Implementatie en effectmeting
Werktitel project: Opdrachtgever: Projectuitvoerders:
Senioronderzoeker: Onderwijseenheid: Datum:
Het ontwikkelen van groepstrainingen voor orthopedische postoperatieve patiënten Maikel Korbmacher Sophia Beckmann 430629 Marcella van den Brink 429927 Sarah Terhart 429720 Dieuwertje de Vree 429247 Joost de Beer Toegepast Onderzoek, Kwaliteitszorg en Ondernemen (TOKO) 27-05 -2010
1
Voorwoord Er is door vier fysiotherapie studenten een protocol ontwikkeld voor een beweegprogramma voor mensen met een nieuwe heup en/of knie voor in een eerste lijn setting in Berghem. Hierbij is gebruik gemaakt van recente wetenschappelijke inzichten. Echter, er is weinig bekend over evidence-based fysiotherapeutische protocollen voor mensen met een nieuwe heup of knie in de eerste lijn. Om deze reden is er niet alleen een protocol gemaakt voor een beweegprogramma voor patiënten met een nieuwe heup of knie, maar is er ook een implementatieplan en effectmeting ontworpen. Er is promotiewerk verricht middels flyers. In en om de regio Berghem zijn de huisartsen en ziekenhuizen geïnformeerd over het beweegprogramma en de mogelijkheid voor patiënten om zich aan te melden. Mensen konden zich tot donderdag 29 april inschrijven voor het beweegprogramma, wat vier fysiotherapie studenten de eerste zes weken gratis zouden geven. Helaas zijn er geen aanmeldingen binnen gekomen en heeft er geen implementatie kunnen plaatsvinden.
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding............................................................................................................................. 4 2. Visuele weergave van het conceptueel model ................................................................... 5 3. Materiaal en methoden...................................................................................................... 6 3.1 Onderzoeksdesign of –ontwerp ................................................................................... 6 3.2 Voorstel voor data-analyse .......................................................................................... 6 3.3 Proefpersonen/doelgroep ............................................................................................ 8 3.4 In- en exclusiecriteria Inclusiecriteria ........................................................................... 8 3.5 Interventie.................................................................................................................... 9 4. Meetinstrumenten............................................................................................................ 11 4.1 “Self- report measurement”........................................................................................ 11 4.2 “Performance- based measurements”........................................................................ 19 5. Eindbeslissing over de meetinstrumenten ....................................................................... 22 6. Slot.................................................................................................................................. 24 7. Bronnen........................................................................................................................... 25 8. Bijlagen ........................................................................................................................... 27
3
1. Inleiding Het ontwikkelde beweegprogramma vindt minimaal drie maanden plaats. Gedurende de eerste zes weken dat het beweegprogramma zou worden uitgevoerd, zou er een effectmeting plaats vinden om te kijken wat het beweegprogramma voor effect heeft op het functie- , activiteiten- en participatieniveau van de patiënt. Wegens organisatorische redenen (tijd) is gekozen voor een effectmeting na zes weken. Vraagstelling Wat is het effect van het ontwikkelde evidence-based protocol voor een beweegprogramma voor mensen met een THP en/of TKP op het gebied van functie- , activiteiten- en participatieniveau voor een interventieduur van zes weken? Toelichting De vraagstelling is gericht op het functie- , activiteiten- en participatieniveau, om een zo breed mogelijk beeld van de patiënt te krijgen. Verbetering van deze niveaus dragen bij aan een optimale ADL. Doelstelling 1. Er is weinig bekend over evidence-based fysiotherapeutische protocollen voor groepslessen voor patiënten met een THP en/of TKP op het gebied van functie- , activiteiten- en participatieniveau. Daarom is er een evidence- based protocol ontwikkeld (zie onderzoeksopzet deel A – Literatuuronderzoek, ) en is er getracht om door middel van een experimenteel onderzoek het effect van het beweegprogramma (functie- , activiteiten en participatieniveau) binnen zes weken te onderzoeken. 2. Het ontwikkelde evidence-based protocol voor het beweegprogramma voor mensen met een THP en/of TKP is bedoeld om te implementeren. Tijdens de implementatie zullen vergelijkingen worden gemaakt tussen het functie- , activiteiten- en participatieniveau van de participanten, voor en na het beweegprogramma, met een interventieduur van 6 weken. Dit wordt een theorietoetsend onderzoek. De meetmomenten van het beweegprogramma vinden plaats op de baselinemeting op dag één, tussenmeting na zes weken en eindmeting na drie maanden. Na drie maanden wordt aan de hand van de scores van de meetinstrumenten bepaald, of verdere behandeling voor de patiënt geïndiceerd is. Dit document bevat de implementatie en effectmeting zoals de vier auteurs dit de eerste zes weken hadden willen doen. In het document wordt in gegaan op wat deze inhouden, hoe hiermee gewerkt dient te worden, wanneer deze kan worden ingezet en welke keuzes en beslismomenten zijn gemaakt met betrekking tot meetinstrumenten en data analyse.
4
2. Visuele weergave van het conceptueel model In onderstaande volgt de visuele weergave van het conceptueel model zoals dit in eerste instantie zou worden uitgevoerd:
Patiënten met een THP en/of TKP.
“Baseline- meting” op functie- , activiteiten- en participatieniveau door middel van meetinstrumenten (WOMAC, TUG, PSFS, 6 MWT).
Studenten/ Junioronderzoeker implementeren het beweegprogramma aan de hand van het evidencebased protocol onder supervisie van de therapeut Maikel Korbmacher.
Effectmeting op functie- , activiteiten- en participatieniveau doormiddel van meetinstrumenten (WOMAC, TUG, PSFS, 6 MWT) na zes weken behandelduur .
Evaluatie beweegprogramma: vergelijken van meetresultaten baselinemeting en na zes weken.
5
3. Materiaal en methoden Het onderzoeksontwerp wordt zo gedetailleerd mogelijk beschreven bij dit hoofdstuk “Materiaal en methoden”. Hierbij wordt beschreven wat er nodig is om de vraagstelling(en) te beantwoorden en de doelstellingen te bereiken. In dit hoofdstuk worden de volgende onderdelen beschreven: onderzoeksdesign of –ontwerp, proefpersonen/doelgroep, interventie en meetinstrumenten.
3.1 Onderzoeksdesign of –ontwerp Het onderzoek is van kwantitatieve aard. Het onderzoek is kwantitatief, omdat er wordt getoetst of het beweegprogramma effect heeft op het functie- , activiteiten- en participatieniveau van patiënten die tot de doelgroep behoren. Binnen het kwantitatieve onderzoek vallen verschillende designs. Het design dat het beste bij het kwantitatieve onderzoek past is het experiment. Hierbij wordt er een effectmeting gedaan. Dit design is het meest geschikt om de doelstelling te bereiken, omdat er een protocol ontwikkeld is en het doel is om te onderzoeken wat het effect is na implementatie bij patiënten in een groep. De onderzoeksgroep bestaat alleen uit een experimentele groep en niet uit een controlegroep. Deze keuze is gemaakt om twee redenen: 1. De hoogste prioriteit was om een protocol voor een beweegprogramma te ontwikkelen voor mensen met een THP en/of TKP. De meeste tijd ging hier dan ook naar uit. Er is promotiewerk verricht om patiënten te zoeken die mee wilden doen aan het beweegprogramma (die in eerste instantie de eerste zes weken zou worden uitgevoerd), maar de focus lag op het maken van het protocol. Indien het mogelijk was om het gehele programma gedurende drie maanden te testen in de praktijk, dan was er wel voor gekozen om ook deelnemers te zoeken voor de controlegroep. Dan zou de nadruk meer op het uitvoeren van het beweegprogramma hebben gelegen. Aangezien dit plantechnisch niet mogelijk was en het protocol de hoogste prioriteit had, is de keuze gemaakt om alleen te kiezen voor een experimentele groep. 2. De verwachting was dat er weinig/geen aanmeldingen zouden komen voor de beweeggroep. Het zou waarschijnlijk moeilijk zijn om het streven van tien patiënten bij elkaar te krijgen, laat staan een extra groep van tien mensen als controle groep. Indien er wel voldoende patiënten zich zouden hebben aangemeld, dan was er wel gekozen voor een controlegroep.
3.2 Voorstel voor data-analyse Er is gekozen om de meting uit te voeren op de eerste dag en na zes weken, omdat dit overeen komt met de responsiviteitsgegevens van de meetinstrumenten (WOMAC en TUG). Het beweegprogramma duurt echter minimaal drie maanden. Er zijn geen responsiviteitsgegevens gevonden die veranderingen weergeven op het functie- activiteitenen/of participatieniveau korter dan zes weken. Om deze reden vindt er geen tussenmeting plaats binnen nul en zes weken van de effectmeting. Niet voor alle meetinstrumenten zijn responsiviteitsgegevens gevonden (PSFS, 6 MWT). Voor deze meetinstrumenten is uitgegaan van de kennis vanuit de opleiding fysiotherapie: om verbetering te krijgen op de verschillende meetinstrumenten is het een voorwaarde dat de grondmotorische eigenschappen als: kracht, mobiliteit, coördinatie en uithoudingsvermogen worden getraind. Vanuit de opleiding fysiotherapie is bekend dat er op deze grondmotorische eigenschappen na zes tot acht weken verbetering kan optreden. Dit staat ook in relatie met de
6
wondgenezing, welke bij een “normaal beloop” zes tot acht weken duurt. Om deze reden worden alle meetinstrumenten na zes weken afgenomen. De evaluatie van de volgende meetinstrumenten zijn nodig om de vraagstelling te kunnen beantwoorden en om te kijken of de patiënten de doelstellingen hebben bereikt: WOMAC, PSFS, Timed Up and Go- test en de 6 minuten wandeltest. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het evaluatieformulier (zie daarvoor bijlage 2 en 3). De resultaten van beide metingen (dag één en na zes weken) worden naast elkaar gelegd en er wordt gekeken in welke mate verbetering op het gebied van functie- , activiteiten en participatie heeft plaats gevonden. Er wordt verondersteld dat er verbetering plaatsvindt, echter het kan ook zijn dat patiënten verslechteren. Er wordt gebruik gemaakt van het computerprogramma SPSS ter uitrekening van statistische gegevens en voor data- analyse. Het computerprogramma wordt gebruikt om gepaarde waarnemingen te meten op twee momenten. De SPSS kan verschillen van de effectmeting van de groep berekenen middels de “student t- toets”. Deze waarden worden vervolgens vergeleken met de “minimal clinical important difference” (MCID) en/of “minimal detectable change” (MDC) en/ of de “smallest detectable difference” (SDD). Daarnaast wordt ook individueel gekeken naar het effect van het beweegprogramma middels de MCID en/of MDC en/ of de SDD van het meetinstrument (als deze bekend is). Eén verschil groter dan de MCID, MDC en/of SDD zou betekenen dat er sprake is van een significante verbetering. Bovendien wordt er gekeken of de individuele doelen die in het begin worden geformuleerd, gehaald zijn en of er nog verdere indicatie voor fysiotherapie is. Tenslotte kan geconcludeerd worden of het functie- , activiteiten- en participatieniveau significant verbeterd is. Deze gegevens worden vergeleken met de resultaten uit het literatuuronderzoek. Responsiviteit en minimal clinical important difference (MCID) en/of minimal detectable change (MDC) en/of smallest detectable difference (SDD): WOMAC: Uit onderzoek blijkt dat voor patiënten met een THP en/of TKP een significante vooruitgang na zes weken en zes maanden op het gebied van pijn, stijfheid en lichamelijk functioneren te verwachten is.1 De “Minimum clinically important difference” (MCID) voor de WOMAC is rond 15 punten. In een artikel wordt aangegeven dat deze waarde niet als absolute drempel overwogen moet worden, dit blijkt per bron soms wat te verschillen.2 PSFS: De “minimal detectable change” is 2 tot 2,5 punten bij individuele score en 1 tot 1,5 punt voor de gemiddelde score3 Timed Up and Go- test: Smallest Detectable Difference (SDD) is 1,63 seconden Een score van 20 tot 30 seconden is indicatief voor een verhoogd valrisico. Bij een score <20 seconden kan de patiënt veilig en zelfstandig lopen. Bij een score >30 seconden is hulp bij het lopen noodzakelijk. 4 1
Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.meetinstrumentenzorg.nl Escobar, A. Quintana, J.M. Bilbao, A. et al. (2007). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total knee replacement. Osteoarthritis and Cartilage, 15, 273- 280. 3 Köke, A.J.A. (2007). Patiënt specifieke klachten. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie, 117 (4),154. 4 Geelen, R.H.J. Hendrix L.A.H. Rooijen, S.M. (2007) Timed up and go test. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie:117(1), 27-28. 2
7
Zes minuten wandeltest: Normen van de 6 minuten wandeltest bij 50 meter: AFSTAND= 218+ (5,14 x lengte in cm – 5,32 x leeftijd) – (1,80 x gewicht) + (51,31 x geslacht) Geslacht: 1= man; 0= vrouw.5 SDD voor patiënten met COPD: Als er tijdens de evaluatie 54 meter meer wordt gelopen in vergelijking met de baselinemeting, dan is er sprake van een klinische significante verandering.6 Echter, dit zijn de waardes die gevonden zijn voor COPD patiënten, voor mensen met een TKP en/of THP, zijn de waardes niet bekend. Er moet dus voorzichtig worden omgegaan met deze SDD waardes. Meetniveau Middels vier verschillende meetinstrumenten (WOMAC, PSFS, TUG en 6 MWT) wordt het functie- , activiteiten- en participatieniveau gemeten van de deelnemende patiënten, zowel aan het begin (“baseline-meting”) als aan het eind (na een duur van zes weken). De verwachting is dat er een verbetering zal plaatsvinden op alle meetinstrumenten over een periode van zes weken. De volgende meetniveaus worden gebruikt bij de toegepaste meetinstrumenten: WOMAC: ordinaal schaal PSFS: ordinaal schaal TUG: ratioschaal 6 MWT: ratioschaal
3.3 Proefpersonen/doelgroep De doelgroep is gericht op postoperatieve patiënten bij wie een THP en/of TKP is geplaatst. Voor deze doelgroep is een beweegprogramma opgesteld die uitgevoerd wordt in een groep. Het streven is om maximaal tien patiënten te werven. Er moeten minimaal twee patiënten deelnemen aan het beweegprogramma om te kunnen spreken van een groep en de implementatie en effectmeting te kunnen uitvoeren. Om de proefpersonen te selecteren voor het onderzoek, zijn inclusie- en exclusiecriteria opgesteld waaraan de proefpersonen moeten voldoen. Zo wordt er niet gewerkt aan de hand van een steekproef, maar met een geselecteerde populatie. Om de proefpersonen te werven, is gepromoot in de omgeving Berghem, waar het onderzoek wordt uitgevoerd. Dit is gedaan door middel van flyers en door informatie te geven aan huisartsenpraktijken, ziekenhuizen en klinieken. Patiënten hebben zelf de keuze of ze willen meewerken aan het onderzoek en kunnen zich hiervoor opgeven.
3.4 In- en exclusiecriteria Inclusiecriteria De volgende inclusiecriteria worden gehanteerd voor de proefpersonen: De plaatsing van de prothese heeft in minder dan zes weken geleden plaats gevonden De deelnemer moet minimaal één TKP en/of THP naar aanleiding van artrose hebben 5
Morree, J.J. (2006). Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 6 Beurskens, S. Peppen, R. van, Stutterheim, E. et al. (2008). Meten in de praktijk, Bohn Stafleu van Loghum.
