Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 Verantwoordelijkheid geven
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Colofon
VROM-Inspectie Directie Uitvoering Programma Veiligheidstoezicht Nieuwe Uitleg 1 Postbus 16191 2500 BD Den Haag
Contactpersoon
ing. J. van Ee T 026-3528400
[email protected]
Publicatienummer:
VI-2011-120
Datum:
November 2011
Deze rapportage is te downloaden via www.vrominspectie.nl
Pagina 2 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Inhoud
Samenvatting ................................................................................................................ 4 1
Inleiding ........................................................................................................... 6
1.1
Aanleiding .......................................................................................................................... 6
1.2
Leeswijzer .......................................................................................................................... 6
1.3
Wettelijk kader ................................................................................................................... 7
2
Toezichtmethodiek ............................................................................................. 8
2.1
Doelstelling ........................................................................................................................ 8
2.2
Toezichtmethodiek klassiek toezicht ...................................................................................... 8
2.2.1
Indeling in categorieën ........................................................................................................ 8
2.2.2
Vragenlijsten milieu ............................................................................................................. 9
2.2.3
Handhavend optreden ......................................................................................................... 9
2.2.4
Nalevingspercentages milieu .............................................................................................. 10
2.2.5
Bouwtoezicht (realisatiefase) .............................................................................................. 10
2.3
Systeemgericht toezicht ..................................................................................................... 11
2.4
Toezichtmethodiek concernaanpak ...................................................................................... 12
2.5
Toezichtmethodiek overige onderwerpen.............................................................................. 12
2.5.1
Militair vlieggeluid ............................................................................................................. 12
2.5.2
Biociden ........................................................................................................................... 13
2.5.3
REACH ............................................................................................................................. 13
3
Resultaten ...................................................................................................... 14
3.1
Klassiek toezicht ............................................................................................................... 14
3.1.1
Milieu .............................................................................................................................. 14
3.1.2
Bouw en brandveilig gebruik............................................................................................... 18
3.2
Systeemgericht toezicht ..................................................................................................... 18
3.2.1
Systeem wettelijke kaders ................................................................................................. 18
3.2.2
Visie en gedrag ................................................................................................................. 18
3.2.3
Kwaliteitsdenken, opleiding, zelfkritische houden en continue verbetering ................................ 19
3.2.4
Proactiviteit ...................................................................................................................... 19
3.2.5
Projectgroep systeemgericht toezicht .................................................................................. 19
3.3
Concernaanpak ................................................................................................................. 20
3.4
Overige onderwerpen ........................................................................................................ 20
4
Conclusies ...................................................................................................... 21
Bijlage 1: vragenlijsten milieu Bijlage 2: controles per defensieonderdeel
Pagina 3 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Samenvatting
Aanleiding Voor circa 165 objecten van het ministerie van Defensie is de Minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning en allerlei direct werkende wet en -regelgeving. De VROM-Inspectie (VI) heeft tot taak toezicht te houden op de naleving van die regelgeving. Met dit rapport wordt verslag gedaan over de toezichtactiviteiten in 2008, 2009 en 2010. Daarmee wordt een meerjarenbeeld gegeven, dat vooral in het licht van de in gang gezette overgang naar systeemgericht toezicht belangrijk is.
Aanpak De aanpak was er in de afgelopen drie jaren op gericht om naleving meer de verantwoordelijkheid van Defensie te maken. De jaren daarvoor voerde de VI haar controles uit en zette de nodige handhavingstappen, waarna Defensie de overtredingen snel of soms minder snel oploste. De VI dreigde daarbij de rol te krijgen van een soort van ‘gratis controledienst’ die zich bijna verantwoordelijk voelde voor het naleefgedrag van Defensie. Dat proces moest gekeerd worden. Om de verantwoordelijkheid volledig en explicieter bij Defensie te leggen, is een driejarenplan opgezet. In 2008 is de VI gestart met het steekproefsgewijs, in plaats van over de gehele linie, uitvoeren van hercontroles. Daarnaast werd de drijver van de inrichting in de meeste gevallen gevraagd om zelf de hercontroles uit te voeren en de VI binnen de opgelegde termijn over de uitkomsten te informeren. De juistheid van deze informatie werd steekproefsgewijs gecontroleerd. In 2009 is de VI gebruik gaan maken van de milieumanagementsystemen binnen Defensie onder het motto: waarom als VI controleren als Defensie dat ook al heeft gedaan? Om te onderzoeken of de managementsystemen voldoende van kwaliteit waren, zijn in 2009 quick scans uitgevoerd. Later, in 2010, zijn omvangrijkere onderzoeken uitgevoerd, de zogenoemde ‘systeemgerichte controles’. De elementen van de managementsystemen die zijn onderzocht zijn: Systeem wettelijke kaders. Visie en gedrag. Kwaliteitsdenken, opleiding, zelfkritische houding en continue verbetering. Proactiviteit. Parallel aan de bovenstaande ontwikkeling is de VI doorgegaan met het uitvoeren van het klassieke toezicht. Natuurlijk met als doel de naleving te bevorderen, maar ook om de naleving gedurende drie jaar te monitoren en uit te drukken in nalevingspercentages. De daadwerkelijke naleving is immers de prestatie-indicator voor het functioneren van (milieu)managementsystemen.
Resultaten Van 2008 tot 2011 zijn 147 inrichtingen (klassiek) gecontroleerd. Tijdens die controles zijn 3095 milieurelevante activiteiten getoetst aan de geldende regelgeving. Bij 1013 activiteiten zijn essentiële overtredingen geconstateerd. Het Pagina 4 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
nalevingspercentage komt daarmee uit op 67%. Dat wil zeggen dat circa een derde van alle gecontroleerde activiteiten op essentiële onderdelen niet aan de eisen voldoet en daarmee een bedreiging vormt voor het milieu en/of de omgeving. De nalevingpercentages komen voort uit de beoordeling van de 34 meest voorkomende activiteiten met milieurelevantie. De activiteiten die met minder dan 70% naleving het laagst scoorden zijn: Koelinstallaties. Bovengrondse tanks. Opslag van gasflessen. Opslag en werkplaatsen voor munitie. Schietbanen. Olie-water-slibscheiders. In 2009 en 2010 zijn acht systeemgerichte controles uitgevoerd. Daarvan waren er zeven gericht op milieuwetgeving en één gericht op bouwwetgeving. De milieucontroles zijn uitgevoerd bij de grootste inrichtingen van Defensie en de bouwcontrole is uitgevoerd bij één regio van de Dienst Vastgoed Defensie (DVD). De inrichtingen waren bezig met het opzetten van managementsystemen die gecertificeerd kunnen worden of beschikten daar al over. Opvallend was dat geen van de inrichtingen beschikte over een compleet en actueel overzicht van het wettelijk kader waaraan voldaan moest worden. Zonder deze ‘basiskennis’ kan van adequate beheersing geen sprake zijn. Bij diverse inrichtingen werd intern toezicht gehouden maar maakte men gebruik van verouderde, niet complete en niet actuele vragenlijsten.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Vanaf 1 oktober 2010 is de taak van de VI qua omvang en diversiteit aanzienlijk groter geworden door de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Met de Wabo zijn circa 25 bouw-, milieu-, natuur- en monumentenvergunningen samengevoegd tot één omgevingsvergunning. Omdat die situatie binnen deze verslagperiode maar drie maanden heeft bestaan, wordt hiervan geen verslag gedaan.
