Meetinstrumenten voor effectmeting
Frieslab en projecten
Wat doet Frieslab? Frieslab signaleert en analyseert knelpunten in zorg en dienstverlening en zoekt ook naar oplossingen. Het gaat vooral om problemen in ketenzorg, ketenregie en de overgang tussen de wetten AWBZ, Wmo, WJZ, Zvw en Wpg. Hoe werkt Frieslab? Frieslab brengt experts en organisaties bij elkaar om voor deze knelpunten oplossingen te zoeken. Met de oplossingen wordt in projecten geëxperimenteerd. Frieslab ondersteunt bij het opstarten van de projecten en bundelt de resultaten in een advies aan de staatssecretaris.
Frieslab Oldehoofsterkerkhof 2 8911 DH Leeuwarden T: 058-750 54 50 E:
[email protected] I: www.frieslab.nl
Colofon Meetinstrumenten voor effectmeting Frieslab en projecten is een uitgave van Frieslab. Auteurs:
Drs. Ingrid Oomen, HHM Drs. Irma Oude Avenhuis, HHM Dr. Ir. Albertus Laan, HHM
Leeuwarden, november 2010
2
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
4
2. 2.1. 2.2. 2.3 2.4. 2.5.
Doel en uitgangspunten meetinstrument Frieslab Gevolgde aanpak Doel en werkwijze Frieslab Doel meetinstrument Uitgangspunten inhoud meetinstrument Uitgangspunten toepassing meetinstrumenten
5 5 6 7 8 9
3. 3.1. 3.2.
Opbouw en inhoud meetinstrument Opbouw en inhoud meetinstrumenten Toepassing meetinstrument
10 10 13
Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3. Bijlage 4.
Meetinstrument fase 0: Vragen over de intake van het knelpunt Meetinstrument fase 1: Vragen over het uitdiepen van het knelpunt Meetinstrument fase 2: Vragen over het uitwerken van een oplossing Meetinstrument fase 3: Vragen over de opstart en uitvoering van het project en de begeleiding door Frieslab Bijlage 5. Meetinstrument fase 4: Evaluatie van het project Bijlage 6. Meetinstrument fase 4a: Vragen voor cliënten Bijlage 7. Meetinstrument fase 4b: Vragen voor professionals Bijlage 8. Meetinstrument fase 4c: Vragen voor managers Bijlage 9. Meetinstrument fase 4d: Resultaat interventie Bijlage 10. Voorstel analyse en rapportage effectmeting Frieslab
3
15 17 19 21 23 24 33 34 36 37
1. Inleiding Zorg en welzijn zijn in Nederland lang niet overal goed op elkaar afgestemd. Er zijn diverse wetten en regelingen die zich richten op een goede uitvoering van diensten rondom preventie, welzijn en zorg. Even zoveel aanbieders richten zich vanuit de verschillende domeinen op dit onderwerp. Door deze veelheid aan regelingen en professionals is voor burgers de weg naar de juiste aanbieder moeilijk te vinden. Bovendien bestaat het risico dat cliënten door deze versnippering meer gebruikmaken van zorg dan feitelijk noodzakelijk is. Daarbij komt dat mensen vaak door meerdere professionals worden geholpen wat de tevredenheid van burgers niet ten goede komt. Frieslab Om de aansluiting tussen preventie, welzijn en zorg te bevorderen is Frieslab in het leven geroepen. Frieslab signaleert en analyseert in Friesland knelpunten in de ketenzorg op het terrein van de AWBZ, Wmo, WJZ, Zvw en Wpg. Daarnaast zoekt Frieslab in diverse projecten naar oplossingen voor deze knelpunten door experimenten uit te voeren. Daarbij staan de cliënt en de vergroting van zijn/haar zelfredzaamheid steeds centraal. Het ministerie van VWS, de Friese gemeenten, provincie Friesland en de zorgverzekeraar/ zorgkantoor De Friesland financieren Frieslab. Effectmeting Frieslab heeft aan bureau HHM gevraagd om een breed inzetbaar instrument te ontwikkelen voor het meten van effecten van de inzet van Frieslab en de effecten van de projecten die binnen Frieslab lopen. Leidraad voor het meetinstrument is de werkwijze van Frieslab. Op basis hiervan hebben we 5 instrumenten ontwikkeld. In deze rapportage beschrijven wij deze meetinstrumenten en hoe deze tot stand zijn gekomen. Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op het doel en de uitgangspunten van het breed inzetbare meetinstrument. In hoofdstuk 3 beschrijven wij de opbouw en inhoud van de verschillende meetinstrumenten. In de bijlagen 1 tot en met 10 zijn de meetinstrumenten opgenomen.
