MANCP
Meerjarig Nationaal Controleplan Nederland Jaarverslag 2014
1
Inhoudsopgave Managementsamenvatting MANCP-jaarverslag 2014
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
12
Hoofdstuk 2
Ontwikkelingen betrokken organisaties
13
Hoofdstuk 3
Kerncijfers
18
Hoofdstuk 4
Verslagen toezichtdomeinen 2014 4.1 Inleiding 4.2 Diergezondheid – bewaking en bestrijding 4.3 Diergezondheid – preventie (levende dieren en levende producten) 4.4 Dierwelzijn 4.5 Diervoeder 4.6 Dierlijke bijproducten 4.7 Vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel/vrieshuizen) 4.8 Vleesproducten 4.9 Import veterinaire zendingen 4.10 Industriële productie - samengestelde producten 4.11 Vis, visproducten en aquacultuur 4.12 Zuivel, eieren en eiproducten 4.13 Horeca en ambachtelijke productie 4.14 Weten wat je koopt 4.15 Contaminanten, residuen en ggo’s in levensmiddelen 4.16 Microbiologie (pathogenen, voedselinfecties en zoönosen) 4.17 Voeding en gezondheid/bijzondere eet- en drinkwaren 4.18 Plantgezondheid 4.19 Gewasbescherming 4.20 Biologische producten 4.21 Geografische beschermingen: BOB, BGA en GTS
21 21 22 27 32 38 41 43 47 50 53 56 60 64 68 70 76 79 84 87 91 93
Hoofdstuk 5
Audits97
Hoofdstuk 6
NVWA-Inlichtingen- en Opsporingsdienst (NVWA-IOD)
102
1
MANAGEMENTSAMENVATTING VAN HET MANCP-JAARVERSLAG 2014 Het Multi Annual National Control Plan (MANCP) jaarverslag is het 8e rapport dat in het kader van een jaarlijkse rapportage voor Nederland over de organisatie en de uitvoering van de officiële controles op het gebied van diergezondheid, dierwelzijn, voedsel- en diervoederveilligheid en plantgezondheid is opgesteld. Het eerste MANCPjaarverslag is opgesteld in 2007. In 2011 is het laatste MANCP, dat de periode 2012-2016 bestrijkt, opgesteld. Met dit verslag wordt voldaan aan de jaarlijkse verplichting van Nederland om een jaarverslag op te stellen, ex art. 44 van de Controleverordening (EG) nr. 882/2004.
1 Ontwikkelingen Verbeterplan NVWA Om de NVWA adequaat en toekomstbestendig uit te rusten voor haar taak wordt met de uitvoering van het verbeterplan het toezicht door de NVWA structureel verbeterd. Het verbeterplan bevat 4 onderdelen: 1. Keuring en toezicht Er vindt een herbezinning plaats op de inrichting van het systeem van keuring en toezicht. 2. Versterking van de handhavingcapaciteit Dit betreft een versterking van zwakke plekken waar sprake is van onvoldoende capaciteit. 3. Het op orde brengen van de organisatie De kwaliteit en de effectiviteit van de dienst wordt structureel op orde gebracht, zodat de NVWA als organisatie wordt versterkt. 4. Financiering Het verbeterplan wordt ondersteund met een structurele extra bijdrage van de ministeries EZ en VWS, maar ook van het bedrijfsleven. Taskforce Voedselvertrouwen Deze taskforce is in maart 2013 ingesteld nadat, naar aanleiding van de paardenvleesfraude van begin 2013, geconstateerd was dat stevige maatregelen nodig waren om dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Het doel van de taskforce was maatregelen af te spreken die het vertrouwen van de consument in voedsel zouden vergroten. Eind januari 2015 heeft de taskforce haar werkzaamheden afgerond en is opgeheven. Belangrijke opbrengst zijn de strenge criteria die aan private kwaliteitssystemen worden gesteld. Op basis van deze criteria kan de NVWA nu kwaliteitssystemen ‘accepteren’ en kan zij hiervan gebruikmaken als informatiebron bij het publieke toezicht. Voor de aanscherping van de inkoopvoorwaarden is aansluiting gezocht bij internationale overkoepelende systemen, zoals British Retail Consortium (BRC) en International Food Standard (IFS), waarover afspraken worden gemaakt binnen het Global Food Safety Initiative (GFSI). Er wordt in dat kader een zogenoemde fraudemodule ontwikkeld. Het Wageningen University & Research centre (WUR), RIKILT en Nederlandse bedrijfsleven zijn betrokken bij het opstellen van deze module. Levensmiddelenbedrijven zullen met deze module via hun kwaliteitssystemen aan toeleveranciers voorwaarden stellen voor de borging van de voedselintegriteit en traceerbaarheid. Ondanks alle vooruitgang en de constatering dat er de nodige resultaten zijn behaald, kan de verandering pas echt tot stand komen als alle ondernemers in de sector daadwerkelijk hun verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid en integriteit van hun product. Ketenaansprakelijkheid is daarvoor essentieel. Verschillende internationale ketens werken al met ketenaansprakelijkheid. Van de Nederlandse sectoren wordt verwacht dat zij dit voorbeeld volgen. De grootste uitdaging ligt in de gedrags- en cultuurverandering in de betrokken sectoren. Opheffen productschappen Per 1 januari 2015 zijn de productschappen opgeheven. Publieke toezichttaken in de dierlijke en plantaardige sector, die belegd waren bij de productschappen, worden overgenomen door de NVWA en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De NVWA wordt verantwoordelijk voor fysieke controles, toezicht en handhaving van de over genomen taken. RVO.nl wordt verantwoordelijk voor de administratieve controle en uitvoering.
2
2 Effectiviteit van de controles De NVWA verbetert continu haar risicogebaseerde strategie in alle toezichtdomeinen. Dit is ook onderdeel van het verbeterplan van de NVWA (zie hierboven). Doordat het merendeel van de controles vanuit 1 centrale autoriteit aangestuurd wordt, komen nieuwe centraal ontwikkelde inspectiestrategieën ter beschikking van alle toezichtdomeinen. Ook op het gebied van laboratoriumcapaciteit zijn onderzoeken gecentraliseerd, (1 laboratorium voor voedselveiligheid, 1 voor fytosanitaire onderzoeken en 2 voor productveiligheid). Met de invoering van de bestuurlijke boete (voor de Wet dieren in 2013) is de effectiviteit van de controles, met name bij niet-naleving, aanzienlijk versneld en verbeterd. Ofschoon er nog onvoldoende kwantitatieve indicatoren zijn om de effectiviteit van de controles te meten aan de doelstellingen, laten de eerste pilots (shoarmaproject in de horeca en hygiënisch slachten in de vleessector) zien dat het gebruik van indicatoren tot meetbare resultaten leidt. Deze werkwijze wordt verder ontwikkeld.
3 Kerncijfers aantal inspecties
2010
2011
2012
2013
2014
Identificatie en registratie (I&R)
3.708
2.961
2.515
2.521
2.316 6.951
Diergezondheid - preventie
8.641
10.858
7.231
7.340
13.378
14.129
11.993
10.240
9.359
981
1.156
2.031
1.564
1.127
Dierlijke bijproducten
6.668
5.936
5.712
4.307
3.655
Vlees
1.803
2.883
2.320
3.022
2.772
Vleesproducten
1.866
3.039
2.016
1.874
2.075
61.596
59.159
59.022
60.938
Industriële productie (samengestelde producten)
3.340
3.871
5.502
5.361
3.274
Melk en zuivelproducten
1.006
991
993
784
930
Eiersector
1.407
1.064
872
1.028
830
44.563
44.972
29.578
30.220
36.403
Dierwelzijn (tijdens transport) Diervoeder
Import levende dieren en dierlijke producten
Horeca, catering en retail Etikettering
1.050
422
178
80
168
Claims, bijzondere voeding
2.207
1.350
1.865
1.734
1.862
Residuen en contaminanten in levensmiddelen
2.500
3.787
2.090
3.860
7.529
952
689
2.502
1.156
620
26.897
18.209
15.184
Gewasbeschermingsmiddelen
2.691
1.652
1.143
1.296
868
Biologische productie
5.069
5.258
4.064
4.878
4.908
195.439
180.419
178.164
159.245
161.769
Diergeneesmiddelen Microbiologische monsters
Totaal keuringen in uren Vlees Vis
2010
2011
2012
2013
2014
188.727
186.787
203.345
273.425
281.747
9.918
4.596
9.352
8.982
10.070
inspecties plantgezondheid Resultaten akkerbouw
aantal inspecties 2012
2013
2014
38.756
34.752
36.696
Resultaten groente en fruit
101.050
124.379
117.768
Resultaten sierteelt
177.052
181.854
184.068
Resultaten boomkwekerij en groene ruimte Totaal
14.161
14.146
13.971
331.019
355.131
352.503
3
4 Bevindingen en analyse van de tekortkomingen in 2014 Diergezondheid - bewaking en bestrijding • Begin 2014 zijn er 2 leghenbedrijven via polymerase chain reaction (PCR) positief bevonden op laagpathogene aiviaire influenza (LPAI): H5N1 en H5N2. In november 2014 werd het hoogpathogene aviaire influenza virus (HPAI) aangetroffen op 5 bedrijven: 3 leghenbedrijven, 1 slachteend, 1 slachtkuikenouderdieren (H5N8 in alle gevallen). Al deze bedrijven zijn geruimd. Tevens werden 3 bedrijven preventief geruimd in verband met contact of ligging binnen 1 km van een besmet bedrijf. • Er hebben zich 4 uitbraken van Amerikaans vuilbroed bij bijen voorgedaan. • Een nieuwe besmetting met Q-koorts is aangetoond bij 1 melkgeitenbedrijf via het tankmelkonderzoek. Dit bedrijf is niet eerder besmet geweest. • Bij tuberculosebestrijding bleek het merendeel van de verdenkingen en 5 positieve tuberculosegevallen betrekking te hebben op contactdieren die afkomstig waren van besmette rundveebedrijven uit Ierland. Diergezondheid - preventie • De I&R van paardachtigen blijft een bron van zorg omdat fraude met de paardenpaspoorten leidt tot voedselveiligheidskwesties. • De garanties binnen het kwaliteitssysteem QLL (quality system livestock logistics) zijn onvoldoende gebleken om het systeem te borgen. Dit heeft per 1 maart 2014 tot volledige intrekking van de erkenning van het systeem en de daaraan gekoppelde toezichtmodaliteiten geleid. Eind 2014 zijn nieuwe kwaliteitssystemen ter beoordeling voorgelegd. Dierwelzijn • De naleving bij diertransporten blijft ten algemene een zorgpunt. Het percentage non-conformiteiten is verder toegenomen van 16% in 2012 naar 20% in 2013 tot 24% in 2014. Dit is grotendeels het gevolg van meer risicogerichte controles. • De naleving in de varkenssector is in 2014 redelijk. De meeste niet-nalevingen die in 2014 zijn vastgesteld, hebben betrekking op vloeren, voldoende bewegingsruimte voor de dieren en permanent kunnen beschikken door varkens over voldoende materiaal voor hun natuurlijk gedrag (zoals onderzoeken en spelen) . • De naleving in de vleeskuikensector is onvoldoende en het nalevingsniveau dient de komende jaren te worden verhoogd. • De regels omtrent het welzijn van kalveren op primaire bedrijven worden in het algemeen goed nageleefd. De niet-nalevingen worden met name geconstateerd op melkveehouderijbedrijven en betreffen voornamelijk het verbod om kalveren aan te binden en de voorwaarden voor eenlingboxen (voldoende breedte en open afscheidingen). • De NVWA was in 2014 onverminderd actief in de aanpak van dierverwaarlozing. Inspecties worden uitgevoerd na meldingen, maar ook worden aandachtsbedrijven proactief gevolgd. Op bedrijven waar ernstige dierverwaarlozing wordt geconstateerd volgt een intensief inspectieregime. Ook wordt er meer aandacht besteed aan informatie van erfbetreders. Diervoeder • De naleving van de diervoederbedrijven wordt in algemene zin als hoog aangegeven (> 90%). • Bij incidenten blijkt dat de sector zijn eigen verantwoordelijkheid waarmaakt wat betreft traceren en het voorkomen van verdere verspreiding. • Aandachtspunten blijven het beheersen van algehele hygiëne, versleping/kruiscontaminatie, gevaren en risicoanalyse en traceerbaarheid. Daarnaast blijven ook etikettering en het juist hanteren van claims een aandachtspunt. Dierlijke bijproducten • De basisvoorwaarden voor erkenning en registratie worden in het algemeen redelijk tot goed nageleefd, al is er op bepaalde bedrijfstypen ruimte voor verbetering (bijvoorbeeld handelaren, opslagbedrijven). Met de invoering en uitvoering van Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP) en eigen controles in de bedrijven is het slechter gesteld: dit is een blijvend aandachtspunt.
4
• Een belangrijk deel van de niet-naleving heeft betrekking op traceerbaarheid van de materialen en producten. In projecten die zijn uitgevoerd op het gebied van verwerkte dierlijke eiwitten en vetten blijkt de traceerbaarheid van deze materialen een probleem te zijn. Met name bij de verwerkte dierlijke eiwitten wil het bedrijfsleven de traceerbaarheid zoveel mogelijk verdoezelen in verband met illegale export van herkauwereiwitten naar landen buiten de EU. Vlees • Naar aanleiding van de paardenvleesaffaire is bij alle bedrijven een verplichte systeeminspectie traceerbaarheid & etikettering uitgevoerd. Tijdens deze inspecties werden 115 overtredingen geconstateerd Dit heeft geleid tot 10 schriftelijke waarschuwingen, 13 mondelinge waarschuwingen, en 1 boeterapport. • Het grootste incident had te maken met een runderslachthuis, waar de tracering van vlees niet op orde was en de herkomst van het vlees niet duidelijk aangetoond kon worden en daarmee kon de voedselveiligheid niet gegarandeerd worden. De EG-erkenning van dit bedrijf is gedurende 2 maanden geschorst. Vleesproducten Inspecties in de vleesproductenbedrijven zijn risicogericht. Afhankelijk van geconstateerde tekortkomingen in het recente verleden, de grootte van de risico’s bij de bedrijven, zijn de bedrijven in risicocategorieën ingedeeld. In 2014 is deze ingezette werkwijze van risicogericht inspecteren gecontinueerd. Tijdens de inspecties en audits werden maatregelen genomen conform het interventiebeleid. Het aantal interventies ten opzichte van het aantal uitgevoerde audits en inspecties is in 2014 gedaald: 16% tegenover 18% in 2013. Opvallend is dat hoewel het aantal interventies gedaald is, meer bedrijven in de slechte risicocategorieën vallen. Import levende dieren en dierlijke producten • Het aanbod van partijen veterinaire goederen bij import laat een stabiel beeld zien. Dat wil zeggen dat fluctuaties in het aanbod beperkt blijven tot minder dan 5%. Het aantal weigeringen wordt vooral veroorzaakt door problemen met de documenten en de partijen die onder verscherpt toezicht staan. • In 2014 is er bijzondere aandacht geweest voor passagiersbagage uit de gebieden waar ebola voorkomt. Dat heeft niet geleid tot bijzondere bevindingen. Industriële productie – samengestelde producten • Een nieuwe toezichtmethode op de traceerbaarheid is in 2013 ontwikkeld. Het aantal geconstateerde afwijkingen is door deze vernieuwde methode verhoogd van 6% in 2012 naar 17% in 2013. In 2014 bedraagt het percentage interventies op het gebied van traceerbaarheid opnieuw 17%, een stabilisatie van het percentage afwijkingen. • In 2014 is specifiek gekeken naar het vervoer in bulk van levensmiddelen in vloeibare, gegranuleerde of poedervormige staat. Tijdens dit project zijn 30 bedrijven bezocht en zijn maatregelen genomen op het feit dat niet uitsluitend levensmiddelen in de betreffende tanks werden vervoerd. Vis en visproducten • Binnen de vis en visverwerkende industrie blijkt tijdens officiële controles vaak een interventie noodzakelijk. De inspectiecapaciteit voor het uitvoeren van officiële controles wordt daarom in 2015 uitgebreid. • Chemisch onderzoek op, histamine, residuen van bestrijdingsmiddelen en antibiotica in geïmporteerde vis heeft op basis van de onderzoeken geen aanleiding gegeven tot het nemen van maatregelen. Voor gerookte vis blijft de aanwezigheid en uitgroei van Listeria monocytogenes om aandacht vragen. • Binnen de schaal en schelpdiersector worden overschrijdingen van voedselveiligheidscriteria en aanwezigheid van norovirus gesignaleerd. Op basis hiervan is in samenwerking met het Nationaal referentielaboratorium (NRL) en EU Reference Laboratories (EURL) de ontwikkeling van een robuuste onderzoeksmethode voor de aanwezigheid van norovirus afgerond. Nederland heeft bij de Europese Commissie een voorstel ingediend om te komen tot normen voor de aanwezigheid van norovirus in schaal en schelpdieren die rauw worden gegeten. Zuivel • Op het merendeel van de zuivelbedrijven was in 2014 sprake van een voldoende nalevingsniveau. Aandachtspunt blijft de microbiologische kwaliteit van ijs. • De toenemende belangstelling voor producten die zijn bereid op basis van geiten- en/of schapenmelk, zijn aanleiding geweest om in 2014 bij het toezicht op de bereiders van geiten- en/of schapenzuivelproducten aandacht te schenken aan de mogelijke bijmenging van koemelk bij de bereiding van deze producten. De resultaten bij 2 van de 56 onderzochte bedrijven waren aanleiding tot het opmaken van een boeterapport.
5
Eieren en eiproducten • Uit het toezicht op het hygiënepakket in de eiersector blijkt dat in het algemeen sprake is van een hoog nalevings niveau op de geldende voorschriften. • Er zijn in 2014 47 meldingen gedaan aan de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE) van besmetting met salmonella. De NCAE heeft toezicht gehouden op de juiste kanalisatie van deze eieren naar de eiproductenfabrikant. • Met betrekking tot dioxine-overschrijdingen in eieren hebben 3 meldingen plaatsgevonden In dit kader zijn 2 boeterapporten opgemaakt wegens het verzuimen de autoriteit onmiddellijk te informeren over een normoverschrijding. Horeca en ambachtelijke productie • In 2014 is bij 32% van de inspecties een maatregel opgemaakt. In 7% van de inspecties was sprake van een ernstige overtreding (6,9% in 2013) en bij 25% was sprake van een overtreding (26,7% in 2013). De meeste overtredingen hebben betrekking op temperatuursbeheersing in combinatie met juiste omgang met voedsel (vooral in de fases van opslag en presentatie), reiniging en desinfectie (hygiëne) en ongedierte. • Met de formuleaanpak is een systeem van efficiënt toezicht operationeel, waarbij bedrijven die als formule opereren en zelf een adequaat functionerend controlesysteem hebben, minder door de NVWA worden bezocht. In 2014 is de werking daarvan bij goed functionerende formules verder doorgevoerd door geen monitoringsinspecties uit te voeren. Weten wat je koopt Hoewel de NVWA in 2014 geen specifiek etiketteringsproject heeft gepland, worden tijdens de uitgevoerde voedselveiligheidsinspecties wel tekortkomingen op de etikettering van levensmiddelen geconstateerd. In 2014 zijn in totaal 113 maatregelen op etikettering genomen (92 waarschuwingen, 21 boeterapporten). Contaminanten, residuen en ggo’s • Mycotoxinen in levensmiddelen, met name pinda’s, vijgen en nootmuskaat, blijven met 10% positieve monsters om aandacht vragen. • In 2 partijen wilde paddestoelen werden zware metalen aangetoond. • In een survey naar acrylamide in een aantal productcategorieën uit Aanbeveling 2013/647/EG werden geen limiet overschrijdingen gevonden. • In ruim 5.200 monsters werden circa 10.600 residuen van 187 verschillende bestrijdingsmiddelen gevonden. Een hoog percentage monsters groenten en fruit uit Azië voldeden niet aan de norm. Daarnaast voldoet een aanzienlijk deel van de producten uit de Dominicaanse Republiek (19%), Suriname (13%) en Egypte (11%) niet aan de wettelijke norm. • In 2014 zijn 11 partijen rijst uit China onderzocht op niet-toegelaten genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s), waarvan 1 partij positief is bevonden. Naar aanleiding van een Rapid Alert System for Food and Feed melding (RASFF) over niet-toegelaten ggo papaja’s uit Thailand zijn er begin 2014 5 partijen bemonsterd op luchthaven Schiphol. Deze waren alle negatief. 5 Papaja bevattende voedingssupplementen waren positief voor een niet-toegelaten ggo. De reguliere monitoring van levensmiddelen naar het niet vermelden van de aanwezigheid van een toegelaten ggo in een product leverde slechts 3 afwijkingen op. Diergeneesmiddelen • Gelet op de vondsten van verboden stoffen zoals clenbuterol in 2014 blijft het noodzakelijk hieraan via monitoring of gerichte bemonstering aandacht te besteden. In een aantal andere gevallen is er nog een voortgaande discussie omtrent het mogelijk van nature voorkomen van deze stoffen; • Er is aandacht voor terughoudend en zorgvuldig gebruik van antibiotica. De controle-intensiteit op antibiotica residuen blijft op het huidige niveau gehandhaafd. Deze residuen kunnen een indicatie zijn van ongeoorloofd of onzorgvuldig gebruik. • In 2014 werd op enkele veehouderijbedrijven de verboden stof furazolidon in dieren aangetroffen. Het spoor van de furazolidon leidde via het diervoeder naar een diervoederproducent. Op 7 veehouderijbedrijven zijn in totaal circa 7.500 dieren afgevoerd en vernietigd. De registratie van de diervoederproducent is geschorst. Een strafrechtelijk onderzoek loopt nog.
6
Microbiologie • Het aantal RASFF- en General Food Law (GFL-)meldingen met een microbiologische oorzaak neemt nog steeds toe. Vooral het strikter toepassen van de regels voor het melden door de hele keten heen heeft het aantal GFL-meldingen fors doen stijgen. • In 2014 is intensief gewerkt aan de monitoring van shiga-toxine producerende E. coli (STEC). In totaal zijn ongeveer 900 monsters levensmiddelen onderzocht op de aanwezigheid van STEC. Dit betrof onder andere (kiem)groenten, kaas, kruiden en vlees. Het bleek nog niet eenvoudig om na een positieve PCR-screening ook daadwerkelijk STEC te kunnen isoleren. Voeding en gezondheid/bijzondere eet- en drinkwaren • Het nalevingsbeeld bij bijzondere eet- en drinkwaren is dat het toezicht de naleving bevordert bij de geïnspecteerden, en tevens heeft het een agenderende functie richting de betrokken stakeholders. • Om de voortgang van de zoutreductie in levensmiddelen te monitoren bemonstert en analyseert de NVWA sinds 2011 jaarlijks 10 productgroepen levensmiddelen. De NVWA heeft in 2014 in totaal 1.049 producten uit diverse productgroepen bemonsterd en daarvan het keukenzoutgehalte bepaald. Uit de analyses blijkt dat er grote verschillen zijn in zoutgehaltes van producten binnen dezelfde productsoort. • In de periode van juni 2013 tot eind februari 2014 heeft de NVWA een onderzoek verricht naar de naleving van levensmiddelenwetgeving (medische claims, verboden kruiden, nieuwe levensmiddelen, gezondheidsclaims) bij webwinkels die bijzondere eet- en drinkwaren verhandelen. In 13% van alle gevallen was de minimaal verplichte informatie over de ondernemer en de webwinkel niet aanwezig, niet correct weergegeven of niet compleet. Plantgezondheid • Het aantal intercepties in Nederland van quarantaine-organismen in importzendingen afkomstig uit derde landen is in 2014 afgenomen ten opzichte van 2013. Het aantal geconstateerde documentfouten bij import is in 2014 verder gedaald tot nagenoeg de helft van dat in 2011. • Het aantal vondsten van levende organismen en het feit dat verpakkingshout afkomstig uit Azië regelmatig niet is voorzien is van een correct merkteken, illustreren dat verpakkingshout nog steeds de grootste bedreiging vormt voor de groene ruimte in Nederland. In een pilotproject werken Nederland en China daarom gezamenlijk aan meer controle op gebruik van correct gemerkt verpakkingshout. Gewasbescherming • Bij sierteelt onder glas, bloembollenteelt en het gebruik van driftreducerende maatregelen in het open veld nabij oppervlaktewater in diverse doelgroepen is het aantal verwijtbare overtredingen relatief hoog. • Van belang blijft dat handelsstromen van bestrijdingsmiddelen goed in beeld blijven en komen, om zo vroeg mogelijk in de keten niet-toegelaten middelen te kunnen onderscheppen (import, doorvoer, internet). Biologische producten • Het overgrote deel van de biobedrijven voldeed ook in 2014 aan de wettelijke voorschriften. • In 2014 waren er incidenten met zonnebloemkoeken als biologisch diervoeder, en is bij een slager en importeur het certificaat opgeschort. Geografische aanduidingen: BOB, BGA en GTS Het gebruik van de juiste aanduidingen voor kaas met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB-), beschermde geografische aanduiding (BGA-) of gegarandeerd traditionele specialiteit (GTS-)status vraagt extra aandacht. Dit geldt zowel voor de Gouda-Holland en Edam-Holland, als voor boerenkaas. Besloten is het toezicht hierop aan te scherpen. Dit geldt ook voor het aspect vetgehalte in de droge stof bij boerenkaas en Boeren-Leidse met sleutels. Bij Gouda-Holland en Edam-Holland gaat de aandacht speciaal uit naar het vochtgehalte van deze kaassoorten.
5 Ondernomen acties bij niet-naleving controlemaatregelen* Schriftelijke waarschuwingen Bestuurlijke boetes en processen-verbaal
2009 6.621 1.756
2010 10.258 2.640
2011 8.266 2.216
2012 11.279 2951
2013 13.468 3.322
2014 12.020 3.680
* =Totaal van de vermelde waarschuwingen, boetes en processen-verbaal (PV’s) in hoofdstuk 4.
7
Naast bestuurlijke boetes maakt de NVWA bestuurlijke maatregelen op zoals last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, onder toezichtplaatsing, voornemens tot sluiten, sluitingsbeschikkingen, beschikkingen officiële inbeslagname, dwangsommen en beschikkingen scheepsleveranciers: • Voornemen tot sluiting: 87 • Voornemen tot stilleggen van processen: 87 • Voornemen tot het verbieden van verhandeling van levensmiddelen: 36 • Maatregelen op veterinair gebied: 116 • Bestuurlijke maatregelen sanitaire monitoring: 29 • Totaal aantal bestuurlijke maatregelen in 2014: 555
6 Nationaal systeem van audits Volgens de Controleverordening (EG) nr. 882/204 , voert de Interne auditdienst van de NVWA ter toetsing van de effectiviteit van de officiële controles interne en externe audits uit. Deze interne audits betreffen jaarlijks de verificatie van de accreditatie van de laboratoria, het nationaal referentie centrum, de visinspectieteams en de Buitengrens Inspectie Posten. Daarnaast zijn in 2014 audits uitgevoerd op de I&R-controle bij schapen en geiten, de horecateams, TRAde Control and Expert System (TRACES), Risk Plaza en de exportcertificering door het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ). Externe audits in 2014 waren gericht op Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS), COKZ en de plantaardige keuringsdiensten.
7 Budget/capaciteit In onderstaande tabel is voor de betrokken controlediensten het beschikbare budget en de bezetting opgenomen. capaciteit 2014 NVWA COKZ / NCAE NAK Naktuinbouw BKD KCB GD Skal
budget (x1.000 euro) 306.000 7.839 22.965 25.251 8.509 14.510 54.766 3.403
bezetting (fte) 2.281 52 194,7 252 99 137 428 32,1
capaciteit 2013 NVWA COKZ / NCAE NAK Naktuinbouw BKD KCB GD Skal
budget (x1.000 euro) 278.000 7.796 27.349 24.650 8.4007 12.147 57.104 3.146
bezetting (fte) 2.181 52 197,8 250 1157 137 497 31
8 Acties tot verbetering van de officiële controles Diergezondheid Voor dierziektedeskundigen is een basisopleiding opgezet. Daarnaast is er een veldoefening georganiseerd voor de frontteamleden. De frontteams kregen te maken met het scenario van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest en elkaar in een rap tempo opeenvolgende onaangekondigde gebeurtenissen. Voor de dierziektedeskundigen zijn 2 bijscholingsdagen georganiseerd, 1 dag over Q-koorts, Afrikaanse varkenspest en het nieuwe draaiboek Afhandelen verdenkingen dierziekten en zoönosen én 1 dag over taxeren, laag pathogene aviaire influenza, psittacose en tuberculose (TBC). Het NVWA-incident- & crisiscentrum (NVIC) heeft diverse groepen laatstejaarsstudenten diergeneeskunde ontvangen en deze op de hoogte gebracht van de relevante onderwerpen rondom dierziektebestrijding en de meldplicht.
8
Dierwelzijn In 2014 is een nieuw toezichtontwerp ontwikkeld in het kader van het Verbeterplan NVWA. Dit toezicht ‘nieuwe stijl’ is in de loop van het jaar ingevoerd in alle hoefdierslachthuizen. Met het nieuwe toezicht zijn nieuwe korte controlelijsten dierwelzijn geïntroduceerd die de reguliere controlelijsten hebben vervangen. Deze welzijnscontroles worden uitgevoerd in een frequentie die afhankelijk is van het risicoprofiel van een slachthuis. Dit profiel wordt onder meer bepaald door de omvang van een bedrijf en de in het verleden geconstateerde overtredingen en of er al dan niet onbedwelmd ritueel wordt geslacht. De frequenties lopen uiteen van 4 tot 24 keer per jaar, los van eventuele herinspecties. In de grote slachthuizen met permanent toezicht worden bovendien dagelijks ‘operationele’ controlelijsten ingevuld. Vlees In 2014 is het Verbeterplan vleesketen gestart. 2 teams zijn hiervoor ingesteld: een ontwerpteam en een uniformiteitsteam. Door het ontwerpteam is een risicogericht toezichtmodel voor de middelgrote en kleine slachthuizen landbouwhuisdieren op het gebied van onder andere dierwelzijn, hygiënisch slachten en diergezondheidsaspecten opgesteld. Dit toezichtmodel wordt door het uniformiteitsteam in de praktijk getoetst en begeleid. In 2014 zijn vervolgens alle slachthuizen landbouwhuisdieren met permanent toezicht in dit toezichtmodel opgenomen. Speciale aandacht is besteed aan 4 grote kalverslachterijen om de hygiëne ten aanzien van fecale bezoedeling middels intensieve hand having op orde te krijgen. Microbiologie Het laboratorium is constant bezig met het up-to-date houden van de beschikbare analysemethodes (ontwikkelen en valideren). In 2014 is onder andere een PCR-methode voor STEC verder geoptimaliseerd. Ook is met het oog op sneller bronopsporing bij uitbraken gestart met Whole Genome Sequencing op Salmonella Heidelberg stammen.
9 Acties tot verbetering van de naleving door het bedrijfsleven Dierwelzijn Een belangrijk aspect van de Verordening (EG) nr. 1099/2009 is de ontwikkeling van gidsen voor goede praktijken die worden opgesteld door organisaties van bedrijfsexploitanten. Deze gidsen beschrijven operationele en monitoringprocedures die bij het doden van dieren moeten worden gevolgd, zodat bedrijfsexploitanten adequaat worden begeleid op het gebied van dierwelzijn. In 2013 en 2014 is door het bedrijfsleven een gids voor goede praktijken ontwikkeld ter bescherming van het welzijn van pluimvee op de pluimveeslachterij vanaf de aankomst op het terrein van de slachterij tot en met het doden (welzijnsgids pluimveeslachterijen). Deze gids is na afstemming met de NVWA in september 2014 in gebruik genomen en zal na een jaar worden geëvalueerd en daarna definitief worden gemaakt. Ook de gids voor goede praktijken voor kleine slachthuizen voor hoefdieren is in een vergevorderd stadium en kan in 2015 worden geïmplementeerd. In 2012 heeft een brede vertegenwoordiging van bedrijven, banken en overheidsorganisaties het convenant ‘signalering dierenverwaarlozing’ ondertekend. Samen met het Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren richten de erfbetreders zich op preventie, tijdige signalering en het bieden van hulp. Als dit niet tot het gewenste resultaat leidt, wordt de NVWA ingeschakeld. Sinds de ondertekening van het convenant in 2012, krijgt het Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren jaarlijks ongeveer 45 meldingen van erfbetreders. In 2014 kwamen hiervan 10 zaken bij de NVWA terecht. Dit aantal is relatief laag, mede gelet op het aantal verwaarlozingszaken dat de NVWA in haar reguliere toezicht tegenkomt en het totaal aantal meldingen van burgers. Om de bewustwording van erfbetreders te vergroten, geeft de NVWA gerichte voorlichting. Vleesproducten In 2014 heeft de NVWA een conceptinformatieblad opgesteld voor het onderwerp Separatorvlees om de sector duidelijkheid te geven over hoe de NVWA de wettelijke regels voor separatorvlees interpreteert. In 2015 zal de NVWA dit informatieblad definitief vaststellen en op haar website plaatsen voor de bedrijven die separatorvlees produceren en verwerken. Import veterinaire producten Voor het toezicht op veterinaire lading in de Rotterdamse haven is in 2013 Supd@x, Supply Chain Data Exchange, in gebruik genomen. Dit faciliteert het proces van gegevensuitwisseling tussen de aangifte-/meldingsystemen van de
9
overheid. Ook kan hiermee statusinformatie over de controles (door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en Douane) beschikbaar worden gesteld aan relevante overheden en verantwoordelijk bedrijfsleven. Met de introductie en afronding van de oorspronkelijke business case Supd@x veterinair is een belangrijke bijdrage geleverd aan de optimalisatie van de veterinaire importketen. Daarnaast is Supd@x veterinair een eerste stap op weg naar het Single Window Handel & Transport (SWH&T) in Nederland. Verder is gewerkt aan de ontwikkeling van de Rijks Inspectie Terminal (RIT). Daarbij is het de bedoeling dat, als er meerdere overheidsinspectiediensten partijen willen beoordelen, deze controle op 1 locatie gedaan kan worden waardoor de lading in 1 keer afgehandeld kan worden (one stop shop). Samengestelde producten – industriële productie Naar aanleiding van de controles op bulktransport van levensmiddelen is het opgestelde infoblad over het vervoer in bulk is eind 2014 aangepast. Belangrijkste aanpassing is dat naast levensmiddelen van plantaardige oorsprong ook levensmiddelen van dierlijke oorsprong in een tank met ‘uitsluitend voor levensmiddelen’ bij niet-levensmiddelenbedrijven afgeleverd mogen worden. Visproducten In 2014 hebben de Nederlandse visafslagen een hygiënecode gerealiseerd die in 2014 door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) werd goedgekeurd Horeca In 2014 is de NVWA gestart met het openbaar maken van inspectieresultaten van lunchrooms. Iedere lunchroom kan de beoordeling groen, oranje of rood krijgen. Als een ondernemer op de zogeheten Horeca inspectiekaart groen scoort, gaat de keuken veilig om met voedsel en zijn de hygiëne en ongediertewering in orde. Als een lunchroom oranje krijgt, zijn bij een inspectie 1 of meer tekortkomingen gezien. Voor kleine foutjes in de keuken wordt niet direct het oordeel oranje gegeven. Als de ondernemer binnen afzienbare tijd aantoont dat hij de tekortkoming heeft opgelost, blijft of wordt de kleur van zijn lunchroom groen. Een lunchroom krijgt een rode kleur wanneer er een structureel probleem is met hygiëne, voedselveiligheid of ongedierte. Zo’n bedrijf staat dan onder verscherpt toezicht van de NVWA. Als bij een lunchroom het voorgaande jaar geen inspectie heeft plaatsgevonden, krijgt het bedrijf de kleur wit. Ondernemers kunnen op de NVWA-site een ‘veilig voedsel verklaring’ invullen om met een groene beoordeling op de kaart te komen. Vervolgens wordt met een inspectie van de lunchroom beoordeeld of deze verklaring naar waarheid is ingevuld. Binnen enkele weken wordt de lunchroom met een kleur op de inspectiekaart gepubliceerd. Lunchrooms kunnen op deze manier zelf ‘kleur bekennen’. Met de Horeca inspectiekaart app kunnen consumenten op hun iPhone en Android-toestel zien welke lunchrooms in de buurt positief scoren op onder andere hygiëne. De inspectiekaart is in nauw overleg met Koninklijke Horeca Nederland (KHN)tot stand gekomen. Met de app kan de consument eenvoudig nagaan hoe de lunchroom scoort op het gebied van voedselveiligheid voordat hij een broodje koopt. Met diezelfde app kunnen consumenten mogelijk onveilige voedselproducten melden, waarna de NVWA zo nodig actie onderneemt. Gezonde voeding en bijzondere eet- en drinkwaren • Om de zoutreductie in industrieel bereide levensmiddelen te bevorderen, heeft de branchevereniging van de fabrikanten, Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI), in 2007 de Taskforce Zout in Levensmiddelen in het leven geroepen. Deze heeft een actieplan opgesteld dat dient te leiden tot een uiteindelijke zoutreductie van 20-30 procent in een breed pakket levensmiddelen. • De Taskforce Verantwoorde Vetzuursamenstelling, een samenwerkingsverband van het bedrijfsleven van industrieel bewerkte plantaardige oliën en vetten, werkt sinds 2005 aan een verbetering van de vetzuursamenstelling in levensmiddelen met plantaardige oliën en vetten als ingrediënt. In de taskforce participeren ook de industriële en ambachtelijke bakkerijsectoren.
10
10 NVWA-Inlichtingen- en Opsporingsdienst De IOD heeft alle domeinen van de NVWA als werkterrein. De NVWA-IOD wordt ingezet als sprake is van ernstige of stelselmatige wetsovertredingen op het handhavingdomein van de NVWA. Hierbij richt de NVWA-IOD zich voornamelijk op complexe, ketengerelateerde, georganiseerde en internationaal georiënteerde criminaliteit. De kerntaken van de NVWA-IOD zijn: • het verzamelen en veredelen van inlichtingen; • het uitvoeren van analyses ter vergroting van inzicht in aard en omvang van (niet-)naleving; • het uitvoeren van opsporingsonderzoeken middels een groot areaal van bevoegdheden. Onderwerpen van opsporingsonderzoeken in 2014 waren: • fraude met vlees, zoals omkatten van paardenvlees; • fraude met de afzet van meststoffen; • illegale (internet)handel in beschermde dieren en/of planten; • schendingen van dierwelzijn bij transporten; • fraude met certificering van attracties en; • handel in niet voor menselijke consumptie geschikte producten.
11
HOOFDSTUK 1: INLEIDING Op grond van de Europese controleverordening (EG) nr. 882/2004 maakt iedere lidstaat sinds 1 januari 2007 een meerjarig nationaal controleplan (Multi Annual National Control Plan (MANCP)). Over de uitvoering en de resultaten wordt jaarlijks aan de Europese Commissie gerapporteerd middels een jaarverslag zoals dat nu voor u ligt voor het jaar 2014. Het MANCP-jaarverslag beschrijft de officiële controles op de terreinen voedselveiligheid, diergezondheid, dierwelzijn, diervoeders, fytosanitaire aangelegenheden en biologische productie. In Nederland zijn hierbij de volgende organisaties betrokken: • Het toezicht in het kader van de Verordening (EG) nr. 882/2004: -- de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA); -- het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ); -- de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE); -- de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). • Het toezicht in het kader van Richtlijn 2000/29/EG (plantgezondheid) wordt in Nederland uitgevoerd door: -- de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA); -- Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK); -- Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (NAK Tuinbouw); -- Bloembollen Keuringsdienst (BKD); -- Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB). • Het toezicht in het kader van Verordening (EG) nr. 834/2007 (biologische productie en producten) wordt in Nederland uitgevoerd door: -- de Stichting Skal biocontrole. De NVWA coördineert het MANCP in Nederland. Het 1e MANCP is in juli 2007 verstuurd aan het Food and Veterinary Office (FVO) van de Europese Commissie. Eind 2011 is een nieuwe versie van het MANCP opgesteld en aangeboden over de periode 2012-2016. Hoofdstuk 2 beschrijft enkele belangrijke ontwikkelingen bij de organisaties betrokken bij de uitvoering van de controles. Hoofdstuk 3 gaat in op de kerncijfers omtrent de handhaving in de voedselketen. Hoofdstuk 4 bevat de verslagen van de diverse toezichtdomeinen, in totaal 20 verschillende onderwerpen. De laatste 2 hoofdstukken rapporteren de conclusies uit de in 2014 uitgevoerde interne en externe audits (hoofdstuk 5) en de activiteiten van de inlichtingen- en opsporingsdienst (hoofdstuk 6). De jaarverslagen van het MANCP zijn beschikbaar via de website van de NVWA.