8
De deelnemer is 65 jaar of ouder De deelnemer moet een actieve coping hebben, daaronder wordt verstaan: o De deelnemer heeft zich op eigen initiatief aangemeld o De deelnemer is gemotiveerd om te bewegen o De deelnemer wil werken aan individuele doelen o De deelnemer is zich ervan bewust dat hij/zij zelf invloed heeft op zijn/haar revalidatieproces De deelnemer moet minimaal twee keer per week in staat zijn om naar Berghem te komen De deelnemer moet thuis ook minimaal één keer per dag oefenen (minimaal 10 minuten). Er mogen geen acute ontstekingsreacties meer aanwezig zijn De deelnemer heeft geen belemmerende comorbiditeiten die een risicofactor kunnen vormen tijdens het beweegprogramma De deelnemer vult een Informed Consent (zie bijlage 1 ) in waarin hij/zij akkoord gaat met de opgestelde voorwaarden De deelnemer beheerst de Nederlandse taal Exclusiecriteria: De operatie heeft langer dan zes weken geleden plaatsgevonden Geen protheseplaatsing naar aanleiding van artrose De deelnemer is jonger dan 65 jaar De deelnemer heeft een passieve coping, daaronder wordt verstaan: o De deelnemer heeft zich niet op eigen initiatief aangemeld o De deelnemer is niet gemotiveerd om te bewegen o De deelnemer wil niet werken aan individuele doelen o De deelnemer is zich er niet van bewust dat hij/zij zelf invloed heeft op zijn/haar revalidatieproces De deelnemer is niet in staat om minimaal twee keer per week naar Berghem te komen De deelnemer is niet in staat om thuis minimaal één keer per dag oefenen. Er zijn acute ontstekingsreacties aanwezig De deelnemer heeft belemmerende comorbiditeiten die een risicofactor kunnen vormen tijdens het beweegprogramma De deelnemer vult géén Informed Consent in waarin hij/zij akkoord gaat met de opgestelde voorwaarden De deelnemer beheerst de Nederlandse taal niet
3.5 Interventie Voor de interventie is een evidence-based protocol voor een beweeggroep ontwikkeld voor postoperatieve patiënten met een THP en/of TKP. Na minimaal drie maanden is de verwachting dat de patiënten zo optimaal mogelijk kunnen functioneren binnen de ADL, gericht op de individuele patiënt. Na afloop van het beweegprogramma is er de mogelijkheid dat de patiënten individueel verder gaan met de revalidatie. Zo kunnen de patiënten nog zelfstandig aan verdere persoonlijke doelen werken. Het protocol is opgesteld voor een beweegprogramma voor een periode van minimaal drie maanden. Voor het onderzoek (effectmeting) zouden de patiënten de eerste zes weken worden begeleid door vier fysiotherapiestudenten. De effectmeting vindt binnen dezelfde periode plaats. Het beweegprogramma is bedoeld voor een groep van maximaal tien personen. De uitvoering van het beweegprogramma zal twee keer per week in de fysiotherapiepraktijk van Maikel Korbmacher te Berghem plaatsvinden.
9
Het protocol bestaat uit hoofddoelstellingen en deze zijn opgedeeld in subdoelstellingen, waarmee de hoofddoelstelling bereikt kan worden. De hoofddoelen hebben betrekking op de ADL van de patiënt. De hoofddoelen zijn gestructureerd opgebouwd en sluiten op elkaar aan. De subdoelen vormen de voorwaarden om een hoofddoel te kunnen behalen. In deze subdoelstellingen zullen de grondmotorische eigenschappen aan bod komen zoals: mobiliteit, kracht, uithoudingsvermogen en coördinatie. Onder de subdoelstellingen staan de middelen, waarmee wordt aangegeven hoe de subdoelstellingen bereikt kunnen worden. Daarna volgt de strategie, deze worden zo uitgebreid mogelijk beschreven, zodat er duidelijk gedifferentieerd kan worden bij de verschillende patiënten en hun instapniveau. Er is niet gekozen om het protocol in te delen in tijdsperiodes, omdat de patiënten op verschillende momenten postoperatief zich aanmelden en daardoor niet iedereen op precies hetzelfde moment en met hetzelfde ingangsniveau start. Daarnaast doen er patiënten mee in verschillende leeftijdsgroepen vanaf 65 plus, waardoor er verschil ontstaat in tijd van herstel. Het beweegprogramma is als volgt opgebouwd: Warming- up Gezamenlijke groepstraining Circuit Cooling- down De interventies worden in het protocol nauwkeurig en uitgebreid beschreven (aantal herhalingen, series, duur en volgorde). De interventies worden stapsgewijs beschreven met eventuele individuele aanpassingen en/of uitbreidingen. De groepslessen worden door twee fysiotherapiestudenten onder supervisie van de fysiotherapeut Maikel Korbmacher begeleid. De oefeningen worden uitgelegd en voorgedaan. Indien nodig, wordt feedback gegeven op de uitvoering van de patiënt. Voorafgaand aan het beweegprogramma zal er een “baseline- meting” worden uitgevoerd. De nameting zal plaatsvinden na een periode van zes weken. Voor de nameting wordt gebruik gemaakt van meetinstrumenten die voldoen aan de kwaliteitseisen. Daaronder wordt verstaan: toepasbaar in de praktijk, betrouwbaar, responsief en valide. Deze meetinstrumenten zijn bedoeld om te evalueren wat het effect is van het beweegprogramma op het functie- , activiteiten- en participatieniveau van de patiënt. De meetresultaten uit de “baseline-meting” worden vergeleken met de resultaten van de nameting. De uitkomsten zullen, vanwege het ontbreken van de controlegroep, niet het “natuurlijke herstel” kunnen laten zien. Echter, de uitkomsten kunnen wel informatie geven of de individuele patiënt verbetering laat zien binnen zes weken op het gebied van functie- , activiteiten en participatieniveau. Op deze manier wordt getracht het ADL van de patiënt optimaliseren, zodat de patiënt na minimaal drie maanden zelfstandig binnen zijn/haar ADL kan participeren en zelf inzicht heeft in welke (eventuele) persoonlijke doelen nog gehaald kunnen worden in de periode na eindiging van het beweegprogramma.
10
4. Meetinstrumenten Om een zo objectief mogelijke effectmeting te kunnen toepassen worden meetinstrumenten toegepast om de volgende variabelen te evalueren bij de deelnemende patiënten: Functieniveau Activiteitenniveau Participatieniveau De meetinstrumenten zullen gericht zijn op deze drie onderdelen. De meetinstrumenten worden meerdere keren toegepast: Baselinemeting, op dag één Tussenmeting, na 6 weken Eindmeting na 3 maanden. Er is een literatuurstudie gedaan om geschikte meetinstrumenten te selecteren voor het evalueren van het beweegprogramma. In bijlage 4 is de werkwijze voor het selecteren van meetinstrumenten terug te vinden. Hierin staan alle onderzochte meetinstrumenten met beoordeling volgens het stoplichtmodel. De meetinstrumenten die worden gebruikt, zijn geselecteerd aan de hand van de volgende criteria: Hanteerbaar voor patiënt o Het meetinstrument moet in de Nederlandse taal beschikbaar zijn o Het meetinstrument mag geen onderdelen bevatten waarbij de patiënt (met name THP) risicobewegingen moet uitvoeren Hanteerbaar voor fysiotherapeut o Materialen die nodig zijn om de meting te kunnen uitvoeren moeten beschikbaar zijn o Nederlandse verkrijgbaarheid o Makkelijke interpretatie o Lage kosten meetinstrument Meetinstrument moet valide zijn, daaronder wordt verstaan: o Het meetinstrument heeft betrekking op functie- en/of activiteiten- en/of participatieniveau; o Het meetinstrument moet toepasbaar zijn voor heup en/of knie o Minimaal één meetinstrument moet gericht zijn op de persoonlijke doelen van de patiënt Meetinstrument moet reproduceerbaar zijn (overeenkomstigheid) Meetinstrument moet responsief zijn De gekozen meetinstrumenten voldoen aan de kwaliteitscriteria. In het volgende wordt duidelijk uit welke meetinstrumenten is gekozen, welke keuzes zijn gemaakt en waarom en wanneer de meetinstrumenten toegepast kunnen worden tijdens het beweegprogramma.
4.1 “Self- report measurement” Meetinstrument
Inhoud meetinstrument
Western Ontario and McMaster Universities Osteoarthritis Index
Knie en heup
De WOMAC is een ziektespecifieke, door patiënten zelf ingevulde vragenlijst, ontwikkeld voor patiënten met heup- of knieartrose en
Klinimetrische kwaliteit Algemene informatie Uit onderzoek blijkt dat er een significante vooruitgang na 6 weken en 6 maanden op het gebied van pijn, stijfheid en lichamelijk functioneren te verwachten is. Dit geldt voor mensen met artrose van de heup en knie,
11
(WOMAC)
kost ongeveer 5 minuten om deze in te vullen. De WOMAC kan zowel voor knie- als heuppatiënten worden gebruikt De patiënt vult de vragenlijst zelf in en de vragen hebben betrekking op de afgelopen 48 uur
Het meetinstrument meet de invloed van gon- en/of coxartrose op: Pijn Stijfheid Lichamelijk functioneren Het meetinstrument is gericht op functie- , en activiteitenniveau: Er worden vragen gesteld m.b.t. pijn en gewrichtsstijfheid (functies) en deze worden gekoppeld aan activiteiten (lopen, zitten, liggen, traplopen etc.)
maar ook voor mensen met een totale knieof heupprothese met artrose.7 De “Minimum clinically important difference” (MCID) voor de WOMAC is rond 15 punten. In het artikel wordt aangegeven dat deze waarde niet als absolute drempel overwogen moet worden, dit blijkt per bron soms wat te verschillen MCID specifiek op onderdelen: o 6 maanden na TKP: tussen 27 punten (stijfheid) en 31 punten (pijn) o MCID specifiek tussen 6 maanden en 2 jaar na TKP: tussen 14,52 (stijfheid) en 22,87 (pijn). o De MCD (minimal detectable change) varieerde van 13,11 punten (functie) tot 29,12 punten (stijfheid) De voornaamste verandering treedt op in de eerste 6 maanden na TKP. De veranderingen op de WOMAC en de lichamelijke domeinen van de SF 36 waren erg hoog. De goede responsiviteitsgegevens zijn altijd lager voor de totale heup vervanging. Van 6 maanden tot 2 jaar zijn de veranderingen in de WOMAC klein, maar wel significant Escobar et al hebben de responsiviteit en klinische belangrijke verandering onderzocht voor de WOMAC en SF- 36 voor mensen met een TKP (prospectieve observationele studie)8
Hillebrand I. et al hebben een review uitgevoerd naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een TKP. Het volgende wordt in het artikel aangegeven over de WOMAC: De WOMAC scoort samen met de 6 MWT op alle onderdelen (betrouwbaarheid, validiteit, responsiviteit, praktische toepasbaarheid) een +. Dit meetinstrument heeft een hoge betrouwbaarheid volgens Lingerd et al. Ook is de WOMAC valide, responsief en praktisch toepasbaar gevonden. Dit meetinstrument is gericht op functie- en activiteitenniveau vanuit de ICF. Deze review beveelt het aan om meerdere meetinstrumenten in combinatie met elkaar te gebruiken om alle onderdelen vanuit de ICF te kunnen evalueren bij patiënten na een TKP. Het gaat dan om de combinatie van de volgende meetinstrumenten: 7 8
Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.meetinstrumentenzorg.nl Escobar, A. Quintana, J.M., Bilbao A. et al. (2007). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total knee replacement. Osteoarthritis and Cartilage 15, 273- 280.
12
WOMAC, SF- 36, 6 MWT en de KSS. De Vier Dimensionale Klachtenlijst wordt ook aangeraden om ook de persoonlijke factoren in 9 kaart te brengen. Dit artikel is hetzelfde opgebouwd als het bovengenoemde (Responsiveness and clinically important difference for the WOMAC and SF-36 after total knee replacement). Informatie over de WOMAC is hetzelfde. Echter in dit onderzoek is de responsiviteit voor de THP uitgezocht: het volgende wordt hierover gezegd: Het artikel geeft aan net zoals andere studies hebben aangegeven, dat de voornaamste verandering voor een THP na 6 maanden kan optreden MCID specifiek op onderdelen: o Verbeteringen 6 maanden na THP: tussen 37 punten (stijfheid) en 39 punten (pijn) o MCID specifiek tussen 6 maanden en 2 jaar na THP: tussen 25,91 (stijfheid) en 29,26 (pijn). o De MCD (minimal detectable change) varieerde van 21,38 punten (pijn) tot 27,98 punten (stijfheid) Er was een plafondeffect bij sommige WOMAC domeinen net als een bodemeffect bij de SF 36. De WOMAC liet een kleiner bodem- of plafondeffect zien voor de interventie, maar het bodemeffect was gezien voor stijfheid en pijndomein na 6 maanden tot 2 jaar. De SF 36 domeinen laten een bodem en plafondeffect zien voor de interventie, terwijl na de interventie het bodemeffect domineert. Zonder te letten op de bodem- en plafondeffecten voor beide vragenlijsten, lijkt het zo te zijn dat er verbetering is voor de WOMAC en SF 36.10 Sterke punten Interne consistentie Nederlandse versie WOMAC is berekend voor mensen met 9
Hillebrand, I. Methorst A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. 10 Quintana, J.M, Escobar, A. Bilbao, A. et al. (2005). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total hip replacement. Osteoarthritis and Cartilage, 13, 1076- 1083. 11 Overgenomen van: Internet (z.d). Geraadpleegd in 2010, van http://meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/69_1.pdf 12 Overgenomen van: Internet (z.d). Geraadpleegd in 2010, van http://meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/69_1.pdf 13 Quintana, J.M. Escobar, A. Bilbao, A. et al. (2005). Responsiveness and clinically important. differences for the WOMAC and SF- 36 after total hip replacement. Osteoarthritis and Cartilage, 13, 1076- 1083. 14 Overgenomen van: Internet (z.d). Geraadpleegd in 2010, van http://meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/69_1.pdf
13
heupartrose, deze populatie patiënten wachten op een totale heupprothese, Cronbach’s alpha voor pijn: 0,88 en lichamelijk functioneren voor mensen met heupartrose 0,96 De ICC is berekend voor mensen met heupartrose, deze populatie patiënten wachten op een totale heupprothese: voor 5- punt likertschaal: pijn: 0,77, lichamelijk functioneren: 0,92 WOMAC discrimineert tussen patiënten met een goede en slechte functie sensitiviteit 77% en specificiteit 76% Correlatie tussen WOMAC en verschillende andere meetinstrumenten is berekend. Bellamy et al hebben daar onderzoek voor uitgevoerd. Gebleken is dat er een hoge correlatie is gevonden tussen11: 1. Deelgebied pijn en Lequesne pijn, Lequesne lichamelijk functioneren en joint tenderness (modified Doyle Index). 2. Deelgebied stijfheid en Lequesne stijfheid, Lequesne pijn, Lequesne lichamelijk functioneren en joint tenderness (modified Doyle Index). Deelgebied stijfheid en Lequesne stijfheid en Lequesne pijn. 3. Deelgebied lichamelijk functioneren en Lequesne lichamelijk functioneren, Lequesne stijfheid, Lequesne pijn, joint tenderness (modified Doyle Index), Bradburn Index of Well Being en social component of the McMaster Health Index Questionnaire (MHIQ). De correlatie tussen de Nederlandstalige WOMAC en verschillende andere meetinstrumenten is onderzocht bij patiënten met heupartrose wachtend op een THP: o Correlatie R (Pearson), subcat Lichamelijk functioneren met de Dutch- AIMS 2 (Lopen en buigen): 0.62 o Correlatie R (Pearson), subcat Lichamelijk functioneren met de HAQ-DLV (Beperkingen): 0.67 Pearson moet liggen tussen de -1 en 1. Hoe dichter bij de 0, hoe kleiner het verband.
Veranderingen in de WOMAC op het gebied van pijn en functie tonen een significante sterkere correlatie met de volgende zaken: tevredenheid, waargenomen verbetering kwaliteit van leven en waargenomen gezondheidstoestand dan veranderingen op de Knee Society knie/pijn score en SF- 36 lichaamspijn score: (r= 0,34-0,44, p< 0,001 12 en r= 0,40- 0,52, p < 0,001)
14
De WOMAC is net zo responsief als de Doyle index en Lequesne Index. De WOMAC is responsiever dan klinische testen als: “50- foot walking time”, “Intermalleolar straddle”, “intercondylar distance”, “Total rage of motion” Correlatie van de LK 3.0 (ordinaal) en VAS 3.0 (interval) is per deelgebied berekend met de pearson correlatie coëfficiënt: 0,560,91 Vragenlijst is duidelijk, gemakkelijk en snel in te vullen door de patiënt Gegevens zijn duidelijk interpreteerbaar, daardoor snel te verwerken Vanuit Quintana J.M et al komen de volgende sterke punten naar voren over de WOMAC: o Zowel de WOMAC als SF 36 hebben een Cronbach’s alpha hoger dan 0,70. o Responsiviteit WOMAC na 6 maanden tot 2 jaar na interventie boven 0,80 voor alle domeinen. o Responsiviteit SF 36 na 6 maanden tot 2 jaar na interventie bijna alles boven 0,70. Behalve algemene gezondheid deze was lager dan 0,70 o De MCID was hoger dan 70% voor alle WOMAC domeinen, behalve stijfheid (60%), deze was hoger dan 50% voor alle SF 36 domeinen. o MDC was hoger dan 80% voor alle WOMAC domeinen, behalve stijfheid (60%), terwijl deze hoger was dan 40% voor de SF 36. o Na 2 jaar waren er nog steeds kleine verbeteringen zowel voor de WOMAC als voor de SF- 36. Voor de WOMAC waren deze gegevens statistisch significant. Voor de SF 36 was dit alleen voor het lichamelijke domein en het fysieke. Het onderzoek geeft aan dat de algemene gezondheid verergerde (P=0,003). o Vanuit dit onderzoek gezien vinden er bij beide vragenlijsten verbeteringen plaats na 6 maanden en na 2 jaar. Echter de cijfers laten zien dat de WOMAC beter uit de 13 bus komt dan de SF 36.
