Research
Economische Vooruitzichten Maandelijks
Mei 2014 VS: aantal in aanbouw genomen woningen (op jaarbasis; per duizend)
Inhoudstafel Economische en financiële vooruitzichten
2
Verenigde Staten: zorgen over looninflatie zijn overdreven
3
Eurozone: groei ligt iets beneden de verwachting
4
ECB: van woorden naar daden?
7
Verenigd Koninkrijk: verstrakking monetair beleid nog niet voor morgen
11
China: afkoeling vastgoedmarkt weegt op de groei
13
Eurozone: bbp op kwartaalbasis en op jaarbasis (%) 1,5
6
1
India: nieuwe regering, hoge verwachtingen Wisselmarkten: kan de ECB werkelijk een sterke euro bestrijden? Research topic: het „dashboard‟ van Janet Yellen
15
4 0,5
0
17
2 -0,5
-1
18
0
-1,5 -2 -2
-2,5 -4
Einddatum redactie: 19 mei 2014. Redactie: Damien Caucheteux, Geert Gielens, Stefan Hulpiau, Frank Maet en Taaldienst. Verantwoordelijke uitgever: Belfius Bank NV, Pachecolaan 44 te 1000 Brussel – Tél.: 02 222 11 11 – IBAN BE23 0529 0064 6991 – BIC GKCCBEBB – RPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – FSMA nr. 19649 A De Franse tekst is consulteerbaar op de internetsite: www.belfius.be, onder de rubriek “Epargner et Investir/ Informations et publications”.
-3
-3,5
-6 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
EA GDP (% 1 Q) (Le ft) EA GDP (% 1 Y) (Right)
Wisselmarkten: EUR/USD 1,4
1,38
1,36
1,34
Nadruk van elementen uit deze publicatie is toegelaten mits vermelding van de bron. De voorkomende gegevens worden alleen verstrekt bij wijze van inlichting. Voor hun juistheid kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden.
1,32
1,3
Bronnen: Factset – Bloomberg – Belgostat - Eurostat 1,28
1,26 Jun Jul Aug Sep Oct FX Rate - Spot Mid - US Dollar per Euro
Nov
Dec
Jan
Feb
Mar
Apr
May
Research
Economische vooruitzichten Vooruitzichten Belfius Bank
Bbp (% op jaarbasis)
Inflatie (%)
2013
2014
2015
2013
2014
2015
Verenigde Staten
1.9
2.5
3.2
1.5
1.6
2.0
Eurozone Duitsland Frankrijk Italië Spanje België
-0.4 0.4 0.2 -1.9 -1.2 0.2
1.2 1.8 1.0 0.6 1.1 1.4
1.7 2.0 1.5 1.2 2.1 1.7
1.3 1.6 1.0 1.3 1.5 1.2
0.8 1.1 1.0 0.7 0.1 0.9
1.2 1.4 1.1 1.2 0.8 1.3
Verenigd Koninkrijk
1.7
3.4
2.9
2.6
1.9
2.0
Japan
1.6
1.0
1.3
0.4
2.7
2.0
China
7.7
7.2
7.0
2.6
2.5
3.2
India
4.5
5.6
6.5
6.3
5.5
5.0
Brazilië
2.3
1.8
2.5
6.2
6.0
6.0
Rusland
1.3
0.5
1.0
6.8
6.5
5.5
VS
19/05/14 0.23
Rente 3 maanden T2 2014 T3 2014 T4 2014 0.25 0.25 0.30
T1 2015 0.30
19/05/14 2.61
T2 2014 2.75
IRS 10 jaar T3 2014 3.00
T4 2014 3.15
T1 2015 3.25
Eurozone
0.32
0.25
0.25
0.30
0.30
1.59
1.70
1.85
2.00
2.10
Japan
0.14
0.15
0.15
0.15
0.20
0.79
0.75
0.85
0.90
1.00
VK
0.55
0.60
0.70
0.80
0.90
2.71
2.80
2.90
3.00
3.15
EUR/USD
19/05/14 1.37
T2 2014 1.36
T1 2015 1.30
19/05/14 110
Olieprijs (Brent)(USD/vat) T2 2014 T3 2014 T4 2014 108 106 104
USD/JPY
101
102
104
106
107
EUR/GBP
0.82
0.82
0.82
0.81
0.80
Wisselkoersen T3 2014 T4 2014 1.35 1.32
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
T1 2015 102
2
Research
Economische vooruitzichten 1. VS: aantal in aanbouw genomen woningen (op jaarbasis; per duizend)
2. VS: evolutie van de consumptie- en productieprijzen (% 1 jaar)
3. VS: groei van de uurlonen voor uitvoerend personeel
4. VS: loonkostindex in verschillende economische sectoren (% 1 jaar)
Verenigde Staten: zorgen over looninflatie zijn overdreven De versteviging van de Amerikaanse bouwactiviteit, waar wij op wachtten na een zwakke periode bij het begin van 2014 door veel vriesdagen, heeft zich gemanifesteerd in april met een stijging van het aantal in aanbouw genomen woningen (op jaarbasis) tot 1.072.000, wat een toename vertegenwoordigde van 13.2% t.o.v. de vorige maand. De daling van de langetermijnrentes die zich heeft vertaald naar lagere hypotheekrentes speelde een belangrijke rol in de versnelling van de bouwactiviteit in april. De Amerikaanse hypotheekrente met een looptijd van 30j zakte sinds de start van de maand met 20 basispunten naar 4.20%, het laagste niveau in een half jaar tijd. De sterkere bouwactiviteit heeft het geloof van de financiële markten dat de economie van de V.S. een sterk groeiherstel aan het maken is na de stagnatie in Q1 verder ondersteund. De inflatiedata waren de afgelopen weken sterker dan verwacht. De jaargroei van de consumptieprijzen sprong van 1.5% in maart naar 2.0% in april door een klim met 2.4% van de volatiele energieprijzen. De kerninflatie (i.e. inflatie zonder het effect van volatiele energie- en voedselprijzen) op het niveau van de consumenten klom van 1.7% naar 1.8% in april. Bovendien toonde het recentste arbeidsrapport een versnelling van de gemiddelde uurlonen voor productiearbeiders in april naar 2.3%, wat in het verleden al eens een voorbode was voor hogere looninflatie. Wanneer we echter kijken naar de andere inflatie-indicatoren voor de arbeidsmarkt, zoals de driemaandelijkse arbeidskostindex (ECI: Employment Cost Index) dan zien we nog geen „bottlenecks‟ ontstaan in bepaalde economische sectoren. Integendeel, de groei van de arbeidskosten tijdens Q1 2014 lag voor de meeste sectoren lager dan tijdens het laatste kwartaal van vorig jaar, enkel in de verwerkende nijverheid was er een iets sterkere groei van de loonkost. Voorlopig zien we weinig gevaar dat het economisch herstel zich reeds heeft vertaald naar een (te) sterke inflatie van de lonen. Ondanks de hoger dan verwachte groeicijfers op het vlak van zowel de activiteit als de prijzen, slaagden de Amerikaanse obligatiemarkten erin om verder terreinwinst te boeken in mei. Deze maand daalden de rentes op de 5-jaars en 10-jaars overheidsobligaties nog eens met ongeveer 10 basispunten, wat de 10-jaars obligatierente op 2.5% heeft gebracht, in vergelijking met 3.00% aan het einde van 2013. Als verklaring voor deze rentebeweging verwijzen de meeste obligatiehandelaars naar het gure winterweer in de V.S. in januari en februari, naar de aantrekkelijkheid van Amerikaans staatspapier als veilige haven en naar de tegenvallende groei in China en andere groeilanden. Ook de Oekraïne crisis heeft de risicoaversie van de internationale investeerders gevoed omdat het risico op een Koude Oorlog 2.0 tussen enerzijds Rusland en anderzijds de EU en de V.S. is toegenomen. Verenigde Staten 2013 Bbp (% groei op 1 jaar) 1.9 Inflatie (%) 1.5
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
2014 2.5 1.6
2015 3.2 2.0
3
Research
Economische vooruitzichten 1. Eurozone: bbp op kwartaalbasis en op jaarbasis (%) 1,5
6
1
Eurozone: groei ligt iets beneden de verwachting
4 0,5
0 2 -0,5
-1
0
De prestatie van de Europese economie toont aan dat de weg uit de recessie hobbelig verloopt en dat het kompas af en toe tilt slaat. De meest recente groeicijfers zijn teleurstellend en verschillende indicatoren geven licht tegenstrijdige boodschappen.