Conclusies Bij circa één derde van de gecontroleerde activiteiten zijn essentiële overtredingen geconstateerd. Dit is voor een Rijksoverheid, waar een voorbeeldfunctie van verwacht mag worden, een te lage score. Uit de nalevingspercentages blijkt dat de naleving over de drie jaren ongeveer gelijk is gebleven. Kennelijk lukt het de organisatie niet om door het ‘onzichtbare plafond’ te breken en de naleving naar een adequaat niveau te brengen. De conclusie na drie jaar toezicht is dat de huidige aanpak door Defensie niet toereikend is en dat de factor ‘organisatie’ een impuls moet krijgen. Het is daarom nodig dat binnen Defensie volwaardige managementsystemen worden opgezet en geïmplementeerd. Vooral de implementatie daarvan, compleet met intern toezicht gevolgd door het snel herstellen van tekortkomingen, heeft de afgelopen jaren onvoldoende aandacht gekregen. In samenhang hiermee zal de Inspectie steeds meer overgaan op systeemgericht toezicht. Dit overgangsproces is inmiddels stevig in gang gezet. Pagina 5 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Voor circa 165 objecten van het ministerie van Defensie is de Minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning en allerlei direct werkende wet en -regelgeving. Tot 1 oktober 2010 betrof dat alleen milieuregelgeving, maar vanaf die datum is daar, door de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), regelgeving bijgekomen op het gebied van onder andere bouwen en brandveiligheid. De VROM-Inspectie (VI) heeft tot taak toezicht te houden op de naleving van die regelgeving. In dit rapport wordt verslag gegaan van de toezichtactiviteiten van de VI in 2008, 2009 en 2010 en de resultaten die daarmee bereikt zijn. Er is gekozen voor een meerjarig verslag zodat eventuele trends kunnen worden waargenomen. Met het verslag wordt beoogd dat binnen het ministerie van Defensie maatregelen worden genomen om, daar waar nodig, de naleving te verbeteren en te borgen. De aanpak was er in 2008 tot 2011 op gericht om naleving meer de verantwoordelijkheid van Defensie te maken. De jaren daarvoor voerde de VI controles uit waarna Defensie de tekortkomingen snel of minder snel oploste. De VI dreigde daarbij de rol te krijgen van een soort van ‘gratis controledienst’ die zich bijna verantwoordelijk voelde voor het naleefgedrag van Defensie. Dat proces moest gekeerd worden. Om de verantwoordelijkheid volledig en explicieter bij Defensie te leggen, is een driejarenplan opgezet en uitgevoerd van 2008 tot en met 2010. In 2008 is gestart met het steekproefsgewijs uitvoeren van hercontroles. Daarnaast werd de drijver van de inrichting in de meeste gevallen gevraagd om zelf de hercontroles uit te voeren en de VI binnen de opgelegde termijn over de uitkomsten te informeren. De juistheid van deze informatie werd steekproefsgewijs gecontroleerd. In 2009 is de VI gebruik gaan maken van de milieumanagementsystemen binnen Defensie onder het motto: waarom als VI controleren als Defensie dat ook al heeft gedaan? Om te onderzoeken of de managementsystemen voldoende van kwaliteit waren, zijn in 2009 quick scans uitgevoerd. Later, in 2010 zijn omvangrijkere onderzoeken uitgevoerd, de zogenoemde ‘systeemgerichte controles’. Het doel van toezicht is te komen tot naleving van de wet- en regelgeving en daarmee aanvaardbare risico’s voor de omgeving van Defensie-inrichtingen te bereiken.
1.2
Leeswijzer In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op het wettelijke kader. In hoofdstuk twee wordt de opdracht en de aanpak beschreven en in hoofdstuk drie volgen de bevindingen. Hoofdstuk vier geeft een overzicht van de conclusies.
Pagina 6 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
1.3
Wettelijk kader In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is geregeld dat bepaalde categorieën inrichtingen van Defensie vallen onder de bevoegdheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu1. De reden daarvoor is dat deze inrichtingen van landsbelang zijn. Van de overige objecten van Defensie vallen er 153 onder de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders en twee onder die van Gedeputeerde Staten. De 165 objecten die vallen onder de bevoegdheid van de Minister vormen tezamen 138 inrichtingen2. Van die 138 hebben er 118 een vergunningplicht en vallen er 20 onder algemene regels (het Activiteitenbesluit). De inrichtingen variëren qua omvang van een vliegbasis met alle daarbij behorende voorzieningen tot een kleine telefooncentrale met slechts één gebouw. Zoals eerder aangegeven was de taak van de VI tot 1 oktober 2010 beperkt tot het toezicht op de van toepassing zijnde VROM wet- en regelgeving, zoals Wet Milieubeheer, Wet bodembescherming, Waterwet, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, REACH en Wet Luchtvaart. Vanaf 1 oktober 2010 is de taak van de VI qua omvang en diversiteit aanzienlijk groter geworden door de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met de Wabo zijn circa 25 bouw-, milieu-, natuur- en monumentenvergunningen samengevoegd tot één omgevingsvergunning. Als gevolg van de invoering van de Wabo is de VI ook verantwoordelijk geworden voor het toezicht op bouwen en slopen, brandveilig gebruik van gebouwen, de naleving van de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet, kappen van bomen, aanleggen van uitritten, indirecte lozingen, etc.