12
HOOFDSTUK 2: ONTWIKKELINGEN BETROKKEN ORGANISATIES Algemene ontwikkelingen Opheffen productschappen Per 1 januari 2015 zijn de productschappen opgeheven. Publieke taken die door de productschappen, onder andere in het kader van de Controleverordening (EG) nr. 882/2004, werden uitgevoerd, worden door het ministerie van Economische Zaken (EZ) overgenomen. De NVWA en RVO.nl gaan deze taken grotendeels uitvoeren. De NVWA wordt verantwoordelijk voor fysieke controles, toezicht en handhaving van de overgenomen taken. RVO.nl wordt verantwoordelijk voor de administratieve controle en uitvoering ervan. Private organisaties worden zoveel mogelijk benut om uitvoeringswerkzaamheden te verrichten voor zover mogelijk binnen het wettelijk kader. De taken die de NVWA in de dierlijke sectoren overneemt zijn onder ander: • regelgeving en uitvoering van de identificatie en registratie van pluimvee; • de registratie van het antibioticagebruik bij kalveren, varkens en pluimvee; • de monitoring en/of bestrijding van dierziekten en zoönosen zoals: -- salmonella (pluimvee); -- mycoplasma gallisepticum en mycoplasma synoviae (pluimvee); -- de ziekte van Aujeszky (varkens); • (gemedicineerd) diervoeder; • toezicht op het welzijn van vleeskuikenouderdieren, vleeskalkoenen, nertsen en vleeskonijnen. In de plantaardige sectoren zijn door de NVWA taken op het gebied van teeltvoorschriften en voorschriften voor gewasbescherming overgenomen. Telers moeten straks zelf een vrijstelling of ontheffing aanvragen bij de NVWA in plaats van bij de productschappen. De keuringsdiensten blijven de controles van de teeltvoorschriften uitvoeren.
Taskforce Voedselvertrouwen Deze taskforce, een tijdelijk samenwerkingsverband tussen beleidsdirecties, uitvoeringsdiensten en (georganiseerd) bedrijfsleven, is in maart 2013 ingesteld nadat, naar aanleiding van de paardenvleesfraude van begin 2013, geconstateerd was dat stevige maatregelen nodig waren om dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Het doel van de taskforce was maatregelen af te spreken die het vertrouwen van de consument in voedsel zouden vergroten. Eind januari 2015 heeft de taskforce haar werkzaamheden afgerond en is opgeheven. Belangrijke opbrengst zijn de strenge criteria die aan private kwaliteitssystemen worden gesteld. Op basis van deze criteria kan de NVWA nu kwaliteitssystemen ‘accepteren’ en ervan gebruikmaken als informatiebron bij het publieke toezicht. Voor de aanscherping van de inkoopvoorwaarden is aansluiting gezocht bij internationale overkoepelende systemen, zoals BRC en IFS, waarover afspraken worden gemaakt binnen het Global Food Safety Initiative (GFSI). Er wordt in dat kader een zogenoemde fraudemodule ontwikkeld. De WUR, het RIKILT en het Nederlandse bedrijfsleven zijn betrokken bij het opstellen van deze module. Levensmiddelenbedrijven zullen met deze module via hun kwaliteitssystemen aan toeleveranciers voorwaarden stellen voor de borging van de voedselintegriteit en traceerbaarheid. Ondanks alle vooruitgang en de constatering dat er de nodige resultaten zijn behaald, kan de verandering pas echt tot stand komen als alle ondernemers in de sector daadwerkelijk hun verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid en integriteit van hun product. Ketenaansprakelijkheid is daarvoor essentieel. Verschillende internationale ketens werken al met ketenaansprakelijkheid. Van de Nederlandse sectoren wordt verwacht dat zij dit voorbeeld volgen. De grootste uitdaging ligt in de gedrags- en cultuurverandering in de betrokken sectoren
13
Beschrijving en ontwikkelingen van de controlediensten De NVWA In 2007 werd de beslissing genomen om te fuseren tot 1 geïntegreerde inspectiedienst bij het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Als voorbereiding op de fusie hebben de Plantenziektenkundige Dienst (PD), de Algemene Inspectiedienst (AID) en de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) in mei 2010 hun organisaties bijeengebracht tot een tijdelijke werkorganisatie van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit. Op 1 januari 2012 was de fusie een feit en werd de naam van de dienst veranderd in Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. (NVWA). Sinds 2013 wordt de fusie verder gestalte gegeven onder een nieuwe leidinggevende, inspecteur-generaal (IG) Harry Paul. De structuur van de organisatie zag er in 2014 als volgt uit:
Organogram management NVWA
inspecteur-generaal Harry Paul plv. inspecteur-generaal Freek van Zoeren programmadirecteur Jan Meijer
afdeling Informatiemanagement Lisette Broersen
Directie Bedrijfsvoering *
Directie Staf *
directeur Rien van Immerseel (interim)
directeur Ineke Thien
Bestuursadvies
afdeling Personeel & organisatie Cees Ridder (interim)
afdeling Planning, financiën en control Gerrit Huijs (interim)
afdeling Juridische zaken André Andeweg
afdeling Communicatie Anita Douven
afdeling Interne auditdienst Rob de Heus
Divisie Veterinair & import
Divisie Landbouw & natuur
Divisie Consument & veiligheid
NVWA-Inlichtingen- en opsporingsdienst
directeur Martin Boskamp (interim)
hoofdinspecteur Nicole Kroon
hoofdinspecteur / directeur National Plant Protection Organization (NPPO) Pauline den Ambtman (interim)
hoofdinspecteur Henk de Groot
directeur Roel Stevens
afdeling Dienstverlening Liesbeth Kooijman
NVWA-incident & crisiscentrum Fred de Klerk plv. hoofdinspecteur chief veterinary inspector (CVI)
afdeling Beleid Corry Brooijmans
afdeling Toezichtontwikkeling Koen Wienk Ria Westendorp
afdeling Opsporingsontwikkeling & inlichtingen Koen Kolodziej
afdeling Facilitair management & huisvesting (FMH) Edwin Lap
afdeling Toezichtontwikkeling Tineke Krediet Jan Willem van der Ham
afdeling Nationaal referentiecentrum (NRC) Mariëtte Edema
afdeling Duurzaamheid, voedselveiligheid en EU-subsidies Pim Kapitein plv. hoofdinspecteur
afdeling Opsporing Sjaak Kant
afdeling Klantcontactcentrum Carla Aponno-Kootstra
afdeling Toezichtuitvoering import Ron Vanderweyden (waarnemend)
afdeling Toezichtontwikkeling Gerben Maij Wim van der Sande
afdeling Horeca John Vliegenthart
afdeling Toezichtuitvoering levend vee Henk Luijmes
afdeling Toezichtuitvoering landbouw Harry Kamphuis plv. hoofdinspecteur
afdeling Laboratorium voeder & voedselveiligheid Frank van Poelwijk
afdeling Toezichtuitvoering slachtplaatsen John Nijs
afdeling Toezichtuitvoering plant & natuur Jack Wijnands
afdeling Productveiligheid Fokko Dannen
National Plant Protection Organization (NPPO) Wim van Eck deputy director
afdeling Voedselveiligheid & industriële productie Martine Hoogesteger
Bureau Risicobeoordeling & Divisie onderzoeksprogrammering Klantcontact & dienstverlening (BuRO)
directeur Antoon Opperhuizen
afdeling Integrale risicobeoordeling Hub Noteborn
* Bedrijfsvoeringstaken directie Staf zijn ondergebracht in tijdelijke directie Bedrijfsvoering.
juni 2015
In het jaar 2014 had de NVWA een budget van € 306 miljoen (119 van het ministerie van Economische Zaken (EZ), 78 van het ministerie van VWS en 94 van derden). Het personeelsbestand bedroeg 2281 fte. De personen werkzaam in de 3 divisies Veterinair & import (V&I), Landbouw & natuur (L&N) en Consument & veiligheid (C&V) zijn grotendeels verantwoordelijk voor de resultaten, die in hoofdstuk 4 worden vermeld. Het domein productveiligheid is onderdeel van de divisie C&V, maar vormt geen onderdeel van dit jaarrapport, omdat het niet onder de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 882/2004 valt. Productveiligheid heeft binnen de afdeling Toezichtontwikkeling (TO) een team dat zich volledig bezighoudt met productveiligheidzaken en binnen de afdeling Toezichtuitvoering (TU) zijn er 2 landelijk opererende buitendienstteams en 2 laboratoria in Zwijndrecht en Groningen. De directie Staf is verantwoordelijk voor het beleid, de inrichting en de beheersing van financiën en informatiemanagement en de managementcontrole (controlling en auditing) van de NVWA. Verder signaleert, initieert en adviseert deze directie op het gebied van strategie, communicatie, organisatie, personeel en juridische zaken. De diverse afdelingen van de directie Staf zijn Bestuursadvies, Communicatie, Informatiemanagement, Personeel & organisatie, Bestuurlijke & juridische zaken, Planning, financiën en control en ten slotte de Interne auditdienst (zie hoofdstuk 5 voor de resultaten van deze dienst). Bureau Risicobeoordeling & onderzoeksprogrammering (BuRO) is bij de Wet Onafhankelijke Risicobeoordeling
14
VWA (WOR 2006), bevoegd tot het onafhankelijk adviseren van de minister en de IG rondom risico’s voor de volks- en diergezondheid. De adviezen betreffen vaak situaties of handelingen, en producten die risicovol zijn en waarvan het risico beperkt zou kunnen worden door maatregelen. Voor de onderbouwing van adviezen laat BuRO onderzoek uitvoeren bij kennisinstituten zoals het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), RIKILT, Central Veterinary Institute (CVI) en bij universiteiten. Bij het bureau Risicobeoordeling & onderzoeksprogrammering werken ruim 20 mensen. Een raad van advies (RVA) bewaakt de wetenschappelijke kwaliteit van het advies en de onderbouwing. Hiermee wordt de onafhankelijkheid en objectiviteit van de risicobeoordeling en het integrale advies gewaarborgd. De NVWA maakt haar risicobeoordelingen en adviezen openbaar. Resultaten worden niet in dit verslag vermeld omdat risicobeoordeling niet onder de werkingssfeer valt van Verordening (EG) nr. 882/2004. De divisie NVWA-Inlichtingen- & opsporingsdienst heeft een verslag gemaakt van de activiteiten in 2014, dat in hoofdstuk 6 is terug te vinden. De divisie Klantcontact & dienstverlening (KCDV) bundelt specifieke taken van het primaire proces (shared services). KCDV vormt de verbinding tussen ‘buiten’ (bedrijven en burgers) en ‘binnen’ (divisies) en treedt hierbij op als ‘informatiemakelaar’. Kerntaken van KCDV zijn klantinteractie (ontvangen en in behandeling nemen van vragen, signalen, meldingen en aanvragen via website, telefoon, e-mail, fax en brieven), afgifte van certificaten en overige exportdocumenten, verleningenbeheer, relatiebeheer en beheer bedrijvenbestanden, verwerken van maatregelen en inspecties, gegevensverwerking ten behoeve van het primaire proces, overige administratieve taken ten behoeve van het primaire proces, documentaire informatievoorziening, facilitair management en beleidsontwikkeling hierop, facilitaire ondersteuning op hoofd- en servicekantoren, Fisheries Monitoring Centre (FMC). Ten slotte heeft de NVWA haar eigen laboratoriumcapaciteit om analyses te kunnen verrichten van de monsters genomen in het kader van de officiële controles. In de onderstaande tabel staat aangegeven hoeveel laboratoria er zijn, hoeveel mensen er werken en waar die gevestigd zijn laboratorium 1 voor voedselveiligheid
1 voor plantgezondheid 2 voor productveiligheid: (1 voor chemische, microbiologische analyses en 1 voor fysische, mechanische en elektrische analyses)
aantal medewerkers 130
NRLa RIVMb RIKILTc NVWAd
plaats van vestiging Wageningen
50 20 20
NVWA NVWAe
Wageningen Groningen Zwijndrecht
NRL = Nationaal referentielaboratorium NRL voor microbiologie (behalve campylobacter) c NRL voor zware metalen, mariene biotoxinen, dioxinen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), groeibevorderende stoffen, diergeneesmiddelen residuen, diervoeders en genetisch gemodificeerde organismen d pesticiden in humaan voedsel en diervoeder e NRL voor FCM = food contact materials = voedselcontactmaterialen a b
Verbeterplan NVWA Om de NVWA adequaat en toekomstbestendig uit te rusten voor haar taak wordt met de uitvoering van het verbeterplan het toezicht door de NVWA structureel verbeterd. Het verbeterplan bevat 4 onderdelen: 1. Keuring en toezicht Er vindt een herbezinning plaats op de inrichting van het systeem van keuring en toezicht. 2. Versterking van de handhavingscapaciteit Dit betreft een versterking van zwakke plekken waar sprake is van onvoldoende capaciteit. 3. Het op orde brengen van de organisatie De kwaliteit en de effectiviteit van de dienst worden structureel op orde gebracht, zodat de NVWA als organisatie wordt versterkt. 4. Financiering Het verbeterplan wordt ondersteund met een structurele extra bijdrage van de ministeries EZ en VWS, maar ook van het bedrijfsleven.
15
COKZ/NCAE Het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) is de Nederlandse autoriteit op het gebied van de controle van zuivel en zuivelproducten respectievelijk eieren, eiproducten en pluimveevlees (handelsnormen). De controle van eieren en pluimveevlees wordt uitgevoerd door een afzonderlijke dienst van COKZ, te weten de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE). Het COKZ is aangewezen om het toezicht uit te voeren op de regelgeving inzake de EU-hygiëneverordeningen in de melkveehouderij- en de zuivelsector. Daarnaast is het COKZ is in het kader van de Wet dieren belast met het toezicht op naleving van de eisen met betrekking tot export van zuigelingenvoeding, de kwaliteit van Goudse, Edammer en commissiekaas en de bescherming van de oorsprongsbenaming, de geografische aanduiding en de gegarandeerde traditionele specialiteit van een aantal specifieke kaassoorten. De NCAE voert toezicht uit op de naleving van eisen die van toepassing zijn bij het verhandelen van eieren. Deze eisen zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 589/2008. Aanvullend houdt NCAE toezicht op de naleving van de eisen die op grond van Verordening (EG) nr. 543/2008 van toepassing zijn op het in de handels brengen van vlees van pluimvee. Met betrekking tot de EU-hygiëneverordeningen is de NCAE aangewezen toezichthouder bij alle levensmiddelenbedrijven in de eiersector.
De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) De GD is betrokken bij de hele keten van veehouder tot consument en heeft alle expertise in huis voor het opsporen en bestrijden van dierziekten. In het verlengde daarvan ligt het certificeren van veehouderijbedrijven. De GD beschikt hiervoor over een geavanceerd laboratorium en geautomatiseerde administratiesystemen. In totaal werken er 428 medewerkers. GD heeft specialisten in dienst op het gebied van pathologie, histologie, microbiologie (bacteriologie), virologie, moleculaire biologie, immunologie, chemie en toxicologie. De GD is een organisatie, die in de eerste plaats staat voor de verbetering van de diergezondheid en de veiligheid van dierlijke producten. Veterinaire specialisten bieden veehouders, dierenartsen en overheid hulp en advies, niet alleen met de bestrijding van infectieziekten, maar ook over andere aspecten binnen de veehouderij zoals biosecurity en dierwelzijn. De GD heeft een veterinair diagnostisch laboratorium te Deventer (1 van de grootste in Europa) en het lab is door de Nederlandse Raad voor Accreditatie (RvA) geaccrediteerd op basis van NEN-EN-ISO 17025 sinds 1993. GD is ook ISO9001-gecertificeerd en International Laboratory Accreditation Cooperation (ILAC-)geaccrediteerd (ISO17043). Bovendien organiseert en implementeert de GD verplichte en vrijwillige eradicatie- en preventieprogramma’s voor verschillende ziekten, en het biedt hulp om de voedselkwaliteit en voedselveiligheid (bijvoorbeeld op het gebied van de productie van melk en vleesproducten) te verbeteren. Onder de vrijwillige programma’s die draaien zitten programma’s ter bestrijding van bijvoorbeeld infectieuze bovine rhinotracheïtis (IBR), bovine virus diarree (BVD), maedi-visna en diverse andere infectieuze dierziekten. Daarnaast is de GD verantwoordelijk voor de monitoring van aangifteplichtige dierziekten zoals de ziekte van Newcastle (ND), aviaire influenza, brucellose en leucose. Informatie die relevant is voor monitoringsprogramma’s wordt onder andere verzameld uit het laboratorium en tijdens bedrijfsbezoeken, verwerkt in rapporten en gerapporteerd aan de onder andere de overheid.
Stichting Skal Stichting Skal is een onafhankelijke organisatie voor het toezicht op de biologische productie in Nederland, gevestigd in Zwolle. De organisatie telt 32 fte medewerkers.
NAK De NAK is de Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen. Het keuren van zaaizaad en pootgoed is een wettelijke taak. De NAK vervult deze keuringstaak in opdracht en onder toezicht van de minister van Economische Zaken (EZ). Onder verantwoordelijkheid van de NVWA voert de NAK fytosanitaire contoles uit.
16
NAKtuinbouw Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw is beter bekend als Naktuinbouw. Naktuinbouw bevordert en bewaakt de kwaliteit van producten, processen en ketens in de tuinbouw. De nadruk ligt op teeltmateriaal, zowel nationaal als internationaal. Naktuinbouw is een zelfstandig bestuursorgaan en staat onder toezicht van het ministerie van Economische Zaken (EZ). Naktuinbouw hanteert in het verplichte keuringssysteem de voorschriften van de Europese richtlijnen voor teeltmateriaal van bloemisterij-, boomkwekerij- en groentegewassen. Deze richtlijnen zijn in de Nederlandse wetgeving verankerd via de Zaaizaad- en plantgoedwet. Naktuinbouw opereert onpartijdig en onafhankelijk. Publieke taken op het gebied van basiskeuringen die bij andere kwaliteits- en/of keuringsdiensten (nationaal en internationaal) zijn ondergebracht worden niet of uitsluitend op basis van samenwerking uitgevoerd. Naktuinbouw is als enige organisatie in Nederland bevoegd om rassen van groente-, landbouw- en sierteeltgewassen te beoordelen op onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid (zogenoemd DUS-onderzoek) voor registratie en/ of kwekersrecht. Naktuinbouw kent vrijwillige kwaliteitskeuringen. Die vullen de wettelijke keuringen aan of gaan verder dan de wettelijke richtlijnen. Dit geldt bijvoorbeeld voor kwaliteitsbepalingen van teeltmateriaal en onderzoek naar rasidentiteit en raszuiverheid. De opdrachtgevers zijn meestal producenten van teeltmateriaal, zowel individueel als in groepsverband. Naktuinbouw richt zich daarnaast op kwaliteitsbevordering en bepaalde specialismen. Het gaat om bedrijven uit de hele tuinbouwketen, ook buiten Nederland.
Bloembollen Keuringsdienst (BKD) Het ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft de BKD aangewezen voor het uitvoeren van de kwaliteitskeuring in alle bloembolgewassen in Nederland (met uitzondering van freesia en nerine (NAKtuinbouw is hiervoor aangewezen). De BKD keurt bloembollen op zowel kwaliteits- als quarantaine-aantastingen. Ook verricht de BKD kwaliteitskeuringen, import- en exportinspecties en laboratoriumonderzoek.
KCB Het Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) is een zelfstandig bestuursorgaan en staat onder toezicht van het ministerie van Economische Zaken, en verricht uitsluitend publieke taken. Op het hoofdkantoor werken circa 35 personen in directie en stafafdelingen. In de buitendienst zijn zo’n 115 medewerkers werkzaam. De controle- en inspectiewerkzaamheden gebeuren vanuit de kantoren in de verschillende rayons. KCB is een stichting waarvan het bestuur bestaat uit leden die worden benoemd door de brancheorganisaties in de groenten- en fruitsector, de sierteeltsector en het Centraal Bureau voor Levensmiddelenhandel. De benoeming van de voorzitter van het bestuur wordt goedgekeurd door de minister van EZ. De belangrijkste taak van het KCB is het uitvoeren van import- en exportinspecties van verse groenten en fruit, snijbloemen en potplanten. Ook wordt de kwaliteit van de verse groenten en fruit die binnen Nederland wordt verhandeld, gecontroleerd. Daarnaast voert het KCB voor de overheid een aantal projecten uit, zoals Survey Tuta absoluta in de eindteelt van tomaat en Survey Afrikaanse fruitmot in de eindteelt van paprika. De fytosanitaire exportinspectie van de plantaardige producten en de afgifte van fytosanitaire exportcertificaten gebeurt door NVWA-ambtenaren. De Raad voor Accreditatie (RvA) heeft als onafhankelijke organisatie het KCB geaccrediteerd voor de uitvoering van de inspecties.
17
HOOFDSTUK 3: KERNCIJFERS Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op kerncijfers van de handhaving.
Beschikbare capaciteit van de betrokken diensten In onderstaande tabel is voor de betrokken controlediensten (zie hoofdstuk 2 voor beschrijving van de diensten) het beschikbare budget en bezetting opgenomen. capaciteit 2014
budget (x1.000 euro)
bezetting (fte)
capaciteit 2013
budget (x1.000 euro)
bezetting (fte)
306.000
2.281
NVWA
278.000
2.181
7.839
52
COKZ / NCAE
7.796
52
NAK
22.965
194,7
NAK
27.349
197,8
Naktuinbouw
NVWA COKZ / NCAE
25.251
252
Naktuinbouw
24.650
250
BKD
8.509
99
BKD
8.400
115
KCB
14.510
137
KCB
12.147
137
GD
54.766
428
GD
57.104
497
Skal
3.403
32,1
Skal
3.146
31
Totaal aantal inspecties en keuringen (in uren) per domein in 2014 In onderstaande tabellen zijn voor de diverse domeinen de totaal aantallen inspecties en keuringsuren opgenomen. (voor specifieke beschrijving van het domein, zie hoofdstuk 4) aantal inspecties Identificatie en registratie (I&R) Diergezondheid - preventie
2010
2011
2012
2013
2014
3.708
2.961
2.515
2.521
2.316
8.641
10.858
7.231
7.340
6.951
13.378
14.129
11.993
10.240
9.359
981
1.156
2.031
1.564
1.127
Dierlijke bijproducten
6.668
5.936
5.712
4.307
3.655
Vlees
1.803
2.883
2.320
3.022
2.772
Vleesproducten
1.866
3.039
2.016
1.874
2.075
61.596
59.159
59.022
60.938
Industriële productie (samengestelde producten)
3.340
3.871
5.502
5.361
3.274
Melk en zuivelproducten
1.006
991
993
784
930
Eiersector
1.407
1.064
872
1.028
830
44.563
44.972
29.578
30.220
36.403
Dierwelzijn (tijdens transport) Diervoeder
Import levende dieren en dierlijke producten
Horeca, catering en retail Etikettering
1.050
422
178
80
168
Claims, bijzondere voeding
2.207
1.350
1.865
1.734
1.862
Residuen en contaminanten in levensmiddelen
2.500
3.787
2.090
3.860
7.529
952
689
2.502
1.156
620
26.897
18.209
15.184
Gewasbeschermingsmiddelen
2.691
1.652
1.143
1.296
868
Biologische productie
5.069
5.258
4.064
4.878
4.908
195.439
180.419
178.164
159.245
161.769
Diergeneesmiddelen Microbiologische monsters
Totaal keuringen (in uren) Vlees Vis Levende dieren (export)
2010
2011
2012
2013
2014
188.727
186.787
203.345
273.425
281.747
9.918
4.596
9.352
8.982
10.070
71.570
59.514
72.709
108.028
18
plantgezondheid
aantal inspecties
Resultaten akkerbouw
2012
2013
2014
38.756
34.752
36.696
Resultaten groente en fruit
101.050
124.379
117.768
Resultaten sierteelt
177.052
181.854
184.068
Resultaten boomkwekerij en groene ruimte Totaal
14.161
14.146
13.971
331.019
355.131
352.503
Algemene ontwikkelingen handhaving voedselketen In 2014 is net zoals in voorgaande jaren, verder gewerkt aan de ontwikkeling van een meer op risico’s gebaseerde handhavingsaanpak van de NVWA. boetebeschikkingen Aantal boetebeschikkingen (Warenwet)
2010
2011
2012
2013
2014
3.223
2.275
2.951
3.322
2.808
Totaal bedrag boetes (*1.000 euro)
3.289
2.850
4.013
4.084
6.183
Gemiddelde boete
1.027
1.253
1.360
1.229
1278
Totaal aantal boetebeschikkingen 2014 wetgeving
aantal totaal boetebedrag gemiddeld boetebedrag betaald boetebedrag
Warenwet
2.808
€ 3.413.893
€ 1.216
€ 3.631.980
Tabakswet
1.641
€ 1.575.875
€ 960
€ 1.709.220
0
€0
€0
€0
361
€ 489.806
€ 1.357
€ 483.218
Drankwet Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden Geneesmiddelenwet Gezondheids- en welzijnwet voor dieren Wet dieren Totaal
2
€ 11.091
€ 5.546
€ 11.145
157
€ 277.500
€ 1.768
€ 225.640
358
€ 1.045.025
€ 2.919
€ 844.772
5.327
€ 6.813.190
€ 1.278
€ 6.909.975
In 2014 werden 5.327 boetebeschikkingen uitgevaardigd (vorig jaar waren dat er 5.869), waarvan 2.808 in het kader van de Warenwet, 1.641 in het kader van de Tabakswet, geen in het kader van de Drank en Horecawet (omdat de handhaving hiervan is overgeheveld van de NVWA naar de gemeentelijke diensten), 361 in het kader van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, 2 in het kader van de Geneesmiddelenwet, 157 in het kader van de Gezondheids- en welzijnwet voor dieren en 358 in het kader van de Wet dieren.
Kengetallen en prestatie-indicatoren De NVWA hanteert een aantal indicatoren om de dienstverlening te beoordelen. Ook wordt jaarlijks onderzoek gedaan naar de naamsbekendheid van de autoriteit onder het publiek en wordt het vertrouwen van het publiek in de voedselveiligheid gemeten. Klachten over handelen NVWA Deze indicator meet het aantal ontvangen klachten over de wijze waarop medewerkers van de NVWA hun taken uitvoeren. klachten handelen NVWA
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Inspecties
54
18
48
47
Monsteranalyses
26
5
9
0
Keuringen
112
22
20
29
Totaal
192
45
52*
81*
77
76
* totaal aantal klachten (in 2011 en 2012 was geen uitsplitsing mogelijk).
Snelheid afhandeling verzoeken om informatie en klachten Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling weer van het aantal verzoeken om informatie, klachten en meldingen, die worden ontvangen bij het Klantcontactcentrum van de NVWA. Het Klantcontactcentrum is 24 uur per dag en 7 dagen
19
per week bereikbaar per telefoon en per e-mail. De NVWA heeft inmiddels een grotere bekendheid bij de consument, waardoor deze de weg inmiddels weet te vinden voor het melden van klachten. Het aantal klachten wat betreft roken in horecagelegenheden en openbare ruimtes neemt gestadig af, terwijl het aantal klachten betreffende hygiëne en voedselvergiftiging toeneemt. 2011
2012
2013
2014
Aantal telefoontjes
ontvangen klachten/verzoeken
29.883
66.084
52.155
55.561
Ontvangen e-mailberichten
42.014
26.097
45.130
50.198
Aantal meldingen
5.446
4.844
3.569
3.465
Aantal klachten, waarvan:
6.236
9.316
11.161
11.600
Dieren welzijn/verwaarlozing
1.844
1.703
2.100
2.556
Roken in de horeca
3.818
1.547
1.692
1.339
Hygiënemeldingen
668
765
1.326
1.315
Voedselvergiftiging
641
801
1.010
1.157
GFL food
112
250
262
918
Ongedierte
651
489
518
624
Ondeugdelijke omstandigheden en overschrijding THT
300
265
324
563
RASFF Food
300
261
195
422
Smaak- en geurafwijking
468
439
423
415
Vreemd voorwerp in levensmiddelen
309
379
400
412
Percentage gegronde klachten
37%
64%
62%
65%
Percentage afgehandeld binnen 6 weken
97%
50%
60%
58%
Naamsbekendheid Met betrekking tot naamsbekendheid wordt een onderscheid gemaakt tussen spontane naamsbekendheid en geholpen naamsbekendheid. Uit onderstaande tabel blijkt dat de naamsbekendheid wat lager is dan gestreefd. naamsbekendheid
realisatie 2011
realisatie 2012
realisatie 2013
realisatie 2014
Spontaan
17%
20%
41,80%
42,00%
Totaal
75%
80%
90,40%
89,00%
De score totale naamsbekendheid 89%, is het gevolg van het gebruik van een internetpanel in plaats van het telefonisch onderzoek zoals in voorgaande jaren. Vooraf was bekend dat de nieuwe meetmethode een trendbreuk zou opleveren. Deze nieuwe meting (vanaf 2013) moet om deze reden worden gezien als een 0-meting. Ten opzichte van 2013 laat de naamsbekendheid een geringe daling zien van 1,4 procentpunt.
20
HOOFDSTUK 4: VERSLAGEN TOEZICHTDOMEINEN 2014 4.1 Inleiding Hoofdstuk 4 bevat de verslagen van de verschillende domeinen in 2014. Per domein wordt ingegaan op: • toepasselijke wet- en regelgeving • omvang controlebestand • controleresultaten • bevindingen ten aanzien van de naleving • incidenten • belangrijkste conclusies Achtereenvolgens komen in de opeenvolgende paragrafen de volgende domeinen aan bod: 4.2 Diergezondheid – bewaking en bestrijding 4.3 Diergezondheid – preventie (levende dieren en levende producten) 4.4 Dierwelzijn 4.5 Diervoeder 4.6 Dierlijke bijproducten 4.7 Vlees (slachthuizen, uitsnijderijen en koel/vrieshuizen) 4.8 Vleesproducten 4.9 Import veterinaire zendingen 4.10 Industriële productie - samengestelde producten 4.11 Vis, visproducten en aquacultuur 4.12 Zuivel, eieren en eiproducten 4.13 Horeca en ambachtelijke productie 4.14 Weten wat je koopt 4.15 Contaminanten, residuen en ggo’s in levensmiddelen 4.16 Microbiologie (pathogenen, voedselinfecties en zoönosen) 4.17 Voeding en gezondheid/bijzondere eet- en drinkwaren 4.18 Plantgezondheid 4.19 Gewasbescherming 4.20 Biologische producten 4.21 Geografische beschermingen: BOB, BGA, GTS
21
4.2
Diergezondheid – bewaking en bestrijding
Controlerende instanties: NVWA, de Gezondheidsdienst voor Dieren, Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Richtlijn 64/432/EEG
intracommunautair handelsverkeer in runderen en varkens (TBC, brucellose, leucose)
Richtlijn 82/894/EEG
melding van dierziekten
Richtlijn 91/68/EEG
intracommunautair handelsverkeer in schapen en geiten (B melitensis)
Richtlijn 92/65/EEG
bezemrichtlijn dieren en levende producten
Richtlijn 92/66/EEG
bestrijdingsmaatregelen NCD
Richtlijn 92/119/EEG
algemene bestrijdingsmaatregelen tegen bepaalde dierziekten en specifieke maatregelen tegen vesiculaire varkensziekte
Richtlijn 2000/75/EG
vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue
Richtlijn 2001/89/EG
maatregelen van de gemeenschap ter bestrijding van KVP
Richtlijn 2003/85/EG
vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van MKZ
Richtlijn 2005/94/EG
communautaire maatregelen ter bestrijding van AI
Verordening (EG) nr. 999/2001
vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encephalopathiën
Nationaal • Gezondheids en Welzijnswet voor dieren (GWWD) Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal 2014
aantal 2013
Rundveehouderijen
51.089
50.990
Bedrijven met kleine herkauwers
40.495
39.856
Varkensbedrijven incl. hobbybedrijvena
11.985
11.061
2.163
2.139
Pluimveebedrijven
a Het gaat om bedrijven met meer dan 5 varkens (Uniek Bedrijfsnummer (UBN-)registratiesysteem maakt geen onderscheid tussen hobbydieren en varkensbedrijven).
Het aantal bedrijven betreft het aantal geregistreerde bedrijven inclusief de bedrijven waar geen dieren aanwezig zijn (zogenoemde 0-bedrijven). De databases die hiervoor gebruikt zijn: Dierregistraties Dienst Regelingen en Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). In het hoofdstuk over Diergezondheid – preventie staan ook bedrijven: daar tellen alleen de bedrijven mee die daadwerkelijk dieren hebben gehouden in het afgelopen jaar.
Resultaten toezicht Identificatie en registratie (I&R) 2014 Informatie over I&R is dit jaar opgenomen in het hoofdstuk Diergezondheid - preventie
Verwijzing naar specifieke rapportage Rapportage op basis van Richtlijn 64/432/EEG Rapportage op basis van Richtlijn 91/68/EG Halfjaarlijkse AI monitoring/surveillance Rapportage welzijn bij depopulatie operaties in het kader van Verordening (EG) nr. 1099/2009
22
Resultaten toezicht diergezondheid in 2014 casussoort
totaal casusID
aangetoonda
positiefb
negatief
geen actiec
Afrikaanse paardenpest (APP / AHS)
1
Amerikaans vuilbroed
5
1
4
1
Aujeszky
2
2
228
7
145
76
31
11
20
1
1
62
58
4
1
1
12
12
112
112
Chlamydia abortus
1
1
Chlamydia caviae
1
1
Echninococcus granulosus
2
1
1
Equine herpes virus (EHV)
1
1
Equine infectieuze anemie (EIA)
1
1
Equine virale arteritis (EVA)
2
2
Escherichia Coli
1
1
Herpes B
1
1
Klassieke varkenspest (KVP / CSF)
9
9
Koepokken
2
1
1
Leptospirose
26
2
6
18
Leucose
34
33
1
Listeriose
2
2
Lumpy Skin Disease (LSD)
3
3
Malleus
1
1
Middle East Respiratory Syndrome (MERS)
1
1
Miltvuur
8
7
1
Aviaire influenza (LP/HP AI) Bluetongue (BT) Bovine spongieuze encephalopathie (BSE) Brucellose abortus bang Brucellose canis Brucellose melitensis Brucellose suis
Mond- en klauwzeer (MKZ /FMD)
4
2
2
14
9
5
1
1
Psittacose (dier)
45
29
15
1
Psittacose (humaan)
45
14
19
12
Q-Koorts (dier)
5
5
Q-Koorts (tankmelk)
7
1
6
Q-Koorts (humaan)
6
4
2
Rabiës (vleermuis)
29
3
16
10
Rabiës (zoogdier)
29
18
11
Rhinopneumonie
1
1
103
98
5
Sarcosporidiose
1
1
Scrapie (klassiek)
1
1
18
13
5
Newcastle Disease (NCD / ND) Parvo
Salmonellose
Swine Vesiculair Disease (SVD) Trichinellose
1
1
Tuberculose
50
1
5
29
15
Tularemie
4
3
1
Venezualean Equine Encephalomyelitis
2
2
Vesiculaire Stomatitis
3
2
1
West Nile Virus (WNF)
6
4
2
Yersiniose
5
3
2
a “Aangetoond” is de term voor artikel 10 van Verordening (EG) nr. 999/2001: dierziekteverwekkers die niet bestrijdingsplichtig zijn, maar wel verplicht tot kennisgeving door de dierenarts. b ‘Positief’ zijn de uitslagen van bestrijdingsplichtige dierziekten. c Op basis van aanvullend onderzoek, klinisch beeld, laboratoriumuitslag, specifieke omstandigheden, et cetera was nadere actie niet noodzakelijk.
23
Bewaking diergezondheid In het kader van de bewaking van de diergezondheid heeft de Gezondheidsdienst voor Dieren in 2014 onderzoeks programma’s uitgevoerd op het gebied van : • Brucellose-onderzoek verwerpers: Sinds 1 augustus 1999 heeft Nederland de officiële vrije status voor brucellose. Het door de EU verplichte bewakingsonderzoek dat sindsdien jaarlijks werd uitgevoerd, is per 1 augustus 2004 komen te vervallen. De meldingsplicht van abortusgevallen (verwerpersonderzoek) blijft in stand. • Brucella melitensis onderzoek: Nederland is officieel vrij van Brucella melitensis. De ziekte is in Nederland nog nooit vastgesteld. Om aan te tonen dat in Nederland geen Brucella melitensis voorkomt, vindt jaarlijks een onderzoek plaats van een groot aantal bloedmonsters van schapen en geiten. • Monitoring wilde zwijnen: Jaarlijks wordt een monitoringsonderzoek uitgevoerd bij wilde zwijnen op KVP, MKZ, SVD en ziekte van Aujeszky. Het aantal monsters hangt af van het gebied waar de dieren afgeschoten worden. In Limburg worden alle afgeschoten zwijnen onderzocht, op de Veluwe wordt een representatieve steekproef genomen en in de overige gebieden in Nederland, de zogenoemde 0-optiegebieden, worden alle incidenteel afgeschoten dieren onderzocht. Sinds 1 januari 2009 heeft Nederland op grond van Richtlijn 64/432/EEG de artikel 10 status voor de ziekte van Aujeszky. De bewaking en bestrijding werd t/m 2014 onder verantwoordelijkheid van het ministerie van EZ uitgevoerd door de productschappen: • Fokbedrijven dienen maandelijks 12 dieren middels bloedmonsters te laten onderzoeken op Aujeszky. • De overige varkensbedrijven dienen per 4 maanden 3 dieren te laten onderzoeken. • Het onderzoek dient te worden uitgevoerd in hiervoor aangewezen laboratoria. Aviaire influenza Sinds 2005 is er een verplichte landelijke serologische monitoring op AI-antistoffen bij pluimveebedrijven als 1 van de onderdelen op AI-monitoring. De frequenties, minimumleeftijden en aantallen zijn afhankelijk van de diersoort/ het diertype/ het houderijtype : • vleeskuikens, vleeseenden, opfok vermeerderingsdieren, vermeerderingsdieren, opfoklegdieren en leghennen zonder uitloop: jaarlijks; • vleeskalkoenen: per productieronde; • leghennen en andere kippen met uitloop: per kwartaal. De GD voert een onderzoek uit naar antilichamen, positieve monsters gaan naar het CVI voor confirmatie. Naast het monitoringsprogramma is er ook een early warning programma; daarbij kunnen dierenartsen indien LPAI op de differentiaal diagnoselijst staat, maar niet de meest waarschijnlijke diagnose is, AI uitsluiten middels het insturen van swabs naar het NRL. Ook de GD stuurt vanuit secties uitsluitingsswabs in voor screening op AI als het sectiebeeld daar aanleiding toe geeft. De GD heeft in 2014 184 inzendingen met uitsluitingsswabs laten onderzoeken. Vanuit de dierenartsenpraktijken en overige organisaties zijn er 164 inzendingen ingestuurd. Van de 2 LPAI-uitbraken is er 1 gedetecteerd door monitoring en 1 door uitsluitingsswabs. De resultaten van bovenstaande programma’s staan vermeld in onderstaande tabel. bewaking 2014
aantal bedrijven
aantal monsters aantal niet negatiefa positief na bevestiging
Brucelloseonderzoek verwerpers
5.939
11.989
39
0
Brucella melitensis
1.317
15.940
12
0
KVP, MKZ, SVD bij wilde zwijnen (serologie)
-
750
0
0
Aujeszky bij wilde zwijnen
-
750
0
0
KVP bij wilde zwijnen (virologisch (PCR))
-
76
0
0
Aujeszky
5.596
95.574
0
0
AI-monitoring serologie
8.327 (inzendingen) per inzending 2.224 verscheidene monsters
388 (inzendingen)
H5/H7 19 positieve inzendingen 11 unieke bedrijvenb
a Deze term gebruikt het laboratorium als de definitieve uitslag nog niet vaststaat. Dit betekent dat het bloedmonster niet negatief reageerde. Het betreffende rund is overgenomen, geslacht en op kweek gezet. De uitslag van de kweek is uiteindelijk doorslaggevend en was hier van alle onderzochte runderen negatief. b Een aantal bedrijven bleek alleen serologisch positief; er kon geen virus worden aangetoond.
24
Incidenten Enkele bijzonderheden met betrekking tot de dierziektebestrijding in 2014: Aviaire influenza In 2014 zijn er 2 leghenbedrijven in het begin van het jaar PCR-positief bevonden op LPAI (H5N1 en H5N2). In november 2014 werd het HPAI-virus aangetroffen op 5 bedrijven 3 leghenbedrijven, 1 slachteend, 1 slachtkuikenouderdieren (H5N8 in alle gevallen). Tevens werden 3 bedrijven preventief geruimd in verband met contact of ligging binnen 1 km van een besmet bedrijf. Amerikaans vuilbroed Er hebben zich 4 uitbraken van AVB voorgedaan. Q-koorts In 2014 heeft tankmelkonderzoek bij 1 melkgeitenbedrijf een nieuwe besmetting met Coxiella burnettii, de Q-koortsbacterie, aangetoond. Dit bedrijf is niet eerder besmet geweest. Rabiës Na overleg met experts is het testbeleid bij vleermuizen aanzienlijk veranderd per 1 januari 2013: alleen nog onderzoek naar rabiës bij vleermuizen die risicovol contact hebben gehad met een persoon. Vleermuizen die door bijvoorbeeld hond of kat zijn gevangen komen niet meer in aanmerking voor onderzoek. Tuberculose Het overgrote merendeel van verdenkingen en de 5 positieve tuberculosegevallen hebben betrekking op contactdieren die afkomstig waren van besmette rundveebedrijven uit Ierland. Salmonellose Medio 2012 meldde de Gezondheidsdienst voor Dieren dat er een toename werd gezien in het aantal salmonellabesmettingen bij vleeskalverbedrijven. Ofschoon humaan er geen stijging van het aantal salmonellagevallen geconstateerd was, gaf de toename bij de vleeskalveren toch aanleiding om dit goed te monitoren. Deze monitoring heeft ook in 2014 plaatsgevonden, hetgeen het hoge aantal salmonellagevallen in het overzicht verklaart. Na het vaststellen van een besmetting werd contact opgenomen met de veehouder en adviezen gegeven met betrekking tot bedrijfshygiëne.
