leerkracht vraagt en behandelt meisjesbesnijdenis binnen de lessen seksuele- en relationele vorming. Tijdens inburgeringcursussen wordt het waarom van de strafbaarheid uitgelegd. Binnen de migrantengemeenschap wordt meisjesbesnijdenis in eigen kring bespreekbaar gemaakt. Somalische sleutelpersonen en ‘voorlichters eigen taal en cultuur’ hebben zich op dit thema laten scholen. Voor andere in Nederland verblijvende migrantengroepen heeft de Somalische gemeenschap een rolmodel weten te vervullen. Vrouwen, mannen en jongeren werken zonder zich te laten ontmoedigen aan bewustwording, verstrekken informatie en voeren discussies. Zij organiseren voorlichtingsbijeenkomsten en gaan op huisbezoek. De Somalische gemeenschap kent de meest ingrijpende besnijdenisvorm voor bijna alle vrouwen, maar blijken veranderingbereid. De ergste vorm van besnijden willen ze achter zich laten, om daarvoor willen ze dan (voorlopig) een milde (soenna) vorm in de plaats laten komen. De Soedanese gemeenschap in Nederland is niet onbekend met de strijd tegen meisjesbesnijdenis. Velen waren in het land van herkomst bij campagnes tegen meisjesbesnijdenis betrokken. In Nederland komt de organisatie langzaam van de grond en zijn binnen de Soedanese gemeenschap opgeleide sleutelpersonen inmiddels actief en gaan op huisbezoek. Andere gemeenschappen volgen. In diaspora zijn het fasciliteren en empowerment daarin de sleutelwoorden. Maar soms krijgen ze te maken met onredelijke hoge verwachtingen, onbekende instanties en onbekende bureaucratische regels. De verwachtingen van Nederlandse instanties zijn soms hoog gespannen. Daarover moeten goede afspraken komen. Het collectieve, het samen op gaan in de strijd geeft de moed om door te gaan. Binnen de eigen achterban moeten deze vrouwen en mannen zorgvuldige manoeuvreren. Zij moeten betrouwbaar blijven en niet de indruk wekken dat ze andere belangen nastreven. Veel argwaan en weerstand moet overwonnen worden en er moet constant aan geloofwaardigheid worden gewerkt. Sommige families stoppen met de besnijdenis, anderen kunnen er moeilijk afscheid van nemen. Zij pleiten voor het kleine beetje, een klein beetje besneden. Anderen kunnen niet vertellen wat zij denken. Zij voelen zich tussen de voor- en tegenstanders geklemd en overzien de situatie en de rollen van I 2.2-16
Maart 2006
PJG 26 / 80
MEISJESBESNIJDENIS
verschillende instanties niet. Zij willen het liefst bij het oude blijven. Zij weten dat meisjesbesnijdenis in Nederland verboden is en worstelen daarmee. De huidige moeders die de ingreep hebben ondergaan, zeggen ‘onze moeders deden het, omdat zij altijd hebben geloofd dat het gedaan moest worden als plicht’. Hun referentie verschilt, hun zekerheden komen ter discussie te staan. Deze ouders leven met het idee dat het recht op een eigen opvoeding naar Somalische gewoonten niet wordt geaccepteerd. De Somalische gemeenschap kent een sterke orale overdracht en hebben vaak weet van strubbelingen van andere families met offici¨ele instanties. Een algemeen standpunt wordt daarop gevormd. Meest in het oog springend zijn de problemen in verband met kindermishandeling. Instanties die hier op toezien worden met veel argwaan bekeken en hun werkwijze wordt moeizaam begrepen. Kindermishandeling wordt namelijk geassocieerd met het uit huis halen van kinderen, maar het mishandelen van kinderen dat beoogt niemand. Iedereen wil het beste voor de kinderen. Opvoeden in Nederland stelt andere eisen dan opvoeden in Somali¨e in familieverband. Veel verantwoordelijkheid ligt bij de ouders zelf. Nederland kent twee islamitische universiteiten. Ook zij raken langzaam aan betrokken bij de strijd tegen meisjesbesnijdenis. Studenten, maar ook vrouwen gaan de koran lezen en merken dat het heilige boek meisjesbesnijdenis niet voorschrijft. Ze raken met elkaar in discussie over de hadith, de eerste overlevering na de koran. In de hadith wordt beschreven dat Mohammed meisjesbesnijdenis noemt als toeschouwer daarvan en adviseert minder diep te snijden. Daaruit leest de e´ e´ n een aanbeveling en de ander ziet daarin een waarschuwing en geen voorschrift. Religieuze leiders en islamitische geleerden worden daar nu kritisch over ondervraagd. Sommigen twijfelen over het begrip soenna. Enkelen spreken zich duidelijk uit. Zij zijn tegen meisjesbesnijdenis en van mening dat de islam de besnijdenis niet voorschrijft. De positie van de vrouw staat binnen de islam zelfs hoog aangeschreven. Ze geven toe dat de islam de besnijdenis als traditie te lang heeft toegestaan. Voor sommige Islamitische leiders is meisjesbesnijdenis onbekend, omdat ze uit landen komen waar de besnijdenis niet wordt gepraktiseerd. Eens in Nederland horen zij voor het eerst over meisjesbesnijdenis. Het overgrote deel van de moslims in de wereld (80%) praktiseren meisjesbesnijdenis niet. Uit Soedan komt in december 2005 het bericht dat een meisjes aan de gevolgen van haar besnijdenis is overleden. Een initiatiefnemer uit Soedan start een wereldwijde petitie met het verzoek aan de Soedanese overheid om in Soedan te stoppen met meisjesbesnijdenis.