-1,5 -2 -2
-2,5 -4 -3
-3,5
-6 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
EA GDP (% 1 Q) (Le ft) EA GDP (% 1 Y) (Right)
2. Eurozone: industriële productie en capaciteitsbezetting 20
86
15
84
10
82
5 80 0 78 -5
Volgens een eerste raming van Eurostat groeide het seizoengezuiverde bbp van de eurozone in het eerste kwartaal van 2014 met 0,2% ten opzichte van het voorgaande kwartaal, wat neerkomt op een groei met 0,9% ten overstaan het zelfde kwartaal van 2013. Dit Europese gemiddelde verbergt echter nog steeds grote verschillen. De Duitse economie groeide krachtig (+0,8%) en ook in Spanje (+0,4%) kwam de groei hoger te liggen. Hier tegenover staat dat andere grote landen beduidend zwakker scoorden. Frankrijk kende een stagnatie (0,0%), terwijl Italië (-0,1%) en Nederland (-1,4%) zelfs een afname registreerden. Voor 2014 als geheel verwacht de Europese Commissie een groei van 1,2% in de eurozone en deze zou in 2015 verder oplopen tot 1,7%.
76 -10 74 -15 72
-20
70
-25
-30
68 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
Euro Are a Ca pa city Utiliza tion (%) (Right) Euro Are a Industria l Production (% YoY) (Le ft)
3. Eurozone: kleinhandelsverkopen en consumentenvertrouwen 4
5
3
0
2
-5
1
-10
0
-15
-1
-20
-2
-25
-3
-30
-4
-35
-5
Over de sectoren heen is er ook behoorlijk wat dispersie zichtbaar. In maart daalde de industriële productie met 0,3% tegenover de voorgaande maand en in vergelijking met een jaar geleden lag zij 0,1% lager. De daling op maandbasis was vooral toe te schrijven aan de intermediaire goederen (-0,8%). Op jaarbasis was er een daling bij energie (-11,9%) en duurzame verbruiksgoederen (-0,9%), maar een toename bij kapitaalgoederen (2,6%), intermediaire goederen (2,2%) en niet-duurzame consumptiegoederen (1,3%). De bezettingsgraad van het productievermogen is in april licht afgenomen tot 79,5% en ligt dus terug wat verder af van zijn gemiddelde op lange termijn (81,1%). In tegenstelling tot de lichte achteruitgang van de industriële sector blijft het duidelijke herstel in de bouwsector aanhouden. De productie klom er met 0,1% tegenover de voorgaande maand en ten opzichte van een jaar geleden is er zelfs een toename met 6,7%. Ook het volume van de kleinhandelsverkopen lag in maart 0,3% hoger dan in de voorgaande maand en 0,9% hoger dan een jaar geleden.
-40 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Euro Are a Re ta il tra de , e x ce pt of m otor ve hicle s a nd m otorcycle s (MOV 3M, % 1 YR) (Le ft) Euro Are a Consum e r Confide nce Indica tor (Right)
4. Eurozone: indicatoren van het vertrouwen 10
120 115
5
110 0 105 -5 100 -10
95
-15
90 85
-20
80 -25 75 -30 70 -35
65
-40
60 99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
EA Industria l Confide nce Indica tor (Le ft) EA Consum e r Confide nce Indica tor (Le ft) EA Econom ic Se ntim e nt Indica tor (Right)
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
13
Vooruitkijkende en sentiment indicatoren geven een gemengd beeld weer dat grotendeels in lijn ligt met de Q1 observaties in de verschillende sectoren. De indicator van het economisch sentiment, die sinds maart 2013 ononderbroken gestegen was, is in april 2014 lichtjes afgenomen met 0,5 punt tot 102,0 punten. Van de vijf grote economieën in de eurozone was er enkel in Italië een toename (+0,5), maar in Nederland (-1,0), Spanje (-1,0), Duitsland (-0,4) en Frankrijk (-0,3) was er een kleine afname. De kleine achteruitgang was een gevolg van een afgenomen vertrouwen in de dienstensector en de bouwsector. Het vertrouwen in de industrie was nagenoeg stabiel (-0,3 tot -3,6 punten) met iets afgenomen verwachtingen inzake toekomstige productie. Maar de index van het consumentenvertrouwen is verder gestegen met 0,7 punten tot -8,6 punten. De algemene 4
Research
Economische vooruitzichten 5. Eurozone: detail van het ondernemersvertrouwen
economische situatie werd positiever ingeschat, maar de toekomstige financiële situatie en hun spaarmogelijkheden binnen de twaalf maanden bleven stabiel. In tegenstelling tot de maatstaf voor het economische sentiment gaf de Purchasing Managers Index voor april een gunstiger beeld. Deze modernere index kwam uit op 53,4 punten, het hoogste peil van de jongste drie maanden. Een cijfer boven de 50 wijst op economische expansie en dit was niet enkel het geval voor Duitsland, Frankrijk, Nederland, Ierland en Oostenrijk, maar ook voor Italië, Spanje, Ierland en Griekenland. Als deze index vertrouwd kan worden dan zou de vermelde inzinking van de economische groei in het eerste kwartaal, maar van tijdelijke aard mogen zijn.