Opleiding dierziektenbestrijdingsorganisatie In 2014 zijn de volgende opleidingen, trainingen en oefeningen georganiseerd en gehouden ten behoeve van de dierziektebestrijdingsorganisatie: • Voor 14 nieuwe dierziektedeskundigen is een basisopleiding georganiseerd. In deze basisopleiding van 2 dagen zijn de taken en rollen aan bod gekomen en is aandacht besteed aan de benodigde kennis, vaardigheden en gedrag. Alle deelnemers zijn geslaagd voor het afsluitende examen. • Er is een veldoefening georganiseerd voor de frontteamleden. De frontteams kregen te maken met het scenario van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest en elkaar in een rap tempo opeenvolgende onaangekondigde gebeurtenissen. De teams zijn geobserveerd en de evaluatiepunten zijn met de teams doorgenomen. Er zijn in 4 dagen tijd 12 teams getraind. • Voor de dierziektedeskundigen zijn 2 bijscholingsdagen georganiseerd, 1 dag over Q-koorts, Afrikaanse varkenspest en het nieuwe draaiboek Afhandelen verdenkingen dierziekten en zoönosen én 1 dag over taxeren, laag pathogene aviaire influenza, psittacose en TBC. • Voor de hygiënisten en handhavers die onderdeel uitmaken van het frontteam is een jaarlijkse lesdag georganiseerd over de bedrijfshulpverlening. • Voor de frontteams zijn nieuwe medewerkers opgeleid. Deze medewerkers hebben een basisopleiding gekregen. Een aantal van deze nieuwe medewerkers is daarna nog opgeleid tot frontteam coördinator. • Het NVIC heeft diverse groepen laatstejaarsstudenten diergeneeskunde ontvangen en deze op de hoogte gebracht van de relevante onderwerpen rondom dierziektebestrijding en de meldplicht.
25
Risicobeoordelingen In 2014 zijn de volgende risicobeoordelingen (RA) opgemaakt naar aanleiding van dierziekte uitbraken in andere landen: dierziekte
land
ASF
Estland
aantal RA 1
ASF
Litouwen
1
ASF
Polen
1
Aujeszky
Roemenië
1
BT
Albanië
1
BT
Bosnië-Herzegovina
1
BT
Bulgarije
1
BT
Kroatië
1
BT
Hongarije
1
BT
Roemenië
1
BT
Spanje
1
BT
Montenegro
1
CSF
Letland
1
HPAI
Duitsland
2
HPAI
Italië
1
HPAI
Rusland
1
MKZ
Algerije
1
NCD
Roemenië
1
SVD
Italië
1
Conclusies 2014 • LPAI: De laatste jaren zijn er elk jaar LPAI-uitbraken geweest. In 2014 zijn 2 commerciële pluimveehouderijen getroffen door LPAI. Beide bedrijven waren pluimveebedrijven met buitenuitloop. In totaal zijn er ruim 53.000 dieren gedood op deze bedrijven (nadere details in rapportage op basis van Verordening (EG) nr. 1099/2009). • HPAI: Dit jaar is HPAI serotype H5N8 aangetroffen op 5 pluimveebedrijven. Er zijn 245.600 stuks pluimvee gedood. • BSE: In 2014 was er geen enkel geval van BSE. Dit is een verdere onderbouwing van de conclusie dat de maatregelen tegen BSE die eind jaren ‘90 zijn ingevoerd effectief blijken te zijn. De ‘vrijstatus’ is door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) aan Nederland verleend1. • Schmallenberg virus: Ook in 2014 hebben zich geen nieuwe positieve gevallen van Schmallenberg meer voorgedaan. • Tuberculose: in 2014 zijn in Nederland 5 runderen aangetroffen met TBC. Het betrof in alle gevallen geïmporteerde dieren.
1
Sinds het akkoord in mei 2013 van resolutie nr. 20 op de 81st General Session van OIE Paris waar de ‘negligible BSE risk status’ is verleend volgens chapter 11.5 van de Terrestrial Code OIE (=Organisation Mondiale de la Santé Animale).
26
4.3 Diergezondheid – preventie (levende dieren en levende producten) Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Richtlijn 90/425/EEG
handelsrichtlijn dieren en producten
Richtlijn 64/432/EEG
handelsverkeer rund en varken
Richtlijn 2009/156/EG
invoer en handelsverkeer paarden
Richtlijn 90/427/EEG
zoötechnische en genealogische voorschriften paarden
Richtlijn 2009/158/EG
handelsverkeer pluimvee en broedeieren
Richtlijn 91/68/EEG
handelsverkeer schapen en geiten
Richtlijn 92/65/EEG
bezemrichtlijn
Richtlijn 88/407/EEG
rundersperma
Richtlijn 90/429/EEG
varkenssperma
Richtlijn 89/556/EEG
runderembryo’s
Richtlijn 92/102/EEG
I&R dieren
Richtlijn 2006/88/EG
aquacultuurdieren en producten daarvan
Richtlijn 90/425/EEG
controlerichtlijn
Verordening (EG) nr. 1760/2000
I&R rund
Verordening (EG) nr. 21/2004
I&R schapen en geiten
Verordening (EG) nr. 504/2008
I&R paard
Verordening (EG) nr. 318/2007
vogelquarantaine
Verordening (EG) nr. 1255/1997
controleposten
Verordening (EG) nr. 1739/2005
circusdieren
Verordening (EG) nr. 998/2003
niet-commerciële verkeer gezelschapsdieren
Nationaal Gezondheids- en welzijnswet voor dieren met uitwerking in specifieke onderdelen zoals: • Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s • Regeling handel levende dieren en levende producten • Regeling paardensperma • Regeling rundersperma • Regeling varkensssperma • Regeling identificatie en registratie van dieren • Regeling aquacultuur
Algemeen Evenals vorig jaar heeft aandacht voor de handhaving centraal gestaan om op die manier een bijdrage te leveren aan het voorkomen van de insleep en verspreiding van dierziekten. Als veterinaire autoriteit dient de NVWA naar EU-lidstaten en derde landen te garanderen dat de dieren gezond zijn en er op toe te zien dat door de sector aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan. De afgelopen jaren is ingezet op kwaliteitsverbetering en aanscherping van het toezicht. Identificatie en registratie van dieren (I&R) is van belang voor de tracering bij dierziekten, het kunnen geven van garanties bij exportcertificering, maar ook in het kader van de voedselveiligheid.
27
Resultaten reguliere preventiecontroles (erkende) bedrijven en controles bij export (intraverkeer en derde landen) 2014 Omvang controlebestand en aantal inspecties in 2014 type bedrijf
aantal per 31-12-2014
aantal inspecties 2014
77
298
Erkende verzamelcentra (VC), waarvan erkend als: • verzamelcentrum varken • verzamelcentrum rund • verzamelcentrum schaap/geit Wasplaatsen (erkend)
20 64 28 167
580
38
112
137
101
8
14
Spermawincentra varken
20
38
Spermawincentra paard
17
20
Wasplaatsen (aangewezen, pluimvee) Wasplaatsen (eenvoudig en vergunninghouder) Spermawincentra (SWC) rund
Spermawincentra schaap/geit
1
1
Quarantaine tbv SWC varken/rund/schaap/geit
22
37
Rundersperma opslagcentra
10
16
Paardensperma opslagcentra
3
4
Embryo(productie)teams rund
7
2
Embryoteams paard
2
1
Runderembryo opslagcentra
1
1
Erkende instellingen 92/65
19
19
Vogel quarantaine stations
1
1
675
632
Erkende pluimveebedrijven, waarvan erkend als: • broederij • exportstation broedeieren • opfokbedrijf • fokbedrijf • vermeerderingsbedrijf
42 7 310 39 277
Controleposten
4
7
Geregistreerd circus
5
15
Erkende handelaren vee
462
0
Geregistreerde handelaren overige diersoorten
117
0
48
14
128
0
Erkende aquacultuur productiebedrijven (viskwekerijen) Erkende aquacultuur productiebedrijven (weekdieren) Geregistreerde Put en Take visbedrijven
53
4
Bestemmingscontroles
5.034
Bedrijfsinspecties totaal (exclusief exportcertificering), in bezoekfrequentie
6.951
Keuringen (exportcertificering, in uren) handhaving in kader preventie (erkende) bedrijven 2014 bij de (reguliere) controles Schriftelijke waarschuwing verzamelcentrum Voornemen LOD (last onder dwangsom) verzamelcentrum
108.028 aantal 5 11
Opleggen LOD verzamelcentrum
3
Verbeuren LOD verzamelcentrum
1
Innen bestuurlijke boete verzamelcentrum
3
Schriftelijke waarschuwing slachthuis (wasplaats)
4
Voornemen LOD slachthuis (wasplaats)
7
Opleggen LOD slachthuis (wasplaats)
1
Verbeuren LOD slachthuis (wasplaats)
1
28
Schriftelijke waarschuwing vervoerder (R&O - reiniging en ontsmetting - vervoermiddel) Voornemen LOD vervoerder (R&O) Kennisgeving opleggen bestuurlijke boete vervoerder (R&O vervoermiddel)
10 3 4
Opleggen boetebeschikking vervoerder (R&O vervoermiddel)
11
Innen bestuurlijke boete vervoerder (R&O vervoermiddel)
25
Mededeling exporteur Totaal
1 90
In 2014 zijn in totaal 90 maatregelen opgelegd in het kader van preventie (nationaal: Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s) bij de (erkende) bedrijven tijdens de reguliere inspecties en bij exportcertificering op basis van de EU-handelsrichtlijnen (nationaal: Regeling handel levende dieren en levende producten). Aanvullende toelichting • Naast inspecties op erkende wasplaatsen (zelfstandige wasplaatsen, verzamelcentra en grote en middelgrote roodvleesslachthuizen) voert de NVWA ook inspecties uit op eenvoudige wasplaatsen bij kleine roodvleesslacht huizen (slachthuizen geringe capaciteit). De geplande inspecties op de wasplaatsen bij de slachthuizen zijn in aantal niet gehaald. Vermeldenswaardig hierbij is dat op de middelgrote en kleine slachthuizen in het kader van het in 2014 gestarte Verbeterplan vleesketen een naleefmeting is verricht en op basis hiervan een risicogebaseerd toezichtmodel is opgestart. Uit de naleefmeting is gebleken dat de naleving op de wasplaatsen nog te wensen overlaat. De hand having is in 2014 echter wel verbeterd. Vergunninghouders (uitsterfconstructie) mogen na lossing op het (kleine) slachthuis onder voorwaarden de vervoer middelen elders laten reinigen en ontsmetten. Op aangewezen wasplaatsen worden vervoermiddelen die, anders dan in doorvoer, leeg in Nederland worden gebracht en die zijn gebruikt voor het vervoeren van gevogelte of broedeieren in derde landen, alsmede in lidstaten van de Europese Unie waar een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza is bevestigd, nogmaals gereinigd en ontsmet. • Spermawincentra en quarantainestations (rund en varken) kennen een hoog nalevingsniveau. Door het opheffen van de produktschappen is in 2014 een nieuwe Regeling paardensperma opgesteld die in 2015 van kracht is geworden, waarin de paardenspermawincentra die uitsluitend voor de nationale markt werken opgenomen zijn. Deze nationale centra vielen tot 1 januari 2015 onder toezicht van de productschappen Vee ,Vlees en eieren(PVE). • Er is in 2014 geen capaciteit (en budget) geweest om controles uit te voeren op de registers van de erkende dan wel geregistreerde handelaren. • Er heeft in 2014 een risicoindeling van de aquacultuurproductiebedrijven (viskwekerijen) plaatsgevonden. Op basis van de uitkomsten worden er vanaf 2015 per bedrijf inspectiefrequenties vastgesteld. Niet altijd worden kadavers van vis op de aquacultuurproductiebedrijven binnen de wettelijke termijn van 14 dagen opgehaald. Het aantal kadavers op de bedrijven is in de regel uitermate gering en de kadavers worden in de meeste gevallen ingevroren bewaard. Beleidsmatig wil men er echter niet voor kiezen om de ophaaltermijn van 14 dagen omhoog te brengen naar bijvoorbeeld 4 weken voor ingevroren kadavers. Met betrekking tot de aquacultuurproductiebedrijven (weekdieren), vinden geen inspecties plaats op basis van Richtlijn 2006/88/EG. Wel worden deze bedrijven bezocht en gecontroleerd op basis van de hygiëneverordeningen. Hiervoor is de divisie C&V verantwoordelijk en de rapportages vinden daar plaats. • De bestemmingscontroles betreffen alle opgedragen en uitgevoerde steekproefsgewijze controles op het bestemmingsadres bij de invoer van levende dieren en levende producten afkomstig uit andere lidstaten of derde landen om vast te stellen of de zending conform het gestelde in art. 3 van Richtlijn 90/425/EEG is gecertificeerd. • Het specifieke interventiebeleid exportcertificering is nu 2 jaar van kracht. Dit specifieke interventiebeleid heeft betrekking op de eisen uit de EU-handelsrichtlijnen (nationaal: Regeling handel levende dieren en levende producten). Het doel hierbij is om een geharmoniseerde handhavingsaanpak te hebben bij geconstateerde overtredingen bij exportcertificering, controles onderweg en klachten uit het buitenland. De verduidelijkte handhaving begint langzamerhand zijn vruchten af te werpen en er wordt steeds adequater opgetreden bij afwijkingen, waardoor onregelmatigheden eerder stoppen. • Gebleken is dat er met name vanaf paardenmarkten regelmatig paarden zonder een verplicht exportcertificaat worden geëxporteerd. De NVWA besteedt hier extra aandacht aan en maakt direct proces-verbaal op bij constatering van illegale export (maar ook indien een illegale import wordt geconstateerd).
29
• Per 1 maart 2014 zijn QLL (quality system livestock logistics)2 en de daaraan gekoppelde versoepelde toezichtmodaliteiten weggevallen. QLL kon onvoldoende garanties geven met betrekking tot de borging van het eigen systeem. Dit betekent dat het toezicht op de verzamelcentra en bij exportcertificering weer volledig repressief is geworden. Er is door de staatssecretaris aan de Tweede Kamer wel ruimte toegezegd voor nieuwe systemen. Medio 2014 is vastgesteld aan welke eisen nieuwe garantiesystemen moeten voldoen. Einde 2014 zijn er 4 nieuwe garantiesystemen aangeleverd die dan echter nog niet zodanig aan de eisen voldoen dat een pilot gestart kan worden. Resultaten toezicht I&R-controles 2014 type bedrijf
aantal in 2014
aantal inspecties 2014
35.427
1.220
Runderbedrijf met runderen aanwezig in 2014
resultaat niet akkoord: 618 afdoeningen: • mededeling: 431 • bestuursrecht: 1 • PV (proces-verbaal): 85 • schriftelijke waarschuwing: 90 • in behandeling: 11
Schapen en/of geitenbedrijf met schapen en/of geiten aanwezig in 2014
35.519
1.096
niet akkoord: 683 afdoeningen: • mededeling: 303 • bestuursrecht: 0 • PV (proces-verbaal): 74 • schriftelijke waarschuwing: 283 • in behandeling: 23
Aanvullende toelichting • De I&R-controles bij runderen, schapen en geiten zijn erop gericht om aan het Europees voorgeschreven percentage van 3% te voldoen (is gerealiseerd) en om actief niet-nalevers op te sporen. De controles zijn deels a-select en deels select. • In het laatste kwartaal van 2013 en het eerste kwartaal van 2014 is een nalevingsmeting I&R paardachtigen uitgevoerd. Deze is geëvalueerd. De rapportage is nog niet definitief. Verder blijft fraude met paardenpaspoorten een aandachtspunt. Op slachthuizen worden sinds 2014 paspoorten naast het ongeldig stempelen tevens geperforeerd om fraude onmogelijk te maken. Disuniforme omgang van diverse lidstaten met paspoorten bemoeilijken fraudeherkenning van buitenlandse paspoorten. In 2014 zijn diverse boetes en zelfs celstraf opgelegd voor fraude met paardenpaspoorten waarbij paarden, die niet geschikt waren voor humane consumptie, hoogstwaarschijnlijk in de voedselketen terechtgekomen zijn. • Einde 2014 is het mogelijk gemaakt om slachtvarkens die rechtstreeks vanaf de boerderij naar Duitse slachthuizen vervoerd worden te voorzien van een klopmerk in plaats van het slachtblik in het oor. In de praktijk is gebleken dat in de Duitse slachthuizen voor de identificatie en registratie van slachtvarkens geen gebruik wordt gemaakt van het slachtmerk, maar van een merk, aangebracht met een klophamer. Een klophamer is een instrument waarmee een merkteken in de huid van het varken wordt geslagen. In 2015 zal bekeken worden of het gebruik van de klophamer uitgebreid kan worden.
Resultaten preventiecontroles 2014 vervoer De controles van de vervoersteams omvatten met name welzijns- en preventiecontroles onderweg, maar ook onverwacht op verzamelcentra en slachthuizen. Op de veehouderijbedrijven worden bij de I&R-controles van runderen, schapen en geiten tevens de controles op de verplichte aanwezigheid en functionering van de eenvoudige wasplaatsen 2
QLL was het private kwaliteitssysteem van zowel de transport- als verzamelsector. Deelnemers aan dit systeem verplichtten zich door deelname tot naleving van de regelgeving op het gebied van transport en preventie. De eigen controle op de naleving vond plaats door drie certificerende instanties in opdracht van QLL. De overheid bood een aantal financiële (tijd en planningwinst), administratieve en regelgevingtechnische voordelen voor de deelnemers.
30
meegenomen. Indien bij al deze controles ook welzijnsproblematieken geconstateerd worden, dan worden deze meegenomen bij de handhaving. De rapportage van de welzijnszaken is gemaakt in hoofdstuk 4.4 (Dierwelzijn). type controle Vervoerscontroles onderweg en bij aan- en afvoer van bedrijven, waarvan • R&O-controles • overige preventiezaken • anderszins (geen preventie)
Controles met betrekking tot bijeenbrengen van dieren
aantal controles 2014 2.994 728 1.430 836
40
resultaat • niet akkoord R&O: 106 • niet akkoord preventie: 62 • niet akkoord anderszins: 647 afdoeningen totaal: • mededeling: 47 • mondelinge waarschuwing: 105 • schriftelijke waarschuwing: 486 • boeterapport: 104 • PV: 73
• niet akkoord: 27 afdoeningen: • mededeling: 11 • schriftelijke waarschuwing: 9 • PV: 7
Eenvoudige wasplaatsen op veehouderijbedrijven (schaap/geit)
428
• niet akkoord: 27 afdoeningen: • mededeling: 15 • schriftelijke waarschuwing: 11 • PV: 1
Eenvoudige wasplaatsen op veehouderijbedrijven (rund)
417
• niet akkoord: 17 afdoeningen: • mededeling: 11 • schriftelijke waarschuwing: 6
Aanvullende toelichting • De vervoerscontroles onderweg betreffen controles van veewagens op afwijkingen met betrekking tot aan- en afvoer van bedrijven (bijvoorbeeld verzamelcentra, slachthuizen, maar ook primaire veehouderijen), het (geheel) lossen, het correct bijeenbrengen op de wagens, R&O-registratie et cetera. Daarnaast wordt de R&O van (lege) vervoermiddelen gecontroleerd. Veewagens kunnen hierbij dus ook van de weg worden gehaald voor controles. • De controles met betrekking tot het bijeenbrengen van evenhoevigen zijn specifiek gericht op alle afwijkingen van de toegestane mogelijkheden die regelgeving biedt om evenhoevigen van verschillende herkomst bij elkaar te voegen.
Incidenten In 2014 hebben zich geen specifieke grootschalige incidenten op het gebied van preventie voorgedaan.
Conclusies • De I&R van paardachtigen blijft een bron van zorg omdat fraude met de paardenpaspoorten leidt tot voedselveiligheidskwesties. Dit heeft begin 2015 aanpassing van Brusselse I&R-regelgeving voor paarden tot gevolg gehad, die per 1 januari 2016 van kracht wordt. • De garanties binnen het kwaliteitssysteem QLL zijn onvoldoende gebleken om het systeem te borgen. Dit heeft per 1 maart 2014 tot volledige intrekking van de erkenning van het systeem en de daaraan gekoppelde toezichtmodaliteiten geleid. De NVWA heeft de gevolgen hiervan daadkrachtig opgepakt (onder andere door opleiding nieuwe dierenartsen en door verruiming van de keurtijden bij de verzamelcentra). Eind 2014 zijn nieuwe kwaliteitssystemen ter beoordeling voorgelegd. In 2015 wordt hun bestaansrecht getoetst.
31
4.4 Dierwelzijn Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 1/2005
bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten
Verordening (EG) nr. 1099/2009
bescherming van dieren bij het doden
Richtlijn 93/119/EEG
bescherming van dieren bij het slachten of doden
Richtlijn 98/58/EG
bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren
Richtlijn 1999/74/EG
minimumnormen voor de bescherming van legkippen
Richtlijn 2007/43/EG
minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens
Richtlijn 2008/119/EG
minimumnormen ter bescherming van kalveren
Richtlijn 2008/120/EG
minimumnormen ter bescherming van varkens
Verordening (EG) nr. 853/2004
hygiëneverordening levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Nationaal • Gezondheids en Welzijnswet voor dieren (Gwwd) (tot 1 juli 2014) • Beleidsregels dierwelzijn 2009 • Besluit doden van dieren (tot 1 juli 2014) • Besluit ritueel slachten (tot 1 juli 2014) • Varkensbesluit (tot 1 juli 2014) • Vleeskuikenbesluit 2010 (tot 1 juli 2014) • Kalverenbesluit (tot 1 juli 2014) • Legkippenbesluit 2003 (tot 1 juli 2014) • Besluit welzijn productiedieren (tot 1 juli 2014) • Regeling doden van dieren 2012 (tot 1 juli 2014) • Regeling dierenvervoer 2007 (tot 1 juli 2014) • Regeling vleeskuikens (tot 1 juli 2014) • Wet dieren, deel van Hoofdstuk 2: dieren (per 1 juli 2014) • Besluit houders van dieren (per 1 juli 2014) • Regeling houders van dieren (per 1 juli 2014) • Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren (per 1 juli 2014) • Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren (per 1 juli 2014) Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal
Veetransporteurs kort transport
1.372
Veetransporteurs lang transport
223
Grote slachthuizen (actief) hoefdieren permanent toezicht Kleine/middelgrote slachthuizen hoefdieren Pluimveeslachthuizen (actief) Productieplaatsen varkens Productieplaatsen legkippen Productieplaatsen vleeskuikens Productieplaatsen kalveren
22 161 30 5.110 994 659 1.710
32
Resultaten toezicht dierwelzijn 2014 dierwelzijn tijdens het transport Geïnspecteerde reisjournaals diertransport - waarvan met aanvullende GPS-controle
aantal 7.537 642
Aantal geleid tot een interventie
77
- waarvan naar aanleiding van aanvullende GPS-controle
32
Aantal ontvangen rapporten van bevindingen slachthuizen en VC
177
Aantal geleid tot een interventie
140
Aantal vervoerscontroles
1.822
Aantal niet akkoord
430
Aantal geleid tot een interventie
365
Aantal ontvangen buitenlandse klachten dierenvervoer
49
Aantal geleid tot een interventie
35
maatregelen dierwelzijn tijdens het transport Schriftelijke waarschuwing Bestuurlijke boete
aantal 170 108
LOD-traject
3
Notificatie naar een buitenlandse competente autoriteit i.v.m. overtreding begaan door buitenlandse vervoerder
40
Opname tekortkoming in dossier vervoerder n.a.v buitenlandse klacht Totaal dierwelzijn tijdens het bedwelmen en doden op het slachthuis
19 340 aantal
Aantal ontvangen rapporten van bevindingen
53
Aantal geleid tot een interventie
52
maatregelen in relatie tot welzijn bedwelmen en doden
aantal
Schriftelijke waarschuwing Bestuurlijke boete LOD-traject Totaal
43 2 8 53
Verwijzing naar specifieke rapportage • Jaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie als bedoeld in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1/2005 over de niet-discriminerende controles van dieren, vervoermiddelen en documenten. • Jaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie als bedoeld in Beschikking 2006/778/EG over de inspecties van productieplaatsen waar bepaalde dieren voor landbouwdoeleinden worden gehouden.
Resultaten toezicht dierwelzijn tijdens transport • Interventiebureau Dier (IBD) zette de werkzaamheden voort in 2014 om een geïntegreerde aanpak van overtreders te faciliteren. In totaal 7.537 reisjournaal controles leidden tot 77 interventies. • In 2014 werden bij een steekproef van 15% van de lange-afstandstransporten de GPS-gegevens (en vaak ook tachograaf uitdraaien) opgevraagd. Daarnaast werden deze gegevens vaak opgevraagd naar aanleiding van verzoeken van de werkvloer en bevindingen van de voorscreening. Vanwege een tekort aan personeel binnen IBD zijn er gedurende een periode van enkele maanden geen GPS-gegevens opgevraagd en is prioriteit gegeven aan afhandeling van zaken die (EU-)wettelijk werden voorgeschreven. • De handhaving op de buitenlandse vervoerders blijft onverminderd problematisch. De journaals en GPS-gegevens die bij buitenlandse transporteurs werden opgevraagd werden niet altijd opgestuurd en het opleggen, en vervolgens innen van bestuurlijke boetes is bij buitenlandse transporteurs tot nu toe niet mogelijk, met uitzondering van bedrijven uit België en Duitsland.
33
welzijn vervoer (controles door vervoersteams)
aantal inspecties
aantal niet conform
% niet conform
1.420
319
22,5
Slachthuis
168
31
18,5
Verzamelcentra
110
27
24,5
Primair bedrijf
124
53
43
1.822
430
24
Tijdens wegtransport
Totaal
• De naleving bij diertransporten blijft ten algemene een zorgpunt. Het percentage non-conformiteiten is verder toegenomen van 16% in 2012 naar 20% in 2013 tot 24% in 2014. Dit is grotendeels het gevolg van meer risicogerichte controles. Risicogerichte inspecties vergroten de efficiëntie in het toezicht en dragen bij om de controles effectiever uit te voeren. • Het totaal aantal inspecties tijdens wegtransport in 2013 was 2.362. In 2014 was dit 1.822. Dit lijkt een daling van het aantal controles. Echter in de rapportage voor 2013 is ook het aantal controleerde lege wagens meegenomen. Deze controles hebben geen betrekking op dierwelzijn. Gecorrigeerd voor de lege wagens, zijn in 2013 1.872 inspecties verricht. Dit is vergelijkbaar met 2014. • In 2014 zijn er bij wegcontroles 1.420 transporten met dieren gecontroleerd. In 319 gevallen werd een overtreding geconstateerd. Dit betreft een percentage van 22,5% wat een stijging met 5% non-conformiteiten is ten opzichte van vorig jaar (17%). • Het percentage van geconstateerde non-conformiteiten is bij de controles op verzamelcentra en slachthuizen aanzienlijk gedaald ten opzichte van 2013. (respectievelijk 24,5 en 18,5% ten opzichte van 35% en 30% in 2013). Een verklaring kan zijn dat de verscherpte handhaving in 2013 effect heeft gehad waardoor de percentages non-conformiteiten weer hersteld is naar het niveau van voor 2013. • In 2014 is in navolging van 2013 wederom een project Import kalveren opgestart. Controles werden op basis van risicoanalyses controles uitgevoerd. Dat wil zeggen dat er een selectie plaatsvond naar risicolanden. Hierbij is een niet-nalevingspercentage van 78% vastgesteld. In 2013 was dit 38%. Ook voor 2015 is het de bedoeling om specifieke risicotransporten te controleren. Overigens zal dan niet alleen aandacht worden besteed aan importkalveren maar ook aan andere jonge dieren, zoals geitenbokjes. Door de uitblijvende afspraken over de beladingsnorm en stahoogte zijn deze controle-items minder goed te inspecteren en te handhaven. • In 2014 zou als gevolg op 2013 wederom extra aandacht zijn op het vervoer van pluimvee. Hiertoe was een projectplan opgesteld. De bedoeling was om in het najaar van 2014 een actieweek met een aantal controles in de gehele pluimveeketen uit te voeren. In verband met de uitbraak van laagpathogene aviaire influenza hebben deze controles niet in 2014 plaatsgevonden. • Van de 394 meldingen/klachten die in behandeling zijn genomen, afkomstig van collega-inspecteurs of burgers, waren er 295 niet akkoord. Dit betreft in een groot aantal gevallen meldingen van runderen die zijn afgevoerd nadat 90% van de draagtijd voltooid is. In 2015 zal hier ook de nodige aandacht aan worden besteed. • Waar niet-naleving overgaat in fraude is de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de NVWA aan zet. Criminaliteit met een internationale (handels)component heeft de aandacht van de IOD en het FP (functioneel parket van het openbaar ministerie). In 2014 is er onder andere een onderzoek uitgevoerd naar de verwaarlozing van pony’s op verzoek van Duitsland. • Nederland heeft samen met de Deense en Duitse autoriteiten een position paper over diertransport opgesteld. Deze is op 14 december 2014 tijdens een internationale conferentie over dierwelzijn besproken en daarna aan de Europese Commissie aangeboden. Er wordt gepleit voor een aanpassing van de Transportverordening, onder andere voor een verbeterde controleerbaarheid en handhaafbaarheid. Hierbij zijn vooral van belang: -- duidelijkere invulling van normen voor stahoogte en beladingsgraad; -- verplichting van GPS-systemen ook voor korte transporten en pluimvee.
Toezicht dierwelzijn tijdens het bedwelmen en doden op het slachthuis • In 2013 en in 2014 is veel aandacht besteed aan de invoering van de nieuwe Verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. Deze verordening is per 1 januari 2013 van kracht en beoogt harmonisatie van bedwelmings- en/of dodingsmethoden die betrekking hebben op dieren die gefokt of gehouden worden voor de productie van levensmiddelen, wol, huiden, pelzen of andere producten, maar eveneens op het doden van dieren in het kader van dierziektebestrijdingscampagnes. Met het inwerkingtreden van de verordening is het toezicht op het welzijn van dieren in de slachthuizen veranderd en ligt de nadruk op de invulling van de eigen verantwoordelijkheid van de exploitant voor het naleven van de welzijnswetgeving. Het toezicht van de NVWA focust zich op de beheersing van het dodingproces door de bedrijven.
34
• De implementatie van bepaalde aspecten van de verordening blijkt extra lastig, met name de ontwikkeling en toepassing van standaardwerkwijzen die slachthuizen moeten opstellen voor alle fasen van de productiecyclus. In 2014 is de NVWA begonnen met handhaven op de aanwezigheid van deze standaardwerkwijzen. • Een ander belangrijk aspect van de verordening is de ontwikkeling van gidsen voor goede praktijken die worden opgesteld door organisaties van bedrijfsexploitanten. Deze gidsen beschrijven operationele en monitoringprocedures die bij het doden van dieren moeten worden gevolgd, zodat bedrijfsexploitanten adequaat worden begeleid op het gebied van dierwelzijn. De gidsen zijn waardevolle instrumenten om bedrijfsexploitanten te helpen de voorschriften van deze verordening na te leven, bijvoorbeeld met betrekking tot de ontwikkeling en toepassing van standaardwerkwijzen. In 2013 en 2014 is door het bedrijfsleven een gids voor goede praktijken ontwikkeld ter bescherming van het welzijn van pluimvee op de pluimveeslachterij vanaf de aankomst op het terrein van de slachterij tot en met het doden (welzijnsgids pluimveeslachterijen). Deze gids is na afstemming met de NVWA in september 2014 in gebruik genomen en zal na een jaar worden geëvalueerd en daarna definitief worden gemaakt. Ook de gids voor goede praktijken voor kleine slachthuizen voor hoefdieren is in een vergevorderd stadium en kan in 2015 worden geïmplementeerd. • In september 2014 vond een FVO audit plaats naar de dierwelzijnscontroles bij het doden van dieren, inclusief doden buiten het slachthuis en de aanvoer van dieren op het slachthuis. Deze audit is goed verlopen. De aanbevelingen betreffen voornamelijk aanmerkingen over de borging van tijdige en correcte maatregelen. Dit komt onder andere aan bod tijdens de systeeminspecties van de NVWA en opleidingen van dierenartsen. Vanuit de slachthuizen gezien ligt de borging bij de ‘functionarissen dierwelzijn’ en de procedures zoals vastgelegd in de standaardwerkwijzen. • In 2014 is een nieuw toezichtontwerp ontwikkeld in het kader van het Verbeterplan NVWA. Dit toezicht ‘nieuwe stijl’ is in de loop van het jaar ingevoerd in alle hoefdierslachthuizen. In maart 2014 is begonnen met de kleine en middelgrote slachthuizen en vanaf oktober 2014 volgden de grote slachthuizen. De pluimveeslachthuizen volgen in 2015. • Met het nieuwe toezicht zijn nieuwe korte controlelijsten dierwelzijn geïntroduceerd die de reguliere controlelijsten hebben vervangen. Daarom is een deel van de inspectieresultaten over het jaar 2014 vastgelegd op de oude, reguliere lijsten en ingevoerd in de ‘oude’ databank (ISI), en een deel is vastgelegd in het nieuwe systeem (SPIN/OBIEE). • Deze welzijnscontroles worden uitgevoerd in een frequentie die afhankelijk is van het risicoprofiel van een slachthuis. Dit profiel wordt onder meer bepaald door de omvang van een bedrijf en de in het verleden geconstateerde overtredingen en of er al dan niet onbedwelmd ritueel wordt geslacht. De frequenties lopen uiteen van 4 tot 24 keer per jaar, los van eventuele herinspecties. In de grote slachthuizen met permanent toezicht worden bovendien dagelijks ‘operationele’ controlelijsten ingevuld. • De groep van 73 slachthuizen die tussen 18 maart en 19 juni als eerste met de nieuwe lijsten werkte vormt een pilotgroep. Begin 2015 worden de resultaten van deze pilot geëvalueerd. Het valt op dat 1/3 van deze slachthuizen de standaardwerkwijzen op orde hadden. Bij het doden werden de meeste tekortkomingen gerapporteerd over onbedwelmd slachten. De handhaving werd nog niet betrokken bij deze evaluatie. • Sinds 2014 worden er systeeminspecties uitgevoerd met betrekking tot doden van dieren. Deze inspecties zijn een goed hulpmiddel om de naleving van alle voorschriften van de verordening te controleren en tegelijkertijd de officiële dierenartsen in hun eigen werkomgeving te trainen. Naar schatting zijn in 2014 ongeveer 20 systeeminspecties uitgevoerd in pluimveeslachthuizen en 20 in hoefdierslachthuizen. Vanaf het jaar 2015 staan er voor alle slachthuizen systeeminspecties ‘doden’ gepland.
Toezicht dierwelzijn op primaire bedrijven • De NVWA inspecteert ieder jaar het welzijn van dieren op primaire bedrijven en rapporteert over het nalevingsniveau. De NVWA inspecteert de normen uit de Europese richtlijnen ter bescherming van varkens, legkippen, vleeskuikens en kalveren en daarbij ook de Nederlandse regelgeving voor het welzijn van dieren. welzijn van dieren die voor landbouwdoeleinden worden gehouden
aantal
Geïnspecteerde productieplaatsen met varkens
515
productieplaatsen zonder inbreuken
333
Geïnspecteerde productieplaatsen met legkippen productieplaatsen zonder inbreuken Geïnspecteerde productieplaatsen met vleeskuikens productieplaatsen zonder inbreuken
8 8 131 56
Geïnspecteerde productieplaatsen met kalveren
395
productieplaatsen zonder inbreuken
362
35
• Varkenssector: In 2014 is de naleving van de regels ter bescherming van het welzijn van varkens redelijk. De meeste niet-nalevingen die in 2014 zijn vastgesteld, hebben betrekking op vloeren, voldoende bewegingsruimte voor de dieren en permanent kunnen beschikken door varkens over voldoende materiaal om te onderzoeken en mee te spelen. Verder zijn er overtredingen aangetroffen betreffende voeder, water en andere stoffen (met name het permanent kunnen beschikken door varkens over voldoende vers water) en minimumverlichting (verstrekken van een lichtintensiteit van ten minste 40 lux gedurende ten minste 8 uur per dag). • Legkippensector: In 2014 is een te klein aantal inspecties uitgevoerd om een conclusie te kunnen trekken over de naleving van de regels voor de bescherming van het welzijn van legkippen. • Vleeskuikensector: In 2014 is de naleving van de regels voor de bescherming van het welzijn van vleeskuikens onvoldoende. De overtredingen die zijn geconstateerd betreffen zowel de regels aangaande het huisvesten en verzorgen van vleeskuikens als de administratieve verplichtingen. De meeste overtredingen hadden betrekking op het niet voldoen aan de regels betreffende kennisgeving en documentatie, zoals het juist en volledig bijhouden van koppelgegevens en het aanleggen en beschikbaar houden in de stal van een verzameling documenten waarin de productiesystemen in detail zijn beschreven. Daarnaast hadden overtredingen betrekking op de regels betreffende mortaliteit, zoals een te hoge mortaliteit, het correct vastleggen van de dagelijkse mortaliteit en het melden van de mortaliteit aan het slachthuis. Ook komen overtredingen voor betreffende verlichting, los materiaal en de beschikbaarheid van voldoende ruimte voor de vleeskuikens (bezettingsdichtheid). • Kalverensector: In 2014 is de naleving van de regels ter bescherming van het welzijn van kalveren goed. De cijfers zijn gebaseerd op zowel inspecties in de vleeskalverensector als in de melkveehouderij. Uit de inspecties op het welzijn van kalveren op melkveehouderijbedrijven is gebleken, dat met name het verbod om kalveren aan te binden en de voorwaarden voor eenlingboxen (voldoende breedte en open afscheidingen) een aantal malen is overtreden.
Dierverwaarlozing In 2014 kwamen bij de NVWA 2.555 meldingen binnen over dierenverwaarlozing en dierenmishandeling van landbouwhuisdieren. Ongeveer 80% van deze meldingen gaat over verwaarlozing van paarden, pony’s, schapen, ezels en runderen. De overige meldingen gaan onder andere over pluimvee en varkens. De meldingen zijn voornamelijk afkomstig van bezorgde burgers. Naast de meldingen heeft de NVWA bedrijven in beeld die proactief worden gevolgd (de aandachtsbedrijven) en zijn tijdens de reguliere inspecties ook gevallen van dierverwaarlozing aangetroffen. Op de bedrijven waar ernstige dierverwaarlozing wordt geconstateerd volgt een intensief inspectieregime. In gevallen van ernstige dierverwaarlozing is er vaak sprake van een combinatie met overtredingen van de regelgeving op het gebied van destructie en identificatie & registratie van dieren. Naast een strafrechtelijke aanpak wordt hierbij vooral gebruik gemaakt van bestuursrecht om tot herstel van de situatie te komen, dieren mee te voeren3 of toe te werken naar het stilleggen van het bedrijf. Door het gebruik van bestuursrecht is het beter mogelijk tot structurele oplossingen te komen. Hier wordt dan ook zoveel mogelijk gebruik van gemaakt. Op de veehouderijbedrijven komen ook andere partijen, bijvoorbeeld dierenartsen, voerleveranciers en medewerkers van de melkfabriek, ook wel erfbetreders genoemd. De ervaring leert dat deze erfbetreders vaak op de hoogte zijn van dierverwaarlozing op een bedrijf. In 2012 heeft een brede vertegenwoordiging van bedrijven, banken en overheidsorganisaties het convenant ‘signalering dierenverwaarlozing’ ondertekend. Samen met het Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren richten de erfbetreders zich op preventie, tijdige signalering en het bieden van hulp. Als dit niet tot het gewenste resultaat leidt, wordt de NVWA ingeschakeld. Sinds de ondertekening van het convenant in 2012, krijgt het Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren jaarlijks ongeveer 45 meldingen van erfbetreders. In 2014 kwamen hiervan 10 zaken bij de NVWA terecht. Dit aantal is relatief laag, mede gelet op het aantal verwaarlozingszaken dat de NVWA in haar reguliere toezicht tegenkomt en het totaal aantal meldingen van burgers.
3
Dit is een term uit het bestuursrecht en betekent dat de dieren worden meegenomen van het bedrijf en op een daarvoor bestemde locatie (op kosten van de eigenaar/houder van de dieren) verzorgd worden totdat er een definitieve beslissing wordt genomen met betrekking tot de dieren.
36
Toezicht dierwelzijn bij proefdieren Het domein dierproeven van de NVWA houdt toezicht op de Wet op de dierproeven (Wod). Deze wet is 18 december 2014 van kracht geworden. Basis van deze herziene wetgeving is de Europese Richtlijn 2010/63/EU. Het domein dierproeven voert inspecties uit bij een kleine 80 instellingen die een vergunning hebben om dierproeven uit te voeren, proefdieren te fokken en/of af te leveren. Inspecties worden op basis van een risicoanalyse van vergunninghouders uitgevoerd waarbij voor de risicoanalyse door de EU bepaalde parameters worden toegepast. In 2014 zijn door de NVWA 297 inspecties uitgevoerd in het kader van de Wod. Tijdens deze inspecties zijn 3 maatregelen (schriftelijke waarschuwingen) genomen.
