Meer ondernemerschap met minder regels
Rapportage implementatieplannen Gemengde Commissie ALLEZ
December 2003
1
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Inleiding
3
Hoofdstuk 2: Afspraken
4
Hoofdstuk 3: Concrete reductievoorstellen bestaande regelgeving
6
Hoofdstuk 4: Prijzenwet
21
Hoofdstuk 5: CBS
24
Bijlage 1: Samenstelling werkgroepen Bijlage 2: Toelichting op de administratieve lasten in de prijzenwet Bijlage 3: Alternatieve beleidsinstrumenten en administratieve lasten
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
Administratieve lasten zijn de kosten van het bedrijfsleven om te voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat daarbij om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie. Niet alle wet- en regelgeving is nodig en daarnaast kunnen regels die wel nodig zijn soms slimmer worden vormgegeven of uitgevoerd. Administratieve lasten kunnen uit deze onnodige of onhandige regels voortvloeien. Er zijn te veel administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De omvang hiervan is ongeveer € 17 miljard. Het kabinet heeft zich tot doel gesteld om dit met 25% te verminderen. EZ moet hier uiteraard ook aan bijdragen.
Met dit rapport geeft EZ invulling aan bovenstaand thema. Het rapport bevat concrete aanbevelingen om administratieve lasten voortvloeiend uit EZ-regelgeving te reduceren. Naast aanbevelingen biedt het een bijbehorend implementatieplan
Dit rapport vormt een resultaat van de werkzaamheden van de Gemengde Commissie administratieve lasten reductie EZ en haar vier werkgroepen. In de periode mei november 2003 heeft de Commissie dit rapport opgesteld. Hierbij is niet alleen gekeken naar de omvang van de administratieve lasten maar ook hoe deze lasten door de ondernemer worden ervaren. Sommige informatieverplichtingen zijn qua omvang van de administratieve lasten misschien niet zo groot, maar worden gevoelsmatig als grote last ervaren doordat deze zinloos worden gevonden. Aan de andere kant kunnen informatieverplichtingen die qua omvang groot zijn, maar wel zinvol, gevoelsmatig niet als een grote last door het bedrijfsleven worden ervaren.
Het rapport kent de volgende opbouw. Hoofdstuk 2 geeft inzicht in de afspraken die zijn gemaakt rond het onderwerp. Vervolgens schetst hoofdstuk 3 concrete aanbevelingen voor de beleidsterreinen ordening, energie en telecom en post. Hoofdstuk 4 gaat specifiek in op de Prijzenwet. Hoofdstuk 5 gaat in op de aanbevelingen voor administratieve lastenreductie bij het CBS.
3
Hoofdstuk 2 2.1
Afspraken
Afspraken hoofdlijnenakkoord
In dit rapport is uitgewerkt hoe EZ kan voldoen aan de afspraken in het hoofdlijnenakkoord “Meedoen, meer werk en minder regels”. Dit akkoord meldt dat elk ministerie een taakstellende doelstelling heeft om netto 25% administratieve lasten te reduceren ten opzichte van 31 december 2002 en dit te bereiken eind 2006. Netto betekent dat ieder ministerie er rekening mee moet houden dat tegelijkertijd ook nieuwe aanwas van administratieve lasten plaatsvindt. In de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord zijn de volgende afspraken gemaakt. Ieder departement moet hiertoe uiterlijk in het najaar van 2003 het totaal aan administratieve lasten van haar eigen wet- en regelgeving in kaart hebben gebracht en geeft tevens aan of de administratieve lasten voortkomen uit internationale of nationale regelgeving. Daarnaast moet elk departement in de zomer van 2003 een gemengde commissie (bestaande uit ambtenaren en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven) instellen, die tot taak krijgt het reductiepotentieel te identificeren. De gemengde commissie stelt een scenario op voor een reductiepotentieel van 25 procent. De nulmeting, het in kaart brengen van het reductiepotentieel en de inventarisatie van de verhouding tussen het nationale en het internationale deel van de opgelegde lasten moeten voor 31 december 2003 zijn afgerond.
2.2
Gemengde Commissie EZ
Op 20 maart 2003 heeft de Bestuursraad de instelling van de Gemengde Commissie EZ voor de reductie van administratieve lasten bij EZ geaccordeerd. Vervolgens is deze op 14 mei 2003 van start gegaan onder het thema Administratieve Lasten Lager bij EZ. De slogan is sindsdien: "ALLEZ!”. In de periode mei - november 2003 heeft de Commissie, in samenwerking met de betrokken dossierhouders, juristen van het ministerie van EZ en het bedrijfsleven het reductiepotentieel in kaart gebracht en hiervoor implementatieplannen ontworpen. De Commissie zal de realisatie van de reductie tot 2006 begeleiden.
4
Uitgangspunt voor de Gemengde Commissie is de nulmeting geweest die de 1
administratieve lasten per 31 december 2002 weergeeft . Om het reductiepotentieel in kaart te brengen is de Commissie ondersteund door een viertal werkgroepen, te weten Ordening, Energie, Telecom & Post en CBS. Deze werkgroepen dekken de vier clusters van EZ-regelgeving. Bijlage 1 biedt nader inzicht in de samenstelling van de Gemengde Commissie en de werkgroepen.
EZ heeft de nulmeting in november 2003 afgerond. Daarnaast is de verhouding tussen het nationale en het internationale deel van de administratieve lasten in kaart gebracht. Verder zijn de reductievoorstellen in kaart gebracht. De reductievoorstellen worden op hoofdlijnen in dit rapport weergegeven. Over deze punten wordt in hoofdstukken 3, 4 en 5 gerapporteerd. De reductievoorstellen tellen op tot een brutoreductiepercentage (dus in bestaande wetgeving) van 33% exclusief de Prijzenwet en 19% inclusief de Prijzenwet en netto (dus inclusief compensatie voor te verwachten regelgeving 32% en 19%). Daarnaast worden aanvullende reductievoorstellen gepresenteerd waarvan kwantificering op dit moment nog niet mogelijk is. Uit bovenstaande blijkt dat de invloed van de Prijzenwet op het totaal reductiepotentieel van de administratieve lasten veroorzaakt door EZ bepalend is. Het is echter niet eenvoudig om de administratieve lasten van deze wet te reduceren. In hoofdstuk 4 wordt hierop nader ingegaan..
1
EIM, administratieve lasten EZ-regelgeving 2002.
5
Hoofdstuk 3 Concrete reductievoorstellen bestaande regelgeving Dit hoofdstuk bevat de gesignaleerde reductiemogelijkheden, zoals vastgesteld door de Commissie. Allereerst schetst paragraaf 3.1 een totaalbeeld van de gevonden reducties in het licht van de kwantitatieve doelstelling van 25 procent. Er wordt hierbij ook ingegaan op de resultaten van het onderzoek naar de herkomst van regelgeving. Vervolgens geven paragrafen 3.2, 3.3, 3.4 een beeld van de belangrijkste aanbevelingen voor de wetgevingsclusters ordening, energie en telecom en post. Per cluster wordt ook aangegeven wat de herkomst is van de betreffende wet- en regelgeving.
3.1
Totaalresultaat
Reducties Onderstaande tabel geeft per wetgevingscluster een beeld van de omvang van de administratieve lasten en gesignaleerde reductie(percentages).
Tabel 1: Overzicht totaalresultaat administratieve lasten en voorgestelde reducties Beleidsterrein Administratieve lasten
Omvang
Bruto
Omvang
Netto
brutoreducties
reducties
nettoreducties
reducties
in %
in %
Ordening 1
€ 83.762.348
€ 31.847.076
38%
€ 31.847.076
38%
Energie
€ 16.286.316
€ 7.375.017
45%
€ 6.024.432
36%
Telecom en
€ 74.788.720
€ 19.910.713 + pm
≥ 27%
€ 19.910.713 + pm
≥ 27%
€ 23.511.000
€ 6.000.000 + pm
≥ 26%
€ 6.000.000
≥ 26%
€ 198.348.384 € 65.132.806 + pm
≥ 33%
€ 63.782.221
≥ 32 %
Post CBS Totaal excl. Prijzenwet
Ordening 2
€ 474.113.590
€ 60.880.808
13%
€ 60.880.808
13%
€ 672.461.974
€ 126.013.614
≥ 19%
€ 124.663.029
≥ 19%
(Prijzenwet) Totaal incl. Prijzenwet
In tabel 1 is de Prijzenwet apart opgenomen als ‘ordening 2’. De Prijzenwet geeft met een administratieve last van ca. € 474.000.000 (71% van het EZ-totaal) een vertekend beeld
6
wanneer het onderdeel uitmaakt van het geheel en wordt daarom apart belicht in hoofdstuk 4. Het voorgestelde reductiepercentage inclusief de prijzenwet bedraagt 19%. Hierin zijn ook de inschattingen voor reductiepotentieel voor de Telecom en Postwet op genomen. De reductievoorstellen voor CBS staan in hoofdstuk 5.