4
2. Doel en uitgangspunten meetinstrument Frieslab Dit hoofdstuk gaat in op de gevolgde aanpak en het doel en de uitgangspunten voor de ontwikkeling van het meetinstrument voor Frieslab en haar projecten. In paragraaf 2.1. beschrijven we de gevolgde aanpak. In paragraaf 2.2 gaan we in op het doel en de werkwijze van Frieslab. Paragraaf 2.3 beschrijft het beoogde doel van het meetinstrument. In de paragrafen 2.4 en 2.5 beschrijven we respectievelijk de uitgangspunten voor de inhoud en de toepassing van de meetinstrumenten. 2.1. Gevolgde aanpak Om het breed inzetbare meetinstrument voor Frieslab te ontwikkelen, heeft begin juni 2010 een inhoudelijke voorbereiding plaatsgevonden met de programmamanager van Frieslab. Dit om een scherper beeld te krijgen van de werkwijze en inzet van Frieslab. In deze voorbereiding zijn we tevens nader ingegaan op de vragen waarom meten?, wat meten? en hoe meten? De inhoudelijke voorbereiding leidde tot een notitie met een aantal aannames en concrete vragen. Deze notitie is medio juni 2010 besproken in een brainstormsessie met de programmamanager, enkele projectleiders en de coördinator Toegepast GezondsheidsOnderzoek van het UMCG. Hierbij is gekeken naar het doel en de inhoud van het meetinstrument vanuit het perspectief van de verschillende projecten die (gaan) lopen binnen Frieslab. Daarbij is ook ingegaan op de praktische toepasbaarheid van het instrument en het draagvlak onder de partijen. De uitkomsten van deze brainstormsessie en de inrichting van het meetinstrument zijn eind juni 2010 besproken met enkele leden van de begeleidingscommissie van Frieslab en de programmamanager van Frieslab. Op basis hiervan is het kader met uitgangspunten voor het meetinstrument en de uitwerking van begrippen geformuleerd. Dit kader was de leidraad voor de ontwikkeling van het meetinstrument voor het meten van de effecten van Frieslab en de effecten van de projecten die binnen Frieslab lopen. In augustus/september 2010 is de testversie van het ontwikkelde meetinstrument voorgelegd aan enkele projectleiders, de begeleidingscommissie en de stuurgroep van Frieslab. Op basis van de reacties en gesprekken hierover met enkele projectleiders en de programmamanager is het meetinstrument in november definitief gemaakt. De volgende paragrafen gaan nader in op het kader met de uitgangspunten voor de ontwikkeling van het meetinstrument.
5
2.2. Doel en werkwijze Frieslab Frieslab heeft als formele doelstelling: ● De systemen (AWBZ, Zvw, Wmo, WJZ, Wpg) maximaal ten dienste te stellen van de cliënt waarbij zij uitgaan van stimulering en mogelijk bevordering van de zelfredzaamheid. ● Eventuele knelpunten en kansen die voorkomen bij integrale ketenzorg op het terrein van de AWBZ, Zvw, Wmo, WJZ en Wpg te signaleren, te analyseren en naar oplossingen te zoeken. In de praktijk signaleert en analyseert Frieslab knelpunten in zorg en dienstverlening en zoekt ook naar oplossingen. Het gaat vooral om problemen in ketenzorg, ketenregie en de overgang tussen wetten zoals de AWBZ, Wmo, WJZ, Zvw en Wpg. Frieslab brengt experts en organisaties bij elkaar om voor deze knelpunten oplossingen te zoeken. Voor sommige oplossingen experimenteert Frieslab in projecten. Deze werkwijze ziet er (idealiter) als volgt uit:
Figuur 1. Werkwijze Frieslab kent de volgende vijf programmalijnen waarbinnen diverse projecten vallen: ● integrale cliëntondersteuning; ● dienst- en zorgverlening op maat; ● (her)inrichten zorg- en sociale infrastructuur in wijken, dorpen en buurten; ● ketenregie en ketenzorg maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, OGGZ en verslavingszorg; ● ketenregie en ketenzorg bij jeugdigen. Niet alle analyses van knelpunten (fase 1) leiden tot de vorming van een project. Ook bevinden de projecten zich in verschillende fasen en kennen zij ieder een eigen dynamiek. Dit betekent dat sommige projecten al wat verder zijn in de uitvoering (fase 3) dan andere projecten.
6
2.3. Doel meetinstrument Ambitie Frieslab De ambitie binnen Frieslab is dat door een nieuwe werkwijze (proces) andere resultaten (uitkomsten) worden geboekt. Dit geldt zowel voor de verschillende experimenten in de projecten als de feitelijke inzet en toegevoegde waarde van Frieslab. De projecten binnen Frieslab richten zich op de verschuiving naar minder zware of ingrijpende vormen van zorg, diensten en ondersteuning, bij minimaal gelijkblijvende cliënttevredenheid. Ook de ondersteuning van Frieslab is gericht op het ondersteunen van deze beweging. Het meetinstrument moet dan ook zichtbaar maken tot welke effecten de interventies van het project leiden en de verschuiving in de keten (preventie, welzijn, care, cure) in geld kunnen uitdrukken. Met andere woorden: het gaat om het meten van de resultaten van interventies en de daarmee gepaard gaande verschuiving in de (kosten van) zorg- en/of dienstverlening binnen en tussen de verschillende domeinen. Tevens moet het meetinstrument inzicht geven in de toegevoegde waarde van Frieslab en de leerervaringen rond Frieslab. Frieslab wil kijken naar de effecten van haar inzet in alle vier de fasen uit de cyclus. Het meetinstrument hoeft deze effecten niet in geld c.q. kosten/baten uit te drukken maar meer in kwalitatieve zin. Denk aan de mate waarin mensen zijn geraakt of ideeën hebben opgedaan over hoe het anders kan of nu beter geïnformeerd zijn over de (on) mogelijkheden van de wet. Theoretisch kader Frieslab wil de samenhang tussen de verschillende wetten bevorderen en probeert te komen tot ontschotting. Verdieping in de materie rondom ontschotting leert dat er in feite maar twee werkzame strategieën zijn om tot ontschotting te komen: de inhoud centraal stellen en cultuurverandering (RMO 2004). Dat is ook de koers die Frieslab nu vaart. Frieslab investeert tijd in het helder krijgen wat partijen willen, waarom het niet kan en hoe je binnen de huidige wet- en regelgeving de zaken kunt optimaliseren, gericht op ketenzorg. Hierbij speelt zowel inhoud als cultuurverandering een rol. Uit de praktijk blijkt dat er verschillende interventies nodig zijn op drie niveaus om ketenzorg te realiseren1. Deze niveaus zijn: • cliëntniveau; • professionalniveau; • organisatieniveau. Het meetinstrument gaat daarom in op het meten van effecten op deze drie niveaus. Samenvattend betekent dit dat het meetinstrument bestaat uit uitkomstvariabelen (veranderingen bij de cliënt en veranderingen in de aanpak) en procesvariabelen (kenmerken van de nieuwe werkwijze en hoe die tot stand komt).