30
20
10
0
-10
-20
-30
-40
-50 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Busine ss Surve y, Industria l Confide nce Indica tor- Euro Are a Busine ss Surve y, Re ta il Confide nce Indica tor- Euro Are a Busine ss Surve y, Construction Confide nce Indica tor- Euro Are a Busine ss Surve y, Se rvice s Confide nce Indica tor- Euro Are a
6. Eurozone: detail van het consumentenvertrouwen 80
60
40
20
0
-20
-40
-60 2007
2008
Consume r Consume r Consume r Consume r
Surve y Surve y Surve y Surve y
-
2009
2010
2011
2012
2013
Fina ncia l Situa tion Ove r Ne x t 12 Months Euro Are a Ge ne ra l Economic Situa tion Ove r Ne x t 12 Months - Euro Are a Sa vings Ove r Ne x t 12 Months - Euro Are a Une mployme nt Ex pe cta tions Ove r Ne x t 12 Months - Euro Are a
7. Eurozone: werkloosheidsgraad en aantal werklozen 12,5
20
12 19 11,5 18 11 10,5
17
10 16 9,5 15 9 8,5
14
8 13 7,5 12 7 6,5
11 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
Euro Are a Ha rm onize d Une m ploym e nt Ra te (Le ft) Euro Are a Une m ploym e nt (num be r in m illions) (Right)
8. Eurozone:inflatie en onderliggende inflatie 4,5
4
3,5
3
2,5
2
1,5
1
0,5
0
-0,5
-1 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Euro Are a Ha rm onize d CPI (% YoY) Euro Are a Core infla tion (Ove ra ll Inde x , Ex cluding Ene rgy a nd Unproce sse d Food) (% YoY)
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
2013
Het huidige niveau van economische groei is voldoende om de werkloosheid te stabiliseren, maar niet om ze afdoende terug te dringen. In maart lag de werkloosheidsgraad in de eurozone op 11,8%, een niveau dat (na verschillende herzieningen door Eurostat) stabiel is sinds december 2013. Dit houdt in dat bijna 19 miljoen mensen werkloos zijn in de eurozone. Net zoals bij de groeicijfers verbergt ook hier het Europese gemiddelde grote verschillen tussen de lidstaten. De werkloosheidsgraad ligt het laagst in Oostenrijk (4,9%), Duitsland (5,1%) en Luxemburg (6,1%), terwijl deze het hoogst is in Griekenland (26,7%) en Spanje (25,3%). Ook inzake de jeugdwerkloosheid (gemiddeld 23,7% bij de jongeren onder de 25 jaar) blijven er zeer grote verschillen bestaan. Zo ligt deze in Duitsland (7,8%) en Oostenrijk (9,5%) veel lager dan in Griekenland (56,8%) en Spanje (53,9%). Volgens de Europese Commissie in haar recente “Spring Economic Forecast” zou de werkloosheidsgraad ook in 2014 hoog blijven en pas in 2015 licht dalen tot gemiddeld 11,4% (wat toch reeds een verbetering is tegenover haar vroegere prognose van 11,7%). Conform de moeizame groei ligt ook het Europese inflatiecijfer aan de lage kant en blijft de tendens van desinflatie bestaan. Eurostat bevestigde weliswaar dat de inflatie in april lichtjes was toegenomen van 0.5% tot 0,7% op jaarbasis, toch bleef dit lage niveau zelfs iets beneden de 0,8% die algemeen verwacht werd. Ondanks dit lage cijfer is er eigenlijk maar een categorie van consumptiegoederen die daadwerkelijk prijsdalingen kent: bij energieproducten was er een prijsdaling (-1,2%). De andere goederen kenden allemaal prijsstijgingen. Op jaarbasis was de stijging het grootst bij de diensten (+1,6%) gevolgd door voeding, alcohol en tabak (+0,7%). Bij de niet-energie goederen was er een kleine toename (+0,1%). Dit sluit echter niet uit dat in maart de industriële productieprijzen 1,6% lager lagen dan een jaar geleden. Dit draagt evidenter wijze bij tot de lage toekomstige inflatieverwachtingen en een voortzetting van het desinflatieklimaat. Eurostat publiceert nu ook reeds enige tijd een index van de woningprijzen. Voor de eurozone lagen deze in het vierde kwartaal van 2013 1,4% lager dan in het zelfde kwartaal van het voorgaande jaar. De daling is echter geconcentreerd in enkele landen, die onder de vastgoedcrisis te lijden hebben gehad zoals Spanje (-6,3%) en Nederland (-4,5%), maar ook Italië (-4,8%). 5
Research
Economische vooruitzichten 9. Eurozone: groei van M3 (% 1 jaar)
Zoals de lage groei en de lage inflatie al aangeven waren ook de veranderingen in de geldmassa en in het kredietvolume zeer beperkt, tot zelfs negatief. In het eerste kwartaal van 2014 bedroeg de groei van M3 gemiddeld 1,2%, wat zeer laag is als men het vergelijkt met de geldhoeveelheidgroei in de periode voor de crisis. Toen werden groeivoeten boven de 5% opgetekend. In maart beliep de groei op jaarbasis van de kredietverlening aan de private sector -2,0%, net als in de drie voorgaande maanden (aangepast voor verkoop en effectisering van leningen). De kredieten aan niet-financiële vennootschappen daalden met 3,1% tegenover maart 2013 (ongewijzigd tegenover februari). De groei op jaarbasis van de kredieten aan gezinnen beliep slechts +0,4% (net als in februari).
14
12
10
8
6
4
2
0
-2 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
Euro Area Grow th Rate M3 (% YoY; 3 Month Moving Average)
10. Eurozone: kredietverlening aan gezinnen en bedrijven 20
15
10
Eurozone: vooruitzichten economische groei (componenten) 2013 2014 2015 Bbp -0.4 1.2 1.7 Particuliere consumptie -0.7 0.8 1.3 Investeringen -2.9 2.3 4.2 Export 1.4 4.0 5.3 Import 0.2 3.8 5.5 Consumptieprijzen
1.3
0.8
1.2
5
0
-5 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Euro Area Loans to Households (% YoY) Euro Area Loans To Non-Financial Corporations (% YoY)
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
6
Research
Economische vooruitzichten 1. Beleidsrentetarieven van de ECB
ECB: van woorden naar daden?
6
5
4
3
2
1
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Eurozone Ma in Re fina ncing Ope ra tions Minim um Bid Ra te - Yie ld Eurozone Ma rgina l Le nding Fa cility - Yie ld Eurozone De posit Fa cility - Yie ld
2. Inflatie en reporente 4,5
4,5
4
4
3,5
3,5
3
3
2,5
2,5
2
2
1,5
1,5
1
1
0,5
0,5
0
0
-0,5
-0,5
-1
-1 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Euro Are a Ha rm onise d CPI (% YoY) ECB Re po Ra te
3. Reporente, Eonia en Euribor 3 maand 6
5
4
3
2
1
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
ECB Re po Ra te EURIBOR 3 Month Euro Ove rNight Inde x Ave ra ge (EONIA) - Yie ld
4. Euribor per looptijd 6
5
4
3
2
1
0 2007 EURIBOR EURIBOR EURIBOR EURIBOR
2008
2009
2010
2011
2012
2013
3 Month - Yie ld 6 Month - Yie ld 9 Month - Yie ld 12 Month - Yie ld
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
De ECB is een van de ongeveer 30 centrale banken die een “inflation targetting” politiek voeren. Dit houdt in dat ze de inflatie op een niveau willen houden waar ze neutraal is voor de reële economie en waar ze dus geen negatieve impact kan hebben op de investeringsbeslissingen van bedrijven. Onderzoek heeft aangetoond dat dit nefaste niveau rond de 3% ligt. De meeste “inflation targetters” proberen dan ook de prijsstijgingen onder de 2.5% per jaar te houden, hoewel er niet een echt heel strikt niveau bepaald is waarboven de “inflation targetter” automatisch tot actie zal overgaan. De verwachtingen met betrekking tot de inflatie zijn in dit beleid cruciaal. Zolang deze verwachtingen in de buurt van het objectief van de ECB liggen dan zal deze niet geneigd zijn in te grijpen, ongeacht waar de inflatie zelf staat. De reden hiervoor is dat de inflatieverwachtingen dan aantonen dat de ECB geloofd wordt door de markt en dus controle heeft over de inflatie en deze kan beïnvloeden. Een tweede reden is dat de investeringsbeslissingen toekomstgericht zijn en dus eerder beïnvloed worden door verwachtingen over de toekomst dan door het actuele niveau. De gemeten inflatie geeft immers weer wat er met de prijzen in het verleden gebeurd is. Om dit beleid van inflatiecontrole uit te voeren bepaalt de ECB via haar beleidsrentetarieven de kortetermijnrente, maar zal ze ook altijd communiceren over wat haar verwachtingen zijn met betrekking tot de inflatie en wat ze kan en zal doen om de inflatie te sturen. Deze communicatie is cruciaal om transparantie aan de markt te geven en om misverstanden en onzekerheid weg te werken. Hierdoor alleen al kan de ECB voor stabiliteit zorgen en een lagere risicopremie bekomen, wat dan weer de gezochte neutraliteit van monetaire factoren of de investeringsbeslissingen ten goede komt. Cruciaal in dit verhaal is dat de markt de ECB ook werkelijk gelooft en vertrouwt. Het recente beleid van de ECB dient in deze context gezien te worden: de inflatieverwachtingen dienen neutraal te blijven voor de economie. Dit wil zeggen dat ze rond het doelstellingsniveau van de ECB moeten blijven. En dit was tot nu toe eigenlijk het geval. De huidige inflatie is echter al lange tijd zeer laag en veel lager dan de doelstelling van de ECB. Daar bovenop komt dat de gerealiseerde inflatie een van de bepalende factoren van de inflatieverwachtingen is. De inflatie heeft dus een neerwaarts effect op de verwachtingen. Zolang deze verwachtingen neutraal blijven voor de economie is er eigenlijk geen aanleiding tot actie voor de ECB. Wanneer er echter verwachtingen op deflatie (en een negatieve spiraal) ontstaan, dan zal de beoogde neutraliteit van prijsveranderingen op de economie doorbroken worden en moet de ECB tot actie overgaan. De hamvraag is natuurlijk of we op dit punt aanbeland zijn. Een tweede element dat een grote rol speelt is de geloofwaardigheid van de ECB. Zij moet deze te allen tijde behouden om haar rol te kunnen blijven spelen. Met andere woorden, wanneer de inflatie lange tijd laag blijft
7
Research
Economische vooruitzichten 5. Evolutie van het balanstotaal van de ECB
en er druk vanuit de markt ontstaat om te handelen zal de ECB op een bepaald ogenblik niet anders kunnen dan daden bij haar woorden te voegen. Zijn we binnenkort op dit punt aangekomen?
