Bouwkunde
1
© KPE bv Bassin 120 6211 AK Maastricht tel. (043) 325 77 10
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enig ander manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, St.b.351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, St.b.471 artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
mei ’ 14
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
2
Inhoud Onderwerp: Bouwkunde
4
1. Soorten funderingen en hun specifieke problemen
6
1.1
Soorten funderingen ................................................................................ 6
1.2
Oorzaken en herstel van funderingsproblemen ............................................. 9
2. Vochtproblemen
15
2.1
Transportw egen van vocht uit de kruipruimte ............................................ 15
2.2
Vochtproblemen in huis .......................................................................... 16
2.3
Vochtproblemen in nieuw bouw ............................................................... 19
3. Waardering isolatie- en duurzaamheidmaatregelen
20
3.
Isolatie van w oningen ............................................................................ 20
3.2
Wet- en regelgeving met betrekking tot isoleren en energiebesparing ............ 21
3.3
Het isoleren van vloeren, gevels, ramen, kozijnen en daken ......................... 22
3.4
Het nut van ventileren ........................................................................... 30
4. Duurzaamheidsinstallaties
32
4.1
Lagetemperatuurverw arming (LTV) .......................................................... 32
4.2
Energiezuinige hr-107 ketel en micro w armtekrachtkoppeling....................... 32
4.3
Warmtepompen .................................................................................... 33
4.4
Zonnepanelen ....................................................................................... 34
4.5
Passieve zonne-energie .......................................................................... 35
4.6
Zonneboilers ......................................................................................... 35
4.7
Kleine w indturbines ............................................................................... 35
5. Kosten en het rendement van genomen isolatiemaatregelen
36
Bijlage 1
Bronnen
37
Bijlage 2
Isolatiewijzers
39
Bijlage 3
Isolatiewijzer vloeren
40
Bijlage 4
Isolatiewijzer gevels
41
Bijlage 5
Isolatiewijzer plat dak
42
Bijlage 6
Isolatiewijzer hellend dak
43
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
3
Onderwerp: Bouwkunde Leerdoelen
U kunt funderingsproblemen herkennen en benoemen.
U kunt vochtproblemen herkennen en benoemen.
U kunt oplossingen voor de funderings- en vochtproblemen benoemen (al dan niet zelf uit te voeren of door te verwijzen naar expert).
U kunt de kosten voor de oplossingen van funderings- en vochtproblemen berekenen.
U kunt veilig advies met betrekking tot funderings- en vochtproblemen benoemen en beargumenteren.
U kunt verschillende risico’s bij foutief handelen benoemen.
U kunt het doel van het gebruik van isolatiemaatregelen en duurzaamheidsinstallaties benoemen.
U kunt verschillende isolatiemaatregelen, gericht op woonhuizen, herkennen en benoemen.
U kunt duurzaamheidsinstallaties, gericht op woonhuizen, herkennen en benoemen.
U kunt de globale kosten van een maatregel of installatie inschatten.
U kunt het rendement van een investering berekenen.
U kunt in discussie argumenten geven voor de meerwaarde van een ingevoerde of in te voeren maatregel.
Randvoorwaarden Dagdeel 1 bestaat uit het opdoen van theoretische kennis over fundatie- en vochtproblemen. Belangrijk is dat hierbij praktijkvoorbeelden worden getoond, vooral door middel van veel fotomateriaal. Wat betreft de risico’s bij foutief handelen een belangrijke toevoeging: het gaat hierbij niet om het technische risico, maar risico’s in aansprakelijkheid. Het is met name van belang dat de makelaar de risico’s van zijn eigen aansprakelijk kan inschatten: wanneer moet hij een deskundige inschakelen en wanneer kan hij het zelf af? Dagdeel 2 bestaat uit het opdoen van theoretische kennis en deze kennis door middel van casussen in de praktijk brengen. Belangrijk is dat er wat betreft de theorie een verdiepingsslag plaatsvindt. Bij dit onderdeel ligt de nadruk op het beargumenteren waarom een investering zinvol kan zijn voor de afnemer. Zowel vanuit financieel- en rendementtechnische, alsmede de persoonlijke opvatting.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
4
Leeswijzer Nederland is een vochtig land, een land met een specifieke bodemopbouw. Door het wisselen van grondwaterstanden, het werken van de ondergrond, kan het voorkomen dat er funderingsproblemen in woningen ontstaan. Voor het onderdeel bouwkunde is dit jaar daarom gekozen om aandacht te besteden aan fundatie- en vochtproblemen. Na het grondig bestuderen van dit onderdeel hebt u meer inzicht over het ontstaan van schade aan woningen als gevolg van funderingsproblemen. Ook bent u eerder in staat om een adviserende rol naar verkoper en koper van woningen te vervullen. Dit onderdeel zal ook aandacht besteden aan vochtige kruipruimtes. Vragen als ‘Wat zijn hier de oorzaken van?’ en ‘Hoe kunnen voorkomende problemen opgelost worden? ‘ komen aan de orde. In hoofdstuk 1 komen verschillende soorten funderingen aan de orde. Ook worden een aantal funderingsproblemen en hun oorzaken besproken. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens aandacht besteed aan vochtproblemen: welke problemen kunnen zich voordoen en welke maatregelen kan men treffen om ze tegen te gaan? Met de discussie over het energielabel vormt isolatie een steeds belangrijker onderdeel van een woning, met als gevolg dat isolatie ook een steeds significanter deel van de (ver-) bouwkosten inneemt. Isoleren kent een aantal voordelen, onder te verdelen in individuele en maatschappelijke voordelen. Doordat we bewuster worden van deze voordelen, is isolatie een hot topic geworden binnen de bouwwereld. Het onderwerp Waardering isolatie- en duurzaamheidmaatregelen draagt bij aan deze bewustwording. In hoofdstuk 3 worden allereerst de voordelen van isoleren besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de wet- en regelgeving rond isoleren. Er komen verschillende manieren van isoleren aan bod. In hoofdstuk 4 worden verschillende duurzaamheidinstallaties besproken. Ten slotte lezen we in hoofdstuk 5 het rendement en de kosten voor verschillende isolatiemaatregelen.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
5
1. Soorten funderingen en hun specifieke problemen In deze paragraaf zullen de meest voorkomende funderingstypes in ons land aan bod komen. Er wordt kort uitleg gegeven over de toepassingen van deze funderingen. Ook komen verschillende funderingsproblemen aan de orde.
1.1
Soorten funderingen
Er zijn verschillende soorten funderingen denkbaar. Hieronder wordt een aantal typen funderingen besproken. 1.1.1
Fundering op staal
Een fundering op staal is een funderingstype waarbij de dragende muur op een verbrede voet van metselwerk of een betonstrook gevormd wordt. Deze funderingsstrook draagt de constructieve krachten rechtstreeks op de dragende ondergrond over. De dragende ondergrond bestaat doorgaans uit zand. Mogelijke problemen Bestaat de bodem uit klei of veen, dan kunnen er problemen ontstaan. De volgende problemen kunnen voorkomen:
de woning zakt op dergelijke ondergronden mogelijk niet gelijkmatig mee met de inklinking van de ondergrond;
er ontstaan zettingen in de bodem. Oude gedempte sloten of andere waterpartijen die onder het bouwblok doorlopen of doorgelopen hebben voordat er gebouwd werd, veroorzaken mogelijk ongelijkmatige zettingen. Deze zettingen, in de bodem van een gebouw zichtbaar als scheuren, kunnen uiteenlopen van enkele centimeters tot een aantal decimeters. Meestal zijn deze zettingen in het begin het grootst en worden ze in de loop van de tijd minder.
Door het veranderen van omstandigheden, zoals een verlaging van het grondwaterpeil, trillingen, of grotere belasting van de grond (bijvoorbeeld door omringende werkzaamheden), kan de fundering opnieuw gaan zetten. Als in de omgeving van een bouweenheid met een fundering op staal een bouwproject wordt uitgevoerd waarbij grondwater (tijdelijk) wordt verlaagd, kunnen - ook na honderd jaar zonder problemen - plotseling grote zettingen ontstaan. Voor een voorbeeld van een fundering op staal, zie afbeelding 1.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
6
Afbeelding 1 - Een fundering op staal
1.1.2
Paalfunderingen
Een paalfundering is een fundering waarbij het eigen gewicht van het bouwwerk en alle krachten die op een bouwwerk uitgeoefend worden via ingeheide palen of heipalen worden overgebracht naar een dieper gelegen draagkrachtige laag. De palen hebben een minimale lengte van vijf maal de dwarsdoorsnede van de heipaal. Een funderingspaal ontleent zijn draagkracht aan twee elementen: 1. de puntweerstand aan de voet van de paal; 2. schachtwrijving langs de schacht van de paal. Bij toepassen van paalfunderingen is het belangrijk om rekening te houden met de weerstand die de ondergrond kan bieden tegen belasting. Onder belasting wordt de druk van het gewicht van het gebouw op de grond bedoeld. Als gevolg van het belasten van de grond ontstaan er in de grond (mechanische) spanningen. Deze spanningen, veroorzaakt door de druk, worden drukspanningen genoemd. Om inzicht te verkrijgen in de hoeveelheid gewicht die de ondergrond kan opnemen verricht men metingen. Door middel van sonderingen en/of grondboringen wordt bepaald hoeveel drukspanningen de grond op kan nemen. Heipalen kunnen geprefabriceerd worden van gewapend of voorgespannen beton. Door prefabricage onder gecontroleerde omstandigheden kan de kwaliteit worden gegarandeerd. Heipalen kunnen ook ter plaatse in de grond gevormd worden. Men boort dan schachten die gevuld worden met beton. Ook stalen profielen zijn mogelijk, maar deze hebben een verhoogd risico op corrosie. Ze trillen behoorlijk tijdens het heien, hetgeen een risico levert op schade aan bouwwerken in de omgeving, en maken een behoorlijk lawaai bij het heien.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
7
Mogelijke problemen Door de natuurlijke wrijvingsweerstand van de heipaal en de klei die zich aan de paal hecht, ontstaat er een extra opwaarts gerichte weerstand. Door deze extra weerstand zal het bouwwerk minder snel zakken. Deze meestal naar boven gerichte schachtwrijving wordt positieve kleef genoemd. De schachtwrijving langs de paal kan echter ook neerwaarts gericht zijn: de negatieve kleef. De grond die aan de paal kleeft, maakt de paal zwaarder. Door dit extra gewicht zakt de paal verder. Dit is erg ongunstig: niet alleen is er dus een extra belasting op de paal, ook de bestaande schachtwrijving wordt aangevreten. 1.1.3
Amsterdamse en Rotterdamse fundering
Het Amsterdams en het Rotterdams funderen vormen een andere categorie. Deze typen funderingen werden in de periode tot ongeveer 1930 het meest toegepast. Een Amsterdamse en Rotterdamse fundering bestaat uit een in de breedte uitgemetselde voet onder de dragende muur, met horizontaal funderingshout en daaronder houten palen. Het verschil tussen beide is te vinden in het aantal rijen: een Amsterdamse fundering heeft een dubbele rij met palen, een Rotterdamse fundering een enkele rij. De combinatie van beide funderingen kan in dezelfde woning voorkomen. Voor een voorbeeld van een Amsterdamse fundering, zie afbeelding 2. Afbeelding 2 - Een voorbeeld van een Amsterdamse fundering
Mogelijke problemen Het nadeel van funderen op houten palen is dat de palen kunnen rotten, wanneer ze niet volledig onder water staan. Beter gezegd: een paal moet volledig onder het freatisch vlak geplaatst worden. Het freatisch vlak, ook wel freatische lijn genoemd, is de bovenkant van de grondwaterspiegel. Het is de grens waaronder alle holten en poriën van de grond gevuld zijn met water. Het water onder het freatische vlak is het grondwater.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
8
Het verlagen van de grondwaterstand in een omgeving waar veel houten funderingen zijn toegepast, kan de palen doen rotten en zo schade aan de bebouwing veroorzaken. Om de problemen met het rotten te voorkomen, worden houten palen tegenwoordig vaak tot onder de grondwaterspiegel geheid en voorzien van een oplanger, een betonnen opzetstuk.