Conclusies • Voortzetting van de effectieve, risicogebaseerde handhavingsinzet blijft van groot belang. • Handhavinginspanningen op het pluimveetransporten en (lange-afstands)transporten van kalveren verdienen onverminderd de aandacht. In 2015 wordt er eveneens aandacht besteed aan transporten van andere jonge dieren, zoals geitenbokjes. • De controles van GPS-data van lange transporten (> 8 uur, exclusief pluimvee) blijven belangrijk voor de handhaving van regels voor transportduur, het aandoen van de controleposten en voorschriften ten opzichte van rij- en rusttijden. • Ondanks dat er in 2014 een grote slag is gemaakt met de ontwikkeling en toepassing van gidsen voor goede praktijken en standaardwerkwijzen, blijft de implementatie van Verordening (EU) nr. 1099/2009 inzake bescherming van dieren bij het doden een aandachtspunt. • De naleving in de varkenssector is in 2014 redelijk. De meeste niet-nalevingen die in 2014 zijn vastgesteld, hebben betrekking op vloeren, voldoende bewegingsruimte voor de dieren en permanent kunnen beschikken door varkens over voldoende materiaal om te onderzoeken en mee te spelen. • In 2014 is een te klein aantal inspecties uitgevoerd in de legkippensector om een conclusie te kunnen trekken over de naleving van de regels voor de bescherming van het welzijn van legkippen • De naleving in de vleeskuikensector is onvoldoende en het nalevingsniveau dient de komende jaren te worden verhoogd. • De regels omtrent het welzijn van kalveren op primaire bedrijven worden in het algemeen goed nageleefd. De niet-nalevingen worden met name geconstateerd op melkveehouderijbedrijven en betreffen voornamelijk het verbod om kalveren aan te binden en de voorwaarden voor eenlingboxen (voldoende breedte en open afscheidingen) • De NVWA was in 2014 onverminderd actief in de aanpak van dierverwaarlozing. Inspecties worden uitgevoerd na meldingen, maar ook worden aandachtsbedrijven proactief gevolgd. Op bedrijven waar ernstige dierverwaarlozing wordt geconstateerd volgt een intensief inspectieregime. • Met de zogenoemde erfbetreders (iedereen die beroepsmatig op een bedrijf komt, zoals adviseurs, inspecteurs) is al in 2012 een Afsprakenkader signalering dierverwaarlozing afgesproken. Hierin staan afspraken over het signaleren en voorkomen van verwaarlozing van landbouwhuisdieren. Steeds vaker geeft de NVWA presentaties bij de erfbetreders om de bewustwording te vergroten. • De bedrijven die bij het Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren gemeld worden, kunnen specifieke begeleiding krijgen. Tijdens het begeleidingstraject is naast aandacht voor het dierwelzijn ook aandacht voor de persoonlijke situatie van de veehouder.
37
4.5 Diervoeder Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 178/2002
Algemene Levensmiddelen Verordening
Verordening (EG) nr. 183/2005
diervoeder hygiëne
Verordening (EG) nr. 1831/2003
toevoegingsmiddelen in diervoeders
Verordening (EG) nr. 1829/2003 Verordening (EG) nr. 1830/2003
ggo’s in diervoeder en levensmiddelen
Verordening (EG) nr. 999/2001
TSE-verordening
Verordening (EG) nr. 1069/2009
dierlijke bijproducten
Richtlijn 2002/32/EG
ongewenste stoffen in diervoeders
Verordening (EG) nr. 767/2009
handel en gebruik diervoeder
Richtlijn 90/167/EG
gemedicineerde diervoeders
Verordening (EG) nr. 669/2009
importcontrole hoogrisicoproducten
Nationaal • Wet dieren Omvang controlebestand in 2014 type bedrijf Erkende en geregistreerde productiebedrijven waaronder levensmiddelenbedrijven
aantal per 01-01-2014 1.556 798
Transporteurs (inclusief schepen)
2.880
Handelaren
2.023
Erkende bedrijven dierlijke eiwitten
46
Derdelandenvertegenwoordigers
15
Resultaten toezicht diervoeder 2014 inspecties en monsters Inspecties bij erkende/geregistreerde bedrijven (totaal) • erkende en geregistreerde bedrijven • inspecties project reststromen • inspecties Verordening (EG) nr. 999/2001 • inspecties borgen van vetstromen • inspecties Tracking & Tracing • inspectie meldplicht laboratoria
aantal 1.127 496 6 73 10 111 12
• klachten/meldingen
313
• herinspecties
106
Inspecties bij primaire bedrijven (totaal)
331
monsters 2014 (totaal)
2.604
Nationaal plan Diervoeders (aantal analyses)
5.420
Nadere toelichting bij de resultaten bij erkende en geregistreerde bedrijven De naleving van de diervoeder bedrijven wordt in algemene zin als hoog aangegeven (> 90%). Aandachtspunten blijven het beheersen van algehele hygiëne, versleping/kruiscontaminatie, en gevaren en risicoanalyse. Daarnaast blijven ook etikettering en het juist hanteren van claims een aandachtspunt. Met betrekking tot de traceerbaarheid is er met name bij de plantaardige producten nog winst te behalen.
38
Projecten In 2014 zijn 2 projecten uitgevoerd: Borgen van vetstromen Een specifiek project is uitgevoerd samen met de collega’s van die dierlijke bijproducten en levensmiddelen controleren op het gebied van vetten en oliën. Met name de traceerbaarheid in de keten en etikettering van deze producten is een aandachtspunt. Reststromen In dit project is onderzoek uitgevoerd bij productiebedrijven en handelaren van reststromen. In dit project zijn 6 bedrijven gecontroleerd. Ten aanzien van de etikettering waren de eindproducten/verpakkingen op 4 van de 6 productiebedrijven niet of niet juist voorzien van de juiste etiketteringsvoorschriften. Op 2 bedrijven bleek de administratie (traceerbaarheid) niet volledig. De reststromen food worden door productiebedrijven vooral afgezet aan handelaren, (rechtstreeks aan) veehouders, andere verwerkingsbedrijven en co-vergisting. Bij deze laatste groep, mits in combinatie met een veehouderijbedrijf, ligt een risico. De kans bestaat dat afgewaardeerde reststromen alsnog aan dieren worden vervoederd. Er zijn, vanuit dit project, echter geen directe aanwijzingen of signalen aangetroffen. In 2015 wordt dit project voortgezet.
Onderzoek homogeniteit Het RIKILT voert in opdracht van de NVWA onderzoek uit op het meten van versleping bij diervoederbedrijven, omdat gebleken is dat het meten van versleping in een bedrijf problematisch is. Zo kan bijvoorbeeld de versleping de ene productiedag een waarde hebben die significant kan verschillen van een waarde die op een ander tijdstip wordt gemeten in dezelfde productielijn
Controles op de primaire bedrijven Naast reguliere inspecties met betrekking tot diervoeders op primaire bedrijven is het volgende specifieke project uitgevoerd: Gebruik koper en zink op varkenshouderijen In dit project is gekeken hoe in de varkenshouderij omgegaan wordt met de daling van de norm voor varkensvoeders van 170 ppm koper bij voeders voor varkens tot 12 weken en 25 ppm bij oudere varkens. Op de varkenshouderijen is voeder bemonsterd, alsmede water. In de markt zijn veel vloeibare koper/zinkpreparaten beschikbaar die via drinkwater toegepast kunnen worden. Tevens is mestonderzoek uitgevoerd, omdat het gehalte koper/zink in de mest een goede afspiegeling is van de totale hoeveelheid koper en zink die aan het varken ter beschikking komt via voeder en/of drinkwater. Bij de 48 onderzochte varkenshouderijen, bleken er 12 een zeer hoog en 4 een verhoogd gehalte koper te hebben. Tegen deze bedrijven is handhavend opgetreden. Ten aanzien van zink in diervoeder is op 1 van de onderzochte bedrijven een verhoogd gehalte aangetroffen. Tegen dit bedrijf is handhavend opgetreden.
Importcontroles De controles op import betreffen enerzijds de hoogrisicoproducten (Verordening (EG) nr. 669/2009) en anderzijds de controles op risicoproducten. Materiële controles worden aangestuurd vanuit het nationaal plan Diervoeders. In 2 gevallen is DDT in millet uit India aangetoond. De betreffende partijen bleken al te zijn verwerkt met een beperkt inmengingspercentage in eindvoeder. Producten uit Azië en met name uit India hebben bijzondere aandacht in het nationaal plan diervoeders 2015. In 1 geval is dichlorvos in maïs aangetoond. De betreffende partij is belucht en na heranalyse negatief bevonden.
Nationaal plan Diervoeders In het nationaal plan Diervoeders wordt op basis van onder andere trendanalyses en incidenten een onderzoek uitgevoerd naar ongewenste stoffen en verboden materialen in diervoeders. Een aantal opmerkelijke bevindingen: Herfsttijloos met hoge gehalten aan het planttoxine colchicine is aangetroffen in een aantal partijen (eifel)hooi.
39
Colchicine geeft vergiftigingsverschijnselen bij paarden. NVWA heeft hiervoor een RASFF-melding afgegeven. Normoverschrijdingen voor DDT (0,48 en 1,2 mg/kg) en HCH (0,16 en 0,11 mg/kg) in 2 verschillende partijen millet uit India. Bij diverse varkenshouders is versleping van antibiotica (met name doxycycline, tmp/sulfa) aangetroffen in het drinkwater. Het verboden antibioticum chlooramfenicol is in gehalten variërend van 0,3-16 µg/kg aangetroffen in zo’n 66% van onderzochte stromonsters. Deze monsters waren afkomstig van diverse EU-landen en regio’s in Nederland. In samenwerking met de branchevereniging is een nader onderzoek gestart naar het voorkomen van CAP in stro. In 15 van 602 monsters van voeders voor landbouwhuisdieren werden botfragmenten en/of graatfragmenten aangetroffen. In 3 van deze monsters werd runder-DNA aangetoond. Niet uit te sluiten is dat die aanwezigheid veroorzaakt wordt door zuivelproducten. Ook in verenmeel werd 1 maal herkauwer-DNA aangetroffen, waarvoor momenteel nog geen verklaring gegeven kan worden. Deze partij is echter afgezet in de meststoffen en petfood-industrie. 48 monsters zijn onderzocht op resten van verpakkingsmateriaal. In 3 van de monsters is een gehalte boven de tolerantie van 0,15% gevonden. In 1 geval gaat het om een intern afgekeurde partij. In het 2e geval gaat het om een gehalte precies op de tolerantie. Het betreffende bedrijf gaat het productieproces optimaliseren, wat bij een volgende inspectie zal worden getoetst. De laatste bevinding heeft geleid tot het vervangen van een schudzeef op het bedrijf. Van 50 luzerne monsters bevatten weer een aantal monsters een hoog tot erg hoog gehalte aan pyrrolizidine-alkaloïden. Momenteel zijn er nog geen wettelijke normen voor pyrrolizidine-aklaloiden. De resultaten worden in een rapport aan de Europese Commissie gemeld. In 2014 zijn 41 zaadmengsels voor buitenvogels onderzocht op de aanwezigheid van Ambrosia spp. In 16 van de 41 mengsels is ambrosia aangetoond, waarbij in 3 van de mengsels het gehalte boven de in Richtlijn 2002/32 vermelde norm van 50 mg/kg lag.
Incidenten In het toezicht van de NVWA nemen controles bij incidenten/klachten/meldingen een belangrijke rol in. Signalen over diervoeders die niet aan de regelgeving voldoen, krijgt de NVWA via het Europese Rapid Alert systeem voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF), directe contacten met collegadiensten in lidstaten van de EU, meldingen van consumenten via de meldlijn van de NVWA en uit eigen controles van het bedrijfsleven en de NVWA. Onregelmatigheden betreffen meestal het overschrijden van de normen voor ongewenste stoffen, maar ook onjuiste etikettering van diervoeders. In 2014 zijn meerdere incidenten door de NVWA onderzocht. In de volgende gevallen leidde dat tot maatregelen • Branden: de NVWA was in 2014 als adviseur bij een aantal branden betrokken, waar door de rook van de brand omliggende percelen meer of minder verontreinigd zouden kunnen zijn. Snelle analyses van gewassen van betrokken percelen gaven aan dat er geen normoverschrijdingen op de gewassen bij deze branden was veroorzaakt. Luchtmetingen gecombineerd met analyses van gewassen hebben aangetoond dat de luchtmetingen een goede indicatie zijn om snel een uitspraak te kunnen doen of er gevaar voor de volksgezondheid is te verwachten. • Furazolidon in mengvoeder: Tijdens onderzoek op een kalverbedrijf bleek in het veevoer het verboden antibioticum Furazolidon aanwezig te zijn. Dit onderzoek leidde naar een veevoederhandelaar/-producent. Ook bij deze veevoederproducent is de verboden stof in diervoeder aangetroffen. De registratie van het betrokken diervoeder bedrijf is geschorst. In de kalversector is opgetreden door dieren uit het handelskanaal te halen. Momenteel is er nog steeds een strafrechtelijk onderzoek gaande door de NVWA-IOD naar de oorzaak en gevolgen in deze casus. • Ggo (Bt63) rijst in choline chloride 60% maïsmeel uit China. Het is gebleken dat ggo- rijst als drager voor de choline chloride wordt gebruikt. Onderzoek naar de importstroom is geïntensiveerd.
Conclusies • De naleving van de diervoederbedrijven wordt in algemene zin als hoog aangegeven (> 90%). • Bij incidenten blijkt dat de sector zijn eigen verantwoordelijkheid waarmaakt wat betreft traceren en het voorkomen van verdere verspreiding. • Aandachtspunten blijven het beheersen van algehele hygiëne, versleping/kruiscontaminatie, en gevaren en risicoanalyse en traceerbaarheid. Daarnaast blijven ook etikettering en het juist hanteren van claims een aandachtspunt.
40
4.6 Dierlijke bijproducten Controlerende instanties: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 1069/2009
dierlijke bijproducten – basisverordening
Verordening (EU) nr. 142/2011
dierlijke bijproducten – uitvoeringsverordening
Verordening (EG) nr. 999/2001
TSE-verordening
Nationaal • Wet Dieren • Besluit dierlijke producten • Regeling dierlijke producten Omvang controlebestand in 2014 activiteiten erkende/geregistreerde exploitanten Primaire productie
aantal circa 40.000
Sectie I: opslag dierlijke bijproducten
392
Sectie II: opslag afgeleide producten (erkend)
116
Sectie III: verbranding/verstoking dierlijke bijproducten/afgeleide producten (erkend)
50
Sectie IV: verwerkingsbedrijven
24
Sectie V: oleochemische bedrijven Sectie VI: biogasinstallaties Sectie VII: composteerinstallaties Sectie VIII: voeder voor gezelschapsdieren
3 104 43 45
Sectie IX: hantering dierlijke bijproducten en afgeleide producten buiten de voederketen
106
Sectie X: geregistreerde gebruikers voor specifieke doeleinden
296
Sectie XI: verzamelcentra Sectie XII: vervaardiging organische meststoffen/bodemverbeteraars Sectie XIII: overige geregistreerde exploitanten
16 39 1.130
Resultaten toezicht dierlijke bijproducten in 2014 inspecties & maatregelen • Inspecties erkende DBP-bedrijven (incl. erkenningverlening en afgifte van toestemmingen) • Inspecties geregistreerde DBP-bedrijven
aantal 948 89
• Inspecties oorsprongbedrijven (industriële levensmiddelenbedrijven incl. slachterijen en foodretail)
981
• Bestemmingscontroles
724
• Toezicht monstername TSE bij cat. 1 verwerkingsbedrijf
26
• Inspecties borgen van stromen
204
• Inspecties primaire sector
325
• Inspecties transport DBP langs de weg
103
• Klachten en meldingen
255
monsters/analyses • Microbiologisch • Chemisch
153 24
maatregelen • Herinspecties
177
• Schriftelijke waarschuwingen
263
• Boeterapporten
159
41
Nadere toelichting bij de resultaten dierlijke bijproducten De basisvoorwaarden voor erkenning en registratie worden in het algemeen redelijk tot goed nageleefd, al is er op bepaalde bedrijfstypen ruimte voor verbetering (bijvoorbeeld handelaren, opslagbedrijven). Met de invoering en uitvoering van HACCP en eigen controles in de bedrijven is het echter slechter gesteld en dit is een blijvend aandachtspunt. Net als vorige jaren heeft een aanzienlijk deel van de niet-naleving betrekking op traceerbaarheid van de materialen en producten. In projecten die zijn gedaan op het gebied van verwerkte dierlijke eiwitten en vetten blijkt de traceerbaarheid van de materialen een probleem te zijn. Met name bij de verwerkte dierlijke eiwitten wil het bedrijfsleven de traceerbaarheid zoveel mogelijk verdoezelen in verband met illegale export van herkauwereiwitten naar landen buiten de EU.
Controles in 2014 • Toezicht op erkende en geregistreerde bedrijven. Dit betreft toezicht op erkenningvoorwaarden en registratievoorwaarden, alsmede audits op HACCP-systemen, systeeminspecties op bedrijfseigen controles (onder andere proces beheersing), systeeminspecties op traceerbaarheid en chemisch en microbiologisch onderzoek van monsters. • Toezicht op erkende en geregistreerde levensmiddelenbedrijven waar dierlijke bijproducten ontstaan. • Bestemmingscontroles op intracommunautair verhandelde partijen waarvoor TRACES-meldingen verplicht zijn en importpartijen die gekanaliseerd moeten worden getransporteerd vanaf de Buitengrens Inspectie Post. • Toezicht op het nemen van monsters ten behoeve van onderzoek op TSE’s bij de aanvoer van kadavers op het categorie-1-verwerkingsbedrijf. • Toezicht op de handel in dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Dit betreft met name inspecties op identificatie, documentatie, en traceerbaarheid. In het kader van dit project is specifiek het accent gelegd op de handel in verwerkte dierlijke eiwitten en vetten en oliën. • Toezicht in de primaire sector (veehouderijbedrijven) gericht op de voorschriften met betrekking tot aangifte, ter beschikking houden, koelen, afdekken, onttrekken en administratieve voorschriften van kadavers. • Toezicht op het transport van dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Dit is uitgevoerd door transportmiddelen langs de weg staande te houden. • Afhandelen van nationale en internationale klachten en meldingen over partijen dierlijke bijproducten en afgeleide producten.
Incidenten In het toezicht van de NVWA nemen controles bij incidenten/klachten/meldingen een belangrijke rol in. Signalen over dierlijke bijproducten (DBP) of afgeleide producten die voor diervoeder verhandeld worden en diervoeders die niet aan de regelgeving voldoen, krijgt de NVWA via het Europese Rapid Alert systeem voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF), directe contacten met collegadiensten in lidstaten van de EU, meldingen van consumenten via de meldlijn van de NVWA en uit eigen controles van het bedrijfsleven en de NVWA. De meeste meldingen betroffen overschrijdingen van microbiologische normen ten aanzien van salmonella in verwerkte dierlijke eiwitten. Overige meldingen betroffen omissies in TRACES (waaronder bestemmingscontroles) en foutieve handelsdocumentatie bij dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Een apart incident is geweest de potentiële besmetting van rundvlees met miltvuur. Hierdoor konden potentieel besmette verwerkte dierlijke eiwitten uit Duitsland in Nederland op de markt komen.
Conclusies • Traceerbaarheid van dierlijke bijproducten blijft een belangrijk aandachtspunt binnen het toezicht op dierlijke bijproducten en afgeleide producten. • Gezien het grote financiële gewin voor bedrijven is extra inzet nodig met betrekking tot de illegale export van verwerkte dierlijke eiwitten • De handel in verwerkte dierlijke eiwitten blijft een belangrijk aandachtspunt in het toezicht.
42
4.7 Vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel/vrieshuizen) Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 852/2004
levensmiddelenhygiëne
Verordening (EG) nr. 853/2004
hygiëne dierlijke producten
Verordening (EG) nr. 854/2004
controles dierlijke producten
Verordening (EG) nr. 2073/2005
microbiologische criteria
Verordening (EG) nr. 2074/2005
uitvoeringsmaatregelen bijzondere dierlijke producten
Verordening (EG) nr. 2075/2005
controles op Trichinella in vlees
Verordening (EG) nr. 999/2001
BSE
Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen Slachthuis gedomesticeerde hoefdieren
aantal 196
Slachthuis pluimvee
30
Slachthuis gekweekt wild
23
Slachthuis vrij wild
15
Uitsnijderijen alle soorten vlees ‘stand alone’
195
Uitsnijderijen verbonden aan slachthuizen
264
Koel- en vrieshuizen ‘stand alone’
139
Resultaten toezicht vlees in 2014 inspecties NVWA • Systeeminspecties erkenningonderhoud • Audits systeemtoezicht HACCP en systeeminspecties keuringen (in uren)
aantal 430 2.342 281.747
monsters/analyses • Microbiologisch • Antibioticaonderzoek • Trichinen (varkens 152.403, wilde zwijnen 706, éénhoevigen 1.132)
2.028 3.015 154.241
maatregelen • Totaal aantal schriftelijke waarschuwingen • Totaal aantal processen-verbaal en boeterapporten
194 98
• Officiële inbewaringneming
5
• Last onder bestuursdwang
1
• Schorsingen van EG-erkenningen door NVWA
2
• Intrekkingen van EG erkenningen door NVWA
-
Verwijzing naar specifieke rapportage Over het nationaal plan Residuen wordt specifiek gerapporteerd.
Verbeteren handhaving In 2014 is het Verbeterplan vleesketen gestart. 2 teams zijn hier voor ingesteld: een ontwerpteam en een uniformiteitsteam. Door het ontwerpteam is een risicogericht toezichtmodel voor de middelgrote en kleine slachthuizen landbouwhuisdieren op het gebied van onder andere dierwelzijn, hygiënisch slachten en diergezondheidsaspecten opgesteld. Dit toezichtmodel wordt door het uniformiteitsteam in de praktijk getoetst en begeleid. In 2014 zijn vervolgens alle slachthuizen landbouwhuisdieren met permanent toezicht in dit toezichtmodel opgenomen. Speciale aandacht is besteed aan 4 grote kalverslachterijen om de fecale bezoedeling middels intensieve handhaving op orde te krijgen.
43
In 2014 is door het proces om de handhaving in de vleessector verder te verbeteren, een duidelijke stijging van het aantal boeterapporten waarneembaar. In 2013 is met de Wet dieren bestuursrechtelijke handhaving geïntroduceerd. Sinds 1 juli 2013 is het hierdoor mogelijk om bestuursrechtelijk boetes op te leggen. In 2013 werden voor 340 geconstateerde overtredingen in totaal 326 schriftelijke maatregelen opgesteld, in 2014 werden voor 438 geconstateerde overtredingen in totaal 290 schriftelijke maatregelen opgesteld. In 2014 werden 96 boeterapporten opgesteld, hetgeen een duidelijke stijging is ten opzichte van van 33 in 2013. In het kader van het Verbeterplan Vleesketen is er veel aandacht geweest voor het hygiënisch slachtproces. In dit kader zijn 83 schriftelijke maatregelen opgesteld. In het bijzonder is er veel aandacht geweest voor het hygiënisch slachtproces in kalverslachthuizen. Er is bij 4 kalverslacht huizen 115x ingegrepen in het slachtproces (bandsnelheid verlaagd of stilgelegd, verbod op handelen opgelegd, verplichting tot verwijdering bezoedeling opgelegd,verbod op aanvoeren van dieren opgelegd, corrigerende interventies uitgevoerd,). Daarnaast vindt structureel overleg plaats met het georganiseerde bedrijfsleven om veranderingen in het toezicht toe te lichten, maar ook om structureel voorkomende gesignaleerde tekortkomingen te melden, zodat het bedrijfsleven zelf correcties kan verzorgen. Ten slotte worden in een maandelijks NVWA-handhavingsoverleg de slecht presterende bedrijven besproken om op deze bedrijven een gerichte handhaving te laten plaatsvinden. In 2014 is een start gemaakt met een meer risicogericht toezicht voor de ‘stand alone’ uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen. Op grond van nalevingsresultaten uit de 3 voorgaande jaren op het gebied van HACCP, basishygiëne, traceerbaarheid en rookgedrag worden de bedrijven ingedeeld in een toezichtpiramide. Op basis hiervan krijgen slecht presterende bedrijven meer toezicht en goed presterende bedrijven minder. Deze toezichtpiramide is in 2014 ingevoerd.
Naleving slachterijen en inrichtingen erkenningsvoorwaarden Met betrekking tot erkenning verlening en onderhoud heeft de NVWA de vleesproducerende bedrijven ingedeeld in een drietal categorieën: • categorie 1: score 96-100% • categorie 2: score 81-95% • categorie 3: score 0-80% De score heeft betrekking op het aantal tekortkomingen geconstateerd tijdens een systeeminspectie op een bedrijf. Hoe lager de score, hoe meer tekortkomingen zijn gevonden. Bij alle categorieën worden herinspecties op tekortkomingen uitgevoerd en bedrijven die in categorie 3 vallen, kunnen uiteindelijk in de procedure tot het intrekken van erkenningen terecht komen. Op basis van de uitgevoerde inspecties in 2014 is een analyse gemaakt en zijn bedrijven ingedeeld in de drie categorieën. Dit leidt tot onderstaand overzicht uitgedrukt in percentages. categorie-indeling vleesbedrijven
categorie 1
categorie 2
Slachthuizen landbouwhuisdieren met permanent toezicht
80 %
20 %
categorie 3 0%
Slachthuizen landbouwhuisdieren zonder permanent toezicht
92 %
6%
1% 13 %
Slachthuizen pluimvee
70 %
17 %
Wildbewerkingsinrichtingen
85 %
15 %
0%
Uitsnijderijen (stand alone)
93 %
6%
1%
Koel- en vrieshuizen (stand alone)
95 %
4%
1%
Het aantal bedrijven in categorie 3 is in 2014 gedaald. In 2013 waren dat 18 bedrijven en in 2014 waren dat 7 bedrijven. In 2014 worden vooral tekortkomingen geconstateerd van dezelfde basisvoorwaarden, zoals eisen aan vloeren, muren, plafonds, apparatuur, persoonlijke hygiëne en hygiënisch slachten, maar in vergelijking met voorgaande jaren zijn minder overtredingen geconstateerd. Het is een aanwijzing voor het feit dat de bouwkundige staat en hygiëne bij de bedrijven in het algemeen beter is dan in voorgaande jaren. Pluimveeslachthuizen vormen hier een uitzondering op; echter het aantal bedrijven in categorie 3 is ook hier gedaald namelijk van 4 naar 3. Ten slotte is een tendens waarneembaar dat het totaal aantal EG-erkenningen in de vleessector ook in 2014 is afgenomen. Op 1 januari 2014 was het totaal aantal EG-erkenningen 1.761 en op 31 december 2014 waren dat er 1.739. In 2014 is het aantal EG-erkenningen dus met 22 afgenomen, met name bij de uitsnijderijen gedomesticeerde hoefdieren en pluimvee.
44
Audits systeemtoezicht HACCP In 2014 zijn 2.342 systeemaudits in het kader van het toezicht op HACCP en systeeminspecties uitgevoerd in het domein vleesketen & voedselveiligheid. Als er tekortkomingen tijdens de audit worden vastgesteld, volgt een herinspectie om vast te stellen of de tekortkomingen zijn verholpen. Ten aanzien van de HACCP-beginselen volgt uit de systeemaudits en systeeminspecties van 2014 het volgende beeld: • Slachthuizen landbouwhuisdieren met permanent toezicht: De HACCP-beginselen worden redelijk tot goed toegepast. Opvallend is dat bewakingsprocedures en de procedures voor de aanvoer van dieren relatief het vaakst een tekortkoming vertonen (7% respectievelijk 13% van het aantal uitgevoerde audits). Daarnaast blijkt dat evenals in 2013 de basisvoorwaarden slechter scoren. Een verklaring voor de hogere afwijkingscores met betrekking tot de basisvoorwaarden is het feit dat het gaat om grote bedrijven met veel verschillende productieruimten. De kans op het aantreffen van tekortkomingen is bij deze bedrijven dan ook groter. • Slachthuizen pluimvee: De HACCP-beginselen worden redelijk tot goed toegepast. Opvallend is dat bewakingsprocedures , geactualiseerde documentatie en de procedures die garanderen dat producten van dierlijke oorsprong aan specifieke eisen voldoen het vaakst een tekortkoming vertonen (6% respectievelijk 6% en respectievelijk 19% van het aantal uitgevoerde audits).Tijdens de uitgevoerde audits blijkt dat de basisvoorwaarden wederom slechter scoren. Een verklaring voor de hogere afwijkingscores is het feit dat het gaat om grote bedrijven met veel verschillende productieruimten. • Slachthuizen landbouwhuisdieren zonder permanent toezicht:Ten aanzien van de HACCP-beginselen is het beeld dat deze redelijk worden toegepast bij slachthuizen < 10 GVE4. Deze bedrijven maken namelijk veelvuldig gebruik van hygiënecodes. Er werden geen ernstige overtredingen geconstateerd. Bij slachthuizen > 10 GVE1 worden de HACCPbeginselen redelijk toegepast. Het niet of niet juist uitvoeren van verificatieprocedures is de meest voorkomende tekortkoming (12% van het aantal uitgevoerde audits). Evenals vorige jaren lijken de basisvoorwaarden bij een gedeelte van deze bedrijven niet constant op orde te zijn. In 2014 is daarom in het kader van het Verbeterplan Vleesketen in eerste instantie aandacht besteed aan deze categorie bedrijven. • Uitsnijderijen (stand alone): De HACCP-beginselen worden redelijk tot goed toegepast. Opvallend is dat de procedures die garanderen dat producten van dierlijke oorsprong aan specifieke eisen voldoen, relatief het vaakst een tekortkoming vertonen (19% van het aantal uitgevoerde audits). Daarnaast blijkt tijdens de uitgevoerde audits dat de basisvoorwaarden ook in deze categorie bedrijven niet altijd op orde zijn. • Koel- en vrieshuizen (stand alone): De HACCP-beginselen worden redelijk tot goed toegepast. Ernstige overtredingen zijn geconstateerd bij bewakings- en verificatieprocedures. 6% respectievelijk 6% van het aantal uitgevoerde audits). In deze categorie bedrijven is de systeeminspectie traceerbaarheid & etikettering van groot belang (zie hieronder) • Wildbewerkingsinrichtingen: De resultaten van de basisvoorwaarden zijn goed en de HACCP-beginselen worden bij het overgrote deel van de bedrijven goed toegepast. Er werden geen ernstige overtredingen geconstateerd.
Systeeminspectie traceerbaarheid & etikettering Naar aanleiding van de paardenvleesaffaire in 2013 is voor alle bedrijven een verplichte systeeminspectie traceerbaarheid & etikettering uitgevoerd voor alle bedrijfstypen. Tijdens deze inspecties werden 115 overtredingen geconstateerd Dit heeft geleid tot 10 schriftelijke waarschuwingen, 13 mondelinge waarschuwingen, 1 boeterapport en 3 overige interventies. Deze systeeminspecties kunnen aanleiding zijn tot een verder onderzoek door middel van een EDP-audit5 om een beter inzicht te krijgen in de administratieve en financiële stromen in een bedrijf.
Fraude-indicatoren De NVWA is in 2014 gestart met het opstellen van fraude-indicatoren. Inspecteurs kunnen op deze wijze een wel of niet gegrond vermoeden van fraude vermelden. Resultaten worden door de IOD van de NVWA beoordeeld en kunnen eventueel leiden tot een nader onderzoek.
4
GVE = grootvee-eenheden (I melkkoe is 1 GVE)
5
EDP-audit = audit op Electronic Data Processing
45
Project betrouwbaarheid voedselketeninformatie (VKI) Officiële dierenartsen van de NVWA kunnen bij twijfels over de betrouwbaarheid van VKI, onderzoek laten uitvoeren op de primaire bedrijven. Op deze wijze werden pluimvee-, varkens-, schapen- en rundveebedrijven en een eenden- en konijnenbedrijf bezocht. Uit de bevindingen van de controles blijkt dat deze twijfel bij (afgemolken) melkkoeien en varkens regelmatig terecht was. Meest voorkomende aanleiding tot deze twijfel was het feit dat er bij microbiologische screening een residu antibioticum werd aangetroffen, terwijl er geen antibioticumgebruik op de VKI was vermeld. Daarnaast komt het voor dat er geen ziekteverschijnselen en/of medicijngebruik vermeld werd op de VKI, terwijl de verschijnselen bij de AM- en/ of PM-keuring het tegendeel deed vermoeden De veehouder krijgt in dit geval een boetrapport opgelegd.
Project (keten)zichtkeuring varken en zichtkeuring kalf In 2014 is op alle varkensslachthuizen de visuele keuring als standaard ingevoerd. Daarnaast wordt de implementatie van de zogenoemde ketenkeuring (supply chain meat inspection) op 3 varkensslachthuizen beoordeeld door middel van audits en verificaties op zowel slachthuis- als boerderijniveau. De resultaten zijn goed. Voor de kalverslachthuizen zijn de voorwaarden voor de implementatie van zichtkeuring in deze sector in 2013 vastgesteld. Deze werkwijze is in 2014 stapsgewijs geïmplementeerd in 4 grote kalverslachthuizen, tegelijk met de uniformering van de post mortem keuring in deze bedrijven. In 2014 is veel vooruitgang geboekt bij deze 4 bedrijven.
Incidenten Het grootste incident had te maken met een runderslachthuis, waar de tracering van vlees niet op orde was en de herkomst van het vlees niet duidelijk aangetoond kon worden en daarmee kon de voedselveiligheid niet gegarandeerd worden. De EG-erkenning van dit bedrijf is daarom gedurende 2 maanden geschorst. Als gevolg van bovengenoemde zaak is op nog eens 3 bedrijven een officiële inbewaringneming uitgevaardigd in verband met een onduidelijke herkomst van het opgeslagen vlees. Veel andere incidenten zijn via het Rapid Alert Systeem afgehandeld.
Conclusies • De overall effectiviteit van het toezicht is redelijk. Echter de paardenvleesaffaire van 2013 heeft ook in 2014 de nodige politieke aandacht gevraagd en impact gehad. Een verbeterplan om het toezicht in de slachthuizen te verbeteren is in 2014 gestart. Op de middelgrote en kleine slachthuizen en 4 kalverslachthuizen heeft dat de nodige impact gehad. Met name het toezicht op fecale bezoedeling was een speerpunt. • Er is in 2014 wederom veel aandacht besteed aan het verbeteren van de handhaving. Met de introductie van de Wet dieren is het mogelijk geworden om een boeterapport op te leggen. Er is een stijging van het aantal boeterapporten waarneembaar: in 2013 werden 33 boetrapporten opgelegd en in 2014 is dat aantal gestegen naar 96. • Voor het jaar 2014 zijn systeeminspecties zoveel mogelijk risicogebaseerd ingezet: meer bij slecht presterende bedrijven en minder bij goed presterende bedrijven. Echter om hier een betere vorm aan te geven en gebruik te maken van de nalevingsgegevens van de laatste 3 jaar is een start gemaakt met het toepassen van een toezicht piramide bij ‘stand alone’ uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen.
46
4.8 Vleesproducten Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 178/2002
Algemene Levensmiddelen Verordening
Verordening (EG) nr. 852/2004
levensmiddelenhygiëne
Verordening (EG) nr. 853/2004
levensmiddelenhygiëne producten van dierlijke oorsprong
Verordening (EG) nr. 2073/2005
microbiologische criteria voor levensmiddelen
Omvang controlebestand in 2014 controlebestand 2014 Productiebedrijven Ambachtelijk erkend Koel- en vrieshuizen *)
aantal 595 57 61
Groothandels en importeurs vlees
133
Totaal aantal bedrijven
846
* Het betreft hier de koel- en vrieshuizen, die geen combinatie met andere activiteiten uitvoeren (slachten, productie van vleesbereidingen en vleesproducten). Als de hoofdactiviteit van een bedrijf echter slachten of productie van vleesbereidingen en vleesproducten is, dan wordt het bedrijf onder die categorie bedrijven ingedeeld en niet bij de koel- en vrieshuizen.
Resultaten toezicht vleesverwerkende bedrijven in 2014 inspecties
aantal
Systeemaudits HACCP
117
Systeeminspecties HACCP
425
Systeeminspectie Verordening (EG) nr. 2073/2005
348
Basisvoorwaarden inspecties
677
Traceren
134
Overige inspecties (klacht, digitale herinspectie (HI), Hard waar het moet (HWHM)) Totaal audits/inspecties microbiologisch en chemisch Chemische monsters interventies Schriftelijke waarschuwingen inspecties
374 2.075 aantal 108 aantal 283
Bestuurlijke boetes/processen-verbaal inspecties
45
Totaal aantal maatregelen inspecties en monsters
328
Verbeteren handhaving Gedurende de laatste jaren is er veel aandacht besteed aan het verbeteren van de handhaving bij de industriële vleesverwerkende bedrijven. Om de frequentie van audits in lijn te brengen met de audits bij niet-erkende bedrijven, is de frequentie bij productiebedrijven teruggebracht van eenmaal per 2 jaar naar eenmaal per 3 jaar.
Resultaten bij de vleesverwerkende bedrijven HACCP-systeeminspecties Het risicogebaseerde toezicht bij de vleesverwerkende bedrijven is in 2014 verder gecontinueerd. In 2011 heeft een indeling van de vleesverwerkende productiebedrijven plaats gevonden in nalevingcategorieën, de zogenoemde kleurenpiramide. Deze indeling is gebaseerd op het aantal en de aard van de tekortkomingen die in het verleden bij deze bedrijven zijn
47
geconstateerd. Het aantal interventies bij de bedrijven is bepalend voor de kleur van de bedrijven. De kleurenindeling van de bedrijven is in 2014 gebruikt om het toezicht bij deze bedrijven zodanig in te richten dat de groene bedrijven een relatief lage bezoekfrequentie krijgen, de oranje bedrijven een hogere bezoekfrequentie en de rode bedrijven naar verhouding het meest worden geïnspecteerd. De kleur blijft wit als er onvoldoende informatie beschikbaar is over het bedrijf. Door het toepassen van de kleurenindeling van de bedrijven zien we dat de afwijkingen die tijdens de inspecties worden geconstateerd, de laatste jaren vanaf 2011 toenamen. In het jaar 2014 is er voor het eerst na 2011 weer sprake van een afname van het afwijkingspercentage bij de uitgevoerde inspecties. Immers in 2014 werden in totaal 2.075 audits en inspecties uitgevoerd, hetgeen resulteerde in 328 interventies (16%). Zie onderstaand overzicht voor de afwijkings percentages gedurende de laatste 4 jaar. jaar
afwijkingspercentage bij audits en inspecties
2011
9%
2012
13%
2013
18%
2014
16%
Aan het einde van 2014 was de verdeling van de kleuren over de vleesverwerkende bedrijven als volgt: risicocategorie
2013
2012
2014
Groen
33%
38%
43%
Oranje
60%
56%
54%
Rood
1%
1%
1%
Wit
6%
5%
2%
Opvallend is dat hoewel het afwijkingspercentage bij de audits en inspecties een lichte daling laat zien, er procentueel minder groene bedrijven zijn, en procentueel juist meer oranje bedrijven.
HACCP-systeemaudits In 2014 zijn in totaal 117 audits op HACCP uitgevoerd in de vleessector. Als er tekortkomingen tijdens de audit worden vastgesteld, volgt een herinspectie binnen een vastgestelde termijn om na te gaan of de tekortkomingen zijn verholpen. Tijdens de uitgevoerde HACCP-audits bij de erkende en geregistreerde bedrijven gezamenlijk zijn bij 54% van deze audits tekortkomingen geconstateerd.
Incidenten Veel capaciteit is in 2014 opnieuw besteed aan de afhandeling van incidenten en meldingen van onveilige levensmiddelen. 1 van de grote meldingen was de melding betreffende mogelijk met miltvuur besmet vlees. Binnen deze melding zijn verschillende bedrijven bezocht. Het betreffende vlees is getraceerd en daar waar mogelijk uit de handel gehaald.
Projecten Toezicht op de separatorvlees productiebedrijven. In 2014 zijn alle separatorvlees bedrijven (circa 20 stuks) intensief gecontroleerd. Alle separatorvleesbedrijven zijn in het jaar 2014 aan een bemonsteringprogramma van de NVWA onderworpen, waarbij de resultaten van de monsters werden getoetst aan de eisen uit de Verordening (EG) nr. 2073/2005 die van toepassing zijn op zogenoemd separatorvlees type 3. Naast de hygiëne, de grondstoffen en de verwerking, bleven ook de etikettering van het separatorvlees een aandachtspunt. De doelstelling was dat aan de bron, bij alle producenten van separatorvlees de benaming van het product goed en traceerbaar op het product werd vermeld. In 2014 heeft de NVWA een conceptinformatieblad voor het onderwerp Separatorvlees opgesteld om de sector duidelijkheid te geven over hoe de NVWA de wettelijke regels voor separatorvlees interpreteert. In 2015 stelt de NVWA dit informatieblad definitief vast en op haar website plaatsen voor de bedrijven die separatorvlees produceren en verwerken. In 2014 heeft de NVWA ook een start gemaakt met het toezicht houden op de etikettering van separatorvlees in de consumenten producten waarin separatorvlees is verwerkt. In 2015 zal het onderzoek naar de etikettering op separatorvlees bij de verwerkende bedrijven worden afgerond.
48
Bijzonderheden In 2014 zijn de erkende vleesverwerkende bedrijven die voortdurend slecht presteren, benaderd volgens de aanpak ‘Hard waar het moet’. Dit betekent dat dergelijke bedrijven die voordurend slecht presteren de keuze krijgen: stoppen met de bedrijfsvoering of structureel verbeteren. Dit is een intensieve aanpak met soms lange juridische trajecten, maar het werpt uiteindelijk aantoonbaar zijn vruchten af. Slechts een klein aantal erkende bedrijven (< 1%) heeft in 2014 te maken gehad met deze harde aanpak.
Conclusie In 2014 is de ingezette werkwijze van risicogericht inspecteren gecontinueerd. De producerende erkende bedrijven zijn in nalevingcategorieën ingedeeld, afhankelijk van geconstateerde tekortkomingen in het recente verleden. Tijdens de inspecties en audits worden maatregelen genomen conform het interventiebeleid. Het aantal interventies ten opzichte van het aantal uitgevoerde audits en inspecties is in 2014 gedaald ten opzichte van het jaar 2013: 16% (2013: 18%). Opvallend is dat hoewel het aantal interventies gedaald is, de kleuren van de bedrijven juist een verslechtering laten zien.