Zwakke punten De interne consistentie en betrouwbaarheid (reproduceerbaarheid) zijn berekend op mensen met heupartrose (en dus niet ook op knie) en niet specifiek voor mensen met een nieuwe heup of knie met als oorzaak artrose. Echter in onderstaand artikel zijn de
15
Patient Specific Functional Scale (PSFS)
Met dit meetinstrument kan de functionele status van de individuele patiënt bepaald worden. De patiënt wordt gevraagd de voor hem belangrijkste activiteiten (tot 5) te benoemen die hem moeite kosten of die hij niet kan uitvoeren vanwege zijn problematiek. Tenslotte scoort de patiënt zelf de mate van beperkingen bij de activiteiten op een 11punt schaal (0 = onmogelijk om activiteit uit te voeren, 10 = mogelijk om activiteit uit te voeren). Een hogere score betekent een betere functie. Bij vervolgmetingen heeft de patiënt inzage in zijn vorige scores. Dit meetinstrument is geschikt voor meerdere doelgroepen. De PSFS scoort de uitvoering over één dag.
WOMAC gegevens speciaal gericht op mensen na TKP (Escobar et al) De correlatie tussen de Nederlandstalige WOMAC en verschillende andere meetinstrumenten is onderzocht bij patiënten met heupartrose wachtend op een THP: o Correlatie R (Pearson), subcat Pijn met de HAQ-DLV (Pijn): 0.39 o Correlatie R (Pearson), subcat Pijn met de HHS-DLV (Pijn): 0.39 o Correlatie R (Pearson), subcat Lichamelijk functioneren met de HAQ-DLV (Pijn): 0.46 o Correlatie R (Pearson), subcat Lichamelijk functioneren met de HHS-DLV (Functie): 0.4914
Conclusie: wel toepasbaar Hoewel de WOMAC niet speciaal is ontwikkeld voor mensen met een nieuwe heup of knie (maar wel voor mensen met knie- of heupartrose, wat vaak de onderliggende oorzaak is voor een THP en/of TKP), blijkt de WOMAC uit bovenstaande bronnen, zowel voor mensen met een nieuwe knie als heup responsief, betrouwbaar, valide, sensitief en specifiek te zijn. Het meetinstrument is vergeleken met andere meetinstrumenten en blijkt beter te zijn dan de SF 36. Het voordeel van dit meetinstrument is dat het gaat over ADL activiteiten en zowel afgenomen kan worden voor mensen met heup- en knieklachten. Algemene informatie De minimal detectable change is 2 tot 2.5 punten bij individuele score en 1 tot 1.5 punt voor de gemiddelde score. Sterke punten Het meetinstrument is betrouwbaar. o ICC patiënten met lage rugpijn 0.97 (hoger dan 0.70). o ICC patiënten met kniedysfunctie 0.84. o ICC patiënten met nekdysfunctie 0.91. De interne consistentie bij patiënten met klachten aan de onderste extremiteiten is goed, namelijk 0.97. De inhoudsvaliditeit van de PSFS is goed. Patiënten geven meer variatie in hun ervaren problemen dan in dergelijke meetinstrumenten (RDQ, Oswestry en QLBPDQ) standaard is opgenomen. De constructvaliditeit van de PSFS is voldoende tot goed. De effect size van de PSFS is 1.6. Dit is goed (hoe hoger hoe beter). Het is hanteerbeer en toepasbaar voor zowel de heup als knie.
16
Het meetinstrument heeft betrekking op functie- , activiteiten- en participatieniveau. Het meetinstrument is aanwezig in het Nederlands.
Zwakke punten Er is weinig verband in responsiviteit tussen de meetinstrumenten PSFS en SF-36 Physical function domain 0.59 en tussen PSFS en NDI 0.66. Pearson moet liggen tussen de -1 en 1. Hoe dichter bij de 0, hoe kleiner het verband.15 Conclusie: Toepasbaar Dit meetinstrument voldoet aan de inclusiecriteria. Dit meetinstrument is geschikt om de persoonlijke doelen van de individuele patiënt in kaart te brengen.
Beslismomenten “self report measurement questionnaires” De meetinstrumenten die als “niet toepasbaar als evaluatiemiddel” zijn beoordeeld worden niet gebruikt als meetinstrument voor de effectmeting. Dit zijn de “Numeric Pain Rating Scale”, “Lower extremity Functional Scale”, “Knee Outcome Survey, Activity of Daily LivingScale”, “Cybex” , “Borg Rating of Perceived Exertion Schaal”, “Dutch Arthritis Impact Measurement Scales”, “Lysholm Knee Score”, “The Oxford Hip Score” en de “The Oxford Knee Score”. Deze meetinstrumenten zijn uitgesloten, omdat deze niet aan de vooraf opgestelde criteria hebben voldaan. De andere meetinstrumenten zijn beoordeeld als “twijfel of meetinstrument toepasbaar is als evaluatiemiddel” (geel) of als “toepasbaar als evaluatiemiddel” . Deze meetinstrumenten zijn naast elkaar gelegd en de voor- en nadelen zijn kritisch overwogen. Eén van de opgestelde criteria luidt als volgt: “Minimaal 1 meetinstrument moet gericht zijn op de persoonlijke doelen van de patiënt.” Uit bovenstaande zijn twee meetinstrumenten geschikt om de persoonlijke doelen van de patiënt te evalueren. Dit zijn de “Patiënt Specifieke Klachten” (PSK) en de “Patient Specific Functional Scale” (PSFS). De PSK en PSFS zijn meetinstrumenten die erg op elkaar lijken. Bij beide meetinstrumenten kan de patiënt drie tot vijf specifieke probleemgebieden aangeven op het gebied van functie- , activiteiten- en/of participatieniveau. Het verschil tussen beide is dat bij de PSK gescoord wordt op een VAS schaal en bij de PSFS middels een numerieke score. Daarnaast scoort de PSK over één week en de PSFS op 1 dag. Omdat er weinig gegevens bekend zijn over de betrouwbaarheid van de PSK is deze als “twijfel” (twijfel of meetinstrument toepasbaar is als evaluatiemiddel) beoordeeld. De gegevens die wel bekend zijn hebben geen betrekking op de doelgroep. De PSFS is als “goed” (toepasbaar als evaluatiemiddel) beoordeeld. De PSFS is volgens de literatuur geschikt voor meerdere doelgroepen. De kwaliteit is ook bepaald voor meerdere doelgroepen. Het meetinstrument is gemakkelijk toepasbaar in de praktijk, betrouwbaar en de interne consistentie voor patiënten met klachten aan de onderste extremiteit is goed (ICC: 0,97). Na deze gegevens naast elkaar te hebben gelegd is geconcludeerd dat de PSFS kwalitatief beter is dan de PSK om de individuele doelen van de patiënt te evalueren met betrekking tot de doelgroep, daarom is er gekozen voor de PSFS als evaluatiemiddel.
15
Köke, A.J.A. (2007). Patiënt specifieke klachten. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie, 117(4),154.
17
Uit het literatuuronderzoek komen de volgende meetinstrumenten naar voren die als “twijfel” (geel) zijn beoordeeld: “Algofunctional Index heup en knie” (Algo FI knie/heup), “Short form 36” (SF- 36), “Visual Analogue Scale” (VAS). Gebleken is dat de VAS een kwalitatief goed meetinstrument is voor verschillende aandoeningen. Echter, er zijn geen gegevens bekend over de VAS met betrekking tot patiënten die een nieuwe knie of heup hebben gekregen. Een ander nadeel is dat de VAS slechts pijn meet en geen ander functies of specifieke activiteiten van de patiënt. De voorkeur gaat uit naar een meetinstrument waarin één of meerdere niveaus worden geëvalueerd (functie- , activiteiten- en/of participatieniveau). De Algo FI knie/heup, WOMAC en SF-36 meten wel meerdere onderdelen vanuit het ICF. Zo evalueert de Algo FI knie/heup het functie- en activiteitenniveau. De Algo FI wordt echter niet gebruikt om de volgende reden: de Algo FI is speciaal ontwikkeld voor mensen met artrose en wordt dan ook KNGF richtlijn artrose heup- knie aangeraden. Echter, in de richtlijn wordt aangegeven dat wanneer iemand een score heeft van 11, 12 punten of meer, er een indicatie kan zijn voor een operatie. Het is dus twijfelachtig of dit meetinstrument dan wel zo geschikt is voor de doelgroep. 16 De WOMAC evalueert onderdelen vanuit het functie- en activiteitenniveau. Hierbij wordt ook specifiek gevraagd naar pijn gekoppeld aan ADL activiteiten. De SF-36 evalueert alle onderdelen die worden genoemd in het ICF model. Naast het functie- , activiteiten- en participatieniveau, evalueert de SF-36 ook de persoonlijke en de externe factoren van de patiënt. De persoonlijke en externe factoren worden niet geëvalueerd in de WOMAC, echter dit was ook niet een doel vanuit de literatuurstudie. (Deelvraag 3, welke betrekking heeft op de literatuurstudie voor de meetinstrumenten luidt namelijk als volgt: “Deelvraag 3: Welke meetinstrumenten zijn valide om de effectiviteit van de interventies op het gebied van functie, activiteiten en participatie te evalueren?” Hoewel ook de WOMAC speciaal is ontwikkeld voor artrose patiënten is uit literatuur gebleken dat deze ook betrouwbaar valide, responsief en praktisch toepasbaar is voor mensen met een totale knie prothese.17 De WOMAC blijkt ook bij een totale heupprothese responsief te zijn. 18 De responsiviteit van de SF-36 is ook goed gebleken voor patiënten na een totale heup operatie. Echter, de responsiviteit van de SF-36 is lager dan die van de WOMAC.19 Ook uit onderzoek van Hillebrand I. et al blijkt dat de SF-36 minder responsief is dan de WOMAC. 20 De WOMAC voldoet aan de kwaliteitseisen, is praktisch toepasbaar in de praktijk en neemt weinig tijd in beslag om deze in te vullen. De WOMAC haalt diverse ADL activiteiten aan in de vragenlijst die belangrijk zijn om de functionaliteit en zelfstandigheid van de patiënt te bepalen. Op deze manier krijgt men een duidelijk beeld van de vooruitgang van de patiënt. De fysiotherapeut kan inspelen op specifieke vragen vanuit de WOMAC. Indien de patiënt 16
Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, e.a. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. 17 Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. 18 Quintana, J.M. Escobar, A. Bilbao, A. et al. (2005). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total hip replacement. Osteoarthritis and Cartilage, 13, 1076- 1083. 19 Quintana, J.M. Escobar, A., Bilbao, A. et al. (2005). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total hip replacement. Osteoarthritis and Cartilage, 13, 1076- 1083. 20 Hillebrand, I. Methorst A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam.
18
“slecht” scoort op een onderdeel kunnen deze onderdelen met de patiënt worden besproken en worden nagegaan hoe het komt dat de patiënt op dit onderdeel “slecht” scoort. Zo kan er worden ingespeeld op de voorwaarden die, bijvoorbeeld middels training van grondmotorische eigenschappen, nodig zijn om tot een hogere score komen op de vragenlijst. Op deze manier kan de fysiotherapeut de patiënt begeleiden in het optimaliseren van ADL activiteiten.
4.2 “Performance- based measurements” Meetinstrument
Inhoud meetinstrument
Klinimetrische kwaliteit
Time Up and Go test
Dit meetinstrument is geschikt om de mobiliteit te meten van geriatrische patiënten en patiënten met evenwichtsstoornissen. De Timed Up and Go test meet de tijd die de patiënt nodig heeft om op te staan uit een stoel, 3 meter comfortabel (energetisch meest efficiënt) te lopen, om te keren, weer terug te lopen en te gaan zitten. De patiënt mag zijn eigen loophulpmiddel en/of orthese gebruiken, maar er mag geen fysieke hulp worden gegeven. De test is praktisch en simpel uit te voeren. De test wordt uitgevoerd in een rustige ruimte met een vlakke vloer met op een afstand van 3 meter van de stoel een markering. De benodigde tijd is afhankelijk van de patiënt. Een score van 20 tot 30 seconden is indicatief voor een verhoogd valrisico. Bij een score <20 seconden kan de patiënt veilig en zelfstandig lopen. Bij een score >30 seconden is hulp bij het lopen noodzakelijk.21
Algemene informatie Smallest Detectable Difference (SDD) is 1.63 seconden. 22
(TUG)
Sterke punten De interne consistentie bij geriatrische patiënten is 0.95-0.96 (hoger dan 0.70, dus positief). De ICC bij patiënten met een knie- en heupprothese is 0.75 (hoger dan 0.70 is betrouwbaar). Bij patiënten met Parkinson, MS, amputatie onderste extremiteit, geriatrische patiënten en patiënten zonder gezondheidsklachten is de ICC minimaal 0.91 en maximaal 0.99. Dit is dus veel hoger dan bij prothese heup en knie. Dit meetinstrument is in het Nederlands verkrijgbaar. Functioneel meetinstrument door onder andere verschillende transfers Zwakke punten
Bij patiënten met Parkinson, MS, amputatie onderste extremiteit, geriatrische patiënten en patiënten zonder gezondheidsklachten is de ICC minimaal 0.91 en maximaal 0.99. Dit is dus veel hoger dan bij prothese heup en knie.
Conclusie: Wel toepasbaar Dit meetinstrument voldoet volledig aan de criteria en is daardoor toepasbaar als evaluatiemiddel. Dit meetinstrument is functioneel. Het doel van het meetinstrument is voornamelijk evenwicht evalueren. Echter het meetinstrument is ook geschikt om de mobiliteit en valkans te evalueren.
21
Geelen, R.H.J. Hendrix, L.A.H., Rooijen, S.M. (2007). Timed up and go test. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie 117 (1), 27-28. 22 Internet (z.d). Geraadpleegd in 2010, van http://www.meetinstrumentenzorg.nl en Geelen, R.H.J. Hendrix, L.A.H. Rooijen, S.M. (2007). Timed up and go test. Nederlands tijdschrift voor
19
6 Minuten wandeltest (6 MWT)
De 6-minutenwandeltest is een intensieve inspanningstest die gebruikt kan worden om het functionele inspanningsvermogen van een patiënt in kaart te brengen en te evalueren. De patiënt moet in de tijd van 6 minuten een zo groot mogelijke afstand wandelend afleggen. De volgende middelen zijn nodig om de 6 minuten wandeltest te kunnen uitvoeren: een meetlint, stopwatch en minimaal twee pylonen voor het markeren van het looptraject (variërend van 8 tot 50m). De therapeut geeft vastgelegde instructies terwijl de patiënt loopt. Normen van de 6 minuten wandeltest bij 50m: AFSTAND= 218+ (5,14 x lengte in cm – 5,32 x leeftijd) – (1,80 x gewicht) + (51,31 x geslacht) Geslacht: 1= man; 0= vrouw.23,24
Algemene informatie Als het meetinstrument gebruikt wordt, dan moet vermeld worden of dit met of zonder hulpmiddel(en) wordt uitgevoerd. Sterke punten Geschikt voor patiënten met lage belastbaarheid. Eenvoudig protocol en lage kosten. De test is betrouwbaar en kan bij veel aandoeningen worden gebruikt. De 6 minuten wandeltest kan worden gebruikt bij patiënten met een gewrichtsprothese. Het blijkt dat de test- retest reliability bij deze groep patiënten hoog is (0,94). Daarnaast is de test valide en responsief. Voordelen van deze “submaximale” inspanningstest boven andere wandeltests zijn de zelfgekozen loopsnelheid, de minimaal benodigde middelen en de grote overeenkomst met wandelen in het dagelijkse leven. Zwakke punten Nadeel: Het resultaat is afhankelijk van de motivatie van de proefpersoon. Om deze reden moet aanmoediging gestandaardiseerd zijn, in de vorm van vastgelegde instructies. Wanneer er slechts één enkele 6minutenwandeltest wordt afgenomen vooraf aan de therapie, kan door het leereffect het effect van de therapie worden overschat. De patiënt moet aan het begin de mogelijkheid krijgen om de test twee keer te doen (inclusief oefensessie) Het meetinstrument is alleen gericht op uithoudingsvermogen en niet op andere grondmotorische eigenschappen. Conclusie: Wel toepasbaar Meetinstrument voldoet aan de criteria. De 6 minuten wandeltest is functioneel en ADL specifiek. Dit meetinstrument heeft als doel: het meten van het uithoudingsvermogen tijdens het lopen (hoeveel meter kan de patiënt binnen 6 minuten afleggen?)