1 Artikel 3.3, tweede lid van het Bor waarin wordt verwezen naar categorie 29 van bijlage 1, onderdeel C. 2 Een aantal objecten is één inrichting, zoals gedefinieerd in de Wet milieubeheer. Pagina 7 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
2
Toezichtmethodiek
2.1
Doelstelling De opdracht bestaat uit het geven van invulling aan de wettelijke eerstelijns toezichttaak van de VI bij inrichtingen van het ministerie van Defensie waar de minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag is. De doelstelling is een goede naleving door Defensie van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (zie hoofdstuk 1). Het afgeleide doel is het bereiken van een geborgde en proactieve naleving door Defensie van de wettelijke kaders, via: Klassiek toezicht Het naleefgedrag van Defensie verder te verhogen door het inzetten van klassiek toezicht (dat wil zeggen het direct controleren van de naleving van concrete voorschriften uit vergunningen en andere regelgeving). Systeemgericht toezicht Adequate zelfregulering door Defensie. Borging van de naleving met een goed werkend intern compliance management systeem. Het naleefgedrag van Defensie verder verhogen en borgen via systeemgericht toezicht op de interne zelfreguleringsystemen van Defensie. Concernaanpak Landelijke doorwerking van de resultaten van de interne compliance management systemen in combinatie met de resultaten van het (klassieke en systeemgerichte) toezicht door de VI naar andere locaties en onderdelen van Defensie.
2.2
Toezichtmethodiek klassiek toezicht De toezichtmethodiek en het handhavingkader zijn vastgelegd in de VI-procedure (VIP) Defensie-inrichtingen. Daarnaast wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin onder andere de planning wordt vastgelegd. Hieronder volgen de belangrijkste onderwerpen van het klassieke toezicht.
2.2.1
Indeling in categorieën De inrichtingen zijn op basis van het Bor en naar rato van hun milieubelasting ingedeeld in drie categorieën. Deze indeling wordt gebruikt om de controlefrequentie voor milieucontroles vast te stellen. Categorie Zwaar In de categorie zwaar zijn de inrichtingen met de hoogste milieubelasting ingedeeld. Hierbij gaat het om: Vlieg- en vlootbasissen c.q. vliegkampen. Omvangrijke werkplaatsen. Deze categorie bestaat uit negen inrichtingen. Deze worden ten minste eens per jaar gecontroleerd. Categorie Middel In de categorie middel zijn inrichtingen ingedeeld waarvan de milieubelasting wat geringer is maar nog steeds aanzienlijk. Hierbij gaat het om: Pagina 8 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Schietkampen. Inrichtingen van de Defensie Pijplijn Organisatie. Grote kazernes. Munitiemagazijncomplexen met munitiewerkplaats. Magazijn- en logistieke complexen. Deze categorie bestaat uit circa 36 inrichtingen. Deze worden ten minste eens per twee jaar gecontroleerd. Categorie Licht In deze categorie zijn inrichtingen ingedeeld met een geringe milieubelasting. Voorbeelden daarvan zijn: Munitiecomplexen zonder munitiewerkplaats; Schietbanen. Zendercomplexen. Radar- en satellietposten. Kantoorcomplexen. Verkeerscentrales. Kleine kazernes en magazijncomplexen. Raccordementen. Deze categorie bestaat uit 73 inrichtingen. Deze worden ten minste eens per drie jaar gecontroleerd. Als gevolg van bovenstaande indeling zijn in de verslagperiode jaarlijks circa 50 inrichtingen gecontroleerd, dat wil zeggen circa 150 inrichtingen over gehele periode.
2.2.2
Vragenlijsten milieu Voor de meest voorkomende activiteiten met milieuaspecten zijn vragenlijsten gemaakt waarin de wettelijke eisen zijn opgenomen. In totaal zijn 34 vragenlijsten opgesteld. In bijlage 1 worden de namen van alle vragenlijsten opgesomd. Elke vragenlijst is opgebouwd uit drie onderdelen: Constructie: eisen die betrekking hebben op de technische of bouwkundige eisen. Gebruik: eisen waaraan het gebruik zich dient te houden. Keuringen en certificaten: eventuele periodieke keuringen of certificaten die nodig zijn voor het waarborgen van een goede werking. De vragenlijsten zijn zodanig opgebouwd dat alleen de essentiële (dat wil zeggen de meest milieurelevante of meest risicovolle) voorschriften worden gecontroleerd. Zo is bijvoorbeeld wel de brandwerendheid van een opslag voor gevaarlijke stoffen beoordeeld, maar is het ontbreken van de juiste sticker geen reden voor handhavend optreden. De vragenlijsten zijn jaarlijks geactualiseerd.
2.2.3
Handhavend optreden Bij het constateren van overtredingen wordt handhavend opgetreden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het zogenoemde ‘tweestappenmodel’. Bij de eerste stap wordt direct een dwangsom aangekondigd als niet binnen de gestelde termijn de overtredingen worden opgeheven. Indien niet wordt voldaan aan de gestelde termijn volgt een dwangsombeschikking. Wordt wederom niet voldaan dan wordt de dwangsom geïnd. De hele procedure is vastgelegd in de VROM-Inspectie Procedure Defensie-inrichtingen. Pagina 9 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
2.2.4
Nalevingspercentages milieu Gedurende de drie jaren waarover nu verslag wordt gedaan, zijn de toezichtresultaten geanalyseerd en zijn nalevingspercentages berekend. Het nalevingspercentage is het percentage activiteiten (of installaties) dat voldoet aan de essentiële vereisten (of voorschriften). Voor de volgende niveaus zijn de nalevingspercentages berekend: Type installatie. Categorie inrichting (licht, middel of zwaar). Defensieonderdeel. Regio van de Dienst Vastgoed Defensie (DVD). De percentages zijn jaarlijks vastgesteld. Belangrijk te vermelden is dat de percentages van 2008 niet vergelijkbaar zijn met die van 2009 en 2010. Dat komt doordat in 2009 en 2010 minder vereisten (of voorschriften) als essentieel zijn aangemerkt. Bovendien zijn in die jaren enkele ‘nalevingafspraken’ (zie paragraaf 3.3) gemaakt waardoor enkele soorten activiteiten, met veel voorkomende overtredingen, over een bepaalde periode niet zijn gecontroleerd.
2.2.5
Bouwtoezicht (realisatiefase) De komst van de Wabo op 1 oktober 2010 was de aanleiding om dit toezicht te integreren en te faseren op basis van de levenscyclus van bouwwerken. Hoewel deze rapportage niet gaat over de resultaten van het bouwtoezicht, wordt hier wel ingegaan op de aanpak hiervan die vanaf 1 oktober 2010 wordt gevolgd. Zie onderstaande schematische weergave.
