Bijlage 1.1:
Ingevulde Zinnenaanvullijsten
Meisje 174, ingevuld in 1995, egostadium E4 (Conformistisch) 1 2 3 4
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
16 17 18
Als een kind aldoor niet meedoet aan groepsactiviteiten wordt het minder sociaal dan alle andere kinderen Kinderen opvoeden is moeilijk en vereist veel geduld Als ze kritiek op me hebben voel ik me niet zo goed Als ik het voor het zeggen had dan was er overal vrede en bestond er geen oorlog, honger en discriminatie meer Het samen met anderen zijn vind ik gezellig Ik vind leuk van mijzelf dat ik goed met anderen kan opschieten Mijn moeder en ik zijn hele dikke vriendinnen, we kunnen alles samen bespreken Ik kom in de problemen door geen huiswerk te maken Onderwijs is noodzakelijk, ook in de 3e wereld Als mensen hulpeloos zijn moeten wij ze proberen te helpen Als ik bang ben ga ik naar m’n ouders Een goede vader is zoals mijn vader lief en gezellig Mijn grootste angst is oorlog en ziekte in mijn familie Ik heb medelijden met mensen en kinderen in Sarajevo Toen ze mij ontweken voelde ik me rot en dacht dat ik stomme dingen had gezegd, wat dus niet waar was Regels zijn nodig om normaal te kunnen leven Criminaliteit en misdaad kunnen gestopt worden als iedereen dat ook echt wil Mannen/vrouwen hebben geluk omdat ze meer kunnen / mogen doen dan vrouwen 340
19 20 21 22 23 24 25
26 27 28 29 30 31
32
Ik heb een hekel aan mensen die zichzelf fantastisch vinden Soms maakte zij/hij zich zorgen om de gezondheid van haar familie Ik ben mezelf, ook als er andere personen bij zijn Een meisje/jongen voelt zich goed als ze complimenten krijgt Mijn grootste probleem is soms verlegenheid en daardoor ga ik BLOZEN! Aaargh! Goede vrienden hebben (bijna) alles voor elkaar over Het grootste nadeel om een meisje/jongen te zijn is er niet. Alles is leuk, soms wat minder maar dat hoeft nog geen nadeel te zijn Een goede moeder luistert naar je en geeft advies Wanneer ik met een jongen/meisje ben weet ik niet wat ik moet zeggen / is het net zo als met een meisje samen zijn Soms zou zij/hij willen dat er geen problemen waren Mijn vader is, samen met m’n opa, de liefste man van de wereld Als ik niet kan krijgen wat ik wil licht eraan wat, maar meestal zit ik er niet zo mee Ik krijg last van mijn geweten als ik mezelf voor de gek houd of als ik lieg tegen iemand, dat vertel ik dan dus ook aan die persoon Zij/hij was trots dat zij/hij goed kon leren
341
Bijlage 1.2: Ingevulde Zinnenaanvullijsten Jongen 201, ingevuld in 1995, egostadium E4 (Conformistisch) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
15 16 17 18
Als een kind aldoor niet meedoet aan groepsactiviteiten lijkt me dat vrij saai. Kinderen opvoeden is erg belangrijk. Als ze kritiek op me hebben luister ik ernaar. Als ik het voor het zeggen had werd ruzie en oorlog verboden. Het samen met anderen zijn is goed voor de algemene ontwikkeling. Ik vind leuk van mijzelf dat ik hobby’s heb. Mijn moeder en ik kunnen goed met elkaar opschieten. Ik kom in de problemen door Dat weet ik niet. Onderwijs is uiteindelijk belangrijk voor de economie. Als mensen hulpeloos zijn moet je toch proberen hulp te bieden. Als ik bang ben ben ik ook alleen. Een goede vader weet je goed op te voeden en staat altijd voor je open Mijn grootste angst is om als niets te eindigen. Ik heb medelijden met alle onschuldige mensen die het slachtoffer zijn van dingen die ze niet verdienen. Toen ze mij ontweken vroeg ik me af waarom. Regels zijn er om de samenleving goed te laten verlopen. Criminaliteit en misdaad kunnen gestopt worden als er niks meer voor die lui te doen is. Mannen/vrouwen hebben geluk omdat soms beter om kunnen gaan met andere vrouwen dan mannen met mannen.
342
19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
Ik heb een hekel aan mensen die kritiek hebben op dingen die ze zelf ook niet goed doen. Soms maakte zij/hij zich zorgen om z’n dochter. Ik ben wie ik ben. Niet iemand die altijd iedereen nadoet. Een meisje/jongen voelt zich goed als hij geen problemen heeft en goed met iedereen kan opschieten. Mijn grootste probleem is dat ik niet zoveel vrienden heb. Goede vrienden zijn altijd bereid om je te helpen. Het grootste nadeel om een meisje/jongen te zijn is dat van mannen soms (veel) meer verwacht wordt. Een goede moeder staat altijd voor je open en weet je goed op te voeden. Wanneer ik met een jongen/meisje ben kan ik daar best mee praten. Soms zou zij/hij willen dat hij meer succes in het leven had. Mijn vader is een goede vader voor mij Als ik niet kan krijgen wat ik wil vind ik dat vervelend (Ik ga geen stomme dingen doen). Ik krijg last van mijn geweten als ik iets doe wat niet mag en ik weet dat. Zij/hij was trots dat zij/hij z’n diploma in handen had.
343
Bijlage 2 INTERVIEW LEESHOUDING ADOLESCENTEN 15 en 16 jaar Naam interviewer: Nummer respondent: Datum interview: Tijdstip aanvang: Tijdstip einde: Plaats interview: Klas: Geb. datum meisje 0 jongen 0 Interviewsituatie: aan bureau/tafel in kamer respondent, zonder aanwezigheid van derden Inleiding Wij (leraren Nederlands en Remedial teaching) zijn al een paar jaar bezig met een onderzoek naar hoe jongeren van jullie leeftijd lezen. Aangezien we nu een groter aantal mensen willen benaderen, verzoeken we je deze vragenlijst in te vullen. We hopen hiermee te bereiken dat we tot een beschrijving komen van de leeshouding van jongeren tussen 15 en 16 jaar. Dit onderzoek verrichten wij onder verantwoordelijkheid van de RIJKS UNIVERSITEIT GRONINGEN. De tijd die het invullen van deze vragenlijst vergt, is ongeveer zestig minuten. De vragenlijst bestaat uit zes delen. Vijf delen gaan over het lezen zelf en een deel gaat over je omgeving en lezen. wat lees je waar ben je als je leest wanneer lees je hoe lees je waarom lees je algemene vragen Als je bij een vraag te weinig ruimte voor je antwoord hebt, ga dan onder aan de bladzijde verder, onder vermelding van het nummer van de vraag. 344
Als er iets voor jou onduidelijk is, aarzel dan niet om uitleg te vragen. Wanneer je iets wilt veranderen aan je antwoord, kruis dan je nieuwe keuze gewoon aan en kras je eerste leuze door, dit ter voorkoming van misverstanden. Plaats daarna even een nieuw rondje. (zie voorbeeld)
voorbeeld:
keuze 1
keuze 2
X ja 0 neen 0 ook
0 ja X neen 0 ook
Bedankt voor de moeite en succes met invullen. NB. De vragenlijst komt je misschien uitgebreid voor. Je kunt echter veel vragen met ja of neen beantwoorden. W.A. Schlundt Bodien F.F.H. Nelck-da Silva Rosa
345
DEEL EEN Introductie over wat je leest. De onderstaande vragen gaan over jouw voorkeur voor wat je allemaal kunt lezen. Je kunt in de meeste gevallen volstaan met één rondje aan te kruisen. Soms moet je bij “waarom”-vragen wat meer schrijven, maar dat vermelden we dan bij de vraag. Ook kom je vragen tegen waarop je meerdere antwoorden geven kunt. Dat staat dan bij de vraag vermeld. Voor alle duidelijkheid: als er bij een vraag niets staat vermeld, mag je maar één antwoord geven. WAT LEES JE? 1.Waar gaat je voorkeur vooral naar uit?
0 boeken/verhalen 0 tijdschriften 0 strips 0 radio-/tv-gidsen 0 nog iets anders, nl .
1a.Waarom gaat je voorkeur daarnaar uit? (zie je antwoord bij vraag 1)
0 gemakkelijk leesbaar 0 niet zo lang 0 je kan snel zien of iets leuk lijkt 0 interessant 0 ontspannend 0 leerzaam 0 humor aanwezig 0 sensatie 0 inzicht in het leven van de schrijver 0 inleven in het verhaal 0 haalt je uit de dagelijkse sfeer 0 nog iets anders, nl.
346
2.Naar welke soort boeken/verhalen gaat je voorkeur uit?
Je kunt maximaal 3 rondjes aankruisen.
0 SF 0 (auto-)biografie 0 historisch 0 misdaad 0 oorlogsroman 0 psychologische roman 0 streekroman 0 humor 0 griezel 0 wild west 0 dokters/verpleegsterroman 0 reisverhalen 0 (cultuur)sprookjes bv. In de ban van de ring. 0 mythologische verhalen bv. Odysseus 0 nog iets anders, nl.
3. Hoe moeten die boeken/verhalen voor jouw bij voorkeur geschreven zijn? (één rondje aankruisen)
0 vertellend 0 beschrijvend 0 spannend 0 romantisch 0 emotioneel 0 realistisch 0 nog iets anders, nl.
4.Las je twee/drie jaar geleden een andere soort boeken dan die je nu leest?
0 ja (ga naar 5) 0 neen (ga naar 6)
347
5.Welke boeken (soorten/titels) las je toen?
Toen: 0 boeken met veel spanning en avontuur 0 boeken met psychologische inhoud 0 boeken met reisbeschrijvingen 0 nog iets anders, nl.
En welke nu?
Nu: 0 boeken voor de lijst 0 boeken over relaties 0 boeken over seksualiteit en liefde 0 boeken over levensproblemen bv. drugs 0 nog iets anders, nl.
Hoe/waardoor is dat verschil tussen toen en nu ontstaan?
Hoe/waardoor ontstaan? 0 ik moet nu voor de lijst lezen 0 ik verlang nu meer van boeken dan de verhalen uit de jeugdboeken 0 ik begin andere boeken meer te waarderen 0 nog iets anders, nl.
6.Stimuleert (= positief) het lezen voor school/boekenlijst/spreekbeurt je tot het lezen van andere boeken dat je gewend was?
0 ja (naar vraag 6a) 0 neen (naar 6b)
6a.Wat lees je nu dankzij de boekenlijst/school/spreekbeurt?
(Een paar titels) 0 0
6b.Wat is de belangrijkste reden waarom de school/boekenlijst/ spreekbeurt (niet) stimuleert?
0 ik had altijd al interesse in lezen dus ga ik vanzelf door met lezen van moeilijker boeken 0 sommige boeken waarvan ik dacht dat er niets aan zou zijn, bleken toch interessant 0 ik lees voor mijn plezier, niet om ergens dieper op in te gaan 0 het is verplicht en dat stimuleert niet 0 ik lees niet, dus ook niet voor de lijst 0 nog iets anders, nl. 348
7.Bestaat er verschil in wat je leest, bij spontaan lezen (je eigen keuze) en voor de lijst/school/spreekbeurt lezen?
0 ja (naar vraag 7a) 0 neen (naar 7b)
7a.Wat is daarvan de belangrijkste reden? één rondje aankruisen aub.
0 lijstboeken zijn saai en moeilijk 0 verplicht lezen is vervelend 0 mijn eigen keuze is altijd anders (leest gemakkelijker) 0 eigen keuze levert spannende boeken op 0 eigen keuze, die verhalen begrijp je 0 nog iets anders, nl.
7b.Geef eens aan waarom er geen verschil is.
0 ik lees nooit dus kan ik niet vergelijken 0 ik lees al boeken die ik op de lijst mag zetten 0 nog iets anders, nl.
8.Wat belemmert je het meest in je spontane lezen?
0 sport 0 muziek(les) 0 tv 0 radio 0 schoolwerk 0 boekenlijst 0 computer(spelletjes) 0 nog iets anders, nl.
9. Wat stimuleert je het meest in je spontane lezen?
0 vakantie 0 tijd doorkomen 0 boeken thuis 0 informatie over boek 0 praten over boeken 0 film over een boek 0 nog iets anders, nl.
10.Lees je jeugdliteratuur?
0 ja 0 neen 0 soms
349
11.Waarom lees je (geen) jeugdliteratuur?
0 te eenvoudig 0 ik heb al die boeken al gelezen 0 ten minste te begrijpen 0 spannend 0 je kunt je helemaal inleven 0 nog iets anders, nl.
DEEL TWEE Inleiding. Onderstaande vragen zijn bedoeld om ons een inzicht te geven in de ruimte waarin jullie zijn als je leest. Soms kun je per item meerdere antwoorden geven, in dat geval staat dat bij de vraag vermeld. WAAR LEES JE? 1.Waar ben je als je leest? Maximaal twee rondjes aankruisen.
0 eigen kamer 0 woonkamer 0 (woon)keuken 0 tuin/balkon 0 trein/bus 0 op een vakantieplek (denk aan strand/tent) 0 bij vrienden/vriendinnen 0 nog ergens anders, nl.
2.Heb je een lievelingsplek voor als je leest?
0 liggend in/op bed 0 zittend op een stoel 0 languit op een bank 0 nog anders, nl.
2a.Waarom is dat je voorkeursplekje? 0 lekker rustig 0 geen controle 0 hier kan ik helemaal mezelf zijn 0 knus en gezellig plekje 0 hier word ik niet gestoord 0 nog iets anders, nl. 3. Las je twee/drie jaar geleden in 0 ja ( ga naar 4) dezelfde ruimte als waar je nu leest? 0 neen (ga naar 3a + 3b)
350
3a.Waar las je twee/drie jaar geleden? 0 in de woonkamer 0 op mijn eigen kamer 0 in een klein hoekje bijvoorbeeld op zolder 0 in bed 0 in bed onder de dekens 0 nog ergens anders, nl. 3b.Wat is de voornaamste reden voor deze verandering?
0 ik wil niet dat anderen weten dat ik lees 0 er is geen controle meer over hoe lang ik blijf lezen 0 ik kan me beter afsluiten voor geluiden om me heen 0 ik lees tegenwoordig nog even voor het slapen gaan 0 ik wil niet dat anderen weten wat ik lees 0 nog iets anders, nl.
4. Kun je op elke plek lezen?
0 ja 0 neen
DEEL DRIE De volgende vragen gaan over het moment waarop je leest. Dus wanneer je leest. WANNEER LEES JE? 1.Lees je alleen als je veel tijd hebt, bijvoorbeeld een uur aan een stuk?
0 ja 0 neen
1a.Wat is de belangrijkste reden voor je antwoord bij vraag 1?
0 ik wil graag kunnen doorlezen 0 ik raak helemaal in het verhaal 0 ik wil dit hoofdstuk uitlezen 0 als ik even niets te doen heb lees ik een stukje 0 een korte tijd lezen is niet fijn 0 anders kan ik het niet goed onthouden 0 nog iets anders, nl.
2.Lees je voornamelijk vóór het slapen gaan?
0 ja 0 neen 351
2a.Waarom is dat wel/niet zo
0 dan heb ik even tijd 0 voor ontspanning en afleiding 0 om moe te worden 0 ik slaap dan niet snel in 0 dan ben ik te moe om nog te lezen 0 nog iets anders, nl.
3.Lees je alleen als je een beetje 0 ja tijd hebt, “tussen de bedrijven door”? 0 neen 4. Lees je alleen in je vakanties?
0 ja 0 neen
5.Lees je voornamelijk om de tijd door te komen?
0 ja 0 neen
6.Lees je voornamelijk in de weekeinden?
0 ja 0 neen
7.Waarom lees je voornamelijk in de weekeinden?
0 dan heb ik tijd 0 dan kan ik me ontspannen 0 nog iets anders, nl.
8. Lees je op elk moment van de dag, wanneer het je maar uitkomt?
0 ja 0 neen
9.Zijn er tussen nu en twee/drie jaar geleden veranderingen opgetreden in “wanneer je leest”?
0 ja (ga naar 9a, daarna 10) 0 neen (ga naar vraag 10)
9a.Wat is voor jouw de belangrijkste 0 ‘s avonds laat verandering? 0 in de weekeinden 0 in de vakanties 0 elk vrij uurtje dat ik heb 0 nog iets anders, nl. waardoor?
0 tijdgebrek 0 huiswerk 0 minder zin in lezen 0 veel tijd voor mijn hobby’s 0 nog iets anders, nl.
352
10. Las je twee/drie jaar geleden
0 meer dan nu (naar 10a) 0 even veel als nu 0 minder dan nu (naar 10b)
10a.Waarom las je toen meer?
0 toen meer tijd om te lezen 0 toen spannende boeken 0 toen gemakkelijker boeken 0 thuis stimuleerden ze me toen 0 nog iets anders, nl.
10b.Waarom las je toen minder?
0 ik vond lezen toen saai 0 ik moet nu lezen (voor school) 0 verhalen zijn interessanter geworden 0 thuis stimuleren ze me nu meer 0 nog iets anders, nl.
DEEL VIER We willen nu graag weten hoe je leest. Deze vragen vallen in twee deelgebieden uiteen. Het gaat dan om je lichamelijke en je geestelijke activiteit. HOE LEES JE? 1.Geniet je van lezen?
0 ja (naar 1a) 0 neen (naar 2)
1a.Is er verschil tussen twee/drie jaar geleden en nu met betrekking ot dat genietend lezen?
0 ja (naar 1b) 0 neen (naar 3)
1b.Wat is het belangrijkste verschil? 0 vroeger genoot ik van spannende verhalen 0 vroeger wilde ik dat er veel gebeurde in verhalen 0 vroeger las ik boeken uit een reeks 0 vroeger las ik boeken van een bepaalde schrijver 0 nog iets anders, nl. 1c. Geef de belangrijkste verklaring voor dat verschil.
353
2. Vind je lezen vervelend?
0 ja (naar 2b) 0 neen (naar 2a)
2a. Je geniet niet van lezen, maar je vindt het ook niet vervelend. Hoe typeer je je houding ten aanzien van lezen?
0 als het moet dan moet het 0 nuttig als tijdverdrijf 0 als ik niets anders te doen heb, kan ik altijd nog lezen 0 als iedereen heel enthousiast is over een boek wil ik het ook nog wel lezen 0 het is wel handig als je over een boek mee kan praten 0 nog iets anders, nl.
2b.Wat is de voornaamste reden voor het feit dat je lezen vervelend vindt? 3. Lees je alleen als het moet? Bijvoorbeeld voor je literatuurlijst; opdracht van school; spreekbeurt over een boek.
0 ja 0 neen
4. Hoe lang lees je aan een stuk?
0 een half uur 0 een uur 0 totdat ik slaap krijg 0 totdat er een bepaald deel van het boek uit is 0 nog iets anders, nl.
5. Lees je wel eens een boek uit ook al wordt het nog zo laat?
0 ja (naar 6) 0 neen (naar 7)
6.Wat is daarvan de voornaamste reden?
0 nog een paar bladzijden, dan is het uit 0 de spanning 0 moet morgen terug naar de ‘bieb’ 0 moet morgen uit zijn voor school 0 nog iets anders, nl.
7.Als je leest, is het dan stil om je heen?
0 ja 0 neen
354
7a.Was dat (vr. 7) twee/drie jaar geleden anders dan nu?
0 ja (naar 7b) 0 neen (naar 8)
7b. Waar komt dat verschil vandaan? 0 lezen is nu een soort studie 0 ik ben nu gauw afgeleid 0 de boeken zijn nu een stuk moeilijke 0 ik heb nu een eigen leesplek 0 nog iets anders, nl. 8. Heb je één bepaalde leeshouding? 0 liggend (bed/bank) 0 zittend 0 lui zittend 0 nog iets anders, nl. 9. Vond je lezen twee/drie jaar geleden fijn en nu vervelend?
0 ja 0 neen
10. Is er verschil tussen hoelang je vroeger achter elkaar doorlas en hoe lang je dat nu doet?
0 ja 0 neen
10a. Welke voornaamste verklaring is er voor je antwoord bij 10?
11. Als je niet kunt lezen, mis je dat dan.
0 ja (naar 12a) 0 neen (naar 12b)
12a. Ja, ik mis dan het meest. (een rondje aankruisen)
0 ontspanning 0 even uit de dagelijkse sleur 0 interessante informatie 0 iets wat me aan het denken zet 0 een andere kijk op de dingen 0 nog iets anders, nl.
12b.Nee, want …
0 ik houd gewoon niet van lezen 0 ik lees liever informatieve teksten 0 ik gun me geen tijd voor lezen 0 ik kan niet zo lang stil zitten 0 nog iets anders, nl.
355
13. Kies je bewust voor stilte om je heen als je leest?
0 ja (naar vrg. 14) 0 neen (naar vrg. 15)
14. Wat is de voornaamste reden hiervoor? (een rondje aankruisen)
0 ik wil niet afgeleid worden 0 ik wil niet dat iemand me stoort (voor het afwassen bv.) 0 lezen is inspannend 0 nog iets anders, nl.
15. Wat is de voornaamste reden hiervoor? (een rondje aankruisen)
0 ik houd niet van stilte 0 ik kan me toch wel concentreren 0 als ik in het verhaal zit, hoor ik toch niets meer om me heen 0 nog iets anders, nl.
16.Vond je lezen vroeger fijner dan nu?
0 ja 0 neen
17. Wat is daarvan de belangrijkste reden?
0 nu moet je lezen voor school 0 het maakt geen verschil, lezen is gewoon leuk 0 vroeger had ik genoeg tijd voor lezen 0 ik kan maar heel weinig boeken vinden die ik nog leuk vind. 0 het liefst lees ik strips, maar dat mag niet voor school 0 nog iets anders, nl.
