JUNI
2014 - JAARGANG 13
3
Karel Schiffer verlaat NHG:
10304345
‘Meer doen dan kwijtschelden van restschuld’ EN VERDER CROSS CHANNEL KLANTBEDIENING HYPE OF STRAKS NIET MEER WEG TE DENKEN? KANDIDATEN STRUIKELEN OVER NIEUWE WFTEXAMENS RESULTATEN NU BEKEND HUWELIJKSVERMOGENSRECHT DE EIGEN WONING
WWW.VAKBLADDEHYPOTHEEKADVISEUR.NL
Hypotheek
Serieinformatie Monografieën BW De afzonderlijke delen van de serie vormen gezamenlijk een compleet en onderling samenhangend commentaar op het burgerlijk recht. Elke monografie handelt over een afgerond onderwerp. Zo ontstaat een ‘losdelig’ handboek; ideaal om het gehele burgerlijk recht te doorgronden.
Actuele beschrijving van het hypotheekrecht Sinds de eerste druk is ‘Hypotheek’ een voor professionals onmisbaar naslagwerk in de adviespraktijk geworden. Het boek is nu geactualiseerd en bespreekt alle belangrijke jurisprudentie en literatuur omtrent het hypotheekrecht van de afgelopen jaren. Ook de ontwikkelingen rondom wetsvoorstel 33484 zijn verwerkt - over het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van executoriale verkoop van onroerende zaken. Daarnaast staat de auteur uitgebreider dan voorheen stil bij ontwikkelingen in het Europese recht en maakt hij een vergelijking van het hypotheekrecht van de ons omringende landen. De nieuwe uitgave van ‘Hypotheek’ is opnieuw een onmisbaar boek voor iedere professional die op de hoogte wil blijven van de laatste ontwikkelingen in het Nederlandse hypotheekrecht.
Auteur:
prof.mr. W.G. Huijgen
Druk:
5
ISBN:
9789013115703
ISBN e-book:
9789013115910
Verschijningsdatum:
31 januari 2014
Aantal pagina’s:
128
Prijs:
€ 42,50
shop.kluwer.nl in onze shop bestelt u zonder verzendkosten
Inhoud Interviews/Achtergrond
06 30
Pleitbezorger eigenwoningbezit zwaait af. Een interview met Karel Schiffer Kandidaten struikelen massaal over nieuwe Wft-examens
De HypotheekAdviseur is een informatief vakblad voor alle geïnteresseerden in de markt van hypotheken en hypotheekadviezen. Een deskundige redactie, en wisselende specialisten uit het werkveld, informeren de lezer over actuele ontwikkelingen, visies en achtergronden. Daarnaast leveren de Stichting Keurmerk Hypotheekbemiddeling en de Stichting Erkenningsregeling Hypotheekadviseurs vaste bijdragen. De HypotheekAdviseur verschijnt zes keer per jaar. Uitgevers Karin Sok
Vakinformatie
Vaste medewerkers Harrie-Jan van Nunen (hoofdredacteur), Gidget Brugman, Rosali de Hart, Ernst Loendersloot, Lodewijk van Meel, Robert Paling, Sander Roos, Wink Sabée en Ramón Wernsen
10
Basisvormgeving H2R Vormgeving & Communicatie, Deventer Vormgeving colorscan BV, Voorhout - www.colorscan.nl
14
Abonnementenadministratie Kluwer Customer Service Postbus 878 7400 AW Deventer Tel: (0570) 67 35 55 www.kluwer.nl/klantenservice Verschijnt 6 maal per jaar Jaarabonnement € 160 incl. BTW Studentenabonnement € 80 incl. BTW Losse nummers € 34 Schriftelijke annulering van abonnementen is mogelijk tot 3 maanden voor het begin van het nieuwe abonnementjaar.
38 54
Omzetting van een beleggingsKEW Cross channel klantbediening. Hype of straks niet meer weg te denken? Haal meer uit jezelf, je bedrijf en je klant De eigen woning en het huwelijksvermogensrecht
Hyponieuws
Redactieadres Postbus 23, 7400 GA Deventer Tel. 0570 - 64 77 30 Fax. 0570 - 63 75 33 e-mail:
[email protected] www.vakbladdehypotheekadviseur.nl
18
Druk- en bindwerk Williams Lea, Hoofddorp
24
Advertentie-acquisitie Kluwer Postbus 23, 7400 GA Deventer Tel: 0570 - 64 88 97 Fax: 0570 - 61 91 79 E-mail:
[email protected]
34 46
Media-order Anja Wanink Tel: 0570 - 64 86 04 Fax: 0570 - 64 98 19 e-mail:
[email protected] Op al onze aanbiedingen en overeenkomsten zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden van Kluwer B.V., gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam op 6 januari 2003 onder depotnummer 3/2003. Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd kan voor de afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid
24- of 36-maandstermijn? Hoe zit het eigenlijk? Rente is laag maar hypotheekrente is relatief hoog! Contract is contract ook na provisieverbod, of niet? Hulp aan cliënten met (voorzienbare) betalingsachterstand
ISSN: 1572-1353.
EN VERDER
Reprorecht: Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van fotokopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 december 2002, Sth. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3051, 2130 KB)
20 29 45 52
Lifestyle Uit de (niet) dagelijkse praktijk Varia Notarieel
DE HYPOTHEEKADVISEUR
3
JUNI 2014
Verhuurderheffing Fiscaal actueel (deel 17)
Fiscaal Actueel Actuele onderwerpen Praktisch en helder geschreven Veel voorbeelden en schema’s Kernachtig Deze boekenserie behandelt actuele fiscale onderwerpen op een bondige en praktijkgerichte wijze. Fiscaal Actueel informeert u hoe u in de praktijk met veranderende wetgeving omgaat.