Wet- en regelgeving rond subsidieverlening levert ook administratieve lasten op. De administratieve lasten van subsidies maken echter om technische redenen geen deel uit van de nulmeting en de kwantitatieve kabinetsdoelstelling en zijn ook niet opgenomen in de nulmeting. Deze vallen dus buiten de scope van dit onderzoek en worden aangepakt in een apart rijksbreed traject binnen de Interdepartementale Projectdirectie Administratieve Lasten.
Herkomst van regelgeving De verhouding tussen het nationale en het internationale deel van de administratieve lastenverplichtingen is voor EZ in kaart gebracht. Figuur 1 geeft het overall resultaat voor EZ, inclusief en exclusief de prijzenwet. Hierin geeft categorie A het aandeel administratieve lasten dat rechtstreeks voortvloeit uit internationale verplichtingen, categorie B het aandeel administratieve lasten dat voortvloeit uit internationale verplichtingen met een nationale kop en categorie C het aandeel administratieve lasten dat voortvloeit uit nationale wet- en regelgeving. De administratieve lasten vloeien vrijwel geheel voort uit internationale wet- en regelgeving. Als we de prijzenwet buiten beschouwing laten worden de administratieve lasten nog steeds voor meer dan de helft veroorzaakt door internationale regelgeving.
Verdeling AL in categorieën, incl. Prijzenwet
Verdeling AL in categorieën excl. Prijzenwet
13% 28%
8%
44%
79%
29%
categorie a categorie b categorie c
categorie a categorie b categorie c
Figuur 1: Overzicht herkomst administratieve lasten EZ-regelgeving
7
3.2
Ordening
De werkgroep Ordening heeft zich gericht op de wetten die in termen van administratieve lasten de grootste lastenveroorzakers zijn. Tabel 2 geeft een beeld van deze wetten en de hierbij gesignaleerde reducties. De reductiemogelijkheden van de Colportagewet, Winkeltijdenwet, Vestigingswet, IJkwet en de Uitvoeringswet Verdrag Chemische Wapens zijn nog niet onderzocht en zullen in 2004 alsnog in kaart gebracht worden. Deze wetten vertegenwoordigen in totaal aan administratieve lasten ca. € 3.200.000.
Tabel 2: Overzicht reductievoorstellen ordening Reductievoorstellen
Reductie
Reductiepercentage
Handelsregisterwet: nulmeting € 28.575.145 • Online inschrijving KvK • Online wijzigen bedrijfsgegevens • Reductie handelingen agv ICT • Schrappen verplichte advertentie Stcrt. • netto effect uitbreiding inschrijvingsplicht Totale reductie
€ 1.570.000 € 4.700.000 € 1.800.000 € 729.861 -/- € 1.900.000 € 6.899.861
24,1%
Beneluxwet: nulmeting € 10.752.590 • Inzet ICT bij aanvraag en raadpleging register Totale reductie
€ 2.956.962 € 2.956.962
27,5%
Octrooiwet: nulmeting € 23.782.400 • Afschaffing waarmerkverplichting • Afschaffing vertalingsverplichting (excl.conclusies) Totale reductie
€ 8.980.000
37,8%
In- en uitvoerwet: nulmeting € 9.684.800 • Vervallen handelsquota Totale reductie
€ 9.430.214 € 9.430.214
97,3%
Waarborgwet : nulmeting € 5.358.368 • Verhogen Keuringsdrempels Totale reductie
€ 2.900.000 € 2.900.000
54,1%
Mededingingswet : nulmeting € 2.380.235 • Afschaffing ontheffingssysteem • Invoer facultatieve bezwaarprocedure Totale reductie
€ 592.000 € 88.000 € 680.000
28,6%
Overige wetten: nulmeting € 3.228.809 • reductievoorstellen pm (2004)
pm
pm
€ 975.000 € 8.005.000
Totaal reductie Ordening: (nulmeting € 83.762.348) € 31.847.076
≥ 38,0%
In figuur 2 hieronder staat een overzicht van de herkomst van de ordeningsregelgeving. Het blijkt dat meer dan de helft van de administratieve lasten in dit segment afkomstig zijn van nationale regelgeving.
8
V erdeling AL in cat e g o r i e ën exclusief P r i j z e nwet
V erdeling AL in cat e g o r i e ën inclusief P r i j z e nwet
€25.437.200 ; 34%
€8.183.600 ; 1%
€41.700.500 ; 8%
€41.128.200 ; 55% €8.183.600 ; 11%
cat egorie A
cat egorie B
cat egorie C
€ 498.974.700 ; 91% categorie A
cat egorie B
Figuur 2: Herkomst administratieve lasten ordeningsregelgeving
Handelsregisterwet De informatieverplichtingen in de Handelsregisterwet hebben betrekking op het inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK) en wijziging van bedrijfsgegevens. De met name aan ICT gerelateerde reductie-opties zullen leiden tot een substantiële reductie van de tijd die ondernemers hieraan besteden. De Kamers van Koophandel zijn bezig om deze ICT-faciliteiten te ontwikkelen. In eerste instantie richt de KvK zich op bedrijven die veel wijzigen in het handelsregister, waarmee een substantieel deel van de reductie kan worden gehaald. Als BZK - verantwoordelijk voor e-government - in overleg met andere departementen er in slaagt elektronische identificatie breed van de grond te trekken, zal dit een positief effect hebben op het halen van het resterende deel van de genoemde reductie van de administratieve lasten.
De optie om de verplichte publicatie van jaarstukken in de papieren Staatscourant (Sc) te vervangen door publicatie in een (gratis) elektronisch medium (niet noodzakelijkerwijs de Sc) leidt slechts tot beperkte reductie van administratieve lasten, aangezien de huidige publicatiekosten niet tot de administratieve lasten worden gerekend. Het schrappen van deze verplichting levert wel grote kostenvoordelen op voor het bedrijfsleven (schatting orde € 18 miljoen, doordat de advertentiekosten voor de Sc vervallen). Elektronische publicatie zal echter wel leiden tot omzetverlies bij de Sc.
Verder is overlap geconstateerd tussen de vrijwillige ERBO-enquête van de KvK’s en CBS- enquêtes. Aanbevolen wordt dat KvK en CBS bezien hoe deze overlap kan worden verholpen.
9
cat egorie C
In verband met het wetsvoorstel Personenvennootschappen van het Ministerie van Justitie, alsmede met de vulling van het nieuw op te zetten Basisbedrijvenregister (BBR) zijn aan de staatssecretaris opties voorgelegd om te komen tot uitbreiding van de inschrijfplicht Handelsregisterwet. Dit betekent dat bedrijven die voorheen uitgezonderd waren van inschrijving bij de Kamers van Koophandel, zoals vrije beroepsbeoefenaren, dit voortaan wel moeten doen. Dit gaat met structurele administratieve lasten gepaard. De reductie valt daarmee € 1,9 mln lager uit en komt op 24%. Invoering van het Basisbedrijvenregister zal los van de Handelsregisterwet netto een besparing aan administratieve lasten opleveren doordat minder gegevensuitvraag nodig zal zijn. In een 2
onderzoek van ECORYS-NEI is als conservatieve schatting een reductie van € 11 mln opgenomen voor de gehele overheid, inclusief gemeenten en PBO’s. Dit bedrag is niet nader uitgesplitst.
Beneluxwet Bij deponering van merken moeten onder andere gegevens worden aangeleverd aan het Merkenbureau. Door toepassing van ICT kan reductie van de administratieve lasten worden bereikt. De optie komt niet tot stand als gevolg van beleid van EZ, maar door beleid van het Benelux Merkenbureau in het kader van het project ‘BMBConnect’. Dit project beoogt gegevensuitwisseling middels ICT vlotter te doen verlopen, waardoor reducties vallen te boeken. Er zijn geen noemenswaardige risico’s omtrent de haalbaarheid van de gesignaleerde reducties.
Octrooiwet Nederland mag eisen stellen aan via het Europees octrooibureau aangevraagd octrooien, waarvan de dekking tot Nederland strekt. De voorgestelde opties hebben betrekking op afschaffen van de waarmerkverplichting en de verplichting tot vertaling van de aanvraag. Er blijft een vertalingsplicht voor de conclusies bestaan. De reductie bij de Octrooiwet bedraagt dan ca. 38%.