49
4.9 Import veterinaire zendingen Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Richtlijn nr. 91/496/EEG
veterinaire controles voor dieren uit derde landen
Richtlijn nr. 97/78/EG
veterinaire controles voor dierlijke producten uit derde landen
Richtlijn 2002/99/EG
veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong
Beschikking 2004/292/EG
toepassing van TRACES
Verordening (EG) nr. 282/2004
document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren
Verordening (EG) nr. 136/2004
procedures voor de veterinaire controles bij het binnenbrengen van producten uit derde landen
Verordening (EG) nr. 882/2004
officiële controles inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierwelzijn
Verordening (EG) nr. 853/2004
specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Verordening (EG) nr. 854/2004
specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong
Beschikking 2007/275/EG
lijsten van dieren en producten die in grensinspectieposten controles moeten ondergaan
Besluit 2011/163/EU
residubewakingsplannen in derde landen
Omvang controlebestand in 2014 Inspectiecentra: 18 (onderdeel van 1 van de 7 aangewezen Border Inspection Posts (BIP’s)) Resultaten toezicht bij import 2014 resultaten
aantal
Aantal partijen import waarvan zendingen levende dieren
60.938 7.602
Aantal laboratoriumonderzoeken
1.530
Maatregelen: aantal weigeringen
436
Algemeen Het controleproces van de NVWA bij import en doorvoer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong vanuit landen buiten de EU ligt vast in een kwaliteitssysteem. Dit kwaliteitssysteem is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie volgens ISO/IEC 17020. De NVWA en de Douane werken nauw samen op basis van een convenant. De in de Buitengrens Inspectie Posten (BIP) werkzame officiële dierenartsen en assistenten volgen interne (bij) scholingsdagen. jaar
aantal aangeboden partijen
aantal weigeringen
2011
61.596
31
2012
59.159
246
2013
59.022
393
2014
60.938
436
Vanaf 2009 is er sprake van een schommeling van het aantal partijen rond de 60.000.
50
Belangrijkste doelstellingen De belangrijkste doelstellingen voor de komende jaren zijn: • het vergroten van de effectiviteit van het toezicht door het verder doorvoeren van risico gebaseerd toezicht, waar de Europese regelgeving dit toestaat, en het verhogen van de aandacht van importeurs voor voedselveiligheid en diergezondheid. • het vergroten van de efficiëntie bij import door harmonisatie van de toezichtystematiek voor veterinaire en plantaardige producten. • door gebruikmaking van elektronische certificaten vanuit derde landen (G2G) het controleproces efficiënter in te richten. In dit verband is er een pilot gestart op Schiphol waarbij op basis van certificeringsinformatie in TRACES de documentencontrole wordt uitgevoerd en het originele certificaat na de controle kan worden ingediend.
FVO-audit In oktober 2014 heeft een FVO-missie plaatsgevonden die gericht was op het gebruik van TRACES. De FVO heeft 2 aanbevelingen gedaan, over de structuur van de bevoegde autoriteit en gegevens conform de Europese regelgeving in TRACES wordt opgenomen. De uitwerking hiervan zal in 2015 plaatsvinden.
Regie aan de buitengrens, ‘single window’ en ‘one stop shop’ Belangrijkste overheidspartner van de NVWA aan de buitengrens is de Douane. Door EU-ontwikkelingen en nationaal douanebeleid verandert de samenwerking met de Douane de komende jaren: Informatie van handhavingdiensten zal meer voor elkaar beschikbaar komen. De bestaande samenwerking zal verdiept worden. Voor het toezicht op veterinaire lading in de Rotterdamse haven is in 2013 Supd@x, Supply Chain Data Exchange, in gebruik genomen. Dit faciliteert het proces van gegevensuitwisseling tussen de aangifte-/meldingsystemen van de overheid. Ook kan hiermee statusinformatie over de controles (door Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en Douane) beschikbaar worden gesteld aan relevante overheden en verantwoordelijk bedrijfsleven. Met de introductie en afronding van de oorspronkelijke business case Supd@x veterinair is een belangrijke bijdrage geleverd aan de optimalisatie van de veterinaire importketen. Daarnaast is Supd@x veterinair een eerste stap op weg naar het Single Window Handel & Transport (SWH&T) in Nederland. Daarnaast is verder gewerkt aan de ontwikkeling van de Rijks Inspectie Terminal. Daarbij is het de bedoeling dat als er meerdere overheidsinspectiediensten willen beoordelen dat op 1 locatie gedaan kan worden waardoor de lading in 1 keer afgehandeld kan worden (one stop shop).
Passagierscontrole Ook in 2014 heeft de Douane op verzoek van de NVWA passagierscontroles uitgevoerd met betrekking tot het meenemen van dierlijke producten en huisdieren uit het buitenland. De controles op het meenemen van producten van dierlijke oorsprong werden, op basis van risicoanalyse in verband met de wisselende dierziekte situatie in derde landen, frequent op- of afgeschaald in nauw overleg tussen de NVWA en de Douane. Daarnaast is er, om volksgezondheidsredenen, in 2014 bijzondere aandacht geweest voor passagiersbagage uit de gebieden waar ebola voorkomt. Dat heeft niet geleid tot bijzondere bevindingen.
Microbiologisch onderzoek Jaarlijks wordt een plan opgesteld voor een microbiologische monitoring gebaseerd op EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 136/2004. Hierbij wordt rekening gehouden met de risico’s van verschillende product/landcombinaties gerelateerd aan bepaalde micro-organismen en gebaseerd op eerdere bevindingen en RASFF-meldingen. De positieve tendens (minder niet-conforme bevindingen) van 2010 zette zich in 2011 voort. Dit was aanleiding om in 2011 te bezien of aanpassingen nodig en wenselijk zijn. Daarom is besloten om het monitoringprogramma 2012 volledig in te richten op controle op specifieke Salmonella species. Daar de resultaten dusdanig waren dat die geen aanleiding gaven om het onderzoek nog een jaar voort te zetten is, inspelend op de ontwikkelingen, in 2012 besloten het programma voor een groot deel te richten op STEC6 in vers en bevroren rundvlees. De resultaten van dit onderzoek gedurende de eerste 6
STEC = shiga-toxine producerende E. coli
51
periode van 2013 en de uitkomsten van de consultatie van EFSA hebben geleid tot een ‘guidance document’ dat in 2015 door de Commissie met de lidstaten wordt besproken. Gedurende 2013 zijn ook weer positieve salmonellamonsters aangetroffen bij de invoer van pluimvee. Dit heeft ertoe geleid dat salmonella ook weer opgenomen is in het monitoringprogramma van 2014. In totaal zijn 265 monsters van 53 partijen onderzocht waarvan er 14 positief waren afkomstig uit 5 partijen.
Versterkte controles aantallen 2014 Met ingang van februari 2012 is de toepassing van versterkte controles op basis van artikel 20 en artikel 24 van Richtlijn 97/78/EG in het Trade Control and Expert System (TRACES) geïmplementeerd. Er was sprake van een sterke toename in 2013 ten opzichte van 2012 van het aantal partijen dat in onderzoek is genomen (van 106 naar 916). In 2014 zijn 685 partijen in onderzoek genomen. Opvallend is dat veel bedrijven die eenmaal onder dit regiem vallen hier niet meer onderuit komen. Indien op bedrijven langdurig een artikel 20 status rust, dient afgevraagd te worden of het bedrijf nog wel op de bedrijvenlijst van het betreffende land thuis hoort.
Conclusies Het aanbod van partijen veterinaire goederen laat een stabiel beeld zien. Dat wil zeggen dat fluctuaties in het aanbod beperkt blijven tot minder dan 5%. Het aantal weigeringen wordt vooral veroorzaakt door problemen met de documenten en de partijen die onder verscherpt toezicht staan. Het aantal artikel 20 en 24 onderzoeken is ten opzichte van 2013 gedaald.
52
4.10 Industriële productie - samengestelde producten Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 178/2002
Algemene Levensmiddelen Verordening
Verordening (EG) nr. 852/2004
levensmiddelenhygiëne
Verordening (EG) nr. 2073/2005
microbiologische criteria voor levensmiddelen
Omvang controlebestand in 2014 controlebestand 2014 Fabrieken food
aantal 1.703
Importeurs food
751
Handelsbedrijven food
2.611
Kantooradressen food
946
Transportbedrijven food
323
Totaal aantal bedrijven
6.334
Resultaten toezicht geregistreerde bedrijven in 2014 inspecties
aantal
Systeemaudits HACCP
85
Systeeminspecties HACCP
638
Systeeminspectie verordening (EG) nr. 2073/2005
149
Basisvoorwaarden inspecties
977
Traceren
185
Overige inspecties (klachten, digitale HI, HWHM)
1.240
Totaal audits/inspecties
3.274
interventies
aantal
Schriftelijke waarschuwingen inspecties Bestuurlijke boetes/processen-verbaal inspecties Schriftelijke waarschuwingen monsters Bestuurlijke boetes/processen-verbaal monsters Totaal aantal maatregelen inspecties en monsters
362 67 429
Nadere toelichting bij de resultaten bij de niet-erkende bedrijven HACCP-systeeminspecties Het risicogebaseerde toezicht bij de niet-erkende productiebedrijven is in 2014 nader ingevuld. Bedrijven zijn ingedeeld in nalevingcategorieën, de zogenaamde kleurenpiramide. Deze indeling is gebaseerd op het aantal en de aard van de tekortkomingen die in het verleden bij deze bedrijven zijn geconstateerd. Het aantal interventies bij de bedrijven is bepalend voor de kleur van de bedrijven. De kleurenindeling van de bedrijven is in 2014 gebruikt om het toezicht bij deze bedrijven zodanig in te richten dat de groene bedrijven een relatief lage bezoekfrequentie krijgen, de oranje bedrijven een hogere bezoekfrequentie en de rode bedrijven naar verhouding het meest worden geïnspecteerd en hard worden aangepakt. De kleur blijft wit, als er onvoldoende informatie beschikbaar is over het bedrijf. Door het toepassen van de kleurenindeling van de bedrijven zien we dat de afwijkingen, die tijdens de audits en inspecties worden geconstateerd, de laatste jaren op een relatief hoog niveau zaten van rond de 20%. In 2014 is er sprake van een flinke daling van het aantal interventies bij de audits en inspecties, namelijk 13%. Dit houdt een trendbreuk in ten opzichte van de voorgaande jaren. Zie het onderstaande overzicht:
53
jaar
afwijkingspercentage bij audits en inspecties
2011
22%
2012
21%
2013
20%
2014
13%
Op dit moment kan nog niet verklaard worden wat de oorzaak is van deze trendbreuk. Wel is opvallend dat er ook bij de erkende productiebedrijven een daling van het percentage interventies bij de audits en inspecties valt waar te nemen, hoewel in mindere mate dan bij de samengestelde producten. Aan het einde van 2014 was de verdeling van de categorieën (kleuren) over de niet-erkende productie bedrijven als volgt: Aan het einde van 2014 was de verdeling van de kleuren over de vleesverwerkende bedrijven als volgt: risicocategorie
2014
2013
2012
Groen
49%
50%
51%
Oranje
29%
35%
30%
Rood
1%
1%
1%
21%
14%
18%
Wit
HACCP-systeemaudits In 2014 zijn in totaal 85 (2013: 185) audits op HACCP uitgevoerd in de bedrijven welke samengestelde levensmiddelen produceren. Tijdens de uitgevoerde HACCP audits bij de erkende en geregistreerde bedrijven gezamenlijk zijn bij 54% van deze audits tekortkomingen geconstateerd. Een nieuwe toezichtmethode op de traceerbaarheid is in 2013 ontwikkeld. Sinds halverwege 2013 is volgens deze nieuwe methode geïnspecteerd. Het aantal geconstateerde afwijkingen is door deze vernieuwde methode verhoogd van 6% in 2012 naar 17% in 2013. In 2014 bedraagt het percentage interventies op het gebied van traceerbaarheid opnieuw 17%, waardoor er sprake is van een stabilisatie van het percentage afwijkingen.
Incidenten Veel capaciteit wordt besteed aan de afhandeling van incidenten en meldingen van onveilige levensmiddelen. Er zijn veel meldingen van bedrijven geweest over onveilige producten die op de markt gebracht zijn. Indien deze producten ook naar andere lidstaten zijn gegaan of daar vandaan kwamen, werd dit gemeld aan het Rapid Alert System Food and Feed (RASFF).
Projecten In 2014 is specifiek gekeken naar het vervoer in bulk van levensmiddelen in vloeibare, gegranuleerde of poedervormige staat. Dergelijke levensmiddelen mogen alleen vervoerd worden in tanks met een opschrift als ‘uitsluitend voor levensmiddelen’; in deze tanks mogen alleen levensmiddelen vervoerd worden. Tijdens dit project zijn 30 bedrijven bezocht en zijn maatregelen genomen op het feit dat niet uitsluitend levensmiddelen in de betreffende tanks werden vervoerd. Binnen de sector heeft dit tot veel onrust geleid. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in het aanpassen van het interventiebeleid voor het vervoer van dergelijke levensmiddelen in bulk en zijn enkele opgelegde boetes ingetrokken. Ook het opgestelde infoblad rondom het vervoer in bulk is eind 2014 hierop aangepast. Belangrijkste aanpassing is dat naast levensmiddelen van plantaardige oorsprong ook levensmiddelen van dierlijke oorsprong in een tank met ‘uitsluitend voor levensmiddelen’ bij niet-levensmiddelenbedrijven afgeleverd mogen worden.
Bijzonderheden Ook in 2014 zijn de niet-erkende levensmiddelenbedrijven, die voortdurend slecht presteren, benaderd volgens de aanpak ‘Hard waar het moet’. Dit betekent dat dergelijke bedrijven, die voordurend slecht presteren, de keuze krijgen: stoppen met de bedrijfsvoering of structureel verbeteren. Dit is een intensieve aanpak met soms lange juridische trajecten, maar het werpt uiteindelijk aantoonbaar zijn vruchten af.
54
Conclusies • Er is in 2014 opnieuw veel aandacht besteed aan het verbeteren van de handhaving door deze meer risicogericht te maken en meer aandacht te besteden aan het verder ontwikkelen van het interventiebeleid. Het aantal interventies ten opzichte van het aantal uitgevoerde inspecties is voor de niet-erkende levensmiddelenbedrijven flink gedaald ten opzichte van het jaar 2013, namelijk 20% in 2013 naar 13% in 2014. • In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat voor het jaar 2014 systeemtoezicht zoveel mogelijk risicogericht is ingezet: meer inspecties bij slecht presterende bedrijven en minder bij goed presterende bedrijven. • Relatief veel capaciteit van de NVWA is gaan zitten in de afhandeling van incidenten en meldingen. • Het bulkvervoer van levensmiddelen bleek niet geheel conform uitleg van het beleid in het infoblad uitgevoerd te worden. Na overleg met de sector is het beleid aangepast.
55
4.11 Vis, visproducten en aquacultuur Controlerende instanties: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 852/2004
levensmiddelenhygiëne
Verordening (EG) nr. 853/2004
hygiëne bij productie van producten van dierlijke oorsprong
Verordening (EG) nr. 854/2004
toezicht op producten van dierlijke oorsprong
Verordening (EG) nr. 2073/2005
microbiologische criteria voor levensmiddelen
Richtlijn 2006/88/EG
aquacultuur
Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal
Be- en verwerkingsbedrijf visserijproducten
274
Fabrieksvaartuig
155
Vriesvaartuig
14
Visafslag
14
Koel en vrieshuis
58
Verzendingscentrum
38
Zuiveringscentrum
15
Viskwekerij Kwekerij/houderij schelp- en schaaldieren
63 143
Totaal
711
Totaal aantal bedrijven met EG-erkenning
568
Verwijzing naar specifieke rapportage (bijvoorbeeld nationale plannen en dergelijke) Over het nationaal plan Residuen wordt apart gerapporteerd. Resultaten toezicht visproducten 2014 inspecties, monsters en maatregelen
aantal
• Inspecties 2014 (in uren)
19.863
• Keuringen (in uren)
10.070
• Monsters/analyses chemie • Monsters/analyses micro
100 1.950
maatregelen • Waarschuwingen
246
• Bestuurlijke boetes
35
• Processen-verbaal
6
• Schorsingen van registraties/erkenningen
0
• Intrekkingen van registraties/erkenningen Totaal
0 287
Nadere toelichting bij de resultaten visproducten • De doelgroep wordt vertegenwoordigd door relatief veel kleine en middelgrote visverwerkende bedrijven met een relatief eenvoudig productieproces. Daarnaast kent de sector een 20-tal grote industriële bedrijven; • Er zijn momenteel 399 EG-erkende visverwerkende bedrijven in Nederland (situatie op 1 januari 2015) waar de NVWA controles op de voedselveiligheid uitvoert. Daarnaast zijn er 5 nieuw opgestarte bedrijven die in de procedure zitten voor het verlenen van een definitieve erkenning. Daarnaast zijn in Nederland 155 EG-erkende fabrieksvaartuigen, waarbij het in meerderheid gaat om vaartuigen die betrokken zijn bij de garnalenvisserij en 14 EG-erkende vriesvaartuigen. In 2014 zijn 739 inspecties en 116 audits uitgevoerd. In de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 heeft de NVWA in totaal 218 keer het interventiebeleid ingezet .
56
Controle-onderwerpen 2014 • Basisvoorwaarden: de basisvoorwaarden betreffen de bouwkundige infrastructuur van het bedrijf, de (hygiëne van de) werkwijze binnen het bedrijf en het op de juiste temperatuur houden van de producten. • HACCP: bij HACCP gaat het om het correct in kaart brengen en beheersen van de gezondheidsrisico’s tijdens de bereidings- en behandelingsprocessen door het bedrijf. • Traceren en melden: bedrijven dienen hun producten te kunnen traceren. Hierbij dienen zij van ieder product vast te kunnen stellen waar dit vandaan kwam en waarnaar het geleverd is. Indien een bedrijf weet dat een product onveilig is, dient het het product uit de handel te halen en de NVWA daarover te informeren. Zonder goede traceerbaarheid zijn onveilige producten niet terug te roepen. • Microbiologische criteria: hierbij wordt geverifieerd op basis van microbiologische analyse of de voedselveiligheid van het product op orde is.
Interventies op basis van controle onderwerpen Van deze doelgroep voldoen 174 bedrijven aan de wettelijke voorschriften. Bij 218 bedrijven bleek een interventie noodzakelijk; 1 bedrijf heeft specifieke aandacht gekregen in verband met het structureel niet-naleven van de voorschriften. 7 bedrijven zijn in 2014 niet bezocht.
Systeemtoezicht HACCP In 2014 zijn in de vissector 739 inspecties en 116 audits op systeemtoezicht HACCP uitgevoerd. Bij de zuiveringscentra is de officiële controle specifiek gericht op de validatie van het zuiveringsproces als onderdeel van de Verordening (EG) nr. 853/2004.
Gezondheidscriteria In 2014 zijn naast de reguliere inspecties en audits, de hieronder genoemde onderwerpen nader onderzocht in de vorm van aanvullende toezicht op gezondheidscriteria als onderdeel van de officiële controle. Organoleptisch onderzoek In de productie-, verwerkings- en distributiefasen vinden organoleptische steekproeven plaats. Een doelstelling van deze controles is na te gaan of de versheidsnormen, vastgelegd overeenkomstig de communautaire wetgeving, worden nageleefd. Op het moment van eerste aanlanding worden met name afwijkingen van de minimumversheidsnormen geconstateerd in de productgroep garnalen. Parasieten Als onderdeel van de organoleptische controle wordt op het moment van eerste aanlanding steekproefsgewijs gecontroleerd op de visuele aanwezigheid van zichtbare parasieten. Volgens de huidige wetgeving moeten vissoorten, die parasieten kunnen bevatten en die rauw geconsumeerd gaan worden, minimaal 24 uren bevroren worden voordat deze aan de consument wordt aangeboden. Bij bedrijven die vis bereiden en behandelen die rauw wordt geconsumeerd is de audit onder meer gericht op de toepassing van het bevriezingsproces, als onderdeel van het voedselveiligheidssysteem, teneinde voor dit type producten de afdoding van parasieten te garanderen. Resultaten versheidsindicatoren Het organoleptisch onderzoek in 2014 heeft geen aanleiding gegeven tot twijfel aangaande de versheid van de producten. 1 partij werd vernietigd. Derhalve zijn er in 2014 geen verificatiebemonsteringen uitgevoerd voor het bepalen van het niveau totaal vluchtige basestikstof (TVB-N) en trimethylaminestikstof (TMA-N). Histamine De steekproefsgewijze histaminecontroles worden uitgevoerd om na te gaan of de in de communautaire wetgeving vastgelegde grenswaarden voor histamine niet worden overschreden en worden risicogebaseerd uitgevoerd. Dit betekent dat de NVWA de bemonstering en analyse van vis met een hoog histidinegehalte met name richt op de import van deze vis uit derde landen. Bij de regionaal gevestigde bedrijven is de focus ter beheersing van dit risico gericht op het operationele voedselveiligheidsplan en de door de bedrijven uitgevoerde verificaties van dit gezondheidscriterium.
57
Residuen contaminanten Controles zijn verricht op de aanwezigheid van residuen en contaminanten. De bemonstering is gericht op producten die afkomstig zijn uit derde landen. Onderzoeken zijn gericht op aanwezigheid van residuen van (leuco)malachietgroen of diens vervangers, bestrijdingsmiddelen en antibioticaresiduen in kweekvis uit tropische gebieden. Daarnaast wordt onderzoek verricht binnen het nationaal plan Residuen en de monitoring van vis en visproducten die afkomstig zijn uit de verschillende vangstgebieden. Op basis van monitoringsresultaten zijn er gebiedsbeperkende maatregelen van kracht voor de binnenvisserij. Het gaat hier met name om overschrijdingen van de norm voor dioxine in aal en wolhandkrab in die gebieden waarvoor een visserijverbod is ingesteld. Microbiologische controles De microbiologische controles van vis en visproducten vinden, met uitzondering van schaal- en schelpdieren en gerookte vis met name plaats in het retailkanaal. Afwijkingen van voedselveiligheidscriteria leiden tot gerichte inspecties bij de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de productie. Voor schaal- en schelpdieren vindt naast monstername in de retail tevens een officiële monstername plaats in de zuiverings- en verzendcentra en productiegebieden. Naast een beoordeling op mogelijke overschrijdingen van voedselveiligheidscriteria wordt, alhoewel een eenduidige communautaire norm ontbreekt, tevens aandacht besteed aan de aanwezigheid van norovirus. In verband met het ontbreken van normen voor norovirus in de Europes verordening zijn er in 2014 geen interventies gepleegd indien norovirus werd aangetroffen. Wel is in de Europese werkgroep levende tweekleppige weekdieren een voorstel ingebracht om te komen tot normen voor levende tweekleppigen die rauw worden geconsumeerd. Voor bovenstaande onderwerpen zijn in 2014 in totaal 515 chemische monsters en 600 microbiologische monsters opgenomen in de jaarplanning als onderdeel van de officiële controle. Food and Veterinary Office (FVO) De FVO heeft de officiële controle op vis en visproducten in 2014 in Nederland beoordeeld. Het resultaat van deze FVO-audit is gepubliceerd op de website van DG Santé en beschikbaar via de link Rapportage FVO vis en visproducten 2014 RASFF 2014 • Binnen de EG-erkende visverwerkende bedrijven zijn in 2014 35 ondernemingen betrokken bij RASFF-notificaties. Overschrijding van residuen van milieucontaminanten in vis en Listeria monocytogenes in gerookte vis zijn prioritair aanwezig.
58
Conclusies • Het risicogebaseerde toezicht is in 2014 voortgezet en maakt een belangrijk onderdeel uit van de selectie van de te inspecteren bedrijven en daarop van toepassing zijnde inspectiefrequentie. • Binnen de vis en visverwerkende industrie blijkt tijdens officiële controles vaak een interventie noodzakelijk. De inspectiecapaciteit voor het uitvoeren van officiële controles wordt daarom in 2015 uitgebreid. • Chemisch onderzoek op, histamine, residuen van bestrijdingsmiddelen en antibiotica in geïmporteerde vis heeft op basis van de onderzoeken geen aanleiding gegeven tot het nemen van maatregelen. • In 2014 zijn de maatregelen met betrekking tot de monstername met name gericht op microbiologische overschrijdingen van voedselveiligheidscriteria in schaal en schelpdieren en visproducten. • Voor gerookte vis blijft de aanwezigheid en uitgroei van Listeria monocytogenes om aandacht vragen. • RASFF-notificaties dragen bij aan opsporing en preventie van voedselveiligheidsissues op internationaal niveau. • Binnen de schaal- en schelpdiersector worden overschrijding van voedselveiligheidcriteria en aanwezigheid van norovirus gesignaleerd. Op basis van het laatste is in samenwerking met het Nationaal referentielaboratorium en EURL de ontwikkeling van een robuuste onderzoeksmethode voor de aanwezigheid van norovirus afgerond. Nederland heeft bij de Commissie een voorstel ingediend om te komen tot normen voor de aanwezigheid van norovirus in schaal- en schelpdieren die rauw worden gegeten. • In de visverwerkende sector werken veel kleine en middelgrote bedrijven met ieder een eigen voedselveiligheidsplan. Voor veel bedrijven is het goed uitvoeren en het onderhoud van een eigen voedselveiligheidsplan complex. Dit heeft als risico dat bedrijven op de korte en middellange termijn niet voldoen aan de eisen die gesteld zijn aan een veilige productie van levensmiddelen. Alhoewel er voor de visverwerkende sector geen gids voor goede praktijken of een door de minister goedgekeurde hygiënecode beschikbaar is, is de verwachting dat de ontwikkeling van een dergelijke code een bijdrage zou kunnen leveren aan een verhoging van het nalevingsniveau. In 2014 hebben de Nederlandse visafslagen een Hygiënecode gerealiseerd die in 2014 door de minister van VWS werd goedgekeurd • In 2015 start de NVWA met het openbaarmaken van inspectiegegevens in EG-erkende visbedrijven waarbij in eerste instantie gestart wordt met inspectiegegevens die verzameld zijn tijdens officiële controles in Nederlandse visafslagen.
59
4.12 Zuivel, eieren en eiproducten Controlerende instanties: COKZ, NCAE en NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 178/2002 Verordening (EG) nr. 852/2004 Verordening (EG) nr. 853/2004 Verordening (EG) nr. 2073/2005
algemene levensmiddelen verordening levensmiddelenhygiëne hygiëne bij de productie van producten van dierlijke oorsprong microbiologische criteria voor levensmiddelen
Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal
landbouwbedrijven zuivelsector • Melkveehouderijbedrijven • Geitenmelk veehouderijbedrijven
18.665 495
• Schapenmelk veehouderijbedrijven
40
• Paardenmelk veehouderijbedrijven
25
• Kamelenmelk veehouderijbedrijven
1
levensmiddelenfabrikanten, importeurs, handels- en opslagbedrijven zuivelsector • Fabrieksmatige zuivelbereiders
173
• Opvolgende bereiders
116
• Opslaglocaties • Kleinschalige zuivelbereiders en boerderijzuivelbereiders incl. huisverkoop zuivel • Bereiders van bijzondere voeding Totaal
30 441 9 769
landbouwbedrijven pluimveesector • Legeindpluimveehouderijbedrijven
1.001
levensmiddelenfabrikanten, importeurs, handels- en opslagbedrijven pluimveesector • Verzamelaars
20
• Pakstations
97
• Eiproductenfabrikanten
27
• Eiproductenhandelaren Totaal
20 164
Resultaten toezicht in het kader van het hygiënepakket in 2014 in de zuivelsector inspecties COKZ in de zuivelsector
aantal
• Fabrieksmatige zuivelbereiders
173
• Opvolgende bereiders
116
• Opslaglocaties • Extra audits en onaangekondigde inspecties bij bovenvermelde bedrijven naar aanleiding van tekortkomingen • Kleinschalige zuivelbereiders • Extra audits en onaangekondigde inspecties kleinschalige zuivelbereiders naar aanleiding van tekortkomingen
30 69 441 88
• Bereiders van bijzondere voeding
9
• Extra audits en onaangekondigde inspecties bij bereiders van bijzondere voeding
4
monsters/analyses • Microbiologische analyses bij zuivelbedrijven • Microbiologische analyses bij bereiders van bijzondere voeding • Microbiologische analyses bij kleinschalige bereiders
1.797 150 3.419
60
maatregelen • Waarschuwingen
38
• Bestuurlijke boetes
10
• Schorsingen van registraties/erkenningen
-
• Intrekkingen van registraties/erkenningen
-
Nadere toelichting bij de resultaten in de zuivelsector Het COKZ heeft in het kader van het EU-hygiënepakket toezicht uitgevoerd in de gehele keten van de melkveehouderij, zuivelbereiding en –verwerking. Melkveehouderij In de melkveehouderij zijn de voorschriften van het EU-hygiënepakket geïntegreerd in borgingssystemen voor de melkveehouderij van de zuivelondernemingen. Hierbij wordt door controle-instanties – ingeschakeld door de zuivelondernemingen – gecontroleerd of melkveehouders aan deze systemen voldoen. Nagenoeg alle melkveehouderijen vallen onder deze systemen. Dit betreft dan zowel koe-, geiten-, schapen-, paarden- als kamelenhouderijen. Bedrijven die niet deelnemen aan een borgingssysteem (76) vallen onder direct toezicht van het COKZ. Hierbij zijn in totaal 81 inspecties uitgevoerd. In 2014 is gestart met evalueren van het toezichtprogramma op de melkveehouderij (‘toezicht op controle’). Met het oog op de evaluatie van het toezichtprogramma zijn steekproefsgewijs 123 onaangekondigde inspecties uitgevoerd bij melkveehouderijen, die vallen onder een borgingssysteem. Door de onaangekondigde inspecties zijn de reguliere werkzaamheden in het kader van ‘toezicht op controle’ beperkt. Daardoor zijn er in 2014 minder systeembeoordelingen, beoordelingen van controle-instanties en bijwoningen van beoordelaars uitgevoerd dan in 2013. Het proces van herziening van het toezichtprogramma is nog niet afgerond en wordt in 2015 voortgezet. Naast bovengenoemde activiteiten heeft het COKZ in 2014 toezicht uitgevoerd op de uitvoering van de verschillende systemen ter borging van de gezondheid van het melkgevend vee. Uit dit toezicht kan worden geconcludeerd dat in het algemeen de systemen op voldoende wijze de diergezondheid monitoren en opvolgen. Zuivelbedrijven Onder zuivelbedrijven worden in dit kader verstaan de fabrieksmatige en opvolgende bereiders van kaas, opslaglocaties en bereiders van bijzondere voeding. Op het merendeel van de zuivelbedrijven was in 2014 sprake van een voldoende nalevingsniveau, waarbij de beoordelingen geen aanleiding gaven het maatregelenbeleid toe te passen. Bij een aantal bedrijven zijn extra verificatiebeoordelingen uitgevoerd, waarbij werd geconstateerd dat voldoende corrigerende maatregelen waren getroffen. Evenwel blijft het voldoen aan de basisvoorwaarden voor wat de reinheid en het onderhoud van de diverse opslag- en bereidingsruimten betreft een punt van aandacht. Uit het officiële programma van monsterneming en onderzoek blijkt dat melk- en zuivelproducten in het algemeen aan de microbiologische criteria voldoen. In geval van normoverschrijdingen worden de geldende procedures adequaat gevolgd. Aandachtspunt blijft de microbiologische kwaliteit van ijs. Kleinschalige zuivelbereiders en boerderijzuivelbereiders Bij boerderijzuivelbereiders en kleinschalige bereiders wordt jaarlijks 1 reguliere audit uitgevoerd. Op 19% van de bedrijven heeft een extra beoordeling plaatsgevonden ter verificatie of de geconstateerde tekortkomingen waren opgeheven. Hierbij is geconstateerd dat door de bedrijven voldoende corrigerende maatregelen zijn getroffen. Met betrekking tot residuen en contaminanten wordt opgemerkt dat hieraan in 2015 opnieuw aandacht zal worden besteed, om te verifiëren of bedrijven in voldoende mate opvolging hebben gegeven aan het opheffen van geconstateerde tekortkomingen in 2014. Ter attentie van de microbiologische kwaliteit kan worden geconcludeerd dat het merendeel van de boerderijzuivel producten voldoet aan de gestelde eisen, wel blijven boerenkaas en in mindere mate ijs punt van aandacht.
Projecten De toenemende belangstelling voor producten, die zijn bereid op basis van geiten- en/of schapenmelk, zijn aanleiding geweest om in 2014 bij het toezicht op de bereiders van geiten- en/of schapenzuivelproducten aandacht te schenken aan de mogelijke bijmenging van koemelk bij de bereiding van deze producten.
61
De resultaten bij 2 van de 56 onderzochte bedrijven waren aanleiding tot het opmaken van een boeterapport. Daarnaast heeft het COKZ onderzoek gedaan naar het jodiumgehalte in boerderijzuivel. Bij 6 van de 19 bemonsterde bedrijven was sprake van jodiumgehaltes boven de norm. Deze bedrijven zullen in 2015 worden bezocht om de oorzaak van de normoverschrijding te achterhalen.
Incidenten Er zijn in 2014 in totaal 46 dossiers in behandeling genomen met betrekking tot productafwijkingen, het betrof hierbij afwijkingen van microbiologische aard (31 dossiers), dan wel chemische/fysische verontreinigingen (15 dossiers). In het merendeel van de gevallen waren de productafwijkingen niet van dien aard dat ze hebben geleid tot een blokkade en/of recall van de producten. Bedrijven die betrokken zijn geweest bij bovengenoemde dossiers is verzocht een oorzaakanalyse uit te voeren en corrigerende maatregelen te nemen. Middels verificatiebeoordelingen heeft het COKZ geconstateerd dat deze procedure door bedrijven adequaat wordt gevolgd. Resultaten toezicht in het kader van het hygiënepakket in 2014 in de eiersector Inspecties NCAE in de eiersector • Legeindpluimveehouderijbedrijven
aantal 432
• Extra beoordelingen legeindpluimveehouderijbedrijven • Verzamelaars
4 14
• Extra beoordelingen verzamelaars • Pakstations
0 286
• Extra beoordelingen pakstations
3
• Eiproductenfabrikanten
62
• Extra beoordelingen eiproductenfabrikanten
11
• Eiproductenhandelaren
18
• Extra beoordelingen eiproductenhandelaren
0
monsters/analyses • Microbiologische analyses bij eiproductenfabrikanten
306
maatregelen • Waarschuwingen
12
• Bestuurlijke boetes
2
• Schorsingen van registraties/erkenningen
-
• Intrekkingen van registraties/erkenningen
-
Nadere toelichting bij de resultaten in de eiersector In het kader van het Hygiënepakket heeft de NCAE in 2014 toezicht uitgevoerd op legeindpluimveehouderijbedrijven, verzamelaars, pakstations, eiproductenhandelaren en eiproductenfabrikanten. Toezicht eiersector In de frequentie van toezicht bij legeindpluimveehouderijen is rekening gehouden met de evaluaties ten aanzien van ‘toezicht op controle’. Uit het toezicht op het Hygiënepakket in de eiersector blijkt dat in het algemeen sprake is van een hoog nalevingsniveau op de geldende voorschriften. Evenwel blijft aandachtspunt de reinheid en mate van onderhoud van opslag- en bereidingsruimtes bij eiproductenfabrikanten.
Projecten In 2014 heeft steekproefsgewijs onderzoek plaatsgevonden op de aanwezigheid van dioxines, dioxineachtige PCB’s en PCB’s in eieren van kippen die beschikking hadden over een vrije uitloop. Van 35 legeindpluimveehouderijen zijn eieren geanalyseerd. Op 1 bedrijf was sprake van een overschrijding van de wettelijke norm. Blokkade van de eieren heeft plaatsgevonden en het bedrijf is verzocht een oorzaakanalyse uit te voeren en corrigerende maatregelen te nemen.
62
Incidenten Er zijn in 2014 47 meldingen gedaan aan de NCAE van besmetting met salmonella. De NCAE heeft toezicht gehouden op de juiste kanalisatie van deze eieren naar de eiproductenfabrikant. Met betrekking tot dioxineoverschrijdingen kan worden gemeld dat in totaal 3 meldingen hebben plaatsgevonden (waarvan 1 melding uit een steekproef). In dit kader zijn 2 boeterapporten opgemaakt wegens het verzuimen de autoriteit onmiddellijk te informeren over een normoverschrijding.
63
4.13 Horeca en ambachtelijke productie Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr 178/2002
Algemene Levensmiddelen Verordening
Verordening (EG) nr 852/2004
levensmiddelenhygiëne
Nationaal • Warenwet Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal
Horeca
± 45.000
Retail (supermarkt, en dergelijke)
± 25.500
Ambacht (slager, bakker, groenteboer, poelier, markt)
± 25.000
Instellingen Totaal
± 5.000 ± 100.000
De omvang van het controlebestand blijft redelijk stabiel. Wel zijn verschuivingen zichtbaar tussen kleine subgroepen. Verder is de trend waarneembaar dat de bedrijfsactiviteiten uitbreiden en verschuiven. Enerzijds op verzoek van de klant, anderzijds om de klant meer te bieden in de hoop te overleven. Met name in de horeca is de laatste verschuiving zichtbaar. Buiten de stedelijke gebieden is deze trend verder doorgevoerd, gezien het verdwijnen van diverse specifieke bedrijven. Resultaten toezicht bij horeca en ambachtelijke productie in 2014 resultaten
aantal
• Horeca
17.907
• Ambacht • Instellingen • Retail
4.279 142 1.426
Totaal
23.754
herinspecties 2014
12.649
• Digitale herinspectie
4.342
• Retribueerbare herinspectie
8.307
monsters/analyses (microbiologisch)
7.155
inspectiemaatregelen Horeca
9.056
• boete/proces-verbaal
2.075
• schriftelijke waarschuwing
6.981
Ambacht
1.788
• boete/proces-verbaal • schriftelijke waarschuwing Instellingen • boete/proces-verbaal • schriftelijke waarschuwing
335 1.453 37 0 37
Retail
696
• boete/proces-verbaal
147
• schriftelijke waarschuwing
549
64
tijdelijke stillegging van activiteiten • Voornemen tot sluiting
248
• Sluitingen
27
• Stilleggen processen
14
• In bewaring nemen
1
• Dwangsom
2
Nadere toelichting bij de resultaten horeca en ambachtelijke productie Door de gerichte selectie blijft het aantal te bezoeken bedrijven laag. In 2014 is dit toch nog verder gezakt ten opzichte van 2013 (ongeveer 14% van de bedrijven bezocht in 2014 ten opzichte van ongeveer 20% in 2013). De beschikbare nalevingsinformatie is subjectief; het zegt niets over een objectief naleefniveau in de sector, maar wel dat er een hardnekkige groep van bedrijven is die moeite heeft met het naleven van de regels. In 2014 is wederom een verschuiving te zien naar meer herinspecties ( 35% in 2014 ten opzichte van 24% in 2013). Deze verschuiving is het gevolg van betere risicoselectie van bedrijven met als gevolg meer maatregelen. In 2014 is bij 32% van de inspecties een maatregel opgemaakt. In 7% van de inspecties was sprake van een ernstige overtreding (6,9% in 2013) en bij 25% was sprake van een overtreding (26,7% in 2013). De meeste overtredingen hebben betrekking op temperatuursbeheersing in combinatie met juiste omgang met voedsel (vooral in de fases van opslag en presentatie), reiniging en desinfectie (hygiëne) en ongedierte. Deze trend is al enkele jaren zichtbaar en verandert maar weinig met het toepassen van klassieke inspecties en het opmaken van maatregelen. De notoire overtreders blijven een stijgende aandacht vragen. Daarvoor is ook de harde aanpak in 2014 gecontinueerd. Deze aanpak kent de volgende stappen: : 1. Een basisinspectie: aan de hand van een eerste inspectie besluit de NVWA of het bedrijf het proces van de marsroute verder volgt of voldoende presteert om terug te gaan naar het reguliere toezicht. 2. Inspecties gericht op verbetering: als het bedrijf de marsroute volgt, wisselt de NVWA inspecties af met gesprekken totdat de locatie verbetert. Gebeurt dit laatste niet, dan wordt het bedrijf tijdelijk gesloten. In 2014 is het stilleggen van processen eveneens toegepast. 3. Controle op sluiting: zodra de NVWA de locatie tijdelijk sluit, vindt dagelijks een controle op de sluiting plaats. De NVWA kan een boete opleggen als een ondernemer niet aan de tijdelijke of gedeeltelijke sluiting voldoet. 4. Nazorg: het bedrijf zal gedurende minimaal een half jaar moeten bewijzen dat de naleving op niveau blijft. De doorlooptijd van de marsroute (stap 1 t/m 3) kan variëren van een paar dagen (bij ernstige risico’s voor de volksgezondheid) tot een paar maanden. In 2014 bestond de groep notoire overtreders uit 417 bedrijven. Wederom een stijging, echter het aantal bedrijven dat in de fase van nazorg zat, is beduidend hoger geworden (137 in 2014 ten opzichte van 79 in 2013). Het aantal bedrijven dat helaas na een verbetering toch weer terugvalt, blijft zorgelijk. In 2014 was een stijging van deze groep te zien: 152 in 2014 ten opzichte van 114 in 2013. Ten opzichte van 2013 is een flinke stijging van het aantal voornemens tot sluiting te zien (248 in 2014 ten opzichte van 183 in 2013). Het aantal sluitingen is weer gestegen (27 in 2014 ten opzichte van 13 in 2013) Daarbij is te melden dat het aantal spoedsluitingen in 2014 fors is gestegen (12 in 2014 ten opzichte van 2 in 2013). Het aantal stilleggingen van processen is gedaald van 22 in 2013 naar 14 in 2014. Algemeen is te melden dat de groep van notoire overtreders steeds zichtbaarder wordt. Enerzijds als gevolg van de gerichte selectie, anderzijds wordt er ook directer doorgepakt in de vorm van spoedsluitingen als er sprake is van echte gezondheidsbedreigende situaties.