20% korting bij abonnement Reeds verschenen De herziene eigenwoningregeling (ISBN 9789013114522) De aftrekbeperking van bovenmatige deelnemingsrente (ISBN 9789013112184) Het nieuwe BV-recht (ISBN 9789013165209) Autobelastingen (ISBN 9789013105186) Geefwet (ISBN 9789013100716) Fiscale stimuleringsmaatregelen innovatie (ISBN 9789013100693) Werkkostenregeling (ISBN 9789013085891) Actualiteiten overdrachtsbelasting (ISBN 9789013087307) Bedrijfsopvolging voor de IB-ondernemer en de DGA sinds 2010 (ISBN 9789013089455) De herziene successiewet 1956 (ISBN 9789013073263) Fiscale aspecten van kredietderivaten en (synthetische) securitisatie (ISBN 9789013066289)
De in 2013 geïntroduceerde verhuurderheffing is alweer achterhaald en aangepast. Wat betekent dit voor u? Lees alles over de vernieuwde verhuurderheffing in deze fiscaal actueel uitgave. Dit boek behandelt op een praktische manier en met voorbeelden de verhuurderheffing. De auteur besteedt aandacht aan wat er onder een huurwoning wordt verstaan, bij wie de huurwoning voor de verhuurderheffing in aanmerking wordt genomen, voor welk bedrag en tegen welk tarief. Auteur: Druk: ISBN: Aantal pagina’s: Prijs:
mr. M.D. Bosch 1 9789013123258 140 € 32,94
Ook als e-book leverbaar
Bestellen of meer informatie? Ga naar www.kluwer.nl
VOORWOORD
1 april Uit een recent onderzoek van Achmea blijkt dat adviseurs mondjesmaat bereid zijn veranderingen door te voeren. Ik denk dat dit niet alleen voor adviseurs geldt, maar ook voor banken. Soms is een spiegel nodig, voordat men bereid is te veranderen. Ik neem u terug naar 1 april van dit jaar. Zoals ieder jaar hadden we ook dit jaar een grap bedacht. Middels een persbericht werd gecommuniceerd dat wij een bank in Nederland bereid hadden gevonden, om financieringen te verstrekken tot 139% marktwaarde ter financiering van het verkoopverlies. Het maakte daarbij niet uit wie de oorspronkelijke geldverstrekker was. De enige voorwaarde was dat de totale lening op het inkomen verantwoord zou zijn. De 139% was feitelijk een willekeurig getal, maar de snelle rekenaars vonden het overeenkomen met 104% + 35%. Adviseurs die dit product wilden opnemen werden uitgenodigd zich aan te melden, onder de voorwaarde dat ze een adviesrapport overlegden, waaruit bleek hoe ze in de praktijk met verkoopverlies omgingen. Het duurde niet lang of zowel de telefoon, als de mailbox ontplofte bijna. In recordtijd ontvingen we bijna 100 adviesrapporten en nog meer vragen via telefoon en mail. Het niet hebben van een oplossing voor verkoopverlies, is blijkbaar een groot probleem binnen de dagelijkse adviespraktijk. Als bedenker van een grap is het natuurlijk leuk als mensen er vol ingaan. Het werd nog leuker toen ook de pers er actief melding van maakte in hun dagelijkse nieuwsbrieven en op hun websites. De stroom reacties nam verder toe en daarnaast werden we ineens benaderd door accountmanagers en directies van banken, omdat ook zij het fijne er van wilden weten. Uiteindelijk komt het moment dat je eenieder moet vertellen dat het nieuwsfeit niet echt is, maar dat er sprake is van een 1-april-grap. Voor sommigen is dat een moment van teleurstelling, de meesten konden er (gelukkig) om lachen. DE HYPOTHEEKADVISEUR
Maar wat niemand wist, was dat er achter deze grap wel degelijk een serieuze bedoeling zat. Al meer dan een jaar voeren we een lobby voor het verlieskrediet. Een verlieskrediet is feitelijk een aanvullende persoonlijke lening voor het verkoopverlies met een looptijd van 10 jaar, welke naast de nieuwe hypotheek wordt afgesloten, met dien verstande dat het krediet wordt getoetst op de nieuwe woonlasten. Met het verlieskrediet maakt het niet uit, wie de oorspronkelijke financier is. De nieuwe woonhuisfinanciering kan gewoon met NHG worden afgesloten en er geldt geen maximum t.o.v. de LTV (In dat opzicht was de ‘1-apriloplossing’ nog beperkt tot 35% van de marktwaarde!). In de praktijk liepen we tegen twee zaken aan. Ten eerste vonden adviseurs het horizontaal financieren ‘vreemd’ of ‘onlogisch’, aan de andere kant bleven banken het krediet toetsen tegen 2% van de kredietlast in plaats van tegen de werkelijke last van gemiddeld zo’n 1,2%. Ondanks de vele voordelen bleken banken en adviseurs niet veranderingsgezind. Als gevolg van de grap gingen niet alleen adviseurs de oplossing omarmen, ook banken stonden ineens open voor deze ‘nieuwe’ oplossing. De (in het verleden door hun afgeschoten) ‘nieuwe’ financieringswijze werd nu wel als een goede oplossing voor het financieren van verkoopverlies gezien. Met als gevolg dat het verlieskrediet tegenwoordig wel op werkelijke lasten getoetst mag worden. Mission accomplished zouden de Engelsen zeggen, maar zonder de spiegel was het denk ik niet gelukt! En voor die adviseurs die toch nog een beetje boos op me zijn -omdat ze al hun relaties middels social media direct hadden geïnformeerd- wil ik zeggen: sorry, maar het was voor een goed doel! Ik wens u een fijne zomertijd! Harrie-Jan van Nunen MFP, Hoofdredacteur 5
JUNI 2014
Karel Schiffer: ‘Na zo’n tijd is het ook logisch dat je het gevoel krijgt dat iemand anders een keer het stokje mag overnemen.’ JUNI 2014
6
DE HYPOTHEEKADVISEUR
INTERVIEW
NHG boegbeeld Karel Schiffer
Pleitbezorger eigenwoningbezit zwaait af Ruim 20 jaar was Karel Schiffer het boegbeeld van de Nationale Hypotheek Garantie. De voorman heeft het waarborgfonds per 1 mei verlaten in de overtuiging dat bij een nieuwe tijd een nieuwe leider hoort. En dat wat betreft het stimuleren van eigenwoningbezit het kind niet met
T EK S T R O B E R T PA L I N G
FOTOGRAFIE ARCHIEF NHG
het badwater weggegooid moet worden.
