Research
Economische Vooruitzichten Maandelijks
Juni 2014 Inhoudstafel VS: creatie van nieuwe banen
Economische en financiële vooruitzichten Verenigde Staten: Fed houdt de koers Eurozone: groei is nog ongelijk gespreid
2 3 5
België: groei is nog matig, maar beter gespreid
9
Verenigd Koninkrijk: sterke economische groei blijft aanhouden
15
Japan: hoe duurzaam is het herstel?
17
Brazilië: voetbal, een feest? 19 Wisselmarkten: euro zwakker, Britse pond sterker
Eurozone: bbp op kwartaal- en op jaarbasis (%)
20
1,5
6
1
Research topic: hoe toegankelijk is krediet voor KMO‟s in de eurozone?
4 0,5
21
0 2 -0,5
-1
Einddatum redactie: 20 juni 2014. Redactie: Geert Gielens, Stefan Hulpiau, Frank Maet en Taaldienst.
0
-1,5 -2 -2
-2,5 -4
Verantwoordelijke uitgever: Belfius Bank NV, Pachecolaan 44 te 1000 Brussel – Tél.: 02 222 11 11 – IBAN BE23 0529 0064 6991 – BIC GKCCBEBB – RPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – FSMA nr. 19649 A
-3
-3,5
-6 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
EA GDP (% 1 Q) (Le ft) EA GDP (% 1 Y) (Right)
Wisselmarkten: EUR/USD 1,4
De Franse tekst is consulteerbaar op de internetsite: www.belfius.be, onder de rubriek “Epargner et Investir/ Informations et publications”. Nadruk van elementen uit deze publicatie is toegelaten mits vermelding van de bron. De voorkomende gegevens worden alleen verstrekt bij wijze van inlichting. Voor hun juistheid kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden.
1,38
1,36
1,34
1,32
Bronnen: Factset – Bloomberg – Belgostat - Eurostat 1,3
1,28
1,26 Jul Aug Sep Oct Nov FX Rate - Spot Mid - US Dollar per Euro
Dec
Jan
Feb
Mar
Apr
May
Jun
Research
Economische vooruitzichten Vooruitzichten Belfius Bank
Bbp (% op jaarbasis)
Inflatie (%)
2013
2014
2015
2013
2014
2015
Verenigde Staten
1.9
2.5
3.2
1.5
1.8
2.0
Eurozone Duitsland Frankrijk Italië Spanje België
-0.4 0.4 0.2 -1.9 -1.2 0.2
1.2 1.8 1.0 0.6 1.1 1.4
1.7 2.0 1.5 1.2 2.1 1.7
1.3 1.6 1.0 1.3 1.5 1.2
0.8 1.1 1.0 0.7 0.1 0.9
1.2 1.4 1.1 1.2 0.8 1.3
Verenigd Koninkrijk
1.7
3.4
2.9
2.6
1.9
2.0
Japan
1.6
1.0
1.3
0.4
2.7
2.0
China
7.7
7.2
7.0
2.6
2.5
3.2
India
4.5
5.6
6.5
6.3
5.5
5.0
Brazilië
2.3
1.8
2.5
6.2
6.0
6.0
Rusland
1.3
0.5
1.0
6.8
6.5
5.5
VS
20 /06/14 0.23
Rente 3 maanden T3 2014 T4 2014 T1 2015 0.25 0.25 0.30
T2 2015 0.35
20 /06/14 2.74
T3 2014 2.90
IRS 10 jaar T4 2014 3.15
T1 2015 3.25
T2 2015 3.40
Eurozone
0.22
0.25
0.25
0.25
0.25
1.50
1.70
1.80
1.90
2.00
Japan
0.15
0.15
0.15
0.15
0.15
0.60
0.60
0.70
0.75
0.80
VK
0.55
0.60
0.70
0.80
0.90
2.84
2.90
3.00
3.15
3.25
EUR/USD
20 /06/14 1.36
T3 2014 1.35
USD/JPY
102
104
106
107
107
EUR/GBP
0.80
0.81
0.81
0.82
0.82
Wisselkoersen T4 2014 T1 2015 1.32 1.31
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
T2 2015 1.30
20 /06/14 114
Olieprijs (Brent)(USD/vat) T3 2014 T4 2014 T1 2015 110 108 106
T2 2015 105
2
Research
Economische vooruitzichten 1. VS: creatie van nieuwe banen
2. VS: netto vermogen (in % van beschikbaar inkomen)
3. VS: inflatie en onderliggende inflatie (% 1 jaar)
Verenigde Staten: Fed houdt de koers In de Verenigde Staten blijven de maandelijkse arbeidsmarktcijfers op aangename wijze verrassen. In mei kwamen er 217,000 banen bij terwijl de werkloosheidsgraad stabiel bleef op 6.3%, iets lager dan verwacht. Voor de eerste keer sinds de start van de Grote Recessie was er voor de vierde opeenvolgende maand een aangroei van meer dan 200,000 jobs per maand te noteren, wat suggereert dat de officiële werkloosheidsgraad in de tweede helft van 2014 verder richting 6% zal bewegen. Bovendien klom het aantal Amerikanen met een job naar 138.5 miljoen , een nieuw absoluut hoogterecord. De afgelopen maanden heeft de arbeidsmarkt in de V.S. een sterkere dynamiek getoond dan de centrale bank mee rekening had gehouden, maar op zich is dat onvoldoende voor de Federal Reserve om haar monetair beleid vervroegd te verstrakken. Ook de recente versnelling van de inflatie zal de Fed niet meteen van de wijs brengen. Voor het eerst sinds eind 2012 lag de groei van de consumptieprijzen in mei boven 2% en vooral de kerninflatie verstevigde van 1.8% in april naar 2.0% in mei. Op het vlak van de loongroei is er immers nog geen enkel teken dat de arbeidsmarkt aan het oververhitten is: met een nominale loongroei van amper 2.1% op jaarbasis blijft de inflatie van de arbeidskosten ruim binnen de comfortabele zone van de centrale bank in Washington. De keerzijde van de beperkte loonvorming is dat het gezinsinkomen slechts matig groeit en zo een domper kan plaatsen op de consumptie van de gezinnen, maar dat blijkt nogal mee te vallen. De consumenten rekenen zich namelijk rijk door het herstel van de vastgoedprijzen en de indrukwekkende beursrally op Wall Street. De S&P500 noteerde aan het begin van juni meer dan 35% hoger dan bij de start van 2013. De waarde van de vastgoed- en aandelenportefeuille van de Amerikaanse gezinnen is hierdoor sterk gegroeid en wanneer we de nettowaarde (na aftrek van de schulden) van de gezinnen uitdrukken t.o.v. het beschikbare gezinsinkomen, merken we dat het gezinsvermogen bijna geklommen is tot het recordniveau van 2006, net voor de huizenzeepbel in de V.S. barstte. Tijdens het eerste trimester woog de sterke afbouw van de bedrijfsvoorraden zwaar op de kapitaalinvesteringen en de algemene economische groei, maar voor het tweede en derde kwartaal van 2014 verwachten we een positieve bijdrage van de bedrijfsinvesteringen. Het sentiment bij de ondernemingen is opnieuw aan de beterhand na de dip in het begin van dit jaar. Het vertrouwen in de economische heropleving is terug en ook de politieke situatie in Washington is veel stabieler dan het politieke gekrakeel van de voorbije jaren, wat het bedrijfsleven vertrouwen schenkt. De industriële productie is in mei voor de vierde opeenvolgende maand sneller gegroeid en lag 4.3% hoger dan dezelfde maand in 2013. Na een beperkte contractie van het bbp in Q1 2014 door het uitzonderlijk koude weer en de verlaging van de voorraden, lijkt het tweede kwartaal af te stevenen op een
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
3
Research
Economische vooruitzichten 4. VS: industriële productie (% 1 jaar) en PMI
geannualiseerde kwartaal-op-kwartaal groei van 4% of beter. Sinds het einde van mei zijn de Amerikaanse obligatierentes met een looptijd van vijf tot tien jaar met ongeveer 10 tot 15 basispunten gestegen als resultaat van de sneller dan verwachte daling van de werkloosheid en de stevigere trend op het vlak van de inflatiecijfers. Ook het feit dat de ECB enkele weken geleden zoals verwacht haar beleidsrentes verder verlaagd heeft, was het signaal voor sommige marktpartijen om winst te nemen na de obligatierally die de 10-jaars Treasury rente tussen januari en mei van meer dan 3% naar 2.5% duwde.
Verenigde Staten 2013 Bbp (% groei op 1 jaar) 1.9 Inflatie (%) 1.5
2014 2.5 1.8
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
2015 3.2 2.0
De recente vergadering van de FOMC, het beleidsbepalend comité van de centrale bank, leverde geen grote verrassingen op voor de financiële markten. Zoals verwacht verlaagde de Federal Reserve opnieuw haar maandelijkse obligatieaankopen met $ 10 miljard tot $ 35 miljard. Er waren lichte wijzigingen in de centrale projecties voor de kortetermijnrente: de prognose voor de basisrente aan het einde van 2015 evolueerde van 1.00% naar 1.125% en voor het einde van 2016 van 2.25% naar 2.50%. De Fed verlaagde ook haar groeiprognose voor 2014 ten gevolge van het zwakke jaarbegin maar behield de groeivooruitzichten voor 2015. Na de lichte renteklim van de afgelopen weken waren de obligatiemarkten opgelucht dat de toon van de vergadering van de centrale bank slechts marginaal strenger was. Na afloop van de persconferentie door Janet Yellen daalde de 10-jaars Treasury rente van 2.66% naar 2.61%.