1.2
Oorzaken en herstel van funderingsproblemen
Zoals al genoemd zijn er verschillende oorzaken voor schade aan funderingen. De belangrijkste oorzaken worden hieronder besproken, voorzien van mogelijke maatregelen per oorzaak. 1.2.1
Grondwatergerelateerde funderingsproblemen
Ongeveer 90% van de funderingsproblemen in Nederland zijn grondwatergerelateerd. Lekke drainerende riolen zijn mogelijk het grootste probleem bij de grondwatergerelateerde funderingsproblemen. De grootste oorzaken van lekkende rioleringen zijn verouderde buizen die niet meer voldoende waterdicht zijn, en trillingen van verkeer over verkeersdrempels. Deze trillingen worden vaak rechtstreeks op de fundering overgedragen. Het funderingshout zal, zoals gezegd, onder water moeten blijven staan om schimmelaantasting te voorkomen. Bij het beoordelen van een bouwvergunning zal de gemeente daarom moeten controleren of het hoogste funderingshout ruim onder de van nature laagst voorkomende grondwaterstand terechtkomt. Wanneer tijdens de controle bijzonderheden worden gevonden, zijn er verschillende betrokkenen aan te wijzen die mee moeten werken aan een oplossing. De centrale verantwoordelijkheid voor de vereiste grondwaterstand in Nederland is namelijk niet geregeld. Het Rijk heeft alle verantwoordelijkheden gedecentraliseerd:
grote grondwateronttrekkingen zijn bij de provincies ondergebracht;
het oppervlaktewaterbeheer is ondergebracht bij het Waterschap;
de zorgplicht voor het grondwater in openbaar gebied tot aan de erfgrens van de woning is sinds 2008 ondergebracht bij de gemeente. Ook het functioneren van de riolering en drainage van de ondergrond valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente;
het grondwater onder zijn woning en erf vallen volgens de juristen van de overheden onder de verantwoordelijkheden van de eigenaar van een woning. De oorzaken van te lage grondwaterstanden liggen echter in de meeste gevallen buiten de erfgrens van de woning, waardoor het vaak een lastig juridisch steekspel wordt voordat men de problemen kan aanpakken.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
9
1.2.2
Voorkomen grondwatergerelateerde schade
Enkele aandachtspunten/aanbevelingen om funderingsschade veroorzaakt door grondwater te voorkomen:
Verkeersdrempels in veen- en kleigebieden Het is af te raden om in gebieden in veen en klei met houten funderingen en funderingen op staal verkeersdrempels aan te brengen.
Praktijkonderzoek ter voorkoming bacteriële aantasting Voor het voorkomen en/of beperken van bacteriële aantasting moet ter plaatse een praktijkonderzoek uitgevoerd worden.
Aanschrijven eigenaren Een gemeente moet van eigenaren (in een bouwblok), die niet willen herstellen bij een funderingshandhavingstermijn van 10 jaar of minder, vorderen dat zij de schade herstellen.
Registratie metingen grondwater bij DINOloket Alle metingen van grondwater dienen bij het DINOloket geregistreerd te worden en toegankelijk gemaakt voor belanghebbenden, zoals gedupeerde woningeigenaren
Screenen richtlijnen Diverse richtlijnen over grondwater, heiwerk, damwanden, grondwerk, hydrologie, et cetera, moeten gescreend worden of zij funderingsproblemen in de directe omgeving voorkomen.
1.2.3
Schade veroorzaakt door bouwwerkzaamheden voorkomen
Op dit moment is het zo dat veel bouwprojecten schade veroorzaken aan de omliggende bestaande bebouwing. Voorbeelden van handelingen die schade veroorzaken zijn verlagingen van het grondwaterniveau (vooral in veen- en kleigebieden), trillingen van het bouwverkeer en heiwerkzaamheden, het bouwrijp maken van een terrein en het slopen van panden. Veel gemeenten laten aannemers zonder bouwvergunning hun gang gaan, waardoor controle van en overzicht op het werk ontbreekt. Er zijn verschillende verbeteringen voor te stellen om de schade door bouwwerkzaamheden te beperken. Te denken valt aan de volgende verbeteringen:
Een nulmeting van panden invoeren De gemeente kan voor aanvang van bepaalde werkzaamheden, zoals het bouwrijp maken van het terrein, een nulmeting vereisen. Een nulmeting van de panden en belendingen dient te worden uitgevoerd door een erkend (gecertificeerd) expertisebureau. De eigenaar krijgt vervolgens een digitale kopie van de nulmeting. Als daartoe aanleiding is, kan er ook een zettingsmeting uitgevoerd worden.
SBR-richtlijn ‘Schade aan gebouwen’ breder inzetten Gemeentes kunnen de SBR-richtlijn ‘Schade aan gebouwen’ van toepassing verklaren in de bouwvergunning. Dit kan ook van toepassing zijn op de bouwverkeersroute. Ook kan de gemeente in de bouwverkeersroute verkeersdrempels tijdelijk verwijderen.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
10
Trillingsmeters plaatsen Erkende adviesbureaus kunnen trillingsmeters plaatsen om de risico’s te monitoren.
Schroefpalen gebruiken In plaats van palen te heien kan men schroefpalen gebruiken.
1.2.4
Herkennen van funderingsproblemen
Bij de zoektocht naar funderingsproblemen geeft een eerste visuele inspectie van een pand vaak een indruk. Wanneer er problemen worden gevonden is het altijd verstandig om te controleren of deze problemen ook elders aan te treffen zijn in het straatbeeld. Zo kan bepaald worden of de problemen slechts betrekking hebben op één woning of breder te trekken zijn. Zaken die op funderingsproblemen kunnen duiden zijn: scheefstand van (een gedeelte van) de woning;
scheve vloeren;
ramen en deuren die vervormen en/of klemmen;
significante scheurvorming in de constructieve bouwmuren en ook in niet-dragende muren;
hoogteverschillen tussen panden en het straatwerk;
verzakkingen van de grond;
funderingsproblemen bij gelijksoortige panden in de buurt;
lage grondwaterstanden.
1.2.5
Totaaloverzicht kosten van herstel funderingsproblemen
Wanneer men funderingsproblemen wil herstellen, komen daar veel kosten bij kijken. Verschillende factoren kunnen van invloed zijn op de hoogte van de herstelkosten. Voorbeelden van factoren zijn:
het aantal te herstellen panden;
de breedte, diepte en hoogte van het pand;
het aantal strekkende meters fundering;
de bestaande constructie(s);
het al of niet (deels) onderkelderd zijn van het pand;
de ontstane cascoschade aan het pand;
de lengte van de benodigde palen (om de fundering te herstellen).
Naast de genoemde kosten die rechtsreeks op het gebouw met schade van toepassing zijn, zijn er ook bijkomende kosten. Voorbeelden van bijkomende kosten zijn:
de onderzoekskosten van de fundering;
de kosten van het grondonderzoek (technisch met behulp van sonderingen en milieukundig);
de kosten van het casco onderzoek (constructeur);
de kosten van een eventuele nulmeting;
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
11
de plankosten: opmeten en uittekenen van het pand/de panden inclusief bouwaanvraag;
de kosten van de constructeur;
de legeskosten van de (gemeente);
de precariokosten bij gebruik van openbaar gebied/parkeerkosten;
de CAR-verzekering (constructie-allriskverzekering);
de eventuele herstelkosten bij schade aan openbaar gebied;
de OZB (gedurende het proces is een tijdelijke verlaging van de OZB mogelijk);
de kosten van de financiering (provisie);
de kosten van de notaris;
de bouwkosten van de funderingsaannemer;
de kosten van de afvoer en het storten van (vervuilde) grond;
de kosten van omleggen/vernieuwen van kabels en leidingen;
de kosten van herinbouw (soms ook nieuwe keuken en/of badkamer);
de bouwkosten van de cascoaannemer (zoals herstelkosten van scheuren);
de kosten van het gebruik van water/elektra;
de kosten van het begeleidingsbureau;
de kosten van de bouwdirectie;
de kosten van monitoring (meting van trillingen, deformaties, grondwaterstanden);
de kosten van tijdelijke opslag huisraad;
de kosten van tijdelijke huisvesting;
onvoorziene kosten.