Hoewel binnen de organisatie al een jaar eerder bekend was dat Schiffer op zou stappen, kwam de aankondiging een paar maanden geleden voor de buitenwacht toch redelijk onverwacht. Tot dat moment verscheen Mister NHG vrijwel wekelijks in de (vak)pers met een boodschap over de rol van het waarborgfonds of met zijn visie op de woningmarkt. In de officiële verklaring stelde het fonds dat Schiffer zijn doel had bereikt met de vangnetregeling die nu meer dan ooit zijn waarde bewees. Een ander mocht nu vorm gaan geven aan de ‘toekomstige ontwikkeling’ van het fonds.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
Daags voor zijn afscheid neemt Karel Schiffer uitgebreid de tijd om een toelichting te geven op zijn besluit. En die lijkt ook wel op zijn plaats. Want waarom bij bewezen succes van het ‘eerste model’ niet zelf vorm geven aan een opvolger? Een betere ervaringsdeskundige is er niet zou je zeggen en de leeftijd (58) kan ook niet het probleem zijn. Toch denkt Schiffer daar anders over. ‘Voordat de NHG van start ging ben ik er ook nog vier jaar bij het ministerie van VROM bij betrokken geweest. Ik heb al met al toch aardig de 25 jaar vol gemaakt. In al die jaren ben ik altijd heel energiek voor het fonds bezig geweest, maar na zo’n tijd is het ook logisch dat 7
JUNI 2014
zorgt dat mechanisme ervoor dat slecht 45% van de inwoners een eigen woning heeft. Daarmee bungelt Duitsland onderaan de lijst van de 27 EU landen!’ Schiffer stelt echter wel te begrijpen dat de overheid met de kennis van nu het financiële risico op de woningmarkt wil inperken. ‘Daar waren wij ook voor opgericht. Alleen stond niemand stil bij de gevolgen van een dusdanig grote economische crisis zoals we die nu gehad hebben. Dat besef is er
‘Eigen woning moet ook voor mensen uit middenstandsmilieu bereikbaar blijven’ nu gelukkig wel vanuit het oogpunt van risicomanagement voor de BV Nederland. Maar we moeten wel oppassen dat we het kind niet met het badwater weggooien. De yuppen onder ons organiseren het wel maar voor mensen met gewone banen betekent het gedwongen meebrengen van eigen geld ook dat ze eerst in een dure huurwoning moeten gaan zitten, waarvoor ze vaak meer moeten betalen dan ze aan maandlasten voor een koopwoning kwijt zouden zijn.’
Arbeidsmarkt
`Onze meerwaarde kan er ook uit bestaan door mensen te helpen dat ze langer in hun huis kunnen blijven wonen.` je het gevoel krijgt dat iemand anders een keer het stokje mag overnemen. Daarbij speelt ook mee dat het fonds na 20 redelijk stabiele jaren door de kredietcrisis in een hele andere omgeving is terechtgekomen.’
Kroonjuweel Daarmee doelt Schiffer op de andere manier waarop in zijn ogen tegen eigenwoningbezit en de financiering ervan wordt aangekeken. ‘Decennialang was het de gewoonste zaak van de wereld om zoveel mogelijk te financieren zonder dat de mensen ook maar een gulden of euro aan eigen financiering inbrachten. Regelingen als de hypotheekrenteaftrek of de NHG werden beschouwd als kroonjuweel. Je kon zoveel lenen omdat de financiering verzekerd was.’ ‘Nu wordt het kennelijk steeds normaler gevonden dat je niet meer volledig je woning kunt financieren. Als je daar als overheid voor de toekomst aan vasthoudt, wordt de toegankelijkheid van de woningmarkt kleiner. Je moet dan eerst gaan sparen voordat je iets kunt gaan kopen. In Duitsland JUNI 2014
8
Schiffer pleit voor het tot stand komen van een Nota eigenwoningbezit 2014/2015. Vooral de flexibilisering van de arbeidsmarkt maakt een nieuwe visie van het kabinet volgens hem noodzakelijk. ‘Toen ik begon bij de NHG had 80% van de werknemers nog een vaste aanstelling en was deze voor de helft van die mensen ook een soort levensverzekering. Je ging ergens in vaste dienst en daar bleef je tot je pensioen. De hypotheekverstrekking was ook helemaal gebaseerd op dat klassieke plaatje. Maar een eigen huis heeft ook altijd een belangrijke rol gespeeld in de vermogensvorming voor na de pensionering. En ook in relatie tot de zorg die op latere leeftijd meestal nodig is. De eigen woning mag geen instrument worden alleen voor de rijke mensen, maar moet ook voor mensen uit een middenstandsmilieu beschikbaar blijven. Dat is een persoonlijke drive van me. Ik ben voor zoveel mogelijk gelijkheid, ook als het om wonen gaat. Mensen met een lager inkomen hebben ook recht op vermogensopbouw. Er zijn hier in Nederland geen eerste of tweederangsburgers. Jonge mensen moeten zelf kunnen beslissen hoe ze willen wonen. Daar hangen heel andere individuele keuze mee samen. Sommige mensen steken doelbewust al het geld dat ze verdienen in hun huis; anderen gaan liever op vakantie.’ Schiffer gaat er vooralsnog vanuit dat het kabinet geen nieuwe maatregelen gaat nemen op woongebied. Het woonakDE HYPOTHEEKADVISEUR
INTERVIEW
koord zit volgens hem ‘in beton gegoten’. ‘Maar dat geeft ook de ruimte om eens na te denken over de ideologie van het stimuleren van de eigen woning zoals we die sinds eind jaren 50 in ons land hebben. Ik vind het belangrijk om dat in de lucht te houden al moet je ook niet al te vaak je oude stokpaardjes berijden.’
Spotlights Vooralsnog verlaat Schiffer echter even de spotlights waarin hij de afgelopen decennia veelvuldig was te vinden. Als spreker op congressen, als columnist in dagblad Metro, als deskundige in Tros Radar. Die rol moeten we echter niet overdrijven, vindt hij. ‘Wij zijn een kleine organisatie tussen markt en overheid. Dat betekent vooral veel zelf doen. Deze organisatie heeft een CEO die niet alle golfbanen en jachthavens kent. Golfen zul je me ook straks niet zien doen. Ik vind de balletjes te klein.’
heid heeft ervoor gezorgd dat het instrument nog niet goed bij iedereen tussen de oren zit.’ Sommigen waren bezorgd dat er eigenaren tussen wal en schip zouden raken als NHG vast zou houden aan voortzetting van een hypotheek waarop al achterstand was ontstaan. Die zorgen zijn volgens Schiffer onterecht, omdat NHG goed op deze gevallen let. ‘We zijn er niet om mensen in de shit te helpen. In theorie kunnen er omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat mensen ondanks een positieve inkomenstoets toch niet langer de lasten op kunnen brengen. Met die gevallen zijn wij enorm bezig. Van de 17 concrete klachten die naar aanleiding van de Tros Radar uitzending over deze problematiek naar voren zijn gekomen, is ¾ alsnog opgelost in samenspraak met de geldverstrekker. Aan vier zaken wordt nog gewerkt.’