4
Research
Economische vooruitzichten 1. Eurozone: bbp op kwartaal- en op jaarbasis (%) 1,5
6
1
Eurozone: gespreid
groei
is
nog
ongelijk
4 0,5
0 2 -0,5
-1
0
-1,5 -2 -2
-2,5 -4 -3
-3,5
-6 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
EA GDP (% 1 Q) (Le ft) EA GDP (% 1 Y) (Right)
2. Eurozone: indicatoren van het vertrouwen 10
120 115
5
110 0 105 -5 100 -10
95
-15
90 85
-20
80 -25
Een tweede raming door Eurostat bevestigde dat de groei van het bbp van de eurozone in het eerste kwartaal van 2014 0,2% beliep in vergelijking met het voorgaande kwartaal, toen er een groei met 0,3% op kwartaalbasis genoteerd werd. In vergelijking met het zelfde kwartaal in 2013 beliep de economische groei 0,9%. Op kwartaalbasis was er een toename van de particuliere consumptie met 0,1% en van de overheidsconsumptie met 0,3%. De totale investeringen lagen 0,3% hoger, terwijl de export toenam met 0,3% en de import met 0,8%. Er zijn grote verschillen onder de voornaamste economieën van de eurozone. De Duitse economie groeide krachtig (+0,8% op kwartaalbasis) en ook in Spanje (+0,4%) kwam de groei hoger te liggen. Maar Frankrijk kende een stagnatie (0,0%), terwijl Italië (-0,1%) en Nederland (-1,4%) een afname registreerden. Voor geheel 2014 stelt de Europese Commissie in haar “Spring Economic Forecast” een groei van het bbp voorop met 1,2% (net als in haar “Autumn Economic Forecast”) en deze zou verder toenemen tot 1,7% in 2015 (voorheen 1,8%).
75 -30 70 -35
65
-40
60 99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
EA Industria l Confide nce Indica tor (Le ft) EA Consum e r Confide nce Indica tor (Le ft) EA Econom ic Se ntim e nt Indica tor (Right)
3. Eurozone: detail ondernemersvertrouwen 30
20
10
0
-10
-20
-30
-40
-50 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Busine ss Surve y, Industria l Confide nce Indica tor- Euro Are a Busine ss Surve y, Re ta il Confide nce Indica tor- Euro Are a Busine ss Surve y, Construction Confide nce Indica tor- Euro Are a Busine ss Surve y, Se rvice s Confide nce Indica tor- Euro Are a
In mei is de indicator van het economisch sentiment gestegen met 0,7 punt tot 102,7 punten. Het verbeterde sentiment was te danken aan een toegenomen vertrouwen in de industrie, in de bouwsector en bij de consumenten, terwijl het niveau van het vertrouwen in de dienstensector en de kleinhandel ongewijzigd bleef. Onder de vijf voornaamste economieën van de eurozone was er een stijging in Spanje (+0,4), Italië (+0,5), Duitsland (+0,7) en vooral Nederland (+1,3), maar in Frankrijk was er een lichte afname (-0,4). De toename van het vertrouwen in de industrie (+0,5 tot 3,0 punten) was een gevolg van een positievere beoordeling van de toekomstige productie en van de orderbestanden. De beoordeling van de voorraden bleef ongewijzigd. Het vertrouwen onder de consumenten steeg (+1,5 tot -7,1 punten) wegens een verbetering van alle deelcomponenten (verwachtingen inzake toekomstige werkloosheid, algemene economische situatie, financiële situatie en spaarmogelijkheden). In april nam de industriële productie toe met 0,8% tegenover de vorige maand (wat het dubbele was van de verwachte 0,4%) en tegenover een jaar geleden lag ze 1,4% hoger. De toename was het sterkst bij de nietduurzame consumptiegoederen (+5,0%), intermediaire goederen (+3,4%) en in mindere mate bij de duurzame verbruiksgoederen (+1,0) en kapitaalgoederen (+0,3%). Maar bij “energie” was er een afname met zelfs 6,7%. Ook in april lag de productie in de bouw 0,8% hoger dan de voorgaande maand en liefst 8,0% hoger dan een jaar geleden. Het volume in de kleinhandel lag in april 0,4% hoger dan in de voorgaande maand en tegenover een jaar geleden beliep de stijging 2,4%.
4. Eurozone: detail consumentenvertrouwen 80
60
40
20
0
-20
-40
-60 2007 Consum e r Consum e r Consum e r Consum e r
2008 Surve y Surve y Surve y Surve y
-
2009
2010
2011
2012
2013
Fina ncia l Situa tion Ove r Ne x t 12 Months Euro Are a Ge ne ra l Econom ic Situa tion Ove r Ne x t 12 Months - Euro Are a Sa vings Ove r Ne x t 12 Months - Euro Are a Une m ploym e nt Ex pe cta tions Ove r Ne x t 12 Months - Euro Are a
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
5
Research
Economische vooruitzichten 5. Eurozone: industriële productie en capaciteitsbezetting 20
86
15
84
10
82
5 80 0 78 -5 76 -10 74
Over de eerste vier maanden van 2014 lag de export van goederen naar landen buiten de eurozone 1% hoger dan in de zelfde periode van vorig jaar, terwijl er voor de import van goederen buiten de eurozone een afname met 1% was. Het handelsoverschot beliep 47,7 miljard euro in deze periode tegenover 40,9 miljard in de eerste vier maanden van 2013. Het overschot op de lopende rekening beliep 66 miljard euro in het eerste kwartaal van 2014, wat overeenstemt met 2,7% van het bbp van de eurozone.
-15 72
-20
70
-25
-30
68 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
Euro Are a Ca pa city Utiliza tion (%) (Right) Euro Are a Industria l Production (% YoY) (Le ft)
6. Eurozone: export en import van goederen en diensten 15
10
5
0
-5
-10
-15
-20 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Euro Are a Ex ports of goods & se rvice s (% YoY) Euro Are a Im ports of goods & se rvice s (% YoY)
7. Eurozone: werkloosheidsgraad en aantal werklozen 12,5
In het eerste kwartaal van 2014 groeide de tewerkstelling met 0,1% tegenover het voorgaande kwartaal en met 0,2% tegenover een jaar geleden. In april lag de werkloosheidsgraad in de eurozone op 11,7% tegenover 11,8% in maart en 12,0% in april 2013. De nog bescheiden economische groei begint dus toch eindelijk enig effect te hebben op de werkloosheid. Toch zijn er in de eurozone nog ruim 18,7 miljoen mensen werkloos. Er blijven zeer grote verschillen bestaan onder de lidstaten, want de werkloosheidsgraad ligt het laagst in Oostenrijk (4,9%), Duitsland (5,2%) en Luxemburg (6,1%), terwijl deze het hoogst is in Griekenland (26,5%) en Spanje (25,1%). Ook inzake de jeugdwerkloosheid (gemiddeld 23,5% bij de jongeren onder de 25 jaar) blijven er zeer grote verschillen. Zo ligt deze in Duitsland (7,9%) en Oostenrijk (9,5%) veel lager dan in Griekenland (56,9%) en Spanje (53,5%). Volgens de Europese Commissie in haar recente “Spring Economic Forecast” zou de werkloosheidsgraad ook in 2014 hoog blijven en pas in 2015 licht dalen tot gemiddeld 11,4% (wat toch reeds een verbetering is tegenover haar vroegere prognose van 11,7%).
20
12 19 11,5 18 11 10,5
17
10 16 9,5 15 9 8,5
14
8 13 7,5 12 7 6,5
11 00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
Euro Are a Ha rm onize d Une m ploym e nt Ra te (Le ft) Euro Are a Une m ploym e nt (num be r in m illions) (Right)
8. Eurozone: inflatie en onderliggende inflatie 4,5
In mei beliep de inflatie op jaarbasis 0,5% tegenover 0,7% in april. Een jaar geleden beliep de inflatie op jaarbasis nog 1,4%. De grootste bijdragen tot de inflatie op jaarbasis waren afkomstig van tabak (+3,6%), elektriciteit (+3,0%) en restaurants en cafés (+1,5%), terwijl er een prijsdaling was bij groenten (-7,6%), fruit (-4,9%) en telecommunicatie (-3,3%). Er is een negatieve inflatie op jaarbasis in Griekenland (-2,1%), Portugal (-0,3%) en Cyprus (-0,1%). De index van de industriële productieprijzen lag in april 1,2% lager dan een jaar geleden. Het is dus niet uit deze hoek dat een toename van de toekomstige inflatie dient verwacht te worden. De Europese Commissie verwacht een gemiddelde inflatie van 0,8% in 2014 en 1,2% in 2015. De ECB heeft haar inflatieprognoses bijgesteld en stelt nu 0,7% voorop voor 2014, 1,1% in 2015 en 1,4% in 2016.
4
3,5
In januari 2014 was er een eerste kleine verbetering van de groei van M3 tot 1,2% op jaarbasis tegenover 1,0% in december 2013. In februari was er een verdere kleine toename tot 1,3%, maar in maart was er terug een kleine afname tot 1,0% over de voorbije twaalf maanden. In april is dit verder blijven afnemen tot 0,8% op jaarbasis. In april beliep de groei op jaarbasis van de kredietverlening aan de private sector -1,5%, iets beter dan de -2,0% in de voorgaande maanden (aangepast voor verkoop en effectisering van leningen). De kredieten aan nietfinanciële vennootschappen daalden met 2,7% tegenover
3
2,5
2
1,5
1
0,5
0
-0,5
-1 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Euro Are a Ha rm onize d CPI (% YoY) Euro Are a Core infla tion (Ove ra ll Inde x , Ex cluding Ene rgy a nd Unproce sse d Food) (% YoY)
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
6
Research
Economische vooruitzichten 9. Eurozone: kredietverlening aan gezinnen en bedrijven 20
15
10
5
0
-5 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Euro Are a Loa ns to House holds (% YoY) Euro Are a Loa ns To Non-Fina ncia l Corpora tions (% YoY)
10. Eurozone: beleidsrentetarieven van de ECB 6
5
4
3
2
1
0
-1 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Eurozone Ma in Re fina ncing Ope ra tions Minim um Bid Ra te - Yie ld Eurozone Ma rgina l Le nding Fa cility - Yie ld Eurozone De posit Fa cility - Yie ld
11. Eurozone: euribor 3 maand en IRS 10 jaar 6
5
4
3
2
1
0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
EURIBOR 3 Month EUR IRS 10 Y
12. Eurozone: renteverschil met 10 jaar Duitse Bund 7
6
april 2013 (-3,1% in maart). De groei op jaarbasis van de kredieten aan gezinnen beliep slechts +0,4% (net als in voorgaande maanden). Zoals voorzitter Mario Draghi reeds had laten verstaan in mei, heeft de ECB op haar vergadering van 5 juni een reeks beslissingen genomen om de te lage inflatie (en de te dure euro) te bestrijden. - De rente op de “main refinancing operations“ (reporente) werd verlaagd van 0,25% naar 0,15%, de rente op de “deposit facility” werd negatief op -0,10% en de rente voor de “marginal lending facility” werd van 0,75% op 0,40% gebracht. - Er komen in september en december goedkope financieringen (reporente plus 10 basispunten) met een looptijd van vier jaar voor de banken ter stimulering van de kredietverlening aan de privésector. Het voorziene volume werd bepaald op 7% van de uitstaande kredieten aan bedrijven en gezinnen per einde april, met uitzondering van de woningkredieten, wat neerkomt op 400 miljard euro. Er is mogelijkheid tot vervroegde terugbetaling van de financiering na 24 maanden. - In 2010-2011 waren door de ECB overheidsobligaties van zwakke eurolanden aangekocht, maar de geldcreatie die hiermee gepaard ging werd geneutraliseerd door het onttrekken van een zelfde bedrag uit de geldmarkt. Deze “sterilisatie” wordt nu opgeheven, waardoor er 165 miljard euro extra beschikbaar komt voor de geldmarkt. - Er wordt voorbereidend werk verricht voor de aankoop van herverpakte kredieten (Asset Backed Securities – ABS) om de werking van het transmissieproces van het monetair beleid te verbeteren. Sinds het uitbreken van de financiële crisis waren deze markten minder actief. De ECB zou hierin verandering willen brengen door o.a. de kapitaalweging op kwaliteitsvolle ABS te verminderen voor banken en verzekeraars. - Banken kunnen tot einde 2016 (in plaats van midden 2015) onbeperkt geld blijven opnemen bij de ECB via de gewone kredietfaciliteiten, wat de geldmarktrente laag en stabiel moet houden. Deze beslissingen zijn niet zonder gevolg gebleven voor de rente op de geldmarkt. De daggeldrente Eonia daalde van 0,23% begin juni tot 0,03% op 17 juni, terwijl de Euribor op 3 maand daalde van 0,31% begin juni tot 0,22% op 17 juni. De impact op de langetermijnrente was veel beperkter. Zo varieerde de IRS rente op 10 jaar nauwelijks de dagen na de vergadering en deze stond op 1,57% op 17 juni, maar er was wel reeds een daling geweest met ongeveer 10 basispunten in de loop van de maand mei na de hint van de ECB voorzitter.