1
Bron presentatie: Ketenzorg, stand van zaken door prof.dr. Robbert Huijsman MBA, Hoogleraar integraal zorgmanagement Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit Rotterdam (8 juni 2010) en proefschrift van Karin Lemmens, Improving chronic care; developing and testing disease-management interventions applied in COPD care. iBMG/EUR, 30 juni 2009.
7
2.4. Uitgangspunten inhoud meetinstrument Het meetinstrument moet zich op de volgende onderwerpen richten: Inhoud en resultaat van de interventies Dit betreft zowel een concrete beschrijving van de activiteiten van Frieslab en de hierbij gehanteerde werkwijze in de vier fasen, als de ‘nieuwe’ activiteiten waarmee in de projecten wordt geëxperimenteerd. Inzicht in de verschuiving van de zorg- en dienstverlening ● verschuiving kwantificeren aan de hand van de casusbeschrijving; ● op cliëntniveau inzicht krijgen in de verschuiving van de zorg- en dienstverlening en daaruit afleiden wat de uitkomsten betekenen voor de verschillende financieringsstromen waarop Frieslab zich richt. Effecten voor cliënten Met het meetinstrument wil Frieslab inzicht krijgen in de volgende aspecten: ● tevredenheid; ● zelfredzaamheid; ● eigen regie; ● sociaal netwerk. Deze vier aspecten hebben we als volgt geoperationaliseerd: Tevredenheid De tevredenheid gaat over de algemene tevredenheid met het nieuwe aanbod van zorg/ ondersteuning/dienstverlening. Uitgaande van een verschuiving in de keten (preventie, welzijn, care, cure) met minimaal gelijkblijvende cliënttevredenheid. Het gaat erom of de interventie er voor zorgt dat het aanbod beter aansluit bij de vraag en behoefte van cliënten en of deze ook houdbaar is. Daarnaast gaat tevredenheid over de keuzemogelijkheden in de zorg- en dienstverlening. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid heeft in de meetinstrumenten betrekking op de mate waarin hulp en ondersteuning nodig is in het dagelijks leven. Het gaat hierbij om het voor jezelf kunnen zorgen op het fysieke, psychische en sociale domein. Eigen regie In dit meetinstrument hebben we eigen regie geoperationaliseerd in eigen kracht. Daarbij gaan we in op de volgende onderdelen: sociale steun; erbij horen; zelfmanagement; professionele hulp; ervaren autonomie. Sociaal netwerk Onder het sociale netwerk verstaan wij de sociale contacten die cliënten hebben en de activiteiten die zij ondernemen waarmee men in contact komt met andere mensen.
8
Effecten voor betrokken professionals Waar ‘schuurt’ het of ‘botst’ het in de praktijk op het niveau van de professional? Hebben ervaren professionals genoeg professionele vrijheid om de ‘nieuwe werkwijze’ c.q. interventie uit te voeren? Hoe ervaren de professionals hun ‘nieuwe/andere’ rol? Effecten voor betrokken organisaties Waar ‘schuurt’ of ‘botst’ het met de bestaande praktijk, het huishoudboekje, staande kaders en staande financiering? 2.5. Uitgangspunten toepassing meetinstrumenten Voor de toepassing van het meetinstrument zijn de volgende uitgangspunten aangegeven: ● Het instrument moet eenvoudig toepasbaar zijn, zowel de meting als de analyse van de gegevens (de programmamanager en meerdere projectleiders moeten met het instrument kunnen werken). ● Insteek is een pragmatisch perspectief met aandacht voor de gangbare validiteit- en betrouwbaarheidseisen. ● Om de effecten bij cliënten te meten vindt een vergelijking in de tijd plaats (voor- en nameting). ● Aansluiting zoeken bij (onderdelen van) instrumenten die in ontwikkeling zijn of worden gebruikt binnen de verschillende Frieslab-projecten of op andere plaatsen in het land.
9
3. Opbouw en inhoud meetinstrument Aan de hand van het kader met de uitgangspunten en uitwerking van de begrippen zoals in het vorige hoofdstuk geschetst, hebben wij het meetinstrument ontwikkeld. Dit hoofdstuk beschrijft in paragraaf 3.1 de opbouw en inhoud van het meetinstrument. Paragraaf 3.2 gaat in op de toepassing van het meetinstrument. In de bijlagen hebben we de meetinstrumenten opgenomen met een invulinstructie voor de respondenten. 3.1. Opbouw en inhoud meetinstrumenten De leidraad voor het meetinstrument is de cyclus van Frieslab met de vier fasen (zie figuur 1). Deze cyclus wordt echter niet altijd helemaal doorlopen. Niet elk knelpunt dat in fase 1 bij Frieslab wordt aangemeld, resulteert in het uitvoeren van een project. Ook adopteert Frieslab (lopende) projecten die passen bij haar doelstelling maar fase 1 en 2 uit de cyclus niet hebben doorlopen. Het meetinstrument is daarom uit vijf meetinstrumenten opgebouwd. In het stroomschema op de volgende pagina staat aangegeven hoe de meetinstrumenten samenhangen met de vier fasen binnen de werkwijze van Frieslab. De meetinstrumenten kunnen separaat worden ingevuld. Hoe meer stappen uit de cyclus zijn doorlopen hoe meer meetinstrumenten rond het betreffende knelpunt en project zijn ingevuld. Het meetinstrument bevat verschillende onderdelen. Tabel 1 geeft deze onderdelen weer. Meetinstrument
Onderdelen
Meetinstrument 0
Vragen over de intake van het knelpunt.
Meetinstrument 1
Vragen over het uitdiepen van het knelpunt.
Meetinstrument 2
Vragen over het uitwerken van een oplossing voor het knelpunt.
Meetinstrument 3
Vragen over de uitvoering van het project en de begeleiding door Frieslab.