In- en uitvoerwet De EU kent beperkingen voor de invoer van bepaalde goederen. De reducties komen van rechtswege tot stand door het aflopen van de quota in 2005. Er is geen specifieke actie van EZ vereist. Doordat China is toegetreden tot de Wereldhandelsorganisatie is het geenszins de verwachting dat er nieuwe quota komen.
2
Actualisatie baten Basisbedrijvenregister. ECORYS-NEI, 20-08-2003.
10
Waarborgwet De waarborgwet stelt eisen aan de waarborging van edelmetalen voorwerpen die in Nederland worden verhandeld. Overwogen is voor te stellen de gehele Waarborgwet af te schaffen. Hiermee zou het systeem van verplichte waarborging komen te vervallen. VNO-NCW en MKB-Nederland hebben in de vergadering van de Gemengde Commissie aangegeven hiertegen te zijn vanwege de door hen veronderstelde vermindering van consumentenbescherming en door negatieve invloed op de exportpositie van Nederlandse producten. Uiteindelijk is gekozen voor het verhogen van de gewichtsdrempels voor verplichte keuring (goud en platina van 0,5 naar 1 gram, zilver van 1 gram naar 8 gram). De optie verlaagt de lasten rond deze wet met 54%.
Mededingingswet In de mededingingswet is een verplichting opgenomen voor de aanvraag van ontheffing voor concurrentiebeperkende afspraken tussen ondernemingen. Afschaffing van het ontheffingssysteem vereist politieke besluitvorming, maar is in lijn met Europese ontwikkelingen, zodat risico’s omtrent haalbaarheid minimaal zijn. Dit geldt eveneens voor de opties rond de in de wet opgenomen bezwaarprocedure. Onlangs is het kabinetsstandpunt over de Mededingingswet aan de Tweede Kamer voorgelegd. Hierin is opgenomen de afschaffing van de ontheffing en de invoering van de facultatieve procedure. Het reductiepercentage komt daarmee op ca. 29%. Belangrijk is dat ondernemers op eenvoudige wijze kunnen afleiden of ze voldoen aan NMa-verplichtingen, bijvoorbeeld via een self-assessment. Hier is een belangrijke taak voor de NMa weggelegd. Aanvullend zijn er twee voorstellen waarvoor een kwantitatieve berekening (nog) niet is te maken: een plan ter verbetering van gegevensuitwisseling en een plan ter verbetering van de ICT voorzieningen van de NMa. Deze plannen zullen tot leiden aanvullende reducties.
Beperking administratieve rompslomp bij aanbesteding Aanbestedingsregels staan momenteel niet in de EZ nulmeting. Een wettelijke omschrijving van bijbehorende informatieverplichtingen ontbreekt binnen de Aanbestedingswet. De huidige Aanbestedingswet bevat zelf dan ook geen administratieve lasten, maar biedt de aanbestedende dienst algehele vrijheid in het vragen van informatie aan bedrijven. Opdrachtnemers zijn verplicht zich te houden aan de gestelde vereisten, anders kunnen zij niet meedingen naar de opdracht. Uit de aanbestedingsregels komt als zodanig administratieve rompslomp voort.
11
In de Europese richtlijnen over aanbesteding staat dat landen een standaard formulier mogen opstellen met daarin de informatie eisen die gelden bij het aanbesteden. De invulling van het formulier brengt administratieve rompslomp met zich mee. Deze kan de overheid als volgt beperken: •
beperkt houden van de omvang van het standaardformulier (proportionaliteitsvereiste);
•
vergroting geldigheidsduur van het standaard formulier;
•
eenmalig overleg van bewijsstukken;
•
vergroten geldigheidsduur bewijsstukken.
Naar verwachting zal vóór 31 december 2006 nieuwe regelgeving rond aanbesteden van kracht worden. Dit naar aanleiding van een op handen zijnde nieuwe Europese richtlijn, de resultaten van de bouwfraude-enquête, en indicaties over gebrekkige naleving van de aanbestedingsregels. De nieuwe regelgeving zal naar verwachting vooral de nieuwe Europese richtlijn volgen en zal onder verantwoordelijkheid van EZ tot stand komen. Informatieverplichtingen die uit deze wetgeving voortvloeien leiden volgens de definitie tot administratieve lasten, terwijl waarschijnlijk de materiele netto administratieve rompslomp voor het bedrijfsleven (zie eerste alinea boven) door deze nieuwe regelgeving juist wordt beperkt. Nog onduidelijk is wat de omvang van deze 'nieuwe' administratieve lasten zal zijn. Het is daarnaast de vraag of EZ deze administratieve lasten zou moeten compenseren, zeker indien er juist een materiele netto reductie in administratieve rompslomp zou worden gerealiseerd. Door de gekozen definitie kan deze reductie echter niet als reductie van administratieve lasten geteld worden. De Gemengde Commissie adviseert dan ook om de aanbestedingsregels onder te brengen in een apart traject.
12
3.3
Energie
De reductievoorstellen van de werkgroep Energie richten zich op de Elektriciteitswet, de Gaswet, de Wet Energiebesparing Toestellen en de Mijnbouwwet. Voor de Wet Voorraadvorming Aardolie Producten, de Wet Uitvoering Energieprogramma’s zijn geen reductievoorstellen opgenomen gezien de geringe omvang van de administratieve lasten.
Tabel 3: Overzicht reductievoorstellen Energie Reductievoorstellen
Reductie
Elektriciteitswet: nulmeting € 7.880.628 • Efficiënter organiseren algemene informatie verplichtingen • Beperking informatieverplichtingen netbeheerders • Beperking informatieverplichtingen leveranciers • Beperking informatieverplichtingen codes DTe • Vervallen Wet energiedistributie Totale reductie Gaswet: nulmeting € 3.828.260 • Efficiënter organiseren algemene informatie verplichtingen • Beperking informatieverplichtingen netbeheerders • Beperking informatieverplichtingen leveranciers • Beperking informatieverplichtingen Gasunie • Vervallen Wet energiedistributie Totale reductie
Reductiepercentage
€ 283.950 € 891.997 € 1.006.024 -/- € 97.067 € 45.000 € 2.129.904
27 %
€ 494.400 € 643.600 € 736.653 € 242.500 € 76.800 € 2.195.153
57%
Wet energiebesparing toestellen: nulmeting € 3.043.260 € 2.030.000 • Besluit etikettering personenauto’s: extra informatieverstrekking aan consumenten vervalt per 2004 Totale reductie € 2.030.000
67%
Mijnbouwwet: nulmeting € 1.429.025 • Per 1 januari 2003 nieuwe mijnbouwregelgeving in werking getreden. (admin. lasten € 1.786.365, reductiepotentieel € 1.377.000) Totale reductie
€ 1.019.960
71%
Wet Voorraadvorming aardolieproducten en Wet Uitvoering energieprogramma’s: nulmeting € 105.214 • Geen reductievoorstellen gezien geringe omvang Totale reductie
0
0%
Totale administratieve lasten per 31-12-2002 € 16.286.387 Totaal reductie Energie per november 2003
€ 7.375.017
45%
13
67%
€ 1.019.960
In figuur 3 hieronder staat een overzicht van de herkomst van de energieregelgeving. Het blijkt dat meer dan de helft van de administratieve lasten afkomstig zijn uit nationale regelgeving.
Ver del ing A L i n c a t e gor ieën
€3.2 61.40 0 ; 23%
€8 .146.100 ; 58%
€2.661.3 00 ; 19% cat eg ori e A
c at ego ri e B
categor i e C
Figuur 3: Herkomst administratieve lasten uit energieregelgeving
In de volgende tabel zijn de administratieve lasten opgenomen die voortvloeien uit de nieuwe Interventiewet, de implementatie van de nieuwe Richtlijnen met betrekking tot elektriciteit en gas en de Richtlijn Duurzaam. De administratieve lasten die voortkomen uit aan deze regelgeving (mn. de Intereventiewet en de Implementatie van de nieuwe Richtlijnen) onderliggende regelingen zijn hierin nog niet meegenomen. De omvang van deze lasten zal naar verwachting gering zijn.