Figuur 1: Indeling Wabo-toezicht vanaf 1 oktober 2010
Realisatiefase (realisatietoezicht) Dit is de fase waarin een gebouw (of delen daarvan) wordt gebouwd, verbouwd of een andere gebruiksfunctie krijgt. Hierbij spelen vooral de bouwvergunning, gebruiksvergunning of -melding, aanleg- en uitwegvergunning, monumentenvergunning en de kapvergunning een rol. Integrerende onderwerpen kunnen liggen op het vlak van milieuregelgeving. Ook is het mogelijk dat de groene wetten aanhaken. In deze fase is de DVD verantwoordelijk voor de naleving.
Pagina 10 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Gebruiksfase (gebruikstoezicht) Dit is de langste fase waarin een bouwwerk wordt gebruikt. Milieu en brandveiligheid zijn hierbij de belangrijke onderwerpen. Eventueel kunnen de groene wetten aanhaken (als ze onderdeel uitmaken van een omgevingsvergunning). In deze fase is de gebruiker verantwoordelijk voor de naleving. Verwijderfase (verwijdertoezicht) Deze fase gaat veelal vooraf aan de realisatiefase. In deze fase kunnen sloop en milieu integreren. Hierbij spelen asbest en afval een hoofdrol. In deze fase is de DVD verantwoordelijk voor de naleving. De toezichtmethodiek voor de realisatiefase is vastgelegd in een afzonderlijk uitvoeringsplan. Op basis van een prioriteitenmatrix wordt bepaald op welke (ver)bouwprojecten toezicht wordt gehouden en met welke intensiteit. De gebruikte criteria zijn: gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Daarbij worden drie niveaus onderscheiden. In geval van de hoogste prioriteit (prioriteit 1) wordt diepgaand toezicht gehouden op basis van een vooraf opgesteld toezichtplan. In geval van prioriteit 2 vindt toezicht op hoofdzaken plaats, gericht op de meest essentiële onderdelen van het bouwwerk, zoals constructie- of brandveiligheid. Als sprake is van prioriteit 3 dan wordt geen toezicht gehouden, tenzij sprake is van klachten of signalen. Bij het toezicht ter plaatse van het bouwwerk wordt gebruik gemaakt van de methodiek van het ‘Integrale toetsingsprotocol’, opgesteld door de Vereniging bouwen woningtoezicht. In dit systeem worden de prioriteiten gesteld waarna per bouwfase vragenlijsten worden gegenereerd. Handhaving vindt plaats overeenkomstig het milieutoezicht (zie paragraaf 2.2.3).
2.3
Systeemgericht toezicht Systeemgericht toezicht (SgT) is een vorm van toezicht waarbij de toezichthouder de processen en beheersingsmaatregelen beoordeelt. Daarbij wordt ook altijd het effect van systemen beoordeeld, dat wil zeggen de naleving zelf. Het voordeel van SgT is dat de scope en het rendement voor de toezichthouder groter wordt (meer efficiency), dat Defensie meer geprikkeld wordt haar eigen verantwoordelijkheid te nemen (meer effect en minder toezichtlast) en er een sterkere drang is om de naleving over de volle breedte van de organisatie te verbeteren (concernaanpak). Bovendien worden de (organisatie)problemen die oorzaak zijn van het niet naleven aangepakt, hetgeen resulteert in een meer duurzame en betere naleving. Voorwaarde voor SgT is dat Defensie beschikt over managementsystemen en wil meewerken aan SgT. Belangrijk onderdeel daarvan is intern toezicht. Om intern toezicht te bevorderen heeft de VI besloten om vanaf 2008 slechts steekproefsgewijs hercontroles uit te voeren. In plaats daarvan wordt de drijver verzocht om de hercontrole ‘zelf’ uit te voeren en binnen de gestelde tijd schriftelijk te melden dat de overtreding is opgelost. Bij het niet voldoen volgt wel een hercontrole en wordt zo nodig handhavend opgetreden. Om de zelfregulering binnen Defensie te bevorderen en te beoordelen of de managemensystemen de naleving van wet- en regelgeving voldoende borgen, zijn vanaf 2009 acht systeemgerichte controles (quick scans) uitgevoerd bij de grootste
Pagina 11 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
en in de zwaarste categorie ingedeelde inrichtingen. De volgende elementen van de managementsystemen zijn daarbij onderzocht: Systeem wettelijke kaders. Visie en gedrag. Kwaliteitsdenken, opleiding, zelfkritische houden en continue verbetering. Proactiviteit. Daar waar nodig zijn aanbevelingen gedaan om de processen en beheersmaatregelen te verbeteren. De systeemgerichte controles waren aanvankelijk vooral gericht op milieu. Vanaf 2010 zijn daar bouwen en brandveiligheid aan toegevoegd.
2.4
Toezichtmethodiek concernaanpak Bij veel voorkomende overtredingen worden indien mogelijk nalevingsafspraken gemaakt. Binnen een dergelijke afspraak worden tussen Defensie en de VI afspraken gemaakt over hoe en wanneer de overtredingen organisatie-breed worden opgelost. De afspraken kunnen landelijk gelden, voor een bepaalde DVD-regio of een defensieonderdeel. Binnen de afgesproken periode, waarin de overtredingen moeten worden opgeheven, treedt de VI in principe niet handhavend op (tenzij sprake is van acuut milieugevaar). Dergelijke afspraken worden op directeursniveau vastgelegd. Naast nalevingsafspraken worden met Defensie op centraal niveau afspraken gemaakt over inkoop van artikelen en stoffen waarop I&M-wetgeving van toepassing is. Zo wordt ‘aan de voorkant’ voorkomen dat verboden artikelen en stoffen worden ingekocht en gebruikt. Steekproefsgewijs worden controles uitgevoerd of de afspraken worden nagekomen. Het algemene beeld is dat met deze ‘concernaanpak’ het rendement hoog is (veel naleving tegenover weinig toezichtinspanningen).
2.5
Toezichtmethodiek overige onderwerpen Voor een aantal toezichttaken is een afzonderlijke werkwijze vastgesteld. Hieronder volgen de belangrijkste onderwerpen.