Meetinstrument 4
Vragen over de evaluatie van het project, vanuit de invalshoeken: Module a: cliënten; Module b: professionals; Module c: managers; Module d: resultaat interventie: verschuiving zorg- en dienstverlening.
Tabel 1. Onderdelen meetinstrument De ambitie is dat door een nieuwe werkwijze (proces) andere resultaten (uitkomsten) worden geboekt.
10
Dit geldt zowel voor de experimenten in de projecten als de feitelijke inzet en toegevoegde waarde van Frieslab. Het meetinstrument bestaat dan ook uit proces- en uitkomstvariabelen. De meetinstrumenten 0 t/m 4b bevatten veel open vragen en zijn kwalitatief van aard. De meetinstrumenten 4c en 4d geven ook kwantitatief inzicht. De inzet van Frieslab op zich betreft ook een nieuwe werkwijze. In het meetinstrument zijn dan ook vragen opgenomen om de leerervaringen rond Frieslab mee te nemen. Dit geeft bijvoorbeeld inzicht in criteria voor het starten van experimenten binnen de doelstelling van Frieslab en dit kan op bredere schaal van toegevoegde waarde zijn.
11
Melding knelpunt
Meetinstrument 0
Intake knelpunt
Einde Nee
Continuering inzet Frieslab?
Ja Uitdiepen knelpunt
Einde Nee
Meetinstrument 1
Fase 1 cyclus Frieslab: knelpunten inventariseren
Meetinstrument 2
Fase 2 cyclus Frieslab: experts: van knelpunten naar oplossingen
Continuering inzet Frieslab?
Ja Vaststellen oplossing knelpunt
Type oplossing
Einde
Einde Anders
inzicht in het knelpunt
Experiment met nieuwe werkwijze Begeleiden project
Meetinstrument 3
Fase 3 cyclus Frieslab: projecten begeleiden
Evalueren project
Meetinstrument 4
Fase 4 cyclus Frieslab: projectresultaten meten
Einde
Figuur 2. Stroomschema werkwijze Frieslab en de meetinstrumenten
12
3.2. Toepassing meetinstrument De meetinstrumenten kunnen separaat worden ingevuld en kennen verschillende respondenten. Tabel 2 geeft een samenvattend overzicht van de inhoud van het meetinstrument, de respondenten en wie de coördinatie en regie heeft. Dat wil zeggen wie bewaakt dat het betreffende meetinstrument wordt ingevuld. Meetinstrument
Respondenten
Coördinatie en regie
0: intake knelpunt
● ●
Programmamanager Frieslab Aanmelder knelpunt
Programmamanager Frieslab
1: uitdiepen knelpunt
● ●
Programmamanager Frieslab Aanmelder knelpunt
Programmamanager Frieslab
2: uitwerken oplossing
● ● ●
Programmamanager Frieslab Aanmelder knelpunt Projectleider Frieslab project
Programmamanager Frieslab
●
Projectleider Frieslab project Programmamanager Frieslab (vraag 6 t/m 11)
Programmamanager Frieslab
knelpunt
3: uitvoering project en begeleiding door Frieslab
●
4: evaluatie project:
Module a: cliënten
Professional vraagt cliënt en/of vult het samen in, afname op 3 twee momenten2 bij eerste contact na 8 maanden
Projectleider Frieslab project
Module b: professionals
Betrokken professionals die nieuwe werkwijze uitvoeren
Projectleider Frieslab project
Module c: managers
Managers van betrokken organisaties/professionals
Projectleider Frieslab project
● ●
Module d: resultaat interventie
Professional en projectleider werken casus uit Na effectmeting berekent projectleider samen met financiers de verschuiving in kosten van de zorg- en dienstverlening, op cliëntniveau en voor hele doelgroep van het project
Projectleider Frieslab project
Tabel 2. samenvattend overzicht van de inhoud van het meetinstrument/module, de respondenten en de coördinatie en regie
2
Voor de (nabestaanden van) palliatieve cliënten is de ontwikkelde vragenlijst geïntegreerd met het reeds gebruikte evaluatieformulier. Bij de start van het contact en beëindiging van de inzet, vult de casemanager palliatieve zorg de omvang van de zorg- en dienstverlening die de cliënt op dat moment ontvangt. Daarnaast evalueert de casemanager palliatieve zorg met de nabestaanden van de cliënt over de inzet en begeleiding door de casemanager.
3
Voor de lopende projecten ‘de klant als regisseur (Mienskipssoarch) en ‘Dichter bij de burger’ wordt bij de effectmeting gebruik gemaakt van de bestaande vragenlijsten voor cliënten.
13
Frieslab wil aan haar opdrachtgevers rapporteren over de (kwalitatieve) effecten van de interventies in de projecten en de verschuiving in kosten van de zorg- en dienstverlening binnen en tussen de verschillende domeinen. Daarbij rapporteert Frieslab ook over de toegevoegde waarde van Frieslab en de leerervaringen rond de inzet van Frieslab. Verwerken, analyseren en rapporteren Degene die de coördinatie en regie heeft over het meetinstrument is verantwoordelijk voor het digitaal invullen van het meetinstrument (of zorgen dat de vragen worden ingevuld), het verwerken van de uitkomsten, de analyse en de rapportage. Naast een rapportage per afzonderlijk meetinstrument, kan de programmamanager van Frieslab de resultaten van de vijf meetinstrumenten samenvoegen in één rapportage om de effecten van Frieslab(projecten) integraal te presenteren. De werkwijze/cyclus van Frieslab is hierbij een bruikbare kapstok. De resultaten volgen dan de vier fasen. In bijlage 10 geven we per meetinstrument een format voor het verwerken, analyseren en presenteren van de uitkomsten.
14
De bijlagen 1 tot en met 4 en bijlage 10 zijn niet publiekelijk beschikbaar.
15
Bijlage 5.