5
4
3
2
1
0
-1 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Ita ly Spa in
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
De beslissingen van de ECB zullen zeker de economieën van de perifere landen ten goede komen. De vernauwing van het renteverschil met de 10-jaar Duitse Bund is dan ook blijven doorgaan voor de perifere landen, eerder dan voor de kernlanden. Zo bedroeg de spread op 17 juni voor Griekenland 451 basispunten (bp) of 95 bp minder dan een maand eerder. Voor Portugal was dit 205 bp (-35 bp), voor Italië 144 bp (-28 bp), voor Spanje 131 bp (-32 bp) en voor Ierland 104 bp (-31 bp). Ook voor België was er een vernauwing tot 49 bp (-11 bp), voor Frankrijk tot 37 bp (-9 bp) en voor Nederland 25 bp (-7 bp). 7
Research
Economische vooruitzichten Eurozone: vooruitzichten economische groei (componenten) 2013 2014 2015 Bbp -0.4 1.2 1.7 Particuliere consumptie -0.7 0.8 1.3 Investeringen -2.9 2.3 4.2 Export 1.4 4.0 5.3 Import 0.2 3.8 5.5 Consumptieprijzen
1.3
0.8
1.2
Enkele kerncijfers over de Europese schuldencrisis Lopende rekening/bbp 2013 2014 Werkloosheidsgraad 2013 2014 Begrotingstekort/bbp 2013 2014 Overheidsschuld/bbp 2013 2014 Inflatie 2013 2014 Rating (Moody's) Spread t.o.v. Duitsland (in bp per 17/06/2014)
Griekenland
Ierland
Portugal
Spanje
Italië Frankrijk Nederland
België
Eurozone
VK
-2,3 -1,8
7,0 6,8
0,4 0,8
1,1 1,6
0,9 1,3
-1,9 -2
9,2 9,1
0,1 0,6
2,7 2,7
-3,8 -3,3
27,3 26,0
13,1 11,9
16,5 16,8
26,4 25,7
12,2 12,6
10,8 11,0
6,7 7,4
8,4 8,5
12,1 12
7,6 6,8
-13,1 -2,2
-7,2 -4,8
-5,9 -4,0
-7,2 -5,8
-3,0 -2,6
-4,2 -4,0
-3,1 -3,2
-2,7 -2,6
-3,1 -2,6
-6,3 -5,2
177,3 177
122,3 120,3
129,4 126,6
94,3 98,9
132,7 133,7
93,9 96,1
74,3 75,3
99,8 100,5
95,5 95,9
91,4 93,4
-0,9 -0,6
0,5 0,8
0,4 0,8
1,5 0,3
1,3 0,9
1,0 1,2
2,6 1,1
1,2 0,9
1,4 1
2,6 2
Caa3
Baa3
Ba3
Baa2
Baa2
Aa1
Aaa
Aa3
Aa1
451
104
205
131
144
37
25
49
138
Bronnen: OESO, Europese Commissie, IMF, berekeningen Belfius Bank
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
8
Research
Economische vooruitzichten 1. Conjunctuurindicator en bbp (% 1 kwartaal) 1,5
10
5
België: groei is nog matig, maar beter gespreid
1 0
Bbp
0,5 -5
0
-10
-15
-0,5
-20 -1 -25 -1,5 -30
-2
2009
2010
2011
2012
-35
2013
Belgium Business Confidence (Right) Belgium GDP (% QoQ) (Left)
2. Componenten van het bbp (% 1 kwartaal) 4
3
2
1
0
-1
-2
-3 04/2011 07/2011 10/2011 01/2012 04/2012 07/2012 10/2012 01/2013 04/2013 07/2013
10/2013 01/2014 04/2014
(% 1Q) Exports Of Goods & Services - Belgium (% 1Q) Final Consumption Expenditure Of Genl Govt - Belgium (% 1Q) Gross Fixed Capital Formation - Belgium (% 1Q) Household Final Consumption Expenditure - Belgium (% 1Q) Imports Of Goods & Services - Belgium (% 1Q) Gross Domestic Product - Belgium
3. Groei bbp in België versus eurozone (% 1 jaar) 6
4
2
Het Instituut voor de Nationale Rekeningen bevestigde dat de groei van het bbp 0,4% bedroeg in het eerste kwartaal van 2014 ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Op jaarbasis vertoont het bbp een groeiversnelling, namelijk 1,2 % tegen 0,8 % in het vierde kwartaal van 2013 en 0,4% in het derde kwartaal. Ook werd de samenstelling van de groei gegeven. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal steeg de toegevoegde waarde met 0,5 % in de industrie, met 2,2% in de bouw en met 0,2 % in de diensten. De groei werd door de binnenlandse bestedingen ondersteund: zij namen toe met 0,6 %, voornamelijk ingevolge de bijdrage van de investeringen. De toename van de bestedingen doet zich zowel voor bij de huishoudens, die hun consumptieve bestedingen (0,4 %) en hun investeringen in woongebouwen (0,3 %) hebben verhoogd, als bij de ondernemingen, waarvan de brutoinvesteringen in vaste activa met 2,2 % zijn toegenomen. Bij de overheid namen de consumptieve bestedingen toe met 0,1 % en de investeringen zijn met 4,5 % gestegen. In tegenstelling tot voorgaande kwartalen was er een licht negatieve bijdrage van de netto uitvoer (-0,2%), omdat de uitvoer iets meer daalde (-1,5%) dan de invoer (-1,3%). We verwachten dat in de rest van 2014 het huidige, bescheiden groeitempo zal aangehouden blijven. Het Federaal Planbureau (FPB) stelt voor 2014 een groei van het bbp voorop van 1,4%. Ook de Europese Commissie verwacht voor België een groei van 1,4% in 2014 en 1,6% in 2015. De OESO gaat nog verder en verwacht een groei van 1,5% in 2014 en 1,9% in 2015. Als dit bewaarheid wordt dan zou de Belgische economie ook in 2014 een iets sterkere groei kennen dan het gemiddelde van de eurozone, hetgeen het geval is geweest sinds het uitbreken van de crisis in 2008.
0
Indicatoren van het vertrouwen -2
-4
-6
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Euro Area GDP, Real, Sa, (% YoY) Belgium GDP, Real, Sa (% YoY)
4. Indicatoren van het vertrouwen 10
5
0
-5
-10
-15
-20
-25
-30
-35
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
De conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België is in mei voor de derde maand op rij licht gedaald met -2,2 punten tot -6,8 punten. Het ondernemersvertrouwen is verzwakt in de verwerkende nijverheid, in de bouw en in de handel. Maar de conjunctuur verbeterde in de diensten aan ondernemingen. In de verwerkende nijverheid gingen alle subindicatoren achteruit. Na een lichte achteruitgang vorige maand, is het bedrijfsklimaat in de bouw in mei blijven verslechteren. Net als in de verwerkende nijverheid zijn alle componenten er op achteruitgegaan, maar vooral de beoordeling van de orderpositie. In de handel, waar het vertrouwen in mei het sterkst is verzwakt, hebben de bedrijfsleiders hun vraagvooruitzichten sterk neerwaarts herzien. Door deze tweede opeenvolgende daling zakt de indicator tot op zijn niveau van eind 2013. De conjunctuursituatie is echter verbeterd in de diensten
Belgium Consumer Confidence Indicator Belgium Industrial Confidence Indicator
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
9
Research
Economische vooruitzichten 5. Detail ondernemersvertrouwen
aan ondernemingen, voornamelijk als gevolg van positievere vooruitzichten ten aanzien van de algemene marktvraag. De afgevlakte algemene synthetische curve, die de onderliggende conjuncturele tendens weergeeft, blijft zeer licht opwaarts gericht.
40
30
20
10
0
Maar de indicator van het consumentenvertrouwen is in mei gestegen met 3 punten tot -6 punten, waardoor de achteruitgang van de twee voorgaande maanden grotendeels ongedaan werd gemaakt. De Belgische consument toonde zich, op macro-economisch gebied, vooral minder bezorgd aangaande de toekomstige werkloosheidsontwikkelingen. De vooruitzichten betreffende de algemene economische situatie verbeterden in geringe mate. Voorts schatten de gezinnen ook hun financiële situatie en hun spaarmogelijkheden voor de volgende twaalf maanden ietwat rooskleuriger in.