2.5.1
Militair vlieggeluid Deze toezichttaak betreft het toezicht op de geluidbelasting van binnenlandse en buitenlandse luchtvaartterreinen. Bij de binnenlandse luchtvaartterreinen gaat het om de tweedelijns controle van de geluidszone rondom luchtvaartterreinen waarbinnen de vliegbewegingen (qua geluidsbelasting) moeten blijven. Defensie is zelf verantwoordelijk voor het eerstelijns toezicht. Met de komst van de nieuwe Wet luchtvaart is opnieuw beoordeeld of er voor de VI een wettelijke basis is om de toezichttaak op binnenlandse vliegvelden uit te voeren. Dit blijkt vermoedelijk niet het geval te zijn. Dit is nog onderwerp van overleg met Defensie. Vooralsnog is daarom vanaf 2010 geen toezicht meer uitgevoerd. Het enige buitenlandse luchtvaartterrein met geluidseffecten op Nederlands grondgebied is het militaire luchtvaartterrein in Geilenkirchen, een van de thuisbases van AWACS-vliegtuigen. Hierbij gaat het om een eerstelijns toezichttaak Pagina 12 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
van de VROM-Inspectie. Het toezicht bestaat in hoofdzaak uit de geluidszonebewaking. Dat betekent dat de VI door middel van geluidsberekeningen en geluidsmetingen jaarlijks de geluidcontouren bepaalt en toetst aan de geluidzone. Bij overschrijding van de zonegrens neemt de beleidsdirectie de interventie voor zijn rekening omdat het gaat om contacten met de NAVO. Op Vlieland bevindt zich een schietrange van de NAVO, waar de Koninklijke Luchtmacht en NAVO-partners met zo’n 8000 vliegtuigen per jaar oefenen. De sectie Geluidshinder van de Koninklijke Luchtmacht voert het interne toezicht uit. De VI heeft een eerstelijns toezichttaak op grond van de ‘Regeling beperking geluidhinder militaire luchtvaartuigen boven schietrange de Vliehors’. Hierbij beoordeelt de VI jaarlijks het interne toezicht door Defensie.
2.5.2
Biociden Biociden worden binnen Defensie onder meer toegepast in de gezondheidssector, voor ontsmettingen, als antifoulings op scheepsrompen, voor de zuivering van (consumptie)water en voor brandstofconservering. Het voormalige ministerie van VROM heeft in 2009 beleid vastgesteld met als doel om alle niet-toegelaten middelen in Nederland alsnog te laten legaliseren door aanmelding vóór 15 september 2009, dan wel van de markt te laten halen. De Defensie Materieel Organisatie heeft op verzoek van de VI een brede inventarisatie gedaan waarbij vele tientallen biociden binnen Defensie bezien zijn. Daarbij werden diverse middelen gevonden die niet-toegelaten waren. Voor verschillende middelen bleken alternatieven beschikbaar die wel waren toegelaten. Andere middelen zijn niet-essentieel voor Defensie en zijn uit de bevoorrading genomen. Tijdens controles wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of alleen toegelaten middelen worden gebruikt.
2.5.3
REACH REACH staat voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie (en beperking) van Chemische stoffen. Registratie is verplicht als per bedrijf de productie of import van een stof meer is dan één ton per jaar. De verordening kent diverse uitzonderingen onder meer een uitzonderingsmogelijkheid voor Defensie. Van geval tot geval of generiek kunnen landen een stof (in een mengsel of in een voorwerp) vrijstellen voor registratie van de toepassing van deze verordening wanneer dit noodzakelijk is in het belang van de landsverdediging. Als professionele gebruiker van gevaarlijke stoffen heeft Defensie de verplichting om veiligheidsinstructies en risicobeheersmaatregelen van geregistreerde chemische stoffen in de organisatie bekend te maken, in te voeren en toe te zien op de naleving daarvan. Tijdens controles wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of aan de REACHverordening wordt voldaan.
Pagina 13 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
3
Resultaten
3.1
Klassiek toezicht
3.1.1
Milieu Van 2008 tot 2011 zijn in totaal 147 inrichtingen gecontroleerd. Tijdens die controles zijn 3095 milieurelevante activiteiten getoetst aan de geldende regelgeving. Bij 1013 activiteiten zijn essentiële overtredingen geconstateerd. In onderstaande tabel zijn de cijfers per jaar weergegeven inclusief de jaarlijks behaalde naleefpercentages voor geheel Defensie. 2008
2009
2010
Totaal
Inrichtingen gecontroleerd
55
50
42
147
Activiteiten gecontroleerd
1302
950
843
3095
564
193
256
1013
Activiteiten met overtreding Activiteiten goed
738
757
587
2082
Naleefpercentage
57%
79%
70%
67%
Tabel 1: Nalevingspercentages per jaar en totaal
Zoals eerder opgemerkt kan het naleefpercentage van 2008 niet worden vergeleken met die van 2009 en 2010. De reden is dat in 2009 en 2010 door de VROMInspectie minder voorschriften als essentieel zijn aangemerkt. Bovendien zijn in 2009 en 2010 enkele nalevingsafspraken gemaakt (zie paragraaf 2.4) waardoor enkele activiteiten met veel voorkomende overtredingen niet bij de analyse zijn betrokken. In onderstaande diagrammen zijn per controlejaar de nalevingspercentages van de volgende defensieonderdelen weergegeven: Commando Landstrijdkrachten (CLAS). Commando Zeestrijdkrachten (CZSK). Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK). Defensie Materieel Organisatie (DMO). Commando Diensten Centra (CDC). De defensieonderdelen Bestuurstaf (BS) en de Koninklijke Marechaussee (Kmar) ontbreken in de overzichten omdat bij deze onderdelen onvoldoende inspecties zijn uitgevoerd voor het geven van een representatief nalevingspercentage.
Pagina 14 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Nalevingspercentages 2008 100% 80%
60% 40%
54
63 44
52
Overtreding
49
20%
Naleving
0% CLAS
CZSK
CLSK
DMO
CDC
Figuur 2: Nalevingspercentages 2008
Nalevingspercentages 2009 100%
80% 60%
76
85
82
77
81 Overtreding
40%
Naleving
20% 0% CLAS
CZSK
CLSK
DMO
CDC
Figuur 3: Nalevingspercentages 2009
Nalevingspersentages 2010 100%
80% 60%
93 74
73 61
40%
Overtreding
60
Naleving
20% 0%
CLAS
CZSK
CLSK
DMO
CDC
Figuur 4: Nalevingspercentages 2010
In 2008 en in 2009 scoorde de Luchtmacht (CLSK) het hoogste nalevingspercentage, terwijl zij in 2010 een relatief laag percentage scoorden (60%). Vergelijkbare schommelingen zijn ook zichtbaar bij andere onderdelen. De schommelingen zijn waarschijnlijk het gevolg van de verschillen tussen de gecontroleerde inrichtingen. Het is namelijk niet zo dat jaarlijks dezelfde inrichtingen worden gecontroleerd. De mate van naleving binnen de inrichtingen die gecontroleerd worden, zijn in hoge mate bepalend voor het nalevingspercentage van het krijgsmachtdeel in een bepaald jaar. Gebleken is dat de mate van
Pagina 15 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
betrokkenheid, kennis en inzet van de lokale (milieu)medewerkers voor een groot deel bepalend is voor het naleefgedrag. Daarnaast moet worden opgemerkt dat defensieonderdelen gezien hun verschillende activiteiten niet goed vergelijkbaar zijn. Zo zijn bijvoorbeeld de werkplaatsen van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) qua milieubelasting niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld de telefoonverkeerscentrales van het Commando Diensten Centra (CDC). Het is dan ook logisch dat CDC relatief goed scoort. Voor een overzicht van het aantal gecontroleerde inrichtingen en activiteiten per defensieonderdeel wordt verwezen naar bijlage 2 van dit rapport. Zoals eerder aangegeven zijn de inrichtingen op basis van hun milieubelasting verdeeld in drie categorieën. In onderstaand diagram zijn de gemiddelde nalevingspercentages weergegeven van 2008 tot 2011. Uit de cijfers blijkt dat de nalevingspercentages vergelijkbaar zijn.