Meetinstrument fase 4: Evaluatie van het project Meetinstrument 4: Evaluatie van het project
Inhoud meetinstrument ● Dit meetinstrument gaat over de projectresultaten vanuit het perspectief van de cliënt, betrokken professionals, managers en het resultaat van de interventie in termen van verschuiving van zorg- en dienstverlening ● Kernvraag is: wat levert het project op? ● Het meetinstrument is opgebouwd uit de volgende vier modules: — Module 4a is bedoeld voor cliënten (bijlagen 6, 7, 8 en 9); — Module 4b is bedoeld voor de betrokken professionals (bijlage 10); — Module 4c is bedoeld voor de managers van betrokken organisaties (bijlage 11); — Module 4d gaat over het resultaat van de interventie (bijlage 12). Invulinstructie ● Per module is aangegeven voor welke respondenten de vragen bedoeld zijn. ● De projectleider zorgt ervoor dat de betreffende respondenten de modules invullen en bundelt de informatie voor de programmamanager van Frieslab. Nota Bene Enkele projecten van Frieslab lopen al enige tijd. Daarom is voor de (nabestaanden van) palliatieve cliënten de ontwikkelde vragenlijst (bijlage 6) geïntegreerd met het reeds gebruikte evaluatieformulier. Bij de start van het contact en beëindiging van de inzet, vult de casemanager palliatieve zorg de omvang van de zorg- en dienstverlening die de cliënt op dat moment ontvangt. Daarnaast evalueert de casemanager palliatieve zorg met de nabestaanden van de cliënt over de inzet en begeleiding door de casemanager. Bijlage 7 bevat de geïntegreerde vragenlijst. Voor de lopende projecten ‘de klant als regisseur (Mienskipssoarch) en ‘Dichter bij de burger’ wordt bij de effectmeting gebruik gemaakt van de bestaande vragenlijsten voor cliënten. Deze vragenlijsten zijn respectievelijk opgenomen in bijlage 8 en 9.
16
Bijlage 6.
Meetinstrument fase 4a: Vragen voor cliënten
Meetinstrument fase 4: Evaluatie van het project Module 4a: Vragen voor cliënten
Invulinstructie ● De professional die contact heeft met de cliënt zorgt ervoor dat de cliënt de vragenlijst invult of doet dit samen met de cliënt ● Afname op twee momenten: tijdens het eerste contact en 8 maanden na dit eerste contact (afhankelijk van verwachte termijn waarbinnen interventie effect zal hebben). Bij het eerste moment hebben de vragen betrekking op de oude situatie, dat wil zeggen: voordat Frieslab en/of het project in beeld was. ● De vragen gaan over: — Cliëntgegevens — Tevredenheid — Zelfredzaamheid — Eigen regie — Sociaal netwerk — Omvang van de zorg- en dienstverlening (omdat de cliënt niet altijd weet uit welk domein de zorg- en/of dienstverlening komt, heeft de professional hierbij de leiding) ● De antwoordmogelijkheden zijn per vraag aangegeven. Bij de open vragen en toelichting kunt u zoveel tekst typen als u zelf wilt. ● Voor (nabestaanden van) palliatieve cliënten is een aparte vragenlijst ontwikkeld, aansluitend bij de bestaande evaluatie die de casemanager palliatieve zorg houdt met de nabestaanden. Zie bijlage 7. De lopende projecten ‘De klant als regisseur’ en ‘Dichtbij de burger’ maken voor de effectmeting gebruik van de vragenlijsten in respectievelijk bijlage 8 en bijlage 9.
Algemeen Datum van invullen:
jaar
Ingevuld door: Betreft
eerste meting of
tweede meting (svp. aankruisen wat van toepassing is)
Algemene cliëntgegevens 1. Wat is uw leeftijd? jaar 2. Wat is uw geslacht? Man Vrouw 3. Wat is uw burgerlijke staat? Gehuwd Gescheiden Weduwe / weduwnaar / partner overleden Ongehuwd Duurzaam samenlevend, ongehuwd
17
Algemene cliëntgegevens 4. Wat is uw woonsituatie? Zelfstandig, alleen Zelfstandig, met anderen (partner, kinderen enzovoort) verzorgingshuis / woonzorgcentrum sinds Verpleeghuis sinds Aanleunwoning 5. Wat is de hoogste opleiding die u hebt afgemaakt? minder dan 6 klassen lagere school 6 klassen lagere school, lom-school, mlk-school meer dan lagere school / basisschool zonder verder afgesloten opleiding ambachtsschool Mulo, mms. Mavo, middelbaar beroepsonderwijs Hbs, gymnasium, atheneum Universiteit / hoger onderwijs
Tevredenheid
De volgende stellingen gaan over uw tevredenheid wat betreft alle formele en informele zorgen dienstverlening die u ontvangt. Kruis bij iedere stelling aan in hoeverre u het eens bent met de stelling. Stellingen
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
1. De huidige zorg- en/of dienstverlening voldoet aan mijn behoefte. 2. De huidige zorg- en/of dienstverlening voldoet aan mijn verwachting/eisen. 3. Ik mis een bepaalde vorm van zorg- en/of dienstverlening. 4. Ik ervaar geen problemen op het vlak van organisatie en afstemming van zorg- en/of dienstverlening. 5. Ik weet waar ik terecht kan met vragen bij de verschillende organisaties. 6. Ik vind dat van de mantelzorger(s) teveel wordt gevraagd.
(Bron: vragenlijst Mienskipssoarch)
Kon u kiezen ofwel kon u zelf uw pakket van zorg- en dienstverlening samenstellen? Ja Nee, waarom niet: Welke aspecten van het zorg- en/of hulpverleningsaanbod wilt u verbeterd zien?