Tabel 4: Verwachte administratieve lasten voortvloeiend uit toekomstige regelgeving Wet
Toename
Interventiewet mbt elektriciteit • Uit de interventiewet vloeien extra lasten voort inzake elektriciteit
€ 204.250
Interventiewet mbt gas: • Uit de interventiewet vloeien extra lasten voort inzake gas
€ 572.335
Richtlijn duurzaam € 300.000 (2003) • Implementatie Richtlijn duurzaam extra lasten Implementatie vd Europese Richtlijnen mbt elektriciteit • Hieruit vloeien extra lasten voort inzake elektriciteit
€ 300.000
€ 232.800
14
Reductie percentage
Implementatie vd Europese Richtlijnen mbt gas • Hieruit vloeien extra lasten voort inzake gas
€ 43.200
Totaal nog te verwachten lasten per november 2003 Per Saldo reductie percentage t.o.v. de administatieve lasten per 31/12/02
€ 1.350.585 36%
Elektriciteitswet en Gaswet De administratieve lasten van het op de hoogte blijven van wijzigingen in regelgeving zijn nu hoog, doordat er veel wijzigingen optreden. In de komende jaren zullen deze administratieve lasten afnemen doordat de regelgeving zich stabiliseert. Verder worden voorstellen gedaan om de wijzigingen op een klantvriendelijker manier aan te bieden door informatie te bundelen en integrale wetsteksten en codes aan te bieden in plaats van alleen de wijzigingen.
De kosten van beroep en bezwaar zijn ook vrij fors. De verwachting is dat deze gaan dalen door aanpassing van de AWB, waardoor het verplichte bezwaar voor beroep komt te vervallen.
De kosten van het toezicht zijn hoog doordat de informatiebehoefte van DTe vrij groot is en de gevraagde informatie niet altijd aansluit op de gegevens zoals bedrijven die in hun eigen administraties bijhouden. In het kader van verlichten van administratieve lasten wordt gewerkt aan een andere toezichtsfilosofie voor de DTe: minder uitgebreide rapportages van de bedrijven aan DTe en meer steeksproefsgewijze controles van de DTe bij de bedrijven.
De elektriciteitscodes, die destijds door de bedrijven zelf zijn voorgesteld, blijken behoorlijke administratieve lasten te veroorzaken. De bedrijven zijn gekomen met voorstellen om deze lasten te verlagen.
Al met al kan ten opzichte van de nulmeting 2002 een reductie van 45% worden behaald. Dit is echter voor 2006 een vertekend beeld. Samenhangend met de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt staat er nog regelgeving op stapel, die veel informatieverplichtingen en, daarmee, administratieve lasten voor bedrijven zullen veroorzaken. Zo is er het een en ander aan regelgeving te verwachten op het gebied van voorzieningszekerheid en consumentenbescherming, waardoor de administratieve lasten van de elektriciteits- en gaswet zullen toenemen. Deze zijn in de tweede tabel
15
opgenomen. De getallen genoemd in de tabel beschrijven de eerste schattingen van de administratieve lasten voortvloeiend uit de Interventiewet (€ 776.585), de implementatie van de nieuwe Richtlijnen (€ 276.000) en de implementatie van de duurzame energierichtlijnen (€ 300.000). Ook zullen er nog administratieve lasten voortvloeien uit de, nog te ontwikkelen, onderliggende regelgeving. Daarmee zal het reductiepercentage voor de energieregelgeving wél nog iets verder dalen. Het is op dit moment niet mogelijk een inschatting te maken wat uit deze nog te ontwikkelen regelgeving aan lasten zal voortvloeien. De verwachting is dat deze lasten beperkt zullen zijn. Per saldo wordt een reductie van 36% verwacht. Wet energiebesparing toestellen De Wet energiebesparing toestellen kent een groot reductiepotentieel door het vervallen van een forse administratieve lastenpost ten behoeve van informatieverstrekking aan de consument over autolabels. Mijnbouwwet Per 1 januari 2003 is de nieuwe mijnbouwwet van kracht geworden De administratieve lasten voortvloeiend uit de nieuwe Mijnbouwwet en onderliggende regelgeving liggen naar schatting in het overgangsjaar 2003 tussen de 1,75 en 2 miljoen euro. De administratieve lasten uit de nieuwe wet worden voor het overgrote deel veroorzaakt door het opstellen van verschillende rapportages zoals winning-, opslag-, sluitings- en verwijderingsplannen. De kosten die hiermee gemoeid gaan bedragen tenminste 1,5 miljoen euro in 2003. De administratieve lasten komen hiermee in 2003 hoger te liggen dan in 2002. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de eenmalige verplichting door de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Na 2003 geldt deze verplichting alleen nog voor nieuwe winningsactiviteiten en veranderingen in de huidige activiteiten. Een reductie van administratieve lasten van 1,37 miljoen ten opzichte van de nieuwe wet kan dus gerealiseerd worden na 2003, ten opzichte van de meting per 31-12-02 van de oude wet betekent dit een reductie van ruim 1 miljoen.
3.4
Telecom & Post
De reductievoorstellen van deze werkgroep richten zich op de Telecommunicatiewet en de Postwet.
16
In een oudere 0-meting waren eerder veel defecten en omissies geconstateerd (meetjaar 3
2000) .Daarom is in de afgelopen maanden de 0-meting van deze sectoren opnieuw uitgevoerd (meetjaar 2002). Hiervan treft u onderstaand de cijfers.
Tabel 5 : Overzicht te verwachten reducties Telecom en Post Reductievoorstellen
Reductie
Reductiepercentage
Telecomwet: nulmeting € 67.646.720 • Inschatting werkgroep Telecom en Post Totaal
€ 17.396.213 € 17.369.213
25,7%
Postwet: nulmeting € 7.142.000 • Inschatting werkgroep Telecom en Post Totaal: Totaal reductie Telecom en Post € 74.788.720
€ 2.514.500 € 2.514.500 € 19.910.713
35,2% 26,6%
In figuur 4 wordt de herkomst van de telecom- en postwet aangegeven. Deze figuur geeft aan dat de administratieve lasten ongeveer gelijk verdeeld zijn over de drie verschillende categorieën.
Figuur 4: herkomst administratieve lasten regelgeving telecommunicatie en post
Verdeling AL in categorieën: Totaal
30%
37%
33%
categorie A
categorie B
categorie C
Het reductiebedrag is gebaseerd op de posten die met tenminste enige zekerheid waren te kwantificeren. Het plan biedt goede perspectieven om 25% reductie te halen. In verband met de nieuwe Telecomwet zullen er enerzijds nog nieuwe lasten ontstaan, die op korte termijn moeilijk zjin te kwantificeren (zie onder), maar anderzijds bevat het plan
3
De uitkomsten van deze oude meting waren voor telecomwet en postwet respectievelijk 45 mln en
6 mln euro.
17
ook aanvullende reductie-activiteiten (vier namelijk) die nog niet gekwantificeerd kunnen worden.
Telecomwet Een aantal reductie-acties verwijst naar de nieuwe Telecomwet, en de consequenties hiervan voor de administratieve lasten. Het moment van inwerkintreding zal naar verwachting begin 2004 zijn. In verschillende reductie-acties wordt melding gemaakt van het regiem van de nieuwe Telecomwet en van een zgn ‘kan-bepaling’. Dit betekent dat de toezichthouder de volgende activiteiten/marktanalyses uitoefent, ter bepaling van het op een bepaald bedrijf/activiteit van toepassing zijn marktregiem en de daarbij horende informatieverplichtingen: 1. de totale markt onderscheidt en opdeelt in zgn ‘relevante markten’, 2. per relevante markt een analyse maakt: welk bedrijf heeft er daarop aanmerkelijke marktmacht, van welke marktimperfecties is er sprake, welke 4
remedies worden nodig geacht? Maatregelen die worden opgelegd dienen proportioneel met de geconstateerde imperfectie te zijn. De zwaarte van de administratieve last kan in de proportionaliteitsbeoordeling als nadeel worden meegewogen. 3. rapportage over effecten van de gekozen ordening
De marktanalyses zelf veroorzaken een bepaalde hoeveelheid administratieve lasten. Deze analyses leiden tot bepaalde wel/niet aanmerkelijke marktmacht vaststelling voor een bepaald bedrijf op een bepaalde (relevante) markt, en meer aanmerkelijke marktmacht leidt (doorgaans) tot meer remedies, waaraan vaak ook weer (meer) administratieve lasten verbonden (kunnen) zijn. Vooralsnog is dus de omvang van de beide categorieën administratieve lasten niet aan te geven.
Een aantal ingediende reductievoorstellen heeft betrekking op rapportage over storingen van het telecomnetwerk. Niet in alle gevallen was de organisatie van die rapportage zeer efficiënt. In deze rapportages kan in de praktijk waarschijnlijk wel meer doelgerichtheid worden gebracht. Dit neemt niet weg dat integriteit van de netwerken en continuïteit van communicatie belangrijke maatschappelijke en economische doelen blijven.
4
Bijv. Transparantie, Gescheiden boekhouding, Non-discriminatie, Kostenoriëntatie,
Tariefmaatregel, Toegang.