Beslismomenten “performance- based measurements” en gecombineerde meetinstrumenten De meetinstrumenten die als “niet toepasbaar als evaluatiemiddel” zijn beoordeeld, worden niet gebruikt als meetinstrument voor de effectmeting. Dit zijn de “Stair climbing test”, “Berg fysiotherapie 117 (1), 27-28. Morree, J.J. (2006). Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 24 Magee, D.J. Zachazeweski, J.E. Quillen, S. (2007). Functional testing and return to activity. In Austin, G.P. (p. 660) Scientific foundations And Principles of Practice in Musculoskeletal Rehabilitation. 23
20
Balance Scale”, “Dynamic Gait Index” en de “DynaPort Knee Test”. Deze meetinstrumenten zijn uitgesloten, omdat deze niet aan de vooraf opgestelde criteria hebben voldaan. De meetinstrumenten met de beoordeling “twijfel of meetinstrument toepasbaar is als evaluatiemiddel” en “toepasbaar als evaluatiemiddel” zijn overgebleven. Dit zijn de “Time Up and Go test”, “6 minuten wandeltest”, “Harris Hip Score”, “Knee Society Score” en “Ganganalyselijst Nijmegen”. Deze meetinstrumenten zijn naast elkaar gelegd en de voor- en nadelen zijn kritisch overwogen. Een activiteit die de auteurs wilden onderzoeken is het lopen. Dit omdat lopen een belangrijke ADL activiteit voor het mobiel zijn van de patiënt en om de zelfstandigheid te vergroten. Het wordt zowel bij een THP als bij een TKP prothese al op de tweede dag na de operatie geoefend in het ziekenhuis.25 26 Voor de activiteit “lopen” zijn er vanuit de geselecteerde meetinstrumenten er twee geschikt. Dit zijn de “6 minuten wandeltest” en de “Ganganalyselijst Nijmegen”. De “6 minuten wandeltest” onderzoekt het functionele uithoudingsvermogen van de patiënt tijdens 6 minuten wandelen. Dit meetinstrument is geschikt voor verschillende doelgroepen en is betrouwbaar. De “Ganganalyselijst Nijmegen” is een meetinstrument om het looppatroon te observeren. De kwaliteit van dit meetinstrument is zwak, vooral als het wordt toegepast door onervaren beoordelaars. Om deze reden is er gekozen voor de “6 minuten wandeltest”. Tijdens het gebruik van dit meetinstrument wordt uiteraard het functionele uithoudingsvermogen van de patiënt onderzocht, maar tijdens de uitvoering kan ook het looppatroon geobserveerd en geanalyseerd worden. Hierbij moet men wel rekening houden met het feit dat de patiënt tijdens de “6 minuten wandeltest” sneller loopt dan gewoonlijk, omdat het doel is om zoveel mogelijk afstand af te leggen in zes minuten. Naast de activiteit lopen, wilden de auteurs meerdere activiteiten testen. De volgende meetinstrumenten zijn naast elkaar gelegd en bekeken welke het meest geschikt was: de “Time Up and Go test”, “Harris Hip Score” en de “Knee Society Score”. Het doel was om niet meer dan vier meetinstrumenten te gebruiken en het meest ideaal is dat het onderzoeken van de verschillende activiteiten zoveel mogelijk in één meetinstrument wordt samengevat. Het nadeel van de “Harris Hip Score” en de “Knee Society Score” is, dat deze meetinstrumenten specifiek voor één gewricht zijn en dat beide meetinstrumenten veel tijd in beslag nemen. De “Time Up and Go test” is geschikt om de mobiliteit van geriatrische patiënten en evenwichtsstoornissen van patiënten te meten. Dit meetinstrument kan daardoor bij een brede doelgroep toegepast worden, zoals mensen met een heup- en/of knieprothese. De uitvoering van dit meetinstrument is snel. De betrouwbaarheid van de “Knee Society Score” is onduidelijk, omdat verschillende bronnen elkaar tegenspreken.27 28 Bij de “Time Up and Go test” en de “Harris Hip Score” is de betrouwbaarheid wel goed. Uit bovenstaande redenen blijkt dat de “Time Up and Go test” het meest geschikt is. Het doel van dit meetinstrument is om het evenwicht van de patiënt te onderzoeken tijdens 25
Ziekenhuis Bernhoven regio Oss- Uden- Veghel (2009). Protocol knieprothese. Bernhoven: Ziekenhuis. 26 Ziekenhuis Bernhoven regio Oss- Uden- Veghel (2009). Protocol heupprothese. Bernhoven: Ziekenhuis. 27 Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. 28 Lucas, L. Kleijn, A. et al. (2007). Functional improvement after unicompartmental knee replacement: a follow- up study with a performance based knee test. Knee Surg Sports Traumatol Arthroscopie,15, 1187- 1193.
21
verschillende activiteiten die tijdens de test worden uitgevoerd, zoals opstaan uit een stoel, lopen, draaien in stand en gaan zitten op een stoel. Ook wordt aangegeven dat dit meetinstrument geschikt is om de mobiliteit te meten en de valkans te evalueren. Een hogere score geeft een verhoogd valrisico aan. Uiteraard wordt dit meetinstrument gebruikt voor deze drie doelen, maar men kan tegelijkertijd kijken hoe de verschillende activiteiten (onder andere transfer van zitten en opstaan vanuit stoel) worden uitgevoerd. Ook op deze zaken kan worden ingespeeld tijdens het beweegprogramma.
5. Eindbeslissing over de meetinstrumenten Er bestaan verschillende meetinstrumenten zowel voor de knie als voor de heup. Echter, de meeste meetinstrumenten zijn niet specifiek gericht of ontworpen voor patiënten na een totale knie- of heupprothese. Er zijn wel onderzoeken uitgevoerd die meetinstrumenten voor knie- en/of heupaandoeningen hebben getest op mensen die een heup- of knieprothese nog moeten ontvangen en/of die een totale heup- of knie prothese hebben gekregen. Hillebrand I. et al geeft aan dat meerdere meetinstrumenten worden aanbevolen door de literatuur. Vanuit deze review wordt door de auteurs aangeraden om verschillende meetinstrumenten in combinatie met elkaar te gebruiken om een compleet beeld te krijgen van alle domeinen vanuit het “International Classification of Functioning, Disability and Health” (ICF)29 classificatie systeem.30 Uit de literatuur is gebleken dat pijn invloed heeft op de uitkomst van “self report” vragenlijsten die betrekking hebben op fysieke vaardigheden. Ook om deze reden is het belangrijk om zowel “self report” als “performance based” meetinstrumenten te gebruiken om een volledig beeld te krijgen van het functioneren van de patiënt.31 Uit bovenstaande “self report” en “performance based” meetinstrumenten zijn de vier meetinstrumenten gekozen die naar de mening van de auteurs het meest geschikt zijn als evaluatiemiddel om het functie- , activiteiten- en participatieniveau, oftewel het ADL van de patiënt, in kaart te brengen. De meetinstrumenten voldoen aan de opgestelde criteria, zijn van goede kwaliteit, praktisch toepasbaar en nemen weinig tijd in beslag. Het gaat hierbij om de volgende vier meetinstrumenten: “Self reporting measurements”: “Patient Specific Functional Scale” (PSFS) “Western Ontario and McMaster Universities” (WOMAC) “Performance based” meetinstrumenten “6 Minuten wandeltest” ( 6 MWT) “Time Up and Go test” (TUG) Toepassing meetinstrumenten De keuze voor het moment van evalueren voor de effectmeting, na zes weken, is gebaseerd op de responsiviteitsgegevens van de meetinstrumenten die betrekking hebben op patiënten met een TKP en/of THP. Echter, deze gegevens zijn niet voor alle meetinstrumenten aanwezig. De meetinstrumenten waarbij geen responsiviteitsgegevens bekend waren, zijn gebaseerd op de effectresultaten van de grondmotorische eigenschappen. 29
Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.rivm.nl/who-fic/icf.htm Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. 31 Akker- Scheek, I. Zijlstra, W. et al. (2008). Physical function before and after Total hip arthroplasty: perception and performance. Physical therapy, 88. 30
22
PSFS Voor de PSFS zijn geen specifieke responsiviteitsgegevens gevonden die laten zien wanneer dit meetinstrument het beste kan worden toegepast voor mensen met een TKP en/of THP om significante verschillen te kunnen aantonen. De PSFS wordt gebruikt om persoonlijke doelen van de patiënt weer te geven. Dit kan op het gebied zijn van functies- , activiteiten- en/of participatie of een combinatie van deze drie. Om te komen tot verbetering van genoemde gebieden is het belangrijk om vaardigheden te oefenen en grondmotorische eigenschappen te trainen. Vanuit de opleiding fysiotherapie is bekend dat er na zes tot acht weken verbetering op kan treden met betrekking tot de grondmotorische eigenschappen: mobiliteit, kracht, uithoudingsvermogen en coördinatie. Deze grondmotorische eigenschappen dragen bij aan het behalen van persoonlijke doelen van de patiënt die gericht zijn op ADL. Ook blijkt uit een onderzoek van Sashika et al dat er door zes weken te oefenen er een verbetering optreedt in loopsnelheid en heupabductiesterkte bij mensen met een THP. 32 In een andere bron wordt aangegeven dat het minimal zes tot acht weken duurt om een krachttoename te krijgen.33 Op basis van deze gegevens is besloten om de PSFS na zes weken te evalueren. WOMAC Voor de WOMAC is gebleken dat er voor mensen met een totale heup- of knieprothese een significante vooruitgang is na 6 weken met betrekking tot: pijn, stijfheid en lichamelijk functioneren. Dit meetinstrument wordt dan ook als tussenevaluatie na zes weken toegepast. 34
6 Minuten wandeltest Ook voor de 6 minuten wandeltest zijn geen responsiviteitsgegevens gevonden die specifiek gericht zijn op mensen met een TKP en/of THP. Wel is bekend dat de grondmotorische eigenschappen: mobiliteit, kracht, uithoudingsvermogen en coördinatie nodig zijn om een beter resultaat te krijgen op de 6 minuten wandeltest. Zoals boven ook genoemd is er na zes tot acht weken verbetering te verwachten op de grondmotorische eigenschappen. Om deze reden wordt de 6 minuten wandeltest ook na 6 weken geëvalueerd. Time Up and Go test Uit de review van Hillebrand I. et al blijkt dat de TUG alleen betrouwbaar is voor de TKP in de eerste periode postoperatief. Het is onbekend of dit hetzelfde geldt voor de THP. Echter voor de volledigheid wordt aanbevolen om de TUG voor zowel mensen met TKP als THP uit te voeren om een volledige dataverzameling te verkrijgen. Na 9-10 weken heeft de TUG een plafondeffect bij TKP patiënten. 35 De TUG moet daarom vóór negen weken worden afgenomen om de betrouwbaarheid van het meetinstrument te kunnen garanderen. Ook de score op dit meetinstrument is afhankelijk van onder andere de grondmotorische eigenschappen, welke na zes tot acht weken verbeteringen laten zien. Dit meetinstrument wordt om deze reden dan ook na zes weken toegepast als tussenevaluatie voor zowel TKP als ook THP patiënten.
32
Magee, D.J. Zachazewski, J.E. Quillen, W.S. (2009). Physical rehabilitation after total hip arthroplasty. In Pathology and intervention in musculoskeletal rehabilitation. (pp. 841). Saunders Elsevier. 33 Magee, D.J. Zachazewski, J.E., Quillen, W.S.( 2009). Physical rehabilitation after Total knee arthroplasty. In Pathology and intervention in musculoskeletal rehabilitation. (pp. 854). Saunders Elsevier. 34 Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.meetinstrumentenzorg.nl 35 Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam.
23
Meetinstrumenten na drie maanden De effectmeting was bedoeld voor een behandelduur van zes weken. Echter, de meetinstrumenten kunnen ook worden gebruikt na zes weken. Hoewel er geen responsiviteitsgegevens gevonden zijn voor mensen met een TKP en/of THP over een periode van drie maanden, blijkt vanuit de literatuur dat er na minimaal drie- vier maanden nog steeds verbetering optreedt. 36 Voor de heup geldt dat er tot zes a acht maanden nog steeds verbetering kan optreden.37 De auteurs veronderstellen dan ook, vanwege deze gegevens, dat er na minimaal drie maanden nog verbetering kan plaatsvinden in de scores van de meetinstrumenten. Bovendien is het belangrijk om ook een eindmeting uit te voeren om het eindresultaat van de patiënt te evalueren op functie- , activiteiten- en participatieniveau. Na drie maanden vind de eindmeting plaats en worden de meetinstrumenten voor de laatste keer toegepast. Deze scores worden vergeleken met de scores vanuit de baselinemeting en de tussenmeting na zes weken.
6. Slot Dit document is het plan voor de implementatie en effectmeting. Het is nu nog te vroeg om conclusies te trekken aangezien het beweegprogramma niet geïmplementeerd kon worden door de auteurs. Naar de mening van de auteurs is dit voldoende informatie voor de uitvoerders.
36
Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen.(2009). Informatiefolder Totale knieprothese. Nijmegen: ziekenhuis. 37 Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen.(2009). Informatiefolder Totale heupprothese. Nijmegen: ziekenhuis.