18
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid heeft betrekking op de mate waarin zorg en ondersteuning nodig is in het dagelijkse leven. Het gaat hierbij om het voor jezelf kunnen zorgen op onder andere het fysieke, psychische en sociale domein. Fysiek domein (functioneren ADL)
De volgende vragen gaan over hoe u functioneert in het dagelijks leven. Kies uw antwoord voor de situatie zoals deze nu is. Kruis bij iedere vraag het antwoord aan dat het beste bij u past. Vragen
Ja
Nee
Van wie?
1. Hebt u hulp nodig bij het baden of douchen? 2. Hebt u hulp nodig bij het aankleden? 3. Hebt u hulp nodig bij het kammen van uw haar of het scheren? 4. Hebt u hulp nodig met naar het toilet gaan? n.v.t.
5. Maakt u gebruik van incontinentiemateriaal? 6. Hebt u hulp nodig bij het opstaan uit een stoel? 7. Hebt u hulp nodig bij het lopen? 8. Hebt u hulp nodig bij het eten? 9. Hebt u hulp nodig bij het gebruiken van de telefoon? 10. Hebt u hulp nodig bij het reizen? 11. Hebt u hulp nodig bij het boodschappen doen? 12. Hebt u hulp nodig bij het bereiden van een maaltijd? 13. Hebt u hulp nodig bij huishoudelijk werk? 14. Hebt u hulp nodig bij het innemen van medicijnen? 15. Hebt u hulp nodig bij het omgaan met geld?
(bron: MDS (Katz-15)) Psychisch domein (psychisch welbevinden)
De volgende vragen gaan over hoe u zich de afgelopen maand hebt gevoeld. Kruis bij iedere vraag het antwoord aan dat het beste bij u past. Vragen 1. Hoe vaak bent u in de afgelopen maand nerveus geweest? 2. Hoe vaak hebt u zich in de afgelopen maand kalm en rustig gevoeld? 3. Hoe vaak hebt u zich de
19
Altijd
Heel vaak
Redelijk vaak
Soms
Bijna nooit
Nooit
Vragen
Altijd
Heel vaak
Redelijk vaak
Bijna
Soms
Nooit
nooit
afgelopen maand neerslachtig en somber gevoeld? 4. Hoe vaak hebt u zich de afgelopen maand gelukkig gevoeld? 5. Hoe vaak hebt u zich de afgelopen maand zo somber gevoeld dat niets u kon opvrolijken?
(Bron: MDS (Subschaal Psychisch Welbevinden RAND-36)) Sociaal domein
Hoe vaak bent u belemmerd door uw lichamelijke gezondheid of emotionele problemen in uw sociale activiteiten (zoals bezoek aan vrienden of naaste familieleden)? Kruis het antwoord aan dat het beste bij u past. Voortdurend Meestal Soms Zelden Nooit (Bron: MDS vraag 10 RAND-36))
Eigen regie
De volgende vragen gaan over de mate waarin u zelf uw leven kunt organiseren en coördineren. Kruis bij iedere stelling het antwoord aan dat het beste bij u past. Stellingen
Sociale steun
Erbij horen
20
Mee
Neu-
Mee
oneens
traal
eens
De mensen om mij heen accepteren mij.
1
2
3
4
5
Mijn omgeving biedt mij een luisterend oor.
1
2
3
4
5
De mensen om mij heen nemen me zoals ik ben.
1
2
3
4
5
De mensen van wie ik hou steunen mij.
1
2
3
4
5
Ik kan passende ondersteuning krijgen als dat nodig is.
1
2
3
4
5
Ik heb een goede verstandhouding met de mensen om mij heen.
1
2
3
4
5
Ik kan terugvallen op de mensen om mij heen.
1
2
3
4
5
Ik heb regelmatig afspraken buiten de deur.
1
2
3
4
5
Stellingen
Zelfmanagement
Professionele hulp
Ervaren autonomie
Mee
Neu-
Mee
oneens
traal
eens
Ik kan mijn ervaringen delen met anderen.
1
2
3
4
5
Ik heb het gevoel dat ik ergens bij hoor.
1
2
3
4
5
Ik ervaar rust en veiligheid in mijn woning.
1
2
3
4
5
Ik heb elke dag voldoende te doen.
1
2
3
4
5
Ik doe dingen die ik belangrijk vind.
1
2
3
4
5
Ik weet mijn grenzen te trekken.
1
2
3
4
5
Ik weet wat ik beter wel en niet kan doen.
1
2
3
4
5
Ik durf om hulp te vragen.
1
2
3
4
5
Ik weet waar ik goed in ben.
1
2
3
4
5
Ik heb structuur in mijn leven.
1
2
3
4
5
Mijn hulpverlener en ik hebben een goede samenwerkingsrelatie
1
2
3
4
5
Mijn hulpverlener gaat uit van mijn mogelijkheden in plaats van mijn beperkingen
1
2
3
4
5
Mijn hulpverlener is er als ik hem/haar nodig heb
1
2
3
4
5
De hulpverlening sluit goed aan bij mijn leven
1
2
3
4
5
Ik kan mij met ondersteuning goed redden in het dagelijks leven
1
2
3
4
5
Ik kan zelf bepalen hoe mijn dag eruit ziet
1
2
3
4
5
Ik kan opstaan/naar bed gaan als ik dat wil
1
2
3
4
5
De dagen/tijdstippen waarop ik ondersteuning krijg, komen mij goed uit
1
2
3
4
5
Ik kan de dingen doen die ík belangrijk vind
1
2
3
4
5
Ik kan in huis komen waar ik wil
1
2
3
4
5
Ik kan buitenshuis komen waar ik wil
1
2
3
4
5
(Bron: Nederlandse Empowerment Vragenlijst (Trimbos-instituut) (subschalen NEL/CQ: sociale steun, erbij horen, zelfmanagement, professionele hulp en ervaren autonomie))
Sociaal netwerk Bij sociaal netwerk gaat het over de sociale contacten die cliënten hebben en de activiteiten die zij ondernemen waarmee men in contact komt met andere mensen. Het aantal sociale contacten
De volgende vraag gaat over het aantal sociale contacten dat u heeft. Kruis voor de onderstaande groepen mensen aan hoe vaak u per week contact met hen heeft.