3.500.000
3.000.000
2.500.000
2.000.000
1.500.000
1.000.000
500.000 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Consolidated Financial Statement Of The Eurosystem, Total Assets/Liabilities (Mil Euros)
6. Euribor 3 maand en IRS 10 jaar 6
5
4
3
2
1
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
EURIBOR 3 Month EUR IRS 10 Y
7. Rendement AAA overheidsfondsen en IRS 10 jaar 5,5
5
4,5
4
3,5
3
2,5
2
1,5
1 2008
2009
2010
2011
2012
2013
IR, ECB, Spot Ra te , AAA-Ra te d Gove rnme nt Bond Yie ld, 10 Ye a r, % - Euro Zone EUR IRS 10 Y
8. Renteverschil t.o.v. 10 jaar bund 4
3,5
3
2,5
2
1,5
1
0,5
0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Op haar vergadering van 8 mei heeft de ECB zoals algemeen verwacht de beleidsrentetarieven voorlopig ongewijzigd gelaten. Deze staan nu sinds november 2013 op het historisch lage peil van 0,25% voor de reporente of “main refinancing operations“, 0,00% voor de “deposit facility” en 0,75% voor de “marginal lending facility”. Op de persconferentie na de vergadering liet de ECBvoorzitter echter uitschijnen dat op de volgende vergadering van 5 juni het monetair beleid verder zal worden versoepeld. Er heerst eensgezindheid onder de bestuurders dat er maatregelen, en desnoods onconventionele, dienen getroffen te worden om een te lange periode van te lage inflatie te bestrijden. Dit remt de consumptie, de investeringen en dus de economische groei af. De studiedienst van de ECB werkt momenteel nieuwe inflatieprojecties uit. Volgens de vorige projecties zou de inflatie in de eurozone geleidelijk oplopen van gemiddeld 1,0% in 2014 tot 1,3% in 2015. Voor 2016 stelde zij een gemiddelde inflatie voorop van 1,5%, maar die op het einde van dat jaar 1,7% op jaarbasis zou belopen. Indien de nieuwe inflatieprojecties zouden verlaagd worden, dan zou de inflatie nog verder afwijken van de doelstelling van de ECB. De ECB-voorzitter toonde zich ook zeer bezorgd over de te sterke euro, die via de goedkopere importprijzen een van de redenen is van de zeer lage inflatie. Eerder had hij reeds gezegd dat de appreciatie van de euro sinds midden 2012 het inflatiepeil gedrukt heeft met ongeveer 50 basispunten. Welke maatregelen getroffen zullen worden is nog niet beslist. De meest geciteerde mogelijke acties zijn een verdere verlaging van de reporente, het invoeren van een negatieve rente op de “deposit facility” en het creëren van liquiditeiten o.a. via het aankopen van obligaties op de secundaire markt of het geven van leningen aan banken, mits die leningen aan bepaalde voorwaarden voldoen. Een verlaging van de reporente tot 0,15% of zelfs 0,10% zou, gegeven het huidige reeds lage renteniveau, weinig verschil uitmaken qua stimulans. Een negatieve rente op de “deposit facility” heeft tot doel de banken aan te zetten geen overtollige liquiditeiten aan te houden bij de centrale bank, de werking van de interbankenmarkt te verbeteren en de kredietverlening aan de reële economie te stimuleren. Een bijkomend welgekomen effect is een neerwaartse druk op de wisselkoers van de euro. Het zou ook de economische groei stimuleren, vooral in de perifere landen. Maar een negatieve rente is een onbekend terrein en sommigen vrezen een mogelijke verhoging van de uiteindelijke kostprijs van de werkingsmiddelen van de banken, wat de kredietverlening zou afremmen. In Denemarken heeft men in juli 2012 een negatieve depositorente ingevoerd om de wisselkoers van de Deense kroon tegenover de euro onder controle te houden. Dit beleid heeft inderdaad een appreciatie van de Deense kroon tegengehouden maar heeft inderdaad ook de intrestmarge voor de banken verlaagd.
2013
Belgium Netherlands France
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
8
Research
Economische vooruitzichten 9. Renteverschil t.o.v. 10 jaar bund
Het aankopen van obligaties zou kunnen slaan op overheidsfondsen of op geëffectiseerde kredieten (ABS Asset Backed Securities). Bij de overheidsfondsen stelt zich echter de vraag naar de verdeling over de verschillende markten (waarschijnlijk op basis van het proportioneel aandeel in het kapitaal van de ECB). Aankopen van ABS hebben een meer directe impact op het transmissieproces van het monetair beleid, maar hier stelt zich het probleem van de kwaliteit van de effecten en de omvang (liquiditeit) van de markten. Sinds het uitbreken van de financiële crisis waren deze markten minder actief. De ECB zou hierin verandering willen brengen door o.a. de kapitaalweging op kwaliteitsvolle ABS te verminderen voor banken en verzekeraars.
35
30
25
20
15
10
5
0
-5 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Greece Portugal Ireland
10. Renteverschil t.o.v. 10 jaar bund 7
6
5
4
3
2
1
0
-1 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Italy Spain
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
De hint naar bijkomende monetaire versoepeling bleef niet zonder gevolgen. De daggeldrente (Eonia) en de langetermijnrente (IRS 10 jaar) daalden met enkele basispunten tot respectievelijk 0,24% en 1,69%. De interbancaire Euribor op 3 maanden bleef op 0,34%. Maar de rentedaling was het sterkst bij de langetermijnrente op de overheidsobligaties van de perifere landen. Naast een anticiperen op een mogelijk aankoopprogramma van de ECB speelden hier ook nog andere factoren mee zoals het opzoeken van hogere rendementen, het toenemend vertrouwen dat de eurocrisis achter de rug is nu deze landen terug aanknopen met economische groei. Hierdoor is de vernauwing van het renteverschil met de 10-jaar Duitse bund blijven doorgaan voor de meeste landen. Zo bedroeg op 13 mei de spread voor Portugal 211 basispunten (bp) of 32 bp minder dan een maand eerder. Voor Italië was dit 152 bp (-18 bp), voor Spanje 148 bp (-20 bp), en voor Ierland 123 bp (-19 bp). Ook voor België was er een vernauwing tot 59 bp (-5 bp), voor Frankrijk tot 46 bp (-5 bp) en voor Nederland 32 bp (-4 bp). Enkel voor Griekenland was er een toename tot 491 bp (+21 bp), na de scherpe vernauwing tijdens de voorgaande maanden.