-10
-20
-30
-40
-50
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Business Survey, Industrial Confidence Indicator, Balance, Sa - Belgium Business Survey, Retail Confidence Indicator, Balance, Sa - Belgium Business Survey, Construction Confidence Indicator, Balance, Sa - Belgium Business Survey, Services Confidence Indicator, Balance, Balance, Sa - Belgium
6. Detail consumentenvertrouwen 80
60
Buitenlandse handel 40
20
0
-20
-40
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Expected Economic Situation - Belgium Financial Situation Over The Next 12 Months - Belgium Savings Over The Next 12 Months- Belgium Unemployment Expectations Over The Next 12 Months - Belgium
7. Lopende rekening en componenten (% bbp) 5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
-2
-3
-3
-4
-4
-5
01-2007
01-2008
01-2009
01-2010
01-2011
01-2012
-5
01-2013
Goods (% GDP) Services (% GDP) Income (% GDP) Transfers (% GDP) Current Account (% GDP)
8. Export van goederen en diensten (index) 220
200
180
160
140
120
100
80
00
01
02
Exports Of Goods & Services, Exports Of Goods & Services, Exports Of Goods & Services, Exports Of Goods & Services, Exports Of Goods & Services,
03 Index, Index, Index, Index, Index,
04 2000=100, 2000=100, 2000=100, 2000=100, 2000=100,
05 Real, Real, Real, Real, Real,
Sa, Sa, Sa, Sa, Sa,
06 Wda Wda Wda Wda Wda
07
08
09
10
11
12
- Belgium - Germany - France - Netherlands - Euro Area
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
13
Sinds 2008 boekt België jaarlijks een tekort op de handelsbalans ten gevolge van de snelle stijging van de grondstofprijzen, de trage groei in onze traditionele afzetmarkten, een te groot aandeel van intermediaire goederen, maar ook een verlies van marktaandeel wegens een concurrentiehandicap. Maar de dienstenbalans bleef wel positief. Wat de export van goederen en diensten betreft deed België het niet zo goed de jongste jaren in vergelijking met de buurlanden en het gemiddelde van de eurozone. De index voor de reële groei van de totale export van goederen en diensten met als basis het jaar 2000=100 stond einde maart 2014 op 139.2 voor België tegenover 197,6 voor Duitsland, 157,1 voor Nederland en 157,7 voor de eurozone. Enkel Frankrijk presteerde zwakker met 130,3. Een van de verklarende factoren is de loonkostenhandicap. Einde 2012 beliep de uurloonkost in de industrie 42,7 euro in België tegenover 35,4 in Duitsland, 36,7 in Frankrijk, 33,3 in Nederland en 30,4 in de eurozone. De hogere loonkost wordt niet meer gecompenseerd door een hogere productiviteit. De index van de reële arbeidsproductiviteit per tewerkgestelde (2005=100) stond in september 2013 op 101,4 voor België tegenover 104,4 voor Duitsland, 103,4 voor Frankrijk, 101,6 voor Nederland en 104,0 voor de eurozone. Het gevolg is dat de index voor de nominale loonkost per eenheid product (2005=100) in België veel hoger ligt, namelijk 122,8 einde 2013 tegenover 110,4 voor Duitsland, 116,9 voor Nederland en 113,9 voor de eurozone. In de loop van de voorbije jaren is het relatief aandeel van de handel buiten de EU continu gestegen ten koste van het relatief aandeel van de intra-EU handel. Langs de zijde van de export was dit het meest uitgesproken en evolueerden we van 24,2% in 2007 naar 30,9% in 2012 en 30,7% in 2013. De zwakke groei in de eurozone en de crisis in de periferie hebben hier zeker een rol gespeeld. Langs de zijde van de invoer beliep het aandeel van de extra-EU handel 25,1% in 2007 en dit is opgelopen tot 10
Research
Economische vooruitzichten 9. Uurloonkost in industrie (euro)
28,7% in het eerste trimester van 2014. Sinds 2010 is het extra-EU handelssaldo ruim positief en compenseert het gedeeltelijk het tekort op de intra-EU handelsbalans.
44
42
40
Algemeen wordt verwacht dat de groei van de buitenlandse handel voor de Belgische economie verder zal verbeteren in 2014. Volgens het Federaal Planbureau zal de uitvoer van goederen en diensten toenemen met 3,0% 2014, terwijl de groei van de invoer van goederen en diensten 2,8% zou bedragen. De Europese Commissie stelt voor de uitvoer een groei voorop van 3,0% in 2014 en voor de invoer 2,7%.
38
36
34
32
30
28
26
24
2004 Labor Labor Labor Labor Labor
Cost, Cost, Cost, Cost, Cost,
2005 Total, Total, Total, Total, Total,
2006
Industry Industry Industry Industry Industry
(Except (Except (Except (Except (Except
2007
Construction), Construction), Construction), Construction), Construction),
Euro Euro Euro Euro Euro
2008 -
2009
2010
2011
2012
2013
Belgium Germany France Netherlands Euro Area (17 Countries)
Arbeidsmarkt
10. Evolutie productiviteit per tewerkgestelde (index) 107 106 105 104 103 102 101 100 99 98 97
2004 Real Real Real Real Real Real
2005
Labour Labour Labour Labour Labour Labour
2006
Productivity Per Productivity Per Productivity Per Productivity Per Productivity Per Productivity Per
Person Person Person Person Person Person
2007 Employed, Employed, Employed, Employed, Employed, Employed,
2008
Index, Index, Index, Index, Index, Index,
2009
2005=100, 2005=100, 2005=100, 2005=100, 2005=100, 2005=100,
Sa, Sa, Sa, Sa, Sa, Sa,
Wda Wda Wda Wda Wda Wda
2010
2011
2012
2013
- Belgium - France - Germany - Netherlands - Euro Area - European Union (28 Countries)
11. Loonkost per eenheid product (index) 125
120
115
110
105
100
95
2004 Nominal Nominal Nominal Nominal Nominal
2005
Unit Labor Cost, Unit Labor Cost, Unit Labor Cost, Unit Labor Cost, Unit Labor Cost,
2006 Index, Index, Index, Index, Index,
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2005=100 - Belgium 2005=100 - Germany 2005=100 - France 2005=100 - Netherlands 2005=100 - Euro Area
12. Geografische spreiding export 100% 90%
Inflatie 24,2
24,4
24,5
28,2
30,2
30,9
30,2
30,7
80% 70% 60% 50% 40%
In het eerste kwartaal van 2014 is de binnenlandse werkgelegenheid licht gestegen (0,1 %) ten opzichte van het voorgaande trimester en ook op jaarbasis nam deze toe met 0,1 %. Men mag dus spreken van een stabilisering van de arbeidsmarkt, want over geheel 2013 was er een afname van de totale werkgelegenheid met 9400 eenheden of -0,2%. De werkgelegenheidsgraad (aantal personen met een betrekking in procent van de bevolking tussen 15 jaar en 64 jaar) kwam in het vierde kwartaal van 2013 uit op 61,6%. Dit percentage blijft beduidend beneden dit van de EU (64,3%) of de eurozone (63,7%). Maar er zijn wel aanzienlijke verschillen onder de gewesten, want in Vlaanderen lag de werkgelegenheidsgraad in het vierde kwartaal van 2013 op 65,9%, tegenover 56,9% in Wallonië en 52,6% in Brussel. De werkloosheidsgraad (aantal werklozen in procent van de beroepsbevolking) op seizoengezuiverde basis lag in april 2014 op 8,5%, net als in de drie voorgaande maanden. Einde 2012 was dit nog 8,1% en in januari 2013 8,3%. Wel bleef deze geharmoniseerde werkloosheidsgraad van Eurostat nog duidelijk beneden het gemiddelde van de eurozone (11,7%) en van de EU (10,4%), maar in België was er dus nog maar een stabilisering van de werkloosheidsgraad, terwijl deze in de eurozone en in de EU licht afnam. In mei 2014 lag het aantal werklozen in België 3,1% hoger dan een jaar geleden en het is opmerkelijk dat deze toename van de werkloosheid vooral in Vlaanderen (+6,0%) was gesitueerd, eerder dan in Wallonië (+2,1%) of Brussel (+1,6%). Toch bleef de werkloosheidsgraad in Vlaanderen (7,36%) nog steeds duidelijk beneden deze in Wallonië (11,5%) en Brussel (19,3%).