Urgentie Tot de laatste snik blijft hij betrokken bij het fonds, onder meer voor de overdracht van werkzaamheden aan zijn opvolger Arjen Gielen. De laatste paar jaar waren niet de meest rustige voor NHG. Naarmate de economische crisis voortduurde moest het fonds meer uitkeren voor verlieslatende woningverkopen. Er werden bovendien vraagtekens gezet bij de solvabiliteit aangezien de gemiddelde woningprijs in de afgelopen jaren tot wel een kwart is gedaald. De twijfels werden versterkt toen NHG haar voorwaarden en normen per 1 januari aanscherpte. Schiffer: ‘Het beeld dat wij strenger zijn geworden klopt niet, we zijn juist soepeler geworden. We zijn er niet alleen voor de boekhoudkundige afwikkeling van schulden. Onze meerwaarde kan er ook uit bestaan door mensen te helpen dat ze langer in hun huis kunnen blijven wonen. Het tweede uitgangspunt is dat we wel goed zijn, maar niet gek. Wij kennen ook de geluiden dat de faciliteit bij scheiding misbruikt wordt. Ik kan me echter niet voorstellen dat financieel adviseurs op grote schaal voorstellen aan hun klanten om te gaan scheiden om zo van verkoopverlies af te komen. Die verhalen bleken dan ook al snel een broodje aap. Maar we hebben wel gezegd dat we die gevallen die met misbruik en fraude te maken hebben eruit gaan trekken. We zijn geen pinautomaat. Je moet aantonen dat verkoop noodzakelijk is. Daarmee voorkomen we dat het fonds onnodig wordt aangesproken. En tegelijkertijd zagen we ook veel mensen die gingen scheiden en van hun bank niet de hypotheek in hun eentje mochten voortzetten. Terwijl die mensen vaak konden aantonen dat ze het wel konden betalen. Dankzij de inkomenstoets hebben we al honderden mensen kunnen helpen die in hun eigen woning willen blijven wonen.’ Dat veel hypotheekadviseurs maar ook sommige aanbieders moeite hebben met de nieuwe werkwijze, wijt Schiffer aan de snelheid waarmee de inkomenstoets is ingevoerd. ‘Die snelDE HYPOTHEEKADVISEUR
Toch blijft de urgentie waarmee deze maatregel is ingevoerd opvallend. Volgens Schiffer is het fonds echter kerngezond. ‘Het fonds is er om schades te betalen. Daar is het voor opgericht en het werkt zoals het moet werken. We worden nu alleen voor het eerst geconfronteerd met een andere schadepraktijk, namelijk dat de getallen oplopen. En door een toenemend volume worden zaken goed zichtbaar. Feit is dat heel veel mensen in de problemen zitten en daarvoor een uitweg zoeken. Wij wilden meer doen dan het kwijtschelden
‘Je kon zoveel lenen omdat de financiering verzekerd was’ van een restschuld, we willen mensen helpen hun woning te behouden. Daarbij zijn we streng maar rechtvaardig. Ik geef het je te doen als je rond de 30 bent, een paar kleine kinderen hebt en geconfronteerd wordt met een restschuld van € 40.000. Dat bepaalt de rest van je leven.’ De vraag is of het geven van een garantie op hypotheken nog wel van deze tijd is. Neem alleen de door Schiffer zelf gememoreerde flexibilisering van de arbeidsmarkt. ‘Juist daarom wordt NHG alleen maar meer van deze tijd. Wil je mensen de ruimte geven om voor een eigen huis te kiezen dan is hypotheekgarantie bij uitstek het instrument om dat op een verantwoorde wijze te doen. Onderzoek leert dat 75% van de Nederlanders nog steeds een eigen woning wil, terwijl 60% er daadwerkelijk eentje heeft. Met het vertrouwen in de woningmarkt zit het dus helemaal niet slecht. Daarbij speelt denk ik wel een rol dat er enige rust is. Minister Blok is wel even klaar. Stevig ingrijpen heeft ook als voordeel dat je sneller de bodem raakt en er sneller weer sprake is van stabilisering. De woningmarkt haakt langzaam maar zeker weer aan.’ 9
JUNI 2014
Wat te doen met spaarproducten voor aflossing:
Omzetting van een beleggings-KEW Spaarproducten voor de aflossing van de eigenwoningschuld zijn er in allerlei soorten en maten. Eén van de producten is de in fiscaal jargon zo genoemde kapitaalverzekering eigen woning (KEW). Binnen die categorie spaarproducten kennen we twee hoofdstromen: de KEW met gegarandeerde kapitalen en de KEW op beleggingsbasis. Zeker bij deze laatste categorie - de beleggingsKEW - is al langere tijd sprake van uitstroom. Daarmee bedoel ik te zeggen dat veel verzekeringnemers van beleggings-KEW’s hun verzekering zijn gaan omzetten in, in fiscale zin, soortgelijke producten. Daarbij moet gedacht worden aan de spaarrekening eigen woning (SEW) en het beleggingsrecht eigen woning (BEW). Waar moet nu bij een dergelijke omzetting aan gedacht worden. Daarop ga ik in deze bijdrage in.
Inleiding KEW’s, SEW’s en BEW’s zijn tegenwoordig niet meer te sluiten, althans niet voor ‘nieuwrecht’ eigenwoningschulden. Met ingang van 2013 geldt immers de nieuwe eigenwoningregeling en geldt voor nieuwrecht eigenwoningschulden (art. 3.119a Wet IB 2001) de aflossingseis. Logischerwijs zag de wetgever onder het nieuwe recht geen toegevoegde waarde meer voor de aflossingsinstrumenten KEW, SEW en BEW. Voor bestaande eigenwoningschulden (art. 10bis.1 Wet IB 2001) ligt dat anders. Nu voor dergelijke eigenwoningschulden de fiscale aflossingseis niet geldt, kunnen voor deze schulden de KEW, SEW en BEW nog zinvol zijn. Maar dan moet je wel al over een dergelijk spaarproduct beschikken. Wie wél een bestaande eigenwoningschuld heeft, maar geen KEW, SEW of BEW kan vandaag de dag ook géén KEW, SEW of BEW meer sluiten. Wat dat betreft is de poort dicht. Alleen in bijzondere gevallen kan een spaarproduct dat niet is aan te merken als KEW, SEW of BEW herleven als KEW, SEW en BEW (art. 10bis.2, art. 10bis.2a en art. 10bis.2b Wet IB 2001). Wat wel kan is het oversluiten van een bestaande KEW, SEW of BEW. Daardoor ontstaat in feite geen nieuw spaarproduct maar wordt het spaarproduct bij dezelfde of een andere uitvoerder gecontinueerd. Ten minste, als er in de overeenkomst een voortzettingsclausule is opgenomen. Deze voorwaarde bepaalt in feite dat het nieuwe spaarproduct in fiscaalrechtelijke zin geacht wordt de voortzetting te zijn van het oude spaarproduct. In civieljuridische zin is er natuurlijk wel degelijk sprake van een nieuw product - er is ten-
JUNI 2014
10
DE HYPOTHEEKADVISEUR
S PA A R P R O D U C T E N
Wie zich bij het oversluiten niet aan de spelregels houdt, ziet zijn spaarproduct fictief tot uitkering komen slotte een nieuwe overeenkomst gesloten - maar voor de fiscale wetgeving wordt dit genegeerd. De Wet IB 2001 maakt deze ‘fiscaal geruisloze voortzetting’ ook mogelijk (art. 10bis.8 Wet IB 2001).