18
Met het stijgen van het belang van het beleid gericht op consumentenbescherming zijn in de afgelopen jaren nieuwe administratieve lasten geïntroduceerd. Consumentenbescherming en reductie van administratieve lasten zijn dus beleidsvelden die onderling een bepaalde spanning opleveren
Een aantal reductievoorstellen heeft betrekking op rapportageverplichtingen die aan de huidige partij(en) met aanmerkelijke marktmacht zijn opgelegd. Het schrappen van deze domeinen van informatieverstrekking kan invloed hebben op het speelveld van de concurrentie en op de marktontwikkeling (bijv de kwaliteit van huurlijnen). Verdere bevindingen : •
Gebleken is dat veel onnodige administratieve lasten kunnen worden vermeden wanneer bedrijf en toezichthouder in goed onderling overleg tot werkafspraken qua informatieaanlevering komen (timing, format). Afstemming op de cycli van de bedrijven reduceert al veel administratieve lasten.
•
Voorstellen in de sfeer van digitalisering van de informatiebevraging en processen van de toezichthouders hebben een interessante reductiepotentie; dit zijn tegelijk ook de acties/projecten die gepaard gaan met meerjarige implementatie en zijn op dit moment het lastigst te kwantificeren. Deze reductie activiteiten gaan dus compensatie voor evt stijgingen opleveren. Geconstateerd is dat in verband daarmee de algemene acceptatie en bekendheid met het werken met de electronische handtekening een belangrijke randvoorwaarde is. Ook kunnen toezichthouders een extra efficiency-winst bereiken indien zij afscheid kunnen nemen van de papieren stroom.
Postwet De reductie van administratieve lasten in de postsector is voor een aanmerkelijk deel bereikt door stroomlijning van de bevraging door de toezichthouder. Voornemen is dat de postmarkt over een aantal jaren geheel wordt geliberaliseerd. Liberalisering gaat doorgaans gepaard met een stijging van de administratieve lasten. Dit zal echter naar verwachting na 2006 gebeuren.
19
Hoofdstuk 4
Prijzenwet
Het wetgevingscluster Ordening brengt, inclusief de Prijzenwet, met zich mee aan administratieve lasten ca. € 550.000.000. De Prijzenwet, die één op één een implementatie is van een Europese richtlijn, maakt met ca. € 474.000.000 hiervan 85% uit. Op het totaal van de administratieve lasten van EZ heeft de prijzenwet een aandeel van ca. 71%. Dit heeft grote gevolgen voor de haalbaarheid van de 25% reductiedoelstelling. Gegeven het reductiepotentieel van de prijzenwet (ca. € 60 mln), zou er bij de overige regelingen nog ca. € 107 mln gevonden moeten worden om tot 25% te komen. Dit is een reductiepercentage van ongeveer 55% veel meer dan de huidige 32%. Een extra complicerende factor is hierbij dat er ook nog andere regelingen zijn die internationaal zijn voorgeschreven. Vandaar dat deze wet in dit rapport een aparte positie heeft, omdat anders de vergaande reductievoorstellen op andere terreinen hierdoor volledig worden overschaduwd. De administratieve lasten van de prijzenwet worden namelijk voor vrijwel 100% bepaald door de Europese richtlijn. In tabel 6 staan mogelijke reducties rond de Prijzenwet die optellen tot € 60.880.000. Tabel 6: Overzicht reductievoorstellen Prijzenwet Reductievoorstellen
Reductie
Percentage t.o.v. wet
Prijzenwet: nulmeting € 474.113.590 • Afschaffing Besluit Prijsaanduiding Kappers • Efficiencymaatregelen bij bedrijven
€ 572.000 € 60.308.000
0,1% 12,7%
Totale reductie
€ 60.880.000
12,8%
Besluit Prijsaanduiding Goederen Het Besluit Prijsaanduiding Goederen valt onder de prijzenwet en is gebaseerd op richtlijn 98/6/EG. Regels rond het prijzen van goederen en diensten dienen ter bescherming van de consument. Willen consumenten ten volle profiteren van de markt, dan moeten zij gemakkelijk toegang hebben tot de goederen en diensten die worden gepromoot, aangeboden en verkocht. Daarnaast is een betrouwbaar economisch speelveld met heldere spelregels onontbeerlijk om de economische belangen van de consument optimaal te behartigen. Dit was het vertrekpunt bij het opstellen van regels rond de verplichting tot het prijzen (per meeteenheid). De regels verplichten ondernemers de consument inzicht te geven in de prijzen van producten. Dit verschaft de consument kennis en maakt productvergelijking mogelijk. Tevens weert het malafide ondernemers
20
van de markt. Achterliggende gedachte is voorts dat regels rond het prijzen de consument voordeel bieden bij het nemen van consumptiebeslissingen. Een sterk gepositioneerde consument vergroot de concurrentiedruk binnen de markt en maakt een efficiëntere levering van goederen en diensten tegen concurrerende prijzen mogelijk.
Voor ondernemers vormt de verplichting tot het prijzen geen ergernisfactor. Het biedt hen voordeel, aangezien het klanten helderheid biedt en voorkomt dat zij voortdurend vragen stellen over de prijzen van artikelen. De verwachting is dat als de regels rond het prijzen worden afgeschaft, ondernemers blijven prijzen. Mogelijk zullen ondernemers wel minder gaan prijzen per meeteenheid.
Reductievoorstellen De optie “Afschaffing Besluit Prijsaanduiding Kappers” is naar alle waarschijnlijkheid haalbaar voor 2007. Opties rond stimulering van (efficiënte) prijsaanduiding komen niet tot stand als gevolg van beleid, maar automatisch door technologische ontwikkelingen en inspanningen vanuit brancheorganisaties. De overheid heeft hier geen rol. Afschaffing van de gehele Prijzenwet en onderliggende regelgeving (oa Besluit prijsaanduiding goederen) is noodzakelijk om de doelstelling te halen, maar vergt aanpassing van een Europese richtlijn. Richting Brussel zullen de volgende acties worden ondernomen: 1. het (informeel) informeren bij de Europese Commissie of ook andere lidstaten bij de uitvoering van de richtlijn, met name op het gebied van de prijsaanduiding per meeteenheid, problemen ondervinden in termen van hoge administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van de regeling; 2. het bij de Europese Commissie navragen welke producten andere lidstaten hebben uitgezonderd van de verplichting tot prijsaanduiding per meeteenheid (daarbij gebruik makend van de mogelijkheid daartoe uit artikel 5, eerste lid, van de richtlijn.
Deze acties vormen vooralsnog geen garantie dat een reductie wordt behaald. Het maken van een inschatting van te behalen reductiepotentieel is niet mogelijk voordat Brussel is geconsulteerd.
In bijlage 2 wordt een nadere toelichting op de achtergrond van de prijzenwet en het onderliggende Besluit prijsaanduiding goederen en een verdeling van administratieve lasten naar branches gegeven.
21
Hoofdstuk 5
CBS
De voorstellen van het CBS richten zich op verlichting van de enquêtedruk. De werkgroep heeft aanbevelingen opgesteld voor veranderingen in de samenstelling van de statistieken, niet over de output. De verantwoordelijkheid voor de vaststelling van het statistisch pakket ligt bij de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS).
Tabel 7: Overzicht reductievoorstellen CBS Reductievoorstellen (enquêtedruk 2002 in € 1000)
Reductie (in € 1000)
Internationale handel in goederen: nulmeting € 11.399 • Verlaging directe waarnemingsdrempel 1 • Verlaging directe waarnemingsdrempel 2 • Vergroting gebruik elektronisch enquêtetool • Gebruik OTP • Bundeling uitvraag/berichtenstroom Totale reductie € 2.000 +PM
Reductiepercentage (als % van totaal)
PM
18% + PM
Jaar- en kortetermijn statistieken: nulmeting € 6.343 • Vergroting gebruik secundaire bronnen • Stroomlijning vragenlijsten • Vergroting elektronische uitvraag Totale reductie
€ 1.700
27%
Arbeidsmarktstatistieken: nulmeting € 2.209 • Vergroting gebruik secundaire bronnen Totale reductie
€ 1.600 € 1.600
72%
Overige statistieken: nulmeting € 3.560 • Vergroting gebruik secundaire bronnen • Stroomlijning vragenlijsten • Vergroting elektronische uitvraag Totale reductie
€ 700
20%
Internationale handel in diensten: nulmeting PM • PM Totale reductie
€ PM
PM %
Totaal reductie CBS (nulmeting €23.511)
€ 6.000 + PM
26% + PM
Deze reductie komt boven op de vermindering van de enquêtedruk in de periode 19942002 met 60%. Dit verkleint uiteraard het speelveld voor de komende jaren.
22
In figuur 5 wordt de herkomst van de administratieve lasten voortvloeiend uit de CBS wet aangegeven. Wat opvalt, is dat het merendeel van de administratieve lasten voortvloeit 5
uit internationale verplichtingen met een nationale kop .