75,8
75,6
75,5
2007
2008
2009
71,8
69,8
69,1
69,3
69,8
2010
2011
2012
2013
2014 (3m)
Intra-EU
Extra-EU
30% 20% 10% 0%
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
In mei beliep de inflatie, gemeten door de nationale algemene index van consumptieprijzen, slechts 0,36% op jaarbasis, komende van 0,62% in april. Het is de vierde maand op rij dat het inflatiepercentage daalt en het laagste niveau sinds december 2009, toen het 0,26% bedroeg. De daling van inflatie in mei kan vooral toegeschreven worden aan prijsdalingen voor groenten, fruit, elektriciteit, vliegtuigtickets en mobiele telefonie. De inflatie op basis van de gezondheidsindex, die onder meer gebruikt wordt bij de berekening van de indexering van lonen, sociale uitkeringen en huurprijzen, zet ook haar dalende trend verder en bedraagt nu 0,26% 11
Research
Economische vooruitzichten 13. Geografische uitsplitsing handelssaldo (in mio EUR) 10000
5000 5048 2662
0
7004 4959
2727
-1709
351 -2447
-1668 -5413
-6312
-3112
-5000
-12241
-14049 -5572
-18157
-10000
-15000
-20000 2007
2008
2009
2010
2011
Intra-EU
Extra-EU
2012
2013
2014 (3m)
14. Vergelijking werkloosheidsgraad (geharmoniseerd) 14 12 10 8 6 4 2
20 10 20 -03 10 20 -05 10 20 -07 10 20 -09 10 20 -11 11 20 -01 11 20 -03 11 20 -05 11 20 -07 11 20 -09 11 20 -11 12 20 -01 12 20 -03 12 20 -05 12 20 -07 12 20 -09 12 20 -11 13 20 -01 13 20 -03 13 20 -05 13 20 -07 13 20 -09 13 20 -11 14 20 -01 14 -0 3
0
Belgium
Euro Area
EU-28
15. Werkloosheidsgraad per gewest 25,0
20,0
tegenover 0,67% vorige maand en 1,02% in maart. De lage inflatie op jaarbasis is vooral toe te schrijven aan de daling van de energieproducten met -6,9% op jaarbasis in april 2014. Het FPB verlaagde zijn inflatieprognose voor 2014 tot 0,7% (voorheen 0,8%) en voor 2015 tot 1,1% (voorheen 1,3%). De groeivoet van de zgn. "gezondheidsindex” zou in 2014 gemiddeld 0,7% en in 2015 1,2% bedragen, tegenover 1,24% in 2013 en 2,65% in 2012. Om een internationale vergelijking te maken dient men de geharmoniseerde index van de consumptieprijzen (HICP) te gebruiken. Van midden 2012 tot oktober 2013 lag de stijging van de geharmoniseerde index van consumptieprijzen op jaarbasis in België lager dan in de eurozone. Dit was een aanzienlijke breuk met het verleden, toen de Belgische inflatie steeds hoger lag. Dit fenomeen was quasi volledig toe te schrijven aan de prijsevolutie van de energiedragers die in het verleden in België merkelijk hoger lag dan in de eurozone, maar sinds midden 2012 een tegengestelde ontwikkeling kende (zie grafieken). De diverse overheidsmaatregelen hebben hier een voorname rol gespeeld. In april 2014 beliep de prijsevolutie van de energiedragers op een jaar -6,9% in België tegenover slechts -1,2% in de eurozone. Sinds december 2013 lag de Belgische HICP steeds terug boven deze van de eurozone en deze lag in april 2014 op 0,9% in België versus 0,7% in de eurozone. De onderliggende inflatie, zonder de voedsel- en energieprijzen, beliep in april 1,8% over de voorbije twaalf maanden in België, maar in de eurozone was dit slechts 1,0%. Een van de verklarende factoren is de sterkere prijsstijging van de diensten in België (+2,7%) dan in de eurozone (+1,6%). Publieke financiën
15,0
10,0
5,0
20 09 20 2 09 20 3 09 20 4 10 20 1 10 20 2 10 20 3 10 20 4 11 20 1 11 -2 20 11 20 3 11 20 4 12 20 1 12 20 2 12 20 3 12 20 4 13 20 1 13 20 2 13 20 3 13 -4
0,0
België
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
16. Regionale gegevens werkloosheid
Regionale gegevens werkloosheid (mei/april 2014)
Aantal Verschil -1 jaar Werkloosheidsgraad Jonger dan 25 jaar Ouder dan 50 jaar Laaggeschoold Langer dan 2 jaar inactief
VL
WL
BR
217811 6,0% 7,36% 17,8% 26,5% 47,7% 27,0%
247819 2,1% 11,5% 19,8% 24,5% 49,5% 38,0%
109331 1,6% 19,3% 12,1% 20,6% 46,6% 46,5%
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
In 2013 kwam het tekort van de Belgische overheid uit op 2,6% van het bbp. Volgens de NBB zou het overheidstekort bij een ongewijzigd beleid uitkomen op eveneens 2,6% in 2014, 2,8% in 2015 en 2,9% in 2016. Het stabiliteitsprogramma stelde voor 2014 een tekort voorop van 2,15% van het bbp. Het programma mikt op een structurele verbetering van 0,6% van het bbp in 2015 en 0,9% in 2016 en 2017. Gelet op de macroeconomische hypothesen komt dit overeen met een nominaal tekort van 1,4% van het bbp in 2015, 0,4% in 2016 en een begrotingsoverschot van 0,6% van het bbp in 2017. Om deze doelstellingen te behalen dient tegen 2017 niet minder dan 14 miljard euro bespaard te worden. België heeft er zich in het stabiliteitsprogramma van 2013 toe verbonden de overheidsschuld terug te brengen tot minder dan 100% van het bbp. Door de verkoop van een reeks overheidsactiva in de loop van 2013 werd getracht de overheidsschuld te reduceren tot 99,6% van het bbp tegen einde 2013. Maar als gevolg van een herindeling door de Europese autoriteiten van een aantal schulden van vennootschappen uit de overheidssector, vooral op het regionale en het lokale bestuursniveau, kwam het eindcijfer evenwel uit op 101,5% van het bbp.
12
Research
Economische vooruitzichten 17. HICP België versus eurozone (% 1 jaar) HICP 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
Omdat België niet meer valt onder de procedure van een buitensporig tekort vormen de jaren 2014 en 2015 een overgangsperiode wat betreft de schuldenbenchmark. In deze overgangsperiode wordt het schuldcriterium uitgedrukt in termen van een verbetering van het structureel tekort van minimum 0,33% van het bbp. Na de overgangsperiode moet er jaarlijks een reductie zijn met 1/20 van het verschil tussen de dan geldende schuldgraad en 60% van het bbp. Deze jaarlijkse afname wordt berekend als een gemiddelde over 3 jaar.
0,5
20 10 20 -1 2 11 20 -0 2 11 20 -0 4 11 20 -0 6 11 20 -0 8 11 20 -1 0 11 20 -1 2 12 20 -0 2 12 20 -0 4 12 20 -0 6 12 20 0 8 12 20 -1 0 12 20 -1 2 13 20 -0 2 13 20 -0 4 13 20 -0 6 13 20 -0 8 13 20 -1 0 13 20 -1 2 14 20 -0 2 14 -0 4
0
Belgium
Euro Area
18. Evolutie energieprijzen (% 1 jaar) Energy 20 15 10 5 0 -5
20 10 20 -1 2 11 20 -0 2 11 20 -0 4 11 20 -0 6 11 20 -0 8 11 20 -1 0 11 20 -1 2 12 20 -0 2 12 20 -0 4 12 20 -0 6 12 20 0 8 12 20 -1 0 12 20 -1 2 13 20 -0 2 13 20 -0 4 13 20 -0 6 13 20 -0 8 13 20 -1 0 13 20 -1 2 14 20 -0 2 14 -0 4
-10
Belgium
Euro Area
Bij de beoordeling van het nationale hervormingsprogramma 2014 en het stabiliteitsprogramma 2014 heeft de Europese Commissie voor België zes aanbevelingen geformuleerd: Bijkomende maatregelen nemen om een afwijking ten opzichte van de stabiliteits- en groeipactverplichtingen te voorkomen. Ook dient gezorgd voor een evenwichtige bijdrage van alle bestuursniveaus aan de begrotingsregels, met inbegrip van een uitdrukkelijke uitsplitsing van de begrotingsdoelstellingen; Een grootschalige fiscale hervorming die o.a. gericht is op het verlichten van de belastingdruk op arbeid, vereenvoudiging en meer efficiëntie. Maatregelen treffen om de kosten van de vergrijzing op te vangen. De arbeidsparticipatie verhogen. Het concurrentievermogen herstellen. Het nodige doen om de milieudoelstellingen 2020 te behalen.
19. Evolutie onderliggende inflatie (% 1 jaar) Core inflation 2,5
2
1,5
1
0,5
20 10 20 -1 2 11 20 -0 2 11 20 -0 4 11 20 -0 6 11 20 -0 8 11 20 -1 0 11 20 -1 2 12 20 -0 2 12 20 -0 4 12 20 -0 6 12 20 0 8 12 20 -1 0 12 20 -1 2 13 20 -0 2 13 20 -0 4 13 20 -0 6 13 20 -0 8 13 20 -1 0 13 20 -1 2 14 20 -0 2 14 -0 4
0
Belgium
Euro Area
20. Evolutie prijzen diensten Services 3 2,5 2 1,5 1 0,5
20 10 20 -1 2 11 20 -0 2 11 20 -0 4 11 20 -0 6 11 20 -0 8 11 20 -1 0 11 20 -1 2 12 20 -0 2 12 20 -0 4 12 20 -0 6 12 20 -0 8 12 20 -1 0 12 20 -1 2 13 20 -0 2 13 20 -0 4 13 20 -0 6 13 20 -0 8 13 20 -1 0 13 20 -1 2 14 20 -0 2 14 -0 4
0
Belgium
Euro Area
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
13
Research
Economische vooruitzichten 21. Projecties voor de Belgische economie
Federaal Planbureau (juni 2014) 2014 2015 Particuliere consumptie Overheidsconsumptie Bruto-investeringen Ondernemingen Overheid Woongebouwen Voorraadwijziging Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten Bruto binnenlands product
1,3 1,1 1,6
1,7 0,8 3,2
0,0 2,3 2,1 1,4
0,0 3,6 3,6 1,8
Consumptieprijzen Gezondheidsindex Ruilvoet Werkgelegenheid Werkloosheidsgraad Reëel beschikbaar inkomen Spaarquote van de particulieren Begrotingssaldo (in % bbp) Overheidsschuld (in % bbp) Saldo lopende verrichtingen (in % bbp)
0,7 0,7
1,1 1,2
8,5 1,4 14,9 -2,7 100,1 -1,1
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
8,3 1,8 14,9 -2,9 99,8 -1,0
Europese Commissie (april 2014) 2014 2015 1,6 1,0 1,6 3,1 1,6 0,6
1,9 0,7 3,2 4,9 1,6 2,1
3,0 2,7 1,4
4,7 5,1 1,6
0,9
1,3
0,5 0,3 8,5
-0,2 0,8 8,2
13,7 -2,6 101,7 0,3
13,8 -2,8 101,5 -0,3
Nationale Bank (juni 2014) 2014 2015
Belfius (juni 2014) 2014 2015
1,1 1,5 2,0 2,9 -0,6 0,9 -0,3 3,3 3,1 1,3
1,3 1,7 2,7 3,2 3,9 1,3 0,0 4,2 4,3 1,6
1,4 0,7 1,5 3,2 1,6 0,7 -0,2 3,0 2,8 1,4
1,9 0,7 3,2 4,9 1,6 2,1 0 4,7 5,1 1,6
0,9 0,7 0,8 0,5 8,6 1,1 15,1 -2,6 101,7 -0,8
1,3 1,2 0,1 0,7 8,5 1,4 15,2 -2,8 101,9 -0,6
0,9 1,1
1,3 1,3
0,3 8,5 1,5 15,3 -2,2
0,8 8,2 1,6 15,0 -1,5
14
Research
Economische vooruitzichten 1. Verenigd Koninkrijk: bbp en economisch sentiment 130
6
120
4
110
2
100
0
90
-2
80
-4
70
-6
60
-8 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Busine ss Surve y, Econom ic Se ntim e nt Indica tor, Sa - Unite d Kingdom (Le ft) UK GDP (% YoY) (Right)
2. Verenigd Koninkrijk: industriële productie en capaciteitsbezetting 6
84
4 82 2 80 0 78
Verenigd Koninkrijk: sterke economische groei blijft aanhouden Sinds de lente van 2013 is de Britse economie beginnen groeien aan een tempo van 3% op jaarbasis en in het eerste kwartaal van 2014 beliep de groei zelfs 3,2% op jaarbasis. Voor de volgende kwartalen wordt een groei van 0,7% verwacht, zodat over geheel 2014 de groei van het bbp 3% zou belopen. Tot de zomer van 2013 was deze groei vooral gedragen door de toename van de particuliere consumptie, maar sindsdien werd deze vervoegd door de investeringen, zowel bedrijfsinvesteringen als woninginvesteringen. Gegeven de sterke binnenlandse vraag kon de netto export nog niet als motor van de groei fungeren. De snelle toename van de tewerkstelling deed de werkloosheidsgraad sneller dalen dan verwacht en deze viel terug van 6,8% in maart tot 6,6% in april en zou in 2014 verder dalen tot 6,3%. Toch is er geen sprake van looninflatie, want tegen het einde van het jaar zou de gemiddelde loongroei slechts 2,0% à 2,5% bedragen.