natuurlijk allemaal naar dat het overgangsrecht voor de bestaande spaarproducten niet verloren gaat. Met andere woorden: dat de KEW, de SEW of het BEW niet fictief tot uitkering komt.
Wettelijke spelregels bij omzetting
Omzetten beleggings-KEW in SEW of BEW
Een KEW kan dus worden overgesloten. Dit kan in de vorm van een nieuwe KEW, een nieuwe SEW of een nieuw BEW. Deze omzetting van de KEW in een andere KEW, een SEW of een BEW mag dan wel mogelijk zijn, er zijn hierbij wel wettelijke spelregels in acht te nemen. In de basis komen deze wettelijke spelregels op het volgende neer: ■ de voor de KEW overeengekomen looptijd mag bij het oversluiten niet worden verlengd; en ■ de per 31 december 2012 (of eigenlijk 31 maart 2013) gegarandeerde kapitalen mogen niet worden verhoogd. Wie zich bij het oversluiten niet aan deze spelregels houdt, ziet zijn spaarproduct fictief tot uitkering komen. Dat houdt in dat het in het spaarproduct aanwezige rentebestanddeel op dat moment progressief in de belastingheffing van box 1 wordt betrokken. Omdat het product niet echt tot uitkering komt - althans niet vanzelf - verhuist het product voor de fiscale behandeling van box 1 naar box 3. Omdat de uitvoerder ter zake van deze fictieve uitkering geen inhoudingsplicht heeft voor de belastingheffing, zal de belastingplichtige deze belasting zelf uit eigen zak moeten betalen. Als hij dat geld niet heeft, kan hij de uitvoerder natuurlijk verzoeken het spaarproduct af te kopen. Dit kan tot problemen leiden als het product verpand is. Dit alles zal in de praktijk (hopelijk) veelal theorie zijn, want we streven er DE HYPOTHEEKADVISEUR
11
Op het eerste oog lijken de wettelijke spelregels niet al te ingewikkeld. Houdt de einddatum van het oorspronkelijke product in de gaten, zorg ervoor dat de gegarandeerde kapitalen niet worden verhoogd en je bent veilig. Lastiger wordt het echter als we te maken hebben met een beleggingsKEW. Bij een beleggingsverzekering is er immers geen gegarandeerd kapitaal. In dat geval wordt de toets aangelegd op de premie. Deze mag niet toenemen. Gebeurt dit wel, dan komt het spaarproduct fictief tot uitkering. Bij een verzekering valt een onderscheid te maken tussen een spaarpremie en een overlijdensrisicopremie. Bij een SEW of een BEW is er feitelijk alleen maar een spaardeel. De vraag doet zich voor of bij voortzetting van de KEW-beleggingsverzekering in een SEW of BEW de volledige premie als uitgangspunt mag worden genomen voor de vervolgstortingen op de SEW of dat de inleg geschoond moet worden van de premie voor het overlijdensrisicodeel binnen de KEW-beleggingsverzekering. De Kennisgroep verzekeringsproducten van de belastingdienst heeft aangegeven dat de totaalpremie voor de KEW-beleggingsverzekering het uitgangspunt mag vormen voor de inleg op de SEW.1 Maar wat nu als er naast de SEW of BEW een ‘losse’ overlijdensrisicoverzekering wordt gesloten?
JUNI 2014
Bij een verzekering valt een onderscheid te maken tussen een spaarpremie en een overlijdensrisicopremie In dat geval zal de periodieke inleg op de SEW of het BEW gecorrigeerd moeten worden met de premie voor deze overlijdensrisicoverzekering. De maximaal toegestane inleg op de SEW of het BEW is dan de oude premie voor de KEW minus de premie voor de overlijdensrisicoverzekering. (Zie voorbeeld)
Wijziging overlijdensrisicodekking binnen beleggings-KEW Omzetten van een beleggings-KEW in - vooral een SEW zien we in de praktijk heel regelmatig voorkomen. Maar het is natuurlijk niet de enige te bewandelen route. In het kader van hersteladviezen rondom beleggingsverzekeringen zien we ook heel regelmatig dat de overlijdensrisicodekVoorbeeld Jaap heeft een beleggings-KEW. Hij betaalt hiervoor een maandelijkse premie van € 200. Binnen de verzekering is een vast overlijdensrisicokapitaal verzekerd van € 100.000. Op enig moment besluit hij zijn hypotheek om te zetten in een bankspaarhypotheek. De maximale maandelijkse inleg op de SEW bedraagt dan ook € 200. Als de inleg hoger zou zijn, dan komt het spaarproduct fictief tot uitkering. Het opgebouwde rentebestanddeel wordt in dat geval progressief belast. Tegelijkertijd met het oversluiten van de hypotheek sluit Jaap een ‘losse’ overlijdensrisicoverzekering. De premie die hij hiervoor betaalt, bedraagt € 30 per maand. De maximale inleg op de SEW moet nu gecorrigeerd worden met de voor deze losse overlijdensrisicoverzekering verschuldigde periodieke premie. De maximale inleg op de SEW wordt dus verlaagd naar € 170.
JUNI 2014
12
king binnen een beleggingsverzekering wordt aangepast. Als er binnen de beleggings-KEW een vaste overlijdensrisicodekking is overeengekomen -die wordt verlaagd of wordt vervangen door een de dekking van premierestitutie- vindt er binnen de totaalpremie die voor de KEW verschuldigd is, een verschuiving plaats van overlijdensrisicopremie naar spaarpremie. Dit heeft geen gevolgen voor het overgangsrecht als de totaalpremie maar niet toeneemt en de overlijdensrisicodekking gebruikelijk is. Als er binnen een beleggings-KEW sprake is van bijvoorbeeld een vaste overlijdensrisicodekking van € 100.000 en deze wordt vervangen door de dekking van premierestitutie bij overlijden, waarbij het bedrag van de periodiek en in totaal verschuldigde premie niet toeneemt, blijft het overgangsrecht gelden.