1.2.6
Investeringskosten voor funderingsherstel
Voor de makelaar zijn de investeringskosten interessant. De investeringskosten voor funderingsherstel zijn een opstelsom van alle bijkomende posten zoals die in de vorige paragraaf in hoofdlijnen zijn genoemd. Deze kosten zijn te onderscheiden in de offerte aannemer en bijkomende kosten. De offerte aannemer bestaat globaal uit 80% van de kosten en de bijkomende kosten bestaan globaal uit 20% van de kosten. Deze onderverdeling is belangrijk bij het vergelijken van offertes. Afhankelijk van de aannemer is soms een aantal bijkomende onkosten, zoals percentages winst en risico, in de offerte opgenomen. Deze onkosten kunnen verschillen per aannemer en maken het vergelijken van offertes moeilijk. Vaak is een er een deskundige voor nodig om de offertes te kunnen vergelijken. De bouwkostendeskundige is erin gespecialiseerd om offertes en begrotingen van aannemers te beoordelen. Hij kan, objectief, materiaal narekenen en manuren controleren. Ook is een dergelijke deskundige in staat om een lijst op te stellen van de bijkomende kosten, zoals leges van gemeentes, onderzoekskosten en staartkosten horende bij de offertes van aannemers - om tot de juiste investeringskosten te komen. Voor een indicatieschets van herstelkosten, zie voorbeeld 1.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
12
Voorbeeld 1 - Indicatieschets van herstelkosten Onder voorwaarde dat geen fors cascoherstel noodzakelijk is, variëren de kosten voor funderingsherstel van een gemiddelde rijtjeswoning van circa € 45.000 in Zaanstad tot circa € 60.000 in Dordrecht en circa € 70.000 in Rotterdam. Dit zijn startbedragen, de bedragen kunnen snel oplopen tot ver boven de € 100.000, en soms zelfs boven de € 200.000 voor grotere panden of woningen met grote posten aan cascoherstel. Het oplopen van herstelkosten is sterk afhankelijk van de totale schade aan het gehele pand. Maar ook van zaken als de bereikbaarheid van het pand en aanvullende maatregelen om veilig te kunnen werken hebben invloed.
1.2.7
Aandachtspunten bij funderingsherstel
Om met funderingsherstelwerkzaamheden te kunnen starten, moeten de volgende aandachtspunten in acht worden genomen:
voor funderingsherstel of het aanbrengen van een nieuwe fundering is een bouwvergunning vereist;
het aanbrengen van een nieuwe fundering of funderingsherstel dient volgens het CUR-handboek funderingen te worden uitgevoerd;
het aanbrengen van een nieuwe fundering dient voor een bouwwerk als geheel te worden uitgevoerd. Belangrijk is te voorkomen dat er op onverantwoorde wijze partieel herstel wordt uitgevoerd en onnodige schade ontstaat door ongelijkmatige zettingen.
1.2.8
Rollen en verantwoordelijkheden bij oplossen funderingsproblemen
Bij het herkennen en oplossen van funderingsproblemen zijn verschillende partijen betrokken. Iedere partij heeft zijn eigen rol en verantwoordelijkheden. Hieronder worden de verschillende betrokkenen en hun verantwoordelijkheden benoemd. Koper en verkoper In het burgerlijk wetboek staat omschreven dat een koper van een huis mag verwachten dat een huis voldoet aan de door hem gestelde redelijke verwachtingen. Hij mag er bijvoorbeeld vanuit gaan dat een fundering geen gebrek vertoont. Uit artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat indien er toch sprake is van een gebrek na aankoop, de koper de mogelijkheid heeft om de verkoper aansprakelijk te stellen voor zijn schade. In het geval dat een huis niet voldoet aan zijn op grond van de koopovereenkomst gestelde verwachtingen, is er sprake van een tekortkoming. Echter, kopen en verkoper hebben beiden verantwoordelijkheden.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
13
De verkoper heeft een informatieplicht, maar de koper heeft een onderzoeksplicht. Dit betekent dat hij informatie moet inwinnen over de bouwkundige staat van de woning. Is er sprake van (het vermoeden van) een funderingsprobleem, dan is het aan te raden om een funderingsparagraaf in het (ver)koopcontract op te laten nemen. Deze paragraaf omschrijft de staat van de fundering en de afspraken over hoe men om moet gaan met (mogelijke) funderingsproblemen en de kosten van herstel. Deze paragraaf beschermt de koper en verkoper ten opzichte van elkaar. De eigenaar Als er iets aan de hand is met de woning, dan is dat een zaak voor de eigenaar. Zoals eerder omschreven kunnen in sommige gevallen omgevingsfactoren een rol hebben gespeeld in het ontstaan of verergeren van de funderingsproblemen. Denk aan verandering van de grondwaterstand, een lekkende riolering, trillingen door zwaar wegverkeer of heiwerk in de omgeving. In alle gevallen is de eigenaar primair verantwoordelijk voor het oplossen van funderingsproblemen. De gemeente De gemeente is niet verantwoordelijk voor funderingsproblemen. Als er onveilige situaties ontstaan, heeft de gemeente de mogelijkheid om de eigenaar te dwingen deze situatie op te heffen. Enkel wanneer de gemeente door een ingreep of het nalaten daarvan schade heeft veroorzaakt, kan zij hiervoor aansprakelijk worden gesteld door de eigenaar van het pand. De provincie De provincie heeft een toeziende rol. De provincie controleert de rioolplannen van de gemeente en peilbesluiten van het waterschap. Zij geeft ook de vergunningen af voor grondwateronttrekkingen. Het Waterschap Het Waterschap voert het beheer over de kwaliteit en de kwantiteit van het oppervlaktewater. Door middel van peilbesluiten kan het voorkomen dat een waterschap de grondwaterstand moet aanpassen. Aanpassing van de grondwaterstand kan ook plaatsvinden omdat de bodem inklinkt en bij gelijkblijvende grondwaterstand te drassig zou worden.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
14
2. Vochtproblemen Vocht kan op verschillende manieren ontstaan of een huis binnenkomen. Vocht kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door de bewoner zelf: leefvocht. Ook kan vocht binnenkomen door lekkages, veroorzaakt worden door slecht isoleren, of ontstaan door (optrekkend) grondvocht in de kruipruimte. Deze laatste oorzaak van vochttoename in een huis kan leiden tot een vochtig binnenklimaat. Dit kan dan nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers van het gebouw. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe kruipruimtevochtproblemen ontstaan, hoe ze te herkennen zijn en wat eraan gedaan kan worden.
2.1
Transportwegen van vocht uit de kruipruimte
Er zijn twee mogelijkheden wegen waardoor vocht uit de kruipruimte in de leefruimte van een gebouw terecht kan komen: 1. optrekken via wanden en vloeren Deze vorm van vochttransport treft men in het algemeen aan bij oudere woningen met een gemetselde fundering. Een betonnen fundering biedt in het algemeen afdoende bescherming. 2. transport door de vloer via waterdamp: luchtverplaatsing Deze vorm van vochttransport treft men veel aan bij houten vloerconstructies, maar ook bij steenachtige vloeren kan het voorkomen. Het vocht kan op verschillende manieren de leefruimte binnendringen, bijvoorbeeld door dampdiffusie/ damptransport, of door capillair vochttransport. Hieronder worden beide manier besproken. 2.1.1
Dampdiffusie/damptransport
Dampdiffusie/damptransport houdt in dat waterdamp verplaatst van zones met een sterke concentratie aan waterdamp naar zones met een minder hoge waterdampconcentratie. Als gevolg van een verschil in temperatuur of relatieve vochtigheid (RV) van de lucht aan weerszijden van de constructie ontstaat een verschil in dampdruk tussen beide zijden. Poreuze materialen in een constructie nemen vocht op in evenwicht met de relatieve vochtigheid van de lucht. Met ‘in evenwicht met’ wordt bedoeld dat het enige tijd kan duren voor het poreuze materiaal de vochtigheid van de lucht heeft. Een hogere relatieve vochtigheid in een ruimte betekent een hoger vochtgehalte in het materiaal. Wanneer de luchtdruk aan de ene zijde van het materiaal lager is dan aan de andere zijde, bijvoorbeeld bij een kruipruimte, dan zal door het verschil in dampdruk waterdamp stromen door het materiaal. Dampdiffussie- of damptransport vindt dan plaats door de poriën van een vloer. Dit verschijnsel heet waterdampdiffusie of dampdiffusie. Er ontstaat hierbij een (water)dampstroom. Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
15
In de praktijk blijkt dat de dampdiffussieweerstand van een steenachtige vloer zo groot is dat de hoeveelheid vocht die op deze manier de woning binnendringt verwaarloosbaar is. De hoeveelheid vocht die door middel van damdiffusie binnendringt, is namelijk te vergelijken met de verdamping van een kamerplant. Alleen onder bijzondere omstandigheden, zoals in het geval van een sterk dampremmende vloerafwerking, kan deze vorm van vochttransport (lokale) problemen veroorzaken. Problemen door dampdiffusie of damptransport worden meestal veroorzaakt door in de vloer aanwezige luchtlekken, zoals niet goed sluitende kruipluiken, leidingdoorvoeren en andere sparingen. 2.1.2
Capillair vochttransport
Capillair vochttransport is vocht dat zich door het (vaak steenachtige) materiaal verplaatst. Dit valt te vergelijken met de zuigende werking van een spons. Capillaire vochtproblemen kan men vooral verwachten bij (poreus) funderingsmetselwerk. De gevolgen van deze vochtproblemen kunnen het ontstaan van bacteriën en schimmels zijn, die nadelige gevolgen voor de gezondheid van bewoners kunnen hebben. In de praktijk vermoedt men bij een niet-geïsoleerde vloer soms capillair vochttransport, maar vaak blijkt er geen sprake van te zijn. Bij een niet-geïsoleerde vloer komen in spaarzaam verwarmde ruimtes geregeld druppels voor die onder een steenachtige vloerconstructie hangen. Naar aanleiding van het aantreffen van die druppels, wordt gevreesd voor capillair vochttransport, deze druppels zijn echter condensdruppels. De condensdruppels worden veroorzaakt door condensatie als gevolg van het temperatuurverschil tussen de ruimte boven en de ruimte onder de vloer. De druppels hangen in principe onder de vloer en zullen door de zwaartekracht omlaag vallen. Hierdoor zal er dus geen capillair vochttransport van betekenis plaatsvinden. Bij geïsoleerde vloeren is er nooit sprake van capillair vochttransport, omdat dit niet mogelijk is door de toegepaste isolatiematerialen.