-2
-4
76
-6 74 -8 72 -10 70 -12
-14
68 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
UK Industria l Production (% YoY) (Le ft) UK Ma nufa cturing - Ra te Of Ca pa city Utilisa tion (%) (Right)
3. Verenigd Koninkrijk: werkloosheidsgraad en aantal werklozen 9
2.800
8,5 2.600
De Purchasing Managers Index (PMI) van mei daalde slechts zeer licht tegenover de voorgaande maand en bleef ver boven 50 punten in elk van de grote sectoren: verwerkende nijverheid 57,0 ; bouwsector 60,0 ; dienstensector 58,6. Het vertrouwen van de consumenten steeg verder van -3 punten in april tot 0 punten in mei, voor het eerst uit negatief gebied sinds negen jaar. Het toegenomen vertrouwen, de sterke jobcreatie, de verbeterende reële inkomens en het herstel op de huizenmarkt laten vermoeden dat ook in de volgende kwartalen de particuliere consumptie zal blijven groeien en over geheel 2014 2,2% zal belopen.
8 2.400 7,5 2.200 7
6,5
2.000
6 1.800 5,5 1.600 5 1.400 4,5
4 2004
1.200 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Ha rm onize d Une m ploym e nt Ra te , Both Se x e s, All Age s, Sa - Unite d Kingdom (Le ft) Ha rm onise d Une m ploym e nt , Tota l, Sa , Thous Pe rsons - Unite d Kingdom (Right)
4. Verenigd Koninkrijk: basisrente en inflatie 7
6
5
4
3
2
1
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Ondanks de sterke groei bleef het inflatiepercentage laag en in mei beliep de stijging van de CPI 1,8% op jaarbasis. Men verwacht dat de inflatie in de komende maanden rond dit peil zal blijven schommelen en dat pas binnen twee jaar de inflatie licht boven de 2% zal uitstijgen. Een van de verklarende factoren is het sterke Britse pond dat sinds een jaar met 10% apprecieerde. Maar er is ook de toename van de productiviteit en van het aanbod die de inflatoire gevolgen van de sterke vraag matigen. Op de vergadering van juni liet het “Monetary Policy Committee” van de Bank of England (BoE) de monetaire politiek ongewijzigd, met een basisrente op 0,50% en een aangekocht volume activa op 375 miljard GBP. Dit is conform de “forward guidance” die in februari aangekondigd werd en waarbij de BoE, naast het beoordelen van de inflatievooruitzichten, aandacht zal schenken aan indicatoren van onderbezetting in de economie. De meeste analisten verwachten pas een eerste renteverhoging in de lente van 2015. Verder oordeelt de BoE dat de voorwaarden voor hypothecaire kredieten strenger dienen te worden. Nochtans blijft het maandelijks aantal toegekende hypothecaire kredieten afnemen: in april waren het er 62900 tegenover 66600 in maart en 69100 in februari.
2013
UK Ba nk Ra te - Yie ld UK CPI ( % YoY)
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
15
Research
Economische vooruitzichten 5. Verenigd Koninkrijk: indexen van huisprijzen 700
650
600
550
500
450
400
350
300
250 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Maar de stijging van de huizenprijzen blijft sterk. Volgens de index van de huizenprijzen opgesteld door Halifax beliep de stijging in mei 8,7% op jaarbasis en volgens de index van Nationwide was dit zelfs 10,9%. Mocht het tempo van prijsstijgingen aanhouden of nog versnellen dan verwacht men dat de BoE haar “Funding for Lending” stelsel minder aantrekkelijker zal maken voor hypothecaire kredieten en de banken zal verplichten meer kapitaal aan te houden voor de kredietportefeuille. Ook kan zij de regering adviseren om de voorwaarden van het “Help to Buy” programma te verstrengen. Verenigd Koninkrijk 2013 Bbp (% groei op 1 jaar) 1.7 Inflatie (%) 2.6
2014 3.4 1.9
2015 2.9 2.0
Halifax House Price Index, Total, 1983=100, Sa, Index - United Kingdom Nationw ide House Prices, Total, Q1 1993=100, Sa, Index - United Kingdom
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
16
Research
Economische vooruitzichten 1 Japan: kleinhandelsverkopen (% 1 jaar)
2. Japan: consumentenvertrouwen en loonevolutie
3. Japan: lopende rekening en handelsbalans
4. Japan: evolutie beursindexen
Japan: hoe duurzaam is het herstel? Tijdens het eerste kwartaal van 2014 slaagde de Japanse economie erin om een stevig groeicijfer voor te leggen: in vergelijking met het laatste kwartaal van vorig jaar groeide het bbp met 1,6% wat de jaargroei in Q1 2014 op 2,8% bracht. De groeiversnelling is het product van het „Abenomics‟ beleid van de regering, dat geënt is op een heel expansieve monetaire politiek door de centrale bank en een depreciatie van de yen. Het waren de consumenten die in grote mate hebben bijgedragen (1,2% van de totale 1,6% bbp-groei) tot de groei van de economie door nog vlug grote aankopen te doen voordat deze door de aangekondigde verhoging van de Japanse BTW (van 5% naar 8%) duurder zouden worden vanaf april. De initiële impact op de kleinhandelsverkopen lijkt voorlopig nog mee te vallen, in april daalde de verkoop 4,2% op jaarbasis, maar dat was na een spectaculaire groei van 11,1% in maart, doordat de consumenten zoveel mogelijk profiteerden van de lagere prijzen. We verwachten dat de komende maanden de consumentenbestedingen van de Japanners nog last gaan krijgen van de bovengemiddelde uitgaven van maart. Ook op middellange termijn is het de vraag hoe duurzaam het economisch herstel is in Japan als je rekening houdt met de evolutie van de nominale lonen. Sinds het begin van 2013 is de loongroei stilgevallen en in april werd zelfs een jaar-op-jaar daling genoteerd van 3,8%. Voorlopig heeft het consumentenvertrouwen redelijk stand gehouden maar vroeg of laat zal de Japanse consument genoodzaakt worden om de vinger op de knip te houden. Premier Shinzo Abe lijkt te beseffen dat het economisch herstel breder gedragen moet worden om er een duurzaam herstel van te maken. Hij probeert een meerderheid te vinden in het parlement om een verlaging van de vennootschapsbelasting door te voeren. De officiële aanslagvoet van 37% is hoog in vergelijking met het gemiddelde van de OESO-landen (25%) maar door een kluwen aan aftrekmogelijkheden en uitzonderingen ligt de gemiddelde reële aanslagvoet aanzienlijk lager. Zo betaalt in de praktijk de helft van de grote bedrijven in Japan zelfs geen vennootschapsbelasting. Het valt dan ook te betwijfelen of een verlaging van die belasting veel economische stimulans zal opleveren. Bovendien valt de maatregel politiek moeilijk te verkopen door Abe vlak na de verhoging van de consumptiebelasting. Ook de andere troefkaart van het stimuleringsbeleid van de regering, nl. het verzwakken van de yen om de export te ondersteunen lijkt stilaan uitgespeeld. De yen is in de loop van 2013 t.o.v. de Amerikaanse dollar en de euro respectievelijk 21% en 26% in waarde gedaald maar dat heeft de verslechtering van de handelsbalans niet kunnen keren. In het eerste kwartaal van 2014 werd met een tekort op de lopende rekening ter waarde van 3,5% van het bbp een nieuw triest record gevestigd voor het land dat zich destijds economisch op de kaart zette door zijn indrukwekkende exportmachine. Op de aandelenmarkten
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
17
Research
Economische vooruitzichten van Tokio werden deze tegenvallende macroeconomische trends sinds de start van het jaar negatief onthaald. Ondanks een recente opstoot van de koersen heeft de Japanse aandelenmarkt tijdens het eerste trimester beduidend slechter gepresteerd dan de Europese en Amerikaanse na de sterke outperformance van 2013.