Verdeling AL CBS in categoriën
15%
0%
85%
Categorie A
Categorie B
Categorie C
Figuur 5: herkomst administratieve lasten CBS
De aanbevelingen richten zich op de deelgebieden: internationale handel in goederen, jaar- en kortetermijnstatistieken over respectievelijk productiestructuur en omzet, arbeidsmarktstatistieken, overige statistieken en internationale handel in diensten. Ten slotte is aangegeven waar het CBS voor verdere reductie van de enquêtedruk afhankelijk is van (internationale) politieke besluitvorming en waar aanvullende investeringen noodzakelijk zijn om administratieve lasten reducties verder mogelijk te maken.
1) Internationale handel in goederen Substantiële enquêtedrukvermindering valt er bij de internationale handel in goederen te bereiken door een verhoging van de statistische waarnemingsdrempel. Op dit moment moet deze volgens de Intrastat verordening zo worden gekozen, dat 99% van de internationale handel via directe waarneming onder bedrijven bij het CBS binnenkomt. De Intrastatverordening wordt op dit moment aangepast, waarbij een verlaging van dit percentage wordt voorgesteld naar 97% als ondergrens. Dit is overigens nog geen gelopen koers in de laatste besluitvormingsronden. Bij definitieve besluitvorming geeft dit
5 De meeste verordeningen die het CBS van de EU krijgt opgelegd, leggen de vereiste output vast en niet de wijze waarop de gegevens verzameld moeten worden. Dit laatste wordt (deels) aan de lidstaten overgelaten, zodat deze zo efficiënt mogelijk aan hun verplichtingen kunnen doen. In de aanpak door SIRA leidt dit tot de classificatie "mix internationaal/nationaal". Het is in het algemeen onjuist hieraan de conclusie te verbinden dat de administratieve lastendruk door nationale invulling is verhoogd - in tegendeel.
23
het CBS de mogelijkheid om enige duizenden kleine en middelgrote internationale handelaren niet meer te benaderen. Een tweede mogelijkheid is de verbetering van de elektronische hulpmiddelen die het CBS aan bedrijven ter beschikking stelt bij het invullen van de vragenlijsten (IRIS), nog mogelijkheden om de invultijd terug te brengen. Met financiële ondersteuning van Eurostat is het IRIS pakket de afgelopen jaren aanmerkelijk sneller gemaakt. Ten opzichte van 1999 zijn de invultijden scherp teruggelopen. Het succes van deze aanpak wordt gestaafd door het sterk gestegen gebruik van IRIS in 2003. Inmiddels heeft het EIM een enquête uitgevoerd bij bedrijven die zowel in 1999 (2000) als in 2003 IRIS gebruikten. Het onderzoek van het EIM zal worden gebruikt om bij de bedrijven de optimale invulstrategie (in termen van invultijd) te promoten en ondersteunen.
Verder is in de afgelopen maanden onderzocht in hoeverre directe samenwerking met de belastingdienst lastendrukverlichting zou kunnen opleveren. De conclusie van dat onderzoek was dat de overlap van de uitvraag zowel qua inhoud als timing niet erg groot is. Wel liggen er wellicht nog mogelijkheden waar het gaat om het gebruik van een gezamenlijk transactieportaal (OTP). Het reductiepotentieel van deze aanpak voor de statistiek van de internationale handel is beperkt, maar zeker niet te verwaarlozen. Er ligt nu een voorstel binnen ICTAL voor het realiseren van een OTP voor gegevens van exporteurs van bloemen en planten die aangesloten zijn bij het HB Agrarische Groothandel. Het gaat om één gezamenlijke melding door de exporteur, die meervoudig wordt gebruikt door Belastingsdienst/Douane, HBAG en CBS. Als dit project slaagt is de intentie om de doelgroep in fasen uit te breiden met im- en exporteurs van andere landen tuinbouwproducten. Voor het CBS gaat het om enige duizenden ondernemingen.
Bij dit thema is een reductie van 2 miljoen euro opgenomen (=18%). Dit cijfer is gebaseerd op de veronderstelling dat de 97% directe waarneming in de Europese besluitvorming tot stand komt.
Daarnaast kan nog een verlaging van de enquêtedruk worden bereikt door een verdere verlaging van het waarnemingspercentage. Dit is alleen via de statistische circuits niet haalbaar – hiervoor lijkt bij de andere bureaus in het besluitvormingsproces te weinig steun. Dit zal dus een “hogere” besluitvorming vereisen. De feitelijke reductie is sterk afhankelijk van het te bereiken directe waarnemingspercentage.
24
2) Jaar- en kortetermijnstatistieken over respectievelijk productiestructuur en omzet Bij de jaarstatistieken gaat het om een breed spectrum van mogelijkheden. Het meestbelovend is het gebruik van secundaire bronnen om de standaardbevraging te verminderen. Dit geldt zowel de jaaraangiftes die bij de belastingdienst binnenkomen, als een aantal andere mogelijke secundaire bronnen bij brancheorganisaties. De verdere standaardisering en “elektronisering” van de belastingdienst speelt daarbij een belangrijke rol (bijvoorbeeld via XBRL). Deze ontwikkelingen vergroten de volledigheid, de tijdigheid en de vergelijkbaarheid van de gegevens enorm.
Verdere mogelijkheden betreffen: •
Aanpassing van internationale verplichtingen kan bijdragen aan verlichting op het gebied van detaillering – dit geldt met name de op te leveren variabelen.
•
Het aanpassen van de vraagstelling aan meer boekhoudkundig herkenbare begrippen en indelingen kan bijdragen aan verkorting van de invultijd.
•
Meer elektronische uitvraag ligt in het verlengde van het vorige punt. Continuïteit in de vraagstelling gekoppeld aan herkenbaarder begrippen zou het voor bedrijven en softwareontwikkelaars interessant moeten kunnen maken om automatische opleveren te genereren.
•
Combineren van vragenlijsten.
•
Aanpassingen van het productieproces bij het CBS houdt voor deze statistieken met name in dat meer gedaan moet worden om de overgang van administratieve naar statistische begrippen te analyseren en te automatiseren en om het in elkaar schuiven van gegevens uit verschillende bron (eigen enquêtering en secundaire bron) mogelijk te maken.
Bij de kortetermijnstatistieken gaat het met name om twee zaken. Enerzijds betreft dit een herontwerp van het productieproces (zowel inhoudelijk als automatiseringstechnisch) waarbij de beschikbare BTW-gegevens efficiënter worden ingezet. Anderzijds gaat het om het ontwikkelen van mogelijkheden om elektronisch uit te vragen.
Net als de kansen liggen ook de risico’s bij deze plannen met name in de samenwerking met de belastingdienst. Veranderingen van begrippen als gevolg van wijzigingen in de belastingwetgeving kunnen discontinuïteiten in de datastroom opleveren. Verder worden de mogelijkheden van het statistisch gebruik sterk beïnvloed door de mogelijkheid van de belastingdienst om bij de vaststelling van formulieren (bijvoorbeeld de XBRL-auditfile) rekening te houden met de statistiek.
25
Een raming van het reductiepotentieel voor dit onderdeel komt uit op zo’n 1,7 miljoen euro (=27%).
3) Arbeidsmarktstatistieken Wat betreft de waarneming van gegevens voor de arbeidsmarktstatistieken is de afgelopen jaren op het gebied van digitale waarneming veel in positieve zin gebeurd. Voor de nabije toekomst zullen de statistieken van arbeid en lonen voor een zeer groot deel gebaseerd zijn op bestaande registraties. Mogelijk dat daarbij eenzelfde situatie zal worden verkregen als bij de statistieken over de sociale zekerheid en het onderwijs die al sedert lange tijd vrijwel geheel worden samengesteld op basis van registraties. Samengevat komt het plan voor de reductie bij de arbeidsmarktstatistieken op het volgende neer.
Ten behoeve van de waarneming van vacatures bij bedrijven wordt al enige tijd met het CWI gesproken over het mogelijke uitbaten van de zogenoemde nationale vacature- en sollicitantenbank. Een duidelijke risicofactor voor het welslagen van dit project betreft het meldingsgedrag van de werkgevers. Lang niet alle werkgevers maken van dit gratis medium gebruik en van de werkgevers die dit wel doen is niet duidelijk of zij dit ook voor al hun vacatures doen. In het najaar van 2003 zal een haalbaarheidsstudie worden gestart. Afhankelijk van de uitkomsten van deze studie zal in de loop van 2006 met de afbouw van de eigen waarneming kunnen worden gestart. Zeer belangrijk voorwaarde is de mate van gebruik van de vacaturebank door de werkgevers. Mogelijk dat een expliciete positionering van dit internet-portal, bijvoorbeeld door werkgeversorganisaties, daartoe kan bijdragen. Begin 2003 heeft het CBS met de Brancheorganisatie arbodiensten (BOA) een convenant gesloten, waarin onder andere de gegevensverstrekking van arbodiensten aan het CBS is geregeld. Het gaat hierbij om ziekteverzuimgegevens op werknemerniveau. In de loop van 2004 zal de directe waarneming door het CBS van ziekteverzuimgegevens bij bedrijven en instellingen substantieel (mogelijk tot nihil) worden teruggebracht. Mogelijke risicofactor voor dit project betreft wijzigingen in weten regelgeving met betrekking tot de rol en de functie van arbodiensten.