2.2
Vochtproblemen in huis
De hoeveelheid vocht in een woning die veroorzaakt wordt door het dagelijks leven van een gezin, bijvoorbeeld door koken en douchen, kan een grote omvang aannemen. De tweede vochtstroom, veroorzaakt door vocht uit de kruipruimte, is soms gelijk aan die totale vochtproductie van een gezin. Door de vochttoestroom vanuit de kruipruimte zal het vochtgehalte in huis flink toenemen. Deze kruipruimte-vochtstroom zal dag en nacht doorgaan, ook op de momenten dat de bewoners niet thuis zijn en er weinig gestookt en geventileerd wordt. Dit kan op termijn problemen veroorzaken.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
16
Als er geen maatregelen genomen worden om de vochthoeveelheden in huis te verminderen, zijn de gevolgen groot. Deze gevolgen kunnen zijn:
aantasting van constructie door roestvorming;
het groeien van schimmels en schadelijke bacteriën die de gezondheid van de bewoners aantasten;
2.2.1
ziektes als longziekten en oorontstekingen veroorzaakt door het vocht. Het herkennen van een vochtprobleem veroorzaakt door kruipruimtevocht
Op het eerste gezicht lijkt het eenvoudig om de oorzaak van vochtproblemen te herkennen. De eerste, meest logische stap lijkt een visuele inspectie om na te gaan of er sprake is van een vochtige kruipruimte. Als er plassen water zichtbaar zijn, is het probleem inderdaad relatief eenvoudig op te sporen. De praktijk wijst echter uit dat vocht in de kruipruimte niet altijd zichtbaar is. Een kruipruimte die droog lijkt hoeft niet altijd droog te zijn. De bovenste zandlaag kan droog zijn, maar er kan toch zoveel vocht uit de bodem verdampen dat de kruipruimte wel degelijk vochtig is. De relatieve luchtvochtigheid kan in een dergelijke kruipruimte een constante zijn die ergens tussen de 80% en 100% ligt, wat alleen door meting aangetoond kan worden. Een goed oordeel over een al dan niet vochtige kruipruimte kan dus pas gegeven worden na een meting van temperatuur en luchtvochtigheid, bij voorkeur gemeten gedurende een langere tijd. Of een vochtige kruipruimte ook daadwerkelijk van invloed is op het binnenklimaat is nog moeilijker om te beoordelen. De moeilijkheid zit hem in een aantal factoren.
Op de eerste plaats is het van belang om te controleren of het ontstane vocht daadwerkelijk uit de kruipruimte afkomstig is. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat het vocht ontstaan is door de aanwezigheid van een koudebrug of door een lekkage;
Daarnaast moet onderzocht worden hoeveel leefvocht de gebruikers van een woning veroorzaken;
Verder hangt de invloed van de luchtvochtigheid in de kruipruimte op het binnenklimaat sterk samen met de ventilatievoorzieningen in het gebouw. Als de woning voldoende geventileerd wordt, zal vocht eerder drogen en de kans op schadelijke gevolgen zal verkleind worden. Het is dus belangrijk om de ventilatie van het gebouw te onderzoeken.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
17
2.2.2
Maatregelen tegen vochtproblemen door vocht in kruipruimte
Om vochtproblemen kruipruimtes te bestrijden zijn verschillende maatregelen mogelijk. Daarnaast zijn er maatregelen om de vochtstroom vanuit de kruipruimte tegen te gaan. Hieronder enkele van deze maatregelen. Extra ventilatie kruipruimte Door de kruipruimte extra te ventileren hoopt men de luchtvochtigheidsgraad te verlagen. In de praktijk blijkt echter dat deze maatregel meestal niet leidt tot een merkbare verbetering. De oorzaak hiervan is dat de bodem van een kruipruimte meestal een zeer grote verdampingscapaciteit bezit. De toename van de vochtafvoer door extra ventilatie wordt meestal direct gecompenseerd door een toename van de verdamping uit de bodem. Alleen in situaties waarbij de vochttoevoer uit de bodem beperkt is en waarbij niet of nauwelijks geventileerd wordt, is het zinvol om extra te ventileren. Drainage kruipruimte Met behulp van drainage is het mogelijk om de afvoer van inspoelend oppervlakte water te verbeteren en zo het waterpeil onder de woning te verlagen. In de meeste grondsoorten kan het water zich echter, ondanks drainageleidingen, capillair verplaatsen. Het bodempakket kan dan alsnog vochtig worden of blijven. Investeren in drainage blijft daarom onzeker. Bodemafsluiters aanbrengen Door het aanbrengen van bodemafsluiters kan de verdamping vanuit de bodem voor een groot deel teruggebracht worden. In combinatie met een goede kruipruimteventilatie kan op deze wijze een significante daling van de luchtvochtigheid gerealiseerd worden. Bij het toepassen van bodemafsluiters kan het effect verschillen per toegepaste methode.
Bij het gebruik van waterdichte folies (plastic) over de bodem, blijft een risico bestaan op het binnendringen van vocht boven de bodemafsluiter via de funderingsof muurconstructie. Dit zou alsnog nieuwe problemen kunnen veroorzaken.
Het afsluiten van de bodem door middel van een waterdoorlatend systeem, zoals schuimbeton, schelpen of expansiekorrels, in combinatie met ventilatie, is effectief. Eventueel inspoelend water zakt in dit geval weg. Door de isolerende eigenschappen van dergelijke materialen zakt de bodemtemperatuur, waardoor verdamping vermindert. Deze maatregelen kunnen een verlaging van het vochtpercentage tot circa 60% opleveren.
Afdichten transportweg Naast het terugdringen van de luchtvochtigheidsgraad in de kruipruimte kan ook gekozen worden voor het algeheel afsluiten van de transportweg: het afdichten van de vloer van de leefruimte. Er zijn verschillende manieren van afdichten denkbaar:
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
18
Afdichten door middel van een integrale vloerafdichting: aan de onderzijde van een vloer wordt een volledig aaneengesloten, luchtdichte laag aangebracht. Dit kan door 1
folies en door middelen als PUR .
Lokaal afdichten door het opsporen en dichten van luchtlekken. Het verstandigste is om dit te doen aan de onderzijde van de vloer, ook deze gaten worden in het algemeen gedicht met PUR.
Uit metingen blijkt in de praktijk dat de effecten van het blokkeren van de transportweg een verbetering oplevert van 60% tot 85%. Deze verbetering hangt vanzelfsprekend nauw samen met de zorgvuldigheid van uitvoering.
2.3
Vochtproblemen in nieuwbouw
Nieuwbouw wordt middels het Bouwbesluit gehouden aan eisen met betrekking tot het luchten vochtdicht uitvoeren van een begane grondvloer. De vloer wordt gezien als onderdeel van de buitenschil en dient daarom ook geïsoleerd uitgevoerd te worden. Door deze isolatie is de temperatuur in de kruipruimte lager waardoor er minder sprake zal zijn van verdamping van het vocht. Deze eisen met betrekking tot luchtdichtheid voorkomen problemen met vochttransport in nieuwbouwhuizen, maar uiteraard geldt ook hier: mits goed uitgevoerd!
1
Dit laatste middel staat momenteel ter discussie met het oog op de volksgezondheid