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
Japan BBP (% groei op 1 jaar) Inflatie (%)
2013 1.6 0.4
2014 1.0 2.7
2015 1.3 2.0
18
Research
Economische vooruitzichten 1. Brazilië: investeringen en ondernemersvertrouwen
2. Brazilië: export en import (% 1 jaar)
3. Brazilië: lopende rekening (in % bbp)
4. Brazilië: basisrente en inflatie
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
Brazilië: voetbal, een feest? De aftrap van het wereldkampioenschap voetbal in Brazilië gebeurde in tumultueuze omstandigheden. President Dilma Roussef had zich het feest van het wereldkampioenschap voetbal waarschijnlijk anders voorgesteld. In de dagen en weken voorafgaand aan het tweede grootste sportgebeuren ter wereld braken er in Brazilië betogingen en stakingen uit als protest tegen de organisatie van dit peperdure evenement. Een enquête door consultant Datafolha wees uit dat meer dan de helft van de Brazilianen gekant zijn tegen de organisatie van het WK voetbal. Volgens de argumentatie van de tegenstanders zouden de belastingcenten beter besteed worden aan de gebrekkige Braziliaanse infrastructuur en de bestrijding van de armoede dan aan een prestigeproject zoals het WK voetbal. De totaalkost van het gebeuren wordt geraamd op 30 miljard real (of bijna €10 miljard) maar ervaring met gelijkaardige sportevenementen in het verleden hebben aangetoond dat dergelijke ramingen meestal ruimschoots worden overschreden. De economische baten van de organisatie van het wereldkampioenschap voetbal vormen ook het onderwerp van verhitte discussies. Volgens de voorstanders zal de organisatie van het gebeuren dit jaar 710,000 extra jobs opleveren en de verwachte 600,000 bezoekers zouden de toeristische sector in 2014 een boost moeten opleveren. De regering hoopt met een geslaagd WK genoeg politieke goodwill te creëren bij de kiezers zodat de partij van president Roussef bij de parlementsverkiezingen van oktober een goede score behaalt. Maar de kansen daarop worden kleiner als de economie blijft slabakken. Eens de euforie van de sportieve successen van de Seleçao Brasileira is weggespoeld , bestaat de kans dat Brazilië wakker wordt met een economische kater. De economische groei vertraagde in Q1 2014 voor het vierde opeenvolgende kwartaal op een rij naar een tempo van 1,9% vooral door de negatieve groei van de bedrijfsinvesteringen. Het sentiment bij de Braziliaanse ondernemingen heeft de afgelopen maanden een verdere duik naar beneden gemaakt wat ook voor het verder verloop van de investeringen weinig positiefs laat vermoeden. De exportgroei is al enkele maanden stilgevallen en heeft mee gezorgd voor een aanzienlijk tekort op de balans van de lopende rekening tijdens de eerste drie maanden van het jaar. Uitgedrukt in percentage van het bbp, bedroeg het deficit bijna 5%, het slechtste resultaat sinds de Arbeiderspartij van Roussef en Lula in 2002 aan de macht kwam. De regering heeft geen budgettaire ruimte om de vraag rechtstreeks te stimuleren. In 2013 werd de doelstelling niet gehaald om een primair overschot op de begroting te boeken van 2,3% van het bbp en ook voor dit jaar voorspellen analisten dat het begrotingsdoel (+1,9%) niet zal gehaald worden gezien de lage economische groei. Ten slotte valt er van de kant van de monetaire politiek weinig stimulans te verwachten, aangezien de inflatie in mei en juni opnieuw is gestegen ondanks drie officiële renteverhogingen in 2014. De Braziliaanse centrale bank lijkt achter de feiten aan te lopen in haar strijd tegen de inflatie en uit haar monetaire verslagen blijkt dat een versoepeling van de rente niet voor morgen is. 19
Research
Economische vooruitzichten EUR/USD
Wisselmarkten: euro zwakker, Britse pond sterker
1,4
1,38
1,36
1,34
1,32
1,3
1,28
1,26 Jul Aug Sep Oct Nov FX Rate - Spot Mid - US Dollar per Euro
Dec
Jan
Feb
Mar
Apr
May
Jun
USD/JPY 130
120
110
100
90
80
70 '05 '06 '07 '08 '09 FX Rate - Spot Mid - Japanese Yen per US Dollar
'10
'11
'12
'13
EUR/GBP 0,88
0,87
0,86
0,85
0,84
0,83
0,82
0,81
Begin mei 2014 noteerde de euro op een piekkoers van 1,393 dollar, een soort eindpunt van een gestage klim tegenover de dollar die midden 2013 een aanvang nam. De sterkte van de euro tegenover de dollar werd verklaard door het terug aanknopen bij groei in de eurozone en het weergekeerde vertrouwen van de financiële markten in de eurozone, inclusief de perifere landen. Ook het overschot op de lopende rekening van de eurozone met de rest van de wereld was een structurele steun voor de eenheidsmunt. Verder was er de repatriëring van beleggingen uit opkomende landen en de sterk toegenomen netto instroom van portefeuillebeleggingen door buitenlandse investeerders. Maar de sterke euro kwam ongelegen voor de economische groei in de eurozone en was een van de verklarende factoren van de zeer lage inflatie. De hint van ECB voorzitter Mario Draghi op de persconferentie na de vergadering van mei dat er gewerkt werd aan een reeks bijkomende maatregelen om een te lange periode van te lage inflatie te vermijden werd een keerpunt. Details werden toen nog niet vrijgegeven, maar het was quasi zeker dat een verdere renteverlaging, een negatieve rente op de “deposit facility”, nieuwe liquiditeitscreatie via bijkomende LTRO of via “quantitative easing” (obligatieaankopen) er deel zouden van uitmaken. Het anticiperen op de ECB beslissingen van begin juni bracht de euro op een lager niveau en ook de eerste dagen na de vergadering van 5 juni verzwakte de euro en op 13 juni noteerde de euro op 1,353 dollar. Sindsdien was er een kleine stijging tot 1,363 op 19 juni, maar het ware logisch dat de euro in de komende maanden nog wat verzwakt tegenover de dollar gegeven de sterkere groei in de Verenigde Staten ten opzichte van de eurozone, het voordeel van de hogere langetermijnrente voor de dollar en de verwachting dat de Federal Reserve veel eerder dan de ECB het monetair beleid zal verstrakken.
0,8
0,79 Jul Aug Sep Oct Nov Dec FX Rate - Spot Mid - British Pounds per Euro
Jan
Feb
Mar
Apr
May
Jun
Wisselkoersen Fixing
Change (%)
19/06/2014
-1m
-3m
US Dollar
1,363
-0,2
-1,1
- 12 m 1,7
British Pound
0,799
-1,3
-4,3
-6,6
Japanese Yen
138,787
0,0
-1,6
9,0
Australian Dollar
1,449
-2,0
-4,4
3,1
Brazilian Real
3,037
0,5
-5,1
4,2
Canadian Dollar
1,477
-0,8
-4,3
8,1
China Renminbi
8,492
-0,3
-1,0
3,4
81,949
2,6
-2,6
4,1
Norwegian Krone
8,357
2,9
0,1
9,0
Polish Zloty
4,139
-0,7
-1,5
-2,8
Russian Rouble
46,824
0,0
-6,2
8,2
South African Rand
14,530
2,8
-3,0
9,2
Swedish Krona
9,117
1,3
2,8
6,4
Swiss Franc
1,216
-0,5
-0,2
-1,4
Turkish New Lira
2,904
2,2
-5,6
14,9
Indian Rupee
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
Het Britse pond scheert hoge toppen. Op 19 juni noteerde het pond 1,3% hoger tegenover de euro dan een maand geleden, 4,3% hoger dan drie maand geleden en 6,6% hoger dan een jaar geleden. Het is zo goed als zeker dat het Verenigd Koninkrijk in 2014 met ruim 3% de hoogste economische groei realiseert binnen de G7. Gegeven de sterke groei en het feit dat de inflatie er hoger ligt (1,8% tegenover 0,5% in de eurozone) en licht stijgend gaat, is het meer dan waarschijnlijk dat de Bank of England veel eerder dan de ECB de rente zal verhogen. Niet alleen ligt de kortetermijnrente hoger in het Verenigd Koninkrijk, maar het Britse pond geniet ook van een veel hogere langetermijnrente. De Britse overheidsobligaties (gilts) geven een rendement van 2,73% op 10 jaar tegenover 2,64% voor de US Treasuries en 1,32% voor de Duitse Bund.