18.Probeer je leeshouding te typeren. 0 heel intensief, ik hoor niets meer om me heen 0 tamelijk oppervlakkig en kor 0 ik kan niet ophouden 0 ik word heel gauw afgeleid 0 er zijn zo veel leuker dingen te doen dan lezen 0 ik heb moeite met lezen, daardoor duurt het te lang voor ik iets uit heb 0 nog iets anders, nl.
356
DEEL VIJF Nu willen we graag iets weten over het waarom van je lezen. WAAROM LEES JE? 1. Waarom lees je voornamelijk? (niet meer dan twee rondjes aankruisen)
0 vanwege tijdverdrijf 0 omdat het aangenaam is 0 om te ontsnappen aan het dagelijks leven 0 om in slaap te komen 0 omdat het voor school moet 0 om informatie te krijgen 0 ter ontspanning 0 omdat ik op zoek ben naar emoties 0 doordat het onderwerp me aanspreekt 0 om er iets van te leren 0 omdat ik het niet laten kan 0 nog iets anders, nl.
1a. Is er verschil in het “waarom” van je lezen tussen nu en twee/drie jaar geleden?
0 ja (naar 1b) 0 neen (naar vraag 2)
1b. Wat is het belangrijkste verschil? 0 ik las nooit, nu moet het 0 ik lees nu anders omdat ik ouder ben 0 ik vind andere zaken dan spanning en avontuur nu boeiender 0 nog iets anders, nl. 2. Mensen besluiten om allerlei redenen een boek te lezen. Welke reden/redenen speelt/spelen bij jou een hoofdrol? Meerdere keuzen zijn mogelijk.
0 de titel spreekt me aan 0 vanwege de informatie op de achterflap 0 vanwege ervaring met de schrijver 0 vanwege ervaring met de serie 0 omdat ik de hoofdpersoon aardig vind 0 door informatie over het boek 0 cadeau gekregen 0 lekker dik boek 0 lekker dun boek 0 door advies van moeder 0 door advies van vader 0 door advies van andere familieleden 0 door advies van leraar (welk vak?) 357
0 door advies van leerling/vriend/vriendin 0 vanwege boekbespreking in media/klas 0 door advies bibliotheek 0 het stond in de boekenkast van mijn ouders 0 het stond in mijn eigen boekenkast 0 omdat ik bepaalde verwachtingen had van het boek (beantwoord ook 2a) 0 omdat ik bepaalde eisen stel aan een boek (beantwoord ook 2b) 0 nog iets anders, nl. 2a.Welke verwachtingen over boeken heb je zoal?
0 mooi, spannend verhaal 0 even helemaal wegdromen 0 zelfde sfeer als het vorige deel 0 lekker vlot weg lezen 0 nieuwe interessante dingen lezen 0 nog iets anders, nl.
2b. En hoe komt het dat je bepaalde verwachtingen hebt?
0 vanwege de schrijver 0 vanwege het verhaal 0 vanwege informatie (titel/achterflap) 0 vanwege recensies 0 vanwege de serie waarin dit boek past 0 nog iets anders, nl.
2c. Welke eis stel je in ieder geval aan een verhaal?
0 ik moet er helemaal in op kunnen gaan 0 ik moet erover kunnen nadenken 0 het moet niet te lang zijn 0 vlot geschreven, veel handelingen en gebeurtenissen 0 nog iets anders, nl.
3. Geniet je van lezen?
0 ja (naar vraag 3a) 0 neen (naar vraag 4)
3a. Waarom geniet je van lezen?
0 ik kan over het verhaal nadenken 0 ik kan het verhaal later opnieuw beleven 0 ik ga helemaal op in een verhaal 0 ik ben op zoek naar spanning 0 nog iets anders, nl.
358
4. Vind je lezen waardevol?
0 ja 0 neen
5. Leg eens uit waarom je dat wel/niet waardevol vindt.
0 je kunt er iets van opsteken 0 je kunt er niets van opsteken 0 verhalen zeggen iets over de werkelijkheid 0 verhalen zijn alleen maar verzinsels 0 nog iets anders, nl.
6. Wat vind je het belangrijkste in een boek? (een rondje aankruisen)
0 hoe de personen beschreven zijn 0 dat er veel handelingen zijn 0 dat het verhaal met de werkelijkheid klopt 0 dat de stijl mooi is 0 dat het verhaal spannend is 0 dat er veel emoties in voorkomen 0 nog iets anders, nl.
7. Ben je geneigd één te worden met de hoofdpersoon?
0 ja 0 neen
7a. Waarom neig je daar (niet) toe?
0 omdat ik me inleef in de hoofdpersoon 0 omdat ik dezelfde dingen voel, meemaak 0 omdat ik me niets bij een verhaal kan voorstellen 0 het blijft voor mij een verzinsel 0 nog iets anders, nl.
8. Ben je geneigd één te zijn met het verhaal?
0 ja 0 neen
8a. Wat is de belangrijkste reden daarvoor? (een rondje aankruisen)
0 omdat ik me inleef in het verhaal 0 omdat ik me laat meeslepen 0 omdat ik geen band met het verhaal krijg 0 omdat het me niet interesseert 0 nog iets anders, nl.
9. Verlies je je graag in een verhaal? 0 ja 0 neen
359
10. Wil je de tegenpool zijn van de hoofdpersoon?
0 ja 0 neen 0 soms
11. Ben je al lezend een toeschouwer van dichtbij?
0 ja 0 neen
12. Houd je al lezend een veilige afstand tot het verhaal?
0 ja 0 neen
13. Zou je verhaalgebeurtenissen willen beïnvloeden?
0 ja 0 neen 0 soms
14. Ontstaat er een emotionele band met het verhaal/de personen?
0 neen 0 ja, tijdens het lezen 0 ja, na het lezen 0 nog iets anders, nl.
15. Analyseer je het verhaal?
0 neen 0 ja, tijdens het lezen 0 ja, na het lezen 0 nog iets anders, nl.
16. Heb je voorkeur voor een open of 0 geen voorkeur een gesloten einde aan een verhaal? 0 open einde 0 gesloten einde 17. Als er sprake is van een open einde, verzin je dan zelf een einde?
0 ja, waarom? 0 neen, waarom niet?
18. Als een gesloten einde je niet aanstaat, verzin je dan een ander einde?
0 ja 0 neen
19. Leg je verbanden tussen je eigen 0 ja leven en dat van de verhaalpersonen? 0 neen 20. Is er verschil in je manier van lezen tussen nu en twee/drie jaar geleden?
0 ja (naar 21) 0 neen (naar 22)
360
21. Noem het belangrijkste verschil 22. Stel je jezelf anders op tegenover 0 ja boeken van je eigen keuze dan 0 neen tegenover boeken voor de ‘boekenlijst’/school/spreekbeurt? 23. Wat is daarvoor de belangrijkste reden? (één rondje aankruisen)
0 ik heb positieve verwachtingen als ik vrijwillig lees 0 ik heb negatieve verwachtingen bij verplicht lezen 0 ik begin plezier te krijgen in lezen 0 ik had toch al geen zin in lezen, nu helemaal niet meer 0 nog iets anders, nl.
24. Vind je het gebruik van symbolen in een verhaal
0 plezierig? 0 onplezierig? 0 noodzakelijk? 0 niet noodzakelijk?
25. Mijn voorkeur gaat uit naar een:
0 “ik”-verhaal 0 “hij/zij”-verhaal 0 “jij”-verhaal 0 een verhaal dat zichzelf vertelt 0 nog iets anders, nl.
26. Stimuleert de school je om te lezen?
0 ja 0 neen 0 soms
27. Wat is daarvan de belangrijkste oorzaak?
0 verplicht lezen stimuleert niet 0 boeken zijn te moeilijk 0 als er over een boek verteld wordt wel, anders niet 0 nog iets anders, nl.
28. Hebben er in je leven heel belangrijke gebeurtenissen plaatsgevonden die je leesgedrag veranderd hebben?
0 ja (naar 28a) 0 neen (naar 29)
361
28a. Welke gebeurtenissen waren dat? 0 een van mijn familieleden is overleden, toen ben ik verhalen gaan lezen die daarover gingen 0 mijn ouders gingen scheiden, daarom ging ik verhalen lezen over scheiding 0 omdat ik belangstelling heb voor verhalen over homoseksualiteit, ben ik verhalen over dat onderwerp gaan lezen 0 we gingen verhuizen, op de nieuwe school moest ik ineens erg wennen (school/stad/mensen) 0 iemand liet mij beleven hoe fijn lezen eigenlijk is 0 nog iets anders, nl. 29. Laat je bewust of onbewust je eigen normen en/of waarden meebeslissen als je een persoon in een verhaal (on)aardig vindt?
0 ja (vraag 30) 0 neen 0 soms (vraag 30)
30. Geef daarvan eens een voorbeeld. 31. Vind je jezelf een lezer? Iemand die verhalen/romans lezen een fijne tijdsbesteding vindt.
0 ja 0 neen 0 hangt ervan af (naar 31a)
31a. Waar hangt dat van af?
DEEL ZES ALGEMENE VRAGEN 01 Houden je ouders zich ermee bezig of je leest?
0 bij elk boek 0 bij veel boeken 0 bij sommige boeken 0 bij een enkel boek 0 bij geen enkel boek
362
02. Moedigen je ouders je aan tot lezen?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 bijna nooit 0 nooit
03. Houden je ouders je af van lezen? 0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 bijna nooit 0 nooit 04. Houden je ouders zich bezig 0 heel vaak met wat je leest? (Als je ‘nooit’ hebt 0 vaak ingevuld, ga dan naar vraag 06.) 0 soms 0 bijna nooit 0 nooit 05. Wat zeggen of doen ze in dat geval (zie vraag 04)?
0 naar de titel vragen 0 ik moet iets vertellen over het boek 0 ze lezen het ook 0 we praten over het boek 0 iets anders, nl.
06. Als je een boek gelezen hebt, praat je er dan met anderen over?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 bijna nooit 0 nooit
Met wie dan? 07. Werd je vroeger voorgelezen? (Als je nooit hebt ingevuld, ga dan naar vraag 09)
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 bijna nooit 0 nooit
08. Wanneer hield dat voorlezen op? 0 eerder dan mijn zesde jaar 0 na mijn zesde jaar 0 na mijn achtste jaar 0 na mijn tiende jaar 0 na mijn twaalfde jaar 0 later dan mijn twaalfde 363
09. Vertel of schrijf je zelfbedachte verhalen of gedichten?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 bijna nooit 0 nooit 0 niet meer
10. Houd je een dagboek bij?
0 ja 0 soms 0 niet meer 0 neen
11. Hoe vaak lees je verhalen/boeken? 0 elke dag 0 drie keer per week 0 een keer per week 0 minder dan een keer per week namelijk… 0 nooit 12. Welke gebeurtenissen of zaken 0 andere hobby’s houden je van het regelmatig 0 tv lezen af? 0 radio 0 schoolwerk 0 uitgaan 0 nog anders …… 0 niets 12a. Het leren lezen ging mij
0 makkelijk af 0 moeilijk af
12b.Ik houd niet van lezen doordat lezen mij moeite kost.
0 mee eens 0 niet mee eens
13. Wie lezen er bij jou thuis regelmatig?
1. 2. 3. 4.
14. Ben je een meisje of een jongen? 0 meisje 0 jongen 15. Hoe oud ben je?
…….. jaar …….. maand 364
16. In welke klas zit je?
0 havo 3 0 ath 4 0 gymn 4 0 havo 4 0 ath 5 0 gymn 5 0 havo 5 0 ath 6 0 gymn 6
17. Wat is de hoogst gevolgde (dag-) opleiding van je vader?
0 wo 0 vwo 0 gymnasium 0 hbo 0 havo 0 hbs 0 mbo 0 mavo 0 ulo 0 vbo 0 lbo 0 leao/lhno
18. Wat is de hoogst gevolgde (dag-) opleiding van je moeder?
0 wo 0 vwo 0 gymnasium 0 hbo 0 havo 0 hbs 0 mbo 0 mavo 0 ulo 0 vbo 0 lbo 0 leao/lhno
19. Hoeveel leesboeken hebben je ouders in de boekenkast staan?
0 < 10 0 10-25 0 25-50 0 50-100 0 > 100
365
20. Hoeveel boeken bezit jezelf?
0 < 10 0 10-25 0 25-50 0 50-100 0 > 100
21. In welke geloofsovertuiging ben je opgevoed?
0 in geen 0 in prot. chr. 0 in r.k. 0 in islamitische 0 in moluks ev. 0 in boeddhistische 0 in hindoeïstische 0 in nog anders:
22. Lezen jullie thuis literaire 0 ja tijdschriften, zoals: Raster; Bzzletin; 0 neen Literatuur; Spiegel; Diepzee; 0 soms Of literaire bijlagen, zoals bij VN; Trouw; NRC? 23. Ben je lid van de bibliotheek? Bij ja : Hoe vaak kom je voor verhalen/romans in de bibliotheek?
0 ja 0 neen 0 > een keer per week 0 een keer per week 0 een keer in de twee weken 0 eens in de maand 0 < eens per maand
24. Zijn je ouders lid van de bibliotheek?
0 ja 0 neen
25. Lenen jullie romans/verhalen van vrienden/bekenden?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 zelden 0 nooit
366
26. Vertelde een van je ouders vroeger zelfbedachte verhaaltjes?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 zelden 0 nooit
27. Werd je vroeger alleen voor het slapen gaan voorgelezen?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 zelden 0 nooit
28. Werden/worden er liedjes gezongen thuis?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 zelden 0 nooit
29. Werd er tijdens of na het voorlezen over het verhaal doorgepraat?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 zelden 0 nooit
30. Dacht je vaak over een voorgelezen verhaal na?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 zelden 0 nooit
31. Welke tijdschriften lees je?
0 damesbladen (Libelle e.a.) 0 mannenbladen 0 techniek/wetenschap 0 opinie-/weekbladen 0 jeugdbladen 0 tv-/radiogids 0 …………….
367
32. Welke tijdschriften lezen je familieleden?
0 damesbladen (Libelle e.a.) 0 mannenbladen 0 techniek/wetenschap 0 opiniebladen 0 jeugdbladen 0 tv-/radiogids 0 ……………...
33. Beschrijf de samenstelling van het gezin waarin je leeft. 34. Mijn vrienden/vriendinnen lezen 0 veel meer dan ik 0 meer dan ik 0 net zoveel als ik 0 minder dan ik 0 veel minder dan ik 35. Zijn jullie lid van een boeken/platenclub? Welke?
36. Kopen jij of je gezinsleden romans/verhalen naar aanleiding van recensies?
0 heel vaak 0 vaak 0 soms 0 zelden 0 nooit
37. Koop je wel eens leesboeken voor je zelf?
0 ja 0 neen
38. Koop je wel eens tijdschriften? welke?
0 ja; 1 2 3 4 5 0 neen
368
39. Welk vakkenpakket ga je kiezen/heb je gekozen?
0 0 0 0 0 0 0 0 0
369
370
Vakgroep Psychologie Bijlage 2A Rijksuniversiteit Groningen Faculteit der Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen
Ontwikkelingspsychologie en Experimentele Klinische Psychologe Psychologisch Instituut Heymans Grote Kruisstraat 2/1 9712 TS Groningen Telefoon (050) 63 63 97 Telefax (050) 63 63 04 E-mail Datum
Telefoon
Uw kenmerk
Ons kenmerk
Onderwerp OUDER-ENOUETE / LEESHOUDING ADOLESCENTEN Wat wij van u vragen is of u deze ouder-enquête wilt invullen. Het kost u ongeveer 15 minuten. Het doel van deze vragenlijst is voor ons dat wij een totaal beeld krijgen van de omgeving waarin de respondent (uw kind) opgroeit. Vaak zijn gegevens die uit zo'n omgevingsvragenlijst komen zeer waardevol voor het interpreteren van antwoorden die een respondent geeft. Uw privacy bewaken wij zo goed mogelijk. Dat wil in dit verband zeggen dat de vragenlijsten onder code worden ingevuld en bewaard. De interpretatie van gegevens vindt ook uitsluitend onder code plaats, waardoor elke verwijzing naar de invuller verdwijnt.
371
OUDER-ENOUETE Naam interviewer:
/
LEESHOUDING
ADOLESCENTEN
Nummer leerling: Datum interview: VRAGEN A-Gedeelte la
Houdt u (= een van de ouders/beide ouders) zich ermee bezig of uw kind leest? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit
1b
Wat zegt of doet u dan ?
2a
Houdt u zich ermee bezig wat uw kind leest? O heel vaak, iedere dag O vaak ± 3 keer per week O soms ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit
2b
Wat zegt of doet u dan?
3a
Verbiedt u ooit uw kind wat het wil lezen, bekijken (video/tv) of beluisteren (radio)? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit
372
3b
Was/Is dat een: O boek O strip O tijdschrift voor volwassenen O tijdschrift voor jongeren O krant O tv-programma O film (op tv of video) O computerspel O radioprogramma
3c
Zegt u in zo'n geval waarom u het niet goed vond/vindt? O altijd O vaak O soms O zelden O nooit
3d
Waarom vond/ vindt u het niet goed dat uw kind dat las/bekeek/beluisterde?
4a
Als uw kind een boek gelezen heeft, wordt er dan thuis over gepraat? O altijd O vaak O soms O zelden O nooit
4b
Wie begint er dan met dat gesprek? O verschilt steeds O ikzelf O mijn vrouw/man O mijn kind O één van mijn andere kinderen
4c
Denkt u dat uw kind het prettig vindt als thuis gepraat wordt (of zou worden) over wat hij/zij leest? O zeer zeker O misschien O waarschijnlijk niet O zeker niet
373
4d
Waarom denkt u dat uw kind het fijn vindt?
4e
Waarom denkt u dat uw kind het niet fijn vindt?
5a
Heeft u (of uw vrouw l man) uw kind vroeger voorgelezen? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit O weet ik niet meer
5b
Las u dan voor aan één kind? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O toen ik nog maar één kind had O nooit O weet ik niet meer
5c Las u dan voor aan meerdere kinderen? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms,± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit O weet ik niet meer 6a
Wanneer bent u begonnen met het voorlezen aan uw kind? O tussen O en 6 maanden O tussen 6 en 12 maanden O tussen 12 en 24 maanden O tussen 2 en 4 jaar O toen mijn kind ouder dan 4 jaar was O weet ik niet meer
7a
Wat las u voor? O Wat mijn kind uitkoos, dus dat kon van alles zijn O prentenboeken O sprookjes O losse verhalen 374
O steeds één hoofdstuk van één boek tot het uit was O fabels O gedichten/gedichtjes O liedjes O legenden (over heiligenlevens)/sagen O stukjes uit de (kinder)bijbel O hobbyboeken O humoristische boeken O avonturenboeken O informatieve boeken (b.v. over landen) O detectives O dierenboeken/dierenverhalen O strips O nog iets anders, nl. 7b
Wanneer las u voor / vertelde u? (er is meer dan één antwoord mogelijk) O op een vast moment van de dag O op een moment dat het nodig was om mijn kind af te leiden van een moeilijkheid (pijn, verdriet, vermoeidheid, verveling, zeuren, een nare gebeurtenis) O op het moment dat mijn kind erom vroeg O op het moment dat ik er zelf zin in had
7c
Op welk vast moment van de dag las u voor/vertelde u?
7d
Waar las u voort vertelde u?
8a
Wat gebeurde er als het verhaal uit was?
8b
Vond u het erg door uw kind onderbroken te worden tijdens het voorlezen/vertellen
8c
Hoe oud was uw kind toen u stopte met voorlezen? O 4 jaar O 5 jaar O 6 jaar O 8 jaar O 12 jaar O later dan 12 jaar
375
9a
Vertelde l vertelt u (of uw vrouw/man) wel eens een zelf bedacht verhaal? O heel vaak, iedere dag O dikwijls, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit
9b
Vertelde/vertelt uw kind wel eens een zelf bedacht verhaal? O heel vaak, iedere dag O dikwijls, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit
l0a
Keek u samen met uw kind naar de tv? (hiermee wordt bedoeld samen voor het tv-toestel zitten; het tv-kijken als een gezamenlijke bezigheid) O heel vaak, iedere dag O dikwijls, ± 3 keer per week O soms, + l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit
l0b Naar wat voor programma 's keek u samen ? O Sesamstraat O tekenfilms voor de jeugd O jeugdseries O informatieve programma's v.d.jeugd (bv. over hobby's) O spelprogramma's v.d.jeugd O muziekprogramma's v.d.jeugd O jeugdjournaal O journaal voor volwassenen O spelprogramma's voor volwassenen O detective-/misdaadseries voor volwassenen O andere series voor volwassenen O informatieve programma's voor volwassenen O muziekprogramma's voor volwassenen O schooltelevisie O sportprogramma's O nog andere programma's, nl.