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
19
3. Waardering isolatie- en duurzaamheidmaatregelen 3.
Isolatie van woningen
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het belang van goede isolatie. Vervolgens wordt de wet- en regelgeving rond isolatie beschreven. Ten slotte worden methoden beschreven om verschillende onderdelen van een huis te isoleren. 3.1
Belang van goede isolatie
Er zijn verschillende belangen bij goede isolatie, deze zijn onder te verdelen in individuele voordelen en maatschappelijke belangen. 3.1.1
Individuele voordelen van een goede isolatie
Individuen kunnen verschillende motieven hebben voor het aanbrengen van duurzaamheidsaanpassingen. Eén daarvan is het milieu: het klimaat verandert en de aarde raakt uitgeput. In Nederland alleen gebruiken we meer energie dan de aarde kan opbrengen. Dat betekent dat als iedereen zo zou leven als de gemiddelde Nederlander er 3,5 aardbollen nodig zouden zijn om iedereen van energie te voorzien. Met het aanbrengen van duurzaamheidsaanpassingen in onze gebouwen maken we een begin met het verminderen van de uitputting van de aarde. Naast dit soort idealistische motieven speelt het financiële aspect van goede isolatie een grote rol: het financiële aspect wordt over het algemeen beschouwd als grootste individuele voordeel. Hoewel isolatie in eerste instantie geld zal kosten, brengt het na verloop van tijd besparingen met zich mee. Wie goed en zorgvuldig isoleert, zal minder energie verbruiken om een aangename temperatuur in huis te houden. Oude woningen kennen vaak veel kieren en tochtgaten. Deze zorgen ervoor dat de warmte in de winter kan ontsnappen en de kou kan binnendringen. In de zomer geldt het omgekeerde. Als gevolg hiervan kunnen de energiekosten relatief hoger zijn door verwarming in de winter en een behoefte aan koeling door middel van een airconditioning in de zomer. Bij een goede isolatie en tochtdichting zal echter in de zomer geen warmte binnendringen en in de winter minder warmte verloren gaan. 3.1.2
Maatschappelijk bewustzijn van een goede isolatie
De overheid doet er van alles aan om passieve of lage energie-woningen te stimuleren. De invoering van het energielabel en het verstrekken van subsidies zijn voorbeelden van overheidsinspanningen om het energieverbruik van ons land terug te dringen. Er ontstaat een steeds groter maatschappelijk bewustzijn over de invloed van ons energieverbruik op het milieu. Wanneer we onze ecologische voetafdruk niet verkleinen, zal dit op termijn grote gevolgen hebben voor ons land in het klein en de aarde in het groot. Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
20
3.2
Wet- en regelgeving met betrekking tot isoleren en energiebesparing
Zoals bekend is er omtrent de wet- en regelgeving met betrekking tot energiebesparing op dit moment veel discussie in ons land. Vorig jaar zijn de bouwbesluiteisen aangepast en er zijn nog veel onduidelijkheden over het (verplichte) energielabel. 3.2.1
Het energielabel
Het energielabel is bedoeld om in kaart te brengen hoe zuinig een woning is en wat er eventueel beter kan. Het is de bedoeling dat de gehele woning onder loep gelegd wordt, van de isolatie van dak, muren, vloer en ramen tot aan de energiezuinigheid van verwarmingsinstallaties. Dit is belangrijke informatie voor iedere huiseigenaar/bewoner, want een energiezuinig huis zorgt voor lagere energierekeningen en meer wooncomfort. Sinds 1 januari 2008 is het energielabel verplicht voor huiseigenaren die hun huis gaan verkopen of verhuren. Kopers en huurders hebben de mogelijkheid om naar de rechter stappen als de eigenaar van een gebouw geen energielabel wil verstrekken. Verwachte wijzigingen energielabel 2013 Het energielabel is verplicht bij verkoop en nieuwe verhuur van alle gebouwen, zoals woningen, kantoren, winkels, scholen en ziekenhuizen. Naar aanleiding van de maatschappelijke discussie en de ingewikkelde manier van meten heeft de Tweede Kamer om een vereenvoudiging van het energielabel gevraagd. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) onderzoekt de verschillende mogelijkheden voor een eenvoudiger energielabel. Hiervoor kijkt hij ook naar andere EU-lidstaten. De minister stuurt eind april 2013 een voorstel voor de vereenvoudiging naar de Tweede Kamer. 3.2.2
Bouwbesluit
In het Bouwbesluit 2012 (laatste wijziging maart 2013) is een aantal minimumeisen opgesteld met betrekking tot het isoleren van gebouwen. Voor woningen en de meeste andere bouwwerken eist men bijvoorbeeld een warmteweerstand (Rc) van constructies zoals gevels en daken van ten minste 3,5 m2.K/W. Dit getal is een theoretische weergave van de hoeveelheid warmte die per m2 door een constructie zou kunnen stromen, bij een temperatuurverschil van +20 C⁰ binnen en -10 C⁰ buiten. Hoe hoger de Rc-waarde, hoe beter de warmteweerstand en daarmee samenhangend het isolerend vermogen van een constructieonderdeel. Bij het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of het vergroten van een woning mag er uitgegaan worden van een (isolatie)niveau als bestaand aanwezig, met een minimale eis Rc van 1,3 m2K/W.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
21
Er is veel discussie en weerstand geweest betreffende het invoeren van een hogere warmteweerstand van constructies. In omringende landen is een minimum van Rc = 5 m2K/W al gebruikelijk, sommige landen hanteren een norm van Rc = 8 tot 10 m2K/W. In de praktijk blijken de kostenverhogende aspecten van de zwaardere isolatie-eisen weg te vallen tegen het toepassen van lichtere of kleinere installaties. Het toepassen van lichtere of kleinere installaties is mogelijk, omdat er beter geïsoleerd is. De terugverdientijd van de laatste verhoging Rc = 2,5 m2K/W naar een Rc = 3,5 m2K/W is ongeveer vijf jaar. 3.2.3
EPC: instrument voor energiezuinig bouwen
De overheid probeert de realisatie van meer energiezuinige gebouwen te stimuleren door de introductie van de EPC, de EnergiePrestatieCoëfficiënt. De EPC is een dimensieloos getal dat per gebouwcategorie aangeeft hoe energiezuinig een gebouw is. Om de EPC-waarde van een gebouw te bepalen, worden eerst alle energieverliezen van het gebouw berekend. Hier mogen alle energieopbrengsten, bijvoorbeeld door zonnepanelen, vanaf getrokken worden. De uitkomst van deze berekening wordt gedeeld door een normgebouw. De uitkomst van deze deelsom is de EPC-waarde. Op dit moment dient de EPC-waarde lager dan 0,6 te zijn. Naast isolatie spelen ook zaken als de kierdichting, installaties, de oriëntatie van een gebouw ten opzichte van de zon, het type beglazing en het ventilatiesysteem een rol bij de berekening van de EPC. De gevraagde EPC wordt middels het Bouwbesluit met regelmaat aangescherpt.
3.3
Het isoleren van vloeren, gevels, ramen, kozijnen en daken
In het algemeen ziet men in de praktijk dat een woning niet in één keer geïsoleerd wordt, maar zaken gefaseerd of gedeeltelijk aangepakt worden: het isoleren van een huis gebeurt vaak per onderdeel. Hieronder wordt per onderdeel beschreven hoe de isolatie vormgegeven kan worden. 3.3.1
Isolatie van de kruipruimte en de vloer
12% tot 14% van alle warmte in een woning gaat verloren via de vloer. Een kruipruimte heeft, als het goed is, meerdere ventilatieopeningen. Door de luchtstroming die op die manier gecreëerd wordt droogt het in de kruipruimte ontstane condens vocht op. Het goed ventileren van een kruipruimte is essentieel ter voorkoming van schimmels en bacteriën. In de dagelijkse praktijk kiest men er met regelmaat voor om een kruipruimte te isoleren, vak ter voorkoming van koude voeten. Eén aspect wordt echter weleens vergeten: een steenachtige vloer wordt niet vanzelf warm door het toepassen van isolatie.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
22
Toegankelijke kruipruimte De wijze van isoleren van de kruipruimte hangt vooral af van de toegankelijkheid en grootte van de kruipruimte. Wanneer er voldoende ruimte en toegankelijkheid van kruipruimte is valt te denken aan de volgende manieren van isoleren:
Rechtstreeks isoleren van de vloer Als de ruimte goed toegankelijk is dan is het mogelijk om de vloer rechtstreeks te isoleren. Dit is mogelijk door het bevestigen van hard isolatiemateriaal (zoals platen) tegen de vloer. Deze bevestiging is echter niet eenvoudig en moet duurzaam zijn.
Isolatiemateriaal op de vloer spuiten Soms is het mogelijk om isolatiemateriaal op de (onderzijde van de) vloer te spuiten. Dit kan bijvoorbeeld met PUR. Om een redelijke vorm van isolatie te creëren, moet deze gespoten laag wel een minimale dikte van 60 mm. hebben.
Bodemhygrolatie Een goede vorm van isolatie voor de kruipruimte is isoleren door middel van bodemhygrolatie. Deze vorm wordt uitgevoerd met isolatiedekens, voorzien van vochtregulerende expansiekorrels.
Reflecterende folies Ook is het mogelijk om de kruipruimte te voorzien van reflecterende folies. Deze worden aangebracht in combinatie met een vochtkerende laag.
Minder toegankelijke kruipruimte Wanneer de kruipruimte minder goed toegankelijk is, bestaat de mogelijkheid om de ruimte gedeeltelijk of volledig laten opvullen. Dit kan met isolatiechips, schelpen of EPSkorrels. Houd er rekening mee dat deze producten niet vochtkerend zijn. Schelpen houden wel enige vorm van damp tegen, maar de overige producten gaan drijven. Ook dienen deze producten droog te zijn om enige vorm van isolerend vermogen te hebben. Er geldt een dikte van minimaal 300 mm. (droog) voor een redelijke isolatiewaarde.
Het goed ventileren van de kruipruimte blijft altijd een aandachtspunt. Voor meer informatie over de isolatie van vloeren, zie bijlage 3: Isolatiewijzer vloeren. 3.3.2
Gevelisolatie
Gevels kunnen op verschillende manieren geïsoleerd worden. Hieronder een opsomming van de verschillende mogelijkheden. Gevelisolatie door middel van een spouw Op dit moment is het erg populair om de spouwmuur achteraf te isoleren (zie afbeelding 3). Om dit goed uit te voeren is het nodig de gevel vooraf goed te inspecteren. Door endoscopisch onderzoek kan men vooraf constateren of er (door gevallen metselmortel) vochtopeenhopingen of koudebruggen kunnen ontstaan. Een koudebrug is een (thermische) open verbinding tussen binnen en buiten.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
23
Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door een steenachtige constructie waarbij de ene zijde van de steen aan de buitenlucht grenst en de andere zijde aan de binnenlucht. Het materiaal geleidt de kou en warmte door het materiaal. Op plaatsen waar zo’n koudebrug in een constructie zit (bijvoorbeeld bij latei-constructies), kan het voorkomen dat er koude plekken in een warme geïsoleerde muur zitten. Op deze plaatsen kan de warme omgevingslucht condenseren en vochtproblemen veroorzaken. Het gevolg van deze vochtproblemen kunnen schimmels zijn. Afbeelding 3 - Een achteraf geïsoleerde spouwmuur