Als gevolg van de sterke overeenkomsten tussen de digitale Enquête Werkgelegenheid en Lonen (EWL) en de voorgestelde wijze van gegevensverstrekking in het kader van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in sociale verzekeringswetten
26
(Walvis), heeft het CBS al in een vroeg stadium expliciet aangegeven met Walvis te willen ‘meeliften’. Naar verwachting zullen vrijwel alle EWL-gegevens ook deel gaan uitmaken van de toekomstige polisadministratie. Het CBS is voornemens om in 2008 de eigen EWL-waarneming bij bedrijven en instellingen in belangrijke mate (en mogelijk nagenoeg geheel) te vervangen door de gegevens uit de polisadministratie. Belangrijke voorwaarde hierbij is wel dat mogelijk een zeer beperkt aantal (1 à 2) voor het CBS belangrijke gegevens in de polisadministratie zullen worden opgenomen.
Duidelijke risicofactor hierbij is de tijdsdruk van het megaproject ‘implementatie Walvis’, waardoor andere partijen dan de hoofdrolspelers op enige afstand worden gehouden. Het verdient aanbeveling dat de rol van het CBS in het Walvis-traject daar waar nodig met meer nadruk wordt verankerd. Naast de betrokken ministeries kunnen ook werkgeversorganisaties hierbij een rol van betekenis vervullen. De raming van het reductiepotentieel voor dit onderdeel komt uit op zo’n 1,6 miljoen euro (=72%), waarbij nadrukkelijk gesteld moet worden dat deze reductie, los van de genoemde risicofactoren, niet geheel binnen de gestelde periode 2002 – 2006 gerealiseerd kan worden. Zo is het CBS voor wat betreft de voorstellen met betrekking tot de EWL geheel afhankelijk van de tijdsplanning van Walvis.
4) Overige statistieken Dit betreft een zeer breed veld van statistieken die in de komende tijd onder de loep zullen worden genomen – te beginnen met de meest belastende. De mogelijkheden binnen deze groep zijn overigens relatief klein omdat dit in veel gevallen gaat over aspectstatistieken waarover door andere instellingen geen gegeven worden verzameld.
De belangrijkste maatregelen komen op het volgende neer. A. Door het CBS is in kaart gebracht welke statistiek geheel of gedeeltelijk op basis van administratieve bronnen zouden kunnen worden samengesteld. Dit is relatief minder dan bij de statistieken genoemd onder punt 2, omdat minder wordt aangesloten op bestaande standaard (financiële) registraties. B. Elektronische uitvraag zal hier in de komende tijd sterk worden ontwikkeld. Dit maakt het mogelijk voor bedrijven om eigen systemen te koppelen aan enquêtes. C. Combineren van vragenlijsten, waardoor het aantal controlevragen kan worden beperkt.
27
D. Daar waar internationale verplichtingen leiden tot een te gedetailleerde uitvraag zal dit Europees aan de orde worden gesteld om zo te komen tot vermindering. E. Verder vallen in deze groep de statistieken die als gevolg van Balkenende II zouden kunnen vervallen. Dit betreft een enquêtedruk van zo’n €150.000.
Een raming van het reductiepotentieel voor dit onderdeel komt uit op ongeveer 0,7 miljoen euro (=20%).
5) Internationale handel in diensten Deze statistiek is per 2003 overgekomen van De Nederlandsche Bank. Voor dit thema ontbreekt nog de basisinformatie over administratieve lastendruk in 2002. Verder geldt dat dit een statistiek in opbouw is, waardoor de lastendruk van 2003 niet maatgevend is voor de druk bij een volledig draaiende enquête. Daarenboven wordt de statistiek nu zo opgezet dat er sprake is van minimale uitvraag gegeven de vereiste output. Een en ander maken de reductiekansen 2003-2006 erg klein.
Ten opzichte van 2002 toen de waarneming nog onder DNB viel, wordt naar alle waarschijnlijkheid wel een behoorlijke reductie gerealiseerd. De nulmeting van 2002 moet door Financiën worden gedaan. Daarbij zullen zowel de administratieve lasten van de algemene banken als die van de bedrijven die aan de algemene banken moesten rapporteren, meegenomen moeten worden.
Politiek/beleid en investeringen
1) Politiek/beleid Voor sommige vormen van administratieve lastendrukverlichting bij het CBS is meer nodig dan puur “statistische” maatregelen. Vooral waar de statistische uitvraag is gebaseerd op Europese regelgeving kan niet op basis van eigen inzichten de uitvraag worden beperkt. In die gevallen zal door middel van politieke druk bij de Europese besluitvorming meer aandacht moeten zijn voor de afweging van kosten (lastendruk) en baten (relevante statistische informatie) van de statistische verplichtingen. Hiervoor is noodzakelijk dat coalities worden gezocht met landen waar administratieve lastendruk een item is. Tot nu toe waren dat met name de Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk. Recentelijk lijkt ook in Duitsland de aandacht voor dit onderwerp toe te nemen.
28
Reducties bij de statistiek internationale handel (de meest belastende statistiek) zijn vrijwel geheel afhankelijk van een verandering van de internationale afspraken.
2) Investeringen De meeste van de geschetste ontwikkelingen zijn in de meerjarenplannen van het CBS al voorzien en begroot. Slechts in een enkel geval gaan de voorliggende plannen verder dan voorzien of vindt er een versnelling plaats ten opzicht van de oorspronkelijke ideeën. Alleen in die laatste gevallen zijn in deze nota tijdelijke extra (investerings)kosten vermeld. Het betreft dan vooral die gevallen dat productieprocessen opnieuw zullen moeten ingericht. Op dit moment zijn slechts globale ramingen te geven van de omvang van de benodigde investeringen.
Kortetermijnstatistieken In eerste instantie geldt dit met name de kortetermijnstatistieken. Daar kan door een ander ontwerp van het statistisch proces vooral worden gewonnen bij het terugbrengen van de enquêtedruk bij de kleinere bedrijven. Verder liggen hier de grootste winstkansen om meer elektronisch uit te vragen. Een eerste ruwe indicatie van de benodigde menskracht om dit herontwerp (secundair plus elektronisch waarnemen) binnen de termijn van 2006 voor elkaar te krijgen, komt uit op € 250.000.
Jaarstatistieken Op iets langere termijn kan het statistisch proces bij de jaarstatistieken zo worden aangepast dat gebruik gemaakt kan worden van de elektronisch beschikbare jaarinformatie bij de belastingdienst. Dit speelt met name als ook de gestandaardiseerde aangifte voor zelfstandigen gerealiseerd is. Een eerste ruwe indicatie van de benodigde menskracht om dit herontwerp (secundair plus elektronisch waarnemen) binnen de termijn van 2006 voor elkaar te krijgen, komt uit op € 250.000.
Overige statistieken
29
In hoeverre bij de overige statistieken productieprocessen moeten worden aangepast, is zonder het gedetailleerde onderzoek naar de (on)mogelijkheden tot lastenreductie nog niet te zeggen.
30
Bijlage 1
Samenstellingen werkgroepen
Gemengde Commissie De Gemengde Commissie staat onder voorzitterschap van Hans Smits, oud-bestuurder van Rabobank. De Commissie heeft een permanent karakter en bewaakt de voortgang van de uitvoering van de implementatieplannen tot 2006. De Commissie is afgelopen periode ondersteund door een viertal werkgroepen.
Zowel de Commissie als werkgroepen bestaan uit vertegenwoordigers van bedrijfsleven en overheid. Bij de samenstelling is gestreefd naar een gebalanceerde vertegenwoordiging van de onderwerpen: toezicht, commercie, branche, overheid, wetgeving en ICT. De volgende partijen hebben zitting in de Commissie: Actal, VNONCW, MKB-Nederland, (Interdepartementale) Projectdirectie Administratieve Lasten, de voorzitters van de werkgroepen, ICT- en juridische experts en portefeuillehouders voor de vier aandachtsgebieden op persoonlijke titel.