376
10c Kijkt u samen met uw kind naar de tv? O heel vaak, iedere dag O dikwijls, ± 3 keer per week O dikwijls, + l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit 10d Naar wat voor programma's kijkt u samen? O tekenfilms voor de jeugd O jeugdseries O informatieve programma's v.d. jeugd (bv. over hobby's) O spelprogramma's v.d. jeugd O muziekprogramma's v.d. jeugd O jeugdjournaal O journaal voor volwassenen O spelprogramma's voor volwassenen O detective-/misdaadseries voor volwassenen O andere series voor volwassenen O informatieve programma's voor volwassenen O muziekprogramma's voor volwassenen O schooltelevisie O sportprogramma's O nog andere programma's, nl. 11a Luistert u samen met uw kind naar de radio? (ook hier wordt bedoeld het naar de radio luisteren als gezamenlijke bezigheid) O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit
377
11b Naar wat voor programma's luistert u dan? O het nieuws/actualiteitenprogramma's O hoorspelen voor de jeugd O spelprogramma's voor de jeugd O popmuziekprogramma's O programma's met klassieke muziek O informatieve programma's (bv. over hobby's) O hoorspelen voor volwassenen O spelprogramma's voor volwassenen O sportprogramma's O schoolradio O nog andere programma's, nl. 12a Speelde u vroeger spelletjes met uw kind O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit 12b Speelt u tegenwoordig spelletjes met uw kind O heel vaak, iedere dag O vaak, + 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit 12c Speelde u vroeger poppenkast met uw kind? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit 12d Vertelden u en uw kind elkaar vroeger moppen of anecdotes of raadsels en/of aftelrijmpjes? O heel vaak, iedere dag O vaak, + 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit
378
12e Vertellen u en uw kind elkaar tegenwoordig moppen of anecdotes of raadsels en/of aftelrijmpjes? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O wanneer zich een actuele aanleiding voordoet O nooit 12f Zong u vroeger liedjes met uw kind? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit 12g Zingt U tegenwoordig (liedjes) met uw kind (eren)? O heel vaak, iedere dag O vaak, ± 3 keer per week O soms, ± l keer per week O zelden, minder dan l keer per week O nooit VRAGEN B-gedeelte
1
Bent u O een man O een vrouw
2
Bent u O tussen de 35 en 40 jaar O tussen de 40 en 45 jaar O tussen de 45 en 50 jaar O tussen de 50 en 55 jaar O ouder dan 55 jaar
379
3
In welke geloofsopvoeding bent u opgevoed? O in geen O in Prot.chr. O in RK O in Islamitische O in Moluks Evangelische O in Boeddistische O in Hindoeïstische O in nog een nadere
4. Wat is uw hoogst gevolgde dagopleiding? O wo O vwo O gymn O hbo O havo O hbs O mbo O mavo O ulo O vbo O lbo O leao/lhno 5
Welk betaald werk verricht u op dit moment?
6
Welk onbetaald werk verricht u op dit moment?
7
Wat is de hoogst gevolgde dagopleiding van uw vrouw/man?
8
Welk betaald werk verricht uw vrouw/man op dit moment?
9
Welk onbetaald werk verricht uw vrouw/man op dit moment?
10
In welke categorie valt uw netto-maandinkomen (zonder kinderbijslag en vakantie toeslag)? O tussen f. 500,- en f.1000,O tussen f.1000,- en f.1500,O tussen f.1500,- en f.2000,O tussen f.2000,- en f.2500,O tussen f.2500,- en f.3000,O tussen f.3000,- en f.3500,O tussen f.3500,- en f.4000,O tussen f.4000,- en f.4750,O tussen f.4750,- en f.5500,O hoger dan f.5500,-
380
11
Hoe groot schat u het eigen boekenbezit thuis? O minder dan 10 boeken O tussen 10 en 25 boeken O tussen 25 en 50 boeken O tussen 50 en 100 boeken O meer dan 100 boeken
12
Bezit u een tv-toestel met zwart-wit beeld? O ja O nee
13
Bezit u een kleuren-tv? O ja O nee
14
Bezit u een video? O ja O nee
15
Heeft u thuis computerspelletjes? O ja O nee
16
Heeft uw kind een (kleuren-)tv op zijn eigen kamer? O ja O nee
17
Doet hij l zij daar computerspelletjes op? O ja O nee
18
Heeft uw land eigen geluidsapparatuur (stereotoren enz.) op zijn kamer? O ja O nee
Dit was het; wij danken u vriendelijk voor de tijd die u aan het invullen van de vragenlijst hebt willen besteden. F.F.H. Nelckda Silva Rosa. W.A. Schlundt Bodien
381
Bijlage 3 Kernlijst code respondent 2 ’95
98’
Hedonistisch p.4.3.2. spannend p.4.3.3. romantisch
a
’95
g
’98
h
m
m v
Reflectief p.6.7a. reden: verschil in lezen (alle antwoorden, zijnde 6). [R. op lezen] p.11.1b. verschil 2/3 jaar geleden nu alle antwoorden, zijnde 5). [R. op lezen]. p.11.10b.3.verhalen zijn interessanter geworden.
p.4.3. 4. Emotioneel
p.6.6b. lees voor plezier; niet om dieper erop in te gaan. p.15.1.3. om te ontsnappen aan het dagelijkse leven. p.15.1.7. ter ontspanning.
p.15.1.8. omdat ik op zoek ben naar emoties. p.16.2a.1. mooi spannend verhaal. p.16.2a.2. even helemaal wegdromen. p.17.2c.1. ik moet er helemaal in op kunnen gaan. p.17.3a.2. later opnieuw beleven. p.17.3a.3. ik ga helemaal op in een verhaal p.17.3a.4. ik ben op zoek naar spanning.
382
p.14.12a.4. iets wat me aan het denken zet MetaReflectie code 95: r4a; 98 r4b p.14.12a.5. een andere kijk op de dingen MetaReflectie code 95 r5a; 98 r5b p.14.17.2. maakt geen verschil; lezen is leuk p.14.17.4. nog maar weinig boeken leuk. p.14.17.6. anders p.15.18.1. heel intensief p.15.18.2. oppervlakkig en kort p.15.18.3. kan niet ophouden p.15.18.4. gauw afgeleid p.15.18. 5. zoveel leuker dingen te doen p.15.18.7. anders p.15.1b.2. ik lees nu anders omdat ik ouder ben. Metareflectie code 95 r15a; 98 r15b p.16.2.19+20. ik heb bepaalde verwachtingen en eisen.
’95
98’
Hedonistisch
’95
p.18.6.4.stijl mooi is p.18.6.5.verhaal spannend is
p.18.6.6.veel emoties aanwezig.
p.18.7a.1. omdat ik me inleef in de hoofdpersoon. p.18.7a.2. omdat ik dezelfde dingen voel, meemaak.(als de hoofdpersoon). p.19.8a.1. omdat ik me inleef in het verhaal.
p.19.8a.2. omdat ik me laat meeslepen. p.19.9. verliezen in verhaal ? ja p.19.14.2 ..ja, tijdens het lezen. p.19.14.3. ja, na het lezen. p.21.23.3. begin plezier in lezen te krijgen.
383
’98
Reflectief p.17.2c.2. ik moet erover kunnen nadenken. Metareflectie code 95 r17a; 98 r17b p.17.3a.1. ik kan over het verhaal nadenken. Metareflectie code 95 r18a; 98 r18b p.18.5.1. kan er iets van opsteken Metareflectie code 95 r19a; 98 r19b p.18.5.3. verhalen zeggen iets over de werkelijkheid. Metareflectie code 95 r20a; 98 r20b 18.6. 3+7. Verh. klopt met werkelijkh. Metareflectie code 95 r21a; 98 r21b En nog iets anders. p.19.15.2. ja, tijdens het lezen. p.19.15.3. ja, na het lezen. p.20.19. leg je verbanden tussen je eigen leven en dat van verhaal personen: (ja). Metareflectie code 95 r24a; 98 r24b p.20.21. noem verschil in manier van lezen. p.21.24. gebruik symbolen plezierig/onplezierig. p.21.24. gebruik symbolen noodzakelijk/niet noodzakelijk. p.22.28a. alle antwoorden p.22. 29.1. laat je eigen normen/ waarden meespelen? Ja Metareflectie.code 95r29a; 98 r29b
Bijlage 4 EVALUATIEVRAGENLIJST behorend bij LeesAttitudeOntwikkelingsLijst Inleiding Onder leeshouding verstaan we de wijze waarop je je opstelt tegenover het lezen van boeken/verhalen. Een voorbeeld: als je een stapel boeken ziet liggen kan je er langs lopen zonder belangstelling ervoor te hebben. Je kunt ze zelfs niet eens opmerken. Ook kun je ze in je handen nemen en bekijken, of zelfs titels noteren omdat je het boek wilt lezen, misschien kopen. Wat wij willen weten is of er tussen 1995 (de start van het onderzoek waaraan je meedoet) en nu (voorjaar 1998) veranderingen in je leeshouding opgetreden zijn. Vind je dat tussen 1995 en 1998 in je leeshouding veranderingen zijn opgetreden? 1
❑
ja [ga naar drie]
2
❑
neen [ga naar vier]
3
❑
4.
❑
We zijn natuurlijk benieuwd naar die veranderingen. Wil je ze eens beschrijven. Lees je bijvoorbeeld alleen voor tentamens. Ben je andere soorten boeken gaan lezen. Ben je misschien helemaal gestopt met lezen? [ruimte voor je opmerkingen]
Is je leeshouding misschien minder geworden? Of is die echt net zo als in 1995, toen we met het onderzoek begonnen?
In de afgelopen twee/drie jaar heb je lessen in literatuur gehad. Denk maar aan 'Kort-om', 'Gedrukte letters', lessen in poëzie en literaire onderwerpen; uitleg bij het leesdossier; literatuurgeschiedenis; klassengesprekken over lezen en literatuur. Hebben deze lessen ertoe bijgedragen dat je meer inzicht kreeg in alle boeken die je voor school las?
384
5.
❑
ja [ga naar zeven]
6
❑
neen [ga naar acht]
7.
❑
Waaraan heb je het meeste gehad. O Aan Kort-om O Aan literatuur in 40 lessen O Aan lessen over poëzie O Aan gedrukte letters O Aan Fraaie historie O Aan klassengesprekken over literatuur O Aan het maken van leesverslagen O Nog iets anders nl.
7a.
❑
waaraan het minste? O Aan Kort-om O Aan literatuur in 40 lessen O Aan lessen over poëzie O Aan gedrukte letters O Aan Fraaie historie O Aan klassengesprekken over literatuur O Aan het maken van leesverslagen O Nog iets anders nl.
8.
❑
Heeft dat aan de lessen gelegen, aan de leraar, of aan jezelf? Een combinatie van die drie is ook mogelijk.
Omdat we in onze studie een vergelijking willen maken tussen je leeshouding en je persoon, stellen we nu een paar vragen over je persoonsontwikkeling. 9.
❑
Vind je dat je als persoon veranderd bent? Je kunt hierbij aan alles denken wat je te binnen schiet voor zover het gaat om veranderingen in je denken over jezelf, je omgang met anderen en jezelf.
10.
❑
ja
11.
❑
neen [ga naar 13]
385
12
12a
Heb je het gevoel dat je nog steeds dezelfde persoon bent als die je in de derde, vierde klas was? ❑
ja
❑
neen
❑
Probeer aan de hand van de volgende onderwerpen uit te leggen wat er met je gebeurd is? Veranderingen in je lichaam. Ben je groter geworden, of juist kleiner, dikker of dunner. Is je lichaam misschien volwassener geworden en zo ja wat houdt dat voor jou in? Veranderingen in je omgang met medemensen. Heb je andere vrienden gekregen, een intiemere relatie. Is je verhouding tot je ouders, broers, zussen anders geworden. Kijk je anders tegen mensen en samenleving aan? Veranderingen in de omgang met jezelf. Heb je meer of minder zelfvertrouwen gekregen? Is je zelfbewustzijn groter of kleiner geworden? Drie jaar geleden had je idealen en nu zul je ook wel idealen hebben. Zijn er veranderingen opgetreden in die idealen? Heb je sommige ervan bereikt, of heb je ze laten vallen en ingeruild voor andere? Je bent om wat voor reden dan ook van de Vincent van Goghscholengemeenschap af gegaan. Was dat een teleurstelling voor je of juist een opluchting? Vind je dat het achteraf gezien goed voor je is geweest dat je van school ging? Wat doe je nu en heb je daar plezier in?
386
13.
Kijk je op een andere manier tegen alles wat zich in de wereld afspeelt aan. Als je bijvoorbeeld de krant leest of naar tv-nieuwsprogramm’s kijkt, reageer je dan anders dan toen je in de derde of vierde klas zat van de Vincent van Gogh-scholengemeenschap? ❑
Ja, hoe dan?
❑
Neen, leg eens uit waarom je kijk op de omringende wereld niet veranderd is.
14.
Hebben al die veranderingen in je persoon die je zonet beschreven hebt invloed op de manier waarop je met boeken omgaat? ❑
Ja.
❑
neen
❑ ❑
Heb je met het onderzoek 'tien boeken lezen' meegedaan? ja, [ga naar 16] neen [ ga naar 18]
15.
Kun je daarvan een voorbeeld geven?
16.
❑
Kun je je nog herinneren waarom je drie jaar geleden besloot mee te doen?
17.
❑
Is het achteraf waardevol voor je geweest?
18.
❑
Wat heeft je drie jaar geleden doen besluiten niet mee te doen?
19.
❑
Heb je er achteraf spijt van dat je niet mee hebt gedaan?
20.
❑
Het boek dat ik het gemakkelijkste te lezen vond, heet
21.
❑
Het boek dat ik het moeilijkste te lezen vond, is
22.
❑
Het mooiste boek van de tien die ik gelezen heb voor het onderzoek heet
23.
❑
Het minst mooie boek is
Je bent nu klaar met het invullen van deze lijst. Heel hartelijk bedankt voor de moeite.
387
Bijlage 5 Tienboeken vragenlijsten met daarin opgenomen de GRAAL-items.
VRAGENLIJST
NAAM KLAS DATUM
Bijlage 5, boek 4. ‘De Tweeling’ Introductie. Lees het boek (het liefst in een keer) uit. Vul direct nadat je het boek uit hebt onderstaande vragenlijst met een blauwe of zwarte balpen in. Heel belangrijk voor het onderzoek is dat je pas over het boek met anderen praat nadat je de vragenlijst hebt ingevuld. Als je over het boek praat voordat je de opdrachten hebt gemaakt, betekent dat dat je antwoorden onbewust door anderen beïnvloed worden. We vragen je dus: houd je alsjeblieft heel zorgvuldig aan ons verzoek. Nadat je de vragenlijst hebt ingevuld lever je die bij een van ons in (lokaal 138). Als je over het boek wilt napraten of als je hulp wilt bij het maken van het leesverslag kan je dat onderaan deze vragenlijst aangeven. We maken dan een afspraak met je. 1
Mijn eerste reactie komt nog het meeste overeen met: (één woord omcirkelen)
Verrast zijn Zenuwachtigheid Genegenheid Kwaadheid Zelfverwijt Plezier Neerslachtigheid Besluitvaardigheid Bangheid
verwondering gespannenheid liefde verzet schaamte blij zijn verdriet (voelen) sterk (zijn; voelen) bedreigd (voelen)
388
verbazing onzekerheid verbondenheid afkeer schuldig voelen heerlijk (vinden) triestheid (voelen) zeker (zijn; voelen) angst (voelen)
2
Als ik Lotte was geweest, zou ik direct na de eerste ontmoeting mijn koffers hebben gepakt.
Ik ben het daar
3
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Anna heeft niet geleerd zichzelf met al haar zwakheden en fouten te accepteren.
Ik ben het daar
4
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Als ik Lotte was geweest, had ik me toch aardiger tegenover Anna gedragen, Ze is immers haar zus.
Ik ben het daar
5
0 helemaal mee een 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Lotte mag zich wel eens realiseren dat veel Nederlanders zich in de Tweede Wereldoorlog erg hebben misdragen (in geen enkel West-Europees land zijn zoveel Joden weggevoerd als in Nederland).
Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
389
6
Lotte is voor een deel verantwoordelijk voor Anna’s geluk en Anna voor dat van Lotte. Dat is niet waar.
Ik ben het daar
7
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Lottes fout is dat ze Anna’s gevoelens niet wil begrijpen.
Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
8
De vormgeving van het verhaal was voor mij (meerdere keuzen zijn mogelijk) 0 moeilijk te begrijpen 0 gemakkelijk te begrijpen 0 irritant 0 nieuwsgierig makend 0 verwarrend 0 duidelijk 0 nog iets anders, nl.
9
De verhaalinhoud was voor mij
0 moeilijk te begrijpen 0 gemakkelijk te begrijpen 0 irritant 0 nieuwsgierig makend 0 verwarrend 0 duidelijk 0 nog iets anders, nl.
10 Ik zou dit verhaal nooit uit mezelf lezen, want Ik heb dit verhaal al eerder gelezen, want en ik vind het nu
390
11 Lotte heeft in haar moeizame leven geleerd tolerant te zijn. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
12 Lotte voelt zich schuldig, omdat ze Anna niet heeft willen begrijpen. Ik zou mij daarover ook schuldig hebben gevoeld. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
13 Lotte en Anna hebben heel verschillende karakters, vandaar die slechte verhouding. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
14 Anna heeft alles wat haar lief was in en door de oorlog verloren. Daarom vindt ze het zo fijn in Lottes buurt te zijn en met Lotte te kunnen praten over alles wat hun is overkomen. Ik zou dat ook fijn vinden. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
391
15 Anna geeft de westerse mogendheden de schuld van het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog. Dat zou ik ook gedaan hebben als ik Duitse/Duitser was. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
16 Als Anna bij Frau Stolz werkt, wordt ze een soort schoonmaakrobot uit angst dat ze de woede van die ‘Frau’ zou opwekken. Ik zou me in zo’n situatie niet zo gedragen. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens
17 Als de twee ambtenaren bij Frau Stolz aanbellen en Anna vertellen dat ze gesteriliseerd zal moeten worden daar ze als zwakzinnig te boek staat, bekt Anna die twee heren af. Ik zou dat niet gedaan hebben, want het Nazi-regime pakte je ongenadig terug. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
18 Ten diepste wil Lotte onafhankelijk zijn van haar zus. Dat is waar ieder mens naar streeft. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
392
19 Lotte kan geen begrip voor Anna opbrengen, want dan pleegt ze verraad aan haar eigen (Nederlandse) familie. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
20 Als Lotte meer zelfvertrouwen had gehad, was de ontmoeting met Anna niet op zo’n teleurstelling uitgedraaid. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
21 Uiteindelijk is niet Anna eenzaam, maar Lotte. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
22 Als je begrip opbrengt voor het moeizame leven van je Duitse zus betekent dat niet dat je je (Nederlandse) familie verraadt. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
393
23 Anna heeft geleerd met psychische conflicten te leven. Ze is er een beter mens door geworden. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
24 Als Lotte Anna alleen maar zou willen begrijpen, dan was het conflict al uit de wereld. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Ik wil graag napraten over het boek.
ja / neen
Ik wil graag hulp voor het maken van het leesverslag over dit boek. Ja / neen N.B. DEZE VRAGENLIJST TERUG VOOR OF OP MAANDAG ZESTIEN DECEMBER in lokaal 138 om 11.50 tot 12.15 of 13.55 tot 14.10 uur. Napraten over het boek kan op: 16 december om 14.00 uur en om 15.00 uur. ©Schlundt Bodien/Nelck-da Silva Rosa 96/97
394
Bijlage 5, boek 6. De tolbrug. Introductie. Lees het boek (het liefst in een keer) uit. Vul direct nadat je het boek uit hebt onderstaande vragenlijst met een blauwe of zwarte balpen in. Heel belangrijk voor het onderzoek is dat je pas over het boek met anderen praat nadat je de vragenlijst hebt ingevuld. Als je over het boek praat voordat je de opdrachten hebt gemaakt, betekent dat dat je antwoorden onbewust door anderen beïnvloed worden. We vragen je dus: houd je alsjeblieft heel zorgvuldig aan ons verzoek. Nadat je de vragenlijst hebt ingevuld lever je die bij een van ons in (lokaal 138). Als je over het boek wilt napraten of als je hulp wilt bij het maken van het leesverslag kan je dat onderaan deze vragenlijst aangeven. We maken dan een afspraak met je. 1
Mijn eerste reactie komt nog het meeste overeen met: (één woord omcirkelen).
surprise nervousness affection anger guilt pleasure sadness assertion fear 2
verrast zijn zenuwachtigheid genegenheid kwaadheid zelfverwijt plezier neerslachtigheid besluitvaardigheid bangheid
verwondering gespannenheid liefde verzet schaamte blij zijn verdriet (voelen) sterk (zijn; voelen) bedreigd (voelen)
verbazing onzekerheid verbondenheid afkeer schuldig voelen heerlijk (vinden) triestheid (voelen) zeker (zijn; voelen) angst (voelen)
Eigenlijk brengt Adam Jany alleen maar in de problemen door zijn idiote gedrag. Als ik Jany was geweest, had ik hem het huis uit gegooid en Bob (vader van Tess) om hulp gevraagd.
Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 helemaal mee oneens
395
3
Als Adam onder die auto is gekomen en de politie Tess en Jany ondervraagt, zouden zij het hele verhaal meteen verteld moeten hebben. Straks worden zij nog verdacht van poging tot moord.
Ik ben het daar
4
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Jany nam dat baantje als tolwachter omdat hij zichzelf wilde bewijzen dat hij voor zichzelf kon zorgen. Ik heb dat gevoel ook heel sterk; ik wil ook graag over mijn leven zelf kunnen beslissen.
Ik ben het daar
5
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Jany voelt aan dat er iets grondig mis is met Adam. Hoewel hij niet weet wat er mis is, blijft hij hem toch trouw. Hij voelt dat Adam hem nodig heeft.
Ik ben het daar
6
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Tess baalt enorm van de sex met Adam en is vreeslijk bang voor aids. Toch vervalt ze niet in wanhoop, omdat ze kan leven met het idee dat je niet altijd aan de ideale normen voldoet, ook al wil je dat wel.
Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
396
7
Als Jany op ’t laatst zo in de problemen komt door Adam en Tess (die Gill uitnodigt voor het feest) kan hij maar beter naar huis terug gaan. Zulke problemen kun je niet alleen oplossen.
Ik ben het daar
8
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Tess en Jany trekken zich niets aan van het verbod Adam in het ziekenhuis op te zoeken. Hun vriendschap met Adam gaat boven zo’n regel uit.
Ik ben het daar
9
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Gill laat uiteindelijk Jany vallen. Ik zou veel eerder gekozen hebben voor een eigen leven met eventueel een andere relatie. Dat zou voor Jany ook veel beter geweest zijn.
Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
10 Als ik Tess was geweest zou ik me niet zo hebben laten gaan (tegenover Adam – vrijen – en tegenover Jany – angst voor aids-. Met een houding van onverschilligheid kun je tenminste je emoties beheersen. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
397
11 Gill zegt tegen Tess (bl. 205/206) ‘En weet je, vanochtend in de bus bedacht ik dat mensen, als ze weten dat je iets heel graag van ze wilt, ervoor zorgen dat je ’t niet krijgt. Dus ’t stoutste wat je kan doen is misschien wel iemand te laten weten hoe je naar hem verlangt. En vooral hoe graag je wilt dat hij naar jou verlangt. Misschien maak je het ze daarmee wel tegen’. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
12 Jany durft niet emotioneel afhankelijk te zijn van Gill, hoewel dat een voorwaarde is voor een intieme relatie. Ik zou dat ook niet durven. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
13 Gill heeft door die toestand tijdens het feest meer zelfvertrouwen gekregen. Dat zou bij mij niet gebeurd zijn. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens
14 Tess voelt zich verward omdat ze Gill zo in verlegenheid heeft gebracht. Ik zou me daardoor ook verward voelen. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
398
15 Ook al ben je financieel en lichamelijk onafhankelijk geworden, daarom kun je nog wel emotioneel afhankelijk blijven van bijvoorbeeld je ouders. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
16 Als ik Gill was geweest, zou ik niet naar het feest zijn gekomen en had ik me behoorlijk ingehouden tegenover Jany. Dat is de beste manier om je zelfrespect te behouden. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
17. Jany wil er graag zijn voor Adam, omdat hij voelt dat ze iets gemeenschappelijks hebben. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
18 Een goede vader is als een vriend. Zo ervaart Tess de verhouding met haar vader. Dit is de beste verstandhouding die je met je vader kunt hebben. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
399
19 Op bladzijde 205 zegt Gill tegen Tess: ‘Alles is toch per slot van rekening je eigen verantwoordelijkheid.’ Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
N.B. DEZE VRAGENLIJST TERUG VOOR OF OP MAANDAG DRIE FEBRUARI IN LOKAAL 138 OM 11.50 TOT 12.15 OF 13.55 TOT 14.10 UUR. Napraten over het boek en steun bij het maken van het leesverslag om 14.00 uur en om 15.00 uur.
400
Bijlage 5, boek 10 Dit is het laatste boek van het onderzoek. Je moet er nog zes bij zoeken en denk erom dat je op tijd je leesverslagen inlevert bij je eigen leraar. VRAGENLIJST
NAAM
KLAS
Boek 10. De Andere Wereld. Introductie Lees het boek (liefst in een keer) uit. Vul direct nadat je het boek uit hebt, onderstaande vragenlijst met een blauwe of zwarte balpen in. Heel belangrijk voor het onderzoek is dat je pas over het boek met anderen praat nadat je de vragenlijst hebt ingevuld. Als je over het boek praat voordat je de opdrachten hebt gemaakt, betekent dit dat je antwoorden onbewust door anderen beïnvloed worden. We vragen je dus: houd je alsjeblieft heel zorgvuldig aan ons verzoek. Nadat je de vragenlijst hebt ingevuld lever je die bij een van ons in (lokaal 138). Als je over het boek wilt napraten of hulp wilt bij het maken van het leesverslag kun je dat onderaan deze vragenlijst aangeven. We maken dan een afspraak met je. 1
Mijn eerste reactie komt nog het meeste overeen met: (één woord omcirkelen)
verrast zijn zenuwachtigheid genegenheid kwaadheid zelfverwijt plezier neerslachtigheid besluitvaardigheid bangheid
verwondering gespannenheid liefde verzet schaamte blij zijn verdriet (voelen) sterk (zijn; voelen) bedreigd (voelen)
401
verbazing onzekerheid verbondenheid afkeer schuldig voelen heerlijk (vinden) triestheid (voelen) zeker (zijn; voelen) angst (voelen)
2
Op bladzijde 15 raadt Luut Lierelij Kweetal aan zijn veel te zware obloron in het Zompzwin te gooien. Luut Lierelij heeft gelijk: zaken/dingen/problemen die te zwaar voor je zijn, moet je ‘weggooien’ (ook als je er zelf verantwoordelijk voor bent).
Ik ben het daar
3
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Op bladzijde 20 staat dat Bommel de vreemdelingen direct van zijn landgoed stuurt. Hij roept: ‘Maak dat je wegkomt, of ik roep de politie.’
Ik ben het daar
4
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Tom Poes wil weten wat er feitelijk aan de hand is. Hij gaat ervan uit dat er voor crisissituaties nooit maar één oorzaak aan te wijzen is. Dat is wel heel mooi, maar wat schiet je daar in onze werkelijkheid nou mee op.
Ik ben het daar
5
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Bommel moet van de overheid vreemdelingen op zijn landgoed toelaten. Hij wordt daar razend over en weigert daar uitvoering aan te geven. Hij heeft groot gelijk.
Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
402
6
Canteclaer vraagt Bommel voorzitter van het genootschap te worden, om het erfgoed te beschermen. Canteclaer ziet dat goed, als groep dien je elkaar te helpen.
Ik ben het daar
7
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Op bladzijde 24 stuurt Bommel ‘zijn familie’ naar de overheid, omdat die verantwoordelijk is voor de openbare orde. Dat is verstandig van hem, je weet immers nooit wat voor agressie je oproept als je zelf actie onderneemt.
Ik ben het daar
8
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
In het eerste stukje van het verhaal is Bommel eigenlijk heel onzeker over de situatie, maar hij laat niets merken en treedt krachtig op. Dat is ook het beste wat je in zulke omstandigheden kunt doen.
Ik ben het daar
9
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
Velen (in het verhaal) worden lid van het herencomité ter bescherming van eigen bezit. Dat is een goede beslissing van die mensen.
Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
403
10 Bommel gaat direct over tot actie en is niet van plan na te denken over wat hij doet. In dit geval heeft hij daar wel gelijk in. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
11 De bewoners van Rommeldam komen in opstand tegen de aanwezigheid en het hinderlijke gedrag van de vreemdelingen. Als ik een van de bewoners was, bijvoorbeeld Grootgrut, dan zou ik mij ook bij die groep aansluiten. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
12 Op o.a. bladzijde 36 staat dat Bommel begint te twijfelen aan zijn ideeën over de vreemdelingen. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen wat hij vindt en doet en wat hij voelt. Dat is iets wat ik ook wel herken bij mezelf als ik in moeilijke situaties terecht kom. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
13 Tom Poes wil niet zomaar afgaan op wat er gebeurt. Hij voelt zich verantwoordelijk voor de Apoka’s en hun situatie. Ik zou dat ook hebben. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
404
14 De mensen uit Apoka moeten zich wel houden aan de gedragsregels die in Rommeldam gelden. Dat moeten de inwoners van die stad immers ook. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
15 De tv-toespraak van Bommel brengt Rommeldam in rep en roer. Ik zou zo’n toespraak in onze realiteit niet gehouden hebben. (Bijvoorbeeld voor die 137 Tamils die illegaal op Schiphol aankwamen met een vliegtuig en toen asiel aanvroegen). Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
16. Je moet eerst gevoelens en gedachten van de vreemdelingen kennen, voordat je je een oordeel over hen vormt. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
17 Natuurlijk kom je op voor je eigen groep en je eigen belangen (bezit enz.) Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
405
18. Tom Poes pleegt verraad tegenover zijn eigen mensen. Dat is in een verhaaltje te begrijpen, maar in onze werkelijkheid niet te accepteren. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
19 Je moet je tegenover vluchtelingen tolerant opstellen. Je weet immers nooit door welke omstandigheden ze vluchteling geworden zijn. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
20 Er zou geen conflict ontstaat zijn als alle Rommeldammers wat hulpvaardiger zouden zijn geweest. Ik ben het daar
0 helemaal mee eens 0 mee eens 0 een beetje mee eens 0 mee oneens 0 helemaal mee oneens
N.B. DEZE VRAGENLIJST TERUG VOOR OF OP MAANDAG ZESENTWINTIG MEI. Denk er svp om dat je je leesdossier met de verplichte 8 boeken bij je eigen leraar op tijd inlevert.
406
het is hem gewoon allemaal niet duidelijk en hij heeft gewoon een beetje, ja, naar mijn idee, een onzekere toekomst.’ V002 (E6+) I. (404) ‘Ik vind gedicht I een heel vreemd gedicht, vooral het gedeelte over de boer en de boerin en het varken. De boer die hangt in de balken en de blote boerin ligt buiten in de sneeuw en het varken wacht op slobber en om geslacht te worden. Ik vind het haast een beetje luguber. Dan staat er 'Wat is er gebeurd.' Nou, dat vraag ik mij eigenlijk dan ook af. Dan staat er 'Dit is heel erg, dit is een gedicht waarin de boer, de boerin en het varken Sterven.' Ik vind het heel raar dat hij het zo allemaal opschrijft. Ja, het zegt iets waarvan je nu niet weet waar het over gaat. Ja. De dichter vergelijkt dan het huis met een leeg nest in de winter, maar d'r is nog wel warmte en hij is de kat in dit huis. Ze zijn weg, zegt hij, maar hij houdt van de plek waar hij lag. Ik denk dat het vroeger dat het op die boerderij wel heel, ja, warm en gelukkig moet zijn geweest, maar dat nu, nu iedereen dood is en alles anders is, ja, dat het een beetje als een leeg nest is, maar toch, ja, de kat blijft nog steeds wel op dezelfde plek waar hij lag, dus hij is wel trouw aan zijn huis, hij is daar wel nog steeds gelukkig, ondanks dat alles anders is. Midden in het gedicht staat 'dit is heel erg'. En ik zit me nou af te vragen of dat... of hij zegt dat het heel erg is dat die boer en die boerin en het varken allemaal sterven of dat het zo erg is dat hij ze heeft láten sterven in zijn gedicht, dat hij ze heeft opgeschreven dat ze sterven, dat hij eigenlijk zelf zo, ja, zo gruwelijk bezig is geweest. Het gedicht spreekt mij eigenlijk niet zo aan, het is een beetje onduidelijk wat er allemaal gebeurt.. of juist niet gebeurd is en het is, ja het is allemaal, een beetje luguber. En dan komt aan het eind het stukje dat, over de kat die zich daar nog steeds wel thuis voelt. En dank denk ik van ja, hoe kun je je daar nou thuis voelen, als er zoveel, als er zoals die boer en boerin en dat varken daar allemaal dood zijn, geslacht. Ja, ik vind, ik vond dat gedicht niet echt, daar gaat niet echt warmte van uit, of zo.’ II. (430) ‘In gedicht II gaat het duidelijk over de dood. Ik denk dat het belangrijkste wat erin naar voren komt is het noodlottige van de dood. De dood heeft de tuinman die ochtend nog gezien en de tuinman is toen gevlucht. Die dacht als ie naar Ispahaan reed, dat ie dan wel, ja, aan de dood kon ontsnappen. En dan zegt de dood aan het eind dat ie verrast was toen hij 's morgens hier nog stil aan het werk zag staan, de persoon die hij 's avonds moest halen in Ispahaan. Dus hij wil daarmee zeggen dat je niet kunt vluchten voor de dood, de dood haalt je 408
altijd wel als het jouw tijd is. Ik vind het wel apart, dat de dood hier als een soort persoon wordt neergesteld, de dood praat met de heer van de tuinman en, ja, van deze is het kennelijk nog niet zijn tijd, want hij neemt hem niet mee en hij praat gewoon alleen met hem. Er staat ook een regel in het gedicht, waarin de tuinman nog juist de dreiging van de hand van de dood ziet. Ik denk dat dit ook een beetje aangeeft dat hij al eigenlijk wel voelt dat, ja, dat hij bedreigd wordt door de dood, dat hij dus ook binnenkort dood zal gaan. En misschien heeft ie het ook wel geweten en is hij gewoon, ja, wel gevlucht terwijl hij zelf wel wist dat het eigenlijk geen zin had, want ja, voor de dood kun je niet vluchten. In dit gedicht wordt ook eigenlijk een beetje geïmpliceerd dat de dood altijd wel aanwezig is op aarde. Er staat ook 'zolang de dood nog niet de knecht heeft gepakt, toen het zijn tijd was, wacht hij en staat hij wachtend en zwijgend in het park, in het cederpark.' De dood is eigenlijk wel altijd hier om ons aanwezig, maar hij treedt alleen naar voren, ja, als het iemands tijd is. De dood is wel altijd om je heen en daar kan je niets tegen doen, het is gewoon, ja, het lot. Maar, ja, hij komt pas naar voren als het zijn tijd is. Ik vind het wel een mooi gedicht. Ik vind het dat de dichter, ja, het idee rond de dood wel goed weergeeft en ik kan me daar ook wel, ik geloof daar ook wel op zo'n manier in. De dood, ja, de dood komt toch voor iedereen op een gegeven moment, dat gebeurt gewoon. En daar kun je niet voor vluchten. Ik vind ook, ja, de stijl van de dichter spreekt mij ook wel aan.’ III. (480) ‘In gedicht III wordt in de eerste twee strofes een beetje een situatie geschetst. In de eerste strofe wordt het beeld gegeven buiten de bus, de rechte weg, de eindeloze dijk, links de zee, kleine maan en in de tweede strofe wordt het beeld binnen de bus geschetst, wat de ik-persoon daar ziet. In de bus ziet ze twee jonge matrozen die even gapen en dan op elkaars schouder in slaap vallen. Nou in de derde strofe dan wordt eigenlijk een beetje het beeld geschetst van wat de ik-persoon ziet in haar droom. Daarin gaan, ja, ik vermoed dat daarin de eerste twee strofen een beetje door elkaar worden gehaald, want ze ziet zowel wat buiten gebeurt en daarin de personen die binnenin de bus zitten. Ze drijven allemaal in zee, zij zelf ziet ze ook, haar mond beweegt alsof die aan het spreken is.... ik denk, dan begint ze de laatste drie regels over iets dat mij een beetje doet vermoeden dat het gedicht over tijd gaat. Er is geen einde en geen begin aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, alleen dit wonderlijk gespleten lange heden. Ja, dat gaat over de tijd. Tijd heeft... tijd duurt altijd voort, het is altijd nu, het wonderlijk gespleten lange heden. Ook als zij zo kijkt, ze zegt dan 'er is geen einde en geen begin' aan deze tocht. Ze ziet alles door elkaar. Ze kijkt eerst buiten de bus en ze kijkt dan binnen de bus en dan valt ze zo in een soort droom waarin het allemaal door elkaar wordt gehusseld en eigenlijk is dat allemaal nu. Ze ziet het allemaal op dit moment. En het is allemaal deze tocht. En het is allemaal niet het einde, niet het begin, het is allemaal het heden. 409
Eigenlijk wat de dichter hier zegt is allemaal, is precies het tegenovergestelde , wat de dichter hier zegt is helemaal in tegenstrijd met wat Augustinus eigenlijk zegt over tijd, want die zegt juist dat er wel toekomst is en wel verleden maar geen heden. Want,ja, elk stukje nu kan weer opgesplitst worden in kleinere stukjes toekomst en verleden. En deze dichter zegt juist dat alles heden is en dat er geen toekomst en geen verleden is. Het is wel grappig, ja. De ik-figuur zit een beetje dromerig in de bus en die zit over dingen na te denken, over de reis misschien wel, die geen einde en geen begin heeft en misschien wel over de identiteit van de tijd, misschien wel over wat ze hierna gaat doen. Ik vind het wel een mooi gedicht, tenminste als het inderdaad over tijd gaat. Dat vind ik so wie so wel een boeiend onderwerp om het over te hebben. Want, ja, wat is tijd nou precies. Alleen ik snap niet zo goed waarom de eerste twee strofen zo uitgebreid zijn, waarom ze die twee matrozen zo uitvoerig beschrijft.’ V003 (E5-) I. (187) ‘Wat bedoelt hij nou? Wat staat er tussen de regels? Ik vind de samenhang nogal vreemd, vooral van de laatste 4 regels. Als een leeg nest in de winter is warmte. Maar een leeg nest is toch koud? Ik hou van de plek waar ik lag. De kat ligt er dus nier meer, is nog wel in huis. Hoe zit het nou? Ik vind het nogal verwarrend. Een boer die aan de balken hangt, ok, zo’n voorval ken ik, maar een blote boerin in de sneeuw? Heeft de dichter hierover nagedacht? Was het een lolletje of zit er meer achter? Ik krijg echt zo’n nostalgische boer en boerin voor me bij de eerste twee coupletten (hè zo heet Dat niet in een gedicht, toch?) en varken natuurlijk. Grappig, de situatie is absoluut niet doorsnee en toch krijg ik een beeld van een doorsnee ‘boerderij + bewoners’. Hoewel, misschien is het toch een beetje een karikatuur: heeft de boer iets te rode appelwangen en is de boerin iets te mollig en te blond. Dat je de kost kunt verdienen door zulke dingen te schrijven, of kan dat niet?’ II. (106) ‘Dit gedicht klopt zo leuk. Het zit goed in elkaar: het past precies. Je kunt je lot niet ontlopen (Stoa, examen, La. 2000-1) Is de tuinman bang voor de dood en de ik-persoon niet? Bij dit gedicht maak ik wel een soort plaatje in mijn hoofd van de tuin, maar de hoofdpersonen lukken niet. Wat is dat voor figuur, de Dood? Ik ben bang dat ik niet zoveel meer weet na het examen Latijn, nu het etiketje Stoa er zo goed oppast is het voor mij wel zo’n beetje af. Het is een leuk gedicht, maar ik ga er niet geweldig van nadenken. Dan gedicht 1!!!’ 410
III. (240) ‘Als je op de Afsluitdijk bent is het niet moeilijk om je voor te stellen dat de dijk eeuwig doorgaat, geen begin een geen einde heeft. Het is daar makkelijk om alleen te zijn, zo kun je opgaan in die eindeloosheid. Wat bedoelt ze met de geest van de bus? Tijd is wel een grappig begrip: een eindeloos heden. Dat begrip tijd hebben we bij Latijn eens heerlijk uitgemolken met Augustinus. Behalve de stof voor het eindexamen is het het enige wat ik van Latijn ga bewaren. Volgens mij verpakt M. Vasalis een ontzettend gewone gebeurtenis in onduidelijke zinnen. Ik kan me bijna niet voorstellen dat er meer achter zit. Een beetje een saai gedicht. Of: ik kan er weinig mee, het boeit me niet. (Het is maar hoe je het opschrijft!) Is het heden gespleten in een bus en een spiegelbeeld? Toekomst en verleden zijn nooit, want dingen uit het verleden zijn niet meer en dingen uit de toekomst komen nog, iets kan alleen zijn in het nu: Augustinus en dat is nou logica! De zee: getemd maar rusteloos door de dijk (zulke dingen komen natuurlijk steeds in je op, maar als je iets op moet schrijven of in moet spreken ben je toch al aan het selecteren: ,daar hebben ze niets aan, dat is veel te logisch’. Ik hoop dat dat inderdaad niet allemaal nodig, anders wil ik zeker nog wel een keer een paar A-4tjes vol krabbelen!)’ V004 (E6) I. (120) ‘Toen ik het de eerste keer las, riep het vooral een gevoel van droefheid op, omdat ze toch ze allemaal dood gaan. Ik denk dat de boer dood is geschoten en de boerin is verkracht en in de sneeuw is achtergelaten. En omdat ze dood zijn, de dieren, alle dieren, omdat ze dood zijn gegaan, gaan alle dieren die van hun afhankelijk zijn gaan ook dood, behalve de kat, want die kan voor zijn eigen eten zorgen en hij blijft daar ook, omdat ie toch wel trouw wil zijn aan zijn baasje. Hij heeft alles gezien wat er .... omdat het wel een sluw dier is. Verder vond ik het wel een heel erg indrukwekkend gedicht. Dit was over gedicht I.’ II. (161) ‘Het tweede gedicht vond ik erg lastig om te begrijpen, omdat het dus eigenlijk over iets heel simpels gaat, een ondergeschikte eigenlijk, een tuinman die bang is voor de dood en die de dood heeft gezien. Ik dacht, nou, zijn meester gelooft het vast niet, maar die meester gelooft het dus toch en geeft dus een paard en de tuinman gaat dan ook naar Ispahaan. Ik had nog nooit eerder van die naam gehoord, er zal waarschijnlijk wel een diepere betekenis achter zitten. En 's middags komt de meester ineens de dood tegen, dat is toch wel een bevestiging dat de tuinman de dood echt 411
heeft gezien en... de laatste zin vind ik een beetje ironisch, van dat de dood zegt dat ie hem 's morgens nog zag staan en 's avonds al in Ispahaan moest halen. Eigenlijk een bevestiging dat de tuinman, ja, een eind aan zijn leven, dat hij op is gehaald door de dood, dat ie dood is.’ III. (261) ‘De eerste twee strofes van het derde gedicht, die gaan gewoon over wat hij ziet, als ie in een bus zit. Hij rijdt over de Afsluitdijk. Dat is gewoon echt de werkelijkheid... maar dan niet meer, het lijkt net alsof ie droomt, maar het kan ook een weerspiegeling zijn in het water, de weerspiegeling van de bus en daarom lijkt het ook net alsof het glas door de matroos heen snijdt, maar het kan ook zijn dat die gewoon echt aan het dromen is. Maar ik denk dat het vooral een weerspiegeling is die hij ziet. Pas in de laatste 4, 5, 5, 4, 5 zinnen van de derde strofe, en daar droomt ie echt, daar heeft ie het over, even over een zeemeermin, en er bestaan geen zeemeerminnen, en aan een droom daar komt eigenlijk ook nooit een einde, er is ook geen begin, je valt er altijd middenin; meestal als je wakker wordt, is je droom ook nog niet af. Het is eigenlijk constant het heden waarin je droomt. Tot slot wil ik nog even over alle gedichten zeggen dat ik de eerste het mooiste vond, daar kon je eigenlijk direct uithalen wat ie ermee bedoelde, vond ik, en dat er het meeste gevoel in zat. Ik vond het derde gedicht heel mooi, vooral als je er dieper over nadacht, dat ie de werkelijkheid een beetje in een droom over laat gaan, dat vond ik heel mooi beschreven. En het tweede gedicht dat sprak me niet zo aan. O.K., dat was alles wat ik over de gedichten wou zeggen.’ V006 (E5-) I. (199) ‘Ja, je merkt dan wel dat die boer, die heeft zichzelf opgehangen of die is opgehangen en die vrouw, nou, die zal wel verkracht zijn, of, want ze ligt bloot in de sneeuw, erna en door de sneeuw, omdat ze bloot ligt in de sneeuw, dan krijg je het ook koud en, heel raar, in het tweede couplet, daar heb je, daar staat in een keer 'warme vacht'. Dus dan is het allemaal zo dubbel want in het eerste couplet zegt ze sneeuw, dan is het koud en dus ook, ja, de dood is ook zo bang, dan gebruikt ze 'lekker warm', dat vind ik wel raar. En in het derde couplet zegt ze 'wat is er gebeurd, dit is heel erg', dat, dat is ook je verwachting in het begin, en dan komt eigenlijk het hoge woord eruit 'sterven'. Ja, eigenlijk zegt ze 'als een leeg nest in de winter is warmte'. Dus eigenlijk suggereert ze dat warmte eigenlijk helemaal niet veel is, ja, het is dus toch leeg, een leeg nest en ja, die kat vindt het waarschijnlijk niet zo erg. Ik vind het een beetje raar gedicht. Ik snap niet wat de schrijver ermee zeggen wil.’