Nalevingspercentages per categorie 100%
80% 60% 40%
64
69
69
Overtreding Naleving
20% 0% cat. Licht cat. Middel cat. Zwaar
Figuur 5: Nalevingspercentages per categorie
De DVD is verdeeld in drie regio’s: Noord, West en Zuid. In onderstaand diagram zijn de gemiddelde nalevingspercentages (over drie jaar) weergegeven van de inrichtingen die vallen binnen de drie DVD-regio’s. Wat blijkt is dat de regio’s ongeveer op gelijk niveau presteren.
Nalevingspercentages DVD-regio's
100% 80% 60% 40% 20%
Overtreding
64
71
67
Naleving
0% DVD-Noord DVD-West DVD-Zuid
Figuur 6: Nalevingspercentages DVD-regio’s
De drijver (of vergunninghouder) is vanzelfsprekend verantwoordelijk voor de naleving van alle voorschriften. Echter om het technisch beheer op orde te houden, huurt de drijver de DVD in. Pagina 16 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
In 2009 is op basis van ruim 1200 gecontroleerde activiteiten geanalyseerd op welke onderdelen van de regelgeving de overtredingen werden geconstateerd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen gedragsvoorschriften, technische voorschriften en keuringen, en certificaten. In onderstaande tabel zijn de resultaten weergegeven. Soort voorschrift
2009
Gedragvoorschriften
84%
Technisch voorschriften
86%
Keuringen en certificaten
83%
Tabel 2: Nalevingspercentages per soort voorschrift
Uit de cijfers blijkt dat op alle onderdelen van de regelgeving nagenoeg gelijk wordt gescoord. Het is dus niet zo dat bijvoorbeeld het technisch beheer de hoofdreden is dat bij bepaalde activiteiten relatief veel overtredingen worden geconstateerd. De conclusie is dat de gebruikers en de technisch beheerders nagenoeg even vaak een overtreding veroorzaken. De nalevingspercentages zijn gebaseerd op de beoordeling van de meest voorkomende activiteiten met een hoge milieurelevantie. Deze activiteiten fungeren als prestatie-indicatoren voor de naleving bij Defensie-inrichtingen. In onderstaande tabel zijn de nalevingspercentages per activiteit (of installatie) weergegeven (gemiddelden van drie jaar). Activiteiten die lager dan 70% scoren zijn oranje gemarkeerd. Voor activiteiten die slechts enkele malen zijn gecontroleerd, worden geen percentages weergegeven omdat deze niet representatief zijn. Activiteit
Naleef-%
Activiteit
Naleef-%
Koelinstallatie (CFK)
61%
Munitieopslag magazijn
63%
Koelinstallatie (HFK)
52%
Munitieopslag kleine hoeveelheden
72%
Ondergrondse tank (PGS 28)
77%
Schietbaan personeel
59%
Bovengrondse tank (PGS 30)
68%
Schietbaan beproeving
Opslag vloeibare zuurstof (PGS 9)
71%
Handgranaatbaan
Opslag accuzuur
83%
Galvano- en manganeerproces
Opslag propaan (PGS 19)
77%
Motorproefstand
89%
Opslag gevaarlijke stoffen kast/kluis (CPR 15)
79%
Vloeistofdichte vloer
81%
Opslag gevaarlijke stoffen gebouw (CPR 15)
66%
Noodstroomaggregaat
73%
Opslag gevaarlijke stoffen gebouw (PGS 15)
100%
BOS-pomp3
78%
75% -
Opslag gasflessen (PGS 15)
43%
Olie-water-slib-scheider
66%
Werkplaats spuiten
82%
Tijdelijke opslag van grond
80%
Gritstalen en antiroest
74%
Stookinstallatie (BEES-B)
81%
Munitiewerkplaats en -onderhoud
46%
Hydrazine (opslag)
Munitieopslag terrein
63%
-
Tabel 3: Naleefpercentages per type installatie
3 BOS: Brandstoffen, Oliën en Smeermiddelen Pagina 17 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
3.1.2
Bouw en brandveilig gebruik Van bevindingen bij bouw en brandveilig gebruik is in deze periode nog geen sprake, omdat deze toezichttaak pas op 1 oktober 2010 naar de VI is overgegaan. De eerste maanden zijn vooral gebruikt om vergunning- en handhavingdossiers van gemeenten over te nemen en om in het veld kennis te maken met deze nieuwe taak.
3.2
Systeemgericht toezicht In de periode van 2009 tot 2010 zijn acht systeemgerichte controles uitgevoerd bij inrichtingen die zijn ingedeeld in categorie zwaar. In zeven gevallen was de controle gericht op milieuwet en -regelgeving en in één geval op bouwwet- en regelgeving. De controles hadden het karakter van een quick scan. De resultaten moeten dan ook als indicatief worden beschouwd. Vanwege de vertrouwelijkheid van de gegevens worden in dit rapport geen namen van inrichtingen genoemd. De resultaten zijn wel uitgebreid teruggekoppeld aan de verantwoordelijken van de desbetreffende organisatieonderdelen. De elementen van de managementsystemen die zijn onderzocht zijn: Systeem wettelijke kaders Het systeem wettelijke kaders is het geheel aan maatregelen dat een bedrijf neemt om ervoor te zorgen dat het aan de wettelijke eisen voldoet. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met het feit dat wettelijke eisen voortdurend kunnen veranderen. Visie en gedrag Een belangrijk onderdeel van compliance management is de vraag of het bedrijf een gedragen visie heeft op regelnaleving (compliance) en of deze visie daadwerkelijk wordt omgezet in gedrag dat is gericht op compliance. Kwaliteitsdenken, opleiding, zelfkritische houden en continue verbetering Een kenmerk van het compliance management systeem is dat het kwaliteitsdenken specifiek wordt ingezet voor de borging van naleving van wettelijke eisen. Proactiviteit Bij een bedrijf met een effectief compliance management systeem ziet een functionaris of een afdeling toe op de naleving binnen de eigen organisatie. Moeilijk na te leven eisen worden door het bedrijf bij de overheid aangekaart voordat er problemen of discussies over ontstaan. Hieronder volgen per systeemelement de belangrijkste bevindingen.