Als de spouwconstructie schoon en geschikt blijkt, is het vervolgens verstandig te zorgen dat de gevel gereinigd en gehydrofobeerd is, of voorzien is van dampdicht schilderwerk. Door hydrofoberen of schilderen kan het voorkomen dat zich, door het ontstaan van een verschil in dampspanning, vocht in de isolatie vormt dat niet naar buiten kan. Het gevolg hiervan is ook hier het ontstaan van schimmels en vochtproblemen in huis. Het isolerend effect van het vullen van een spouw is relatief laag. Als ervoor gekozen wordt om de (spouw)muren te isoleren, dan doet men er goed aan om goede ventilatievoorzieningen in huis aan te brengen om eventuele vochtproblemen te voorkomen. Bij het vullen van spouwmuren in gebieden waar veel vleermuizen zijn geldt een extra aandachtspunt: na het na-isoleren van de spouw kan men een boete krijgen wegens een economisch delict, omdat vleermuizen beschermde diersoorten zijn. De boete is ongeveer € 2500,- per geschatte vleermuis. Wees dus zeer beducht op het eventueel aanwezig zijn van vleermuizen.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
24
Gevelisolatie van buitenaf Een zeer effectieve manier om een woning te isoleren is door isolatie aan de buitenzijde toe te passen. Hierdoor ontstaat een gevel met warmteaccumulerende eigenschappen. Warmteaccumulatie is het, meestal langzaam, opslaan van energie (warmte) in een medium, met het doel deze energie op een later tijdstip weer langzaam af te staan. Warmteaccumulatie is zowel het proces van opslaan en afstaan als het verschijnsel van het opgeslagen zijn en afstaan. Voor een gevel die van buitenaf geïsoleerd is, houdt warmteaccumulatie in dat de binnenmuur in eerste instantie door de verwarmingsinstallatie opgewarmd zal worden, en vervolgens door het proces van opgeslagen zijn en afstaan langzaam weer warmte vanuit de muur naar de ruimte afstaat. Dit proces werkt op termijn energiebesparend. Een gevel van buitenaf isoleren kan bijvoorbeeld door middel van isolatiesystemen met stucwerk of een product als thermosteen (zie afbeelding 4). Houd er echter wel rekening mee dat er niet altijd van buitenaf geïsoleerd mag worden. Dit kan bijvoorbeeld omdat een woning dan groter wordt en buiten het te bebouwen oppervlakte van het bestemmingsplan valt, of omdat er een welstandsbesluit op de woning rust. Soms is het van buitenaf isoleren zelfs vergunningplichtig, vaag dit altijd na bij de gemeente. Afbeelding 4 - Isolatie van buitenaf
Gevelisolatie van binnenuit Is het niet mogelijk om van buitenaf te isoleren, of is er geen (of een ongeschikte) spouw, dan kan er ook van binnenuit geïsoleerd worden. Dit is mogelijk door middel van het plaatsen van voorzetwanden. De isolatie (glas- of steenwol) moet minimaal 60 mm. dik zijn om een redelijke isolatiewaarde te halen. Het is uiterst belangrijk om de (voorzet-)wanden zorgvuldig aan te brengen, bij voorkeur voorzien van een luchtspouw van 20 mm. aan de gevelzijde. Als dat niet mogelijk is, plaats dan een damp-open, vochtkerende folie aan de gevelzijde.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
25
Aan de kamerzijde dient de isolatie voorzien te zijn van een dampdichte folie om vocht en schimmelproblemen te voorkomen. Door een goede gevelisolatie zullen energiekosten teruglopen, maar ook het comfort zal toenemen doordat de ruimte sneller opwarmt en minder snel afkoelt. Afbeelding 5 - Een voorzetwand
Voor meer informatie over de isolatie van gevels, zie bijlage 4: Isolatiewijzer gevels. 3.3.3
Isolatie van ramen en kozijnen
Ook ramen en kozijnen kunnen op verschillende wijzen geïsoleerd worden. Dubbel glas Dubbel glas (of drielaags glas) bestaat uit meerdere lagen glas met een luchtruimte ertussen, die al dan niet gas-gevuld is. Deze ruimte tussen de lagen zorgt ervoor dat het glas niet gaat condenseren wanneer er een groot verschil optreedt tussen buiten- en binnentemperaturen. Door de luchtlaag ontstaat een (warmte-)isolerende laag. Daarnaast is dubbel of drielaags glas ook een goede geluidsisolator, waardoor er minder overlast last zal zijn van straatlawaai of andere omgevingsgeluiden. Wanneer men bouwt of verbouwt met een energiezuinige of passieve woning in gedachten, dan is de keuze voor dubbel of dielaags glas snel gemaakt. Op het gebied van isolatie zijn ramen de zwakste schakel in de gevel. Het is dan ook belangrijk om kozijnen goed te detailleren, zodat er weinig tot geen naden en kieren ontstaan, waar warmte door kan ontsnappen. Ook is het toepassen van HR+ of HR++ glas (hoogrendement glas) verstandig. Houd er rekening mee dat enkel het vervangen van enkel glas door meerlaags glas niet verstandig is: om schimmel en vochtproblemen in huis te voorkomen is het belangrijk ook maatregelen te nemen op het gebied van ventilatie.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
26
Monumentenglas Bij restauratie of verbouwing van monumentale panden komt het glas van de ramen vaak het eerst in aanmerking voor vervanging. Een belangrijke reden hiervoor is vaak de warmteisolatie. Voor monumenten is speciaal monumentenglas ontwikkeld. Dit glas is isolerend dubbelglas van slechts 9 of 10 mm. dun en voorzien van een isolerende tussenlaag door middel van folies. Door de geringe dikte is monumentenglas in nagenoeg elke situatie toepasbaar. Raamfolie Om op een relatief eenvoudige wijze energie te besparen zijn er isolerende raamfolies ontwikkeld. In de zomer blokkeren deze raamfolies de infrarode warmtestralen tot 93%, waardoor temperatuurdalingen binnen in de woning worden gerealiseerd. Dit bespaart energiekosten van bijvoorbeeld een airco. De folie werkt als een filter: warmte-instraling tot +/- 21°C wordt doorgelaten, daarboven wordt de zonnewarmte gefilterd. Hoe hoger de temperatuur, hoe meer temperatuurdaling de folie veroorzaakt. Voor een optimaal resultaat is het raadzaam om alle ramen die zonne-instraling hebben te laten behandelen. Door de installatie van raamfolie wordt de thermische isolatie van de bestaande beglazing in de winter ook verbeterd. De opgewekte warmte van de verwarming wordt terug in de woning gereflecteerd, waardoor de warmte die normaal via de glaspartijen verloren gaat, in de kamer blijft. Hierdoor kunnen volgens opgave fabrikant besparingen op stookkosten gerealiseerd worden tot 30%, afhankelijk van het glastype. Door een lage warmteabsorptie kan deze raamfolie op ieder glastype worden geïnstalleerd, zelfs op schuine en horizontale beglazing. 3.3.4
Dakisolatie
Verschillende materialen zijn geschikt om een dak mee (na) te isoleren. Voor het isoleren van het dak is het van belang om te streven naar een minimale R-waarde van 2,5 m2K/W of hoger. Let er vooral ook op dat de isolatie nauwgezet aangebracht wordt. Plaatsen als achter het knieschot worden in de praktijk nogal eens vergeten. Hier kunnen dan makkelijk koudebruggen ontstaan, met alle gevolgen van dien. Het is van belang om bij het isoleren van dakconstructies altijd dampremmende folies aan de warme zijde van een constructie toe te passen. Tevens is een ventilerende laag aan de koude zijde van de constructie noodzakelijk. Een overzicht van veel voorkomende materialen en technieken: Hardschuimplaten Dit zijn geëxtrudeerde platen of PUR-platen. Deze platen zijn enigszins brandvertragend en vertonen weinig tot geen vochtopname. Hardschuim isolatieplaten lenen zich zowel voor toepassingen bij een plat dak als bij een hellend dak. Het grootste voordeel van hardschuimplaten is het gebruiksgemak.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
27
Minerale wol Minerale wol (zoals glas- en steenwol) is verkrijgbaar in dekens of platen. Om een redelijke isolatiewaarde te verkrijgen is een dikte van 80 mm. gewenst. Houd er rekening mee dat minerale wol nooit rechtstreeks tegen het dakbeschot geplaatst dient te worden, dit om houtrot door condensatie te voorkomen. Maak ook altijd gebruik van een dampremmende laag folie aan de warme zijde van de constructie. Aluminiumfolieproducten Een relatief vernieuwende trend is het toepassen van aluminiumfolieproducten. Deze producten zijn altijd een combinatie van meerdere lagen, zoals reflecterende folie en geëxtrudeerd schuim. Deze materialen zijn in aanschaf duurder, maar vrij eenvoudig te verwerken. Ze kennen goede dampremmende eigenschappen en een hoge isolatiewaarde. Deze isolatiewaarde wordt verkregen door het combineren van isoleren en reflecteren. In tegenstelling tot andere, meer gangbare producten, die voornamelijk gericht zijn op het verhogen van warmteweerstand, is wordt het isolerend effect vooral bereikt door reflectie van de warmte (door het aluminium). Dit is interessant, want van het totale warmteverlies in een woning wordt voor ongeveer 7% veroorzaakt door middel van geleiding (warmtetransport door een constructie) en voor ongeveer 65% door straling. Dit is goed tegen te gaan door het werken met reflecterende middelen, zoals deze aluminiumfolieproducten. Dakisolatie binnen of buiten toepassen Bij een plat dak is het verstandig om van buitenaf te isoleren. Wanneer een plat dak namelijk niet van buitenaf geïsoleerd wordt, kan men met vochtproblemen geconfronteerd worden, met mogelijk zelfs constructieve schade als gevolg. Wanneer er geen ander keuze is dan van binnenuit te isoleren, houd er dan rekening mee dat er aan de binnenzijde zorgvuldig een dampremmende folie toegepast wordt en dat er tussen alle balken geventileerd wordt. Een hellend dak kan van binnen en van buiten geïsoleerd worden. Als de isolatie voldoende vrij van de constructie aangebracht wordt, dan kan eventuele ontstane vocht naar beneden afgevoerd worden en de isolatie drogen. Zie afbeelding 6 tot en met 9 voor voorbeelden van isolatie binnen en buiten.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
28
Afbeelding 6 - Isolatie van binnenuit
Afbeelding 7 - Isolatie van binnenuit
Afbeelding 8 - Isolatie van binnenuit
Afbeelding 9 - Isolatie van buitenaf
Voor meer informatie over de isolatie van daken, zie bijlage 5: ‘Isolatiewijzer plat dak’, en bijlage 6: ‘Isolatiewijzer hellend dak’. 3.3.5
Isolatie en ventilatie van naden en kieren
Naden en kieren vormen een veelvoorkomend probleem: ze zijn vaak de oorzaak van warmteverlies in een woning. Als ervoor gekozen wordt om een woning na te isoleren is het verstandig om alle naden en kieren zorgvuldig te dichten. Houd er echter wel rekening mee om voldoende ventilatie aan te brengen: het dichten van naden en kieren in combinatie met isoleren geeft een effect dat vergelijkbaar is met het in een regenpak een uurtje flink op een hometrainer fietsen in een verwarmde ruimte. Woonvocht kan door het afdichten van naden en kieren niet meer naar buiten, met schimmelvorming als gevolg.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
29
3.4
Het nut van ventileren
Het woord ventileren is al met regelmaat genoemd. Elke woning moet goed geventileerd worden om vochtproblemen en schimmels te voorkomen. Deze vochtproblemen en schimmels zijn in een beginstadium te herkennen aan zwarte vlekken op het pleisterwerk. Deze plekken komen het meeste voor in een hoek van het plafond of bij ramen. Na een tijdje zal de ontstane schimmel ook een typische muffe geur gaan verspreiden. Goed ventileren drukt men uit in systemen. Er zijn vier systemen te onderscheiden:
Systeem A Systeem A is het ventileren door gebruik te maken van natuurlijke kieren en spleten, aangevuld met het af en toe luchten.