412
II. (281) ‘Nou dit is ook een gedicht, dat gaat ook over de dood. De tuinman en de dood. Maar hier, ja, hier merk je ook eigenlijk direct dat het eigenlijk niet goed zit, want 'wit van schrik', hij zag in de tuin dus de dood en dan gaat ie naar zijn meester en dan zegt ie of die weg mag, want dan komt die nog voor de avond in Ispahaan of zo? Hij had dus de dood ontmoet en dan gaat volgens mij de meester vragen aan de dood of waarom hij zijn knecht heeft bedreigd.... enne dan zegt de dood het was eigenlijk geen dreiging, maar ik vond het eigenlijk raar dat ik 'm nog zag 's morgens in de tuin aan het werk, terwijl die eigenlijk 's avonds werd gehaald door de dood, zeg maar. Eigenlijk vind ik dit wel een cynisch gedicht, want ja, het benadrukt eigenlijk hoe onverwachts iemand dood kan gaan, want, nou ik bedoel, 's middags ben je nog aan het werk en 's avonds ben je dood. En, ja, volgens mij is dat wat de dichter hiermee wil zeggen. Nou, het komt natuurlijk heel vaak voor dat iemand dood gaat terwijl hij het niet verwacht. Dat is bij mijn oma ook gebeurd en, ja, die was gewoon in de tuin aan het harken en zo in een keer lag die dood, dus ik bedoel, ja, het komt wel erg dichtbij dit gedicht. Ik vind het wel een geinig gedicht, ja geinig, ja, wel grappig, de boodschap is niet grappig, maar het is wel een grappig gedicht. Er wordt eigenlijk een beetje cynisch over gedaan, over de dood, tenminste, de dood die doet cynisch over zichzelf.’ III. (299) ‘En gedicht 3. 't Lijkt net of die persoon die in die bus zat een ongeluk heeft gehad op de Afsluitdijk, enne dat die daarbij is verdronken. Eerst zit ie nog heel vrolijk in de bus, hoe heet het, met twee matrozen voor die persoon. Dan gebeurt er volgens mij in een keer een ongeluk en dan komen ze in het water terecht. En danne, dan ziet ie eigenlijk de geest van de bus en dat zal misschien wel de dood zijn.... en dan ziet ie ook zichzelf en de matrozen en dan ziet ie zijn eigen hoofd boven het watervlak en, ja, volgens mij is het zo'n beetje dat hij, als, als, zeg maar zoals je wel eens ziet in een film dat zijn geest verdwijnt en zijn lichaam nog in het water ziet liggen. Dat zie ik bij mezelf. Er staat nog 'er is geen einde en geen begin aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden'. Dat is waarschijnlijk de dood, want als je dood bent dan, ja, dan is eigenlijk alles weg. Dan kom je in de hemel, nou en dan is alles goed, dan is er geen einde en geen begin. En alles is gelijk in het eeuwig leven. Er is geen verleden en geen toekomst. Alleen de laatste zin snap ik dan weer niet, 'alleen dit wonderlijk gespleten lange heden'. Ja, misschien blijft dat moment dat hij zichzelf in het water ziet liggen wel bij hem, of zo. En, ja, gespleten misschien, omdat het eigenlijk een beetje een raar moment is. Want, ja, het is een beetje een raar gedicht. Ik snap ook niet, nee, ik heb er ook verder niet echt een gevoel bij. Er wordt niet echt gezegd dat ie dood gaat. Dat voelt zo. Verder kan ik er niks over zeggen.’
413
V007 (E5) I. (122) ‘Een boerderij is overvallen, de boer is vermoord en de boerin is ook vermoord en is verkracht. Ik denk dat het varken staat voor de afhankelijkheid van iets want zonder de boer en de boerin krijgt het varken geen eten en zal die ook sterven. Nou, dat ze allebei zijn gestorven is heel erg, zegt de dichter, maar de nabestaanden, ik denk dat de kat voor de nabestaanden staat, zullen door moeten gaan. Het is leeg, het is erg dat ze er niet meer zijn, maar ze zullen door moeten gaan met hun eigen leven. En daarom zegt de kat ook van 'ze zijn weg, maar ik hou van de plek waar ik lag.' Hij zal door moeten gaan met zijn leven.’ II. (64) ‘Dit gedicht gaat volgens mij over de dood, 'm, 'm... mensen zijn bang voor de dood, daarom is de tuinman ook zo geschrokken en ze willen de dood proberen te ontvluchten en zo lang mogelijk proberen uit te stellen. Maar dat zal nooit lukken, want de dood zal je toch wel vinden, je kunt een dood niet uitstellen. Ik denk dat het daarover gaat.’ III. (129) ‘Dit gedicht beschrijft in de eerste twee coupletten gewoon een soort feiten. Ze zit in de bus en ze beschrijft wat ze ziet. Buiten en laten we zeggen wat bij haar in de bus zit. In het laatste couplet zegt ze, begint ze ineens over haar fantasieën, dat laten we maar zeggen wat je zelf van je busreis maakt. Dan kijk je bijvoorbeeld in het glas en dan zie je dingen waar je zelf weer je fantasieën bij maakt en ik denk dat dat de bus uitmaakt. Dan vergeet je even de toekomst en wat er voor de bus allemaal is gebeurd en wat er daarna kan gebeuren. Dan denk je gewoon alleen aan deze dingen en je fantasie. En ik denk dat dat in dit gedicht wordt bedoeld.’ V008 (E4) I. (180) ‘Wat een vreemd gedicht! En wat een mooi gedicht! Ik dacht meteen aan zo'n typisch nederlandse VPROfilm.... kort en raar.... maar boeiend om naar te kijken. Het lijkt me heel leuk om dit gedicht te verfilmen. Met de boerin in de sneeuw als een dood gereden mereltje op de weg... Maar.... wie heeft hen vermoord? Duitsers, in WOII? Of iemand anders die er zin in had? De kat blijft nu eenzaam en alleen achter. De boerderij ook.... ik stel me bij die boerderij een èchte boerderij voor op het plat414
teland van Noord-Groningen. Waarom Noord-Groningen? Omdat ik laatst een documentaire over Ede Staal heb gezien (een Groningse zanger). Daar werd heel veel landschap gefilmd, Noord-Groningen zag er eenzaam, melancholisch en mysterieus uit. Net zoals de boerderij uit het gedicht (tenminste, zo stel ik me dat voor). Waarschijnlijk duurt het lang voordat iemand erachter komt dat de boer, de boerin en het varken dood zijn.... juist omdat het er zo eenzaam is. Een tragisch gedicht... maar de woorden zijn mooi gekozen en zonder al te veel woorden wordt er veel sfeer gecreëerd.’ II. (118) ‘Wat een vervelend gedicht... ik heb het wel drie keer gelezen om te begrijpen waarover het eigenlijk ging. Het rijmschema spreekt mij totaal niet aan... 't is net een sinterklaasgedicht: " ... Sint zat eens te denken wat hij Margriet moest schenken..." Totaal geen sfeer, te veel woorden... Hoe langer ik over dit gedicht nadenk, hoe verschrikkelijker ik dit gedicht vind... Misschien is dit gedicht als grap bedoeld, maar ik heb er geen moment aan gedacht mijn mondhoeken omhoog te laten krullen.... Wat mij persoonlijk meer aanspreekt is een gedicht (het liefst iets dat niet rijmt) over één gevoel, onderwerp of wat dan ook. Het moet gewoon simpel zijn, en niet zo sfeerloos en vergezocht als dit exemplaar.’ III. (88) ‘Zoals de hoofdpersoon zich voelt, zo voel ik me ook vaak. Dagdromen om even te ontsnappen aan de realiteit is iets waar ik heel veel van hou.... Ook dit gedicht gaat weer over één moment, één gevoel. Ook dit gedicht zou mij veel inspiratie kunnen geven voor een film. De schrijver heeft echt veel fantasie en als ik het gedicht lees zie ik het felblauwe water al voor me. Er worden wel veel onbelangrijke woorden gebruikt, maar toch is de kern van dit gedicht heel fantasievol en poëtisch.’ V009 (E5-) I. (112) ‘De boer heeft volgens mij eerst de boerin vermoord, en daarna zelfmoord gepleegd. Het varken zal sterven aan verwaarlozing. Dit alles wordt bekeken door de huiskat. Ik vind het een mooi gedicht, het beschrijft iets heel ergs simpel en van een afstand, beschouwelijk. Ook wordt er nooit vergeten dat het een gedicht is ipv een (waar gebeurd) verhaal. Je hebt meteen door dat het over zelf moord en moord gaat, toch gaat er geen rilling door je heen of zo, zó rustig wordt het geconstateerd. De schrij415
ver (in de vorm van de kat) heeft al besloten dat ie weg moet, maar doet dat met pijn in z’n (haar) hart. Heel mooi.’ II. (71) ‘Dit gedicht is veel heftiger, en heeft een vleugje humor. De dood is wederom het onderwerp, alleen nu in de vorm van een persoon, wat natuurlijk iets tastbaarder en erger is. De dood weet alles en heeft ook aardsche genoegens, zoals mensen bekijken die hij later zal halen. Dit gedicht vind ik minder mooi, op zich wel leuke stijl, maar er zit niet echt gevoel in of diepere betekenissen. Wel leuk.’ III. (54) ‘Veel beschrijving/emotie, echt vasalis.... Dit spreekt me ook niet echt aan, al die vergelijkingen vind in ik nogal overbodig. Toch is het op zich wel mooi voor een keer. Wat er precies gebeurd is denk ik wat je er zelf in wilt lezen, maar eigenlijk gebeurt er niets. En daar dan zoveel woorden voor....’ V010 (E5) I. (39) ‘Iedereen sterft en 1 blijft over. Vreselijke herinneringen aan wat een warme plek was maar waar een koude dood wachte. Maar de plek blijft de plek vol herinneringen aan leven. Alleen op de wereld geïsoleerd, in de steek gelaten.’ II. (99) ‘- Dood, dat is niet iets wat je kunt ontvluchten niet als iemand die je te snel af kunt zijn. - Je kunt beter gelukkig sterven dan dat je in doodsangst zit om te sterven - Je kunt mensen helpen maar niet met alles 2 zijn sterker dan 1, maar niet sterk genoeg voor de dood. Je kunt iemand niet redden van de dood, want die komt, hoe dan ook - Mensen kunnen soms weten dat ze dood gaan, weten dat 't einde naderd - Wat is de dood, hoe ziet de dood eruit en hoe herken je 'm?’ III.(81) ‘- Vakantie in Frankrijk, donkere zee en zonsverduistering - Het leven gaat aan je voorbij je staat buitenspel en kijkt naar je leven maar kan er niet in binnendringen, opeens ben je daar en sta je midden in 't leven en schrik je van de werkelijkheid en 416
begrijp je niet waar je bent en hoe je verder moet. - Het leven gaat z'n gang niets bijzonders, op eens staat alles op z'n kop, worden verbanden verbroken ligt alles uitelkaar en doorelkaar.’ V011 (E5) I. (151) ‘Vanaf de derde "alinea" krijg ik het idee dat er de draak met de lezer wordt aangestoken, of in elk geval: dat het gedicht niet zo serieus is als op het eerste gezicht lijk. Na het lezen van de eerste 'alinea' (strofe?) verwacht je een vreemd sexgedichtje en met de tweede strofe wordt het serieuzer. Dat wordt dan ineens afgebroken, 'ontkracht' door de derde strofe. Waar ik met de vierde strofe en de laatste zin heen moet weet ik niet zo goed. Ik heb niet echt het inzicht om een gedicht als dit te 'verklaren'. Wel schiet me nog het gedicht 'Jonge sla' te binnen, is dat ook niet van Rutger Kopland? Dat vind ik toch heel anders dan dit. Zo'n mooi gedicht vind ik dat, heel 'lief' en dit gedicht wat ik hier gelezen heb, begrijp ik misschien niet helemaal, maar het geeft weer zo'n ander beeld van de schrijver!’ II.(155) ‘Vaag, is het eerste woord dat in mij opkomt na het de eerste keer vluchtig gelezen te hebben, stel ik me voor dat Ispahaan iets van een hemel is, maar ik vind het heel moeilijk. De eerste twee regels lopen nog mooi, maar de volgende regels sluiten ook zo vreemd op elkaar aan. Ik heb, als ik moet noteren wat er in me opkomt, al heel snel de neiging om zo'n gedicht te gaan verklaren, maar ik houd helemaal niet van gedichten die ik niet goed begrijp, het moet bij mij altijd heel simpel. Bij dit gedicht vorm ik me een beeld van hooi, daarbij een man met een grote strohoed (de tuinman) en een zwarte vlek als de dood. Ik stel me een heel ouderwets tafereel voor, zonder het gedicht helemaal te begrijpen. Ik weet nu na het gedicht goed gelezen te hebben, meerdere keren, nog steeds niet wat Ispahaan is, echt heel moeilijk.’ III. (279) ‘Dit gedicht ken ik. Als ik de naam Vasalis zie staan, denk ik - gek genoeg - aan mijn moeder. Vlak voor Vasalis' dood, heeft mijn moeder mevrouw Fortuyn-Leenmans, zoals ze 'echt' heette, verzorgd. Tijdens die periode kwam mama eens met een boek 'verzamelde gedichten' van haar thuis, daar heb ik vaak uit gelezen. Dit gedicht stond er ook in, volgens mij is het erg bekend. Doordat ik het gedicht al ken, kan ik er niet meer op die manier tegenaan kijken, om eruit te halen wat in me opkomt. Ik associeer het met teveel dingen eromheen, die weinig meer met de inhoud te maken hebben. Ik zal 't toch proberen. Nog steeds als ik het lees, komt het me 'kleurrijk' voor. 417
Woorden als bus, kamer, zee, maan, matrozen, droom, mond, zie ik als kleuren voor me, die een gedicht vormen. En als ik nog even terug mag komen op gedicht 2, zoals ik het ouderwetse tafereel noemde, met hooi (geel), een strohoed (geel) heeft dat voor mij weinig kleur en weet ik minder goed waar ik er mee heen moet. Inderdaad, dit klinkt heel zweverig, maar het is mijn manier om een gedicht of een verhaal te zien. Bovendien is dit gedicht ook vrij zweverig en toch vind ik het heel erg mooi. Het woordgebruik vind ik ook wel erg grappig. De schrijfster spreekt over 'een verbaasde zeemeermin', maar ook over 'pas-geschoren nekken van twee matrozen'. Erg grappig zal het wel niet bedoeld zijn, maar het zijn van die dingen waarvan je zegt: 'Je moet er maar op komen'. Afgezien van de achtergrond die bij dit gedicht heb/ken, vind ik de inhoud ervan het mooiste van de drie.’ V012 (E4+5-) I. (92) ‘- Na 't 1 x gelezen te hebben moest ik denken aan een boek dat ik op het moment lees (Holst van de nacht). Deze gaat over een groep jongeren die in de wildernis gaan kamperen. Als ze na een week terugkomen blijkt hun land ingenomen te zijn en is er geen huidige bewoner meer te vinden. De groep probeert te overleven en zitten de soldaten dwars. - 't Geeft een vreemd en akelig gevoel. Je zou maar eens helemaal alleen overblijven. - Vreemd gedicht; aparte overgangen en ook een aparte inhoud.’ II. (53) ‘- Spreekt me niet aan, ik vind 't net een sprookjesverhaal in rijmvorm. - Eerlijk gezegd vat ik de clou niet helemaal, maar 't is ook zo vreemd geformuleerd. - De Dood is zo'n 'eng' onderwerp, ik krijg dan altijd zo'n akelig gevoel, dus ook bij dit gedicht, alhoewel 't nogal 'grappig' overkomt.’ III. (74) ‘- Als ik 't zo lees gaat 't over iemand die is overleden en nu als geest rondwaart. Ik kan dan alleen het begin niet echt plaatsen. - Laatste zin vind ik erg boeiend ('Er is aan deze..... gespleten lange heden') Maakt indruk, is realistisch. Maar komt tegelijkertijd ook beangstigend over. Er zou maar eens ergens geen einde aan komen, zoals dus het hiernamaals. - Begin is gedetailleerd wat zorgt voor een goed voorstellingsvermogen.’