3.2.1
Systeem wettelijke kaders Geen van de inrichtingen beschikte over een (100%) compleet en actueel register van de geldende wet- en regelgeving. Zonder deze ‘basiskennis’ kan van adequaat milieumanagement geen sprake zijn. Ook voor het interne toezicht bleek men gebruik te maken van verouderde en daardoor niet actuele vragenlijsten.
3.2.2
Visie en gedrag Bij diverse controles zijn beleidsverklaringen aangetroffen waarin het management aangeeft dat zij regelnaleving verwacht van haar medewerkers. Pagina 18 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Voor alle onderzochte inrichtingen geldt dat regelnaleving impliciet aan de orde komt, maar niet expliciet is opgenomen in gedragcodes, procedures of overleggen. Toch is het bekend bij medewerkers dat regelnaleving wordt nagestreefd.
3.2.3
Kwaliteitsdenken, opleiding, zelfkritische houden en continue verbetering Bij bijna alle controles bleek men te werken aan een milieumanagementsysteem volgens de ISO-14001 methodiek. Bij één controle was een deel van de organisatie gecertificeerd. Regiodirecties van de DVD zijn gecertificeerd conform ISO-9001 normen. De evaluatie van nalevingsprestatie blijkt echter onderbelicht. Er wordt niet gezocht naar gedeelde redenen voor afwijkingen of (potentiële) trends. Wel worden afwijkingen geregistreerd. In de meeste gevallen bleken er geen concrete doelstellingen te zijn om het aantal afwijkingen terug te dringen. De DVD houdt toezicht op de uitvoering van het bestek. Dit staat echter niet gelijk aan toezicht op wet- en regelgeving. In een bestek, dat de DVD opstelt, wordt wel opgenomen dat geldende wet en regelgeving nageleefd moet worden, maar er is geen uitwerking van de relevante wet- en regelgeving aanwezig. DVD-breed is impliciet het doel bekend van volledige naleving van wet- en regelgeving, maar men meet deze naleving echter niet. Hierdoor kan niet worden gestuurd op verbetering van de naleving.
3.2.4
Proactiviteit Interne controles en audits worden bij enkele inrichtingen uitgevoerd. In enkele gevallen bleek er een vastgesteld controleprogramma aanwezig te zijn. Degenen die de interne controles uitvoeren zijn onvoldoende op de hoogte welke wettelijke eisen gelden voor hun afdeling. Zij weten dus niet of zij het juiste controleren. Ook de functionarissen van kwaliteitszorg, arbozorg en milieuzorg (KAM) zijn onvoldoende op de hoogte van de wettelijke eisen. Doordat niet bekend is wat de laatste regelgeving is en de staf verantwoordelijk is voor het beheer van de vergunning en de vertaling van voorschriften, zullen de interne controleurs fouten niet altijd herkennen. Bij de DVD is een auditteam aanwezig voor het intern auditten van systemen. Er is daarbij echter geen onafhankelijke functionaris belast met intern toezicht op bouwregelgeving.
3.2.5
Projectgroep systeemgericht toezicht Defensie en VI hebben samen een ‘projectgroep systeemgericht toezicht’ opgericht. In de zomer van 2010 is samen met Defensie besloten om voor de milieuwetgeving over te gaan naar systeemgerichte toezicht. Voor bouwen en brandveiligheid wordt in 2011 besloten of hiertoe wordt overgegaan. Door de projectgroep worden de voorwaarden ingevuld om systeemgericht toezicht mogelijk te maken.
Pagina 19 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
3.3
Concernaanpak Voor de volgende activiteiten zijn nalevingsafspraken gemaakt: Olie-water-slibscheiders. Vloeistofdichte vloeren. Bovengrondse tanks. CFK’s op schepen. Door het maken van landelijke nalevingsafspraken zijn vele overtredingen opgeheven op een voor Defensie kosteneffectieve manier. Verder zijn op centraal niveau afspraken gemaakt die moeten voorkomen dat verboden stoffen worden ingekocht en gebruikt. Dergelijke afspraken zijn gemaakt in het kader van REACH en biociden. Gebleken is dat de afspraken goed worden nageleefd.
3.4
Overige onderwerpen In de periode waarover nu verslag is gedaan, zijn zes systeemgerichte controles uitgevoerd bij militaire luchtvaartterreinen en de schietrange Vliehors. Hierbij zijn geen overtredingen of andere onregelmatigheden geconstateerd. Zoals hiervoor aangegeven worden vanaf 2010 geen tweedelijns controles meer uitgevoerd. Voor de REACH-verordening en het gebruik van biociden zijn enkele overtredingen geconstateerd. Deze zijn door middel van bestuursdwang opgeheven.
Pagina 20 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
4
Conclusies
Klassiek toezicht Het gemiddelde nalevingspercentage in de jaren 2008 tot en met 2010 bedroeg 67%. Dat wil zeggen dat bij circa een derde van alle gecontroleerde activiteiten essentiële overtredingen zijn geconstateerd. Dit is voor een Rijksoverheid, waar een voorbeeldfunctie van verwacht mag worden, een lage score. In een termijn van drie jaar, zijn door de toezichthouders van de VI bij 1013 activiteiten essentiële overtredingen geconstateerd die een bedreiging vormden voor de omgeving en/of het milieu. Mede door toedoen van de VI zijn deze overtredingen inmiddels opgeheven. Op basis van de jaarlijkse nalevingspercentages is geen positieve ontwikkeling waarneembaar. De gelijkblijvende nalevingsprestaties duiden op de aanwezigheid van een ‘onzichtbaar plafond’ die vooral te maken lijkt te hebben met knelpunten op het organisatorische vlak. Met de huidige werkwijze binnen Defensie lijkt het verbeteren van de naleving niet aannemelijk. Er zijn organisatiebrede maatregelen nodig. Dit rapport bevat daarvoor een aantal handvatten. Activiteiten waar de meeste overtredingen worden geconstateerd (met minder dan 70% naleving) zijn: Koelinstallaties. Bovengrondse tanks. Opslag van gasflessen. Opslag- en werkplaatsen voor munitie. Schietbanen. Olie-water-slibscheiders.