9
Research
Economische vooruitzichten Enkele kerncijfers over de Europese schuldencrisis Lopende rekening/bbp 2013 2014 Werkloosheidsgraad 2013 2014 Begrotingstekort/bbp 2013 2014 Overheidsschuld/bbp 2013 2014 Inflatie 2013 2014 Rating (Moody's) Spread t.o.v. Duitsland (in bp per 13/05/2014)
Griekenland
Ierland
Portugal
Spanje
Italië Frankrijk Nederland
België
Eurozone
VK
-2,3 -1,8
7,0 6,8
0,4 0,8
1,1 1,6
0,9 1,3
-1,9 -2
9,2 9,1
0,1 0,6
2,7 2,7
-3,8 -3,3
27,3 26,0
13,1 11,9
16,5 16,8
26,4 25,7
12,2 12,6
10,8 11,0
6,7 7,4
8,4 8,5
12,1 12
7,6 6,8
-13,1 -2,2
-7,2 -4,8
-5,9 -4,0
-7,2 -5,8
-3,0 -2,6
-4,2 -4,0
-3,1 -3,2
-2,7 -2,6
-3,1 -2,6
-6,3 -5,2
177,3 177
122,3 120,3
129,4 126,6
94,3 98,9
132,7 133,7
93,9 96,1
74,3 75,3
99,8 100,5
95,5 95,9
91,4 93,4
-0,9 -0,6
0,5 0,8
0,4 0,8
1,5 0,3
1,3 0,9
1,0 1,2
2,6 1,1
1,2 0,9
1,4 1
2,6 2
Caa3
Baa3
Ba3
Baa2
Baa2
Aa1
Aaa
Aa3
Aa1
491
123
211
148
152
46
32
59
126
Bronnen: OESO, Europese Commissie, IMF, berekeningen Belfius Bank
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
10
Research
Economische vooruitzichten 1. Verenigd Koninkrijk: groei bbp en economisch sentiment 130
6
120
4
110
2
100
0
90
-2
80
-4
70
-6
60
-8 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Busine ss Surve y, Econom ic Se ntim e nt Indica tor, Sa - Unite d Kingdom (Le ft) UK GDP (% YoY) (Right)
2. Verenigd Koninkrijk: kleinhandelsverkopen en consumentenvertrouwen 8
10
7
5
6
0
5
-5
4
-10
3
-15
2
-20
1
-25
0
-30
-1
-35
-2
-40 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Uk Re ta il Sa le s (% YoY) (Le ft) UK Consum e r Confide nce Indica tor (Right)
3. Verenigd Koninkrijk: industriële productie en capaciteitsbezetting 6
84
4 82 2
Verenigd Koninkrijk: verstrakking monetair beleid nog niet voor morgen In het eerste kwartaal van 2014 kende het bbp een zeer sterke groei met 0,8% op kwartaalbasis. Over de laatste vier kwartalen beliep de groei zelfs 3,1%, veel meer dan verwacht en het sterkste cijfer sinds eind 2007. Ook opmerkelijk is dat de groei gelijkmatig gespreid was. Over de voorbije twaalf maanden groeide de verwerkende nijverheid met 3,4%, de dienstensector met 3,0% en de bouwsector met 5,1%. Algemeen wordt verwacht dat het tweede kwartaal van 2014 een gelijkaardig groeicijfer zal te zien geven. Deze verwachting wordt ingegeven door de recente sterke indicatoren van het vertrouwen. In april is de index van het vertrouwen van de consumenten verder gestegen van -5 punten tot -3 punten, het hoogste niveau sinds mei 2007. De gemiddelde toename van de lonen bleef relatief bescheiden met 1,3% over de voorbije twaalf maanden, maar in combinatie met de toename van de tewerkstelling deed dit de totale loonmassa groeien met 4%. De “Purchasing Managers Index” (PMI) voor de verwerkende nijverheid kwam in april uit op 57,3 punten, boven de verwachte 55,3 punten en ontkent dus dat hier van enige vertraging sprake is. De PMI voor de bouwsector beliep 60,8 punten, weliswaar lager dan de 62,5 van de voorgaande maand, maar toch nog steeds een hoog niveau. De PMI voor de dienstensector lag in april op 58,7 punten, wat hoger was dan de verwachte stabilisatie op 57,6 punten die de voorgaande maand genoteerd werden. In haar jongste “Inflation Report” stelt de Bank of England (BoE) dat de economie in het Verenigd Koninkrijk dit jaar zal groeien met 3,4%, gevolgd door een groei van 2,9% in 2015 en 2,8% een jaar later.
80 0 78 -2
-4
76
-6 74 -8 72 -10 70 -12
-14
68 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
UK Industria l Production (% YoY) (Le ft) UK Ma nufa cturing - Ra te Of Ca pa city Utilisa tion (%) (Right)
4. Verenigd Koninkrijk: evolutie huizenprijzen algemeen en in Londen 600
550
500
450
400
350
300
250 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Volgens de index van de huizenprijzen die opgesteld wordt door de hypotheekverstrekker Nationwide zijn de woningprijzen in april met 1,2% gestegen tegenover de voorgaande maand en lagen ze 10,9% hoger dan een jaar geleden. Volgens de index van Halifax was er in april een kleine afname met 0,2% op maandbasis en was er op jaarbasis een prijsstijging met 8,5%. Toch menen de meeste analisten dat er nog niet echt gesproken kan worden van een zeepbel op de huizenmarkt. Er is zeker een herstel van de huizenmarkt, maar de prijsstijging is vooral in Londen gesitueerd. Verder ging het aantal maandelijks toegekende hypothecaire leningen in maart opnieuw in dalende lijn. Er werden 67100 leningen toegekend tegenover 69600 in februari en 76300 in januari en het is het kleinste aantal sinds september 2013. Toch was er in de drie maanden tot april een groei in de hypothecaire kredietverlening van 2,4% tegenover de drie voorgaande maanden. Voortgaande op het dalend aantal nieuwe opdrachten tot verkoop en aantal nieuwe navragen voor aankoop tijdens de laatste drie maanden in vergelijking met de voorgaande drie maanden mag men een daling verwachten van het aantal transacties. Het herstel van de huizenmarkt zal verder gaan, maar aan een gematigder tempo. Mocht het tempo van prijsstijgingen aanhouden of nog versnellen dan verwacht
2013
Na tionw ide House Price s, Tota l, Q1 1993=100, Sa , Inde x - Unite d Kingdom Na tionw ide House Price s, London, Q1 1993=100, Sa , Inde x - Unite d Kingdom
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
11
Research
Economische vooruitzichten 5. Verenigd Koninkrijk: inflatie en basisrente
men dat de BoE haar “Funding for Lending” stelsel minder aantrekkelijker zal maken voor hypothecaire kredieten en de banken zal verplichten meer kapitaal aan te houden voor de kredietportefeuille. Ook kan zij de regering adviseren om de voorwaarden van het “Help to Buy” programma te verstrengen.