418
V013 (E4) I. (118) ‘- eenzaamheid - acceptatie van je lot, het lijkt of ze hun lot, nu hun einde accepteren en zonder enige tegenstrijdigheid. - wat zou er gebeurd zijn, hoe zou het tot zover gekomen zijn. - De zin 'Als een leeg nest in de winter is warmte' snap ik niet helemaal, waar warmte als ze allemaal sterven / gestorven zijn. De huiskat is dan nog de enige warmtebron. - Het doet de kat kennelijk niks, gevoelloos beest, en egocentrisch, als ik het maar goed heb. - Ik vind het een apart gedicht, zo gevoelloos en laat maar gaan, het spreekt me niet aan, want ik ben eerder het tegenovergestelde; ik accepteer lang niet alles zomaar van wat er gebeurt.’ II. (86) ‘- Volgens mij is in dit gedicht wel enige ironie aanwezig, alleen snap ik 'm niet helemaal. - spreekt me niet zo zeer aan; meeste gedichten over de dood vind ik niet mooi, spreken me niet aan, maar sommige wel. - 'saai' gedicht. - ik stel me er iets bij voor als een omgeving van een 18e/19e eeuws kasteel waar een knecht en een tuinman enz. werken. Maar als ik het gedicht dan 's overlees, haalt het m'n voorstelling weer naar een doodnormaal rijtjeshuis met tuintje.’ III.(78) ‘- Herkenbaar, de laatste 2 zinnen; sommige situaties lijken eeuwen te duren, lijkt net een heel lang heden. - Dit gedicht spreekt me al wat meer aan, het rustige erin, niks triests, gewoon een (lange) reis in een bus, in de nacht waarschijnlijk en vrijwel iedereen slaapt. - 'links ligt de zee', 'rechts' van de Afsluitdijk dan toch ook?' - De laatste alinea vind ik het mooist; een heel rare, leuke, fijne droom, die misschien nergens op slaat.’ M001 (E5) I. (119 woorden) ‘ Gedicht 1. Het begin van het gedicht lijkt te vertellen dat boer, boerin ‘het’ boven op de zolder, in het hooi, gedaan hebben. 419
Daarom moest het varken wachten. Dan in couplet 3 wordt er verteld dat het een erg gedicht is, waarin de personen sterven. Ik denk dus dat de boer ophgehangen is, de vrouw ligt bloot in de sneeuw. Zou zij dood en verkracht zijn? Misschien is dit gedicht wel een gedicht dat zich afspeelt in een oorlog. Alleen de kat leeft nog, hij weet wel dat boer en boerin dood/weg zijn, maar houdt nog steeds van de plek waar hij lag, ondanks de dingen die gebeurt zijn. De zin: ‘als een leeg ….. warmte’ snapte ik niet.’ II. (95 woorden) ‘Een edelman vertelt hoe de tuinknecht de dood heeft gezien. Hij is zo bang dat hij wil vluchten naar Ispahaan, om voor de dood te vluchten. ’s Middags ontmoet de edelman de dood en vraagt waarom hij zijn knecht bedreigde. Dan zegt de dood dat hij verrast was dat de knecht in de tuin bezig was en dat hij niet in Ispahaan was waar hij hem vanavond zou halen. De knecht ontkomt dus niet aan zijn lot. Hij vluchtte omdat hij niet dood wilde, maar nu hij in Ispahaan is, wordt hij juist daar gehaald.’ III. (154 woorden) ‘Dit gedicht heb ik vorig jaar al besproken, het was dus geen onbekend gedicht. Ze vertelt hoe ze in de bus rijdt over de eindeloze dijk. Voor haar zitten twee matrozen met van die kaalgeschoren nekken die ‘onschuldig’ bij elkaar slapen (nu wel). Dan kijkt ze door het raam naar buiten. Omdat het buiten donker is, ziet ze in het glas de mensen in de bus en dingen buiten de bus. Het lijkt dus alsof de mensen in het water verdrinken. Ook ziet ze het gras van buiten in het spiegelbeeld van de matrozen. Zichzelf ziet ze ook in het water, alleen haar hoofd. Ze is zo net een zeemeermin. De tocht die ze zo maakt “in het glas”, het eeuwig doorgaan en verandert steeds ….> er is geen einde en geen begin, geen toekomst en verleden. Het heden is dus gespleten, ze ziet twee dingen doorelkaar. Ze vindt het allemaal heel wonderlijk.’ M003 (E5) I. (201) ‘Gedicht 1 is een beetje een vaag gedicht. Het gedicht gaat over een boer, een boerin en een varken die doodgaan. En, nou ja, het is een beetje grappig want de dichter die zegt, de dichter zegt ‘ík kan ze dood laten gaan’ in dit gedicht sterven ze. In dit gedicht staat………. gewoon om uit de drukken. Ik vind het een beetje een raar gedicht. Ik weet het niet precies, een beetje gemixt ding, hoor, tegenstrijdig gedicht. 420
In het begin denk je van nou hu, wat moet ik ermee, wat doet die boer bovenop het hooi, waarom ligt de blote boerin in de sneeuw, uh, en dan een varken die vergeefs wacht op slobber en slacht. Ik weet niet precies wat ze daarmee bedoelen. Ze gaan allemaal dood. En hij gaat, de dichter heeft het erover dat hij de kat is in het huis en dat hij, dus, gewoon houdt van een bepaald plekje, dat het leeg is en vol, terwijl er geen mmmmm. 't Gedicht is een beetje vaag, het doet me niet zo heel veel; een beetje, ja. Een dergelijk gedicht om zomaar iemand te laten sterven... om bepaalde gevoelens op te roepen, maar ja, gedicht is altijd..(mompel mompel).’ II. (423 + 66 = 489) ‘Het tweede gedicht is best aardig, dat heb ik al een keer eerder gehoord in een gedichtenpresentatie van iemand uit de klas, Havo of VWO, weet ik niet meer. Het gedicht gaat over het lot. Ik vind het wel grappig. Een mooi gedicht. De tuinman die vlucht voor de dood en dan naar een andere stad vlucht, en in deze stad dan blijkt dat de dood hem daar zal ontmoeten, de dood hem daar pas halen moest. Hij vlucht voor de dood naar de plaats waar hij dood moet gaan. 't Is een beetje, ja, 't drukt uit dat je niet kan ontsnappen aan het lot. Ja, toepasselijk op de laatste weken waarin mevrouw A. [zieke docent, fn/wsb], omdat uh, zij ook niet onder haar lot uit kon, zoiets. 't Is gewoon nooit leuk om zulke dingen te horen. Maar 't is, ja, het is het tweede gedicht over de dood, daarom moet ik denken aan iemand die ziek is. Wel een typisch gedicht, ik vind het wel grappig. Verder, het gaat over het noodlot. Er gebeurt wat er gebeurt, je kunt er niets aan veranderen. Ik vind het wel grappig om deze gedichten, hij spot er een beetje in, een sarcastisch gevoel roept ’t bij me op. De tuinman vlucht voor de dood en gaat zo naar het land, plaats, toe waar hij dood zal gaan. Nou, het is wel grappig want hij kan dus de dood gewoon zien, dat kan in normaal leven eigenlijk niet, maar dat kan in het gedicht wel. En, nou ja, het is een beetje gemixt gevoel, nou ja, hm....... 't Is wel een leuk gedicht eigenlijk en wat het bij me oproept, ach, ik denk dan wel een beetje sarcasme, een bepaald denken, leven, nou ja, je kan er toch niks aan veranderen. Je moet er maar van maken wat je er van kan maken. enne doen wat je leuk vindt, En wat ach er zijn toch allemaal dingen die gewoon gebeuren, waar je niets aan kan veranderen, ik bedoel, stel nou, je komt gewoon de dood tegen, dan kom je hem waarschijnlijk binnenkort toch wel weer tegen, want... het was zo gepland. Ik vind het een beetje, ja, ik vind het een aardig gedicht. Wel typisch. Een man die voor de dood (een man, de dood) naar een plek toegaat waar ie hem weer zal ontmoeten, zoals wanneer die niet geschrokken was van de dood en gewoon gebleven was, hij de afspraak gemist had. Ja, ik vind het als geheel wel een leuk gedicht eigenlijk.’ 421
III.(234) ‘Op het eerste gezicht lijkt het derde gedicht wel een beetje normaal gedicht. Het gaat over een bus, iemand die in een bus rijdt, een bus rijdt over de Afsluitdijk. Hij beschrijft de zee en het is 's nachts, daarom schrijft hij ook over twee, nou ja, jonge matrozen die bij elkaar, die tegen elkaar aan liggen te slapen. Wat allemaal vrij onschuldig is. Het is zoals hij schrijft. En dan ziet hij, nou ja, de geest van de bus. Nou ja, vind ik een beetje gezocht. Een bus is een bus. En daarna wordt het helemaal vreemd, want hij beschrijft een beetje een droom, volgens mij, Allerlei dingen die niet kloppen. Een gras snijdt dwars door de matrozen heen en, nou ja, ze zaten net nog in een bus hoe doen ze dat nou, dat gras dat door hun heen snijdt. En hij ziet zichzelf waar alleen zijn hoofd nog boven het watervlak verdwijnt. Ik denk dat het een soort fantasie is, nou ja, een hallucinatie. En het klopt niet helemaal. Net alsof die, uh, niet helemaal goed is. Maar het gaat wel weer op een gegeven moment over dat er geen einde is aan deze tocht, dat alles daarin doorgaat, dat dit en zijn gedachtenwereld doorgaat. Ik vind het een beetje vaag gedicht, een vage gedachte. Nou op zich ook wel weer aardig. Maar 't spreekt me minder aan dan het vorige. Nog even over het tweede gedicht. Ik vind aan het tweede gedicht leuk dat het mooi het mens-zijn van, het leven beschrijft. Ik weet niet precies hoe ik het uit moet drukken. Ik denk dat men soms denkt dat de werkelijkheid ................................ en dat je wel wat dingen zelf kan beslissen. Het is eigenlijk hetzelfde. Hij beschrijft gewoon het Lot. Dat kwam eigenlijk bij me op.’ M004 (E4+E5-) I. (6) ‘Surrealisme, dood, omgekeerdheid, uuuh, vreemd perspectief....’ II. (28) ‘Gedicht 2. Haastige spoed is zelden goed. Dood, angst voor de dood... 422
Onnodig veel angst, uh, personificatie van de dood, die minder eng is dan je zou verwachten.’ III. (26) ‘Gedicht 3. Eindeloosheid. Weer verandering van personen, een soort omkering. Een weergave van personen. 'mmm. Spiegeling. Gevoel van eindeloosheid. Enne volgens mij valt ie in slaap.’ M005 (E4+E5-) I. (336) ‘Njja, ik begin met het eerste gedicht. Volgens mij gaat het over uuh, niet echt over dood in de zin dat het slecht is of zo. Ja, er sterven, het varken, de boer en de boerin gaan dood. Nou en daar gaat het in dit gedicht eigenlijk over. En het varken zal geslacht worden, lees ik erin, want hij heeft gewacht op slobber en slacht. Hij sterft toch. En die boer en boerin zijn dan dood gegaan samen. Staat niet echt bij wat er is gebeurd. MMM. Ik weet niet of het daar nog over gaat. Die vierde strofe is wel een beetje onduidelijk. Als een leeg nest in de winter is warmte, mm, een leeg nest in de winter, geeft dat warmte? Nest is misschien wel warmte, maar een leeg nest, nou, omdat ze natuurlijk dood zijn. Nja, ik ben de kat in dit huis, ze zijn weg. Wie zijn weg? Als de kat van huis is, dansen de muizen. Ik denk niet dat ie dat bedoelt. Nnn... de kat in het huis. O, ja, je hebt nog 'dat lege nest'. Dat is wel weer erg ver gezocht. Al de vogels zijn opgegeten. Ja, de kat.. de bewoners zijn weg, of zo, nou ja. 'Ik hou van de plek waar ik lag' staat er. Ik denk dat ie, ja, als al die mensen dood zijn heeft het geen zin. Ze zijn weg en zo, hij voelt zich als een vogerltje of zo, in een nest, een leeg nest. Hij is dan blijkbaar alleen. Als een kat in een huis is, is ie ook alleen. Dus hij is eigenlijk helemaal alleen. Dat komt omdat iedereen dood is. Maar hij schijnt het niet echt moeite mee te hebben of zo... Ik hou van de plek waar ik lag, ja..... dat heeft met die boer te maken, nou weet ik ook niet. Ja, ik vind de laatste twee stukjes er niet echt bij passen. 't Is gewoon een verhaaltje over een boer en een boerin die dood gaan....’ II. (212) ‘Nou, het tweede gedicht. De tuinman en de dood. Nou, is wel leuk gedicht. 423
Ja, in de vijfde in mijn gedichtenbundel gezeten. Is wel een grappig gedicht. Nou, waar gaat het over? Het gaat een beetje over een tuinman die probeert zijn lot te ontlopen. Hij ziet de dood als ie aan het werk is, en dan probeert ie weg te gaan. Hij denkt dat de dood hem komt halen, maar die dood, die, ja, van hem of van wie dat staat er niet, hij moest iemand halen in de plek waar die tuinman is heengevlucht. Dus waar gaat het over? Een beetje van je kan je lot niet ontlopen of zo....., nou, het is eigenlijk niet een diepe of opwindende, lijkt me. Maar, ja, wat wel raar is, dat die tuinman de dood ontmoet en dan denkt dat ie, dat zijn tijd gekomen is, terwijl die ik-figuur, wie is dat, ja, dat zal die Perzisch edelman wel zijn, die ontmoet ook de dood, maar die praat gewoon met de dood. Ja, die knecht is ook bedreigd, uiteindelijk. Mmmm, nou ja, misschien voel je, had die tuinman een soort voorgevoel, dat de dood voor hem gekomen was. Nou ja, dat is ook niet echt van belang voor het thema van het gedicht.’ III.(305) ‘Nou, derde gedicht. Een beetje dubbelzinnige titel misschien, Afsluitdijk. Nou ja, aangezien het eerste en het tweede gedicht ook al over de dood gingen, Afsluitdijk, nou ja, nou ja, moeilijk gedicht.... isse Hettuh, de bus rijdt als een kamer door de nacht... ik denk niet dat je je er iets bij kunt voorstellen dat... een kamer in de nacht, nou ja, een bus.... nou, het verhaal, het zijn een paar mensen of zo die in een bus zitten en over de Afsluitdijk rijen. De ikfiguur, zit daar ook, nou, het eerste en tweede couplet is is het wel een relext verhaal. De maan schijnt, ze kijken een beetje naar de zee, nou ja, ze slapen een beetje. En dan ziet de ik-figuur ineens de geest van de bus, nou, wat is de geest van de bus, misschien toch ook wel de dood of zo.... Ja, er is geen einde en geen begin aan deze tocht. Nou, de ik-figuur heeft dat zo, ervaart dat zo. Eindeloosheid en zo.... MMM. Ja, zal ze niet echt, ja, misschien ervaart ze een moment of zo dat zo lang duurt. Alleen dit wonderlijk gespleten, lange heden... Ja, het is wel een beetje raar wat ze zegt 'er is geen einde en geen begin', zo is die tocht oneindig. [Een soort van zucht] Ja, ik zie niet echt iets dat ergens mee te maken heeft, je zou verwachten dood, een tegenliggen of rijdt tegen een auto. Ja, al die woorden die ze gebruikt, nou ja, het gras snijdt dwars door de matrozen heen. Is misschien maar verbeelding of zo, want zij ziet het, als in een droom dus, dan ook nog in het glas. Nou, ik denk dat ze zichzelf ziet en zich een beetje afvraagt wat ze hier eigenlijk doet en zo, de hele reis duurt eigenlijk veels te lang.’
424
M006 (E5+E6-) I. (256) ‘O.K., gedicht 1. De eerste keer toen ik die laatste drie regels las, toen wist ik me er bij God geen raad mee. Maar nu ik het gedicht gelezen heb en erover na begin te denken in zijn geheel, dan vind ik het heel tragisch, want ik heb het idee dat er iets verschrikkelijks is gebeurd, er is, ja uh, moord en zo, want - even kijkken - boven het hooi hangt de boer in de balken, nou, als ik dit nu bij het gedicht in zijn geheel plaats, dan zie ik dat dus als de boer heeft zich opgehangen, is opgehangen door iemand anders; de blote boerin nou, ligt in de sneeuw, maar die is ook dood, ze is dus, ja, er is dus een slagveld is dit. Dus de dichter Kopland vraagt zich ook af 'Wat is er gebeurd? Het is heel erg.' Iedereen sterft, alleen 'ik ben de kat in dit huis, ze zijn weg, maar ik houd van de plek waar ik lag', alleen dat begrijp ik niet helemaal. Hoe dat te plaatsen is. De kat in dit huis, nja, nee, dat weet ik niet. Volgens mij is dit een heel tragisch gedicht over een moordpartij. Het kan ook zijn dat, ja, nee, dat kan natuurlijk niet, een zelfmoordachtig iets, het is eerder, ja gewoon een moordpartij, gewoon, nou ja, goed. Maar wat de dichter dus zegt van 'ik ben de kat in dit huis, ze zijn weg, maar ik hou van de plek waar ik lag', dat begrijp ik niet helemaal. II. (405) ‘Gedicht 2. Nou ik vind dit, ja, een vrij mooi gedicht. De eerste keer dat ik het doorlas, toen had ik geen idee wat ik hiermee aan moest, maar dat heb ik volgens mij altijd wel [zelfreflectie, fn/wsb], een beetje desillusie, je weet niet waar je aan begint, maar ik lees het nog een keer door en ik vind het eigenlijk wel heel mooi. 't Komt me ook heel bekend voor. Volgens mij niet iets dat ik gedicht al eerder heb gelezen, maar iets in het Engels of zo. Maar goed. Ja, het is wel duidelijk, denk ik. Er is een man, die heeft een tuinman, die tuinman die komt 's morgens bij die man en die zegt 'ho-ho, help-help, ik heb de dood gezien, die stond achter mij, terwijl ik aan het snoeien was.' Nou hij schrok, die man die schrok, en die kijkt nog snel naar buiten, maar hij ziet de dood niet meer, uhh, die tuinman geeft gauw een paard aan die man en hij zegt dat hij naar Ispahaan gaat, ik weet niet wat dat is, maar ja goed, het doet er niet toe, denk ik. En, nou, en toen 's middags komt die man de dood tegen en hij vraagt dus waarom die knecht is gedreigd. Maar het was helemaal geen dreiging, hij was alleen maar verrast dat hij hem daar tegenkwam, want 's avonds moest hij hem halen in Ispahaan. Dat betekent dus: 's avonds in Ispahaan gaat die tuinman dood. Dus dat is wel een beetje, een beetje, ja, hoe zeg je dat climax-achtig. Want die tuinman die schrok zo van de dood, toen ie hem zag, dat hij vlucht naar Ispahaan en juist doordat ie zo schrok van die dood, wacht hem dus zijn dood. Dat is natuurlijk wel heel erg vreemd en interessant op zich, dusse, ja, de dood heeft eigenlijk de dood van die tuinman veroorzaakt. Dus kan dat dan wel, dacht ik. Maar goed. Ja... ik vind het een mooi gedicht. Ja, als ik zeg kan dat dan wel, bedoel ik dus 425
of de dood dan zich niet zich een beetje schuldig moet voelen, zeg maar, dat niet iemand anders, of gewoon door een natuurlijke dood um, wacht iemand zijn dood op. Maar juist omdat hij de dood heeft gezien, kan hij 's avonds, wacht hij 's avonds de dood, zeg maar, als u begrijpt wat ik bedoel. 't Is vooral een interessant gedicht.’ III. (513) ‘Gedicht 3; ook weer bij dit gedicht een beetje desillusie. Maar het begint nou weer een beetje weer te dagen wat ik me hierbij moet voorstellen. In het kort stel ik me hierbij voor dat de dichter zit in een bus en vind ik wel, begint wel met een mooie metafoor 'als een kamer door de nacht'. Ja, het is dus nacht, enne de lichten zijn aan in de bus, dan lijkt het voor iemand die gewoon buiten staat, nou ja, en die bus voorbij ziet komen, lijkt het net alsof het een kamer door de nacht is, die beweegt. Vind ik wel een mooie metafoor, maar dat terzijde. In het algemeen zie ik, in het geheel bedoel ik, zie ik dit gedicht als een fantasie van de dichter die een beetje moe, ja, een beetje moe in de bus zit en kijkt in het raam en het raam weerspiegelt, maar je kan er ook gewoon doorheen kijken, naar buiten. En dan ziet ie dus dingen, en dan begint hij daarmee te fantaseren. Hij ziet zich, nee, effen kijken... 'Dan zie ik plots als waar 't een droom, in 't glas doorzichtig aan de onze vastgeklonken, soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken.' Dus die eerste drie regels van het derde couplet, dan ziet ie opeens, uh, uh, dus het glas ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken. Dat is dus gewoon dubbel glas, denk ik, dat ie daarmee bedoelt. 'mmm.’ Soms duidelijk als wij, dus soms dan kijkt ie alleen naar de spiegeling en dan weer in zee verdronken. Dus soms ziet ie de weerspiegeling en soms kijkt ie gewoon weer naar buiten en dan ziet ie die dingen alle twee.... en begint ie daarover te fantaseren. 'Het gras snijdt dwars door de matrozen heen.' Nou ja, hij rijdt dus over een weg waar aan de kanten van de weg gras is en dat snijdt dus door de weerspiegeling van de matrozen heen, hij ziet zichzelf ook, weer een metafoor: 'Alleen mijn hoofd deint boven het watervlak'. Ja, dus dat is een beetje metafoor-achtig, wat ik zei, watervlak met het gras of misschien is er een stukje water aangekomen. 't Hoeft helemaal geen metafoor te zijn. Nou ja, ja, alleen beweegt de mond als sprak het, een verbaasde zeemeermin, ja o.k., dat is dus weer een beetje fantaseren. Hij gaat dus inderdaad langs een meertje, ja, dat zie ik nu. En dan ziet ie dus ook zichzelf, zijn hoofd, dan lijkt het net een verbaasde zeemeermin. Ja, is wel leuk. Er is geen begin, geen einde en geen begin aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, alleen dit wonderlijk gespleten, lange heden. Ja, waar dat dan op slaat, dat vind ik toch weer een beetje vreemd, er is geen einde en geen begin aan deze tocht... Ja, misschien is die gewoon een beetje moe enne, ik weet 't ook niet, maar dus over het algemeen zie ik dit gedicht dus als een fantasie, terwijl je in de bus zit 's avonds en weerspiegelingen ziet en ook naar buiten kan kijken.’