Formuleaanpak Formuleaanpak kenmerkt zich door via een aselecte steekproef een uitspraak te doen over de naleving van de gehele formule. Bovenstaand controlebestand omvat ongeveer 15.000 vestigingen die onderdeel uitmaken van een formule, een bedrijf met meerdere locaties. Deze efficiënte en effectieve methode is ook in 2014 gecontinueerd. Op basis van steekproeven deelt de NVWA de bedrijven in naar: • ‘groene’ bedrijven: meer dan 90% van de locaties voldoet aan de eisen voor voedselveiligheid; • ‘oranje’ bedrijven: minder dan 90% van de locaties voldoet aan de eisen; • individuele locaties met structureel risico (notoire overtreder).
65
Bedrijven in de oranje categorie krijgen regulier aandacht van de NVWA door in een volgende steekproef meer locaties te betrekken. In locaties met ernstige tekortkomingen treft de NVWA direct passende maatregelen. Als problemen niet worden opgelost, kan een locatie als notoire overtreder worden aangemerkt, wat uiteindelijk tot een snelle verbetering moet leiden of (tijdelijke) sluiting van betreffende locatie. Bedrijven in de groene categorie komen in aanmerking voor gepast minder toezicht, waarbij wel gestructureerd contact met het hoofdkantoor wordt onderhouden. De methodiek van formuleaanpak wordt toegepast bij landelijk bekende formules van supermarkten, bakkerijen, slagerij, cateraars, tankstations, hotels en restaurants. Eind 2014 is de stand van zaken: sector
aantal formulebedrijven
aantal handhavende inspecties
aantal maatregelen
6
63
12
Catering
10
115
8
Horeca
52
436
88
Bakkerijen
Slagerijen Supermarkten Tankstations Totaal
1
0
0
23
502
94
7
64
7
99
1.180
209
De resultaten van de inspecties worden gepubliceerd op de website van de NVWA. Op deze wijze zijn in 2014 in totaal 99 formulebedrijven beoordeeld. Hiervoor zijn 1.180 inspecties uitgevoerd. De monitoring is in 2014 beperkt tot contacten op de hoofdkantoren. Bij ruim 17% van de inspecties (209) is een maatregel (boeterapport) opgemaakt. Ten opzichte van 2013 zijn in totaal 588 inspecties minder uitgevoerd (geen monitoringsinspecties uitgevoerd en 298 steekproefinspecties minder uitgevoerd). Supermarkten hebben de grootste sprong in verbetering gemaakt. In 2014 zijn 17 formules groen, waar in 2013 dit nog 12 formules waren. De andere groepen blijven redelijk constant. Wel zijn er per individuele formule veranderingen zichtbaar. Helaas valt soms een formule ook terug en is het toezicht van de NVWA voldoende prikkel om weer te verbeteren. 10 locaties van formules (5 supermarkten en 5 horecalocaties) zijn dusdanig slecht dat deze opgenomen zijn in de aanpak voor notoire overtreders. In 2013 waren dit totaal 12 locaties. Bij bedrijven in de groene categorie heeft de NVWA in 2014 haar toezicht geminimaliseerd tot contacten op het hoofdkantoor. De eerder ingezette weg om convenanten af te sluiten met bedrijven is binnen de gehele NVWA geminimaliseerd.
Ongedierte Vanaf 2013 is ongedierte een speerpunt tijdens elke inspectie. De Flora- en faunawet is daarbij geïntroduceerd in het toezicht. Het gebruik van lijmplaten zonder ontheffing is verboden. Dit wordt sinds 2013 aangepakt waarbij een samenwerking met de (toenmalige) Dienst Regelingen (nu RVO.nl) is opgezet voor de juiste actie richting het betrokken plaagdiermanagementbedrijf. Daarnaast is een duidelijke werkwijze voor het aanvragen van een ontheffing opgesteld en voor het toezicht op het juist toepassen van deze onheffing. In 2014 zijn diverse ontheffingen aangevraagd. Er is geconstateerd dat een plaagdiermanagementbedrijf bewust de regels overtreedt. Daar is, in samenwerking met RVO.nl, actie op ondernomen door het opleggen van een dwangsom voor onbepaalde tijd.
Horizontaal toezicht Binnen dit domein concentreert horizontaal toezicht zich in 2014 op uitbreiding van het aantal zelfcontrolesystemen dat geaccepteerd wordt door de NVWA. Eind 2014 staat de ‘teller’ op 7 systemen. Steeds meer locaties zien de voordelen voor zichzelf en sluiten aan. De omvang ligt nu ongeveer rond de 2.000 bedrijven. Bekend is dat een even groot aantal bedrijven bezig is om op het goede niveau te komen.
66
Ontwikkelingen toezicht Enkele jaren geleden is de weg ingezet om meer in te zetten op beïnvloeding van gedrag om daarmee de naleving te bevorderen in plaats van klassiek inspecteren en maatregelen nemen. Daar waar dit zinvol is en andere instrumenten meer effect zullen bereiken, wordt dit opgepakt. Hiervoor wordt de cyclus van Handhavingsregie toegepast. Het aantal notoire overtreders stijgt dusdanig waarbij zichtbaar is geworden dat zorgvuldigheid een belemmering voor de snelheid kan vormen. In 2014 zijn de stappen uit 2013 vervolgd en is vooral naar juridische mogelijkheden gezocht. Tevens is verder onderzocht in hoeverre de inhuur van derde partijen de noodzakelijke verbeteringen kunnen ondersteunen. Om dit duidelijk te formuleren is tevens een verbetering in de beschikkingsteksten doorgevoerd. De effectuering van alle verbeteringen zal in 2015 voor het eerst merkbaar worden. Vanaf 2012 is de ontwikkeling naar het publiceren van controleresultaten ingezet. In 2013 is aanvullend op bestaande methoden, in dit kader, een Veilig Voedsel Verklaring en bijbehorende inspectiemethode ontwikkeld. Het daadwerkelijk publiceren van inspectieresultaten is vanaf 7 juli live terug te vinden op de website en via een nieuw ontwikkelde horeca app. De eerste uitrol van gegevens is beperkt tot een pilotgroep van lunchrooms.
Conclusies • De doorgezette risicoselectie heeft tot een verdere verlaging van de bezoekfrequentie geleid. • In 2014 zijn iets minder (her)inspecties uitgevoerd dan in 2013. Wel zijn er relatief meer herinspecties uitgevoerd. De stijging is het gevolg van meer maatregelen hetgeen te verwachten is bij een betere risicoselectie. • Er zijn geen noemenswaardige veranderingen waarneembaar in naleving binnen horeca, ambacht en retail. Bij de instellingen (een kleine groep) zijn geen boeterapporten opgemaakt, hetgeen in 2013 nog wel het geval was. • De gelijkblijvende trend in naleving stimuleert de aandacht naar gerichte ontwikkelingen van passende instrumenten die meer effect zullen genereren via Handhavingsregie. • Met de formuleaanpak is een systeem van efficiënt toezicht operationeel waarbij bedrijven, die als formule opereren en zelf een adequaat functionerend controlesysteem hebben, minder door de NVWA worden bezocht. In 2014 is de werking daarvan bij groene formules verder doorgevoerd door geen monitoringsinspecties uit te voeren. • Horizontaal toezicht wordt vertaald in de acceptatie van zelfcontrolesystemen. Eind 2014 zijn 7 systemen geaccepteerd. • De aanpak voor notoire overtreders blijft noodzakelijk. Het aantal bedrijven die aan deze aanpak onderworpen worden is in 2014 wederom gestegen.
67
4.14 Weten wat je koopt Controlerende instanties: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Richtlijn 89/395/EEG
etikettering en presentatie van levensmiddelen
Verordening (EG) nr. 110/2008
etikettering van de geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken
Richtlijn 79/1005/EG
aanduiding hoeveelheden
Verordening (EG) nr. 1169/2011
de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten
Verordening (EG) nr. 1333/2008
inzake levensmiddelenadditieven
Verordening (EG) nr. 1151/2012
inzake kwaliteitsregeling voor landbouwproducten en levensmiddelen
Verordening (EG) nr. 1334/2008
inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen
Nationaal De meeste regelgeving op het gebied van etikettering en allergenen staat beschreven in het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen. Echter, op 40 andere plaatsen in de Warenwet staat additionele etikettering regelgeving. Met betrekking tot de regelgeving over etikettering is 2014 een overgangsfase: tot midden december 2014 is het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen van kracht. Vanaf 14 december 2014 is alleen de verordening voedselinformatie geldende regelgeving. Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal
Levensmiddelenfabriek (erkend en geregistreerd)
2.300
Importeur, groothandel, opslag levensmiddelen
4.800
Horeca, detaillisten (bakker, slager en dergelijke) supermarkten,instellingskeukens
circa 100.000
Resultaten toezicht weten wat je koopt in 2014 inspecties/onderzoek 2014
aantal
% non-conform
60
5
108
1
Onderzoek naar toevoegen van water en etikettering vleesbereidingen Opson IV
Wegens bezuinigingen zijn de inspanningen van de NVWA op dit terrein beperkt. In 2014 zijn enkele kleine toezicht projecten gepland. Naast de toezichtprojecten is ook tijd gereserveerd voor kennisopbouw en informatieoverdracht van enkele verordeningen.
Kennisopbouw en informatieoverdracht Verordening (EG) nr. 1169/2011 Eind 2011 is de nieuwe ‘etiketteringsverordening’ (Verordening betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten) van kracht geworden. Rondom deze nieuwe verordening zijn nog veel vragen en onduidelijkheden. In 2014 heeft de NVWA zelf, maar ook in samenwerking met VWS met regelmaat tijd besteed aan interpretatie van deze nieuwe verordening. Ook hebben enkele NVWA-medewerkers de BTSF-cursus voedselinformatie gevolgd, waarin onder andere aandacht aan deze verordening is gegeven. In 2014 is door de NVWA vooral tijd besteed aan de kennisopbouw van deze verordening; begin 2015 zal daadwerkelijk aan informatieoverdracht gedaan worden.
Onderzoek naar toevoegen van water en etikettering vleesbereidingen Voor dit project zijn 60 monsters onderzocht op de juistheid van het vermelde vleesgehalte. Bij 3 van de monsters bleek de vermelde vleeshoeveelheid niet juist te zijn, hiervoor zijn boeterapporten opgemaakt.
68
Additieven: informeren inspecteurs Verordening (EG) nr. 1333/2008 In 2013 stond deze activiteit ook al op de planning. Toen wegens capaciteitsgebrek niet georganiseerd. Ook in 2014 is het niet gelukt om de inspecteurs bij te praten over de additievenverordening. Wel hebben in 2014 verschillende inspecteurs de BTSF-training levensmiddelenadditieven gevolgd.
Etikettering separatorvlees In 2014 heeft een specifiek project op ‘separatorvlees’ gelopen. Hierbij zijn zowel de producenten van separatorvlees bezocht, als de verwerkers van separatorvlees. 1 van de doelen van dit project was om de vermelding van separatorvlees te beoordelen, zowel in geval van business-to-business (B2B-)levering als op de consumentenproducten waarin separatorvlees is verwerkt. Omdat het project doorloopt in 2015, zijn nog geen resultaten beschikbaar over de wijze van vermelden van het separatorvlees. Wel is inmiddels in Nederland het standpunt ingenomen dat al het toegevoegde separatorvlees apart als ingrediënt vermeld moet worden. Tot voor kort mocht separatorvlees type 3 (lage druk) nog als ‘vlees’ vermeld worden. Vanaf 1 januari 2016 gaat de NVWA handhavend optreden tegen foutieve vermeldingen van separatorvlees.
Toezicht op vleessnippers in de vleesketen: worden de juiste diersoorten vermeld? Nederland doet jaarlijks mee aan de Interpol-Europol Operatie Opson. Opson betekent in het oud Grieks ‘voedsel’. Doelstelling van deze operatie is de bewustwording van gevaren van namaakvoedsel en voedsel dat niet aan de wetgeving voldoet, bescherming van de consumenten en het instellen van samenwerkingsverbanden om voedselfraude op te sporen. In het kader van Operatie Opson project IV zijn er in 2014 in totaal 108 monsters van vleessnippers genomen en onderzicht op de diersoort middels DNA-onderzoek. Het resultaat van dit onderzoek was dat in 1 monster rundvlees alleen paardenvlees werd aangetroffen. Omdat de desbetreffende partij nog niet in de handel was gebracht door de producent, hoefde hiervoor geen interventie toegepast te worden.
Algemeen Etikettering Hoewel door de NVWA in 2014 geen specifiek etiketteringsproject was gepland, werden tijdens de uitgevoerde voedselveiligheidsinspecties wel tekortkomingen op de etikettering van levensmiddelen geconstateerd . In 2014 zijn in totaal 113 maatregelen op etikettering genomen (92 waarschuwingen, 21 boeterapporten).
69
4.15 Contaminanten, residuen en ggo’s in levensmiddelen Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 1881/2006
vaststelling maximale gehaltes contaminanten (nitraat, mycotoxinen, lood, cadmium, kwik, tin, 3-MCPD, dioxinen en PCBs, PAKs, melamine en erucazuur) in levensmiddelen
Verordening (EG) nr. 1151/2009
minerale olie in zonnebloemolie (verzonden) uit Oekraïne
Verordening (EG) nr. 669/2009, laatste update (EU) nr. 1295/2014
meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014
bijzondere voorwaarden voor invoer van bepaalde levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met risico van aflatoxinenverontreiniging
Aanbeveling (2013/647/EU)
monitoring van het acrylamidegehalte in levensmiddelen
Aanbeveling (2012/154/EU)
monitoring van moederkorenalkaloïden in levensmiddelen
Aanbeveling (2013/165/EU)
aanwezigheid van T-2- en HT-2-toxine in granen en graanproducten
Verordening (EG) nr. 396/2005
vaststelling maximale gehaltes residuen van bestrijdingsmiddelen
Verordening (EG) nr. 1829/2003 Verordening (EG) nr. 1830/2003
betreffende toegelaten ggo’s in diervoeder en levensmiddelen
Uitvoeringsbesluit 2013/287/EU
noodmaatregel ggo’s in Chinese rijstproducten
Verordening (EG) nr. 470/2009
residuen van diergeneesmiddelen
Verordening (EU) nr. 37/2010
MRL’s voor residuen van diergeneesmiddelen
Richtlijn 96/22/EG
verbod op het gebruik van groeibevorderaars
Richtlijn 96/23/EG
residuonderzoek in levende dieren en producten van dierlijke oorsprong
Verordening (EG) nr. 669/2009
controles hoog risico niet-veterinaire producten aan de buitengrens
Verordening (EG) nr. 1152/2009
noodmaatregel met betrekking tot aflatoxines in producten uit derde landen
Nationaal • Warenwet • Warenwetregeling Residuen van bestrijdingsmiddelen • Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen • Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen • Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen Importeurs, groothandel, fabrikanten, supermarktketens, winkels Primair bedrijf (graasdierbedrijf)
aantal ± 150.000 ± 35.000
Primair bedrijf (hokdierbedrijf)
± 5.550
Dierenartsen
± 4.200
70
Resultaten toezicht contaminanten, residuen en ggo’s in 2014 resultaten
aantal
Inspecties/monsters NVWA 2014 • residuen van bestrijdingsmiddelen -- op basis van Nationaal controleplan -- representatief voor de markt -- op basis van een risicoprofiel -- op basis van Verordening (EG) nr. 669/2009 • ggo-levensmiddelen • ggo-Chinese rijst • mycotoxines
3.538 2.376 1.162 1.645 221 11 3.759
Niet-conforme monsters op basis van residuen van bestrijdingsmiddelen • op basis van Nationaal controleplan -- representatief voor de markt -- op basis van een risicoprofiel • op basis van Verordening (EG) nr. 669/2009
212 95 117 153
Verwijzing naar specifieke rapportage (bijvoorbeeld nationale plannen en dergelijke) Report of Pesticide Residues Monitoring Results of the Netherlands for 2014 Contaminanten In onderstaande tabel een overzicht van alle onderzochte producten/monsters. 2014: onderzochte monsters en percentage afwijking van de Verordening (EG) nr. 1881/2006 product
totaal
% afwijkend
Graan (-producten, inclusief koek)
528
0
Gedroogde zuidvruchten
486
2,1
1.994
4,0
Noten en zaden (-producten, inclusief pindasaus) Wijn, bier & vruchtensap
154
0
Babyfood
136
0,7
Kruiden & specerijen
285
3,2
Koffie & thee (inclusief zouthout, drop)
135
0
41
0
3.759
2,7
Cacao(producten) Totaal
Mycotoxinen Aangezien de mate van aantasting door schimmels per oogstseizoen kan verschillen, vraagt handhaving van de EU-regelgeving en -ontwerpnormen voor mycotoxinen (zoals opgenomen in de diverse Europese aanbevelingen) daarmee jaarlijkse aandacht. Alle producten waarvoor normen of ontwerpnormen voorhanden zijn, werden in de loop van het jaar bemonsterd. Naast gerichte controle van import uit derde landen en bij productiebedrijven is ook aandacht besteed aan producten uit andere EU-lidstaten.
Opvallende afwijkingen Nootmuskaat Van de 64 bemonsterde partijen nootmuskaat werd in 7 teveel aflatoxine (boven de limiet van 5 µg/kg) gemeten, tot 160 μg/kg aflatoxine B1 aan toe. Met een importweigering van 10,9% van de partijen is dat een geringe afname ten opzichte van 13% in 2013. Paprikapoeder Van 35 bemonsterde partijen paprikapoeder bevatten er 6 aflatoxine B1 en 30 ochratoxine A, maar in slechts 1 geval werd met een gehalte van 63 μg/kg de limiet voor ochratoxine A dusdanig overschreden dat import werd geweigerd.
71
Gedroogde zuidvruchten In 61 bemonsterde partijen vijgen werd in 6 partijen teveel ochratoxine A (boven de nationale limiet van 10 µg/kg) en in 2 partijen meer aflatoxine B1 dan de maximale limiet van 6 µg/kg uit de Verordening (EG) nr. 1881/2006 gevonden. Pinda’s Van 591 bij import gecontroleerde partijen werd in 72 aflatoxine aangetroffen. In 59 daarvan (10%) kwam het gehalte boven de limiet van 2 µg/kg, zodat deze partijen voor import werden geweigerd. Dat percentage was iets hoger dan de 8,7% van 2013. Deze resultaten werden via het Rapid Alert for Food and Feed systeem aan Brussel gerapporteerd.
Overige contaminanten Zware metalen In 2014 is een survey gedaan van zware metalen in wilde paddenstoelen, naar aanleiding van GFL-meldingen in 2014 betreffende kwik in wilde paddenstoelen. Kwik, arseen, cadmium en lood zijn bepaald in ongeveer 50 monsters wilde paddenstoelen. In 2 monsters is een normoverschrijding vastgesteld, eenmaal een te hoog cadmiumgehalte in een monster shiitake en eenmaal een te hoog kwikgehalte in een monster eekhoorntjesbrood. Acrylamide In 2014 is een survey gedaan van acrylamide in een aantal productcategorieën uit Aanbeveling 2013/647/EU van de Europese Commissie. Daarnaast zijn analyses gedaan in een aantal typisch Nederlandse producten zoals kruid- en pepernoten en consumptiegerede frites. De gevonden gehaltes liggen onder de indicatieve maximale acrylamidegehalten zoals opgenomen in de Aanbeveling (2013/647/EU).
Residuen van bestrijdingsmiddelen Het onderzoek op residuen van bestrijdingsmiddelen laat zien dat de afwijkingspercentages voor in de EU geteelde producten nog immer laag zijn, mede als gevolg van het van kracht worden van de EU-breed geharmoniseerde MRL’s7 in 2008. Het percentage overschrijdingen op producten van buiten Europa blijft niettemin relatief hoog. Uit het programma blijkt dat: • In ruim 5.200 monsters werden circa 10.600 residuen van 187 verschillende bestrijdingsmiddelen gevonden. De EU heeft bepaald welke middelen in ieder geval binnen het nationale controleprogramma moeten vallen. 97% van de in 2014 gevonden verschillende residuen behoren tot die verplichte lijst. • Veel monsters groenten en fruit uit Azië voldeden niet aan de norm. Daarnaast voldoet een aanzienlijk deel van de producten uit de Dominicaanse Republiek (19%), Suriname (13%) en Egypte (11%) niet aan de wettelijke norm. De tabellen hieronder geven een overzicht van de product/landcombinaties met de grootste MRL-afwijkingen. • In 2014 heeft Nederland 17 meldingen gedaan aan het Rapid Alert for Food and Feed (RASFF-)systeem op basis van eigen onderzoek en 23 op basis van meldingen van het bedrijfsleven in het kader van de Algemene Levensmiddelen Verordening. Dit aantal op basis van eigen onderzoek is vergelijkbaar met het aantal vorig jaar. Het aantal RASFFmeldingen ten gevolge van meldingen van het bedrijfsleven nam aanzienlijk toe. Hiervoor is geen duidelijke oorzaak aan te geven. • Zowel bij de overschrijdingen als bij de RASFF-meldingen vallen de residuen van zeer toxische, ouderwetse bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld endosulfan, chloorfenapyr of hexaconazool) uit derdewereldlanden op. • In 2014 werd minder gecontroleerd op Nederlandse producten, maar vaker op importproducten van buiten de EU, met bijzondere aandacht voor Thailand, Dominicaanse Republiek, India, Egypte, Hongkong, China en Argentinië.
7
MRL = maximum residue level
72
Belangrijke producten geanalyseerd in het nationaal controleplan met hoge %-overschrijdingen met land van herkomst. product Cactusvrucht Komkommerachtige producten met eetbare schil
pesticides
% > MRL
iprodion, carbendazim
42,9
land van herkomst Vietnam
choorthalonil
35,0
Suriname
Passievrucht
verscheidene
25,0
Colombia
Granaatappel
verscheidene
24,3
India, Peru
methidathion, carbofuran
15,6
Brazilië
dimethoaat
14,3
verscheidene
verscheidene
13,0
verscheidene
Limoen Kers Aubergine
Belangrijke producten met hoge %-overschrijdingen na controle bij import in het kader van Verordening (EG) nr. 669/2009. product
pesticides
% > MRL
chlorfenapyr, pyridaben, propiconazool
57,1
China
Aardbei
profenofos, methomyl, oxamyl
21,7
Egypte
Thee
fipronil, acetamiprid, pyridaben
18,9
China
dinotefuran
18,5
Cambodja
verscheidene
16,7
Vietnam, Marokko
permethrin, chlorfenapyr
14,3
Dom. Republiek, Vietnam
Chinese broccoli
Aubergine Basilicum Pepers
land van herkomst
Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) De Europese noodmaatregel die verplicht om alle partijen rijstproducten uit China te controleren op niet-toegelaten genetisch gemodificeerd materiaal is begin 2012 ingegaan en was gedurende 2014 nog van kracht. In totaal 11 partijen rijst(producten) zijn bemonsterd en geanalyseerd. Alle kosten die de NVWA maakt, zijn voor het bedrijf. 1 partij is positief bevonden op niet-toegelaten ggo’s en teruggestuurd naar China. Naar aanleiding van een RASFF-melding met betrekking tot niet-toegelaten ggo-papaja’s uit Thailand zijn er begin 2014 5 partijen bemonsterd op luchthaven Schiphol. Deze waren allen negatief. 5 papajabevattende voedingssupplementen waren positief voor een niet-toegelaten ggo. Deze producten kwamen waarschijnlijk oorspronkelijk uit China. De reguliere monitoring van levensmiddelen naar het niet-vermelden van de aanwezigheid van een toegelaten ggo in een product leverde slechts 3 afwijkingen op.
Incidenten In 2013 was in groenten en fruit perchloraat aangetroffen, in 2014 was chloraat een belangrijk discussieonderwerp voor de groenten- en fruitsector. De bron van de aanwezigheid van chloraat is niet altijd duidelijk, maar de gevonden gehalten overschrijden gemakkelijk de standaard EU-ondergrens van 0,01 mg/kg. De EU werkt momenteel aan een tijdelijke grenswaarde. Nederland past voorgestelde limieten al toe om onnodige vernietiging voor producten en marktverstoringen te voorkomen. Resultaten toezicht diergeneesmiddelen en uitoefening diergeneeskunde in 2014 inspecties diergeneesmiddelen (DGM) Inspecties DGM basis (veehouderijen)
aantal 524
Inspecties DGM handelsbedrijf
34
Inspecties DGM nationaal plan Residuen
62
maatregelen Processen-verbaal
25
Boeterapporten
1
Waarschuwingen
55
73
inspecties uitoefening diergeneeskunde
aantal
Inspecties algemeen
57
Inspecties doelgericht (kalverdierenartsten)
10
maatregelen Processen-verbaal
0
Berechtingsrapport
1
Boeterapport
5
Waarschuwingen
13
inspecties verboden stoffen (inclusief nationaal plan Residuen)
aantal
monsters/analyses Diergeneesmiddelen en matrices dieren Monsters
23.552
Analyses Inspecties DGM nationaal plan Residuen en verboden stoffen
33.469 105 (62 respectievelijk 43)
maatregelen Processen-verbaal Boeterapport Waarschuwingen
9 37 6
Verwijzing naar specifieke rapportage • Report of Pesticide Residues Monitoring Results of the Netherlands for 2014 • Report of the National Plan Residues in live animals and animal products of the Netherlands 2014 • Annual Report 2014 of the Netherlands on Control Measures according to Article 17 of Directive 91/414/EEC
Residuen diergeneesmiddelen Het verslag van het onderzoek op residuen van diergeneesmiddelen laat zien dat de afwijkingspercentages laag zijn en in orde van grootte overeenkomen met de gemiddelden die EFSA in haar samenvattende rapportage van de Residue Monitoring Plans (RMP) van alle lidstaten publiceerde. • Van de A-groep stoffen (verboden middelen) worden incidenteel thyreostatica (thiouracil) en steroid hormonen (boldenon, nortestosteron) aangetroffen. Voor deze stoffen bestaat echter nog steeds onzekerheid met betrekking tot de vraag in hoeverre deze stoffen ook van nature in het dier gevormd kunnen worden. Technieken om onderscheid te maken tussen endogene en exogene oorsprong zijn nog niet beschikbaar, dan wel toepasbaar op de gebruikelijke concentratieniveaus. • In 2014 is tot 2 keer de aanwezigheid van beta-agonisten (A5) aangetoond. Het ging daarbij om salbutamol en clenbuterol. Aanvullende bemonstering in het 1e geval wees niet op illegaal gebruik. Bij clenbuterol waren er wel sterke aanwijzingen voor illegaal gebruik. Hierover loopt nog strafrechtelijk onderzoek. • Voor de verboden antibiotica (A6) kan worden geconstateerd dat in 2014 andermaal de aanwezigheid van nitrofuranen bij rundvee (vleeskalveren) is aangetoond. De bevinding kwam niet voort uit de monitoring op nitrofuranen in het kader van het nationaal plan Residuen, maar uit risicogebaseerde bemonstering. Oorzaak was een gecontamineerde partij veevoeder. Deze vondst heeft grote impact gehad: op 7 bedrijven zijn in totaal circa 7.500 dieren afgevoerd en vernietigd. Ook op een groot aantal varkensbedrijven was besmet veevoeder verwerkt (en daardoor verdund). De dieren bleken echter negatief. Van 1 van de verdachte bedrijven waren vlak voor het NVWA-onderzoek nog dieren afgevoerd naar het slachthuis. In het nog aanwezige vlees werden restanten furazolidon aangetroffen. De NVWA heeft daarna direct de handelsstromen in beeld gebracht van dit besmette vlees of vlees dat vermengd was met besmet vlees. Er is 24 ton vlees dan wel vleesproduct in het buitenland terechtgekomen en 45 ton in Nederland. Een gedeelte hiervan was inmiddels al geconsumeerd; nog aanwezige partijen zijn van de markt gehaald. Mensen die het bewuste vlees hebben gegeten, hebben geringe hoeveelheden binnengekregen. Er is geen risico geweest voor de volksgezondheid volgens een inschatting van het bureau Risicobeoordeling & onderzoeksprogrammering (BuRO) van de NVWA. Nitrofuranen en met name residuen van furaltadone worden regelmatig aangetroffen bij duiven die voor slacht werden aangeboden. Nederland ontwikkelt specifiek handhavingsbeleid beleid om de aanwezigheid van deze stof in
74
slachtduiven terug te dringen. Dit wordt in 2015 geïmplementeerd. • Van de B-groep stoffen worden residuen van antibiotica incidenteel aangetroffen. Ook deze constatering is in overeenstemming met de resultaten van voorgaande jaren. In 2013 werd nog een verschuiving van tetracyclines naar aminoglycosiden geconstateerd. In 2014 betroffen de overschrijdingen echter alleen tetracyclines: 3x bij varkens, 1x bij schapen en geiten en 12x bij pluimvee. De vraag die zich bij pluimvee voordoet, is in hoeverre deze overschrijdingen het gevolg zouden kunnen zijn van een te krappe wachttermijn. De controle op residuen van antibiotica blijft mede op grond van deze resultaten prioritair in het Nederlandse nationaal plan. Met ingang van 1 januari 2013 is via de Wet dieren de strafbaarstelling gerealiseerd van de overschrijding van de MRL van dergelijke residuen in dieren die ter slacht worden aangeboden. Daarmee zijn meer sanctionerende maatregelen beschikbaar gekomen en kan er effectiever worden gehandhaafd. In 2013 was daardoor al een groter aantal sancties opgelegd. Deze trend heeft zich in 2014 voortgezet. • Het gebruik van antibiotica bij voedselproducerende dieren in Nederland is de afgelopen 5 jaar aanzienlijk gedaald. Echter in 2014 trad wel voor het eerst een stabilisatie van het antibioticumgebruik op ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit betekent dat er nieuw beleid ontwikkeld moet worden om verdere reductie te bereiken. Dit zal zich moeten richten op duurzame veranderingen in die sectoren dan wel die bedrijven waar het antibioticumgebruik ongewenst hoog blijft. Het aantal MRL-overschrijdingen van antibiotica blijft constant. De oorzaken daarvan zijn nog niet in beeld.
Conclusies diergeneesmiddelen • Gelet op de vondsten van verboden stoffen zoals clenbuterol in 2014 blijft het noodzakelijk hier via monitoring of gerichte bemonstering aandacht aan te besteden. In een aantal andere gevallen is er nog een voortgaande toenemende discussie omtrent het mogelijk van nature voorkomen van deze stoffen; • Gelet op de discussie rondom antibioticaresistentie van micro-organismen en de voortdurende maatschappelijke aandacht voor terughoudend en zorgvuldig gebruik van antibiotica blijft het noodzakelijk om de controle-intensiteit op antibioticaresiduen op het huidige niveau te handhaven. Deze residuen kunnen een indicatie zijn van ongeoorloofd of onzorgvuldig gebruik. Het aantal MRL-overschrijdingen van antibiotica blijft constant.
75
4.16 Microbiologie (pathogenen, voedselinfecties en zoönosen) Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Richtlijn 2003/99/EG
zoönosen en zoönoseverwekkers
Verordening (EG) nr. 2073/2005
microbiologische criteria voor levensmiddelen
Uitvoeringsbesluit 2013/653/EU
gecoördineerd controleplan voor de monitoring van antimicrobiële resistentie bij zoönoseverwekkers in 2014
Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU
monitoring en rapportage van antimicrobiële resistentie bij zoönotische en commensale bacteriën
Omvang controlebestand Zie paragraaf 4.2, 4.8, 4.10, 4.13. Resultaten toezicht microbiologie in 2014 resultaten microbiologie
aantal monsters
Monitoring pathogenen primaire fase (boerderij/slachthuis; dierlijk): onder andere landbouwhuisdieren, MRSA, ESBL, bemonstering ten behoeve van AMR CVI
2.476
Monitoring en surveillance pathogenen secundaire fase (import, industrie, groothandel): Projecten onder andere gerookte vis, levende tweekleppige, (rauw te consumeren) vleesbereidingen, gelatine, seperatorvlees, kiemgroenten, verse en gedroogde kruiden en specerijen, zacht fruit, import kip, et ceter
4.876
Monitoring en surveillance pathogenen retailfase: eieren, vlees, vleesbereidingen, vleesproducten, vis, visproducten, rauwmelkse kaas, sushi, gesneden groenten, levende tweekleppige , afbakbrood, et cetera
6.271
Monitoring en surveillance pathogenen diervoeder: diermeel Monitoring en surveillance pathogenen horeca: ongekoelde verkoop, gebak, shoarma, rauwkost salade et cetera Klachten en meldingen, bronopsporing (bacteriologie, virologie) Totaal monsters Antibioticaresistentie (gevoeligheid pathogenen, indicatoren uit producten) Isolaten ESBL actieve surveillance – CVI/RIVM Totaal isolaten*
45 197 1.328 15.184 3.091 515 3.606*
* Dit zijn geen aparte monsters, maar onderzoek op bacterie-isolaten afkomstig uit het reguliere monsteronderzoek
Verwijzing naar specifieke rapportages • EU-zoönoserapportage 2013 • NETHMAP-MARAN-rapportage 2013 • Registratie voedselinfecties en vergiftigingen 2013
Projecten 1. Reactieve risicoreductie/bronopsporing: voedselinfecties en zoönosen en ondersteunen van benodigde infrastructuur (Helpdesk, OSIRIS8); onderhoud van de database met typeringsresultaten, coördinatie recalls Resultaten van uitbraak onderzoek De verwerking van de cijfers over voedselinfecties in 2014 zijn niet tijdig beschikbaar om in dit jaarverslag op te nemen. In 2013 zijn meer, maar kleinere uitbraken van voedselinfecties of -vergiftigingen geregistreerd dan in 2012. In totaal waren het er 290; 14 meer dan in het jaar ervoor. De uitbraken veroorzaakten minstens 1.460 zieken, een aanzienlijk lager aantal dan in 2012 (2.607 zieken). Dit komt vooral doordat in 2012 alleen al bij de ‘Salmonella Thompson’–uitbraak, veroorzaakt door besmette zalm, 1.149 mensen betrokken waren. Bij de NVWA zijn in 2013 daarnaast nog 265 individuele gevallen van voedselinfectie of -vergiftiging geregistreerd. 8
OSIRIS is een online registratie systeem voor voedselinfecties en uitbraken
76
De NVWA en GGD’en onderzoeken beide de oorzaken van voedselinfecties en -vergiftigingen (de besmettingsbron en de ziekteverwekker), elk vanuit het eigen werkveld. Aangezien deze gegevens elkaar aanvullen, zijn in dit verslag voor het eerst de meldingen van beide registraties samengevoegd en als 1 geheel besproken. Voorheen gebeurde dat apart. Net als in voorgaande jaren waren Campylobacter en het norovirus de meest frequente verwekkers van voedselgerelateerde uitbraken. Hoewel beide evenveel uitbraken veroorzaakten, leidden de uitbraken door het norovirus tot de meeste zieken. Salmonella veroorzaakte beduidend minder uitbraken dan in voorgaande jaren; hetzelfde geldt voor het aantal hierbij betrokken patiënten. Beide instanties registreren de gemelde uitbraken. De NVWA onderzoekt daarbij het voedsel en de plaats waar het wordt bereid. De GGD ondervraagt de personen die hebben blootgestaan aan besmet voedsel. De nieuwe, geïntegreerde aanpak geeft een duidelijker beeld van de mate waarin uitbraken van voedselinfecties en -vergiftigingen in Nederland voorkomen en de trend daarin door de jaren heen. De genoemde getallen zijn een onderschatting van het werkelijke aantal voedselinfecties en -vergiftigingen, omdat niet iedere zieke naar de huisarts gaat of de NVWA informeert. Na extrapolatie worden naar schatting jaarlijks 680.000 mensen in Nederland ziek door het eten van besmet voedsel. 2. Monitoring pathogenen landbouwhuisdieren, diervoeder, slachtdieren, producten van dierlijke oorsprong (‘farm to fork’) Sinds 2013 wordt gewerkt met een masterplan voor een periodieke surveillance bij landbouwhuisdieren. Hiermee kunnen trends in de prevalentie van zoönotische agentia bij populaties landbouwhuisdieren worden gevolgd. Dergelijke gegevens worden aan EFSA gerapporteerd in de jaarlijkse EU-zoönoserapportage. Daarnaast kunnen mogelijk relaties gelegd worden tussen types zoönoseverwekkers, die voorkomen bij landbouwhuisdieren en bijvoorbeeld bewoners of werknemers op een veehouderij. Het betreft een 5-jarige cyclus, waarbij jaarlijks steeds 1 dierketen onder de loep wordt genomen. Ketens die worden gemonitord op diverse relevante pathogenen zijn varkens, pluimvee, runderen, vleeskalveren en kleine herkauwers. In 2013 met uitloop naar 2014 is gestart met varkens. Op de varkenshouderij zijn fecesmonsters genomen die zijn geanalyseerd op de aanwezigheid van Salmonella, Campylobacter, STEC, ESBL-producerende bacteriën en Clostridium difficile. Voor ESBL-producerende bacteriën en Clostridium zijn ook humane fecesmonsters genomen bij veehouders, medewerkers en familieleden en zijn de data gecorreleerd aan de veehouderijgegevens. Met de verzamelde informatie kon geen relatie worden gelegd tussen de stammen en genen van mens en varkens. Naast het verzorgen van de rapportage over varkens is in 2014 verder gewerkt aan de voorbereiding van dit project voor 2015 waarbij leghennen op het programma staan. 3. Antibioticumresistentie: resistentiebepalingen in producten van dierlijke oorsprong voor trendbepaling In samenwerking met het CVI en het RIVM monitort de NVWA al jaren vele verschillende isolaten op antibioticumresistentie. Dit gebeurt onder andere op: • Salmonella: circa 2.500 isolaten uit mensen, circa 1.500 isolaten uit landbouwhuisdieren en circa 1.000 uit levensmiddelen. • Campylobacter jejun:i circa 100 isolaten per jaar uit mest van vleeskuikens, circa 250 isolaten per jaar uit pluimveeproducten. • Indicator E. coli: circa 270 isolaten per jaar per diersoort (vleeskuiken, melkkoe, vleesvarken en vleeskalf), circa 200 isolaten uit leghennen en circa 600 isolaten per jaar uit rauw vlees van kippen, varkens, runderen en vleeskalveren. • Enterococcus faecium, faecalis: circa 120 - 250 isolaten per diersoort (afhankelijk van de diersoort ) eens per 3 jaar uit mest van dieren en circa 350 isolaten uit rauw vlees, per diersoort eens per 3 jaar. • ESBL/AmpC en carbapenemase screening in E. coli: in alle mestmonsters (circa 1500 per jaar) en vleesmonsters. • Deze gegevens worden in Nederland jaarlijks gerapporteerd in de NETHMAP-MARAN-rapportage. In dit rapport worden het gebruik van en de resistentie tegen antibiotica in de dierpopulatie gezamenlijk gerapporteerd met de humane gegevens. Er lijkt de laatste 2 jaar een licht dalende trend in resistentie in de veterinaire sector op te treden. Op Europees niveau worden de gegevens via de jaarlijkse EUzoönoserapportage gerapporteerd. 4. Virussen: reactieve risicoreductie/bronopsporing, surveillance en methodiekontwikkeling In 2014 is in verschillende monitoringprojecten (onder andere sla, fruit, kruiden, schaal en schelpdieren) virusonderzoek (norovirus en hepatitis A-virus (HAV)) uitgevoerd. Met name de resultaten bij het schaal- en schelpdierenonderzoek geven reden tot zorg. In 2014 werd in circa 16% van de monsters virus aangetoond. Reden om vanuit Nederland een actieve bijdrage te leveren aan de discussie over dit item op Europees niveau. Ook is er een grote bijdrage geleverd aan het Europese traceringonderzoek in verband met de hepatitis-A-virusuitbraak geassocieerd met bessen.