Van een KEW met één verzekeringnemer naar een SEW met twee rekeninghouders Bij het oversluiten van een KEW in een SEW speelt verder nog het volgende. Partners kunnen gebruik maken van de ‘dubbele uitkeringsvrijstelling’ door beide partners op de KEW aan te wijzen als begunstigde op de einddatum van de KEW. Dat de KEW mogelijk maar één verzekeringnemer heeft, is daarbij niet relevant. Maar een SEW kent geen begunstiging. Als er voor de KEW slechts één verzekeringnemer is, kan alleen deze verzekeringnemer het product voortzetten als SEW. Er kan dan geen gebruik meer worden gemaakt van een dubbele deblokkeringsvrijstelling. De deblokkering op de einddatum van de SEW wordt immers toegerekend aan de rekeninghouder; niet mede aan zijn partner. Het is in de regel ook niet mogelijk om de rekening dan maar te splitsen. Dat impliceert immers gedeeltelijke overdracht van de SEW (of de KEW) aan de partner en daar staat de Wet IB
DE HYPOTHEEKADVISEUR
S PA A R P R O D U C T E N
2001 aan in de weg. Een dergelijke overdracht is alleen mogelijk als deze plaatsvindt in het kader van het aangaan of de beëindiging van partnerschap. In alle andere gevallen is de SEW niet om te zetten in een product met twee rekeninghouders. In de regel is in deze situatie de bankspaarhypotheek dan ook niet het aangewezen financiële product.
Omzetting andere kapitaalverzekering in KEW, SEW of BEW Het is, zoals we hiervoor hebben gezien, mogelijk om een bestaande KEW om te zetten in een andere KEW, een SEW of een BEW. Maar veel beleggingsverzekering hebben niet het fiscale etiket KEW. Is het voor deze kapitaalverzekeringen dan nog wel mogelijk om een omzetting te bewerkstelligen naar het regime van de KEW, de SEW en het BEW? Het antwoord daarop luidt ontkennend. Bij de inwerkingtreding van herziene eigenwoningregeling per 1 januari 2013 is verzekeringnemers een beperkte periode gegund - tot in principe 1 april 2013 - om hun lopende kapitaalverzekering om te zetten in een KEW. Als dat niet is gebeurd, is het plaatsen van het KEW-etiket nu niet meer mogelijk, laat staan de omzetting van het spaarproduct in een SEW of een BEW. Die poort is inmiddels potdicht.
Slot Mr. Ruben Stam werkzaam bij het Fiscaal Juridisch Adviesbureau van Nationale-Nederlanden Bank Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.
In de praktijk worden veel beleggings-KEW’s omgezet. Dat kan verband houden met hersteladviezen voor beleggingsverzekeringen maar het initiatief kan natuurlijk ook van de verzekeringnemer(s) zelf uitgaan. In alle gevallen is waakzaamheid geboden. Wat te allen tijde voorkomen moet worden is dat een fictieve uitkering wordt geconstateerd, omdat er in dat geval afge-
DE HYPOTHEEKADVISEUR
13
rekend moet worden met de belastingdienst over het in het product schuilgaande rentebestanddeel. De in acht te nemen wettelijke spelregels zijn over het algemeen gelukkig niet al te ingewikkeld. In deze bijdrage heb ik een aantal mogelijke knelpunten beschreven. Natuurlijk zijn er nog vele variaties te bedenken en (helaas) is ook niet voor elke situatie direct een passend antwoord beschikbaar. Gelukkig is in verreweg de meeste gevallen goed te leven met de wettelijke spelregels.
Voetnoten 1 Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW d.d. 31 juli 2013, V&A
JUNI 2014
Hype of straks niet meer weg te denken?
Cross channel klantbediening Sommige marktpartijen weten het zeker: op middellange termijn is er geen consument meer die blanco een adviesgesprek ingaat om zich over hypotheken te laten informeren. Klanten zullen geen behoefte hebben aan een advies van begin tot eind. Hooguit willen zij nog wat opheldering op detailpunten en wellicht de bevestiging dat zij op het punt staan de juiste beslissing te nemen.
Een visie die bepaald niet gedeeld wordt door veel onafhankelijke adviseurs. Mensen komen niet bij hen binnen met een gerichte financiële vraag, maar willen weten wat nodig is om de hypotheeklasten nu en in de toekomst te kunnen dragen. Ook als zich onvoorziene situaties voordoen.
De financiële dienstverlener die zoekt naar de koers die leidt naar een profijtelijk en duurzaam bedrijfsmodel ontvangt signalen die het niet makkelijker maken om een gerichte strategie te bepalen. Niet alleen de verschillende toekomstvisies staan vaak haaks op elkaar, maar ook de organisaties die meedenken met de adviseur bieden totaal tegengestelde handvatten. Zo meent de AFM de adviseurs tegemoet te komen door te benadrukken dat ook het verstrekken van een deeladvies in het belang van de klant kan zijn. Terwijl een stichting als de SEH het niet meer van deze tijd vindt om te volstaan met een (totaal) hypotheekadvies alleen en haar keurmerk heeft omgedoopt tot Erkend Financieel Adviseur. Samen met verenigingen als de VPPF is zij van mening dat de klant meer dan ooit behoefte heeft aan een bredere advisering. In deze tijden zoekt een consument zekerheid en wil hij de financiële consequenties inzichtelijk krijgen van zaken als samenwonen, trouwen, gezin, echtscheiding, werk, ontslag, pensioen en zorg. Kortom: mensen zitten te wachten op integraal advies. Zoals bekend heeft SEH de daad bij het woord gevoegd en dienen de van origine in hypotheken gespecialiseerde adviseurs een aanzienlijk bredere opleiding af te ronden om hun keurmerk te behouden. Tegelijkertijd trekt de AFM door het land met seminars gewijd aan het thema ‘advies op maat’. De toezichthouder legt de deelnemers uit dat integraal advies niet altijd de verplichte route hoeft te zijn. Het gaat erom dat de adviseur aan de klantvraag beantwoordt. Klein vraagje? Dan is een kort antwoord genoeg, om het extreem te stellen. In
JUNI 2014
14
DE HYPOTHEEKADVISEUR
HYPONIEUWS