21
Groep
Hoe vaak contact? (ontmoeten thuis of buitenshuis, bellen, e-mailen)
Familie
0 keer 1-2 keer
3-5 keer 6-10 keer
Meer dan 10 keer
Vrienden
0 keer 1-2 keer
3-5 keer 6-10 keer
Meer dan 10 keer
Buren
0 keer 1-2 keer
3-5 keer 6-10 keer
Meer dan 10 keer
Kennissen
0 keer 1-2 keer
3-5 keer 6-10 keer
Meer dan 10 keer
Het deelnemen aan activiteiten
De volgende vraag gaat over de activiteiten die u doet, waarmee u in contact komt met anderen. Denk hierbij aan (vrijwilligers)werk, studie/cursus, winkelen, bewegen/sport, bezoek brengen aan mensen of bezoek ontvangen. Wat doet u zoal in een week? Ik heb meerdere activiteiten per week, waarmee ik in contact kom met veel mensen. Ik heb elke week een andere activiteit, waarmee ik in contact kom met redelijk veel mensen. Ik heb bijna altijd dezelfde activiteit, waarmee ik in contact kom met steeds dezelfde mensen. Ik heb (bijna) geen activiteiten waarmee ik in contact kom met andere mensen.
(Bron: screeningsinstrument vragenlijst NPO09.0372 (onderdeel relatie met anderen)) Het hebben van contact met andere mensen De volgende vraag gaat over het hoe uw contact is met andere mensen? Ik heb genoeg contacten met andere mensen en kan goed met ze opschieten. Ik heb wel contact met andere mensen, maar er zijn ook wel eens spanningen met anderen. Het lukt me niet goed contacten en vriendschappen te sluiten of te onderhouden. Contacten en vriendschappen lopen vaak uit op ruzie; ik voel me daardoor ellendig en wel eens eenzaam.
(Bron: screeningsinstrument vragenlijst NPO09.0372 (onderdeel relatie met anderen)) Uit welke onderdelen bestaat de zorg- en dienstverlening van de cliënt?
Als onderstaande dienstverlening niet aan de orde is, hoeft u niets in te vullen Informele zorg (mantelzorg, gebruikelijke zorg, eigen netwerk) Huishoudelijke hulp Activiteiten op het gebied van ADL-ondersteuning Boodschappen Klusjes in huis Administratie
22
Aantal uren week
Door wie?
Informele zorg (mantelzorg, gebruikelijke zorg, eigen netwerk)
Aantal uren week
Door wie?
Onderhoud tuin Coördinatie zorg, allerlei dingen regelen Toezicht houden, ‘oppassen’ op de cliënt Anders, namelijk: Anders, namelijk:
Wmo-ondersteuning (op basis van indicatie) Huishoudelijke hulp
Aantal geïndiceerde uren per week: Aantal geleverde uren week:
Vervoer Woningaanpassing Overig, namelijk:
Betaalt u een eigen bijdrage voor de hulp die u krijgt? Nee Ja Zo ja, voor welke hulp betaalt u een eigen bijdrage?
De volgende vragen met ja of nee beantwoorden Wmo-ondersteuning (overig) Hulp bij financiën Lotgenotencontact Maaltijdvoorziening (thuis, restaurant) Alarmering Ouderenadviseur, omtinker, meitinker Dagopvang Huisbezoeken Maatschappelijk werk Maatjesprojecten / vrijwilligers Welzijnsvoorzieningen Meer bewegen voor ouderen Administratieve ondersteuning Bezoek opvang dementerenden Overig, namelijk
23
Ja
Nee
Als onderstaande AWBZ-zorg niet aan de orde is, vult u dan s.v.p. 0 in AWBZ-zorg
Aantal geïndiceerde
Aantal geleverde uren zorg
uren zorg week
per week
Begeleiding individueel (BG-ind) Begeleiding groep (BG-groep) Persoonlijke verzorging (PV) Verpleging (VP) (Tijdelijk) Verblijf (VBtijd) Behandeling (BH) Betaalt u een eigen bijdrage voor de zorg die u krijgt? Nee Ja Zo ja, voor welke hulp betaalt u een eigen bijdrage?
Als onderstaande zorg/behandeling uit de Zorgverzekeringswet niet aan de orde is, vult u dan s.v.p. 0 in. Zorg/behandeling uit de Zorgverzekeringswet
Omvang
Huisarts
keer per week
Fysiotherapeut
keer per week
Oefentherapeut
keer per week
Ergotherapeut
keer per week
Diëtist
keer per week
Psycholoog
keer per week
Arts/specialist
keer per week
Ziekenhuisopname
dagen
Overig, namelijk
Betaalt u een eigen bijdrage voor de zorg die u krijgt? Nee Ja Zo ja, voor welke hulp betaalt u een eigen bijdrage?
NB. De interventies/projecten richten zich veelal op kwetsbare mensen en mensenlevens waarin veel gebeurt. De vragenlijst is een momentopname. Het kan zijn dat door de interventie op korte termijn bij de cliënt een effect optreedt, dat bij een herhaalmeting na een jaar weer is verdwenen. Daarom bij een herhaalmeting de volgende vraag met de cliënt bespreken.
24
Zijn er tijdens het project/interventie belangrijke zaken gebeurd die op de omvang van de zorg- en dienstverlening van invloed zijn?
Nee Ja, toelichting
25
Bijlage 7.