Systeemgericht toezicht Geen enkele van de onderzochte inrichtingen beschikt over een volledig en actueel overzicht van geldende wet- en regelgeving. Het ontbreken van een actueel en compleet overzicht heeft negatieve gevolgen voor de inhoud en het effect van interne controles. Overal zijn beleidsverklaringen aangetroffen waarin gesteld wordt dat geldende weten regelgeving wordt nageleefd. In gedragscodes komt niet expliciet, maar wel impliciet, regelnaleving aan de orde. Hoewel bijna alle onderdelen aangeven 100% naleving na te streven, zijn nalevingdoelen niet verder uitgewerkt. Daardoor kan er ook niet gestuurd worden op naleefgedrag of een directiebeoordeling uitgevoerd worden. Omdat niet duidelijk is wat gemeten wordt, is het ook niet mogelijk om resultaten te meten. Sommige defensieonderdelen zijn al gecertificeerd, andere niet. Wel zijn alle onderdelen bezig met het opzetten van systemen die gecertificeerd kunnen worden. Een aantal onderzochte inrichtingen houdt interne controles. Hiervoor worden checklists opgesteld. Een belangrijk aandachtspunt is echter dat de gebruikte checklists niet goed zijn afgestemd op de vigerende wet- en regelgeving. Zo ontstaat de situatie dat er wel controles uitgevoerd worden, maar dat deze de verkeerde zaken opleveren.
Pagina 21 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Overall beeld Uit de nalevingspercentages blijkt dat de naleving over de drie jaren, ondanks de inspanningen binnen Defensie, ongeveer gelijk is gebleven. Er is geen verbetering zichtbaar. Kennelijk lukt het de organisatie niet om door het ‘onzichtbare plafond’ te breken en de naleving naar een aanvaardbaar niveau te brengen. Dit heeft vooral te maken met organisatorische factoren. De belangrijkste reden is dat de middelen ontoereikend zijn. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om actuele wettelijke overzichten van de geldende regelgeving maar ook om actuele vragenlijsten voor het uitvoeren van interne controles. Het is daarom nodig dat binnen Defensie volwaardige managementsystemen worden opgezet en geïmplementeerd. Vooral deze implementatie, inclusief intern toezicht gevolgd door het snel herstellen van tekortkomingen, heeft de afgelopen jaren onvoldoende aandacht gekregen. In samenhang hiermee zal de Inspectie steeds meer overgaan op systeemgericht toezicht. Dit overgangsproces is inmiddels stevig in gang gezet.
Pagina 22 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Bijlage 1: vragenlijsten milieu Nr.
Activiteit (installatie of voorziening)
1
(H)CFK vaste installatie > 3kg
2
HFK vaste installatie > 3kg
3
Natte koeltorens
4
Ondergrondse tank vloeibare brandstof en afgewerkte olie
6
Bovengrondse tank tot 150 m3 vloeibare brandstof en afgewerkte olie
7
Bovengrondse verticale cilindrische tank brandbare vloeistoffen
8
Opslag vloeibare zuurstof van 0,45 – 100 m3
9
Vaste brandblusinstallatie
10
Bovengrondse opslag gevaarlijke (afval)stoffen - accuzuur
11
Bovengrondse oplag propaan > 0,15 m3
12
CPR 15-1 kast en kluis
13
CPR 15-1 gebouw
14
PGS 15 kast en kluis
15
PGS 15 gebouw
16
Opslag gasflessen (PGS 15)
17
Werkplaats verfspuiten
18
Gritstralen
19
Werkplaats en onderhoudsgebouw munitie
20
Complex munitie-opslag
21
Magazijn munitie-opslag
22
Munitie-opslag 2.000 – 10.000 patronen 1.4
23
Schietbaan voor reguliere oefening
25
Handgranaatbaan
26
Galvano- en manganeerproces
27
Motorenproefstand
28
Bodembescherming - vloeren
29
BOS-pomp
30
Locaties TOP
31
Olie-water-slibscheiders
32
NSA - noodstroomaggregaat
33
Stookinstallaties > 1 MW nominaal vermogen (BEMS)
34
Hydrazine (opslag en/of gebruik)
35
Afgifte (gevaarlijk) afval
Pagina 23 van 24
VROM-Inspectie | Meerjarenbeeld Defensietoezicht 2008 - 2010 | november 2011
Bijlage 2: controles per defensieonderdeel Commando Landstrijdkrachten
2008
2009
2010
Activiteiten aanwezig
480
763
538
Activiteiten gecontroleerd
269
321
165
Activiteiten geen overtreding
144
246
121
15
18
9
2008
2009
2010
Activiteiten aanwezig
76
129
135
Activiteiten gecontroleerd
48
35
77
Activiteiten geen overtreding
21
30
47
Gecontroleerde inrichtingen
24
34
24
Commando Luchtstrijdkrachten
2008
2009
2010
Activiteiten aanwezig
Gecontroleerde inrichtingen Commando Zeestrijdkrachten
1629
763
656
Activiteiten gecontroleerd
552
321
341
Activiteiten geen overtreding
347
246
206
8
18
11
2008
2009
2010
Activiteiten aanwezig
405
484
292
Activiteiten gecontroleerd
304
242
208
Activiteiten geen overtreding
159
187
154
17
13
6
2008
2009
2010
Activiteiten aanwezig
51
11
64
Activiteiten gecontroleerd
41
11
40
Activiteiten geen overtreding
20
9
37
7
1
9
Gecontroleerde inrichtingen Defensie Materieel Organisatie
Gecontroleerde inrichtingen Commando DienstenCentra
Gecontroleerde inrichtingen
Toelichting: Activiteiten aanwezig: dit zijn het aantal activiteiten (of installaties) die aanwezig waren op de gecontroleerde inrichtingen. Bij aanvang van iedere controle wordt een dergelijke inventarisatie gemaakt. Activiteiten gecontroleerd: het aantal activiteiten (of installaties) dat daadwerkelijk is geïnspecteerd door de toezichthouder van de VI. Activiteiten geen overtreding: het aantal activiteiten (of installaties) waarbij geen essentiële overtredingen zijn geconstateerd. Gecontroleerde inrichtingen: aantal inrichtingen dat in dat jaar is gecontroleerd door een toezichthouder van de VI.
4 De Nieuwe Haven wordt als één inrichting geteld. Pagina 24 van 24