24
7. Bronnen Akker- Scheek, I. Zijlstra, W. et al. (2008). Physical function before and after Total hip arthroplasty: perception and performance. Physical therapy, 88. Internet (z.d.). Assessment: Dynamic Gait Index- Balance beim Gehen beurteilen. Geraadpleegd in 2010, van htttp://www.thieme.de/physioonlinet Beurskens, S. Peppen, R. van, Stutterheim, E. et al. (2008). Meten in de praktijk, Bohn Stafleu van Loghum. Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen.(2009). Informatiefolder Totale heupprothese. Nijmegen: ziekenhuis. Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen.(2009). Informatiefolder Totale knieprothese. Nijmegen: ziekenhuis. Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.cebp.nl Escobar, A. Quintana, J.M. Bilbao, A. et al. (2007). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total knee replacement. Osteoarthritis and Cartilage 15, 273- 280. Geelen, R.H.J. Hendrix, L.A.H. Rooijen, S.M. (2007) Timed up and go test. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie:117(1), 27-28. Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. Köke, A.J.A. (2007). Patiënt specifieke klachten. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie, 117(4),154. Lenssen, T. (2009). Klinimetrie van meten van bewegingsuitslagen van de knie. Jaarboek Fysiotherapie Kinesietherapie. Lucas, L. Kleijn, A. et al. (2007). Functional improvement after unicompartmental knee replacement: a follow- up study with a performance based knee test. Knee Surg Sports Traumatol Arthroscopie,15, 1187- 1193. Magee, D.J. Zachazeweski, J.E., Quillen, S. (2007). Functional testing and return to activity. In Austin, G.P. (p. 660) Scientific foundations And Principles of Practice in Musculoskeletal Rehabilitation. (p.660). Magee, D.J. Zachazewski, J.E. Quillen, W.S. (2009). Physical rehabilitation after total hip arthroplasty. In Pathology and intervention in musculoskeletal rehabilitation. (pp. 841). Saunders Elsevier. Magee, D.J. Zachazewski, J.E. Quillen, W.S.( 2009). Physical rehabilitation after Total knee arthroplasty. In Pathology and intervention in musculoskeletal rehabilitation. (pp. 854). Saunders Elsevier. Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.meetinstrumentenzorg.nl
25
Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/69_1.pdf Mizner, R.L. et al. (2005). Quadriceps Strength and Time Course of functional Recovery After Total Knee Arthroplasty. Journal of Orthopaedic & Sport Physical Therapy, 35, 424436. Morree, J.J. (2006). Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.pijn.com Ziekenhuis Bernhoven regio Oss- Uden- Veghel (2009). Protocol heupprothese. Bernhoven: Ziekenhuis. Ziekenhuis Bernhoven regio Oss- Uden- Veghel (2009). Protocol knieprothese. Bernhoven: Ziekenhuis. Quintana, J.M. Escobar, A. Bilbao, A. et al. (2005). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total hip replacement. Osteoarthritis and Cartilage, 13, 1076- 1083. Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.rivm.nl/who-fic/icf.htm Takken, T. (2005). De 6-minutenwandeltest: bruikbaar meetinstrument. Stimulus, 24, 244-258. Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.texpts.comPDFs/Knee%20Outcome%20SurveyTexPTS.pdf Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, e.a. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
26
8. Bijlagen Bijlage 1.
Informed Consent Ondergetekenden gaan akkoord dat de studenten: Sarah Terhart, Sophia Beckmann, Marcella van den Brink en Dieuwertje de Vree, vierdejaars studenten fysiotherapie van de HAN te Nijmegen, informatie gebruiken van ondergetekende deelnemer aan de beweeggroep voor mensen met een nieuwe knie of heup voor hun afstudeerproject. In de documentatie voor het afstudeerproject worden geen persoonsgegevens van de deelnemer gebruikt om zo de anonimiteit te waarborgen. Datum:
Handtekening deelnemer beweeggroep
……………………………………………. Handtekening Sarah Terhart
……………………………………………. Handtekening Sophia Beckmann
……………………………………………. Handtekening Marcella van den Brink
……………………………………………. Handtekening Dieuwertje de Vree
…………………………………………….
27
Bijlage 2.
Intakeformulier Beweegprogramma THP en TKP Datum: Persoonsgegevens Naam: Geboortedatum: Telefoonnummer: Verzekering: Algemene gegevens Soort prothese + zijde: Datum operatie: Datum ontslag ziekenhuis:
Functies en anatomische eigenschappen
Externe factoren
Activiteiten
Participatie
Interne factoren
28
Bijlage 3.
Evaluatieformulier Beweegprogramma THP en TKP Persoonlijke doelen vanuit PSFS: Doel 1:
Doel 2:.
Doel 3:.
Doel 4:
Doel 5
Evaluatie meetinstrumenten Meetinstrument
Score
PSFS
Datum:
Opmerkingen/bijzonderheden/conclusie Datum:
Datum:
Doel 1 Doel 2 Doel 3 Doel 4 Doel 5 WOMAC 6 MWT TUG
29
Bijlage 4. Werkwijze selecteren van geschikte meetinstrumenten Om antwoord te vinden op de derde deelvraag vanuit de literatuurstudie, ”Welke meetinstrumenten zijn valide om de effectiviteit van de interventies op het gebied van functie, activiteiten en participatie te evalueren?” is de volgende werkwijze gehanteerd om te komen tot valide en hanteerbare meetinstrumenten om de effectiviteit te meten van het beweegprogramma: 1. Als eerste zijn binnen de groep criteria* opgesteld waaraan het meetinstrument moet voldoen: Hanteerbaar voor patiënt o Het meetinstrument moet in de Nederlandse tijd beschikbaar zijn o Het meetinstrument mag geen onderdelen bevatten waarbij de patiënt (met name THP) risicobewegingen moet uitvoeren Hanteerbaar voor fysiotherapeut o Materialen die nodig zijn om de meting te kunnen uitvoeren moeten beschikbaar zijn o Nederlandse verkrijgbaarheid o Makkelijke interpretatie Meetinstrument moet valide zijn, daaronder verstaan wij: o Het meetinstrument heeft betrekking op functie- en/of activiteiten- en/of participatieniveau; o Het meetinstrument moet toepasbaar zijn voor heup en/of knie o Minimaal één meetinstrument moet gericht zijn op de persoonlijke doelen van de patiënt Meetinstrument moet reproduceerbaar zijn (overeenkomstigheid) Meetinstrument moet responsief zijn 2. Vervolgens is er gebrainstormd over welke meetinstrumenten bekend waren bij de fysiotherapiestudenten vanuit de opleiding, stages en vanuit het literatuuronderzoek voor deelvraag 1 en 2. Ook is er gekeken op http://www.meetinstrumentenzorg.nl voor mogelijk geschikte meetinstrumenten. Er is een lijst gemaakt van mogelijk geschikte meetinstrumenten. Onderling zijn de gebruikte meetinstrumenten verdeeld en uitgewerkt. 3. Ieder groepslid heeft via de site: http://www.meetinstrumentenzorg.nl gekeken of de meetinstrumenten mogelijk toepasbaar zijn. Deze site heeft voor veel meetinstrumenten al onderzoek gedaan naar: o Algemene gegevens Lichaamsregio, aandoening, domein “menselijk functioneren” Korte beschrijving Doelgroep Auteur o Doel van het meetinstrument o Soort/vorm meetinstrument o Verkrijgbaarheid o Methodologische kwaliteit Interne consistentie Reproduceerbaarheid Validiteit Responsiviteit/longitudinale validiteit
30
Hanteerbaarheid Normgegevens Interpretatie o Overige gegevens o Literatuurlijst De meetinstrumenten zijn beoordeeld naar kleur volgens het stoplichtenmodel, waarbij geldt dat: o Rood= niet toepasbaar als evaluatiemiddel o Geel= twijfel of meetinstrument toepasbaar is als evaluatiemiddel o Groen= goed, toepasbaar als evaluatiemiddel Indien vanuit de informatie van genoemde website blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de criteria (groen), is het meetinstrument verder onderzocht middels de werkwijze voor literatuurstudie (net als deelvraag 1 en 2). Als het meetinstrument niet voldeed aan de opgestelde criteria volgens http://www.meetinstrumentenzorg.nl dan werd dit meetinstrument gelijk verworpen. Indien het meetinstrument op deze site niet gevonden werd, werden andere bronnen geraadpleegd welke in het document benoemd staan. o o
De meetinstrumenten die aan de criteria hebben voldaan, zijn middels literatuur/ artikelen beoordeeld en hun zwakke en sterke punten zijn uitgewerkt. De mogelijk toepasbare meetinstrumenten (groen/geel) met beoordeling zijn naast elkaar gelegd en onderling zijn de sterke en zwakke punten met elkaar vergeleken. Uiteindelijk zijn de meetinstrumenten geselecteerd welke voldoen aan de criteria en die het meest geschikt zijn om het beweegprogramma te evalueren. Het was voor de auteurs belangrijk om kwalitatief goede meetinstrumenten te hanteren die toepasbaar zijn op de doelgroep. Daarnaast was het doel om niet meer dan vier meetinstrumenten te gebruiken om het functie- en/of activiteiten- en/of participatieniveau te meten van de patiënt. Dit vanwege de volgende redenen: Het is voor de patiënt niet prettig om te veel (lange) metingen te moeten ondergaan. Daarnaast is het voor de fysiotherapeut overzichtelijker om zich te beperken tot een aantal meetinstrumenten en daaruit de belangrijkste gegevens te halen voor de effectmeting. Van de vier meetinstrumenten, was het doel om minimaal één meetinstrument te hebben die gericht is op de persoonlijke doelen van de patiënt. Soorten meetinstrumenten In onderstaande volgen twee tabellen waarin de subjectieve en objectieve meetinstrumenten gescheiden staan. De subjectieve meetinstrumenten zijn de “self report measurements”. Dit zijn vragenlijsten die de patiënt zelf kunnen invullen. De objectieve meetinstrumenten zijn de “performance- based” meetinstrumenten en gecombineerde meetinstrumenten. De “performance- based” meetinstrumenten zijn evaluatiemiddelen waarbij de patiënt iets moet uitvoeren en de fysiotherapeut dit beoordeelt. De gecombineerde meetinstrumenten vormen een combinatie van vragenlijst met observatie. Vanuit de literatuur wordt het aanbevolen om zowel “self report” als “performance based” meetinstrumenten met elkaar te vergelijken om een volledig beeld te krijgen van het functioneren van de patiënt.38 Door deze twee soorten meetinstrumenten met elkaar te combineren krijgt men een meer compleet beeld van alle domeinen vanuit het “International Classification of Functioning, Disability and Health” (ICF)39 classificatie systeem.40
38
Akker- Scheek, I., Zijlstra, W. et al. (2008). Physical function before and after Total hip arthroplasty: perception and performance. Physical therapy, 88. 39 Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.rivm.nl/who-fic/icf.htm 40 Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam.
31
“Self- report measurement” Meetinstrument Korte beschrijving meetinstrument Naam + afkorting
Voldoet meetinstrument aan criteria?*
Onderbouwing meetinstrument Wel/niet toepasbaar als evaluatiemiddel
Ja/nee
Patiënt Specifieke Klachten (PSK)
De PSK is een meetinstrument waarmee de voor de individuele patiënt specifieke probleemgebieden op het gebied van dagelijks functioneren geïnventariseerd kunnen worden. De PSK is een vragenlijst waarbij de patiënt zelf aangeeft met welke activiteiten moeite wordt ervaren tijdens de uitvoering als gevolg van de (pijn)klachten. De patiënt leest een lijst met (voorbeeld)activiteiten en kan eventueel zelf activiteiten toevoegen en kiest er 3 tot 5 uit die op dat moment de belangrijkste en meest beperkende activiteiten zijn, die tevens veel voorkomen in het dagelijks functioneren. De uiteindelijke 3 tot 5 activiteiten worden gescoord op een 100 mm VAS schaal. Het linkeruiteinde van de schaal is omschreven als “geen enkele moeite” en de rechterzijde als “onmogelijk”. Van de 3 tot 5 scores kan eventueel een gemiddelde score berekend worden. De PSK kan voor alle patiëntengroepen gebruikt worden, maar de huidige lijst heeft betrekking op patiënten met lage-rugklachten. De lijst moet voor andere patiëntengroepen aangepast worden. De PSK geeft geen overzicht van alle door de patiënt ervaren beperkingen in het dagelijks functioneren. Het wordt daarom aanbevolen om de PSK te combineren met een ziekteperspectief meetinstrument op beperkingsniveau. De PSK 41 42 43 scoort de uitvoering over 1 week. , ,
Ja.
Algemene informatie Bij de PSK is een verandering van minimaal 64% noodzakelijk om te spreken van een klinisch relevant verschil. Sterke punten De responsiviteit van de vragenlijst voor rugpatiënten is goed. De constructvaliditeit (verkregen scores die samenhangen met andere meetinstrumenten) van de PSK is goed. De effect size van de PSK is 1.63. Meetinstrument is aanwezig en in het Nederlands. Het is hanteerbeer en toepasbaar voor zowel de heup als knie. Het meetinstrument heeft betrekking op functie- activiteiten en participatieniveau. Zwakke punten Er zijn nog geen gegevens bekend over de betrouwbaarheid.
Conclusie: Twijfel Het meetinstrument voldoet aan alle inclusie criteria. Echter, er zijn geen gegevens bekend over de betrouwbaarheid.
41
Köke, A.J.A. (2007). Patiënt specifieke klachten. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie, 117(4),154. Vogels, E.M.H.M., Hendriks, H.J.M., Baar, M.E. van, e.a. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. 43 Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.pijn.com 42
32
Western Ontario and McMaster Universites Osteoarthritis Index
De WOMAC is een ziektespecifieke, door patiënten zelf ingevulde vragenlijst, ontwikkeld voor patiënten met heup- of knieartrose en kost ongeveer 5 minuten om deze in te vullen. De WOMAC kan zowel voor knie als heuppatiënten worden gebruikt. De patiënt vult de vragenlijst zelf in en de vragen hebben betrekking op de afgelopen 48 uur
Knie en heup
Het meetinstrument meet de invloed van gonen/of coxartrose op: Pijn Stijfheid Lichamelijk functioneren Het meetinstrument is gericht op functie- en activiteitenniveau. Er worden vragen gesteld m.b.t. pijn en gewrichtsstijfheid (functies) en deze worden gekoppeld aan activiteiten (lopen, zitten, liggen, traplopen etc.)
(WOMAC)
Ja
Algemene informatie Uit onderzoek blijkt dat er een significante vooruitgang na
6 weken en 6 maanden op het gebied van pijn, stijfheid en lichamelijk functioneren te verwachten is. Dit geldt voor
mensen met artrose van de heup en knie, maar ook voor 44 mensen met een totale knie- of heupprothese met artrose. De “Minimum clinically important difference” (MCID) voor de WOMAC is rond 15 punten. In een artikel wordt aangegeven dat deze waarde niet als absolute drempel overwogen moet worden, dit blijkt per bron soms wat te verschillen MCID specifiek op onderdelen: o 6 maanden na TKP: tussen 27 punten (stijfheid) en 31 punten (pijn) o MCID specifiek tussen 6 maanden en 2 jaar na TKP: tussen 14,52 (stijfheid) en 22,87 (pijn). o De MCD (minimal detectable change) varieerde van 13,11 punten (functie) tot 29,12 punten (stijfheid) De voornaamste verandering treedt op in de eerste 6 maanden na TKP. De veranderingen op de WOMAC en de lichamelijke domeinen van de SF 36 waren erg hoog. De goede responsiviteitsgegevens zijn altijd lager voor de totale heup vervanging. Van 6 maanden tot 2 jaar zijn de veranderingen in de WOMAC klein, maar wel significant Escobar et al. hebben de responsiviteit en klinische belangrijke verandering onderzocht voor de WOMAC en SF- 36 voor 45 mensen met een TKP (prospectieve observationele studie)
Hillebrand I. et al hebben een review uitgevoerd naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een TKP. Het volgende wordt in het artikel aangegeven over de WOMAC: De WOMAC scoort samen met de 6 MWT op alle onderdelen (betrouwbaarheid, validiteit, responsiviteit, praktische toepasbaarheid) een +. Dit meetinstrument heeft een hoge betrouwbaarheid volgens Lingerd et al. Ook is de WOMAC valide, responsief en praktisch toepasbaar gevonden. Dit meetinstrument is gericht op functie en activiteitenniveau vanuit de ICF. 44 45
Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.meetinstrumentenzorg.nl Escobar, A. Quintana J.M. Bilbao, A., et al. (2007). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total knee replacement. Osteoarthritis and Cartilage 15, 273- 280.