PJG 26 / 81
Maart 2006
I 2.2-17
MEISJESBESNIJDENIS
12 Positieve benadering Voor de Jeugdgezondheidszorg is van belang dat zij contact met en vertrouwen van de ouders weet te verwerven. Een jeugdarts met een bedreigende benadering zal moeilijk in gesprek komen. Woorden met een negatieve lading als misdrijf en mutilatie worden niet verstaan, omdat dit niet de intentie van de familie of van de moeders is. Als mild en sensitief over meisjesbesnijdenis wordt gesproken, wil dit absoluut niet zeggen dat zachtheid instemming betekent. Hierover bestaat nogal eens verwarring en dan komen de woorden tolerantie en cultuurrelativisme om de hoek kijken. De kracht van de verandering zit in het positieve, dat wil zeggen in een aanmoedigende faciliterende en motiverende benadering, via de weg van de ‘positieve preventie’, dat wil zeggen: meedenken, vragen kunnen beantwoorden, iemand op weg helpen. Mensen die op een positieve manier worden benaderd, zullen namelijk hun oor eerder te luisteren leggen dan iemand die zich op voorhand negatief benaderd voelt of zich gestigmatiseerd weet. Een diep gewortelde traditie die in de harten van de mensen zit, eist dat zij later aan hun kinderen en kleinkinderen kunnen zeggen: ‘wij hebben onszelf veranderd’. De werkende insteek is begrip voor standpunten, een objectieve houding en respect voor vragen en twijfels die leven. Het woord begrip zal de JGZ moeten koppelen aan begrip voor de worsteling, het bezwaard voelen en de pijn van het loslaten. Het loslaten is een worsteling omdat het geloof, dat het goed was, diep in de harten van de mensen zit. Afstand doen van iets kostbaars doet pijn. Het oude vertrouwen in de traditie van de grootouders zal moeten worden afgezworen. De ouders staan voor een keuze zonder te overzien wat de consequenties zijn. De mens in de hulpverlener is geneigd emotioneel en afwerend te reageren en dat is heel begrijpelijk. De praktijk leert dat de professionele benadering van begrip, tact en geduld werkt, waardoor de JGZ het broodnodige vertrouwen verwerft om echt preventief en zonodig begeleidend te kunnen optreden. 13 Tot slot De vrouwen die bekend zijn met besnijdeniscultuur en -traditie, constateren dat hun aanname: ‘het is normaal dat wij als meisjes moeten worden besneden’, niet klopt. Tijdens buitenlandse studies en verblijven merken ze op dat miljoenen meisjes nooit besneden worden. Hoewel een grote verandering in bewustwording te bespeuren is, wordt nog sterk aan de traditie gehecht en vastgehouden. Er is echter ook een opkomend verzet waarneembaar. Onder de Afrikaanse bevolking in Nederland I 2.2-18
Maart 2006
PJG 26 / 82
MEISJESBESNIJDENIS
zijn in stijgende lijn tegenstanders te vinden. Vrouwen, mannen en jongeren komen in beweging. Zij willen de traditie stoppen. Met de komst naar ons land wordt nogal eens vergeten dat niet alleen voorstanders, maar ook tegenstanders mee zijn gekomen. In de landen van herkomst worden conferenties belegd en campagnes gevoerd. Prominente Islamitische leiders komen bijeen en spreken zich tegen meisjesbesnijdenis uit. Er is echter e´ e´ n obstakel en dat is de lichte besnijdenisvorm type I. Door een incisie en zeven druppels bloed wordt deze besnijdenis gezien als soenna. Dit betekent het meisje wordt rein binnen de islamitische context van soenna. Desondanks is er een Afrikaans gedragen Zero Tolerance to FGM-beweging op gang gekomen en sinds 2003 wordt op 6 februari de internationale dag tegen meisjesbesnijdenis gehouden. De hoop dat meisjesbesnijdenis eindigt, is aanwezig als de ingezette strijd niet