426
M007 (E5+) I. (69) ‘Ik vind het een heel vaag gedicht het enige wat ik eruit haal is dat de boer de boerin en het varken dood zijn en dat de kat overbleef. Die plek waar ik lag in de laatste zin begrijp ik niet. Ook vind ik dat ze na de punt met een nieuwe regel moeten beginnen, dus niet zoals in de tweede zin dat leest niet lekker door vind ik.’ II. (128) ‘Dit vind ik wel een mooi gedicht maar ik begrijp de 3 laatste regels niet. Het feit dat het rijmt vind ik wel mooi dat vind ik ook lekkerder lezen. Op de laatste 3 regels na (want die begrijp ik niet) vind ik het een mooie inhoud, ten eerste spreekt mij het wel aan dat je de dood ontmoet ik hou wel van fantasie, en het feit dat het een perzische edelman is geeft mij gelijk een ander mystiek sfeertje. Als ik n.l. iets leer dan probeer ik me daar iets bij voor te stellen en dan stel ik mij liever iets uit het Midden-Oosten bv. voor dan hier in Europa omdat je niet precies weet hoe het daar echt is waardoor je je fantasie helemaal vrij laat.’ III. (82) ‘Ik vind het begin heel mooi daar kan ik me ook iets bij voor stellen en op zich vind ik zo’n omslag van rustig naar chaos ook wel mooi. Maar die woorden worden dan zo vaag en door elkaar gehusselt dat ik er niets meer van begrijp. Wat ik eruit haal is dat de bus op de afsluitdijk rijdt en dan een ongeluk krijgt waardoor hij in het water komt. Maar dat geen toekomst....., geen verleden....., lange heden kan ik niet begrijpen.’ M008 (E4+E5-) I. (17) ‘Mooi gedicht met veel gevoel geschreven, zulk soort gedichten lees ik graag want je gaat erover nadenken.’ II. (24) ‘Wel te begrijpen maar toch een beetje vaag, ik vind dit niet zo'n mooi gedicht al zet het je wel erg aan het denken.’ III. (41) ‘Dit gedicht zet je ook goed aan het denken, bij nader bekijken van het gedicht begreep ik het toch. Vaag, vind ik dit gedicht ik begrijp hem niet zo goed, toch was hij makkelijk te lezen en is het mooi.’ 427
M009 (E5) I. (91) ‘Mijn eerste indruk is vaag en mooi, maar wat is dit? De daarop volgende gedachte is de oorlog. De boer is opgehangen de boerin verkracht en verlaten in de kou. Het varken is wegens gebrek aan verzorging gestorven en de kat is als enige in leven en zijn emoties zijn voorbij: hij heeft het geaccepteerd. Pas in het derde couplet schrik ik van wat ik heb gelezen, dat is knap gedaan. Het lijkt over iets anders te gaan, een staaltje van poëzie en dichterlijke vrijheid, maar het is werkelijk heel erg.’ II. (24) ‘Inhoudelijk zit hier weinig boodschap in. Het is een verhaaltje, met een zwart grapje erin. Een beetje cru is het wel, maar toch humoristisch.’ III. (35) ‘Alsof iemand op een lange busreis over de afsluitdijk zich verveelde, ’s wat om zich heen keek, plotseling de schaduw van de bus zag en dacht over de oneindigheid van het leven en de kosmos.’ M010 (E5) I. (87) ‘Inhoud: in dit gedicht lijkt het te gaan over een brute moord. In de boerderij woonde een boer, boerin, varken en een kat. De eerste drie zijn zonder enig respect vermoord. De kat leeft nog en mist zijn huisgenoten. Maar voor de kat blijft de boerderij zijn plek. Mening. Ik vind het idee achter het gedicht wel goed nl. moord, triest, kat blijft van zijn plek houden, maar alinea drie had van mij wel weg gemogen. Vooral ‘ dit is een gedicht waarin’past hier niet in thuis.’ II.(88) ‘Inhoud: dit gedicht laat zien dat de mens niet voor de dood op de vlucht kan, dat je , zeg maar, een bepaald lot hebt waar je aan vast zit. In dit gedicht komt ook naar voren dat de tuinman ontzettend bang is voor de dood. Maar zijn reactie is natuurlijk wel begrijpelijk. Mening: dit bekende en oude gedicht laat natuurlijk goed de gedachte van de mensen zien ten opzichte van de dood/lot. Dit gedicht is goed en mooi geschreven. Met een einde dat de gedachte duidelijk maakt.’ III. (133) ‘Inhoud: ook dit gedicht gaat over de dood, nl. een loerende dood. Deze man zit in 428
Bijlage 6A bij hoofdstuk 10 Protocollen V001 (E5+) I. ‘Boven het hooi’, Rutger Kopland (148 woorden) ‘Het enige wat me bij dit gedicht direct opvalt dat was het eerste punt: volgens mij is er iets heel ergs gebeurd, volgens mij zijn ze vermoord, en ze zeggen ook 'boven het hooi hangt de boer in de balken'. Dus ja, het enige wat er eigenlijk bij me opkomt is dus dat er iets heel ergs is gebeurd in dit gedicht. En verder.... ja, goed, ja, het is winter, dat zeggen ze dan ook, dat wordt.... en 'ik ben de kat in dit huis', ja, goed, dat is alles van dit gedicht, dat is echt het enige dat bij me opkomt, dat er schijnbaar iets heel ergs is gebeurd, iets met een moord, maar.... En verder... ja ergens heel afgelegen, denk ik, misschien duurt het nog wel een hele tijd voordat ze de boer en de boerin kunnen vinden of zullen vinden... Ja, dit was het eigenlijk.’ II. ‘De tuinman en de dood’, Van Eijck (156 woorden) ‘De meester staat oog in oog met de dood. Hij is volgens mij boos op de dood of zoiets. Hij zegt ook tegen hem: 'Heb jij mijn knecht bedreigd?' Ik heb geen idee wat dat Ispahaan ermee te maken heeft. Wat die stad ermee te maken heeft, wat ze daar moeten doen. Ik weet ook niet waar het symbool voor staat. Misschien als je dat weet dat je er wel iets bij kunt uitleggen, maar, ja.... dat is iemand die staat oog in oog met de dood en.... hij schrikt er niet voor terug, de knecht wel. En die een na laatste twee zinnen die snap ik ook niet helemaal. Daar staat 'geen dreiging was het waarvoor de tuinman vlood', ja, ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik met die laatste vier zinnen aan moet. Die meester staat dus oog in oog met de dood, hij is dus boos omdat hij die knecht heeft bedreigd.’ III. ‘Afsluitdijk’, Vasalis (164 woorden) ‘Dan nog een derde gedicht over iemand die op het moment vast zit, die zoiets voelt dat ze niet meer verder kan. Volgens mij is de Afsluitdijk daar ook een beetje symbool voor van... ik zie niks en als ik achter mij kijk zie ik ook alleen maar een rechte weg, er zijn geen zijweggetjes, dus je kunt niet, ja, je kunt geen andere richting op, je moet wel op die weg blijven en... hij zegt ook 'er is geen einde en geen begin, er is geen toekomst en geen verleden', dus volgens mij is het gewoon iemand die het eventjes allemaal niet meer op een rijtje heeft en... niet in de zin van dat hij gek is of zo, maar dat ie gewoon ja in de zin wat staat er mij nog te wachten in de toekomst en wat... ja in het verleden, 407
een auto/busje met een paar (andere) matrozen, als hij uit het raam kijkt ziet hij zijn busje in het water liggen en zichzelf verdrinken. Daarom denkt hij dat er geen duidelijk begin en einde toekomst en verleden is, omdat de dood altijd kan toeslaan. Mening: dit gedicht is wel moeilijk geschreven, maar laat op een mooie manier toch weer een andere visie zien op leven en dood. Deze drie gedichten gingen alle drie over de dood, maar in elk gedicht werd er een andere visie op gegeven. 1 - dood zonder respect, dood door de medemens. 2 - staat vast, je hebt een lot 3 – dood loert je hele leven, het kan in één keer over zijn.’ M011 (E4) I. (93) ‘Dit gedicht gaat over een boer, boerin en een varken. Maar niet zomaar een boer, boerin en een varken. Waarschijnlijk zijn die boer en die boerin vermoord, waardoor het varken geen eten heeft kunnen krijgen. De ik-persoon is de kat van het huis, waarschijnlijk maakt het die niet zoveel uit zolang hij nog maar zijn plekje heeft waar die al lag. Ik vind dit eigenlijk een raar gedicht, de ik-persoon is een kat, en verder wordt er alleen verteld dat het varken geen eten heeft gekregen doordat de boer en boerin dood zijn.’ II. (171) ‘Het gaat over een tuinman die aan zijn baas vertelt dat hij de Dood zag staan. Daarop probeert de tuinman te ontsnappen en probeert voor de avond nog in Ispahaan te komen. Maar die middag heeft die baas (Perzische edelman) ook de Dood ontmoet en die edelman vraagt aan hem: waarom heb je mijn knecht zo laten schrikken? En de Dood antwoordde daarop dat hij verrast was dat hij die tuinman daar ’s ochtends nog zag werken, terwijl hij hem moest ophalen in Ispahaan. In dit gedicht wordt de dood dus als een persoon gezien, die je ook echt komt ophalen en die waarschijnlijk ook een soort ‘schema’ heeft, omdat hij juist verrast was toen hij die tuinman nog aan het werken zag, terwijl hij die avond in Ispahaan moest zijn. Ik vind dit wel een leuk gedicht. Ik moest hem eerst een paar keer goed lezen voordat ik hem begreep, maar toen vond ik het wel leuk, omdat hier de Dood als een persoon wordt gezien met zijn eigen werk.’ III. (57) ‘Dit gedicht gaat over een man die beschrijft en niet over de afsluitdijk en daarbij ook waarschijnlijk in diepere gedachten nog meer in ziet dan alleen de eindeloze, rechte weg, met de zachtschijnende maan. 429
Dit vind ik ook een apart gedicht. De schrijver beschrijft een rit over de afsluitdijk en daar gaat het eigenlijk alleen maar over.’ M012 (E5) I. (32) ‘Het is een apart gedicht met warmte, en toch ook (door de natuur) kou. Aan de ene kant straalt het gedicht een soort tevredenheid uit, en aan de andere kant iets bedroevends.’ II. (45) ‘Het gedicht gaat over de edelman, die vertelt wat hij vandaag heeft meegemaakt. Zijn knecht heeft de Dood ontmoet, waarop hij naar Ispahaan is gegaan. Nu blijkt dat de Dood hem daar zal halen. Het is een gedicht met drama en humor door elkaar heen.’ III. (43) ‘Dit gedicht gaat volgens mij over iemand die een busongeluk heeft meegemaakt, en dit vanuit de hemel weer meemaakt. Ze beschrijft hoe het gebeurd is. En dat ze nu als het ware door een lange tunnel gaat, waar maar geen einde aan komt.’ M013 (E4) I. (21) ‘Pervers gedicht (het begin) maar toch wel mallig, Sterven is een onverwachte afloop, en de kat is wel grappig. Rare zinnen.’ II. (11) ‘Raar beloop van gebeurtenissen. De heer kan zijn lot niet ontkomen.’ III. (18) ‘Veel te dromerig, er zit geen structuur in en mij wordt niet duidelijk waar het gedicht over gaat.’ M014 (E3) I. (48) ‘Ik vind dit een heel raar gedicht, want het gaat zo van het ene onderwerp naar het andere van de boer naar de boerin en naar het varken. Op het laatst komt er ook nog een kat in voor en ik snap niet wat die kat precies inhoud/doet.’
430
II. (40) ‘Ik vind dit wel een leuk gedicht, maar ook een beetje vaag, het gaat ook een beetje van het een naar het ander. Volgens mij heeft die tuinman iemand verloren door de dood en dat hij zo de dood ontmoet.’ III. (51) ‘Ik denk dat dit over het leven gaat, dat haal ik uit de laatste 2 regels. De eerste 2 alinea's vind ik nog gewoon, maar de laatste alinea vind ik wel weer raar, over die geest. Het lijkt een heel gewoon gedicht maar in het laatst is het toch heel raar.’
431
Bijlage 6B De gegevens van de respondenten van het Vervolgonderzoek geslacht, code, opleiding, egostadiumvaststelling en materiaalkeuze per respondent Meisje/Jongen Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen Jongen
Code V001 V002 V003 V004 V006 V007 V008 V009 V010 V011 V012 V013 M001 M003 M004 M005 M006 M007 M008 M009 M010 M011 M012 M013 M014
Opleiding / klas Atheneum 6 Gymnasium 6 Gymnasium 6 Gymnasium 6 Atheneum 6 Atheneum 6 Atheneum 4 Atheneum 4 Atheneum 4 Atheneum 4 Gymnasium 4 Atheneum 4 Gymnasium 6 Atheneum 6 Gymnasium 6 Gymnasium 6 Atheneum 6 Atheneum 4 Atheneum 4 Atheneum 4 Atheneum 4 Atheneum 4 Gymnasium 4 Atheneum 4 Atheneum 4
n=12meisjes n=13jongens
Atheneum-6 n=3 Atheneum-6 n=2
Gymnasium-6 n=3 Atheneum-4 n=5 Gymnasium-6 n=3 Atheneum-4 n=7
cassette meisjes 5 / jongens 4; papier meisjes 7 / jongens 9.
432
egostadium E5+ E6+ E5E6 E5E5 E4 E5E5 E5 E4+E5E4 E5 E5 E4+E5E4+E5E5+E6E5+ E4+E5E5 E5 E4 E5 E4 E3
Cassette / papier Cassette Cassette Papier Cassette Cassette Cassette Papier Papier Papier Papier Papier Papier Papier Cassette Cassette Cassette Cassette Papier Papier Papier Papier Papier Papier Papier Papier Gymnasium-4 n=1 Gymnasium-4 n=1
Bijlage 7 7.1
Verslag van een bespreking op 28 oktober 1997 van ’De tweeling’ van Tessa de Loo met drie vrouwelijke havo-respondenten van de Interventiegroep1
Het blijkt dat de meisjes het moeilijk vinden om een fabel te maken: het boek is ‘verwarrend’. Is het wel chronologisch? Tegelijk zeggen Paulien en Joëlle dat het te lang geleden is om zich alles nog te herinneren. Sophie is beter op de hoogte, heeft vaker een eigen mening en inzicht. Samen bespreken we de korte inhoud, ieder kan die naar eigen smaak opschrijven/uitwerken. Eerst vertellen we over het ‘tweeling-motief’, verwijzen naar Das doppelte Lottchen van Erich Kästner. Door de eeuwen heen hebben (vooral identieke) tweelingen de mensen geboeid. Hoe kun je beter de strijd tussen twee landen, de verscheurdheid van mensen uitbeelden dan door gescheiden tweelingen? Vraag van Paulien: Staat Anna dan voor Duitsland en Lotte voor Nederland? Antwoord: in dit verhaal is dat waarschijnlijk. Vraag: Is daarom Anna zo stevig en Lotte niet? Antwoord: Als je wilt, kun je die betekenis eraan toekennen. Paulien: Maar dat mag je toch niet zelf verzinnen? Antwoord: Er bestaan symbolen voor allerlei fenomenen, maar als er eenmaal een symbool is, kun je in de uitwerking tamelijk ver gaan. Het verhaal gaat over tweelingzusjes die door de dood van hun ouders uit elkaar gehaald worden: het ene zusje (Lotte) gaat naar familie in Nederland, het andere (Anna) komt bij familie in Duitsland op een boerderij terecht, waar ze (o.a. voor een boze stiefmoeder) heel hard moet werken. Na verschillende baantjes trouwt ze met een militair die goed voor haar is, maar helaas sterft. Lottes nieuwe vader is een dominante, egocentrische man, haar nieuwe moeder is volgzaam en aardig. In de oorlog maakt Lotte onderduikers mee, wordt verliefd op een joodse jongen, die de oorlog niet overleeft. Later trouwt ze en krijgt kinderen, daarvan wordt niets beschreven. Door hun artrose ontmoeten de tweelingzusters elkaar toevallig in een Belgisch kuuroord. Tijdens de maaltijd, enz. vertelt Anna veel over haar leven aan Lotte, die zelf nauwelijks iets prijsgeeft. [Het voortdurend herhalen van maaltijden en gesprekken combineert het alledaagse en het bijzondere]. Anna hoopt op begrip, maar Lotte heeft weinig oog voor haar zusjes geschiedenis, met Duitsland heeft ze niets te maken en met haar zuster evenmin, meent ze. Pas als Anna tijdens de kuur overlijdt, kan Lotte toegeven: ze was mijn zuster. Ze heeft spijt dat ze dit niet eerder heeft gedaan.
1
Alle namen van leerlingen zijn gefingeerd.
433
De structuur van het verhaal maakt een mooie cirkel zichtbaar: in het begin zijn er twee zusjes, het leven (de dood van de ouders, de oorlog) haalt ze uit elkaar, het leven brengt ze ook weer bij elkaar. Aan het slot komen ze weer samen, maar niet voor lang. De bedoeling is o.a. duidelijk te maken dat mensen en situaties in het leven niet eenvoudig in goed/slecht, zwart/wit zijn onder te verdelen. Er zijn meer nuances mogelijk, er bestaat bijvoorbeeld ook grijs. Er zijn Duitsers die in de oorlog goed hebben trachten te leven, er zijn Nederlanders die aan de goede kant hebben gestaan, maar die zich weigeren open te stellen voor hun medemensen, in dit geval zelfs hun tweelingzuster. De schrijfster heeft begrip voor Duitsers willen kweken, ze waren niet allemaal gemeen. De laatste jaren doet men alsof hier iedereen in het verzet heeft gezeten. Sophie: ‘Lang niet alle Nederlanders waren goed in de oorlog.’ Paulien: ‘Mijn opa wel!’ Opvallende punten: Tijdens de LAOL-afname (1995) bij Sophie thuis voelden we ons ongemakkelijk bij de strakke aanpak van de kinderen, de formele opstelling jegens de interviewer. Sophie was nogal schuchter, de ouders wilden erg graag dat ze meedeed met het Interventieonderzoek. We dachten toen aan ‘foreclosure’ (Marcia, 1980, 1982). Nu, tijdens deze literatuurbespreking, heeft Sophie het hoogste woord, het zelfconcept lijkt sterker. Tijdens de LAOL-afname (1995) bij Paulien bleken de ouders gescheiden te zijn, de moeder vervolgens verhuisd voor haar werk. Paulien was alleen thuis. Het gesprek verliep goed en open, maar tijdens het Interventieonderzoek viel ze wat tegen, ondanks moeilijkheden met betrekking tot het Leesdossier kwam ze niet voor extra hulp. Nu praat en vraagt ze wel veel, lijkt literair duidelijk onzekerder dan Sophie. De moeder is nog steeds hele dagen aan het werk, de zus overdag ook afwezig. Joëlle is stil, waarschijnlijk verbaal minder sterk, ze profiteert van vragen en opmerkingen van de twee anderen. Ze wil naar de Kunstacademie, is door de decaan niet ingelicht over het feit dat ze handvaardigheid in het pakket had kunnen kiezen en heeft nu twee te moeilijke vakken. Naar aanleiding van De Tweeling komt het gesprek op alleen-zijn: Sophie: ‘Eerst was mijn moeder altijd thuis om voor mijn broertje en mij te zorgen, maar tegenwoordig gaat ze heus ook wel eens weg voor vrijwilligerswerk of zo. En dan ben ik alleen, maar dan ga ik toch meteen aan mijn schoolwerk, want ’s avonds wil ik televisie kijken.’ Paulien: ‘Ik ben nog steeds hele dagen alleen, dat moet wel, mijn moeder verdient de kost, mijn vader draagt niets bij. Ik heb dan moeite om aan het werk te komen, ik moet ’s avonds ook leren.’ Joëlle vertelt dat ze moeite met schoolwerk heeft, ze kan zich niet zo goed concentreren, heeft moeite met leren en loopt steeds erbij weg. Tijdens de LAOLafname zijn we bij haar thuis geweest, een druk en rommelig adres. Concluderend vragen we of Sophie het naar haar idee precies goed heeft, 434
Paulien zich misschien te alleen voelt en of Joëlle soms het gevoel heeft te weinig alleen te zijn. Alle drie bevestigen ze mijn indruk. Nu de tweede ZALC-afname nog! Tot slot bespreken we het nut van diploma en vervolgopleiding. Alle drie zijn onzeker over de opstelling van hun leraar Nederlands: de ene keer vindt hij dit goed, de andere keer wil hij dat; bij de ene leerling staat hij niet toe wat bij een ander wel goed was. Als men beseft dat het onjuist/oneerlijk is en erop terugkomt, antwoordt hij: ‘Vooruit dan maar.’ Dit wordt opnieuw als oneerlijk ervaren.
7.2
Verslag van een interview aan de hand van de Evaluatievragenlijst op 6 maart 1998 met Frédérique (vwo-6)
Wat de respondent heeft aangestreept en ingevuld is vetgedrukt weergegeven. Inleiding Onder leeshouding verstaan we de wijze waarop je je opstelt tegenover het lezen van boeken/verhalen. Wat wij willen weten is of er tussen 1995 (de start van het onderzoek waaraan je meedoet) en nu (voorjaar 1998) veranderingen in je leeshouding opgetreden zijn. 1
ja [ga naar drie]
2
neen [ga naar vier]
3
We zijn natuurlijk benieuwd naar die veranderingen. Wil je ze eens beschrijven? ‘Vorige keer was ik nog niet bezig met de boekenlijst, toen las ik nog wat ik wilde (Knuffelbeer).’ Frédérique doet vier talen, heeft het druk met verplicht lezen. Na het eindexamen gaat ze zeker door met lezen, niet alleen voor de studie.
4
Is je leeshouding misschien minder geworden? Of is die echt net zo als in 1995, toen we met het onderzoek begonnen? In de afgelopen twee/drie jaar heb je lessen in literatuur gehad. Denk maar aan Kort-om, Gedrukte letters, lessen in poëzie en literaire onderwerpen; uitleg bij het Leesdossier; literatuurgeschiedenis; klassengesprekken over lezen en literatuur. Hebben deze lessen ertoe bijgedragen dat je meer inzicht kreeg in alle boeken die je voor school las? ‘Van Gedrukte letters weet ik niets meer.’
5
ja [ga naar zeven]
6
neen [ga naar acht] 435
7
Waaraan heb je het meeste gehad (en waaraan het minste)? ‘Het meeste heb ik gehad aan Fraeye Historie, stromingen en het Leesdossier. Er is verdieping ontstaan door de opdrachten voor het Leesdossier, daardoor ga je nadenken. Ik praat veel met mijn ouders over boeken.’
8
Heeft dat aan de lessen gelegen, aan de leraar, of aan jezelf? ‘Interesse ligt aan jezelf; dan sta je er anders tegenover.’ Vind je dat je als persoon veranderd bent?
9
ja [ga naar elf]
10 neen [ga naar twaalf] 11 Hebben die veranderingen in je persoon invloed op de manier waarop je met boeken omgaat? Ja. Neen. Kun je daarvan een voorbeeld geven? ‘Ik ben boeken met emoties gaan lezen, waar gebeurde verhalen. Ik zie niets in SF.’ 12 Heb je het gevoel dat je nog steeds dezelfde persoon bent als in de derde (vierde) klas? Letten op: andere gedachten over jezelf (lichaam; zelfbesef, sociaal zelf, ideaal zelf), over andere mensen en over de wereld. ja neen (doorvragen) Zelfbesef: ’Ook waarom leef ik? Ik zie het nut er niet van in, ben in de put, zoek troost in muziek (piano en zang). Zeker de puberteit?’ Sociaal zelf: ‘Meer praten met goede vrienden.’ Ideaal zelf: ’In orde, maar ik zou graag wat minder onzeker zijn. Reflectie maakt onzeker. Is dat niet dom?’ Wereld: ‘Ik lees nu kranten, toen(1995) niet. Ik ben me meer bewust van problemen.’