Werkgroepen Onderstaande tabel geeft inzicht in de partijen die zitting hebben in de werkgroepen.
Toezicht
Ordening
Energie
T&P
CBS
NMa, Actal
DTe, Actal
CCS, Actal
Essent, Continuon, Eneco, Rendo -
OPTA, Actal, agentschap telecom KPN, TPG, Vodafone, Nederland ICT, ACT, Vecai
Divers EZ
Divers EZ
WJZ Contrapunt EIM
WJZ Contrapunt EIM
Commercie Advocatenkantoor
Branche
Overheid
NOvAA, KvK, VNONCW, Drogisten Bond Divers EZ
Wetgeving ICT Rest
WJZ Contrapunt EIM
statistiekexpert
VNO-NCW
Divers EZ, Financiën Vanuit EZ EIM
De gemengde werkgroepen stonden onder leiding van de directeuren van de meest betrokken beleidsdirecties.
31
Bijlage 2: toelichting op de administratieve lasten in de prijzenwet Hieronder wordt toegelicht welke uitzonderingsbepalingen de prijzenwet op basis van de Europese richtlijn kent. Daarna wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de administratieve lasten voortvloeiend uit deze wet verdeeld over de betreffende sectoren.
Uitzonderingen Voorheen moest de prijs per standaardhoeveelheid alleen bij los verkochte levensmiddelen en in variabele hoeveelheden voorverpakte levensmiddelen worden vermeld. Sinds de invoering van de richtlijn in het Besluit geldt dit ook voor nietlevensmiddelen. Er zijn diverse uitzonderingen op de verplichting tot het prijzen en prijzen per meeteenheid:
A. Antiquiteiten. B. Goederen die als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn ontworpen en voor een belangrijk deel als individueel werkstuk door een kunstenaar zijn vervaardigd. C. Goederen die te koop worden aangeboden op een veiling. D. Goederen die bij een dienstverlening worden verstrekt. E. Goederen die te koop worden aangeboden met behulp van welsprekendheid aan het op een markt aanwezige publiek, waarbij in de regel de prijs van het goed dan wel de verhouding tussen de prijs en de hoeveelheid of het pakket van de aangeboden goederen niet tevoren vaststaat.
Enkel uitgezonderd van het prijzen per meeteenheid zijn: A. Goederen die te koop worden aangeboden in fantasieverpakking of in fantasievorm voor speciale gelegenheden. B. Klaargemaakte en klaar te maken maaltijden die te koop worden aangeboden in één verpakking. C. Goederen die gewoonlijk tegen een prijs per stuk of voorverpakt per aantal stuks te koop worden aangeboden. D. Goederen die te koop worden aangeboden in standaardhoeveelheden, aangewezen in artikel 2a, derde lid, van het Besluit prijsaanduiding goederen 1980. E. Diverse goederen die samen in één verpakking te koop worden aangeboden.
32
F. Goederen die door middel van een automaat te koop worden aangeboden. G. Goederen die vooraf zijn verpakt of niet in tegenwoordigheid van de koper worden gemeten of gewogen en die te koop worden aangeboden: - in een bedieningszaak, of een onderdeel van een zelfbedieningszaak, waarin de verkoop van goederen grotendeels over de toonbank plaatsvindt; - in een zelfbedieningszaak, waarin het aantal werkzame personen, berekend op basis van volledige werktijd, niet meer is dan vijf; - op de openbare weg buiten de verkoopruimte van een bedieningszaak; - aan de huizen van vaste afnemers; - in een besloten ruimte die een onderdeel is van een vervoermiddel; - in de uitoefening van de markt- en straathandel en handel te water. H. Goederen waarvoor geen verplichting tot hoeveelheidsaanduiding bestaat op grond van communautaire of nationale regelgeving. I. Goederen die gewoonlijk in verpakkingen te koop worden aangeboden die niet groter zijn dan 15 gram of 15 milliliter. J. Goederen die in een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht, kennelijk zijn uitgestald om van buiten die ruimte te worden gezien.
Berekening administratieve lasten nulmeting en verdeling over de sectoren Bij de berekening van de Prijzenwet in de nulmeting zijn de volgende branches onderzocht: bakkerijen, zaken in vlees, wild en gevogelte, speciaalzaken in genotmiddelen, overige speciaalzaken in voedings- en genotmiddelen, bovenkledingzaken, schoenenzaken, overige kleding en textielzaken, winkels in persoonlijke verzorging, woonzaken, overige woninginrichtingszaken winkels in consumentenelectronica, doe- het-zelf zaken, bloemenwinkels en tuincentra rijwielhandel, boekhandel en kantoorbenodigdheden ,overige winkels in educatie- en vrijetijdsartikelen, en ambulante handel. Naar verwachting zijn de te reëel behalen reducties, door middel van het uitbreiden van de lijst van uitzonderingen, nihil.
33
branche
frequentie
aantal vestigingen supermarkten 7.245 pompshops 3.858 bakkerijen 4.764 Zaken in vlees, wild en gevogelte 3.531 speciaalzaken in genotmiddelen 4.432 overige speciaalzaken in voedings- 5.470 en genotmiddelen bovenkledingzaken 14.114 schoenenzaken 3.152 overige kleding en textielzaken 4.684 winkels in persoonlijke verzorging 7.852 woonzaken 8.986 overige woninginrichtingszaken 7.980 winkels in consumentenelectronica 6.676 doe- het-zelf zaken 6.071 bloemenwinkels en tuincentra 5.753 rijwielhandel 2.742 boekhandel en 2.506 kantoorbenodigdheden overige winkels in educatie- en 10.470 vrijetijdsartikelen ambulante handel 24.229 subtotaal 134.515 Kappers
19.078
Totaal
153.592
34
Periodiciteit
tijd in min.
tarief
AL in mln.
52 52 52 52 52 52
180 60 60 60 210 60
25 25 25 25 25 25
28,2 5,0 6,2 4,5 20,2 7,1
52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52
360 180 360 225 60 210 180 210 60 90 210
25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25
110,0 12,3 36,5 38,3 11,7 36,3 26,0 27,6 7,5 5,3 11,4
52
210
25
47,6
52
60
25
31,5 473,5
1,5
30
40
0,6 474,1
Bijlage 3
Alternatieve beleidsinstrumenten & administratieve lasten Communicatieve instrumenten
Van maatschappelijk probleem naar beleidsdoelstellingen
-
Effectiviteit
-
Randvoorwaarden: -
uitvoerbaarheid o.b.v.
-
Toezicht
-
Adviseren
-
Effectiviteit
-
Strafrechtelijke middelen
-
Expertisecentrum
-
Randvoorwaarden
-
Bestuursrechtelijke middelen
-
Administratieve
-
Bestuursdwang
lasten
-
Dwangsom
Andere
-
Boete
overwegingen
-
Intrekking beschikking
-
Sluitingsbevel
Financiële instrumenten -
Financiële mogelijkheden
-
Juridische mogelijkheden
-
Uitvoerbaarheid
-
Handhaafbaarheid
- Draagvlak - Consistentie
Subsidie
-
Leges
-
Persoonsgebonden
Praktische randvoorwaarden -
(Specifieke) uitkering
-
Compensatie
-
Deelneming
-
Belasting
-
Heffing
-
Garantie
Administratieve lasten
-
Convenant
-
Andere overwegingen
-
Zelfregulering
-
Plan
-
Algemeen gebod/verbod
-
Certificering
-
Vrijstelling/Ontheffing
-
Melding
-
Beleidsregel/Beschikking
-
Aanbesteding
-
Overheid voert taken zelf uit
-
Decentralisatie
voor bedrijven Stappen die moeten worden doorlopen wanneer gegevens van bedrijven nodig zijn voor de
1.
-
Nuloptie
Gedogen
Checklist uitvoeringsmogelijkheden m.b.t. AL
Juridische instrumenten
rechtsstaat
-
-
uitvoering van een instrument of voor toezicht.
- Randvoorwaarden democratische
zetten
-
budget/voucher -
- Ethische restricties
Besluit om geen nieuwe instrumenten in te
Handhaving
Informeren/voorlichten
Keuze nieuw instrument of aanpassen bestaand o.b.v.
Keuze van
-
35-
-
Concessie Vergunning
Nagaan of gegevens van bedrijven werkelijk noodzakelijk zijn.
2.
Nagaan of doelgroep juist in beeld is gebracht
3.
Informatiebehoefte bepalen
4.
Vaststellen waar de benodigde informatie vandaan moet komen
5.
Wanneer gegevens aan bedrijven worden gevraagd, moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande bronnen
6.
Maak het de bedrijven verder zo eenvoudig mogelijk (bv. elektronisch registratie formulier, incasso, elektronisch kluisje, etc.)