77
5. Ontwikkeling en validatie van microbiologische analyse methoden Het laboratorium is constant bezig met het up-to-date houden van de beschikbare analysemethodes (ontwikkelen en valideren). In 2014 is onder andere een PCR-methode voor STEC verder geoptimaliseerd. Ook is met het oog op snellere bronopsporing bij uitbraken gestart met Whole Genome Sequencing op Salmonella Heidelberg stammen. 6. Afhandeling klachten en meldingen: infovoorziening, klachten, General Food Law (GFL-)meldingen en Rapid Alert Systeem Food en Feed (RASFF-)meldingen betreffende biologische agentia Het aantal RASFF- en GFL-meldingen met een microbiologische oorzaak neemt nog steeds toe. Vooral het strikter toepassen van de regels voor het melden door de hele keten heen heeft het aantal GFL-meldingen fors doen stijgen. In 2014 heeft de NVWA de meldwijzer aangepast en opnieuw geïntroduceerd middels actieve communicatie met branches en bedrijven. Nog steeds blijkt tracering voor bedrijven een moeilijk onderwerp, waarbij een intensieve controle op aangeleverde gegevens noodzakelijk blijft. 7. Monitoring- en handhavingsprogramma’s: in verband met nationale criteria genoemd in artikel 4 van het Warenwetbesluit behandelen en bereiding van levensmiddelen en in verband met Verordening (EG) nr. 2073/2005 en artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 178/2002. In het bijzonder: • onderzoek op voedselveiligheidscriteria bij in de handel gebrachte producten; • STEC-onderzoek op verschillende producten die als hoogrisico gezien kunnen worden. • De bovengenoemde projecten worden aan de EFSA gerapporteerd en gepubliceerd in de jaarlijkse EU-zoönoserapportage. • In 2014 is intensief gewerkt aan de problematiek STEC; zo is het webdossier op orde gebracht, het toezicht- en interventiebeleid vastgesteld en de hierbij behorende deskundigenverklaringen opgesteld. Op Europees niveau is een bijdrage geleverd aan het tot stand komen van een guidance document. Ten slotte is over deze aanpak zowel in- als extern gecommuniceerd. In het totaal zijn circa 900 monsters levensmiddelen onderzocht op de aanwezigheid van STEC. Dit betrof onder andere (kiem)groenten, kaas, kruiden en vlees. Het bleek nog niet eenvoudig om na een positieve PCR-screening ook daadwerkelijk STEC te kunnen isoleren. Verdere ontwikkeling van de methode van onderzoek is gewenst. 8. Kennisdeling/advies andere divisies en domeinen De microbiologische kennis binnen de NVWA is geconcentreerd in het domein microbiologie. In 2014 is deze kennis voor andere domeinen en directies ingezet op onder andere de volgende onderwerpen: • STEC zowel bij import als bij export; • FVO-missie crisisvoorbereiding; • houdbaarheidsverlening van gesneden vleeswaren in de supermarkt; • aanpak Listeria-problematiek visbedrijven; • back-office ten behoeve van de implementatie van Verordening (EG) nr. 2073/2005; • beantwoorden van Tweede Kamervragen over vele verschillende onderwerpen.
78
4.17 Voeding en gezondheid/ bijzondere eet- en drinkwaren Controlerende instantie: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Richtlijn 90/496/EEG
voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen
Richtlijn 2000/13/EG
etikettering en presentatie van levensmiddelen
Verordening (EG) nr. 258/97
nieuwe voedingsmiddelen en ingrediënten
Richtlijn 89/398/EEG
bijzondere voeding
Richtlijn 2001/15/EG
speciale voedingsdoelen
Richtlijn 1999/21/EG
dieetvoeding voor medisch gebruik
Richtlijn 2006/141/EG
zuigelingenvoeding
Richtlijn 96/5/EG
babyvoeding
Richtlijn 96/8/EG
energiebeperkte diëten voor gewichtsvermindering
Richtlijn 2002/46/EG
voedingssupplementen
Verordening (EG) nr. 1924/2006
voedings- en gezondheidsclaims
Verordening (EG) nr. 1925/2006
toevoeging microvoedingsstoffen
Richtlijn 2001/83/EG
geneesmiddelen voor menselijk gebruik
Verordening (EG) nr.1881/2006
maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen
Verordening (EG) nr. 1333/2008
levensmiddelenadditieven
Verordening (EG) nr. 953/2009
stoffen die voor specifieke voedingsdoeleinden aan voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen mogen worden toegevoegd.
Verordening (EU) nr. 1169/2011
verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (ingangsdatum december 2014)
Verordening (EU) nr. 609/2013
inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing
Daarnaast is specifieke nationale wetgeving van toepassing, waarvan de belangrijkste zijn de Warenwet en het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten. Verder heeft dit werkveld ook veel raakvlakken met wet- en regelgeving die van toepassing is op alle levensmiddelen, bijvoorbeeld het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen, het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen, de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen en Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne. Kenmerkend voor dit domein is dat voor veel producten de wettelijke status op voorhand niet duidelijk is. Een voorbeeld daarvan is dat bepaalde producten zowel een medisch hulpmiddel, geneesmiddel of voedingssupplement zouden kunnen zijn. Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen Levensmiddelenfabriek (niet erkend) Importeur, groothandel, opslag levensmiddelen (niet erkend) Horeca, detaillisten, supermarken, instellingskeukens
aantal circa 1.400 circa 4.500 circa 100.000
Resultaten toezicht voeding en gezondheid/bijzondere eet- en drinkwaren in 2014 resultaten inspecties 2014 Inspecties bij bedrijven
aantal 1.431
Specifieke etiketcontroles
431
Monsters
579
maatregelen (inspecties en monsters) Waarschuwingen Bestuurlijke boetes
341 73
79
Nadere toelichting bij de resultaten Inspecties bij bedrijven De inspecties bij bedrijven zijn gericht op de volgende onderwerpen: • etikettering op hoofdlijnen; • aanprijzing van volledige zuigelingenvoeding; • nieuwe levensmiddelen; • verboden kruiden. In het totaal aan inspecties zijn ook opgenomen: 218 klachten en 176 inspecties in het kader van ‘certificering op afstand’ en 91 inspecties in het kader van het project rondom de controle van webwinkels met een keurmerk, die producten verhandelen die vallen onder de reikwijdte bijzondere eet- en drinkwaren. Onder etiketcontroles vallen de algemene etiketcontroles, maar ook inspecties in het kader van projecten etiketcontrole volledige zuigelingenvoeding, etiketcontrole opvolgzuigelingenvoeding en peutermelk en etiketcontrole ontbijtgranen. Specifieke etiketcontroles De specifieke etiketcontroles zijn gericht op de volgende onderwerpen: • claims (medische claims, voedings- en gezondheidsclaims); • overige etiketteringseisen. Monsters Bij de monsters gaat om voedingssupplementen, kruidenpreparaten en producten met mogelijk verdachte farmaceutische stoffen. Bemonsterd werden 284 producten voor analyse van PAK’s, 238 producten voor analyse van zware metalen, 20 producten bestemd voor RIVM in het kader van handhaving farmaceutische stoffen en 37 producten voor overige analyses. Maatregelen Het komt voor dat bevindingen (afwijkingen) van een en dezelfde wet, maar ook bevindingen van meerdere wetten, worden samengevoegd in 1 maatregel. Daarnaast is het ook mogelijk dat bijvoorbeeld een boeterapport (BR) en schriftelijke waarschuwing (SW) geconstateerd tijdens een inspectie en/of monster bij 1 en hetzelfde bedrijf tot 1 BR worden samengevoegd. Van de in totaal 414 maatregelen werden 26 maatregelen (22 BR en 4 SW) genomen op monsters (9 op zware metalen, 13 op PAK’s, 2 BR op verboden farmaceutische stoffen en 2 BR op overige analyses). De overige 388 maatregelen werden genomen naar aanleiding van inspecties. Dit is inclusief maatregelen en klachten naar aanleiding van aanprijzen zuigelingenvoeding en maatregelen naar aanleiding van overige klachten. Deze 388 maatregelen bevatten in totaal 504 bevindingen (tijdens een inspectie kunnen meerdere zaken afwijkend zijn). De 504 bevindingen waren: • 204 maal overtreding van Verordening (EG) nr. 1924/2006 inzake de voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen; • 103 maal overtreding van Richtlijn 2001/83/EG; • 90 maal overtreding van Verordening (EG) nr. 852/2004 hygiëneverordening; • 34 maal overtreding van Warenwetregeling Zuigelingenvoeding 2007; 27 maal overtreding van Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen; • 15 maal overtreding van Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding; • 12 maal overtreding van Warenwetbesluit Voedingswaarde-informatie levensmiddelen; • 8 maal overtreding van Verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe ingrediënten; • 7 maal overtreding van Verordening (EG) nr. 178/2002 en; • 8 maal overtreding van overige wetgeving. Klachten In 2014 werd 218 maal een inspectie verricht naar aanleiding van een klacht. Dit leverde 66 maatregelen op (6 BR en 60 SW). Met andere woorden 31% van de klachten was terecht. In 2013 was dit percentage 43%. Per klacht werd geïnventariseerd welke wetgeving van toepassing was (dit kunnen meerdere wetten zijn). Bovenaan staat aanprijzing door het gebruik van medische claims (zie de tabel).
80
wetgeving
%
Richtlijn 2001/83/EG
26
Verordening (EG) nr. 1924/2006
22
Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen
9
Warenwet
7
Overige wetgeving
36
Aanprijzen volledige zuigelingenvoeding Aanprijzing van volledige zuigelingenvoeding is een overtreding van de Warenwetregeling zuigelingenvoeding 2007 die is gebaseerd op de Europese Richtlijn 2006/141/EG. In 2014 werden 8 klachten geregistreerd, waarvan 2 klachten gegrond bleken. In totaal zijn op het overtreden van het verbod op aanprijzen van volledige zuigelingenvoeding 7 maatregelen (4 SW en 3 BR) genomen. Zie voor de gegevens van 2014 de tabel. Ter vergelijking, in 2013 werden 25 klachten ingediend die 5 maatregelen opleverden. In totaal werden in 2013 13 maatregelen genomen. verantwoordelijke voor de aanprijzing
klacht
maatregel
aantal
Fabrikant
ja
geen
1
Fabrikant
nee
SW
1
Fabrikant op beurs
nee
BR
2
Supermarkt
na
geen
4
Supermarkt
ja
SW
1
Supermarkt
nee
SW
1
ja
geen
1
Ja
SW
1
Nee
BR
1
4 SW en 3 BR
13
Website Website Website fabrikant Totaal
Monsters (nationale wetgeving) In 2014 bevatten 17 van de in totaal 284 bemonsterde voedingssupplementen en kruidenpreparaten meer benzo(a)pyreen dan de norm. Monsters (Europese wetgeving) In 2014 bevatten 9 van de in totaal 238 bemonsterde voedingssupplementen en kruidenpreparaten meer kwik dan de norm. Monsters voor analyse op (mogelijk) verdachte farmaceutische stoffen Via 2 webwinkels en 1 sexshop werden 4 producten verhandeld die na analyse verboden (farmaceutische) stoffen (DMAA en sildenafil) bleken te bevatten.
Reductie zoutgehalte en inname trans- en verzadigde vetzuren In mei 2011 heeft het ministerie van VWS de Landelijke nota gezondheidsbeleid, Gezondheid dichtbij 3, gepubliceerd. Deze nota beschrijft onder andere het gezondheidsbeleid op het gebied van voeding in relatie tot gezondheid. Reductie van het zoutgehalte in levensmiddelen en het verminderen van de inname van trans- en verzadigd vet zijn hierin belangrijke aandachtspunten. VWS heeft ervoor gekozen deze verlaging niet door middel van wetgeving af te dwingen, maar hiervoor andere instrumenten in te zetten. Enerzijds voorlichting en stimulering van de consument via projecten van het Voedingscentrum, anderzijds zijn afspraken met de industrie gemaakt om de doelstellingen te bereiken: • Om de zoutreductie in industrieel bereide levensmiddelen te bevorderen, heeft de branchevereniging van de fabrikanten, Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI), in 2007 de Taskforce Zout in Levensmiddelen in het leven geroepen. Deze heeft een actieplan opgesteld dat dient te leiden tot een uiteindelijke zoutreductie van 20-30 procent in een breed pakket levensmiddelen. • De Taskforce Verantwoorde Vetzuursamenstelling, een samenwerkingsverband van het bedrijfsleven van industrieel bewerkte plantaardige oliën en vetten, werkt sinds 2005 aan een verbetering van de vetzuursamenstelling in levensmiddelen met plantaardige oliën en vetten als ingrediënt. In de taskforce participeren ook de industriële en ambachtelijke bakkerijsectoren.
81
In het kader van het Staatstoezicht op de volksgezondheid voert de NVWA de monitoring uit van de verbetering van de samenstelling van levensmiddelen om te kijken of de zelfreguleringafspraken van het ministerie van VWS met het bedrijfsleven werken. In 2014 zijn daarvoor de volgende projecten uitgevoerd: • Om de voortgang van de zoutreductie te monitoren, bemonstert en analyseert de NVWA vanaf 2011 jaarlijks 10 productgroepen levensmiddelen. De NVWA heeft in 2014 in totaal 1.049 producten uit diverse productgroepen bemonsterd en daarvan het keukenzoutgehalte bepaald. Uit de analyses blijkt dat er grote verschillen zijn in zoutgehaltes van producten binnen dezelfde productsoort. Het mediane keukenzoutgehalte van de gehele dataset (=1049 producten) is gedaald van 1,20% in 2011 naar 1,12% in 2014, een afname van 6,7%. Wanneer 470 producten (A-, huis- en B-merken), zowel in 2011 als in 2014 bemonsterd en exact vergelijkbaar, worden getoetst, blijkt dat er een significante daling van het zoutgehalte kan worden aangetoond. De mediane afname van het zoutgehalte in 2014 (1,18%) ten opzichte van 2011 (1,10%) was 6,8%. De grootste mediane afname in zout werd gerealiseerd in enkelvoudige groenten en peulvruchten (41,5%), kant-en-klaarmaaltijden (20,1%), kaas Goudse 48+ (16,5%) en brood dat moet voldoen aan de maximale zoutnorm uit het Warenwetbesluit Brood en meel (11,9%). In de groepen soep, conserven (overig) en kaas (overig) is sinds 2011 het mediane gehalte aan zout gestegen; respectievelijk 5,2%, 8,9% en 15,5%.Het gehalte aan keukenzout in de productgroepen diepvries(snacks), sauzen en vleeswaren is in 2014 ten opzichte van 2011 niet noemenswaardig gewijzigd. • In 2012 en 2013 zijn 224 producten ‘kleine’ hartige snacks (bladerdeegproducten, chips, kroepoek, nootjes, zoute koekjes en zoutjes) verdeeld over 17 productsoorten bemonsterd en geanalyseerd op de vetzuursamenstelling. In 2014 is hierover gerapporteerd. Uit de analyses blijkt dat in een aantal productsoorten hartige snacks grote verschillen worden aangetroffen in vetgehalte (per 100 gram product). Het is binnen deze soorten mogelijk een product te maken met een lager vetgehalte. Ook het gehalte verzadigde vetzuren varieert sterk, zowel tussen de verschillende hartige snacksoorten als binnen een groep producten.
Handhaving van voedings- en gezondheidsclaims op de etikettering en reclame van levensmiddelen • De etikettering van producten opvolgzuigelingenvoeding (bestemd voor zuigelingen tot 1 jaar), peutermelk (bestemd voor kinderen van 1-3 jaar) en peuterplusmelk (bestemd voor kinderen vanaf 3 jaar) is gecontroleerd op onder andere de eisen gesteld in de Warenwetregeling zuigelingenvoeding 2007, Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding en Verordening (EG) nr. 1924/2006. De Warenwetregeling zuigelingenvoeding 2007 verwijst voor een groot deel naar de Europese Richtlijn 2006/141/EG. • In totaal zijn bij 69 producten (her)inspecties verricht op producten opvolgzuigelingenvoeding (n=41), peutermelk (n=25) en peuterplusmelk (n=2) afkomstig van 18 fabrikanten/retailers. • Producten waarvan niet duidelijk was of het om opvolgzuigelingenvoeding of peutermelk ging vanwege de aanduiding in combinatie met het voedingsschema op het etiket (voor kinderen jonger of ouder dan 1 jaar) werden beoordeeld conform de regels gesteld aan die van opvolgzuigelingenvoeding. Het ging om 18 van de in totaal 41 opvolgvoedingen. • De producten van 2 fabrikanten voldeden aan de gestelde eisen. • Bij de overige 16 fabrikanten werden in totaal 159 maatregelen (98 schriftelijke waarschuwingen en 61 boeterapporten) genomen op etiketten van 55 producten en de bijbehorende websites. • De meeste overtredingen (= 58%) werden geconstateerd op het niet correct gebruik van voedings- en gezondheidsclaims op het etiket. Overige afwijkingen gingen over andere aspecten van etikettering zoals vermeldingen, aanduidingen, de voedingswaarde, aanduidingen en vermeldingen niet in de Nederlandse taal, het niet correct gebruik van voedings- en gezondheidsclaims op de website, maar ook het niet notificeren van producten voor bijzondere voeding bij de NVWA terwijl dit verplicht is
Handhaving en monitoring van wetgeving op webwinkels met een keurmerk • In de periode van juni 2013 tot eind februari 2014 heeft de NVWA een onderzoek verricht naar de naleving van levensmiddelenwetgeving (medische claims, verboden kruiden, nieuwe levensmiddelen, gezondheidsclaims) bij webwinkels die bijzondere eet- en drinkwaren verhandelen. Daartoe zijn 180 webwinkels geïdentificeerd die op de keurmerksites stonden van ConsuWijzer en die bijzondere eet- en drinkwaren verhandelden. • In 13% van alle gevallen was de minimaal verplichte informatie over de ondernemer en de webwinkel niet aanwezig, niet correct weergegeven of niet compleet. Meest voorkomende omissies waren het ontbreken van een KvK- en/of btw-nummer.
82
• Meest voorkomende overtreding (handhavend) was het overtreden van Richtlijn 2001/83/EG (circa 1 op 5). • In circa de helft van alle gevallen voldeden de websites niet aan de eisen gesteld in Verordening (EG) nr. 1924/2006 rondom voedings- en gezondheidsclaims (monitoren). • Meer dan de helft van de 180 webwinkels was niet bekend bij de NVWA. Daarnaast is de verwachting van de inspecteur dat in circa 1/3 van de gevallen ook producten worden geïmporteerd. • Tijdens dit onderzoek bleek verder dat het vaak voorkwam dat webwinkels geen keurmerk (meer) voerden of geen bijzondere eet- en drinkwaren meer verhandelden op het moment van inspectie door de NVWA, terwijl ze wel op de keurmerksite stonden vermeld. Het kwam ook vaak voor dat sites offline waren of doorlinkten naar een andere site waar geen levensmiddelen werden verhandeld. • In het najaar van 2014 is extra aandacht geschonken aan het correct invoeren van de webwinkels in de NVWA database. • In 2014 is gestart met een onderzoek naar een andere meer productgerichte manier van opsporen. Resultaten hiervan zijn in 2015 bekend.
Conclusie Gezondere producten kiezen kan en moet makkelijker worden voor de consument. Een gezond voedingspatroon is belangrijk voor een goede gezondheid. In 2014 is er gemonitord op het zoutgehalte van 10 productgroepen levensmiddelen en ook is het vetgehalte en de vetzuursamenstelling van hartige snacks is bekeken. Door deze monitoring kan worden beoordeeld in hoeverre het Akkoord Verbetering Productsamenstelling wordt gerealiseerd. Voor wat betreft het toezicht op de bijzondere eet- en drinkwaren valt op dat het werkterrein erg breed is, variërend van producten als sondevoeding tot kruidenpreparaten. In 2014 heeft het toezicht zich in belangrijke mate toegespitst op de handhaving van etikettering en voedings- en gezondheidsclaims. Het nalevingsbeeld is dat het toezicht de naleving bevordert bij de geïnspecteerden, en tevens heeft het een agenderende functie richting de betrokken stakeholders. Daarnaast was er specifiek aandacht voor het toezicht op webwinkels en zijn en worden nieuwe methoden van toezicht ontwikkeld. E-commerce is een gebied waar ook in de toekomst veel aandacht naar uit zal gaan en waar grote risico’s kunnen liggen. Daarnaast was er in 2014 ook voortdurende aandacht voor het analyseren van schadelijke en verboden stoffen in levensmiddelen, waarvonder voedingssupplementen en kruidenpreparaten.
83
4.18 Plantgezondheid Controlerende instanties: NVWA, KCB, NAK, Naktuinbouw en BKD. Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Richtlijn 2000/29/EG
betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen
Richtlijn 2007/33/EG
betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje
Richtlijn 2006/63/EG en 98/57/EG
betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.
Richtlijn 2006/56/EG en 93/85/EG
betreffende de bestrijding van aardappelringrot
Richtlijn 68/464/EEG
betreffende de bestrijding van de wratziekte
Nationaal • Plantenziektenwet Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal
Akkerbouw
11.946
Sierteelt – bloembollen
1.520
Sierteelt – bloemisterij
3.585
Sierteelt – boomkwekerij
3.794
Groente
4.155
Fruit
2.344
Resultaten toezicht akkerbouw in 2014 Karakteristiek voor de situatie in de akkerbouw is de voortdurende inspanning die nodig is ter bestrijding van een klein aantal belangrijke quarantaineorganismen in de (poot)aardappelteelt. Het gaat daarbij vooral om aardappelmoeheid (AM), Meloidogyne chitwoodi/fallax, bruinrot, ringrot en wratziekte. Ook in 2014 is uitvoering gegeven aan de gedetailleerde EU-regelgeving ter bestrijding van deze aantastingen. resultaten akkerbouw
aantal inspecties 2014
afkeur op quarantaineorganismen
2012
2013
2012
2013
2014
1.606
1.474
806
0
0
0
131
432
311
0
1
0
inspecties Import Wratziekte aardappel Nationale teelt pootgoed
16.281
16.089
15.076
14
21
49
Inspecties export
20.738
16.757
20.503
17
21
25
De belangrijkste bevindingen in de akkerbouwsector in 2014 zijn: • Het beeld van de import van consumptieaardappelen is gelijk aan vorige jaren. • Voor het 5e opeenvolgende jaar is geen bruinrot aangetroffen in de integrale toetsing van pootaardappelen. • In 2014 is geen ringrot aangetroffen. Dit wijst erop dat de preventieve aanpak vanuit de pootgoedketen en de overheid zijn vruchten afwerpt. • Het aantal percelen waar M. chitwoodi/fallax is geconstateerd was in 2014 met 38 respectievelijk 2 vondsten hoger dan ooit. • De met AM besmet verklaarde oppervlakte blijft vrijwel constant sinds 2011. In 2014 zijn vondsten gedaan van het aardappelspindelviroïde (PSTVd) in kweekmateriaal voor aardappelen. Naar aanleiding hiervan is een grootschalig onderzoek uitgevoerd in en met de kweeksector. De vondsten hebben geleid tot het versterken van het preventie- en bemonsteringsprogramma voor dit viroïde in de kweeksector.
84
Resultaten toezicht groente & fruit in 2014 resultaten groente en fruit
aantal inspecties
afkeur op quarantaine organismen
2012
2013
2014
2012
2013
2014
63.781
68.921
72.500
108
191
145
n.a.
3.114
4.152
n.a
78
59
Plantenpaspoort
2.579
3.258
3.513
98
45
45
Inspecties export
34.690
49.086
37.603
522
487
376
inspecties Inspecties import Inspecties nationale survey
De sector groenten en fruit betreft productie in volle grond en in kassen, met productieketens van zaadproductie tot teelt van eindproducten, waarbij in elke ketenschakel import, handel en export plaatsvindt. Belangrijkste bevindingen uit 2014 zijn: • In 2014 is het aantal intercepties van quarantaineorganismen bij importinspectie afgenomen ten opzichte van 2013, van 191 naar 145. Dit betreft vooral Phyllosticta citricarpa (Citrus Black Spot) en niet-Europese Tephritidae. • In 2014 hebben 8 telers zich gemeld met een besmetting met Clavibacter michiganensis. • Bij export is het aantal afkeuringen gedaald ten opzichte van 2013, met name wegens minder administratieve fouten.
Resultaten toezicht sierteelt in 2014 Bloemisterij De sector bloemisterij omvat het brede scala van producten voor sierteelt, waarbij zowel voortkwekingsmateriaal als eindproduct wordt geproduceerd. In de sterk internationaal georganiseerde productieketens is een nauwe verbinding tussen de ketenschakels. Belangrijkste bevindingen uit 2014 zijn: • In 2014 is het aantal onderscheppingen van een schadelijk organisme bij import met 154 beduidend lager dan in voorgaande jaren, met name dankzij een halvering van het aantal Spodoptera littoralis vondsten. • In het kader van de fytobewaking zijn 573 waarnemingen uitgevoerd op sierteeltbedrijven. In 11 gevallen is een quarantaineorganisme gevonden. • Bij export is, in tegenstelling tot in voorgaande jaren, het aantal afkeuringen wegens schadelijke organismen sterk gedaald, evenals het aantal afkeuringen om administratieve redenen. Strengere controles lijken hier hun vruchten af te werpen. resultaten sierteelt
aantal inspecties
afkeur op quarantaineorganismen
2012
2013
2014
2012
2013
2014
Bloemisterij import
97.877
94.219
104.500
231
234
154
Bloembollenimport
478
436
439
0
2
0
Bloemisterij nationale survey
526
897
573
9
33
11
inspecties
Bloemisterij plantpaspoort
12.222
11.607
11.451
2
0
3
Bloembollen – plantpaspoort
24.635
23.877
24.419
40
64
134
Bloemisterij export
33.982
43.060
35.578
7.378
7.923
4.702
Bloembollenexport
7.332
7.758
7.108
213
150
264
Bloembollen De bodemgebonden teelt in de volle grond in de bloembollensector brengt specifieke verspreidingsrisico’s met zich mee. De verscheidene bloembollensoorten hebben deels hun eigen problematiek van ziekten en plagen. Tegelijkertijd vinden Nederlandse bloembollen een wereldwijde afzet. Deze combinatie van factoren brengt een grote uitdaging met zich mee voor de sectororganisaties, BKD en de NVWA. De belangrijkste bevindingen uit 2014 zijn: • In de plantenpaspoortinspecties was het aantal besmettingen met Ditylenchus dipsaci in 2014 veel hoger dan voorgaande jaren vanwege de zachte winter. In combinatie met beperkingen in de toepassing van grondontsmetting is eind 2014 de huidige aanpak geëvalueerd en is een voorstel uitgewerkt voor een meer preventieve aanpak vanaf 2015.
85
• De trend in afname van het aantal afkeuringen bij exportinspectie over de afgelopen jaren heeft zich in 2014 niet voortgezet. Het aantal afkeuringen op schimmels is gestegen ten opzichte van 2013 en het aantal afkeuringen op nematoden was ongeveer dubbel zo hoog als in voorgaande jaren. Daarentegen is het aantal afkeuringen op grond afgenomen. • Wat betreft de export naar derde landen zijn eerste stappen gezet om tot een ketengerichte benadering in de leliesector te komen waarin virusvrij uitgangsmateriaal het uitgangspunt is. Gestart is met het arabismozaïekvirus (ArMV) en het strawberry latent ringspotvirus (SLRSV) voor China. Resultaten toezicht boomkwekerij en groene ruimte in 2014 De sector boomkwekerij is nauw verweven met bossen, tuinen, parken en al dan niet openbaar straatgroen in de zogenaamde groene ruimte. In de boomkwekerij en de groene ruimte komen dezelfde ziekten en plagen voor met wederzijdse risico’s op besmetting. De belangrijkste ontwikkelingen in de groene ruimte en de boomkwekerijsector in 2014 zijn: Een eerste vondst van Xyllella fastidiosa in Italië eind 2013, betekende het instellen van Europese noodmaatregelen, waarin een surveyverplichting is opgenomen. Bij de survey uitgevoerd in 2014, is Xylella fastidiosa gevonden in, uit Midden-Amerika geïmporteerde, koffieplanten. • Het afgelopen jaar zijn geen nieuwe uitbraken van Aziatische boktorren geweest. Wel blijft de monitoring doorgaan in de gebieden waar de afgelopen jaren uitbraken zijn geweest om er zeker van te blijven dat de Aziatische boktorren inderdaad zijn uitgeroeid. Bij deze monitoringsinspecties zijn geen Aziatische boktorren gevonden. resultaten boomkwekerij en groene ruimte
aantal 2012
2013
afkeur op quarantaine-organismen
2014
2012
2013
2014
inspecties Nationale survey boomkwekerij
553
142
224
n.a.
0
1
Plantenpaspoort boomkwekerij
11.089
10.488
10.353
72
54
37
1.575
2.751
2.832
21
10
35
944
765
562
75*
74*
101*
Inspectieprogramma verpakkingshout Nationale surveys Groene Ruimte *betreft Erwinia amylovora in bufferzones buiten kwekerijen
• Het aantal vondsten van levende organismen en het feit dat verpakkingshout afkomstig uit Azië regelmatig niet is voorzien is van een correct merkteken, illustreren dat verpakkingshout nog steeds de grootste bedreiging vormt voor de groene ruimte in Nederland. In een pilotproject werken Nederland en China daarom gezamenlijk aan meer controle op gebruik van correct gemerkt verpakkingshout. • Nieuwe risicostromen van houtige producten zijn in 2014 in beeld gekomen, waarvoor aanvullende acties noodzakelijk zijn. Conclusies • Het aantal intercepties in Nederland van Q-organismen in importzendingen afkomstig uit derde landen is in 2014 afgenomen ten opzichte van 2013. • Het aantal geconstateerde documentfouten bij import is in 2014 verder gedaald tot nagenoeg de helft van dat in 2011. Het effect van de intensivering van de documentcontrole naar aanleiding van een aanbeveling van de Food and Veterinary Office (FVO) heeft zich ook in 2014 doorgezet. • Het aantal notificaties, dat Nederland heeft ontvangen uit derde landen, is in 2014 vergelijkbaar met eerdere jaren met een opvallend aantal van 21 notificaties voor pootgoed en minder notificaties voor bloembollen. • Het aantal notificaties, dat Nederland heeft ontvangen van EU lidstaten over zendingen in het interne EU-verkeer betrof 74 in 2014. Daarvan hadden 64 betrekking op de vondst van een EU-quarantaineorganisme, de overige hadden betrekking op het ontbreken of incompleet zijn van het plantenpaspoort. • In vergelijking met 2013 waren er in 2014 3 wijzigingen ten aanzien van de pest status van in de EU gereguleerde organismen: -- van transient naar absent: Thaumatotibia leucotreta; -- van absent naar transient: Ralstonia solanacearum race 1 (Curcuma); -- van absent naar transient: Thrips setosis (NB heeft geen Q-status).
86
4.19 Gewasbescherming Controlerende instanties: NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr.1107/2009
op de markt brengen gewasbeschermingsmiddelen
Richtlijn 128/2009/EU
duurzaam gebruik pesticiden
Verordening (EG) nr. 1198/2009
statistieken gewasbeschermingsmiddelen
Richtlijn 42/2006/EG
machines toepassing gewasbescherming
Verordening (EG) nr. 396/2005
residuen gewasbeschermingsmiddelen
Nationaal • Wet Gewasbescherming en biociden • Besluit gewasbescherming en biociden • Regeling gewasbescherming en biociden • Activiteitenbesluit Milieubeheer Omvang controlebestand in 2014 (Bron CBS9) bedrijfstypen/producten
aantal (circa)
hectare (circa)
• Toelatingshouders
nvt
nvt
• Importeurs
nvt
nvt
278¹
nvt
• Groothandel gebruikers gewasbeschermingsmiddelen • Sierteelt onder glas
2.350
4.138
• Groenteteelt volle grond
4.330
79.000²
• Boom- en vaste plantenteelt
3.075
17.000
11.950
517.000
• Fruitteelt vollegrond
2.345
19.163
• Bloembollen
1.515
23.590
• Groenten onder glas
1.220
4.833
• Akkerbouw
¹ Bron CDG10 lijst. 241 CDG vestigingen en 37 VKL (voedselkwaliteit loonwerk) vestigingen ² Groenteteelt (83832) –minus glasgroenteteelt (4833)
In bovenstaande tabel zijn ten opzichte van vorig jaar importeurs toegevoegd. De laatste jaren wordt toezicht op import steeds belangrijker om handel en gebruik van illegale middelen te voorkomen. Het bedrijfstype fabrikanten is veranderd in toelatinghouders. Het gaat om kwaliteitscontrole van de middelen die op de markt gebracht worden. Hiervoor zijn de toelatinghouders verantwoordelijk. Daar waar alleen controles worden uitgeoefend op basis van meldingen of eigen waarneming (zoals openbaar groen, veehouderij en particuliergebruik) is de betreffende doelgroep weggelaten. Openbaar groen is voor de NVWA geen prioritaire doelgroep. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T). De loonwerkers worden meegenomen bij de inspecties bij de genoemde doelgroepen. Door schaalvergroting en economische omstandigheden neemt het aantal bedrijven geleidelijk af, terwijl de totale oppervlakte stabiel blijft.
9
CBS = Centraal Bureau voor de Statistiek
10
CDG = Certificatie Distributie in Gewasbeschermingsmiddelen
87
Resultaten toezicht handel en gebruik gewasbeschermingsmiddelen Voor de controle op de handel en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is een meerjarig handhavingsprogramma opgesteld met een analyse van de doelgroepen van de Wet gewasbescherming en biociden. Regelmatig worden de doelgroepen opnieuw bekeken op basis van de risico’ s van niet-naleving. Projectmatig worden diverse doelgroepen gemonitored en waar nodig worden controles geïntensiveerd via gerichte controleplannen. De doelgroepen zijn in 2014 als volgt geclassificeerd: hoog risico sierteelt onder glas bloembollenteelt
medium risico
laag risico
boomteelt
akkerbouw vollegrondsgroenteteelt
fruitteelt
glasgroenteteelt
groothandel
toelatinghouders
In gebieden met veel oppervlaktewater of in waterwingebieden of grondwaterbeschermingsgebieden geldt een hoger risico voor het milieu ten opzichte van andere gebieden. Deze hebben derhalve een hogere prioriteit. Ook wanneer het risico door het frequent toepassen van chemische gewasbeschermingsmiddelen en de kans op geconstateerde niet-naleving hoger zijn, heeft die doelgroep een hogere prioriteit, zoals de sierteelt onder glas. De NVWA kent 2 soorten controles bij gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen: 1. Toepassingscontroles. Dit zijn surveillances in het veld op het moment dat een teler een bespuiting uitvoert. Hierbij richt de inspecteur zich vooral op het gebruik van in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en gebruik binnen de 14 meter van het oppervlaktewater. De controle is gericht op de naleving van de wettelijke gebruiksvoorschriften en de bijzondere regels (emissiebeperkende maatregelen) die gelden voor het spuiten nabij oppervlaktewater. 2. Bedrijfscontrole gericht op controle of telers alleen toegelaten middelen gebruiken en hier volgens de wettelijke voorschriften mee omgaan. De inspecteur kan, naast een uitgebreide inspectie van bedrijf en administratieve gegevens, tevens een gewasmonster nemen om door een laboratorium te laten onderzoeken of er resten van niet toegelaten middelen op het gewas zitten. De NVWA kan daarmee aantonen of een teler een niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddel heeft gebruikt en of hij de voorschriften, zoals vermeld op het etiket, heeft opgevolgd. Daarnaast wordt de administratie gecontroleerd en of er een bewijs van vakbekwaamheid aanwezig is. Voor de controles op zowel de open als bedekte teelten wordt samengewerkt met andere instanties aangesteld voor handhaving van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, met name de Waterschappen en de IL&T en de Inspectie SZW11 (voormalige Arbeidsinspectie). Daarnaast is in 2011 een convenant afgesloten met de douane om import van gewasbeschermingsmiddelen te monitoren. resultaat 2014
aantal bedrijfscontroles bestuurs- en strafrechtelijke afdoeningen waarschuwingen
• Toelatingshouders
36
1
• Importeurs
50
4
• Groothandel
5
2
-
1
gebruikers gewasbeschermingsmiddelen
344
83
30
• Sierteelt onder glas
7
173
47
• Groenteteelt volle grond
4
-
-
• Boom- en vaste plantenteelt
7
-
2
• Akkerbouw
29
3
1
• Fruitteelt vollegrond
16
1
1
• Bloembollen
95
31
15
• Groenten onder glas
11
-
2
9
1
2
• Toepassingsinspecties
290
63
13
• Meldingen/incidenten/klachten
176
21
21
Totaal 2014
868
172
70
• Openbaar groen
11
SZW = (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
88
Voor de bepaling van de aantallen is uitgegaan van de in 2014 afgeronde inspecties. Hiervan is een deel nog bij opsporing in behandeling. Het definiteve aantal afdoeningen kan hierdoor in geringe mate afwijken. Van de 868 inspecties zijn 126 inspecties vóór 2014 begonnen. Niet opgenomen zijn 164 inspecties die in 2014 zijn begonnen maar niet afgerond. De resultaten kunnen niet algemeen worden beschouwd als representatief voor de Nederlandse situatie omdat de NVWA zoveel mogelijk risicogericht controleert. Dat wil zeggen dat de NVWA vooral bedrijven controleert waarbij op voorhand al een hogere waarschijnlijkheid op overtredingen wordt verwacht. Deze analyse is gebaseerd op informatie en signalen, een gerichte meting of algemene nalevingsmeting in een bepaalde doelgroep. Bij het uitvoeren van een nalevingsmeting kan dus wel wat worden gezegd over de naleving in een bepaalde sector omdat een representatieve steekproef wordt genomen.. De doelgroep groothandel verdient een extra toelichting. De doelgroep groothandel is geclassificeerd als hoog risico, want haar positie in de keten en de mate van naleving bij de groothandel heeft een effect op het nalevingsniveau van alle doelgroepen. Immers een juist gebruik begint met het aanbieden van de juiste informatie aan de gebruikers. Alle bedrijven die handelen in professionele gewasbeschermingsmiddelen moeten sinds 1 januari 2010 bij Stichting CDG (Certificatie Distributie in Gewasbeschermingsmiddelen) aangesloten zijn. Deze verplichting houdt onder andere in dat CDG toeziet op het volgen van regelgeving binnen deze doelgroep. De inspecties die vielen onder de noemer importeurs zijn controles gericht op import van gewasbeschermingsmiddelen. In samenwerking met de douane zijn er in 2014 14 postpakketten en 65 containers onderzocht waar mogelijk gewasbeschermingsmiddelen in zaten. In 7 gevallen is een boeterapport of proces-verbaal opgemaakt. Ongeveer 100 ton niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zijn in beslag genomen. De resultaten zijn aanleiding om in 2015 de inzet voort te zetten. Gezien de aandacht die illegale en counterfeit producten op dit moment binnen Europa krijgen is de verwachting dat de toekomstige inzet zal toenemen. De inspecties sierteelt onder glas, onder andere de teelt van snijrozen en het gebruik van imidacloprid, hebben evenals in 2013 ook in 2014 veel aandacht van de NVWA gevraagd. Bij 130 inspecties is 20 keer verwijtbaar handelen geconstateerd. Naast de gerichte bedrijfs- en toepassingscontroles voert de NVWA ook jaarlijks 1 of meerdere nalevingsmetingen uit in bepaalde doelgroepen. Deze bieden een min of meer representatief beeld van de naleving in een doelgroep. In 2014 heeft de NVWA een meting uitgevoerd in de doelgroep bloembollenteelt. Bij de 146 inspecties werd 51 keer verwijtbaar handelen vastgesteld dat aanleiding gaf tot een boete. Het betrof veelal gebruik van niet in de teelt toegelaten middelen. Daarnaast zijn er aanwijzingen naar boven gekomen van het gebruik van formaline. Na de aanscherping van de gebruiksvoorschriften van metam-natrium zijn de meldingen geanalyseerd en de meest risicovolle uitgezet voor inspectie. Hierbij is 1 maal verwijtbaar handelen vastgesteld. . Vanwege de discussie over giftigheid van neonicotinoïden voor bijen is er in 2014 speciaal aandacht besteed aan het gebruik hiervan. Bij het onderzoek naar gebruik op bloeiende gewassen (verboden) zijn geen overtredingen geconstateerd. Wel is in 2014 11 maal melding gemaakt van plotselinge bijensterfte. Deze zijn in onderzoek genomen en in 1 geval is de sterfte veroorzaakt door het gebruik van imidacloprid. Daarnaast zijn een aantal inspecties uitgevoerd naar het voldoen aan de zuiveringsplicht door glastuinbouwbedrijven. Ook hier is 1 overtreding vastgesteld. Onder initiatief van de OECD is het Rapid Alert System (RAS) opgezet. Dit systeem is opgezet om partijen (vermoedelijke) illegale GBM te kunnen volgen vanaf het punt waar ze de EU binnenkomen tot de plaats van bestemming binnen de lidstaten. Sinds oktober 2012 is dit systeem operationeel. In 2014 zijn door Nederland 26 RAS-meldingen gedaan van vermoedelijk illegale GBM en/of werkzame stoffen die vanuit derde landen in Nederland zijn ingevoerd met bestemming 1 van de lidstaten (binnen de EU).
89
Conclusies • Uit de uitgevoerde controles en metingen de afgelopen jaren blijkt onder andere. dat de handhaving op de volgende elementen extra aandacht verdient: -- gebruik van niet-toegelaten middelen in een aantal specifieke sierteeltgewassen onder glas; -- gebruik van illegale middelen, met name in de teelt niet toegelaten herbiciden, in de bloembollenteelt; -- verkeerd of geen gebruik van driftreducerende maatregelen in het open veld nabij oppervlaktewater, met name in de fruitteelt, vollegrondsgroententeelt en akkerbouw; -- onzorgvuldigheid met betrekking tot het goed reinigen van de spuittank; -- aanvoer van en handel in niet in Nederland toegelaten middelen; -- het op de markt brengen van zogenoemde parallele toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die niet aan de wettelijke eisen voldoen. • Bij sierteelt onder glas, bloembollenteelt en het gebruik van driftreducerende maatregelen in het open veld nabij oppervlaktewater in diverse doelgroepen is het aantal verwijtbare overtredingen relatief hoog • Van belang blijft dat handelsstromen van bestrijdingsmiddelen goed in beeld blijven en komen, om zo vroeg mogelijk in de keten niet-toegelaten middelen te kunnen onderscheppen (import, doorvoer, internet).