436
13 Heb je met het onderzoek ‘tien boeken lezen’ meegedaan? ja [ga naar 14] neen [ga naar 15] 14 Kun je je nog herinneren waarom je drie jaar geleden besloot mee te doen? Is het achteraf waardevol voor je geweest? 15 Wat heeft je drie jaar geleden doen besluiten niet mee te doen? ‘Ik las toch al, was er nog niet mee bezig. Ik dacht: dat komt nog wel. Achteraf had ik wel mee willen doen. Ik heb er spijt van, want ik had graag de maandelijkse ondersteuning gehad!’ Vraag 16 gaat over het Interventieonderzoek en is dus onbeantwoord gebleven. In plaats daarvan hebben onderzoeker en respondent over het Leesdossier gesproken. Het gemakkelijkste boek dat ze daarvoor las vindt ze Het hemelse gerecht (heel simpel); het moeilijkste was Max Havelaar. Het mooiste Een vlucht regenwulpen. En het minst mooie Max Havelaar. Ad 12. Respondent vertelt dat ze om de paar maanden buien van treurigheid heeft. [cyclisch?] Ze ligt dan in bed en denkt: ‘Wat heeft het leven voor zin?’ Ze praat/kan praten/zou kunnen praten er absoluut niet met ouders over. Ze hangt erg aan ze. ‘Veel vrienden’ bestaat niet. Zij heeft een paar (=2) goede vriendinnen met wie ze praat. Soms hoopt de ellende zich op en krijgt ze een (huil)bui bij één van de twee vriendinnen. De dieptepunten zijn volgens haar niet premenstrueel. Er wordt gesproken over escalatie en mogelijkheden om die tegen te gaan. Ook over onzekerheid en mogelijkheden om die aan te pakken plus verbetering van het zelfconcept. De onderzoeker en Frédérique spreken af dat ze het niet zo ver zal laten komen dat ze in bed blijft liggen, steeds verdrietiger/lustelozer wordt en niemand meer zal willen spreken, de huisarts of een andere persoon. ‘School’ zou (onder andere volgens broer) de mooiste tijd van het leven zijn, maar Frédérique vindt dit af en toe een moeilijke tijd (en dit komt niet door het werk). Ze is graag op zichzelf, gooit na een bepaalde tijd vrienden eruit, dan is het wel weer genoeg geweest. Haar beste vriendin gaat waarschijnlijk op een grote afstand van haar studeren, ze hoopt dat het contact gehandhaafd blijft. Frédérique wil tijdens de studie liefst thuis blijven wonen, ze wil niet met vakantie (geen behoefte aan), is liever bij huis, kan slecht weg van vertrouwde omgeving. Ze zegt toch veel zelfstandiger geworden te zijn. Na afloop van het interview bedankt Frédérique de onderzoeker. 437
7.3
Veranderingen in het zelfbeeld van enkele respondenten
Reacties op vragen uit de Evaluatievragenlijst van vier meisjes en één jongen vwo-6. ‘Ik ben heel tevreden met mezelf. De puberteit is vreeslijk (niet lekker in je vel). Ik heb het gevoel dat ik nog steeds dezelfde persoon ben, maar toch anders geworden: toleranter. Grootste verschil is dat ik meer opensta en meer van me af kan zetten, goede en minder goede dingen tegen elkaar afwegen. Het is niet alleen zwart of wit bij mensen, er is ook grijs; iedereen heeft iets leuks.’ Op de vraag van de onderzoeker hoe het zou gaan als je een vriend(in) hebt en die doet iets naars, was het antwoord: ‘Dan weeg ik de goede kanten daartegen af, als er meer goede kanten zijn dan vervelende, hoef ik niet te kappen.’ ‘Ik ben wel veranderd. Vroeger was ik verlegen, dat is minder geworden, waarschijnlijk door de leeftijd. Ik ben positiever over mijn eigen lichaam, vond mezelf eerst dik en ik ben ook al klein. Bij contact met andere mensen gold dat ik drie jaar geleden negatievere gedachten over mijn uiterlijk had, net als iedereen om me heen, trouwens. Mijn gedachten over andere mensen zijn hetzelfde gebleven, daarin ben ik niet veranderd, ik kan wel goed met andere mensen overweg. De scheiding van mijn ouders heeft geen opvattingen beïnvloed, ook niet over de wereld: ik vind en vond het niet echt een goede wereld.’ ‘Er zijn weinig lichaamsveranderingen, misschien ben ik nu sterker. De omgang met mijn medemensen is totaal veranderd: met mijn vrienden ben ik nu veel intiemer, de rest kan me niet deren. Ik ben afstandelijker naar mijn ouders, vooral t.o.v. mijn vader. Ik heb meer zelfvertrouwen gekregen en een groter zelfbewustzijn. Ik heb ook grotere idealen, andere laten vallen en voor grotere geruild. Ook een aantal bereikt.’ ‘Zelfbesef: Ik ben zekerder geworden in die 2,5 jaar. Mijn verkering zei: dit kun je niet, dat kun je niet. Nu is dat uit en kan ik het wel. Goede cijfers halen levert zelfvertrouwen op en complimentjes. Mensen die belangrijke anderen zijn, kunnen wel invloed uitoefenen, maar anderen kunnen die invloed niet uitoefenen, ik vind dat die kletsen maar trek me dat niet aan. Uiterlijk is belangrijker geworden dan toen, anderen geven commentaar en daar baal je van. Ik ben slanker geworden. Ideaal zelf: Ik probeer dat te verwezenlijken, je ontwikkelt je steeds verder. Ik ga nu de dingen anders bekijken. Het leven is toch wel mooi. Mijn gestorven opa en oma beleef ik ook bewuster en dankbaarder. Ik heb ook een andere kijk op de wereld gekregen.’ 438
‘Ik ben een stuk volwassener, zelfverzekerd en zelfstandiger geworden. Mijn visie op de wereld is een beetje minder radicaal en meer algemeen. Ik heb wel een andere visie op mensen, beetje algemener. Ik heb veel gereisd, dan kom je veel tegen: Indonesië, V.S. (dat zijn heel andere mensen), opvallend aardig, het betekent iets, het is echt, niet oppervlakkig. Misschien zijn ze een stukje verder dan wij. We reizen altijd met de hele familie (ouders, broer, zus, opa, oma, (vriend), maar soms zou ik alleen willen reizen. Sinds ik vlieg, ben ik gefascineerd door vliegtuigen. Ik wil in de lucht- en ruimtevaarttechniek. Ik vind dit een leuk gesprek. Voor mijn leesdossier wil ik een stelling nemen over dreiging in boeken, in alle boeken is er sprake van dreiging, ja, in de hele wereld, in het hele leven wel.’ Op de vraag van de onderzoeker of hij denkt invloed te hebben of overgeleverd te zijn als de dreiging optreedt, antwoordt hij: ‘Ik probeer ertegen te strijden, in mijn eigen leven ga ik heen en weer tussen Het leven is een grote dreiging en De dreiging is er niet.’ Reacties één meisje en twee jongens Havo-5. ‘Ik ben verhuisd en heb nu meer vrienden. ‘Vertrouwen, een kernelement, vind ik heel moeilijk. Mijn kijk op andere mensen is hetzelfde, maar ik probeer ze te accepteren. Ik denk nu wel: waarom gebeurt dat? Waarom doet ie zo stom? Waarom zo naar? Mijn kijk op de wereld is veranderd, ik denk: wat gebeurt er om me heen? Ik ben ontevreden over mezelf, heb heel vaak een schuldgevoel, net zoals mijn moeder. Ik ben (niet dramatisch) ongelukkig. Mijn ouders zijn gescheiden, mijn vader drinkt, eerst gokte hij ook nog, er zijn veel problemen. Mijn moeder werkt fulltime en ik ben altijd alleen, ik neem geen kinderen mee naar huis in de pauzes. Ik zie erg tegen mijn moeder op, maar wil later niet zo’n leven van alleen maar werken, geen contacten, wel muziek maken. Mijn moeder heeft altijd schuldgevoel, ik dus ook. De meeste mensen zijn niet te vertrouwen, met wie kun je praten?’ Op de vraag van de onderzoeker of ze haar wel vertrouwt antwoordt ze: ‘Ja, ik vertrouw mensen die serieus zijn. Die doen zoals ik vind dat ze moeten doen.’ ‘Je bent altijd dezelfde persoon, maar je verandert wel. Ik vind de Havo nu saai. Ik ben sociaal veranderd, heb andere vrienden, een andere kijk op de wereld en de mensen. Met vrienden gaat het beter, ik heb nu leuke vrienden. Sommige mensen hebben niet het beste met je voor, je moet realistisch blijven, natuurlijk. Ik heb even in het ziekenhuis gelegen, ik was twee dagen ziek en ben een maandje niet lekker geweest, nu heb ik er geen last meer van. Het heeft geen sterke invloed gehad!’ ‘Ik ben niet meer echt dezelfde, al zijn er nog wel dingen over. Over mijn lichaam zeg ik: niemand is helemaal tevreden, toch heb ik nu wel genoeg vrienden, drie jaar geleden waren dat er minder. Ik zou alles wel in een keer op orde willen hebben, mijn kamer, mezelf, alle dingen. Ik ben redelijk tevreden over mezelf, maar ik ben wel te dun. Alles is dit jaar te snel geweest. Daar komt nog bij dat ik iedere dag een uurtje moet fietsen naar school. 439
Over andere mensen heb ik niet echt een gedachte; wel over de wereld: het is toch allemaal best wel klote, iedereen wil wel mooie tuintjes hebben, erachter is de puinhoop.’ 7.4
Stellingen van respondenten voor literatuurtentamens
Voor havo-leerlingen golden in die periode andere eisen, toch begon ook daar een van de jongens met een soort betoog bij zijn boeken: ‘Al mijn boeken voor de Lijst zijn met een bedoeling gekozen, ik wilde een ideale lijst hebben.’ Hier volgen enkele willekeurige voorbeelden van stellingen in 1998. Stellingen meisjes vwo-6. Liefde brengt alleen verdriet en ongeluk, stelling bij de titels Een zachte vernieling (Claus); Ina Damman (Vestdijk); De kleine Rudolf (Van der Leeuw); Dwaallicht (Elsschot); Vanwege een tere huid (Hillenius); De Kroongetuige (’t Hart). Het is moeilijk voor inlanders om eigen normen en waarden te handhaven onder invloed van het Nederlands gezag bij De Stille kracht (Couperus); Mijn zuster de negerin (Debrot); Oeroeg (Haasse); Indische duinen (Van Dis); Onder de sneeuw een Indisch graf (Lopulalan). Oorlog maakt mensen koel en hard van buitenaf. Zij kroppen alles op. Later, vele jaren na de oorlog, komt alles stukje bij beetje naar buiten bij Het stenen bruidsbed (Mulisch); De tweeling (De Loo); Indische duinen (Van Dis). Alle hoofdpersonen in mijn boeken worden gekweld door het verleden bij Lanseloet van Denemarken; Karakter (Bordewijk); Duizend eilanden (Vuyk); Nooit meer slapen (Hermans); Turks Fruit (Wolkers); Oeroeg (Haasse); Perzik van onsterfelijkheid (Wolkers); Bezonken rood (Brouwers); Alba (Meulenbelt); Indische duinen (Van Dis); Tomaatsj (Zwagerman). Stellingen jongens vwo-6 Veel boeken zijn goed, wanneer de lezer zichzelf herkent in de hoofdpersoon of andere personages of in de algemene situatie die zich in het boek voordoet. Het gaat om de herkenning in de hoofdpersoon en hoe ik mezelf erin herken bij de titels De kleine Johannes (Van Eeden); Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan (Couperus); Het fregatschip Johanna Maria (Van Schendel); Villa des Roses (Elsschot); Oeroeg (Haasse); Het uur tussen hond en wolf (‘t Hart); Winterreis (Brakman); Ziekte van Lodesteijn (Weemoedt). In de gelezen werken hebben alle hoofdpersonen beslissingen genomen voor hun verdere leven/toekomst bij Dwaallicht (Elsschot); De nacht der Girondijnen (Presser); Ina Damman (Vestdijk); Isabella (De Loo); Elckerlijc; Het wassende water (De Man); De aanslag (Mulisch); Turks fruit (Wolkers); Het achterhuis 440
(Frank); Oeroeg (Haasse); Eline Vere (Couperus). De boeken in mijn Leesdossier zijn een afspiegeling van de werkelijkheid, het gaat vaak om strijd bij Karel ende Elegast; Beatrijs; Kaas (Elsschot); Karakter (Bordewijk); Het achterhuis (Frank); Oeroeg (Haasse); Het behouden huis (Hermans); Het gevaar (Vandeloo); Een leeg huis (Minco); Bleekers zomer (Van Keulen); Tabee, New York (Springer); Bezonken rood (Brouwers); De aanslag (Mulisch); De junival (Wolkers); De kroongetuige (’t Hart).
7.5.1 Integrale weergave van het literatuurtentamen van Heleen (1)
Stelling: In veel boeken worstelt de mens met het mens-zijn. De stelling is het duidelijkst in ‘Titaantjes’ en ‘De uitvreter’ van Nescio. Daarin willen de personages deelnemen aan het eeuwige en oneindige, ze willen God zijn. Het is het lot van de mens net zo burgerlijk te zijn als de verachte mensheid. Docent: ‘Je noemt ‘Titaantjes’ apart, waarom?’ Heleen: ‘Het beschrijft het idealisme van een jonge groep kunstenaars, maar er is niets van gekomen.’ Legt vervolgens de door haar gemaakte tekeningen uit (aardige symboliek). Heleen: Hetzelfde is er in ‘De verborgen bron’. Daarin wordt de hoofdpersoon overmand door emotie, wil dit beschrijven, het lukt hem niet. Hij idealiseert de vrouw enorm, heeft haar eigenschappen toebedeeld die hij zelf graag wil hebben. Dit leidt tot identiteitscrisis…> menselijkheid accepteren versus eigen leven leiden.’ Docent: ‘Is dat jouw stelling voor die boeken? Of ook voor de maatschappij?’ Heleen: ‘Boeken hebben vaak iets van de realiteit.’ Docent: ‘Worstel jij ook met je mens-zijn?’ Heleen beschrijft puberteit, worstelen = losmaken van thuis en toch vast blijven, dit is typerend voor de mensheid, worstelen om zich te ontwikkelen. Docent: ‘Heeft dit niet iets van romantiek?’ Heleen: ‘Ontwikkelen is wanhoop, op God gefixeerd, (als) God willen zijn…> onsterfelijk zijn, veranderen wat je als mens niet kunt veranderen; ontsluiten van de natuur, begrijpen.’ Docent: ‘Met betrekking tot ‘Noodlot’ schrijf je: ‘alsof alles wat er gebeurt vaststaat, of je een speelbal van krachten buiten jezelf om bent, of dat je zelf de dingen bepaalt en kunt veranderen.’ Heleen: ‘Maar ik zou niet vluchten in een zelfmoord.’ Docent: ‘Als je er niet het beste van kunt maken is het toch een logische stap?’ Heleen: ‘In het boek doen ze alsof alles vastligt, of alles is bepaald, of God het wil, maar ik sta niet achter het idee van het naturalisme. Je moet zoveel mogelijk doen
441
in het daagse leven – ik geloof in God. Hem laten zien dat je er het beste van maakt. God geeft de eigen beslissingsmogelijkheid mee, maar is een soort richtingaanwijzer.’ Docenten: ‘Toch wordt ‘Noodlot’ je lievelingsboek?’ Heleen: ‘Als je ’t leest, moet je je erg concentreren, daarna was ik in een vreemde stemming, bijna depressief.’ Docent: ‘In je eindevaluatie schrijf je: ‘Vóór het lezen voor de lijst las ik eigenlijk alleen maar kinderboeken, ik had een vooroordeel over boeken voor volwassenen. Nu weet ik dat ook deze boeken heel leuk zijn. Ik zal vanaf nu alleen nog maar volwassen boeken lezen, omdat ik nu meer diepgang van een boek verlang. Maar ik weet wel dat ik eerst een leespauze neem, even geen boeken, maar daarna zal ik, denk ik, meer lol hebben in het lezen dan vóór de lijst, omdat ik nu veel meer weet over wat boeken te bieden hebben. Leg eens uit?’ Heleen: ‘Ik had het lezen voor mijn lijst nodig om volwassen boeken te lezen, ik was bang voor volwassen literatuur. Ik zag op tegen grote mensen en die boeken. Volwassen literatuur valt mee.’ Docenten: ‘Wil je in dit verband ‘De tolbrug’ en ‘Noodlot’ eens vergelijken?’ Heleen: ‘De kenmerken (structuur, diepgang, symboliek) komen overeen. ‘De tolbrug’ is een goed jeugdboek.’ Tenslotte vragen de docenten over haar recensie van ‘Het behouden huis’, die wordt door Heleen verduidelijkt.
7.5.2 Integrale weergave van het literatuurtentamen van Jérôme (2)
Gelezen werken. Elckerlijc Van oude mensen de dingen die voorbijgaan (Couperus) Het wassende water (De Man) Het fregatschip Johanna Maria (Van Schendel) Ivoren wachters (Vestdijk) Het achterhuis (Frank) De avonden (Reve) Een bruid in de morgen (Claus) Turks fruit (Wolkers) De junival (Wolkers) Het behouden huis (Hermans) Een vlucht regenwulpen (’t Hart) De kroongetuige (’t Hart) De aanslag (Mulisch) Otto’s oorlog (Van Zomeren) De tweeling (De Loo) 442
Jérôme vond vroeger verslagen over boeken maken al niet leuk. Hij vond de opdrachten bij het 10Boekenonderzoek (Interventieonderzoek) leuker. ‘Van de tekenopdrachten voor het Leesdossier kan ik niets, vandaar zijn stelling: Er horen geen tekeningen in het Leesdossier thuis. Ze zijn overbodig; tekenen draagt niet bij tot beter begrip van boeken. Het examencijfer Nederlands mag er niet van afhangen, het geeft toch een indruk hoe je tekeningen maakt. Dit jaar is er onevenredig veel tijd aan Nederlands besteed. Tekeningen kosten veel tijd, het resultaat is niet geweldig, dat is frustrerend. Het mag geen eindexamenonderdeel zijn.’ Docent: ‘Hoeveel procent van het Leesdossier wordt bepaald door het maken van tekeningen? Hoeveel moet je er maken?’ Jérôme: ‘Leerlingen die goed kunnen tekenen zijn in het voordeel.’ Docent: ‘Goed kunnen analyseren en praten is ook een voordeel.’ Jérôme: ‘Maar tekenen staat los van Nederlands. Spreken moet ook, dat hoort gewoon bij Nederlands. Je kunt altijd anderen erbij halen, als je sommige werkjes wilt doen.’ Docent: ‘In je Leesdossier staat: Ik las met plezier, nu ben ik mijn plezier kwijt. Hoe kan je leesplezier verdwijnen door een tentamen?’ Jérôme: ‘Ik las wel graag, nu moesten er 16 boeken en de opdrachten.’ Docent: ‘Wat zijn je hobby’s?’ Jérôme: ‘Fitness.’ Docent: ‘Als je oefent en je erin bekwaamt, verdwijnt dat plezier dan ook?’ Jérôme: ‘Bij fitness wordt het plezier wel versterkt door de oefeningen. Je ziet het resultaat, je spierkracht neemt toe. Bij tekstbestudering zie je ook resultaat, sommige boeken zijn leuk om te lezen, maar in analyseren heb ik geen zin.’ Docent: ‘Waarom is het literatuuronderzoek dan wel leuk?’ Jérôme: ‘De opdrachten zijn leuk, de vragen, onderzoek is altijd leuk, op zo’n manier wel.’ Docent: ‘Je bent op zoek naar de zinvolheid van de dingen?’ Jérôme: ‘Precies.’ m.b.t. Elckerlijc. Docent: ‘In je Leesdossier schrijf je: Gelukkig leef ik niet in de Middeleeuwen.’ Jérôme: ‘Ik vind het zo moraliserend, de eigen wil is compleet verdwenen, alles wordt opgelegd door God.’ Docent: ‘Het is een moraliteit.’ Jérôme: ‘Dat is niet plezierig.’ Docent: ‘Je wilt liever je eigen moraal kiezen?’ Jérôme: ‘Je bent verantwoordelijk voor je eigen beslissingen, over Goed en Kwaad moet je zelf beslissen. Het gaat om: jij vindt het goed en je schaadt een ander niet.’ Docent: ‘Wat is schaden?’ Jérôme: ‘Ongelukkig of ellendig maken, je wordt er niet beter van.’ 443
Docent: ‘Bijvoorbeeld een fiets stelen?’ Jérôme: ‘Ja.’ Docent: ‘Je wordt daar niet beter van?’ Jérôme: ‘De dief wordt er niet beter van.’ Docent: ‘Waarom zou je je bekommeren om de normen en waarden van een ander?’ Jérôme: ‘Je krijgt een gevoel van medelijden.’ Docent: ‘Na vijf keer is het gewoon geworden, dan vind je het niet erg meer.’ Jérôme: ‘Je moet zorgen dat het niet gewoon wordt, daar zijn wetten voor. Je kunt niet zeggen: ik wil geld hebben, ik beroof een bank.’ Docent: ‘De geboden uit de bijbel klinken door?’ Jérôme: ‘Die slaan ook wel ergens op. ‘Oog om oog’ vind ik bijvoorbeeld goed, maar ‘Heb uw vijanden lief’ gaat me te ver. m.b.t. Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan. Docent: ‘Op p. 5 van het Leesdossier schrijf je: mensen laten zich vaak te veel door hun emoties leiden.’ Jérôme: ‘Ze moeten nadenken, niet meteen doen, ze zijn niet rationeel genoeg.’ m.b.t. Het wassende water. Docent: ‘Je schrijft: Gieljan is steeds op zoek naar zekerheden.’ Jérôme: ‘Een baan is zekerheid (huisje, boompje, beestje), hij heeft het nog niet, daarom zoekt hij ernaar.’ Docent: ‘In het Leesdossier schrijf je dat het zoeken naar recensies veel tijd kost.’ Jérôme: ‘Ja, in mappen, in de computer, ik heb een middag gezocht, ik kon niets vinden.’ m.b.t. Het achterhuis. Docent: ‘Waarom heb je dat op de lijst?’ Jérôme: ‘Ik had het al gelezen, ik vind dat het verplichte literatuur zou moeten zijn, het is Nederlandse geschiedenis en niet zo zwart/wit. Het leven ging gewoon door, het gaat niet alleen over oorlogsellende.’ Docent: ‘En het behouden huis dan?’ Jérôme: ‘Je kunt zien dat het fictie is. Van Anne Frank weet iedereen hoe het is afgelopen. Het behouden huis is niet realistisch.’ Docent: ‘Hoe is de structuur?’ Jérôme: ‘Het behouden huis lijkt het enige houvast, maar later ook niet meer. Anne Frank is waar gebeurd en vanuit de persoon beschreven.’ Docent: ‘En Otto’s oorlog?’ Jérôme: ‘Het zijn goede boeken, ze geven een genuanceerde kijk op de oorlog, laten zien wat de mens doet. Je ziet iemands karakter als het ware.
444