33
Deze review beveelt het aan om meerdere meetinstrumenten in combinatie met elkaar te gebruiken om alle onderdelen vanuit de ICF te kunnen evalueren bij patiënten na een TKP. Het gaat dan om de combinatie van de volgende meetinstrumenten: WOMAC, SF- 36, 6 MWT en de KSS. De Vier Dimensionale Klachtenlijst wordt ook aangeraden om ook de persoonlijke factoren 46 in kaart te brengen. Dit artikel is hetzelfde opgebouwd als het bovengenoemde (Responsiveness and clinically important difference for the WOMAC and SF-36 after total knee replacement). Informatie over de WOMAC is hetzelfde. Echter in dit onderzoek is de responsiviteit voor de THP uitgezocht het volgende wordt hierover gezegd: Het artikel geeft aan dat net zoals andere studies hebben aangegeven, dat de voornaamste verandering voor een THP na 6 maanden kan optreden MCID specifiek op onderdelen: o Verbeteringen 6 maanden na THP: tussen 37 punten (stijfheid) en 39 punten (pijn) o MCID specifiek tussen 6 maanden en 2 jaar na THP: tussen 25,91 (stijfheid) en 29,26 (pijn). o De MCD (minimal detectable change) varieerde van 21,38 punten (pijn) tot 27,98 punten (stijfheid) Er was een plafondeffect bij sommige WOMAC domeinen net als een bodemeffect bij de SF 36. De WOMAC liet een kleiner vloer- of bodemeffect zien voor de interventie, maar het bodemeffect was gezien voor stijfheid en pijndomein na 6 maanden tot 2 jaar. De SF 36 domeinen laten een bodem- en plafondeffect zien voor de interventie, terwijl na de interventie
46
Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. 47 Quintana, J.M. Escobar, A. Bilbao, A. et al. (2005). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total hip replacement. Osteoarthritis and Cartilage, 13, 1076- 1083. 48 Overgenomen van: Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/69_1.pdf 49 Overgenomen van: Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/69_1.pdf 50 Quintana, J.M. Escobar, A. Bilbao, A. et al. (2005). Responsiveness and clinically important differences for the WOMAC and SF- 36 after total hip replacement. Osteoarthritis and Cartilage, 13, 1076- 1083. 51 Overgenomen van: Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/69_1.pdf
34
het bodemeffect domineert. Zonder te letten op de bodem- en plafondeffecten voor beide vragenlijsten, lijkt het zo te zijn dat 47 er verbetering is voor de WOMAC en SF 36. Sterke punten Interne consistentie Nederlandse versie WOMAC is berekend voor mensen met heupartrose, deze populatie patiënten wachten op een totale heupprothese, Cronbach’s alpha voor pijn: 0,88 en lichamelijk functioneren voor mensen met heupartrose 0,96 De ICC is berekend voor mensen met heupartrose, deze populatie patiënten wachten op een totale heupprothese: voor 5- punt likertschaal: pijn: 0,77, lichamelijk functioneren: 0,92 WOMAC discrimineert tussen patiënten met een goede en slechte functie sensitiviteit 77% en specificiteit 76% Correlatie tussen WOMAC en verschillende andere meetinstrumenten is berekend. Bellamy et al. hebben daar onderzoek voor uitgevoerd. Gebleken is dat er een hoge 48 correlatie is gevonden tussen : 1. Deelgebied pijn en Lequesne pijn, Lequesne lichamelijk functioneren en joint tenderness (modified Doyle Index). 2. Deelgebied stijfheid en Lequesne stijfheid, Lequesne pijn, Lequesne lichamelijk functioneren en joint tenderness (modified Doyle Index). Deelgebied stijfheid en Lequesne stijfheid en Lequesne pijn. 3. Deelgebied lichamelijk functioneren en Lequesne lichamelijk functioneren, Lequesne stijfheid, Lequesne pijn, joint tenderness(modified Doyle Index), Bradburn Index of Well Being en social component of the McMaster Health Index Questionnaire (MHIQ). De correlatie tussen de Nederlandstalige WOMAC en verschillende andere meetinstrumenten is onderzocht bij patiënten met heupartrose wachtend op een THP: o Correlatie R (Pearson), subcat Lichamelijk functioneren met de Dutch- AIMS 2 (Lopen en buigen): 0.62 o Correlatie R (Pearson), subcat Lichamelijk functioneren met de HAQ-DLV (Beperkingen):0.67 De Pearson moet liggen tussen de -1 en 1. Hoe dichter bij de 0, hoe
35
kleiner het verband.
Veranderingen in de WOMAC op het gebied van pijn en functie tonen een significante sterkere correlatie met de volgende zaken: tevredenheid, waargenomen verbetering kwaliteit van leven en waargenomen gezondheidstoestand dan veranderingen op de Knee Society knie/pijn score en SF- 36 lichaamspijn score: (r= 0,34-0,44, p< 0,001 en r= 0,40- 0,52, p 49 < 0,001) De WOMAC is net zo responsief als de Doyle index en Lequesne Index. De WOMAC is responsiever dan klinische testen als: “50- foot walking time”, “Intermalleolar straddle”, “intercondylar distance”, “Total rage of motion” Correlatie van de LK 3.0 (ordinaal) en VAS 3.0 (interval) is per deelgebied berekend met de pearson correlatie coëfficiënt: 0,56- 0,91 Vragenlijst is duidelijk, gemakkelijk en snel in te vullen door de patiënt Gegevens zijn duidelijk interpreteerbaar, daardoor snel te verwerken Vanuit Quintana J.M et al. komen de volgende sterke punten naar voren over de WOMAC: o Zowel de WOMAC als SF 36 hebben een Cronbach’s alpha hoger dan 0,70. o Responsiviteit WOMAC na 6 maanden tot 2 jaar na interventie boven 0,80 voor alle domeinen. o Responsiviteit SF 36 na 6 maanden tot 2 jaar na interventie bijna alles boven 0,70, behalve algemene gezondheid deze was lager dan 0,70 o De MCID was hoger dan 70% voor alle WOMAC domeinen, behalve stijfheid (60%), deze was hoger dan 50% voor alle SF 36 domeinen. o MDC was hoger dan 80% voor alle WOMAC domeinen, behalve stijfheid (60%), terwijl deze hoger was dan 40% voor de SF 36. o Na 2 jaar waren er nog steeds kleine verbeteringen zowel voor de WOMAC als voor de SF- 36. Voor de WOMAC waren deze gegevens statistisch significant. Voor de SF 36 was dit alleen voor het lichamelijke domein en het fysieke. Het onderzoek geeft aan
dat de algemene gezondheid verergerde
36
(P=0,003). o
Vanuit dit onderzoek gezien vinden er bij beide vragenlijsten verbeteringen plaats na 6 maanden en na 2 jaar. Echter de cijfers laten zien dat de WOMAC 50 beter uit de bus komt dan de SF 36.
Zwakke punten De interne consistentie en betrouwbaarheid (reproduceerbaarheid) zijn berekend op mensen met heupartrose (en dus niet ook op knie) en niet specifiek voor mensen met een nieuwe heup of knie met als oorzaak artrose. Echter in onderstaand artikel zijn de WOMAC gegevens speciaal gericht op mensen na TKP (Escobar et al) De correlatie tussen de Nederlandstalige WOMAC en verschillende andere meetinstrumenten is onderzocht bij patiënten met heupartrose wachtend op een THP: o Correlatie R (Pearson), subcat Pijn met de HAQ-DLV (Pijn): 0.39 o Correlatie R (Pearson), subcat Pijn met de HHS-DLV (Pijn): 0.39 o Correlatie R (Pearson), subcat Lichamelijk functioneren met de HAQ-DLV (Pijn): 0.46 o Correlatie R (Pearson), subcat Lichamelijk 51 functioneren met de HHS-DLV (Functie): 0.49
Algofunctional index knie
52
Doelgroep meetinstrument: oorspronkelijk ontwikkeld voor patiënten met artrose, maar ook te gebruiken bij andere knieaandoeningen
Ja
Conclusie: wel toepasbaar Hoewel de WOMAC niet speciaal is ontwikkeld voor mensen met een nieuwe heup of knie (maar wel voor mensen met knie- of heupartrose, wat vaak de onderliggende oorzaak is voor een THP en/of TKP), blijkt de WOMAC uit bovenstaande bronnen, zowel voor mensen met een nieuwe knie als heup responsief, betrouwbaar, valide, sensitief en specifiek te zijn. Het meetinstrument is vergeleken met andere meetinstrumenten en blijkt beter te zijn dan de SF 36. Het voordeel van dit meetinstrument is dat het gaat over ADL activiteiten en zowel afgenomen kan worden voor mensen met heup- en knieklachten. Algemene informatie Tussentijdse evaluatie na 6 weken evalueren of er een verandering is in klachtenbeeld en/of voortzetting van de 53 behandeling zinvol is
Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, et al. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
37
(Algo- FI knie)
De volgende zaken worden geëvalueerd voor mensen met knieaandoeningen: Pijn of onbehagen Maximaal te lopen afstand Activiteiten ADL Dit meetinstrument meet voor de knie zowel de pijnintensiteit (functieniveau) m.b.t. nachtrust, ochtendstijfheid, lopen, lang zitten als ook functionele beperkingen: lopen op oneffen ondergrond, traplopen,hurken lang zitten (activiteiten niveau). Hoe groter de score des te hoger is de pijnintensiteit of de functionele beperking. 52
Invultijd 3-4 minuten
Sterke punten Meetinstrument is zowel te gebruiken voor heup als knie (echter zie ook zwak punt) Meetinstrument is reproduceerbaar en betrouwbaar. Gegevens uit Duits onderzoek met patiënten met knie aandoeningen waaronder ook gedeeltelijk met heupprothese: o Intraclass Correlatie Coëfficiënt (ICC) is groter dan 0,70 namelijk 0,9745 o Pearson: 0,9746 Samengesteld: 0,86 Pijn: 0,87 Functie: 0,92 Gegevens uit Duits onderzoek met heupaandoeningen en gedeeltelijke met knie prothese: o Pearson correlatie Pijn of onbehagen: 0,74756 Maximaal te lopen afstand: 0.87255 Activiteiten dagelijks leven: 0,85224 Interne consistentie voor Cronbach alpha is goed berekend voor mensen met knieartrose: voor de samengestelde categorie (0,82) en voor functie (0.86). KNGF richtlijn artrose heup- knie beveelt Algo functional index aan voor zowel mensen met artrose in de knie als heup: o Meetinstrument is valide voor patiënten met artrose van de knie en/of heup, meetinstrument is hier speciaal voor ontwikkeld o Reproduceerbaarheid en responsiviteit zijn 54 bevredigend Zwakke punten Interne consistentie voor pijn is lager voor mensen met knieartrose namelijk 0,55. ADL activiteiten voor Algofunctional index knie komt niet helemaal overeen met Algofunctional index heup, waardoor misschien ADL voor heup en knie moeilijker is om te vergelijken De algo functional index wordt vooral gebruikt voor mensen met artrose in de knie of heup en gebruikt tijdens het diagnostische
53 54
Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, et al. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, et al. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
38
proces en evalueren van de behandeling. De KNGF richtlijn artrose heup- knie geeft aan dat een score groter 11 of 12 punten een indicatie kan zijn voor een operatie. Het is twijfelachtig of dit meetinstrument om deze reden het meest geschikt is voor mensen die al een THP of TKP hebben ondergaan.
Algofunctional index heup
Doelgroep meetinstrument: oorspronkelijk ontwikkeld voor patiënten met artrose, maar ook te gebruiken bij andere heupaandoeningen
(Algo- FI heup)
Dit meetinstrument meet voor de heup zowel de pijnintensiteit (functieniveau) m.b.t. nachtrust, ochtendstijfheid, lopen, lang zitten als ook functionele beperkingen: sokken aantrekken, voorwerpen oprapen, trap op en af, in- uit auto stappen(activiteiten niveau). De volgende zaken worden geëvalueerd voor mensen met heupaandoeningen: Pijn of onbehagen Maximaal te lopen afstand Activiteiten ADL Hoe groter de score des te hoger is de pijnintensiteit of de functionele beperking. 55
Invultijd 3-4 minuten
55
ja
Conclusie: twijfel Dit meetinstrument is speciaal ontwikkeld voor mensen met artrose van de heup en knie. Uit Duits onderzoek is ook voor een gedeelte rekening gehouden met mensen die een prothese hebben. Echter, de KNGF richtlijn geeft aan dat een score van 11 of 12 punten of groter een indicatie kan zijn voor een operatie. Daarom is het twijfelachtig of dit meetinstrument dan wel zo geschikt is voor mensen die al een totale knie of heup operatie hebben ondergaan. Algemene informatie Tussentijdse evaluatie na 6 weken evalueren of er een verandering is in klachtenbeeld en/of voortzetting van de behandeling zinvol is Sterke punten Interne consistentie is berekend met Cronbach alpha voor mensen met heupartrose en knieartrose. Deze is goed voor zowel de samengestelde categorie (0,83) en voor functie (0.84) Meetinstrument voor de heup is reproduceerbaar en betrouwbaar, is gebleken uit een Duits onderzoek met patiënten met heupaandoeningen waarbij ook gedeeltelijk mensen met een heupprothese deelnamen: o Intraclass Correlatie Coëfficiënt (ICC) is groter dan 0,70 namelijk 0,9492 o ICC berekend voor mensen met heupaandoeningen (gedeeltelijk met heupprothese): Samengesteld: 0,94 Pijn: 0,96 Functie: 0.85 Pearson correlatie o Pijn of onbehagen: 0,61387
Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, et al. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
39
o Maximaal te lopen afstand: 0,85261 o Activiteiten dagelijks leven: 0,82832 De KNGF richtlijn artrose heup- knie beveelt Algo functional index aan voor zowel mensen met artrose in de knie als heup: o De algofunctional index is zowel te gebruiken voor heup als knie (echter zie ook zwak punt) o Algo functional index wordt aanbevolen voor het inventariseren van de pijn en beperkingen in activiteiten o Meetinstrument is valide voor patiënten met artrose van de knie en/of heup, meetinstrument is hier speciaal voor ontwikkeld o Reproduceerbaarheid en responsiviteit zijn 56 bevredigend
Zwakke punten Interne consistentie berekend voor mensen met heup- en knieartrose voor pijn is lager dan 0,70, namelijk 0,63 ADL activiteiten voor Algofunctional index heup komt niet helemaal overeen met Algofunctional index knie, waardoor misschien ADL voor heup en knie moeilijker is om te vergelijken De Algofunctional index wordt vooral gebruikt voor mensen met artrose in de knie of heup en gebruikt tijdens het diagnostische proces en evalueren van de behandeling. De KNGF richtlijn artrose heup- knie geeft aan dat een score groter 11 of 12 punten een indicatie kan zijn voor een operatie. Het is twijfelachtig of dit meetinstrument dan het meest geschikt is voor mensen die al een THP of TKP hebben ondergaan. Conclusie: twijfel Dit meetinstrument is speciaal ontwikkeld voor mensen met artrose van de heup en knie. Uit Duits onderzoek is ook voor een gedeelte rekening gehouden met mensen die een prothese hebben. Echter, de KNGF richtlijn geeft aan dat een score van 11 of 12 punten of groter een indicatie kan zijn voor een operatie. Daarom is het twijfelachtig of dit meetinstrument dan wel zo geschikt is voor
56
Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, et al. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
40
Visual Analogue Scale (VAS)
De VAS wordt meestal gebruikt voor het meten van de intensiteit en ernst van de pijn, maar ook voor andere dimensies van pijn, zoals de draaglijkheid van pijn. De VAS bestaat uit een vraag over de mate van pijn of draaglijkheid van pijn. De patiënt kan de vraag zelf invullen. Er wordt een inschatting gemaakt van de pijn gedurende de afgelopen week en dit wordt aangegeven op een horizontale lijn van 0 tot 100 mm door een verticaal streepje te zetten. De linkerzijde geeft geen pijn aan en de rechterzijde “ondragelijke pijn”. De VAS is gemakkelijk te gebruiken en te scoren en wordt door de meeste personen uit diverse culturele groepen gemakkelijk begrepen. De VAS is geschikt voor frequent gebruik.
Ja.
mensen die al een operatie hebben ondergaan. Algemene informatie Het minimal important change is bij de VAS lijn 15mm. Dit is 30% verbetering. Sterke punten De interbeoordelaars betrouwbaarheid is voldoende. Correlaties tussen herhaalde metingen liggen tussen 0.95 57 en 0.99. Interne consistentie bij kankerpatiënten is 0.88, dus betrouwbaar. Betrouwbaarheid ICC: o ICC bij kankerpatiënten is tussen 0.11 en 0.97. o ICC bij tandpijn is 0.95 tot 0.99. o ICC bij acute pijn bij volwassenen is 0.97. o ICC bij acute abdominale pijn bij volwassenen is 0.99. o De ICC is dus goed (minimaal 0.70). Er is een grote correlatie (verband) tussen de VAS en de NPRS, namelijk pearson 0.91/0,92 (Zo dicht mogelijk bij de -1 of 1 liggen). De VAS is een valide, betrouwbaar en responsief instrument voor het meten van pijn in de dagelijkse praktijk 58 en is in korte tijd af te nemen. Meetinstrument is aanwezig en in het Nederlands. Het is hanteerbeer en toepasbaar voor zowel de heup als knie. Het meetinstrument heeft betrekking op functieniveau (pijn). Zwakke punten Activiteiten en participatieniveau worden hiermee niet gemeten. Betrouwbaarheid is voor verschillende doelgroepen berekend en als “goed” beoordeeld. Voor heup en knieprotheses zijn geen gegevens gevonden over betrouwbaarheid. Het nadeel van de VAS is dat de patiënt het vermogen
57 58
Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, e.a. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Vogels, E.M.H.M. Hendriks, H.J.M. Baar, M.E. van, e.a. (2005). KNGF- richtlijn Artrose heup-knie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
41
moet hebben om de lijn te zien als een representatie van een abstract begrip, zoals pijn.