Cross channel is een vorm van concurrentie die het waard is om nauwlettend te volgen en ervan te leren elk geval hoeft de adviseur niet de hele financiële positie van de klant door te lichten als die daar geen behoefte aan heeft en alleen wil weten of een overlijdensrisicoverzekering een goede oplossing zou zijn. Sommige adviseurs zijn blij met deze moderne uitleg van de Wft-regels door de toezichthouder. Anderen zien het als een regelrechte aanslag op hun beroepsethiek. ‘Mensen hebben er behoefte aan hun volledige financiële situatie in een gesprek, dus face to face, door te nemen’, is de stellige overtuiging van de directievoorzitter van RegioBank, Hans van den Bor. ‘Niet voor niets hebben niet alleen wij, maar ook de zogenoemde ‘kleine adviseurs’ dit jaar de Hypothekenaward gewonnen. Een duidelijker bewijs dat zijn visie de juiste is, is er volgens hem niet. ‘Voor het eerst dit jaar heeft niet een vakjury maar de consument de winnaar bepaald. Daardoor is de prijs enorm gestegen in waarde.’ En dat geldt volgens hem zeker als het om grote beslissingen gaat, zoals het afsluiten van een hypotheek. ‘De consument hecht er bijzonder veel waarde aan om zijn financiële zaken te kunnen bespreken met iemand die op de hoogte is van de lokale situatie. Zij spreken letterlijk en figuurlijk dezelfde taal en dat geeft vertrouwen.’ Veel hypotheekaanbieders zien dat heel anders en ontwikkelen websites waarop potentiële klanten zich niet alleen kunnen oriënteren, maar aan de digitale hand genomen worden om stapje voor stapje de best bij hen passende hypotheek te kunnen vinden en soms zelfs met een druk op de knop kunnen afsluiten. Zij zijn aanhangers van de gedachte dat de meeste mensen geen zin meer hebben om de agenda DE HYPOTHEEKADVISEUR
15
te trekken en een lang gesprek met een adviseur in te plannen. Zij willen op de momenten die hun uitkomen de verschillende hypotheekopties inventariseren en daaruit een keuze kunnen maken. Natuurlijk komen er dan vragen op, maar het is voldoende als er dan contact gelegd kan worden met een adviseur om die ‘even’ beantwoord te krijgen. Waarna de klant zijn zelfwerkzaamheid kan voortzetten. Aanbieders zijn op dit moment hard bezig deze multichannel infrastructuur gestalte te geven. Het gaat dan niet alleen om grootbanken als ABN Amro en Rabobank, maar ook om partijen die dichter staan bij de onafhankelijke hypotheekadviseur. ‘Ik zie dat eigenlijk alle geldverstrekkers, waaronder ook de verzekeraars die sterk marktaandeel aan het winnen zijn, zich met deze ontwikkeling bezighouden’, zegt Patrick Ruijs, managing partner VODW. ‘En dat ligt ook voor de hand. Cross channel klantbediening is niet geboren op de tekentafel van consultants of aanbieders, maar komt vanuit de vraagkant. Consumenten gebruiken steeds meer kanalen naast en door elkaar.’ Ruijs voorziet niet dat online het hele adviestraject gaat afdekken, ‘maar daar gaat ongetwijfeld wel de nadruk op liggen. Tussendoor zal de klant dan persoonlijk contact zoeken. Ik kan me voorstellen dat als iemand voor het eerst een huis koopt, hij graag aan tafel gaat zitten om zich door een adviseur te laten informeren. Een volgende keer, bij verhuizing of na afloop van de rentevastperiode, gebruikt hij die ervaring thuis achter de computer.’
JUNI 2014
Van steeds groter belang wordt het om de klant qua kennis vóór te blijven Prijs/kwaliteit Het vorenstaande laat zien hoe verschillend gedacht wordt over de toekomst van de adviessector. De kans lijkt echter groot dat de werkelijkheid ergens in het midden zal liggen. SEH en VPPF hebben gelijk als zij stellen dat huishoudens idealiter het beste af zijn met een integraal advies, bestaande uit een ‘nulmeting’, repareren van zekerheidsgaten en periodieke updates. De vraag is alleen welk percentage van de bevolking zich financieel een dergelijk advies kan veroorloven. De geldverstrekkers die inzetten op de mondigheid van de consument hebben een punt als zij stellen dat de hedendaagse consument zoveel mogelijk zelf aan het roer wil staan. Daar staat de algemeen geldende wet tegenover dat des te meer iemand zich in de materie verdiept, het aantal vragen en onzekerheden toeneemt. Hier is dan de vraag welk percentage van de consumenten sterk genoeg in de schoenen staat om zelf knopen door te hakken. In beide gevallen zal het gaan om minderheden, zodat er voor de adviseurs een grote vijver overblijft om in te vissen. De hamvraag is dan in welk aas de vissen willen bijten. Dat is ongetwijfeld in dat van de hengelaars met de beste prijs/kwaliteitsverhouding. Dat is de ‘topic’ waarop de concurrentie binnen de advieswereld zich zal toespitsen en daarin zal de cross channel klantbediening ongetwijfeld een belangrijke rol gaan spelen. De doorontwikkeling van dergelijke platforms zal immers voor een groot deel de adviesprijs gaan bepalen. Sinds de JUNI 2014
16
inwerkingtreding van het provisieverbod moeten aanbieders hun advies- en distributiekosten apart in rekening brengen. Het laat zich raden dat die kosten aanzienlijk teruggebracht worden als de klant het leeuwendeel van het werk verricht en de adviseur slechts hoeft te raadplegen voor gerichte vragen. Op kwaliteitsgebied is belangrijk op welke wijze beantwoord kan worden aan de gemakvraag van de klant. Zo vinden aanbieders het essentieel dat klanten niet lastig gevallen worden met antwoorden die zij zelf al hebben gevonden. Patrick Ruijs daarover: ‘De kunst is om alle kanalen zo goed te verbinden dat de klant niet het gevoel heeft dat er sprake is van hiaten of dubbelingen in het adviesproces. De proef op de som zal plaatsvinden in het persoonlijk gesprek. Daar moet de consument tot de slotsom komen dat dit gesprek echt waarde voor hem heeft gehad. Dat daar zaken naar voren zijn gekomen waaraan hij zelf niet heeft gedacht en hem voordeel bieden. Dat betekent, dat aanbieders niet kunnen volstaan met zich te focussen op de techniek. Zij zullen ook moeten investeren in kwaliteitverbetering van hun adviseurs. De omslag van verkoopgesprek naar adviesgesprek hebben de meeste geldverstrekkers inmiddels wel gemaakt. Van steeds groter belang wordt het om de klant qua kennis vóór te blijven. Financiële planning wordt immers online steeds toegankelijker voor grote groepen consumenten die zelf de regie willen voeren. De informatie en het aantal tools daarvoor blijft voorlopig nog groeien. Adviseurs moeten daar pro actief op reageren om niet in de situatie te komen dat klanten tijdens het gesprek de indruk krijgen dat daar een aantal stapjes terug wordt gezet. En dat zij als het ware hun financiële situatie weer opnieuw moeten gaan uitleggen aan de adviseur.’ Voor de hypotheekadviseur die niet over een dergelijke grootschalige technologie beschikt geldt