20
Research
Economische vooruitzichten Research topic: hoe toegankelijk is krediet voor KMO’s in de eurozone? Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO‟s) spelen een centrale rol in de economie van de Europese Unie. Een onderneming wordt als een KMO aanzien wanneer deze onafhankelijk is van andere bedrijven, er minder dan 250 personen tewerkgesteld worden, de omzet niet 50 miljoen euro overtreft en het balanstotaal lager ligt dan 43 miljoen euro. Volgens gegevens van Eurostat staan de KMO‟s in de niet-financiële economie voor 66,7% van de tewerkstelling en voor 58,6% van de toegevoegde waarde. Binnen de KMO‟s wordt gewoonlijk nog een onderscheid gemaakt tussen micro ondernemingen (minder dan 10 werkzame personen), kleine ondernemingen (10 tot 49 werkzame personen) en middelgrote ondernemingen (50 tot 249 werkzame personen). De micro ondernemingen staan voor 29% van de tewerkstelling en 21,8% van de toevoegde waarde. Bij de kleine ondernemingen bedraagt het aandeel in de tewerkstelling 20,5% en in de toegevoegde waarde 18,6%. De middelgrote ondernemingen staan voor 17,2% van de tewerkstelling en 18,2% van de toegevoegde waarde. Het is logisch dat KMO‟s in sommige sectoren meer doorwegen dan andere. Dit is vooral het geval in de bouw, de distributie, diensten inzake voeding, activiteiten in de vastgoedsector, professionele, wetenschappelijke en technische activiteiten. In sommige zuiderse landen, o.a. Italië, Spanje en Portugal, spelen de KMO‟S een zeer belangrijke rol. Maar ook België mag een KMO-land genoemd worden. Bij ons staan ze voor 68% van de tewerkstelling en 62% van de toegevoegde waarde. Verder onderverdeeld staan bij ons de micro ondernemingen voor 33% van de tewerkstelling en 23% van de toegevoegde waarde. Bij de kleine ondernemingen is dit 20%, zowel voor tewerkstelling als toevoegde waarde, terwijl dit bij de middelgrote ondernemingen respectievelijk 15% en 19% beloopt. Gezien hun centrale rol in de economie is een vlotte financiering van KMO‟s van groot belang. Voor bedrijven in Europa speelt de banksector een belangrijkere intermediaire rol dan in de Verenigde Staten, waar een rechtstreeks beroep op de financiële markten meer in gebruik is dan in Europa. Dit geldt zeker voor de KMO‟s in de eurozone die nog meer dan de grote bedrijven toegewezen zijn tot de banksector voor de nodige financiering. Maar in periodes van zwakke economische conjunctuur en zeker van financiële crisis zijn de banken meer selectief in het verlenen van kredieten aan bedrijven wegens de grotere kansen op faillissementen onder de ontleners. Bovendien wordt de mogelijkheid van een faillissement bij KMO‟s hoger ingeschat dan bij grote ondernemingen. Dit geldt nog meer in de perifere landen die een economische crisis of aanpassingsproces doormaken. De voorbije jaren zijn er dan ook in de eurozone grote verschillen ontstaan in de voorwaarden waartegen KMO‟s zich kunnen financieren in vergelijking
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
met grote bedrijven. Binnen de KMO sector zijn er dan bovendien nog grote verschillen tussen de financieringsvoorwaarden in de perifere landen in vergelijking met de kernlanden. Dit is zeker het geval wat betreft de aangerekende rente. De rente (voor nieuwe contracten) voor kleinere kredietbedragen tot 1 miljoen euro, die als een typisch KMO krediet kunnen aanzien worden, lag in de eurozone hoger dan de rente (voor nieuwe contracten) op kredieten boven de 1 miljoen euro, die eerder de kredieten voor grote bedrijven zijn. 1. Rente aangerekend aan KMO’s versus grote bedrijven (kredieten 1 tot 5 jaar) 7
6,5
6
5,5
5
4,5
4
3,5
3
2,5
2 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
1-5 Years, Lending Rates, Non-Financial Corporations, New Business, Other Loans, Over Eur 1 Mil, Aar/Nder, Percent - Euro Zone 1-5 Years, Lending Rates, Non-Financial Corporations, New Business, Other Loans, Up To And Incl Eur 1 Mil, Aar/Nder, Percent - Euro Zone
Reeds voor het uitbreken van de financieel-economische crisis lag het krediettarief voor de grote bedrijven lager dan voor de KMO‟s in de eurozone en het renteverschil beliep gemiddeld 0,81% in de periode midden 2004midden 2008. Het renteverschil was met 0,23% het kleinst in mei 2008, juist voor het uitbreken van de crisis. Maar de crisis heeft het renteverschil of de spread doen toenemen, ten gevolge van het gepercipieerde grotere kredietrisico bij KMO‟s. Sindsdien is de spread opgelopen tot gemiddeld 1,14% in de periode midden 2008-midden 2014 en bereikte een piek van 1,90% in juni 2009. In de crisisjaren 2009-2010 beliep de gemiddelde spread 1,52%, maar ook in de eerste vier maanden van 2014 beliep de spread nog gemiddeld 1,02%. Maar binnen de sector van de KMO‟s zijn er bovendien nog grote renteverschillen tussen de perifere landen en de kernlanden en dit zowel voor kredieten op middellange termijn (1 tot 5 jaar) als voor kredieten op lange termijn (meer dan 5 jaar) De Belgische rente voor kredieten tot 1 miljoen euro op 1 tot 5 jaar lag de voorbije 10 jaar steeds beneden de Duitse. Voor kredieten langer dan 5 jaar ligt ze iets hoger dan de Duitse sinds oktober 2008 en de spread beliep in april 2014 ongeveer 55 basispunten. Tot juli 2006 lag de Spaanse rente voor kredieten op 1 tot 5 jaar licht beneden de Duitse. In het begin van de crisis was er geen noemenswaardige verbreding van de KMO spread van Italië en Spanje tegenover de Duitse. Het is
21
Research
Economische vooruitzichten 2. Vergelijking rente op kredieten middellange termijn
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de ECB maatregelen bestudeert om de renteverschillen verder te verkleinen.
Lending Rates up to 1 mio EUR and 1 to 5 Years
Naast de rente is er ook een grote heterogeniteit voor de andere kredietvoorwaarden voor KMO‟s, zoals blijkt uit de recente “Survey on the acces to finance of small and medium-sized Enterprises in the euro area”, resultaten van een enquête gepubliceerd in april 2014 en die slaat op de periode oktober 2013 tot maart 2014.
8 7 6 5 4 3 2 1
BELGIUM
GERMANY
ITALY
apr/14
okt/13
apr/13
okt/12
apr/12
okt/11
apr/11
okt/10
apr/10
okt/09
apr/09
okt/08
apr/08
okt/07
apr/07
okt/06
apr/06
okt/05
apr/05
okt/04
apr/04
0
SPAIN
3. Vergelijking rente op kredieten lange termijn Lending Rates up to 1 mio EUR and over 5 Years 8
In vergelijking met een voorgaande enquête werd er in alle lidstaten een verbetering vastgesteld inzake de beschikbaarheid van een banklening, behalve in Griekenland. In die periode had 25% van de KMO‟s een leningsaanvraag ingediend, terwijl 47% geen aanvraag deed wegens voldoende eigen middelen. Het percentage bedrijven dat geen kredietaanvraag indiende wegens vrees voor verwerping daalde licht (van 7% naar 6%). Het hoogste percentage van de leningaanvragers lag in Frankrijk (31%), gevolgd door Italië (29%) en Spanje (26%), terwijl het percentage het laagst lag in Nederland (12%), Ierland (14%) en Griekenland (15%).
7
Het percentage van de KMO‟s die geen leningaanvraag indienden wegens voldoende eigen middelen lag het hoogst in Oostenrijk (70%), terwijl dit voor België, Duitsland, Ierland en Nederland varieerde tussen 57% en 62% en hoger lag dan bij de vorige enquête. Maar in Griekenland (28%) en Portugal (34%) was er een afname.
6 5 4 3 2 1 apr/14
okt/13
apr/13
okt/12
apr/12
okt/11
apr/11
okt/10
apr/10
okt/09
apr/09
okt/08
apr/08
okt/07
apr/07
okt/06
apr/06
okt/05
apr/05
okt/04
apr/04
0
4. Beschikbaar bedrag van de lening of kredietlijn Available size of loan or credit line
BELGIUM
GERMANY
ITALY
SPAIN
pas met het uitbreken van de soevereine schuldencrisis dat de spread is beginnen oplopen, eerst in Spanje (juli 2010) en later in Italië (begin 2011). De Spaanse spread kende een piek van 279 basispunten in augustus 2012 en de Italiaanse spread piekte op 243 basispunten in april 2013. Sinds het derde kwartaal van 2013 is er een zekere ontspanning opgetreden voor de perifere landen die te danken is aan de economische heropleving die toen een aanvang nam en het uiteindelijk terug aanknopen met groei. Sinds het laatste kwartaal van 2013 was er dan ook de enorme vernauwing van de spreads van de soevereine debiteuren in de periferie. In april 2014 beliep de KMO spread voor Italië 144 basispunten en voor Spanje 146 basispunten. De KMO spreads voor kredieten op lange termijn kenden een nagenoeg gelijkaardig verloop, maar bevinden zich natuurlijk op een hoger niveau. De Italiaanse KMO spread op lange termijn kende een piek van 319 basispunten boven de Duitse in februari 2013, maar stond in april 2014 op 287 basispunten. Het Spaanse tarief kende een maximale spread van 394 basispunten boven het Duitse tarief in oktober 2013 en in april 2014 stond deze spread op 206 basispunten. Ondanks de recente ontspanning blijven deze renteverschillen een enorme handicap voor de Italiaanse en Spaanse bedrijven.
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
100%
4
90%
16
3 6
6
9 20
4 16
12
25
21
80%
6 13
12
14 30
70%
24
60% 73
50%
61
62
45
69
47
60
40% 46
30%
54
20% 10%
19
25
22
18
19 11
12
14
IT
NL
PT
3
0% BE
DE
IR Increased
GR Unchanged
ES
FR
Decreased
Do not know
Wat betreft het bekomen van het krediet zei 66% van de KMO‟s dat ze het volledige bedrag toegewezen kregen, 11% kende een verwerping en 10% kreeg enkel een deel toegewezen. Het hoogste percentage van succes lag in Finland (83%) en Duitsland (82%), terwijl dit het laagst lag in Nederland (25%) en Griekenland (33%).
22
Research
Economische vooruitzichten
100%
9
4
5. Niveau van de rentevoet
7. Beschikbare looptijd van de lening
Level of interest rates
Available maturity of the loan
5 10
4
6 19 18
80%
23
1
2 7
14
5 2
6
25
9
52
74
40%
49
73
79
85 65
59
33
28
21
20%
18
10
0%
0%
DE
IR Increased
GR
ES
Unchanged
9 2
51
49
45
BE
15
76
76
51
52
16
4 7
60% 86
51
20%
9
18
47
40%
6
15
28
60%
5 13
80%
17 39
40
11 22
11
5
36
100%
14
FR
Decreased
IT
NL
PT
7
7
BE
DE
4
IR Increased
Do not know
6
9
GR
ES
Unchanged
6
FR
Decreased
13 4
2
IT
NL
PT
Do not know
Naast een grotere beschikbaarheid van bankkrediet werd ook een verbetering gemeld van de kredietvoorwaarden. Het percentage KMO‟s dat een toename van het rentetarief meldde lag het laagst in Duitsland (10%) en het hoogst in Italië (51%).
De beschikbare looptijd van de lening bleef in de meeste landen ongewijzigd. In Nederland oordeelde 18% van de KMO‟s dat een inkorting van de looptijd was.
6. Andere kosten dan rentelasten
8. Vereisten betreffende de waarborgen
Level of costs other than interest rates
Collateral requirements
100% 8 6
9
8 2
7
80%
3 3
4 13
3 2
9
3 21
4 33
23 40
29
100%
12
4
3 6
4 3
90%
21
80%
3
33 45 61 64
47
60%
2 3
4 2
3 1 17 26 5 4
70%
60%
10 0
45 57 78
50%
54
55
65
42 42
64
40%
40% 67
30%
63
59
54
50
41
20% 28
26
20%
45 34
10%
19
34
41
39
31
28
15
15
0% 0% BE
DE
IR Increased
GR Unchanged
ES
FR
Decreased
IT
NL
PT
Do not know
Wat betreft de andere dan rentekosten meenden veel KMO‟s dat er een toename was, vooral in Ierland (67%), Italië (63%) en Spanje (59%). Dit percentage lag laag in Duitsland (19%) en België (26%).
Research – Economische vooruitzichten - Juni 2014
BE
DE
IR Increased
GR Unchanged
ES
FR
Decreased
IT
NL
PT
Do not know
De eisen van de banken inzake waarborgen werden als strenger beoordeeld door 45% in Griekenland, 41% in Frankrijk en 39% in Spanje, maar toch ook 34% in België. Dit percentage lag het laagst in Duitsland en Portugal (beide 15%).
23