90
4.20 Biologische producten Controlerende instanties: Skal Biocontrole Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EG) nr. 834/2007, 889/2008
biologische productie en de etikettering van biologische producten
Verordening (EG) nr. 1235/2008
bepalingen voor de import van biologische producten
Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal
Landbouwbedrijven
1.600
Levensmiddelenfabrikanten, importeurs, handels- en opslagbedrijven
2138
Totaal
3.738
Resultaten toezicht biologische producten in 2014 inspecties Toelatingsonderzoeken Uitbreiding Jaarlijkse inspecties Herinspecties Diepte & keten & fraude Onaangekondigde flitsinspectie
Aantal 423 98 3.599 171 12 605
Nadere toelichting bij resultaten bij biologische producten Via een toelatingsonderzoek voor nieuwe bedrijven en de jaarlijkse inspectie voor bestaande bedrijven, zijn alle 3.738 biologische bedrijven geïnspecteerd in 2014. Er zijn 302 bedrijven uitgetreden. De inspecties van Skal hebben laten zien dat het overgrote deel van de biobedrijven ook in 2014 voldeed aan de wettelijke voorschriften. Deze bedrijven zagen hun certificaat verlengd of vernieuwd en nieuw aangemelde bedrijven ontvingen hun eerste certificaat. We beschouwen het navolgen van de regelgeving als een positief signaal voor de betrouwbaarheid van het Nederlandse bioproduct. Niet alle bedrijven voldeden echter aan de gestelde eisen. De inspecteurs constateerden tijdens hun 5.101 bedrijfsbezoeken in totaal 750 ernstige afwijkingen en 42 fatale afwijkingen. Het aantal fatale afwijkingen is lager dan in 2013. Ondanks dat de naam ‘fataal’ anders doet vermoeden, heeft fataal geen invloed op de voedselveiligheid van het betreffende product. Het betekent dat het product of proces niet meer voldoet aan de biologische eisen. De 42 fatale afwijkingen zijn geconstateerd bij 38 bedrijven (inclusief sublocaties). Bij 24 fatale afwijkingen betrof het een herhaling van een ernstige afwijking.
Projecten 1. Toezicht op de biologische vleessector Skal heeft in 2014 extra aandacht besteed aan de biologische vleessector via aangekondigde en onaangekondigde inspecties. De gecertificeerde ondernemers die extra zijn geïnspecteerd hebben allen hun biocertificaat behouden. De inspecties tonen aan dat de biologische vleessector zich verder kan ontwikkelen om de traceerbaarheid te verhogen. Biologische certificering vereist een zeer goede administratie, hier voldeden enkele vleesverwerkers niet aan. Bij de verplichte herinspecties bleken deze afwijkingen opgelost te zijn. De ondernemers hebben de administratie voldoende verbeterd.
91
2. Extra inspecties biologische spelt Vanwege signalen uit de markt over schaarste van biologische spelt, heeft Skal extra inspecties uitgevoerd. Skal heeft in 2014 15 bedrijven die spelt verwerken extra geïnspecteerd. Op basis van leveringsdocumenten heeft Skal vastgesteld dat de spelt van biologische herkomst was. Daarnaast zijn bij de bedrijven monsters genomen en geanalyseerd op niettoegestane chemische gewasbeschermingsmiddelen. Deze zijn niet gevonden. Uitgaande van deze steekproef is er geen reden te twijfelen aan de biologische status van biologische spelt. 3. Steekproef biologische groente en fruit uit het buitenland In augustus 2014 heeft Skal via een steekproef 48 monsters genomen van verse groente en fruit bij 20 groothandels, importeurs en winkels. In 1 van de 48 producten is een residu van een niet-toegestaan gewasbeschermingsmiddel teruggevonden. Een gedeelte van deze partij is geretourneerd naar de leverancier, de rest was al geconsumeerd en kon dus niet uit de markt gehaald worden. Toekomstige leveringen van het betrokken bedrijf moeten eerst getest worden, voordat ze verhandeld mogen worden als biologisch. Skal ziet erop toe dat dit gebeurt. 4. Attenderingen Skal heeft in 2014 60 gangbare bedrijven geattendeerd op het feit dat zij zich onder toezicht van Skal moeten stellen omdat ze bioactiviteiten verrichten (57 in 2013). Een deel van de attenderingen komt voort uit meldingen van oplettende consumenten.
Incidenten • In 2014 heeft Skal een slager gedecertificeerd en bij 1 importeur is het certificaat opgeschort. Van een groenteteler die niet-toegestane gewasbeschermingsmiddelen had gebruikt heeft Skal het certificaat van het desbetreffende perceel ingetrokken. • Vleesverwerkend bedrijf: Het Skal-tuchtgerecht heeft na een zitting in 2014 een maximale boete van € 15.000 opgelegd aan een vleesverwerker voor het verkopen van gangbaar vlees als biologisch (overtreding uit 2012). • Biologisch veevoer (zonnebloemkoek): Een uit de Oekraïne afkomstige partij besmet veevoer is in verschillende landen, waaronder Nederland, op de markt gebracht door een Nederlandse importeur. Uit onderzoek van Skal en de NVWA blijkt dat de 4000 ton zonnebloemkoek gecontamineerd is met residuen van metalaxyl (fungicide) en thiamethoxam (insecticide). Nader onderzoek van de NVWA wijst uit dat in de dierlijke producten (melk, eieren en vlees) geen sporen zijn achtergebleven van de bestrijdingsmiddelen. Skal heeft dan ook besloten dat de dieren die het besmette voer hebben gegeten hun biologische status behouden. Ook de dierlijke producten behouden hun biologische status. Het onderzoek naar de bron van de besmetting loopt nog in 2015.
Conclusies De inspecties van Skal hebben laten zien dat het overgrote deel van de biobedrijven ook in 2014 voldeed aan de wettelijke voorschriften. Waar dat niet zo was werd door Skal handhavend opgetreden. Die goede naleving in combinatie met handhaving bestendigt de betrouwbaarheid van het Nederlandse bioproduct. De groeiende biologische sector betekent voor Skal hogere inspectieaantallen. In 2014 zijn uiteindelijk meer dan 1.000 infopakketten verstuurd, ongeveer 5.000 inspecties uitgevoerd, en bijna 200 monsters genomen.
92
4. 21 Geografische beschermingen: BOB, BGA en GTS Controlerende instanties: COKZ, KCB en NVWA Overzicht van de voornaamste regelgeving die in 2014 onderdeel van de controles was EU-regelgeving Verordening (EU) nr. 1151/2012 en Uitvoeringsverordeningen (EG) nr. 509/2006 en 510/2006
beschermde oorsprongsbenamingen (BOB), geografische aanduidingen (BGA), en gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS) voor landbouwproducten en levensmiddelen
Omvang controlebestand in 2014 bedrijfstypen
aantal
Producenten, importeurs, handels- en opslagbedrijven van kaas met beschermde aanduiding Fabrieksmatige bereiders van BOB- en/of BGA-kaas a Bereiders Boerenkaas (GTS) en/of Boeren-Leidse met sleutels (BOB) Opvolgende bereiders van BOB-, BGA- en/of GTS-kaas
13 213 58
Totaal a
Betreft Gouda Holland, Edam Holland en Noord-Hollandse Gouda. Er vindt geen productie van Noord-Hollandse Edammer plaats
Resultaten toezicht op BOB, BGA en GTS in 2014 inspecties COKZ 2014 met betrekking tot kaas met beschermde aanduiding
aantal
Fabrieksmatige bereiders van BOB- en/of BGA-kaas
293
Bereiders Boerenkaas (GTS) en/of Boeren-Leidse met sleutels (BOB)
510
Opvolgende bereiders van BOB-, BGA- en/of GTS-kaas
58
Totaal
861
Fabrieksmatige bereiders van BOB- en/of BGA-kaas
293
monsters/analyses met betrekking tot kaas met beschermde aanduiding Fabrieksmatige bereiders van BOB- en/of BGA-kaas -microbiologische onderzoeken - fosfatase-activiteit - samenstellingsonderzoek
293 149 3918
Bereiders Boerenkaas (GTS) en/of Boeren-Leidse met sleutels (BOB) - samenstellingsonderzoek - fosfatase a
510 53
Opvolgende bereiders van BOB-, BGA- en/of GTS-kaas
a
- microbiologisch onderzoek
17
- additieven (kaaskorstbehandeling)
18
Bij bedrijven die beschikken over apparatuur om melk te verwarmen tot meer dan 40 °C (betreft 31 bedrijven).
Nadere toelichting bij resultaten BOB, BGA en GTS in 2014 Fabrieksmatige bereiders van BOB- en/of BGA-kaas In de Regeling dierlijke producten (Wet dieren) is bepaald dat kaas die onder de benaming Goudse kaas, Edammer kaas of Commissiekaas wordt verhandeld, op zodanige wijze wordt bereid, dat is voldaan aan de eigenschappen die in de regeling zijn vermeld. Deze kaassoorten genieten als zodanig niet een EU-rechtelijk beschermde BOB- of BGA-status. Een belangrijk deel van de Goudse en in toenemende mate ook Edammer kaas wordt evenwel inmiddels onder de in EU-verband beschermde geografische aanduidingen (BGA) Gouda Holland respectievelijk Edam Holland op de markt gebracht. Daarnaast wordt in de provincie Noord-Holland Goudse kaas geproduceerd die zijn weg vindt onder de door de EU beschermde oorsprongsbenaming (BOB) Noord-Hollandse Gouda. Wat betreft de overige BOB-beschermde Nederlandse kaassoorten wordt opgemerkt dat er in 2014 geen productie heeft plaatsgevonden van Noord Hollandse Edammer kaas, noch van Kanterkaas, Kanternagelkaas en Kanterkomijnekaas.
93
BOB Noord-Hollandse Gouda en Noord-Hollandse Edammer Voor Noord-Hollandse Gouda en Noord-Hollandse Edammer zijn in 1997 productdossiers vastgesteld. Er zijn 2 eerste bereiders en 4 opvolgende bereiders van Noord-Hollandse Gouda. Bij de 2 eerste bereiders van Noord-Hollandse Gouda hebben per bereider 2 controles op het voldoen aan de proceseisen plaatsgevonden en is geverifieerd dat in het kaasbereidingproces voor de Noord-Hollandse Gouda uitsluitend de als afkomstig uit Noord-Holland aangeduide melk is gebruikt. De betrokkenen zijn aangesproken op tekortkomingen die hierbij zijn geconstateerd, en hebben maatregelen getroffen om deze weg te nemen. Er zijn geen overtredingen met betrekking tot Noord-Hollandse Gouda aan het tuchtgerecht voorgelegd. BGA Gouda Holland en Edam Holland De productdossiers Gouda Holland en Edam Holland zijn op 2 december 2010 door de Europese Commissie goedgekeurd en op 24 december 2010 van kracht geworden. Op 25 januari 2011 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken Landbouw & Innovatie (EL&I) het controlereglement goedgekeurd. Eerste bereiders Het aantal eerste bereiders, dat zich bezighoudt met de productie van BGA Gouda Holland of Edam Holland was in 2014 13. De basisfrequentie bij eerste bereiders van BGA-kaas omvat 9 controlebezoeken per kwartaal, waarin monsters worden genomen voor onderzoek op samenstelling, microbiologie, kaasmelkpasteurisatie, nitraat en pekel. Bij monsters vooronderzoek op samenstelling wordt de zogenoemde deelkeuring I uitgevoerd. 4 keer per jaar wordt een inspectie uitgevoerd, waarbij wordt geïnspecteerd op juist gebruik van stremsel en zuursel, op juist gebruik van het BGAkaasmerk, en op herkomst van de melk en dergelijke. De basisfrequentie van 9 controlebezoeken en het aantal te nemen monsters van maximaal 150 voor onderzoek op samenstelling kunnen in geval het bedrijf beschikt over een door het COKZ goedgekeurd kwaliteitssysteem worden teruggebracht tot 1/3 van de bezoeken en de te nemen monsters. 1 bedrijf heeft te kennen gegeven vooralsnog niet van deze mogelijkheid gebruik te willen maken. COKZ voert bij dit bedrijf 100% van de controles uit. Bij de overige eerste bereiders van BGA-kaas is in het kader van de regeling elk kwartaal opnieuw nagegaan of zij aan de gestelde eisen van de regeling voldoen. Dit was niet bij alle bedrijven gedurende het gehele jaar het geval. Bij een aantal bedrijven zag COKZ zich op grond van de resultaten van de door deze bedrijven zelf toegepaste controles genoodzaakt de toetsing gedurende een of meer kwartalen volledig in eigen beheer uit te voeren. Aan het tuchtgerecht zijn overtredingen voorgelegd met betrekking tot het vochtgehalte, het vetgehalte in de droge stof, het maximumgehalte van het zout in de droge stof van de kaas, de fosfase-activiteit, en te hoge verhitting van de kaasmelk. Ten aanzien van de overige onderzoeksaspecten werd aan de normen voldaan. Opvolgende bereiders In 2014 zijn 58 opvolgende bereiders getoetst op de naleving van de op hen betrekking hebbende eisen ten aanzien van de opvolgende bereiding van BGA-kaas. Deze kaas wordt op een leeftijd van rond 28 dagen bij de opvolgende bereiders aan een keuring onderworpen (deelkeuring II). Het gaat hierbij om vorm, uiterlijk, korst, zuivel, geur/smaak, kaasmerk en rijpingstemperatuur. De tekortkomingen die hierbij zijn geconstateerd, hebben niet geleid tot het treffen van sancties. De betrokken bedrijven zijn gemaand corrigerende maatregelen te treffen om herhaling te voorkomen. Bij aflevering van de kaas vindt een toetsing plaats volgens het programma voor deelkeuring III. Bij deze deelkeuring wordt de toetsing die in het kader van deelkeuring II plaatsvindt, aangevuld met het juiste gebruik van de aanduiding Gouda Holland, respectievelijk Edam Holland. Voorts wordt bij opvolgende bereiders onderzoek uitgevoerd op natamycine. De resultaten van dit onderzoek gaven geen aanleiding tot het treffen van maatregelen. Resultaten deelkeuringen I, II en III Tekortkomingen die tijdens de deelkeuringen I, II of III, of anderszins zijn geconstateerd, hadden in een aantal gevallen betrekking op onjuiste en misleidende aanduiding van de kaas. 7 overtredingen op dit punt waren zodanig dat besloten is deze bij het tuchtgerecht aanhangig te maken. Voorts zijn opmerkingen gemaakt omtrent het uiterlijk, de smaak en/of de consistentie van de kaas, alsmede met betrekking tot de rijpingstemperatuur en het naleven van de minimum rijpingsduur. Deze tekortkomingen en opmerkingen waren evenwel niet van dien aard, dat zij hebben geleid tot het opleggen van schriftelijke waarschuwingen of boeterapporten. De betrokken bedrijven zijn gemaand corrigerende maatregelen te treffen om herhaling te voorkomen.
94
Kanterkaas In 2000 is het productdossier vastgesteld voor kaas met de aanduiding Kanterkaas, Kanternagelkaas of Kanterkomijnekaas. Het bijbehorende productdossier is in 1999 gepubliceerd. Er waren in 2014 geen bereiders van deze kaassoorten. Boeren-Leidse met sleutels (BOB) Voor Boeren-Leidse met sleutels is in 1997 een productdossier vastgesteld. Deze kaassoort is een halfharde boerenkaas, die met een voor deze soort specifieke receptuur in Nederland in het productdossier omschreven gebied wordt geproduceerd. Het aantal eerste bereiders van Boeren-Leidse met sleutels betreft 13. Het aantal opvolgende bereiders van Boeren-Leidse met sleutels is circa15. Van de 13 eerste bereiders zijn er 7 bezocht en getoetst in het kader van het BOB-toetsingsprogramma. Bij de overige 6 bedrijven vond toetsing plaats in het kader van het toetsingsprogramma voor GTS Boerenkaas, dat in grote lijnen dezelfde toetsingsaspecten omvat. In beide programma’s wordt onder meer gecontroleerd op het vetgehalte in de droge stof, het vochtgehalte en het rauwmelkse karakter van de kaas. Overtredingen met betrekking tot deze aspecten worden de betrokken bedrijven ten laste gelegd, waarbij de desbetreffende boeteregeling wordt toegepast. Deze is op 1 oktober 2014 aangescherpt voor overtredingen met betrekking tot het vetgehalte in de droge stof. Boerenkaas (GTS) Voor Boerenkaas is in 2007 een productdossier vastgesteld. Het gaat hierbij om kaas die wordt bereid op de boerderij uit de rauwe melk die in hoofdzaak is gewonnen van het eigen melkvee van het bedrijf. Er zijn in Nederland ruim 200 boerenkaasmakers actief en een kleine 40 opvolgende bereiders van boerenkaas. Deze laatste groep houdt zich voornamelijk bezig met opslag ter rijping van de boerenkaas. Voor de uitvoering van de controle heeft het COKZ een controlereglement GTS Boerenkaas 2007 opgesteld dat in 2008 door de minister van LNV is goedgekeurd. Op basis van dit controlereglement is een controleprogramma GTS Boerenkaas 2008 vastgesteld. Het merendeel van de onderzochte boerenkaas voldeed aan de hierop betrekking hebbende samenstellings- en kwaliteitseisen. Voor zover overtredingen zijn geconstateerd hadden deze met name betrekking op de fosfatase-activiteit (een controle om na te gaan of de gebruikte melk eventueel verhit is geweest), het vetgehalte in de droge stof en het vochtgehalte. In de meeste gevallen zijn de overtredingen afgedaan met een waarschuwing. Enkele gevallen zijn wegens de ernst van de overtreding aan het bevoegde tuchtcollege voorgelegd. Het verhoudingsgewijs hoge percentage overtredingen met betrekking tot het vetgehalte in de droge stof vroeg extra aandacht. Besloten is om de hiervoor geldende boeteregeling op 1 oktober 2014 aan te scherpen. COKZ heeft bedrijven regelmatig gewezen op onjuiste en soms misleidende aanduidingen die al dan niet bewust op de kaas werden aangebracht, in het bijzonder bij ‘kaas van de boerderij’ die niet voldoet aan de eisen voor Boerenkaas, maar bij tijd en wijle toch als Boerenkaas blijkt te worden aangeduid. Tegen deze achtergrond is besloten om overtredingen met betrekking tot de aanduiding/benaming van Boerenkaas met ingang van 1 januari 2015 ten laste te leggen en bij het tuchtgerecht van het COKZ aanhangig te maken.
Aanvullende informatie In de gegevensbank voor oorsprong en registratie12 zijn 5 BOB’s, 3 BGA’s en 2 GTS’en (zie tabel) uit Nederland geregistreerd.
12
http://ec.europa.eu/agriculture/quality/schemes/index_en.htm
95
benaming
type
geregistreerd sinds
Basterdsuiker/Basterdsuicker/Basterdsuijcker/ Basterdsuijker/Basterd/Bastardsuiker/ Bastardsuicker/ Bastardsuijcker/Bastardsuijker/Bastard/Bastert/Bastertsuiker
GTS
07/11/2013
Gouda Holland Edam Holland Boerenkaas Westlandse druif Kanterkaas ; Kanternagelkaas ; Kanterkomijnekaas Boeren-Leidse met sleutels Opperdoezer Ronde Noord-Hollandse Gouda Noord-Hollandse Edammer
BGA BGA GTS BGA BOB BOB BOB BOB BOB
03/12/2010 03/12/2010 16/02/2007 12/11/2003 08/09/2000 13/06/1997 21/06/1996 21/06/1996 21/06/1996
Het COKZ voert de controles uit op de geregistreerde zuivelproducten; het KCB op groente en fruit en de NVWA op de overige producten en de controles in de retail. De controles door de NVWA en KCB zijn in 2015 aangevangen.
Conclusies Het gebruik van de juiste aanduidingen voor kaas met een BOB-, BGA- of GTS-beschermde status vraagt extra aandacht. Dit geldt zowel voor de Gouda-Holland en Edam-Holland, als voor Boerenkaas. Besloten is het toezicht hierop aan te scherpen. Dit geldt ook voor het aspect vetgehalte in de droge stof bij Boerenkaas en Boeren-Leidse met sleutels. Bij Gouda-Holland en Edam-Holland gaat de aandacht speciaal uit naar het vochtgehalte van deze kaassoorten.
96
HOOFDSTUK 5: AUDITS Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de in 2014 in het kader van Verordening (EG) nr. 882/2004 uitgevoerde audits. Eerst worden de door de NVWA uitgevoerde interne audits beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de in 2014 door NVWA uitgevoerde audits op de externe organisaties die onder verantwoordelijkheid van de NVWA bepaalde taken uitvoeren. Interne audits binnen de NVWA in 2014 Diverse laboratorium- en inspectiewerkzaamheden van de NVWA zijn door de Raad van Accreditatie (RvA) geaccrediteerd op basis van internationale kwaliteitsnormen. Naast de jaarlijkse externe audits door de RvA zijn er in 2014 ook interne audits uitgevoerd. De belangrijkste conclusie is dat er een passend en effectief kwaliteitssysteem is, dat voldoet aan ISO 17025 of ISO 17020. Deze interne audits betreffen de onderstaande organisatieonderdelen: • Laboratorium Voeder- en Voedselveiligheid Het laboratorium verricht laboratoriumonderzoek aan producten van dierlijke oorsprong en levensmiddelen en is door de RvA geaccrediteerd en geregistreerd onder de code L-104. • Nationaal referentiecentrum (NRC) Het NRC is het kenniscentrum binnen de divisie voor fytosanitaire organismen en diagnostiek, vectoren en invasieve planten. Het laboratoriumonderzoek is door de RvA geaccrediteerd en geregistreerd onder de code L-522. • Toezicht Vis De teams Vis houden toezicht op naleving van de regelgeving bij aanlanding en export van visserijproducten. Deze taak is door de RvA geaccrediteerd en geregistreerd onder de code I-134. • Buitengrens inspectie posten (BIP) Eén van de taken van de afdeling Toezicht uitvoering Import is het houden van toezicht op naleving van de regelgeving bij import van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong op zogenaamde Buitengrens Inspectie Posten (BIP). Deze taak is door de RvA geaccrediteerd en geregistreerd onder de code I-134. Tevens zijn in het kader van Verordening (EG) nr. 882/2004 nog de onderstaande interne audits in 2014 uitgevoerd. De belangrijkste conclusies zijn: • 2014-103 L&N Controle I&R schapen en geiten (follow-up) In 2014 is een interne audit uitgevoerd op de controles identificatie en registratie (I&R) van schapen en geiten. Deze audit was met name gericht op de verbetermaatregelen die zijn genomen op de tekortkomingen die in een voorgaande audit uit 2013 waren geconstateerd. Geconstateerd is het aantal tekortkomingen is afgenomen en dat er verder wordt gewerkt aan de verbetermaatregelen. • 2014-01 C&V HAIR interne audit horecateam In oktober en november 2014 is er een conformiteitsaudit uitgevoerd in het domein voedselveiligheid (consumentenmarkt en instellingen). Daartoe is in een horecateam een aantal inspecties bijgewoond. Tijdens de audit is geconstateerd dat een aantal zaken verbeterd moeten worden, zoals het op de juiste wijze registreren van inspectiegegevens en de kennis van de inspecteurs met betrekking tot de kwaliteitsdocumenten. • 2014-01 V&I import TRACES In de zomer van 2014 is de interne audit uitgevoerd bij diverse afdelingen binnen de NVWA die betrokken zijn bij het proces TRACES. De audit heeft zich gericht op het vaststellen of alle vereiste informatie correct en tijdig in TRACES geregistreerd wordt. Op basis van de bevindingen kan geconcludeerd worden dat de informatie correct en, op enkele uitzonderingen na (geen bereik met provider), tijdig in TRACES geregistreerd wordt. De inspecteurs worden voldoende ondersteund en opgeleid. • 2013-50 IAD RiskPlaza In de levensmiddelensector is het systeem RiskPlaza opgezet ter ondersteuning van de bedrijven bij de borging van voedselveiligheid van ingrediënten. De NVWA en het toenmalige Productschap Akkerbouw hebben op 4 juni 2012 het convenant Horizontaal Toezicht (HT) ondertekend. Met het convenant HT streven beide partijen met het gebruik van de RiskPlaza-database en het RiskPlaza-audit+ naar een verhoogd nalevingniveau op de van toepassing zijnde regelgeving. Daarbij neemt ook de verificatielast voor deelnemende bedrijven in de levensmiddelenketen af, doordat voor het onderdeel ‘beheersen van gevaren in grondstoffen’ de controle door de NVWA komt te vervallen. Door de
97
hoofdinspecteur van divisie C&V is aan de Interne auditdienst opdracht gegeven een audit uit te voeren op het beheer en de werking van RiskPlaza. De algemene conclusie van de audit van de Interne auditdienst (IAD) luidt dat de RiskPlaza-database en het RiskPlaza-audit+ in voldoende mate functioneren om de voedselveiligheid van ingrediënten te borgen. De IAD heeft enkele aanbevelingen gedaan ter verbetering van het systeem. Door het management van divisie C&V is aangegeven dat de aanbevelingen worden geïmplementeerd en met de eigenaar van Riskplaza worden besproken. • 2014-60 IAD COKZ Naar aanleiding van Russische inspecties in de zuivelsector in het najaar 2013 heeft de Interne auditdienst (IAD) op verzoek van de plaatsvervangend IG een onderzoek uitgevoerd naar de toezichtwerkzaamheden van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ). Het onderzoek betrof een quick scan bij het COKZ naar het verstrekken van gezondheids- en andere exportcertificaten voor Nederlandse zuivelproducten naar de Douane Unie. Tot deze Unie behoren de Russische Federatie (RF), Kazachstan en Wit-Rusland. Uit de resultaten van de quick scan is geconcludeerd dat het COKZ haar taak op het gebied van veterinaire exportcertificaten van zuivelproducten naar Douane Unie in voldoende mate uitvoert. Tevens is geconcludeerd dat het toezicht door het COKZ bij de erkende bedrijven onvoldoende daadkrachtig is en dat de NVWA haar toezichthoudende taak op het gebied van exportcertificering van zuivelproducten in onvoldoende mate uitvoert. Door de IG is een aantal maatregelen aangekondigd om het toezicht van de NVWA op het COKZ te intensiveren. Tevens gaat de IAD in 2015 een vervolgonderzoek uitvoeren naar de invoering van de aangekondigde maatregelen en het functioneren van deze maatregelen. • 2014-69 IAD Onderzoek couperen paardenstaarten De IAD heeft een onderzoek ingesteld naar de behandeling door de NVWA van (externe) meldingen betreffende het couperen van paardenstaarten, dat in Nederland wettelijk is verboden. Geconstateerd is dat een specifieke melding uit 2012 (aanleiding voor het IAD-onderzoek) niet correct is geregistreerd in het meldingensysteem. Sinds 2013 is het meldingsproces beter ingeregeld en wordt na onderzoek (ter plaatse) iedere melding schriftelijk afgehandeld. Tevens is geconstateerd dat naar aanleiding van diverse meldingen een handhavingonderzoek is gestart naar het couperen van paardenstaarten. • 2014-72 IAD BIP Rotterdam De Interne auditdienst van de NVWA een onderzoek uitgevoerd naar de documenten-, overeenstemming- en materiële (DOM) controle van veterinaire producten bij de BIP Rotterdam. De doelstelling van dit onderzoek was om de opzet, bestaan en werking van de DOM-controles te beoordelen en te adviseren over mogelijke verbeteringen. Tevens is onderzocht welke maatregelen er zijn genomen naar aanleiding het rapport (maart 2014) van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV) en de aanbevelingen uit de FVO-rapporten van maart 2011 en juni 2013. De algemene conclusie luidt dat de BIP-organisatie actief heeft gereageerd op de opmerkingen uit de rapportages van de OvV en de FVO. De sturing- en beheersmaatregelen voor de correcte uitvoering van veterinaire importcontroles zijn toereikend. Een restrisico zijn de ‘doorgereden partijen’ die niet worden ontdekt, maar gezien de beheersmaatregelen is de verwachting dat dit restrisico beperkt is.
Audits op externen door NVWA in 2014 In 2014 heeft de NVWA de volgende externe audits uitgevoerd:
Divisie Veterinair & import • Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector De stichting Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) is een geaccrediteerde private organisatie waarvan de medewerkers in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van de NVWA post mortem (PM) keuringshandelingen op roodvlees uitvoeren. Hiertoe is het convenant Organisatie roodvleeskeuring (post mortem) in Nederland met de bijbehorende regelingsafspraak opgesteld. 1 maal per jaar voert de NVWA een audit uit op de PM-keuring roodvlees. De audit is gericht op de uitvoering door de officiële assistenten van de keuringshandelingen en de overige keuringswerkzaamheden, zoals deze zijn vastgelegd in het Contract VWA-KDS, de daarbij behorende bijlagen en het Kwaliteitshandboek van de KDS. Hierbij worden ook de interne audits door de KDS en de audit door de Raad voor Accreditatie betrokken.
98
Uit de door de NVWA uitgevoerde audit blijkt dat de KDS ten opzichte van de NVWA audit 2013 belangrijke formele verbeteringen heeft doorgevoerd, zoals het samen met de NVWA vaststellen van de afspraken per keurlocatie (slachthuisprotocollen), het intensiever melden van aandachtpunten op keurlocaties en het afronden van de herziene opleiding. De KDS heeft een robuust evaluatie- en intern auditsysteem opgezet. Hierin worden knelpunten vastgelegd en verbeteracties met resultaten inzichtelijk gemaakt. Op de grote keurlocaties met permanent NVWA toezicht werd gewerkt volgens de afspraken. De NVWA doet de aanbeveling dat de KDS op kleinere keurlocaties zonder permanent NVWA toezicht de uitvoering van de keuringsverrichtingen intensiever monitort. Hoewel dit nergens aantoonbaar tot verkeerde keuringsbeslissingen leidde, conformeerde de keuringsassistenten van de KDS zich hier in een aantal gevallen onvoldoende aan de tussen de NVWA en de slachterij gemaakte afspraken. Met het oog op de mogelijkheid voor varkensslachterijen om per 1 juli 2014 zichtkeuring aan te vragen, raadt de NVWA aan dat de KDS er meer op toeziet, dat de keuringsassistenten van de KDS op de juiste signalen de additionele (volledige) keuringsverrichtingen uitvoeren.
Divisie Consument & veiligheid • H et Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) Het COKZ ziet toe op naleving van wetgeving op het gebied van voedselveiligheid door de zuivelsector. De verzameling van de diverse toepasselijke wetten wordt het Hygiënepakket genoemd. Het COKZ voert dit toezicht uit onder mandaat van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (IG NVWA). Het COKZ ziet ook, als onbezoldigd ambtenaar van de NVWA, toe op naleving op wet- en regelgeving aangaande Dierlijke Bijproducten. Elk jaar stelt het COKZ een werkplan op met het soort en aantal te verwachten werkzaamheden. Dit werkplan wordt goedgekeurd door de NVWA. De werkelijk uitgevoerde activiteiten worden door het COKZ verantwoord in een jaarrapportage en een Management Control System (MCS). De NVWA voert jaarlijks in opdracht van de hoofdinspecteur Consument & veiligheid (C&V) een audit uit om de kwantiteit en kwaliteit van de door het COKZ uitgevoerde werkzaamheden te beoordelen. De auditscope omvatte het jaar 2013 en was beperkt. De reden hiervoor was dat het COKZ ten tijde van de audit over enkele structurele herzieningen in het toezicht nog in overleg was met de NVWA. Om genoemde reden ging deze audit alleen over de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de uitvoering van het toezicht, niet over de structuren hierachter. Uit de door de NVWA uitgevoerde audit blijkt dat het COKZ in kwantitatieve zin in het algemeen afdoende verantwoording aflegt over de voorgenomen en verrichte activiteiten in 2013. Uitzonderingen hierop zijn het aantal bemonsteringen bij de bedrijven door het COKZ. Deze zijn zonder duidelijke verklaring lager dan begroot. En de uitgevoerde extra audits en onaangekondigde inspecties met betrekking tot de wetgeving over dierlijke bijproducten zijn lager dan opgegeven. In de uitvoering van het toezicht zijn verbeteringen zichtbaar. Het toezicht op de zuivelbedrijven, de bereiders van bijzondere voeding en de boerderijzuivelaars wordt door de COKZ controleurs beter gedocumenteerd dan voorheen. De inzet van de COKZ controleurs is goed maar het ontbreekt op onderdelen aan kennis van wetgeving om altijd uniform op te treden, om de constatering van overtredingen goed te onderbouwen en om de juiste interventies te doen. Het COKZ heeft aan een aantal aanbevelingen naar aanleiding van de voorgaande NVWA audits gehoor gegeven en is over een aantal hiervan in overleg met de NVWA. Het resultaat is dat ten tijde van deze audit de diepgang van de inspecties en de inzet van de COKZ controleurs verbeterd is, maar de uitvoering van het toezicht op onderdelen, met name de kennis van wetgeving en het uniform toezicht houden en interveniëren, nog verbetering behoeft. Over de verantwoording in kwalitatieve zin doet de NVWA de aanbeveling dat de inrichting en hiermee de kwaliteit van het toezicht transparanter verantwoord wordt in de jaarrapportage/MCS. Het gaat met name om het maken van een onderscheid tussen verschillende type inspecties bij verschillende bedrijfstypen. Bovendien is het raadzaam dat het COKZ de NVWA direct en onderbouwd informeert over afwijkingen van het werkplan, ook over afwijkingen in kwalitatieve zin.
99
Ten slotte doet het NVWA-auditteam de aanbeveling dat het COKZ zich meer dan nu richt op de opleiding in wetskennis van de COKZ-controleurs opdat deze meer uniform optreden, de constatering van overtredingen beter onderbouwen en op consequente en juiste wijze interveniëren.
Divisie Landbouw & natuur • P lantaardige Keuringsdiensten (fytosanitaire Inspecties) Aan de 4 keuringsdiensten BKD, KCB, NAK en Naktuinbouw zijn, door het ministerie van EZ, met de Meerjarige Overeenkomst Plantkeur, de fytosanitaire importinspecties gemandateerd. De NVWA hield in 2014 toezicht op deze inspecties middels audits, waarbij met regelmaat bijwoningen worden uitgevoerd. Gedurende de verslagperiode zijn 37 inspectiebezoeken gericht op weren (import) of vrijwaren (export) en 4 overige activiteiten (veldinspecties in het kader van afgifte plantenpaspoort, surveys, bemonsteringen, et cetera) bijgewoond. Het betrof activiteiten die door 28 verschillende medewerkers werden uitgevoerd. De conclusie is dat betrokken partijen redelijk tot goed presteren, waarbij de inspecties en de daarmee verband houdende handelingen minimaal conform het overeengekomen referentieniveau worden uitgevoerd. De kwaliteitmanagementsystemen van de keuringsdiensten en hun procedures voor het uitvoeren van fytosanitaire import- en exportinspecties zijn overwegend goed ingeregeld. Wel zijn bij alle partijen, op enkele thema’s in de uitvoering, verdere verbetermogelijkheden gesignaleerd. Het betreft onder andere de kwaliteit van de gewaarmerkte fytosanitaire certificaten, inspectievolgorde, inspectiecondities en de identiteitcontrole en documentcontrole. • Plantaardige Keuringsdiensten (laboratorium diagnoses) Externe laboratoria die officieel fytosanitair onderzoek verrichten hebben hiervoor van de NVWA-NRC (=Nationaal Referentiecentrum) bevoegdheid gekregen. Het gaat om onderzoek aan zogenoemde officiële monsters, voor toetsing van specifieke organismen benoemd in EU richtlijn 2000/29/EC. In het kader van de Overeenkomst Plantkeur worden door de NVWA jaarlijks audits uitgevoerd op een deel van de verrichtingen. Ook zijn de laboratoria voor (een deel van) de bevoegde verrichtingen geaccrediteerd. De Raad van Accreditatie (RvA) voert ook jaarlijks audits uit. De rapporten hiervan worden bij het oordeel van de NVWA betrokken. NAK heeft bevoegdheid voor 27 verrichtingen. De audit richtte zich in 2014 op visuele, nematologische en bacteriologische verrichtingen met de IF techniek. Naktuinbouw heeft bevoegdheid voor 42 verrichtingen. Bij Naktuinbouw is in 2014 een audit uitgevoerd, bestaande uit twee afzonderlijke deelaudits van elk een dag, op de aspecten kwaliteitmanagementsysteem, virologie, moleculaire biologie en mycologie. Het aspect bacteriologie is via een documentaudit beoordeeld. Ten aanzien van de tweede- en derdelijns borging, onderdeel van de vereisten aan het kwaliteitmanagementsysteem, is het positieve oordeel van de Raad voor Accreditatie overgenomen. BKD voert geen laboratoriumonderzoek uit op EU-quarantaineorganismen. Wel is er bevoegdheid aan BKD verleend voor drie verrichtingen aan derde-landen Q’s. Op grond van het RvA-rapport is gebleken dat deze 3 verrichtingen worden uitgevoerd conform de gestelde eisen. Geconcludeerd werd dat de waarborgen, die in de kwaliteitmanagementsystemen van de BKD, NAK en Naktuinbouw zijn opgenomen, functioneel en operationeel zijn om de juiste diagnoses te kunnen stellen voor de geauditte organisme-gewascombinaties. De uitvoering van de bijgewoonde verrichtingen gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de vereisten. De gecombineerde toezichtactiviteiten van de NVWA en de RvA geven geen reden tot twijfel aan de door de Keuringsdiensten uitgegeven resultaten van fytosanitair laboratoriumonderzoek. BLGG heeft van NVWA-NRC een bevoegdheid verkregen voor toetsing van geanonimiseerde grondmonsters in het kader van EU bestrijdingsrichtlijn 2007/33/EG gerelateerd aan aardappelmoeheid. Op grond van het RvA rapport over 2013 is gebleken dat de fytosanitaire verrichtingen worden uitgevoerd conform de gestelde eisen. • R esistentieonderzoek aardappelmoeheid en wratziekte Ten behoeve van het opstellen van Naamlijsten resistente aardappelrassen door de NVWA (in het kader van de EU-bestrijdingsrichtlijn 2007/33/EG voor aardappelmoeheid en EU-bestrijdingsrichtlijn 68/464/EEG voor wratziekte) kunnen onderzoeksinstanties de resultaten van uitgevoerde resistentietoetsen ter beschikking stellen aan de NVWA. Deze onderzoeksresultaten worden alleen dan gebruikt wanneer vaststaat dat het onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de gespecificeerde uitvoeringsprotocollen. Om dit te kunnen beoordelen voert NVWA audits uit bij de onderzoeksinstellingen.
100
In dit kader heeft NVWA audits uitgevoerd op 3 private laboratoria die resistentieonderzoek doen naar aardappelmoeheid en aardappelwratziekte. De conclusie is dat zij alle 3 hun kwaliteitmanagementsystemen in voldoende mate op orde hebben en dat het onderzoek voldoet aan de voorwaarden zoals deze gesteld zijn in de uitvoeringsprotocollen.
101
HOOFDSTUK 6: NVWA-INLICHTINGEN- EN OPSPORINGSDIENST (NVWA-IOD) In de NVWA-Inlichtingen- en Opsporingsdienst (NVWA-IOD) zijn de taken van de Bijzondere opsporingsdienst (BOD) van EZ en VWS ondergebracht. De IOD heeft alle domeinen van de NVWA als werkterrein. De NVWA-IOD wordt ingezet als sprake is van ernstige of stelselmatige wetsovertredingen op het handhavingdomein van de NVWA. Hierbij richt de NVWA-IOD zich voornamelijk op complexe, ketengerelateerde, georganiseerde en internationaal georiënteerde criminaliteit. De kerntaken van de NVWA-IOD zijn: • het verzamelen en veredelen van inlichtingen; • het uitvoeren van analyses ter vergroting van inzicht in aard en omvang van (niet-)naleving; • het uitvoeren van opsporingsonderzoeken middels een groot areaal van bevoegdheden. Onderwerpen van opsporingsonderzoeken in 2014 waren: • fraude met vlees, zoals omkatten van paardenvlees; • fraude met de afzet van meststoffen; • illegale (internet)handel in beschermde dieren en/of planten; • schendingen van dierwelzijn bij transporten; • fraude met certificering van attracties en; • handel in niet voor menselijke consumptie geschikte producten. Samenwerking met andere opsporingsorganisaties is onder andere geborgd via het Platform Bijzondere opsporingsdiensten en de ‘Nationale Intelligence Agenda’. Op de domeinen die onder de noemer milieuhandhaving vallen wordt intensief samengewerkt met de politie en de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport-Inlichtingen (ILT-IOD).
Opsporingsonderzoeken en rechtshulpverzoeken In 2014 zijn 24 opsporingsonderzoeken, waaronder 9 zogenoemde snelle interventies, afgerond en (op 4 afgebroken onderzoeken na) bij het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie voor verdere vervolging ingeleverd. Er zijn 7 rechtshulpverzoeken op diverse onderwerpen uitgevoerd. Van al deze onderzoeken zijn er 18 onderzoeken op het thema voedselfraude afgerond. Het gaat dan bijvoorbeeld om illegale slacht, het gebruik van illegale diergeneesmiddelen, fraude met visquota, handel in ongeschikte partijen vlees, of fraude met de herkomst, soort of het predicaat van levensmiddelen. Andere thema’s zijn onder andere geweest: diervoeder, productveiligheid, dierwelzijn en fytosanitair.
Overige taken De IOD werkt samen met toezichtdivisies van de NVWA en andere handhavingdiensten zoals de Nationale Politie. Omdat de vele domeinen waarop de NVWA handhaaft zeer kennisintensief zijn, investeert de NVWA-IOD een deel van de capaciteit in het uitvoeren van analyses om inzicht in fraude te vergroten. Deze inzichten worden gepubliceerd zoals onlangs de analyse Fraude in de vleessector. Daarnaast heeft de IOD samen met het Functioneel Parket en de andere BOD’en de fenomeenanalyse van risico’s op fraude met rijkssubsidies opgesteld. Tot slot heeft de IOD in 2014 in de Justitiële Verkenningen het artikel De bestrijding van voedselfraude in Nederland gepubliceerd. In dit artikel zijn de voedselfraudezaken van de IOD in beeld gebracht en nader geanalyseerd op onder andere gelegenheden en motieven.
102
103