7
6
5
Zoals algemeen verwacht liet de BoE de basisrente onveranderd op 0,50% en bleef het volume aangekochte activa ongewijzigd op 375 miljard GBP. De werkloosheidsgraad is in april teruggevallen tot 6,8%, beneden de 7% die de BoE had aangegeven als het niveau van waaraf zij zich zou focussen op de inflatie en de onbenutte productiecapaciteit voor het uitstippelen van haar monetair beleid. De inflatie is nu teruggevallen tot 1,67% op jaarbasis en de verwachting is dat deze dit en volgend jaar niet meer zal uitkomen boven de 2%, de inflatiedoelstelling van de BoE. De opwaartse prijsdruk van de sterke economische groei wordt afgeremd door de nog steeds aanwezige onderbenutting van de productiemiddelen en door de neerwaartse prijsdruk op de importprijzen wegens de appreciatie met 10% van het Britse pond over de voorbije twaalf maanden. Hoewel de werkloosheidsgraad snel gedaald is blijft de toename van de lonen zeer gematigd en kan men niet spreken van een looninflatie. Bovendien toont het feit dat veel werknemers langer zouden willen werken aan dat er nog onderbenutting heerst op de arbeidsmarkt. We verwachten dan ook dat de BoE pas in de lente van 2015 zal overgaan tot een verhoging van de basisrente, tenzij looninflatie zou opduiken. De BoE heeft ook duidelijk laten verstaan dat de verstrakking van het monetair beleid zeer geleidelijk zal verlopen.
4
3
2
1
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
UK Bank Rate - Yield UK CPI ( % YoY)
6. Verenigd Koninkrijk: Libor 3 maand en IRS 10 jaar 8
7
6
5
4
3
2
1
0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
3 Month Libor - United Kingdom IRS 10 Y- United Kingdom
7. Verenigd Koninkrijk: werkloosheidsgraad en aantal werklozen 9
2.800
Verenigd Koninkrijk 2013 Bbp (% groei op 1 jaar) 1.7 Inflatie (%) 2.6
2014 3.4 1.9
2015 2.9 2.0
8,5 2.600 8 2.400 7,5 2.200 7
6,5
2.000
6 1.800 5,5 1.600 5 1.400 4,5
4
1.200 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Harmonized Unemployment Rate, Both Sexes, All Ages, Sa - United Kingdom (Left) Harmonised Unemployment , Total, Sa, Thous Persons - United Kingdom (Right)
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
12
Research
Economische vooruitzichten 1. China: groei van de bedrijfsinvesteringen (% 1 jaar)
China: afkoeling vastgoedmarkt weegt op de groei De teneur op de Chinese aandelenmarkten is de voorbije weken opnieuw verzuurd, nadat een reeks zwakker dan verwachte economische rapporten nieuwe twijfels hebben gezaaid i.v.m. het groeipotentieel van de Chinese economie. De Shanghai beursindex heeft sinds de start van dit jaar al 3.8% prijs gegeven omdat beleggers de zwakkere economische groei vertalen naar lagere bedrijfswinsten voor Chinese ondernemingen.
2. China: groei van het aantal afgewerkte residentiële bouwprojecten (% 1 jaar)
3. China: groei van de consumptie- en productieprijzen (% 1 jaar)
Groeicijfers over de bedrijfsinvesteringen en kleinhandelsverkopen stelden teleur en doen vermoeden dat de zwakke economische groei tijdens de eerste drie maanden van het jaar zich heeft doorgezet naar het tweede kwartaal. Zonder een versnelling van de bbpgroei in het tweede kwartaal wordt het quasi onmogelijk om het 7.5% groeiobjectief van de regering te behalen. Het ministimulus programma dat premier Li Keqiang aankondigde begin april heeft tot nog toe geen zichtbare impact gehad op de economische activiteit. De groei van de kleinhandelsverkopen vertraagde naar 8.8% op jaarbasis in maart , komende van 9.7% in december maar het was vooral de vertraging van de investeringsgroei die zorgen baart , aangezien deze pijler het meest bijdraagt tot de algemene economische groei in China. De groei van de vaste investeringen daalde naar 17.3% in april door een verdere verzwakking van de investeringen in vastgoed. Sinds de start van dit jaar is er een negatieve groei van het aantal afgewerkte woningen aangezien de vastgoedontwikkelaars hun investeringsplannen drastisch hebben teruggeschroefd. Gemiddeld daalden de bouwvergunningen tijdens het eerste kwartaal met 7% in vergelijking met Q1 2013. Tot nu toe vielen er in de belangrijkste Chinese steden nog geen substantiële dalingen van de vastgoedprijzen te noteren, maar het risico voor een dergelijk scenario is de voorbije maanden duidelijk toegenomen. Het zijn vooral de kleinere steden die te kampen hebben met een overaanbod aan huizen. Vastgoedanalisten schatten dat er bij het begin van het jaar in heel China ongeveer 10 miljoen huizen leeg stonden. De daling van het aantal bouwprojecten sedert het jaarbegin was zo onverwacht dat de Chinese centrale bank (People Bank of China – PBoC) het geweer drastisch van schouder heeft veranderd. In 2013 was de PBoC nog bezorgd over de snelle groei van de kredietverlening en de potentiële vorming van een zeepbel op de vastgoedmarkten, maar ondertussen kregen de belangrijkste banken van de PBoC de boodschap dat ze hun hypothecaire kredieten sneller en efficiënter dienen goed te keuren. Ook een monetaire versoepeling van de Chinese centrale bank in de komende maanden wordt niet uitgesloten indien de afkoeling van de economische groei aanhoudt. De inflatie heeft het laagste niveau bereikt van de
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
13
Research
Economische vooruitzichten 4. China: verloop van de Chinese interbancaire rentes
afgelopen 18 maanden en de negatieve inflatie op het niveau van de producenten suggereert dat de daling van de inflatie nog niet ten einde is. Dit zou de PBoC in staat moeten stellen om haar rente te verlagen, iets waar sommige marktpartijen al lijken op te speculeren, afgaande op de recente evolutie van de interbancaire rentetarieven.