Systeem B Systeem B is het toevoeren van geforceerde lucht door middel van een ventilator, eventueel via een buizensysteem. Door de gevormde overdruk zal de oude lucht afgevoerd worden door de aanwezige naden, kieren en eventueel via een afvoerkanaal van de haard of afzuigkap.
Systeem C Systeem C is een systeem dat valt te prefereren boven A en B. Bij dit systeem wordt de lucht op een natuurlijke wijze mechanisch afgevoerd en toegevoerd, via roosters in de ramen. Zie afbeelding 10, waar een voorbeeld van een energiezuinige variant van dit systeem wordt weergegeven.
Systeem D Systeem D staat beter bekend als balansventilatie (met WTW). Via dit systeem wordt de lucht zowel mechanisch toe- als afgevoerd. Een nadeel van dit systeem is dat het voorzien is van filters die tijdig gereinigd moeten worden. Ook mogen in principe ramen niet open, dit verstoort de balans. Systeem D is het zuinigst, het ventilatiesysteem mag echter nooit uitgezet worden. Anders bestaat er een verhoogd risico op condensatievocht in de buizen van het ventilatiestelsel en mogelijk de groei van schimmels.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
30
Afbeelding 10 - Voorbeeld van een ‘intelligent’ computergestuurd, energiezuinig ventilatiesysteem
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
31
4. Duurzaamheidsinstallaties Energiezuinig en energiebewust bouwen kan door middel van isolatie van een gebouw. Isoleren is echter maar één kant van de medaille. De energiekosten kunnen flink omlaag als er meer aandacht besteed wordt aan het energiezuinig verwarmen en warm water. Het toepassen van duurzaamheidsinstallaties is een andere mogelijkheid om energie te besparen. Een aantal mogelijkheden wordt nader onder de loep genomen.
4.1
Lagetemperatuurverwarming (LTV)
LTV verwarmt een zeer goed geïsoleerd huis gelijkmatiger en milieuvriendelijker dan gewone centrale verwarming. Door het toepassen van een LTV wordt energie bespaard en het comfort verhoogd. De aanvoertemperatuur van het water dat naar de radiatoren, vloerof wandverwarming gaat, is bij een LTV maximaal 55 °C. Bij een gangbare centrale verwarming kan deze temperatuur oplopen tot 80 °C. Omdat het water standaard 25 °C minder opgewarmd hoeft te worden, is dit een behoorlijke besparing op het energieverbruik. Een LTV-systeem is te koppelen aan bijna alle hr-ketels, collectieve verwarming en aan warmtepompen.
4.2
Energiezuinige hr-107 ketel en micro warmtekrachtkoppeling
Het is verstandig om een verouderde cv of combiketel te vervangen door een energiezuinige hr-107(combi)ketel. Hr staat voor hoog rendement en is op dit moment de meest energiezuinige variant op het gebied van cv-ketels. Het toepassen van een micro-warmtekrachtkoppeling (Micro WKK) verbetert de energieprestatie nog meer dan een traditionele hr-ketel. Micro WKK levert warmte, warm water en elektriciteit uit één toestel. Een toestel voor Micro WKK wekt warmte en elektriciteit op voor gebruik in huis. Een Micro WKK bestaat uit een hr-ketel en een kleine aardgasmotor. De motor drijft een generator aan die elektriciteit produceert. Daarbij zal nauwelijks energie verloren gaan, omdat de restwarmte van de motor gebruikt wordt voor de verwarming van de woning en voor warm water. Is er meer warmte nodig dan de aardgasmotor kan produceren? Dan springt de hr-ketel tijdelijk bij. Is er meer elektriciteit nodig dan de aardgasmotor kan leveren? Dan wordt stroom uit het elektriciteitsnet gebruikt. In de markt wordt Micro WKK ook wel HRe®-ketel genoemd.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
32
4.3
Warmtepompen
Een warmtepomp is geen apparaat op zich, maar een onderdeel van een systeem (zie afbeelding 11). Dit systeem bestaat uit een bron, een opwekker en een afgifteapparaat. Afbeelding 11 - Warmtepompsysteem
Een warmtepomp neemt bij lage temperatuur warmte op, die bij hogere temperatuur weer wordt afgegeven. Volgens de Tweede Hoofdwet van de thermodynamica gaat dat niet vanzelf, zodat er één of andere vorm van arbeid aan te pas moet komen. De meestvoorkomende soorten warmtepompen werken door een vloeistof bij lage temperatuur te laten verdampen en de damp bij hoge temperatuur te laten condenseren. In het geval van verdampen moet het kookpunt worden verlaagd, in het geval van condenseren moet de temperatuur worden verhoogd. Het kookpunt kan worden verhoogd door de druk te verhogen met een compressor (pomp), aan de andere kant kan het kookpunt weer worden verlaagd door de druk te laten zakken in een turbine of (meestal) smoorventiel. Het geheel van verdampen, comprimeren, condenseren en expanderen vormt een gesloten kringloop voor het rondstromende koudemiddel, de thermodynamische cyclus. Dit geldt niet voor de warmte en de arbeid: aan het systeem wordt netto arbeid toegevoerd (in de compressor) en er wordt warmte verplaatst van de verdamper naar de condensor. Daarnaast ontstaat er extra warmte, geluid en infraroodstraling: deze ongewenste bijproducten heten verlies en gaan ten koste van het rendement. De warmtepomp zorgt ervoor dat het vloeistof tot een bruikbaar temperatuurniveau opwerkt wordt, om daar bijvoorbeeld een woning mee te verwarmen of te koelen. De energie voor de warmtepomp wordt aan de bodem onttrokken met behulp van bodemwarmtewisselaars of een warmte-koudeopslagsysteem. Het afgiftesysteem dat aan de warmtepomp is gekoppeld, kan een LTV zijn. Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
33
Warmtepompen met de bodem als bron worden vooral in nieuwbouw of in sommige gevallen in bestaande (na renovatie geïsoleerde) woningen toegepast. In bestaande bouw wordt de warmtepomp vaak geplaatst in combinatie met een hr-gasketel. In nieuwbouw kan de warmtepomp als enige warmteopwekker worden geplaatst. Levensduur en kosten Een warmtepomp met LTV verbruikt in vergelijking met een gasgestookte hr-ketel zo’n 25 procent minder energie en is daardoor in dat opzicht goedkoper. Een warmtepomp heeft net als een conventionele verwarmingsketel jaarlijks onderhoud nodig. De warmtepomp heeft een gemiddelde levensduur van circa vijftien jaar, vergelijkbaar met een hr-ketel. Een warmtepompsysteem met de bodem als bron kost ongeveer € 16.000 inclusief BTW, een warmtepompsysteem (inclusief hr-ketel) met de buitenlucht als bron kost ongeveer € 7.000 inclusief BTW.
4.4
Zonnepanelen
Zonnepanelen (zie afbeelding 12) kunnen ingezet worden om elektriciteit of warmte op te wekken. De techniek is goed toe te passen op woningen. Met zon-pv of fotovoltaïsche zonne-energie wordt zonlicht omgezet in elektriciteit Afbeelding 12 - Zonnepanelen
Een zonnestroomsysteem bestaat meestal uit één of meer pv-panelen, een ondersteuningsconstructie, omvormer en bekabeling. Een omvormer zet de door het systeem geleverde gelijkspanning om in wisselspanning, 230 V, zoals gebruikelijk is in de Nederlandse woningen. Een overschot aan opgewekte elektriciteit kan op een eenvoudige wijze aan het elektriciteitsnet worden geleverd.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
34
Garanties en verzekeringen Zonnepanelen zijn zeer duurzaam. In het algemeen bieden leveranciers bieden een fabrieksgarantie die varieert van 20 tot 25 jaar. Vaak wordt er ook een vermogensgarantie gegeven voor tien jaar op 90 % en twintig jaar op 80 % van het oorspronkelijke vermogen. De leveranciers van omvormers beperken hun garanties vaak tot vijf jaar. Aanschafkosten en opbrengst van de panelen Het meest toegepaste type zonnepaneel is een zonnepaneel met zogenoemde 2
multikristallijn silicium zonnecellen . Een systeem van 30 m2 aan multikristallijn silicium zonnecellen levert een vermogen van ongeveer 3,5 kWp. Met een elektriciteitsprijs van € 0,23 per kWh (consumententarief ) en een elektriciteitsopbrengst van 2.800 kWh per jaar bespaart een consument zo’n € 640,- per jaar op zijn energierekening. De aanschafkosten voor een systeem van 3,5 kWp liggen rond de € 15.000 tot € 20.000 euro inclusief BTW.
4.5
Passieve zonne-energie
Gratis warmte, natuurlijk licht en optimaal comfort. Passieve zonne-energie is een verzamelnaam van bouwtechnische maatregelen die men kan nemen om zonne-energie zo efficiënt mogelijk te benutten. Het concept gaat uit van slim bouwen. Dus geen apparatuur, maar een zongerichte ligging van de woning, een slimme woningindeling en een effectief raamoppervlak voorzien van een dak-overstek voor schaduw in de zomer.
4.6
Zonneboilers
Bijna de helft van de energie(kosten) voor warm water kan bespaard worden als er gekozen wordt voor een zonneboiler. Een zonneboiler is altijd duurzaam: zonlicht raakt nooit op. Als zonneschijn even onvoldoende is, dan stookt een naverwarmer het water warm. Er zijn drie soorten zonneboilers die warm kraanwater leveren: de standaard zonneboiler, de cvzonneboiler en de compacte zonneboiler.
4.7
Kleine windturbines
Zelf stroom opwekken met wind is ook een mogelijkheid om energie te besparen. Een kleinschalige windturbine op het dak van een woning levert rechtstreeks energie op. De stroom kan, net als bij zonnepanelen, ook aan het elektriciteitsnet worden geleverd indien er meer wordt opgewekt dan het huishouden nodig heeft. Momenteel wordt deze vorm van duurzame energie nauwelijks toegepast in Nederland. De reden hiervan is onder meer dat rond gebouwen het windregime erg onvoorspelbaar is en de te verwachten opbrengsten onzeker zijn.