wordt opgegeven, maar continueert met de mensen zelf. Meisjesbesnijdenis is een beladen onderwerp, ligt politiek gevoelig en roept snel emotionele reacties op. Het bespreekbaar maken van meisjesbesnijdenis blijft lastig en gecompliceerd. Met name voor kinderen in de basisschoolleeftijd is het risico voor een besnijdenis groot. Middels voorlichting binnen eigen gemeenschappen en voorbereidende JGZ-gesprekken wordt gehoopt dat moeders afzien van besnijdenis bij hun dochters. Literatuur AJN. Gespreksprotocol meisjesbesnijdenis, hisse: GGD Kennisnet, 2005. Bartels K, Haaijer I. Vrouwenbesnijdenis, Somalische vrouwen in Nederland. Utrecht: Pharos, 1995. Bijlsma-Schlosser JFM, Eerdenburg-Keuning IA van. Preventie van vrouwelijke genitale verminking in Nederland. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:2603-2606. Bouwmeester M, et al. Opvoeding in Somalische gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum, 1998. Commissie bestrijding vrouwelijke verminking. Achtergrondstudie, onderbouwing, omvangsmeting, beleidsadvies. Zoetermeer: RVZ, 2005. Denholm N. Female Genital Mutilation in New Zealand, understanding en responding. Auckland: The Refugee Health Education Programme, 2004. GHI. GHI bulletin, informatie over vrouwenbesnijdenis. Den Haag: WVC, 1994 (wordt herschreven). Hendriks M. Projectevaluatie vrouwenbesnijdenis in Nederland ‘Van beleid naar praktijk’. Utrecht: FSAN & Pharos, 2003. Izett S, Toubia N. Learning about social change. London: Rainbow, 1999.
PJG 26 / 83
Maart 2006
I 2.2-19
MEISJESBESNIJDENIS
Kwaak A van der, et al. Strategie¨en ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes, inventarisatie en aanbevelingen. Den Haag: Ministerie Sociale zaken en Werkgelegenheid, 2003. Kwaak A van der, et al. Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Amsterdam: Vrij Universiteit Amsterdam, 2004. Leye E, et al. Legislation in Europe regarding Female Genital Mutilation and the implementation of the law in Belgium, France, Spain, Sweden and the UK. Gent: International Centre for Reproductive Health (ICRH), 2004. Leye E, et al. Vrouwenbesnijdenis in Europa. In: Coele G, Longman C, redactie. Eigen emancipatie eerst? Gent: Academia Press, 2005. Lockhat H. Female Genital Mutilation, treating the tears. Middlesex: University Press, 2004. Medisch Contact. Onvruchtbaar door genitale verminking. In: The Lancet 2005;366:385-91. Momoh Comfort. Female Genital Mutilation. Abingdon, Oxon: Radcliffe Publishing Ltd, 2005. Naleie Z, Nienhuis G. Somali¨ers in Nederland. In: Handboek Interculturele zorg, deel II. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg, 2001. Nienhuis G. Knagen aan een oude traditie. Medisch Contact 2004;59:209-211. Nienhuis G. Meisjesbesnijdenis voork´omen vraagt sensitiviteit en waakzaamheid. Phaxx 2004;11,10-13. Nienhuis G. Meisjesbesnijdenis, een verblijfsvergunning? CMG 2004;0304. Rutgers Nisso Groep/Pharos. Lesmap meisjesbesnijdenis. Utrecht: Rutgers Nisso Groep/Pharos, 2005. Santing F. Ook moslima kan seksueel bevrijd zijn. NRC Handelsblad 6 januari 2006. Spits signaal. Mijn dochter staat een besnijdenis te wachten, naam bij redactie. 2005. UNICEF. Innocenti Digest, Changing a harmful social convention FGM/C, 2005. VWS. Aanpak vrouwelijke genitale verminking. Den Haag: VWS, 2005. Waris D, Milborn C. Onze verborgen tranen. Amsterdam: Sirene, 2005.
Relevante websites www.ajn.artsennet.nl www.fsan.nl www.ggdkennisnet.nl www.medischcontact.nl www.meisjesbesnijdenis.nl/focalpoint.html www.pharos.nl www.trefpunt.nl
I 2.2-20
Maart 2006
PJG 26 / 84