China BBP (% groei op 1 jaar) Inflatie (%)
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
2013 7.7 2.6
2014 7.2 2.5
2015 7.0 3.2
14
Research
Economische vooruitzichten 1. India: evolutie van de beursindex Sensex
2. India: rendement overheidsfondsen naar looptijd
3. India: inflatie en voedingsprijzen (% 1 jaar)
4. India: evolutie wisselkoersen
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
India: nieuwe regering, hoge verwachtingen Na bijna zes weken van stemmen uitbrengen in de 28 staten van India kwam Narendra Modi van de nationalistische volkspartij Bharatiya Janata (BJP) uit de bus als de grote overwinnaar van de Indiase parlementsverkiezingen. Het waren historische verkiezingen, in de eerste plaats omdat de Congres partij van uittredend premier Manmohan Singh, die de politieke touwtjes strak in de hand hield sinds de onafhankelijkheid van India in 1947, een electorale mokerdreun kreeg en waarschijnlijk zal achterblijven met minder dan 50 van de 543 zetels in de „Lok Sabha‟, het Indiase parlement. Ook qua betrokkenheid waren de recente verkiezingen historisch omdat de nationale verkiezingscommissie een opkomst noteerde van 66.4% , een nieuw hoogterecord in de grootste democratie van de wereld. Ongeveer 100 miljoen mensen brachten voor de eerste keer hun stem uit en de exitpolls suggereerden dat deze jonge kiezers in belangrijke mate gestemd hebben voor verandering in de vorm van de Bharatiya Janata partij. De BJP sleepte 339 parlementszitjes in de wacht, ruim voldoende voor een absolute meerderheid. Op die manier kan premier Modi direct aan de slag en komt er geen lange, moeizame coalitievorming aan te pas. Dit is het gedroomde scenario voor de financiële markten die hopen op een grondige hervorming van de economie. Als eerste minister van de staat Gujarat heeft Narendra Modi gedurende twaalf jaar een profiel opgebouwd als sterke leider. Gujarat kon onder zijn bewind een gemiddelde economische groei van bijna 10% voorleggen en was op die manier een krachtige magneet voor investeerders. Hij heeft de reputatie van een investeringsen bedrijfsvriendelijk beleid te voeren maar heeft ook veel tegenstanders door zijn sterk pro-Hindu profiel. Critici van Modi verwijzen naar de bloedige rellen in Gujarat van 2002 tussen groepen Hindu‟s en moslims en vrezen dat onder zijn bewind India een verdeeld land zal worden door toenemende spanningen tussen de Hindu-bevolking en de grote moslim-minderheid. Ook zijn staat van dienst op het vlak van sociaal welzijn en de zorg voor het milieu laat volgens sommigen te wensen over. De zakenvriendelijke leider van de BJP wordt met open armen ontvangen door de financiële markten vanwege zijn nadruk op infrastructuurwerken en een grote hervormingsgezindheid die op termijn zou moeten leiden tot lagere inflatie, hogere reële returns op de aandelenmarkten en een sterkere wisselkoers. Op de Indiase aandelenmarkten klom de Sensex-index na de definitieve uitslag naar een voorlopig recordniveau van 24,122 punten, zelfs nadat de beleggers de voorbije weken al een aanzienlijk voorschot namen op de electorale zege van Modi. Sinds de start van het jaar is de Sensex al 14% gestegen naarmate duidelijk werd via de peilingen dat de BJP de concurrentie van de kaart zou vegen. De obligatiemarkten reageerden gunstig op het nieuws dat de vorming van een regering vrij vlot kan gebeuren gezien de ruime meerderheid van de BJP in het nationale parlement. Ook de hoop dat de nieuwe regering de inflatie zal indijken zorgde de voorbije weken voor een voorzichtige rentedaling van de rente op de Indiase overheidsobligaties. 15
Research
Economische vooruitzichten De verwachtingen voor de nieuwe regering zijn hooggespannen maar vooral de uitdagingen op economisch vlak zijn niet van de minste. Eén van de voornaamste verkiezingsbeloftes van Modi was het creëren van banen. Meer dan de helft van de Indiase bevolking is jonger dan 25 jaar zodat er een sterke instroom is op de arbeidsmarkt. Per jaar dienen er meer dan 10 miljoen jobs geschapen te worden om de nieuwkomers op de arbeidsmarkt te absorberen. De vorige regering slaagde er niet in om dat objectief te behalen, want tussen 2005 en 2012 kwamen er slechts 53 miljoen nieuwe banen bij. Dit heeft enerzijds te maken met de rigide arbeidswetten en anderzijds is de Indiase arbeidsmarkt te afhankelijk van de IT-sector , waar er een algemene tendens is naar automatisering en minder arbeidsintensieve jobs. Er wordt verwacht dat de nieuwe regering meer zal inzetten op de industrialisering en de oprichting van KMO‟s zal stimuleren om de daling van de industriële productie om te buigen en voldoende banen te scheppen. De hardnekkige voedselinflatie van de afgelopen jaren was volgens politieke analisten de hoofdreden voor de electorale afstraffing van de Congres partij. De groei van de voedselprijzen lag in 2013 ruim boven de 10% door een combinatie van factoren: gebrekkige regenval, het hamsteren van voorraden door speculanten en gebrekkige transport– en opslaginfrastructuur. De centrale bank van India zag zich genoodzaakt om de hoge inflatie te lijf te gaan door de rente agressief te verhogen, maar hierdoor krijgt de economie onvoldoende monetaire zuurstof om te groeien. Als Modi dit probleem kan oplossen dan zit hij stevig in het zadel. Een andere uitdaging op economisch vlak is de modernisering van de Indiase Infrastructuur die momenteel op talrijke vlakken de groei van de economie bemoeilijkt. Vooral op het vlak van nutsvoorzieningen en wegenbouw valt er nog een lange weg af te leggen. Ook het aantrekken van internationale investeringen is één van de economische pijlers van de nieuwe bewindsploeg. Zakendoen in India is geen sinecure door de enorme papieren rompslomp, de welig tierende corruptie en de trage besluitvorming. Een bitter dispuut tussen de vorige regering en het Britse Vodaphone heeft het imago van India als investeringsbestemming beschadigd. De nieuwe regering wil het voor internationale investeerders aantrekkelijker en gemakkelijker maken om hun investeringen richting India te versluizen.
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
India Bbp (% groei op 1 jaar) Inflatie (%)
2013 4.5 6.3
2014 5.6 5.5
2015 6.5 5.0
16
Research
Economische vooruitzichten Wisselmarkten: kan de ECB werkelijk een sterke euro bestrijden? Sinds enkele maanden duikt er op de maandelijkse vergaderingen van de ECB, die voorgezeten worden door Mario Draghi, een centraal en wederkerend thema op: de impact van een sterke euro op het inflatieniveau in de eurozone. De commentaren van Mario Draghi en van zijn collega‟s van de raad van bestuur van de ECB gaan in een zelfde richting, namelijk dat de sterke euro een negatieve impact heeft op het niveau van de (geïmporteerde) inflatie in de eurozone. Dit fenomeen werd door de ECB becijferd op 40 à 50 basispunten indien men de huidige wisselkoers EUR/USD vergelijkt met deze in het tweede trimester van 2012. Met andere woorden, de ECB meent dat bij afwezigheid van een sterke euro de inflatie op jaarbasis in april 1,1% à 1,2% zou belopen hebben in plaats van de genoteerde 0,7%. De enige opdracht van de ECB bestaat erin het inflatieniveau te bewaken en het ligt dan ook niet in haar bevoegdheid om rechtstreeks te handelen in functie van de wisselkoers van de euro. Nochtans, ook al is de koers van de eenheidsmunt geen beleidsdoelstelling voor de ECB, deze beïnvloedt toch het niveau van de inflatie en deze wordt dan ook van nabij gevolgd door de ECB. De jongste maanden waren sommige van de sterkste schommelingen van koers van de euro toch toe te schrijven aan beslissingen van de ECB, zoals de verlaging van de beleidsrente met 25 basispunten in november 2013 en zoals het suggereren begin mei 2014 dat de ECB op haar vergadering van 5 juni bijkomende maatregelen zou kunnen treffen.