2
Multikristallijn silicium is een aanduiding van de productiemethode van deze zonnecellen. Een alternatief zijn monokristallijn silicium zonnecellen: deze zijn duurder, echter w el hoogw aardiger. Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
35
5. Kosten en het rendement van genomen isolatiemaatregelen Om een goed inzicht in de kosten en het rendement van de isolerende maatregelen te krijgen, kan het best een offerte aangevraagd worden bij een lokale aannemer, prijzen zijn immers sterk regio-afhankelijk. Om een goede offerte te laten maken is het verstandig om zelf eerst goed na te denken over de te nemen maatregelen, eventueel aangevuld met een goed maatwerkadvies op het gebied van energie, opgesteld door een specialist. Een eerste QuickScan van de kosten en het rendement kan gemaakt worden met de energiebesparingsverkenner van Senter Novem: http://www.energiebesparingsverkenner.nl. Als de stappen op deze website zorgvuldig gevolgd en ingevuld worden, kan er een beeld gevormd worden van maatregelen, daartoe behorende kosten en het rendement. Een andere mogelijkheid is om gebruik te maken van de Real Estate Valuator: http://www.myrev.nl. De Real Estate Valuator is een digitale tool, speciaal ontwikkeld voor de makelaar, taxateur en vastgoedmanager. Deze tool is enerzijds opgezet om een goed inzicht te verschaffen in de taxatiewaarde van een pand, maar geeft daarnaast ook goede informatie over onderhouds- en herstelkosten. Door de opzet van de Real Estate Valuator valt er een goed inzicht te creëren over het energie gebruik van een woning en het rendement van genomen maatregelen. Ook is daar een tool te vinden vergelijkbaar met de energiebesparingsverkenner, waarmee de mogelijkheid ontstaat om adviezen te geven.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
36
Bijlage 1 Bronnen Websites www.agentschapnl.nl www.baszbouw.nl www.bestemmingsplan.nl www.boltentraining.nl/moreel-beraad/stappenplan-moreel-beraad/ www.bouwbedrijfpostma.nl www.cms-dsb.com/wet-plattelandswoningen-14-01-2013 www.degeschillencommissie.nl / www.sgc.nl www.desnor.home.xs4all.nl www.dvmhtbaalst.be www.duco.eu www.energielabel.nl www.energie-technologie.nl www.ethische-dilemmas.nl www.evao.nl www.integriteitoverheid.nl www.meermetminder.nl www.milieucentraal.nl www.multiconsultants.nl www.myrev.nl www.nbi-online.nl/ www.nvm.nl www.nvmtuchtrechtspraak.nl www.senternovem.nl www.syntechklimaatservice.nl www.thermosteen.nl www.umisol.nl www.uretek.nl www.vastgoedactueel.nl www.venvn.nl www.wikipedia.org
Overige bronnen en naslagwerken A.H.L.G. Bone, 2009, Basisboek isoleren, Thieme Meulenhof BOEi, Eerste Hulp bij Herbestemmen, februari 2009 BOEi, Eerste hulp bij herbestemmen, februari 2010 G.M. ten Have, Ethiek en vastgoed, 2010 ISSO, Publicatie 51: Warmteverliesberekening voor woningen en woongebouwen, 2012 NII, Het rendement van energiebesparen door isoleren. Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
37
Peter Nijhof & Ed Schulte, (2000), Herbestemming industrieel erfgoed in Nederland. Rijksoverheid, (2010), Brochure Het herkennen en aanpakken van eventuele funderingsproblemen bij koop of verkoop van een woning. SDU, Bouwgebreken en Herstelkosten SDU, Handboek bouwgebreken SER, Energieakkoord Stichting platform funderingen Kenniscentrum aanpak funderingstechniek, Enkele aandachtspunten bij verzekeringen. Stichting platform funderingen Kenniscentrum aanpak funderingstechniek, De fundering onder uw woning. Stichting platform funderingen Kenniscentrum aanpak funderingstechniek, Kapstok wet en regels. VNG, Funderingsproblemen Wieger van Dalen, Ethiek de basis, 2012
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
38
Bijlage 2 Isolatiewijzers Isolatiewaarde van materiaal Om een woning te isoleren zijn er verschillende materialen voorhanden. Elk van die materialen heeft specifieke kenmerken en is meer of minder geschikt om toe te passen. In de tabellen in bijlagen 3 tot en met 6 zijn overzichten gegeven van veelvoorkomende materialen en de toepassingen ervan. Toelichting op de isolatiewijzers R waarde van de isolatie De R waarde van isolatiemateriaal drukt uit in welke mate (isolerend) materiaal warmte kan tegenhouden. Hoe meer warmte er door materiaal kan doordringen, hoe lager de R
waarde zal
zijn. Wanneer men ervoor kiest om te isoleren, is het verstandig om naar een hoge R streven. In deze isolatiewijzers wordt uitgegaan van een R
waarde van
waarde
te
3,5, dit is de waarde die
in het huidige bouwbesluit omschreven staat. R-waarde en dikte van het materiaal De dikte van het materiaal heeft een grote invloed op de R
waarde.
Hoe dikker het materiaal,
hoe minder doordringbaar: 5 centimeter isolatie zal heel wat minder effectief zijn dan bijvoorbeeld 20 centimeter van dezelfde isolatie. Lambda-waarde (λ – waarde) De Lambda-waarde bepaalt het isolerende karakter van het materiaal. Deze waarde geeft aan hoe goed een materiaal, warmte, geleidt. Bij een hoge waarde zal er veel warmte verloren gaan, en bij een lage waarde weinig. De R waarde wordt bepaald door de dikte (van een materiaal (uitgedrukt in meters)) te delen door de λ – waarde.
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
39
Bijlage 3 Isolatiewijzer vloeren
Isolatiemateriaal
Toepassingen
Minerale w ol
Los materiaal Platen Rollen spijkerflensdeken Los materiaal Chips Platen Platen
Dikte in mm RC = 3,5 160 160 160 160 160 160 160 160
Schuim Platen Platen
120 120 140
0,035 0,035 0,040
Platen
80
0,023
Rollen Platen Platen Thermokussens Multifolie
175 0,050 175 0,050 175 0,050 Volgens opgave leverancier Volgens opgave leverancier
Geëxpandeerd polystyreen (EPS) Geëxtrudeerd polystyreen (XPS) Polyurethaanschuim (PUR) Pir, fenolformhaldehyde of resolschuim Pir platen, 2 zijdig gecacheerd met aluminium Schapenw ol Vlasvezels Isolatiefolies
Meerlagige drukvaste aluminium met een PE kern Geëxapandeerd perliet Schelpen
Platen
Bovenzijde
Onderzijde
Kruipruimte
λ– waarde
0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045
Los gestort
190
0,055
Los gestort
350
0,1
Legenda = bruikbaar = niet bruikbaar
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
40
Bijlage 4 Isolatiewijzer gevels
Isolatiemateriaal
Minerale w ol
Geëxpandeerd polystyreen (EPS) Geëxtrudeerd polystyreen (XPS) Polyurethaanschuim (PUR) Pir, fenolformhaldehyde of resolschuim Pir platen, 2 zijdig gecacheerd met aluminium Schapenw ol Vlasvezels Isolatiefolies
Meerlagige drukvaste aluminium met een PE kern Geëxapandeerd perliet Schelpen
Los materiaal Platen Rollen Spijkerflensdeken Los materiaal Chips Platen Platen
Dikte in mm RC = 3,5 160 160 160 160 160 160 160 160
Schuim platen Platen
120 120 140
0,035 0,035 0,040
Platen
80
0,023
Rollen Platen Platen Thermokussens Multifolie
175 0,050 175 0,050 175 0,050 Volgens opgave leverancier Volgens opgave leverancier
Toepassingen
Platen
Spouw (na Isolatie)
Binnenzijde
Buitenzijde
λ– waarde
0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045
Los gestort
190
0,055
Los gestort
350
0,1
Legenda = bruikbaar = niet bruikbaar
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
41
Bijlage 5 Isolatiewijzer plat dak
Isolatiemateriaal
Toepassingen
Minerale w ol
Los materiaal Platen Rollen spijkerflensdeken Los materiaal Chips Platen Platen
Dikte in mm RC = 3,5 160 160 160 160 160 160 160 160
Schuim Platen Platen
120 120 140
0,035 0,035 0,040
Platen
80
0,023
Rollen Platen Platen Thermokussens Multifolie
175 0,050 175 0,050 175 0,050 Volgens opgave leverancier Volgens opgave leverancier
Geëxpandeerd polystyreen (EPS) Geëxtrudeerd polystyreen (XPS) Polyurethaanschuim (PUR) Pir, fenolformhaldehyde of resolschuim Pir platen, 2 zijdig gecacheerd met aluminium Schapenw ol Vlasvezels Isolatiefolies
Meerlagige drukvaste aluminium met een PE kern Geëxapandeerd perliet Schelpen
Platen
Binnenzijde
Buitenzijde
λ– waarde
0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045
Los gestort
190
0,055
Los gestort
350
0,1
Legenda = bruikbaar = niet bruikbaar
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
42
Bijlage 6 Isolatiewijzer hellend dak
Isolatiemateriaal
Toepassingen
Minerale w ol
Los materiaal Platen Rollen Spijkerflensdeken Los materiaal Chips Platen Platen
Dikte in mm RC = 3,5 160 160 160 160 160 160 160 160
Schuim Platen Platen
120 120 140
0,035 0,035 0,040
Platen
80
0,023
Rollen Platen Platen Thermokussens Multifolie
175 0,050 175 0,050 175 0,050 Volgens opgave leverancier Volgens opgave leverancier
Geëxpandeerd polystyreen (EPS) Geëxtrudeerd polystyreen (XPS) Polyurethaanschuim (PUR) Pir, fenolformhaldehyde of resolschuim Pir platen, 2 zijdig gecacheerd met aluminium Schapenw ol Vlasvezels Isolatiefolies
Meerlagige drukvaste aluminium met een PE kern Geëxapandeerd perliet Schelpen
Platen
Binnenzijde
Buitenzijde
λ– waarde
0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045 0,045
Los gestort
190
0,055
Los gestort
350
0,1
Legenda = bruikbaar = niet bruikbaar
Versie 1.0 Dag 1: Bouw kunde – Wonen 2014
43