Numeric Pain Rating Scale (NPRS)
De NPRS meet de pijnintensiteit bij de patiënt. De patiënt geeft met een cijfer tussen de 0 en 10 aan hoe erg de pijn is. Daarbij is 0 geen pijn en 10 ondragelijke pijn.
Nee.
Conclusie: Twijfel Voor verschillende (andere) aandoeningen een kwalitatief goed meetinstrument. Doordat er geen gegevens bekend zijn over heup en knieprothese m.b.t. de kwaliteit, krijgt dit meetinstrument een twijfel. Ook meet dit meetinstrument alleen functie, namelijk pijn. Activiteiten en/of participatie worden niet bij dit meetinstrument betrokken. Algemene informatie Het minimale important change is 2 punten. Sterke punten Er is een grote correlatie (verband) tussen de VAS en de NPRS, namelijk pearson 0.91/0,92 (Zo dicht mogelijk bij de -1 of 1 liggen). Meetinstrument is aanwezig en in het Nederlands. Het is hanteerbeer en toepasbaar voor zowel de heup als knie. Zwakke punten Er zijn weinig gegevens bekend over de betrouwbaarheid. Het meetinstrument heeft betrekking op functieniveau (pijn). Activiteiten en participatieniveau worden hiermee niet gemeten.
Lower Extremity Functional Scale
De LEFS is een lichaamsregio specifiek meetinstrument met 20 vragen over de status van de onderste extremiteit.
Nee
Conclusie: Niet toepasbaar Er zijn geen gegevens bekend over de kwaliteit van dit meetinstrument. Tevens meet de NPRS slechts de functie pijn en geen andere niveaus vanuit het ICF. Conclusie: Niet toepasbaar De vragenlijst is alleen in het Engels verkrijgbaar.
(LEFS)
42
Knee Outcome Survey, Activitiy of Daily LivingScale (ADLS) Cybex Short Form 36 (SF-36)
Borg Rating of Perceived Exertion Schaal (Borg RPE schaal)
Dit meetinstrument is een vragenlijst waarop patiënten kunnen aangeven in welke mate de conditie van de knie het ADL van de patiënt aantast. Elke vraag wordt beantwoordt via een score van 0- 5. Waarbij “5” betekend geen belemmering van knie in ADL en “0”meeste belemmering van knie in ADL. Dit meetinstrument is gericht op functie- en 59 activiteitenniveau.
Nee
Conclusie: Niet toepasbaar Het meetinstrument is niet in het Nederlands verkrijgbaar.
Isokenic dynometer
Nee
Conclusie: Niet toepasbaar Niet functioneel, in de praktijk is geen “cybex” aanwezig.
De SF- 36 is een vragenlijst over de algemene gezondheidstoestand. Het bevat 8 dimensies van gezondheid: fysieke functioneren, rolbeperkingen door fysieke gezondheidsproblemen, pijn, algemene gezondheidsbevinding, vitaliteit, sociaal functioneren, rolbeperking door emotionele problemen en geestelijke gezondheid. Het afnemen van deze test duurt 5- 10 min. Meetinstrument kan gebruikt worden om subjectieve ervaringen tijdens fysieke belasting te beoordelen
Ja
Conclusie: Twijfel Het is een betrouwbaar en valide meetinstrument. Echter, in vergelijking met de WOMAC is de SF- 36 volgens Kreibich et
al vanuit het artikel van Hillebrand I. et al minder 60 61 responsief. ,
Nee
Sterke punten Het meetinstrument kan ook voor andere doelgroepen gebruikt worden om de mate van belasting te meten. De Borg Schaal zou bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden om te meten hoe zwaar een oefening voor een patiënt is Zwakke punten Meetinstrument is vooral onderzocht bij hartpatiënten (ademnood). Betrouwbaarheid is alleen voor deze doelgroep berekend. Het meetinstrument geeft geen specifieke informatie over het functie- , activiteiten, - of participatieniveau, dus valt meetinstrument niet onder de criteria.
59
Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.texpts.comPDFs/Knee%20Outcome%20SurveyTexPTS.pdf Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.cebp.nl 61 Hillebrand, I. Methorst A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. 60
43
Conclusie: Niet toepasbaar Meetinstrument voldoet niet aan criteria
Dutch Arthritis Impact Measurement Scales (Dutch Aims)
Lysholm Knee Score (LKS)
Patient Specific Functional Scale (PSFS)
De Dutch aims meet de kwaliteit van leven gericht op gezondheid. Het meetinstrument meet de verschillende aspecten van de gezondheidstoestand van mensen met reumatische aandoeningen, waarbij het gaat om (verandering in) fysiek functioneren, psychisch functioneren en sociale aspecten/impact van de aandoening. De items hebben betrekking op de laatste maand. Benodigde tijd: 15 tot 25 minuten Meetinstrument evalueert mobiliteit en bewegen. Lysholm Knee Score is met name bedoelt om de mate van knie instabiliteit in kaart te brengen zowel op stoornis als op beperkingsniveau
Nee
Conclusie: Niet toepasbaar In het totaal zijn het 77 vragen. Deze vragenlijst is te lang. In de vragenlijst zitten niet relevante vragen met betrekking tot de doelgroep.
Nee
Conclusie: niet toepasbaar Niet toepasbaar, want meetinstrument voldoet niet aan criteria: de Lysholm knee score is gericht op de doelgroep: patiënten met voorste kruisband letsel met als gevolg knie instabiliteit, dus niet specifiek voor mensen met een TKP en/of THP
Met dit meetinstrument kan de functionele status van de individuele patiënt bepaald worden. De patiënt wordt gevraagd de voor hem/haar belangrijkste activiteiten (tot 5) te benoemen die hem/haar moeite kosten of die hij/zij niet kan uitvoeren vanwege de problematiek. Tenslotte scoort de patiënt zelf de mate van beperkingen bij de activiteiten op een 11- punt schaal (0 = onmogelijk om activiteit uit te voeren, 10 = mogelijk om activiteit uit te voeren). Een hogere score betekent een betere functie. Bij vervolgmetingen heeft de patiënt inzage in zijn vorige scores. Dit meetinstrument is geschikt voor meerdere doelgroepen. De PSFS scoort de uitvoering over één dag.
Ja
Algemene informatie Het minimal detectable changes is 2 tot 2.5 punten bij individuele score en 1 tot 1.5 punt voor de gemiddelde score. Sterke punten Het meetinstrument is betrouwbaar. o ICC patiënten met lage rugpijn 0.97 (hoger dan 0.70). o ICC patiënten met kniedysfunctie 0.84. o ICC patiënten met nekdysfunctie 0.91. De interne consistentie bij patiënten met klachten aan de onderste extremiteiten is goed, namelijk 0.97. De inhoudsvaliditeit van de PSFS is goed. Patiënten geven meer variatie in hun ervaren problemen dan in dergelijke meetinstrumenten (RDQ, Oswestry en QLBPDQ) standaard is opgenomen. De constructvaliditeit van de PSFS is voldoende tot goed. De effect size van de PSFS is 1.6. Dit is goed (hoe hoger hoe beter).
44
The Oxford Hip Score (OHS)
The Oxford Knee Score (OKS)
Dit meetinstrument is voor patiënten die een heupprothese hebben gekregen. Het meetinstrument is een vragenlijst dat bestaat uit 12 vragen gericht op functies, activiteiten en participatie. Er wordt gescoord op een vijf- puntsschaal. Met dit meetinstrument kan worden gemeten of de operatie een succes was. Het meetinstrument heeft betrekking op functie, activiteiten en participatie. Dit meetinstrument is voor patiënten die een knieprothese hebben gekregen. Het meetinstrument is een vragenlijst dat bestaat uit 12 vragen gericht op functies, activiteiten en participatie. Er wordt gescoord op een vijfpuntsschaal. Met dit meetinstrument kan worden gemeten of de operatie een succes was.
Nee.
Nee.
Het is hanteerbeer en toepasbaar voor zowel de heup als knie. Het meetinstrument heeft betrekking op functie- activiteiten en participatieniveau. Het meetinstrument is aanwezig in het Nederlands.
Zwakke punten Er is weinig verband in responsiviteit tussen de meetinstrumenten PSFS en SF-36 Physical function domain 0.59 en tussen PSFS en NDI 0.66. Pearson moet liggen tussen 62 de -1 en 1. Hoe dichter bij de 0, hoe kleiner het verband. ( Conclusie: Toepasbaar Dit meetinstrument voldoet aan de inclusiecriteria. Dit meetinstrument is geschikt om de persoonlijke doelen van de individuele patiënt in kaart te brengen. Conclusie: Niet toepasbaar Er zijn weinig gegevens bekend over de kwaliteit van dit meetinstrument. De informatie die bekend is over dit meetinstrument is van Oxford University, deze hebben het meetinstrument ook ontwikkeld, komt uit 1997. Deze datum (ouder dan 2005) is een exclusiecriteria bij het zoeken naar literatuur. Daarnaast is dit meetinstrument alleen in het Engels verkrijgbaar.
Conclusie: Niet toepasbaar Er zijn weinig gegevens bekend over de kwaliteit van dit meetinstrument. De informatie die bekend is over dit meetinstrument is van Oxford University, deze hebben het meetinstrument ook ontwikkeld, komt uit 1997 (literatuur ouder dan 2005). Dit is een exclusiecriteria bij het zoeken naar literatuur. Daarnaast is dit meetinstrument alleen in het Engels verkrijgbaar.
Het meetinstrument heeft betrekking op functie, activiteiten en participatie.
62
Köke, A.J.A. (2007). Patiënt specifieke klachten. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie, 117(4),154.
45
“Performance- based measurements” en gecombineerde meetinstrumenten Meetinstrument Naam + afkorting
Korte beschrijving meetinstrument
Voldoet meetinstrument aan criteria?*
Onderbouwing meetinstrument Wel/niet toepasbaar als evaluatiemiddel
Ja/nee
Time Up and Go test (TUG)
Dit meetinstrument is geschikt om de mobiliteit te meten van geriatrische patiënten en patiënten met evenwichtsstoornissen. De Timed Up and Go test meet de tijd die de patiënt nodig heeft om op te staan uit een stoel, 3 meter comfortabel (energetisch meest efficiënt) te lopen, om te keren, weer terug te lopen en te gaan zitten. De patiënt mag zijn eigen loophulpmiddel en/of orthese gebruiken, maar er mag geen fysieke hulp worden gegeven. De test is praktisch en simpel uit te voeren. De test wordt uitgevoerd in een rustige ruimte met een vlakke vloer met op een afstand van 3 meter van de stoel een markering. De benodigde tijd is afhankelijk van de patiënt. Een score van 20 tot 30 seconden is indicatief voor een verhoogd valrisico. Bij een score <20 seconden kan de patiënt veilig en zelfstandig lopen. Bij een score >30 seconden is hulp bij het 63 lopen noodzakelijk.
Ja
Algemene informatie 64 65 Smallest Detectable Difference (SDD) is 1.63 seconden. , Sterke punten De interne consistentie bij geriatrische patiënten is 0.95-0.96 (hoger dan 0.70, dus positief). De ICC bij patiënten met een knie- en heupprothese is 0.75 (hoger dan 0.70 is betrouwbaar). Dit meetinstrument is in het Nederlands verkrijgbaar. Functioneel meetinstrument door onder andere verschillende transfers Zwakke punten Bij patiënten met Parkinson, MS, amputatie onderste extremiteit, geriatrische patiënten en patiënten zonder gezondheidsklachten is de ICC minimaal 0.91 en maximaal 0.99. Dit is dus veel hoger dan bij prothese heup en knie. Conclusie: Wel toepasbaar Dit meetinstrument voldoet volledig aan de criteria en is daardoor toepasbaar als evaluatiemiddel. Dit meetinstrument is functioneel. Het doel van het meetinstrument is voornamelijk evenwicht evalueren. Echter het meetinstrument is ook geschikt om de mobiliteit en valkans te evalueren.
63
Geelen, R.H.J. Hendrix L.A.H. Rooijen S.M. (2007). Timed up and go test. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie:117(1), 27-28. Internet (z.d.). Geraadpleegd in 2010, van http://www.meetinstrumentenzorg.nl 65 Geelen, R.H.J. Hendrix L.A.H. Rooijen S.M. (2007). Timed up and go test. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie:117(1), 27-28. 64
46
Stair climbing test
Meet de tijd die een patiënt nodig heeft om 12 treden omhoog en omlaag te lopen.
Nee
Conclusie: Niet toepasbaar Het blijkt dat de test-retest reliability goed is (coëfficiënt van 0,93). Echter, deze 66 67 test is niet toepasbaar in de praktijk in Berghem, omdat er geen trap is. ,
6 minuten wandeltest
De 6-minutenwandeltest is een intensieve inspanningstest die gebruikt kan worden om het functionele inspanningsvermogen van een patiënt in kaart te brengen en te evalueren. De patiënt moet in de tijd van 6 minuten een zo groot mogelijke afstand wandelend afleggen.
Ja
Algemene informatie Als het meetinstrument gebruikt wordt, dan moet vermeld worden of dit met of zonder hulpmiddel(en) wordt uitgevoerd.
(6 MWT)
De volgende middelen zijn nodig om de 6 minuten wandeltest te kunnen uitvoeren: een meetlint, stopwatch en minimaal twee pylonen voor het markeren van het looptraject (variërend van 8 tot 50m). De therapeut geeft vastgelegde instructies terwijl de patiënt loopt. Normen van de 6 minuten wandeltest bij 50m: AFSTAND= 218+ (5,14 x lengte in cm – 5,32 x leeftijd) – (1,80 x gewicht) + (51,31 x geslacht) 68 69 70
Geslacht: 1= man; 0= vrouw. , ,
Sterke punten Geschikt voor patiënten met lage belastbaarheid. Eenvoudig protocol en lage kosten. De test is betrouwbaar en kan bij veel aandoeningen worden gebruikt. De 6 minuten wandeltest kan worden gebruikt bij patiënten met een gewrichtsprothese. Het blijkt dat de test- retest reliability bij deze groep patiënten hoog is (0,94). Daarnaast is de test valide en responsief. Voordelen van deze “submaximale” inspanningstest boven andere wandeltests zijn de zelfgekozen loopsnelheid, de minimaal benodigde middelen en de grote overeenkomst met wandelen in het dagelijkse leven. Zwakke punten Nadeel: Het resultaat is afhankelijk van de motivatie van de proefpersoon. Om deze reden moet aanmoediging gestandaardiseerd zijn, in de vorm van vastgelegde instructies. Wanneer er slechts één enkele 6-minutenwandeltest wordt afgenomen vooraf aan de therapie, kan door het leereffect het effect van de therapie worden overschat. De patiënt moet aan het begin de mogelijkheid krijgen om de test twee keer te doen (inclusief oefensessie) Het meetinstrument is alleen gericht op uithoudingsvermogen en niet op andere grondmotorische eigenschappen. Conclusie: Wel toepasbaar Meetinstrument voldoet aan de criteria. De 6 minuten wandeltest is functioneel en ADL specifiek. Dit meetinstrument heeft als doel: het meten van het uithoudingsvermogen tijdens het lopen (hoeveel meter kan de patiënt binnen 6 minuten afleggen?)
66
Magee, D.J. Zachazewski, J.E., Quillen, W.S. (2009). Physical rehabilitation after total hip arthroplasty. In Pathology and intervention in musculoskeletal rehabilitation. (pp. 841). Saunders Elsevier. 67 Mizner, R.L. et al. (2005). Quadriceps Strength and Time Course of functional Recovery After Total Knee Arthroplasty. Journal of Orthopaedic & Sport Physical Therapy, 35, 424- 436.
47
Goniometer
Meetinstrument om ROM van een gewricht te bepalen. De gewrichtshoek wordt gemeten. De neutrale positie wordt gedefinieerd als de anatomische positie, zoals: hangende armen, voeten parallel en op heupbreedte, rechtop staand, duimen voorwaarts en de blik voorwaarts gericht. Een manier om de bewegingsuitslagen van een gewricht vast te leggen is de neutrale-0-methode (NNM). Hierbij worden de twee eindstanden van de beweging genoteerd en de neutrale positie (bv. 120/0/10).