Meetinstrument fase 4b: Vragen voor professionals
Meetinstrument fase 4: Evaluatie van het project Module 4b: Vragen voor professionals Invulinstructie ● In te vullen door de betrokken professionals aan het eind van het project (of effectmeting voor Frieslab). De projectleider bewaakt dit. ● Bij de open vragen kunt u zoveel tekst typen als u zelf wilt
1. Wat is uw rol binnen het project?
2. Waarin verschilt het project van de oude (reguliere) werkwijze?
3. Wat is volgens u de toegevoegde waarde van het project?
4. Welke meerwaarde heeft dit project voor de cliënt?
5. Waar ‘botst’ of ‘schuurt’ de uitvoering van het project met bestaande praktijk/kader/financiering?
6. Hoe vindt u de ondersteuning van uw organisatie om het project uit te voeren?
7. Ervaart u voldoende (professionele) vrijheid om de nieuwe werkwijze uit te voeren?
8. Hoe verhouden uw werkzaamheden binnen het project zich tot uw reguliere werk? In termen van case load: In termen van tijdbesteding: In termen van inhoud van werkzaamheden: In termen van samenwerking met ketenpartners: 9. Waarin is het project geslaagd en wat waren daarbij de succesfactoren?
10. Wat is in het project niet gelukt en waarom niet, wat is hiervoor nodig?
11. Hoe werkt de nieuwe werkwijze binnen het project in de toekomst door in uw organisatie?
12. Hoe denkt u dat de nieuwe werkwijze binnen het project bij andere betrokken organisaties doorwerkt in de toekomst?
13. Welke aanvullende opmerkingen wilt u maken?
26
Meetinstrument fase 4: Evaluatie van het project Module 4b: Vragen voor professionals
27
Bijlage 8.
Meetinstrument fase 4c: Vragen voor managers
Meetinstrument fase 4: Evaluatie van het project Module 4c: Vragen voor managers Invulinstructie ● In te vullen door managers van de betrokken organisaties/professionals aan het eind van het project (of effectmeting voor Frieslab). De projectleider bewaakt dit. ● Bij de open vragen kunt u zoveel tekst typen als u zelf wilt
1. Wat is uw rol binnen het project?
2. Waarin verschilt het project van de oude (reguliere) werkwijze?
3. Wat is volgens u de toegevoegde waarde van het project?
4. Welke meerwaarde heeft dit project voor de cliënt?
5. Wat vraagt het project van u als manager?
6. Hoe ervaart u de inzet van de professional: combinatie van eigen, reguliere werk en de werkzaamheden voor het project? (caseload, tijdbesteding, cultuurverandering, professionele vrijheid)
7. Hoe verloopt de samenwerking met ketenpartners binnen het project?
8. Waar ‘botst’ of ‘schuurt’ de uitvoering van het project met de staande praktijk/staande kaders/staande financiering?
9. Waarin is het project geslaagd en wat waren de succesfactoren daarbij?
10. Wat is in het project niet gelukt en waarom niet, wat is hiervoor nodig?
11. Hoe werkt de nieuwe werkwijze binnen het project in de toekomst door in uw organisatie?
12. Wat is de toegevoegde waarde van Frieslab voor/binnen dit project?
13. Welke aanvullende opmerkingen wilt u maken?
28
Bijlage 9.
Meetinstrument fase 4d: Resultaat interventie
Meetinstrument fase 4: Evaluatie van het project Module 4d: Resultaat interventie
Om inzicht te krijgen in de verschuiving van zorg- en dienstverlening in de keten (preventie, welzijn, care, cure) is het goed om het gebruik van de zorg- en dienstverlening van de cliënt in kaart te brengen op twee momenten. Dit is bij het eerste contact met de cliënt en 8 maanden na dit eerste contact (afhankelijk van verwachte termijn waarbinnen de interventie effect zal hebben), zie module 4a: Vragen voor cliënten. De verschuiving in de zorg- en dienstverlening op cliëntniveau kan de projectleider samen met de financiers in geld uitdrukken door gebruik te maken van de bijbehorende gangbare kosten/tarieven. Dit kan voor alle betrokken cliënten in het project bij elkaar worden opgeteld. Hieruit kan worden afgeleid wat de uitkomsten betekenen voor de verschillende financieringsstromen waarop Frieslab zich richt. Daarbij stellen wij voor om de uitkomsten te illustreren met een casus. Invulinstructie Module 4a in te vullen door de professional en de cliënt bij de start van het contact en 8 maanden na dit eerste contact. De projectleider bewaakt dit. ● Uitkomsten omvang zorg- en dienstverlening van de eerste en de tweede meting met elkaar vergelijken en de verschuiving berekenen samen met de financiers. Zie onderstaande toelichting. ● Uitwerken casus door professional (samen met projectleider), zie onderstaande leidraad voor casusbeschrijving ●
Leidraad casusbeschrijving 1. Algemene cliëntgegevens (denk aan leeftijd, geslacht) 2. Lichamelijk functioneren 3. Psychosociaal functioneren 4. Woon- en leefsituatie 5. Zelfredzaamheid (tevens toets bij cliënten via module 4a) 6. Maatschappelijke participatie (toets sociaal netwerk en activiteiten bij cliënten via module 4a) 7. Algehele tevredenheid (tevens toets bij cliënten via module 4a) Toelichting verschuiving zorg- en dienstverlening
Per afzonderlijk project vult de cliënt samen met de professional op twee momenten de vragen in module 4a in. Per meetmoment (nulmeting en effectmeting na 8 maanden) verwerkt en analyseert de projectleider de antwoorden van alle cliënten op de afzonderlijke vragen en rapporteert de uitkomsten. De verschuiving in de (kosten van) zorg- en dienstverlening op cliëntniveau drukt de projectleider samen met de financiers in geld uit door gebruik te maken van de bijbehorende gangbare kosten/tarieven. Dit wordt voor alle betrokken cliënten in het project bij elkaar opgeteld. Hieruit kan worden afgeleid wat de uitkomsten betekenen voor de verschillende financieringsstromen waarop Frieslab zich richt.
29