2) Een ander werkingsmiddel ten dienste van de ECB zou een operatie monetaire versoepeling kunnen zijn dat “Quantitative Easing” genoemd wordt. De jongste discussies hieromtrent geven de voorkeur aan interventies van de ECB op de markt van de “Asset Backed Secutrities” (ABS). Maar de omvang van deze markt is relatief beperkt in Europa en de uitvoering ervan in een nog gefragmenteerde muntzone stelt problemen. Bovendien hangt de transmissie van dit type monetaire politiek hoofdzakelijk af van de banksector, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, waar dit ook via nietbancaire organismen verloopt. In het huidige stadium lijkt de ECB onzeker te zijn over de invloed die zij zou kunnen hebben op de wisselkoers van de euro en bijgevolg over een blijvende impact ervan op het inflatieniveau in de eurozone. Volgens ons zou een verlaging van de beleidsrente een onmiddellijke impact hebben, alhoewel reeds gedeeltelijk geanticipeerd is na de verklaringen van Mario Draghi begin mei, maar de impact zal waarschijnlijk beperkt zijn in de tijd. De factoren die de euro ondersteunen zijn immers nog steeds aanwezig, namelijk het overschot op de handelsbalans, maar ook de instroom van kapitalen ten gevolge van de diversificatie van de investeringen door de marktoperatoren ten voordele van de eurozone en ten nadele van de opkomende landen. Toch zullen na verloop van tijd het economisch herstel in de Verenigde Staten en de geleidelijke afbouw van de obligatieaankopen door de Fed sinds het einde van vorig jaar, een neerwaartse druk uitoefenen op de euro. EUR/USD 1,4
1,38
Over welke middelen beschikt de ECB om de wisselkoers van de euro op een duurzame wijze te beïnvloeden? 1) Een gewone verlaging van de reporente zou een direct effect kunnen hebben (zie grafiek 1). Inderdaad, na de aankondiging door de ECB van de laatste renteverlaging in november vorig jaar is de wisselkoers EUR/USD snel gedaald van 1,38 naar 1,34. Door de rente te verlagen heeft de ECB een impact op de aantrekkelijkheid van de euro. Toch heeft de renteverlaging van november slechts een relatief beperkte tijd een effect gehad, want de wisselkoers EUR/USD is geleidelijk aan weer beginnen aantrekken om de niveaus te bereiken van voor de beslissing van de ECB, met als voornaamste verklarende factor het overschot op de handelsbalans van de eurozone dat vooral gerealiseerd wordt door de noordelijke lidstaten van de eurozone (grafiek 2). Een verlaging van de reporente op de ECB vergadering van juni zou, zoals de markten lijken te anticiperen, kunnen gepaard gaan met een verlaging van de rente op de “deposit facility”. Een negatieve depositorente zou het effect van een verlaging van de reporente versterken, zoals men heeft kunnen vaststellen in Denemarken in 2012. Maar het is belangrijk op te merken dat de Deense centrale bank als enige doel had de Deense kroon op pariteit te houden met de euro en dat zij rechtstreeks intervenieerde op de wisselmarkten om deze pariteit in stand te houden, wat waarschijnlijk niet het geval zal zijn vanwege de ECB.
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
1,36
1,34
1,32
1,3
1,28
1,26
Jun
Jul
Aug
Sep
Oct
Nov
Dec
Jan
Feb
Mar
Apr
May
FX Rate - Spot Mid - US Dollar per Euro
Handelsbalans van de eurozone (in miljoen euro) 20.000
15.000
10.000
5.000
0
-5.000
-10.000
-15.000
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Trade Balance, Total, Extra-Euro Area-17, Mil Of Euro, Sa - Euro Area (17 Countries)
17
Research
Economische vooruitzichten Research topic: het ‘dashboard’ van Janet Yellen Tijdens een recente persconferentie gaf Janet Yellen, de voorzitster van de Federal Reserve meer uitleg over de arbeidsmarktindicatoren die de centrale bank in de gaten houdt om haar monetair beleid vorm te geven. De vorige gouverneur van de Fed, Ben Bernanke, legde vorig jaar nog sterk de nadruk op de evolutie en het niveau van de nationale werkloosheidsgraad als leidraad voor de monetaire koers. Concreet trok hij een „lijn in het zand‟ op 6.5%: zolang de werkloosheidsgraad dit niveau niet had bereikt, kon er van een officiële renteverhoging geen sprake zijn, aldus Bernanke. Maar toen de werkloosheidsgraad plots veel sneller daalde dan verwacht, zonder dat daar een navenante banengroei tegenover stond, werd duidelijk dat de Amerikaanse centrale bank een bredere waaier aan indicatoren nodig had om de onderliggende toestand van de arbeidsmarkt te bepalen. Zo is het aantal actieve personen op de Amerikaanse arbeidsmarkt aanzienlijk gedaald sinds de recessie van 2009 (grafiek 1). Jongeren die net waren afgestudeerd na het Lehman-debacle kozen er toen voor om opnieuw naar school te gaan en een extra diploma te halen in plaats van tevergeefs te zoeken naar een baan in het midden van een recessie. Maar ook bij de 55-plussers zien we sinds 2012 een trend naar lagere arbeidsparticipatie, wat te maken heeft met de generatie babyboomers die stilaan het einde van hun actieve loopbaan bereiken. 1. V.S. : arbeidsparticipatiegraden
Omdat de werkloosheidsgraad an sich dus een onvolledig beeld geeft van de temperatuur op de banenmarkt kwam de nieuwe topvrouw van de Fed dit jaar op de proppen met een „dashboard‟ van 9 arbeidsmarktindicatoren. - Layoffs/discharges rate: het aantal ontslagen als percentage van alle werknemers. - Nonfarm payrolls: maandelijkse jobgroei (gebaseerd op een werkgeversenquête). - Job openings rate: het aantal vacatures als percentage van de som van alle jobs en vacatures samen.
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
- Unemployment rate: het aantal werklozen als percentage van de beroepsbevolking. Yellen verklaarde onlangs dat ze streeft naar een situatie van „volledige tewerkstelling‟ die zou overeenkomen met een werkloosheidsgraad tussen 5.2% en 5.6%. - U-6 unemployment rate: de brede definitie van werkloosheid. Naast de werklozen die geteld worden in de gewone werkloosheidsgraad, houdt de U-6 werkloosheidsgraad ook rekening met werknemers die deeltijds werken maar een voltijdse betrekking zoeken en met potentiële werknemers die niet tot de beroepsbevolking gerekend worden. Dit zijn bijvoorbeeld mensen die al geruime tijd zonder werk zitten en het zoeken naar een job hebben opgegeven. - Quits: vrijwillige jobverlaters als percentage van alle werknemers. Deze indicator wordt gezien als een soort vertrouwensindex bij de werknemers. Als het aantal vrijwillige jobverlaters stijgt, dan is de redenering dat ze meer vertrouwen hebben om vlug een andere baan te vinden. - Hires: aantal nieuwe aanwervingen als percentage van alle werknemers. - Long-term unemployed share: het percentage van de werklozen dat reeds 27 weken of langer zonder werk zit. - Labor force participation rate: beroepsbevolking als percentage van de bevolking op arbeidsleeftijd. Op de onderstaande figuur valt af te lezen dat van de 9 „dashboard‟ indicatoren er slechts 2 zijn teruggekeerd naar het gemiddelde van de prerecessie jaren 2004-2007, nl. de maandelijkse banengroei en het aantal naakte ontslagen. De andere zeven indicatoren moeten nog een stukje tot een groot stuk van het terrein terugwinnen dat verloren werd sinds 2008, vooraleer we kunnen spreken van een normalisering van de arbeidsmarkt. Vooral de langdurige werkloosheid is een groot probleem: meer dan 35% van het aantal werklozen zit reeds meer dan een half jaar zonder job, bijna het dubbele van het gemiddelde van 19.1% in de jaren 2004-2007. Aangezien de grote meerderheid van Yellen‟s arbeidsmarktindicatoren zich nog ver van de prerecessie niveaus bevindt, redeneert de Fed dat haar monetair beleid zeer soepel moet blijven zodat een steviger economisch herstel voet aan de grond kan krijgen. Op de vorige monetaire vergadering van de centrale bank, verklaarden de Fed-gouverneurs dat ze pas in 2015 een eerste verhoging van de kortetermijnrente overwegen die tegen het einde van volgend jaar de fed funds rente op 1% zou brengen t.o.v. 0.25% nu. De komende kwartalen zal het dashboard van Yellen een nuttig instrument zijn voor de financiële markten om te bepalen of het tijdstip van de eerste renteverhoging in functie van het herstel van de arbeidsmarkt vervroegd dan wel uitgesteld dient te worden.
18
Research
Economische vooruitzichten 2. VS: Yellen’s labor market dashboard
Bron: Bloomberg Visual Data / Chloe Whiteaker
Research – Economische vooruitzichten - Mei 2014
19