Ja
Algemene informatie Bij het handhaven van een goniometer is het essentieel om de 71 bewegingsas van het gewricht te lokaliseren. Sterke punten Voor nauwkeurige metingen van knieflexie en- extensie gaat de voorkeur uit naar het gebruik een goniometer. Is het doel om de totale bewegingsuitslag te meten, dan lijkt de inclinometer het best reproduceerbaar en dus het meest geschikt als meetinstrument. Metingen van de knieflexie met een goniometer leveren vergelijkbare resultaten in vergelijking met röntgenopnames bij de bepaling van de beweeglijkheid van een gewricht (Gogia et al.). Edwards en collega’s hebben ook metingen met de goniometer vergeleken met de meting aan de hand van röntgenbeelden. Net als bij de visuele schatting lijkt de afwijking van de gouden standaard groter te worden naarmate de flexie in de knie toeneemt (Edwards et al. 2004). De correlatie tussen de metingen met de goniometer en de röntgenbeelden is goed (0,86) en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is hoog (0,91). De overeenstemming tussen meten met de goniometer en de röntgenfoto is iets beter dan die tussen het visueel schatten en de röntgenfoto. Hoewel de bewegingsuitslag over de gehele range iets onderschat wordt, is de spreiding kleiner (± 88) dan bij visuele schatting. Ook Brosseau en collega’s hebben de validiteit van metingen met de goniometer vergeleken met metingen aan de hand van een röntgenfoto. Volgens hen doet de goniometer het goed bij de meting van flexie (r = 0,97-0,98) (Brosseau et al.). Lenssen en collega’s onderzochten de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en de overeenstemming bij patiënten na implantatie van een totale knieprothese. Zij vonden hoge intraclass-correlatiecoefficienten voor flexie en extensie (0,86-0,89), gedeeltelijk beïnvloedt door een grote spreiding bewegingsuitslagen bij de proefpersonen. Voor de knie vonden zij grenzen
68
Morree, J.J. (2006). Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Takken, T. (2005). De 6-minutenwandeltest: bruikbaar meetinstrument. Stimulus, 24, 244-258. 70 Magee, D.J. Zachazeweski, J.E. Quillen, S. (2007). Functional testing and return to activity. In Austin, G.P. (p. 660) Scientific foundations And Principles of Practice in Musculoskeletal Rehabilitation. (p.660). 71 Lenssen, T. (2009). Klinimetrie van meten van bewegingsuitslagen van de knie. Jaarboek Fysiotherapie Kinesietherapie. 69
48
van overeenstemming van ± 9,4 voor flexie en ± 8,0 voor extensie 72 (Lenssen et al.). Zwakke punten Een foutieve bepaling kan de betrouwbaarheid en validiteit van de meting negatief beïnvloeden. Het meten van de passieve bewegingsuitslagen is lastig, omdat niet alleen de goniometer goed gefixeerd moet worden, maar daarnaast het gewricht bewogen moet worden. Brosseau en collega’s hebben de validiteit van metingen met de goniometer vergeleken met metingen aan de hand van een röntgenfoto. Volgens hen doet de goniometer het veel minder goed bij de meting van extensie (r = 0,42-0,51) (Brosseau et al.). Brosseau en collega’s hebben niet gekeken naar de absolute overeenstemming tussen meten met de goniometer en beoordeling van röntgenfoto’s, zodat er nog geen inzicht is in de grootte van eventuele systematische verschillen tussen beide meetmethoden (Brosseau et al.). Van der Linden-Peters et al. onderzochten de reproduceerbaarheid in een gezonde populatie. Zij bepaalden bij hen de maximale beweeglijkheid, waardoor er weinig spreiding in bewegingsuitslagen was, met als gevolg lagere waarden voor de betrouwbaarheid (0,11-0,57 voor flexie en 0,510,80 voor extensie). De gerapporteerde grenzen van overeenstemming zijn 73 ± 9,1- 13,2 voor flexie en 3,6-7,3 voor extensie)
Berg Balance Scale (BBS)
72 73
De Berg Balance Scale is een meetinstrument met als doel om het evenwicht bij CVA patiënten te onderzoeken. Het meetinstrument bestaat uit veertien onderdelen die het evenwicht tijdens sta- en transfervaardigheden meet. Er
Nee
Conclusie: twijfel Een nadeel van dit meetinstrument is dat het slechts één grondmotorische eigenschap meet (mobiliteit). Ook is deze meting een abstract gegeven. Er wordt een meting uitgevoerd om te bepalen hoe groot de ROM is. Het meetinstrument geeft geen informatie over hoe de uitslag van de ROM in relatie staat met verschillende ADL activiteiten. Daarnaast is de betrouwbaarheid van de goniometer verminderd als deze wordt gebruikt door een onervaren therapeut. Conclusie: Niet toepasbaar Het meetinstrument voldoet niet aan de criteria. De Berg Balance is voor CVA patiënten ontwikkeld.
Lenssen, T. (2009). Klinimetrie van meten van bewegingsuitslagen van de knie. Jaarboek Fysiotherapie Kinesietherapie. Lenssen, T. (2009). Klinimetrie van meten van bewegingsuitslagen van de knie. Jaarboek Fysiotherapie Kinesietherapie.
49
Dynamic Gait Index
wordt gescoord op een vijfpuntsschaal. Tijdens de test moet de patiënt proberen om het evenwicht te behouden in verschillende uitgangshoudingen, zoals staan en zitten. Daarbij worden verschillende opdrachten uitgevoerd door de patiënt, die zowel de functies van de onderste extremiteit als ook de bovenste extremiteit testen. De Dynamic Gait Index is een meetinstrument om het valrisico en loopfunctie in kaart te brengen, gerelateerd aan evenwicht. De patiënt moet hierbij acht opdrachten uitvoeren, waarbij de patiënt maximaal 24 punten kan krijgen. De volgende opdrachten worden uitgevoerd: lopen (20m), lopen met tempo wissel (5m normaal, 5m snel, 5m langzaam), lopen en tegelijk hoofd draaien, lopen en naar boven en beneden kijken, lopen en 180° draaien, over voorwerpen heen lopen, slalom, traplopen.
Nee
Algemene informatie De doelgroep zijn patiënten met balansstoornissen. Dit meetinstrument test de loopfunctie en het valrisico. Sterke punten Zwakke punten Interbeoordelaars betrouwbaarheid bij een populatie met 74 evenwichtstoornissen is kappa 0,64. Conclusie: Niet toepasbaar Het meetinstrument voldoet niet aan de criteria. Er is geen trap aanwezig in de praktijk in Berghem.
Bij minder dan 19 punten heeft de patiënt een verhoogd valrisico. De test duurt 15 minuten en er is een trap voor nodig.
Harris Hip Score (HHS) 74
De “Harris Hip Score” is een gecombineerde lijst bestaande uit een vragenlijst en een observatielijst. De lijst kan worden
Ja
Onderstaande kwaliteitsgegevens zijn geciteerd vanuit: www.meetinstrumentenzorg.nl : Algemene informatie
Internet (z.d.). Assessment: Dynamic Gait Index- Balance beim Gehen beurteilen. Geraadpleegd in 2010, van htttp://www.thieme.de/physioonlinet
50
toegepast door artsen en fysiotherapeuten. Het meetinstrument helpt bij het in kaart brengen van de gezondheidstoestand en de tevredenheid van de patiënt met heupartrose- of artritis, zowel voor als na een totale heupprothese. De HHS bestaat uit 100 vragen die betrekking hebben over de afgelopen week. Een hoge score op de HHS komt overeen met een goede gezondheidstoestand, waarbij de patiënt nauwelijks of geen pijn en stijfheid ervaart en het heupgewricht optimaal functioneert. Doelgroep: Oudere patiënten met heupartrose en/of heupartritis, voor en/of na de THP (gecementeerd of ongecementeerd).
Responsiviteit / longitudinale validiteit: Bij een populatie van personen met osteoarthritis in de heup, N=75 is een responsiviteitsratio waar te nemen van 1.70 en een ‘area under the curve’ van 0.92 4
Sterke punten Het meetinstrument is specifiek gericht op patiënten met een THP of mensen die een THP gaan krijgen Interne consistentie Subcategorie lijst: De interne consistentie is gemeten in Cronbach’s a bij personen met een heupprothese en wordt in alle domeinen als goed bevonden. Reproduceerbaarheid Betrouwbaarheid (reliability) Gehele lijst: R(Pearson) intra (4 weken): N=58, populatie personen met een heupprothese: 0.94 (fysiotherapeuten) en 0.95 (artsen) Subcategorie Pijn: R(Pearson), intra: N= 58, populatie personen met een heupprothese: 0.93 (fysiotherapeuten) en 0.98 (artsen) Subcategorie Functioneren (ADL) en gangbeeld: R(Pearson), intra: N= 58, populatie personen met een heupprothese: 0.95 (fysiotherapeuten) en 0.93 (artsen) Subcategorieën lijst: R(Pearson), inter (artsen en fysiotherapeuten): N= 58, populatie: personen met een heupprothese: 0.74-1.00 2 Validiteit Content validity: De categorieën van de HHS en de ‘Western Ontario and McMaster University Osteoarthritis Index’ zijn overeenkomstig Criterion validity Construct validity: Gehele lijst: Correlatie met meetinstrument “Nottingham Health Profile” (=NHP): R(Spearman), N=100, populatie personen met een totale heup endoprothese: -0.821 Correlatie met meetinstrument ‘Western Ontario and McMaster University Osteoarthritis Index’ (=WOMAC): R(Spearman), N=58, populatie personen met een totale heup endoprothese: 0.79 2 Correlatie met meetinstrument ‘Western Ontario and McMaster Universities Osteoarthritis (=WOMAC): R(Spearman), N=1056, populatie personen met een totale heup endoprothese: 0.56 2 Correlatie met meetinstrument ‘Short form Health Survey’ (=SF-36): R(Spearman), N=58, populatie personen met een totale heup endoprothese: 0.69 2 Correlatie met meetinstrument ‘Short form Health Survey’ (=SF-36): R(Spearman), N=1056, populatie personen met een totale heup endoprothese: 0.58 2
51
Zwakke punten Subcategorie HHS Pijn: Correlatie met meetinstrument Dutch WOMAC subcategorie Pijn: R(Pearson), N=180, populatie personen in wachtrij voor een heupoperatie (primaire totale heup endoprothese): 0.396 Subcategorie HHS Functioneren: Correlatie met meetinstrument Dutch WOMAC subcategorie Fysiek functioneren: R(Pearson), N=180, populatie personen in wachtrij voor een heupoperatie (primaire totale heup endoprothese): 0.496 De patiënt moet veel vragen invullen (100) dit kan veel tijd kosten
DynaPort Knee Test (DKT) Knee Society Score (KSS)
Patiënt voert onder begeleiding van een therapeut ADL activiteiten uit, zoals lopen, traplopen, gaan zitten en opstaan, bukken en objecten bewegen.
Nee
De KSS is een veelgebruikt ziektespecifiek en uitkomst vastleggend meetinstrument. Het is een meetinstrument wat meet op twee domeinen, namelijk stoornissen en activiteiten. De stoornissen worden gemeten door de fysiotherapeut, deze meet: ROM, kwaliteit van bewegen, stabiliteit en spierkracht. De activiteiten worden gemeten aan de hand van een vragenlijst
ja
Conclusie: toepasbaar De Harris Hip Score voldoet aan de criteria. De vragenlijst is specifiek gericht op de doelgroep: patiënten voor en/of na een THP. Echter, de vragenlijst bestaat uit veel vragen, wat veel tijd voor de patiënt in beslag zou kunnen nemen. Conclusie: Niet toepasbaar Afname van deze test duurt 20- 30 min. Daarnaast is een Dynaport apparaat nodig om deze test uit te voeren, deze is niet aanwezig in de praktijk in 75 Berghem.
Algemene informatie De KSS heeft samen met de WOMAC de hoogste responsiviteit voor patiënten met een TKP. De WOMAC meet pijn, stijfheid en fysieke functies, de KSS meet ook op pijn en fysieke functies. Aangezien de KSS hiernaast ook een aantal testen bevat zoals actieve ROM en stabiliteit, wordt een combinatie van deze twee meetinstrumenten geadviseerd om 76 77 stoornissen in functies volledig in kaart te brengen. , Sterke punten Volgens Kreibich et al. Is de KSS een betrouwbaar meetinstrument. Dit meetinstrument wordt in de artikelen beoordeeld op betrouwbaarheid,
75
Lucas, L. Kleijn, A. et al. (2007). Functional improvement after unicompartmental knee replacement: a follow- up study with a performance based knee test. Knee Surg Sports Traumatol Arthroscopie,15, 1187- 1193. 76 Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. 77 Lucas, L. Kleijn, A. et al. (2007). Functional improvement after unicompartmental knee replacement: a follow- up study with a performance based knee test. Knee Surg Sports Traumatol Arthroscopie,15, 1187- 1193.
52
de hand van een vragenlijst waarbij activiteiten worden gemeten zoals lopen, traplopen en gebruik van hulpmiddelen.
validiteit en respronsiviteit. Mokkink et al (Juni 2005) geeft aan dat de KSS een valide en betrouwbaar meetinstrument is. Kreibich et al heeft dit meetinstrument als responsief beoordeeld. Zwakke punten Het meetinstrument is volgens Hillebrand I. et al 2007 matig betrouwbaar. Er is wel gebleken dat de KSS in combinatie met de WOMAC hoogste responsiviteit heeft, echter het toepassen van deze beide meetinstrumenten duurt te lang. Dit spreekt Kreibich et al. (zie boven sterke punten) tegen. 78 79 De uitvoering van de KSS is lang (15-20 minuten). ,
Duur: 15- 20 minuten
Ganganalyselijst Dit meetinstrument is voor patiënten met een afwijking in het Nijmegen. (GALN)
looppatroon. Deze ganganalyselijst bevat dertien onderdelen om de afwijkende verschijnselen in het looppatroon te scoren. Elk item bevat een onderdeel van het looppatroon, waarbij de verschillende lichaamsdelen (romp, bekken, heup, knie, enkel) aan de hand van vragen beoordeeld worden. Met behulp van de GALN heeft de fysiotherapeut de mogelijkheid zijn ganganalyse te standaardiseren.
Ja.
Conclusie: twijfel Met de KSS wordt een breed beeld verkregen van patiënten met knieklachten op het gebied van stoornissen en activiteiten. Om een totaalbeeld te krijgen van de patiënt, wordt geadviseerd om de KSS samen met de WOMAC te gebruiken. Het nadeel hiervan is dat dit veel tijd in beslag neemt. De betrouwbaarheid van de KSS is twijfelachtig, omdat de verschillende bronnen elkaar tegenspreken. Algemene informatie De responsiviteit is niet bekend. Sterke punten Het meetinstrument is in het Nederlands verkrijgbaar. Het is hanteerbaar en toepasbaar op de doelgroep. Zowel heup als knie patiënten. Zwakke punten Over de methodologische gegevens is weinig bekend. Betrouwbaarheid: ICC intra bij patiënten met orthopedische beperkingen aan de onderste extremiteit: Ervaren beoordelaars = 0.70. Onervaren beoordelaars = 0.57. Experts = 0.70. ICC inter bij patiënten met orthopedische beperkingen aan de onderste
78
Hillebrand, I. Methorst, A.B. (2007). De vraag naar specifieke en niet-specifieke meetinstrumenten na een Totale Knie Prothese. Een systematische review en advies over het gebruik van meetinstrumenten na een Totale Knie prothese. Beroepsopdracht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, opleiding fysiotherapie Amsterdam. 79 Lucas, L. Kleijn, A. et al. (2007). Functional improvement after unicompartmental knee replacement: a follow- up study with a performance based knee test. Knee Surg Sports Traumatol Arthroscopie,15, 1187- 1193.
53
extremiteit: Ervaren beoordelaars = 0.40. Onervaren beoordelaars = 0.42 Experts = 0.54. Als men geen ervaring heeft met dit meetinstrument, dan is het niet betrouwbaar! Het meetinstrument heeft met name betrekking op het activiteitenniveau, namelijk lopen. Conclusie: twijfel Dit meetinstrument is geschikt om het looppatroon van de patiënt te beoordelen. Echter, de kwalitatieve gegevens zijn zwak en zou daarom een reden kunnen zijn om dit meetinstrument niet te gebruiken. Het meetinstrument heeft met name betrekking op het activiteitenniveau, namelijk lopen.
54