DE HYPOTHEEKADVISEUR
HYPONIEUWS
in grote lijnen hetzelfde. Ook RegioBank die inzet op het persoonlijke gesprek met de consument ervaart, aldus Van den Bos ‘dat de klanten zich online georiënteerd hebben en beter voorbereid dan voorheen het kantoor binnenstappen. Daardoor verloopt het adviesgesprek efficiënter.’ In de prijsconcurrentie kan de adviseur de kosten drukken door klanten te vragen zoveel mogelijk gege-
vens met betrekking tot hun financiën in kaart te brengen. De ervaring leert overigens dat consumenten dat graag doen, omdat zij zo het gevoel hebben dat zij meer grip krijgen op hun financiële situatie. De consument die hecht aan objectief advies zal zich wenden tot een onafhankelijk adviseur. Maar ook dan moet ervan uitgegaan worden dat die consument zich intussen op het scherm grondig georiënteerd heeft. Ook hier geldt voor de adviseur hetzelfde als voor de cross channelende aanbieder, namelijk dat de consument al een groot deel van de kennis zelf heeft verworven. In de woorden van Patrick Ruijs: ‘De adviseur moet dus niet aankomen met een les in de basisbeginselen, om het zo uit te drukken. De klant zal dan al snel het idee krijgen dat hij iets te horen krijgt wat hij zelf allang wist. En dan zal hij niet graag bereid zijn de portemonnee te trekken om apart voor dat advies te gaan betalen. Daarnaast zit de klant er ook niet op te wachten dat de adviseur nog eens dunnetjes over gaat doen wat de klant zelf al onderzocht heeft.’ Het is lang geen uitgemaakte zaak dat de cross channel distributiestrategie van aanbieders de adviesmarkt gaat overnemen. Het is wel een vorm van concurrentie die het waard is om nauwlettend te volgen en ervan te leren.
Jan Aikens
DE HYPOTHEEKADVISEUR
17
JUNI 2014
(Echt)scheiding en hypotheekrenteaftrek deel 3
24- of 36-maandstermijn? Hoe zit dat eigenlijk? Wordt er binnenkort gescheiden en heeft uw klant een eigen woning? Dan spelen er een aantal zaken rondom de hypotheekrenteaftrek, waar u rekening mee mag houden tijdens en na het (echt-)scheidingproces. Hieronder vindt u meer over de scheidingsregeling, de verhuisregeling en de consequenties hiervan op de hypotheekrenteaftrek bij echtscheiding. Dit artikel sluit aan op deel 1 en 2 van de serie Eigen Woning en Scheiding eerder gepubliceerd in dit blad.
Scheidingsregeling en hypotheekrenteaftrek Het kan wenselijk zijn dat één van de ex-partners, bij scheiding, voorlopig in de eigen woning blijft wonen, bijvoorbeeld in het belang van de kinderen. Gezien de huidige woningmarkt wordt er vaak voor deze oplossing gekozen. De (hoofdelijke) aansprakelijkheid van de hypotheek blijft dan voorlopig nog op naam van beide partijen staan. De regel hierbij is, dat als er één partner in de woning blijft wonen, de vertrokken partner nog maximaal 24 maanden zijn of haar deel van de hypotheekrente kan aftrekken.
Aanvang scheidingsregeling Eén van partners woont echter niet meer in de echtelijke woning, maar is nog steeds 50% eigenaar van de woning. Hij mag dus nog twee jaar zijn deel van de hypotheekrente fiscaal in mindering brengen van zijn of haar belastbare inkomen. Vaak wordt gedacht dat de datum waarop de (echt)scheiding wordt ingeschreven in de Registers van de Burgerlijke Stand, de datum is waarop de 24 maanden hypotheekrenteaftrek ingaan. Deze termijn gaat echter in op het moment dat de vertrokken partner is ingeschreven op zijn nieuwe woonadres zoals bekend in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente waarin men woonachtig is.
JUNI 2014
18
DE HYPOTHEEKADVISEUR
HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
Als er één partner in woning blijft wonen, kan de vertrokken partner nog maximaal 24 maanden zijn/haar deel van hypotheekrente aftrekken
Corné Bertens
Erik Baijens
Scheidingsregeling in de praktijk: een voorbeeld
Verhuisregeling en hypotheekrenteaftrek
Menno is vanaf 1 september 2013 ingeschreven op zijn nieuwe woonadres. Hij heeft nog samen met Anita een eigen woning. De hypotheekrente mag hij dus tot 31 augustus 2015, volledig in aftrek brengen van het belastbaar inkomen in box 1. Na 31 augustus 2015 vervalt de hypotheekrenteaftrek voor Menno. De aftrek blijft voor Anita van kracht. Zij woont immers nog in de eigen woning. 50% van de hypotheekrente is niet aftrekbaar. Dit kan voor beiden een lastenverhoging met zich meebrengen.
Als de partner die het huis nog bewoont, toch besluit om de eigen woning te verlaten en deze te koop te zetten, dan geldt de verhuisregeling. De hypotheekrente mag dan in mindering worden gebracht van het inkomen van beide partners. Hierbij moet wel de eigenwoningregeling van kracht blijven voor een periode van uiterlijk 36 maanden (tot en met het belastingjaar 2014, daarna 24 maanden na het kalenderjaar waarin de partijen de woning hebben verlaten en de woning in de verkoop staat.
Eén van de ex-partners betaalt de volledige hypotheekrente In de praktijk gebeurt het regelmatig dat de expartner die in de echtelijke woning verblijft, de volledige hypotheeklasten voldoet. Eigenlijk betaalt deze ex-partner de hypotheeklasten van het deel van de echtelijke woning van de andere elders wonende (ex-)partner. De belastingdienst ziet dit als partneralimentatie in natura. De elders wonende partner zal in de belastingopgave inkomstenbelasting dit als partneralimentatie moeten aangeven.
Verhuisregeling in de praktijk: een voorbeeld
In beginsel heeft dit geen consequenties, immers de partneralimentatie wordt fiscaal belast en de hypotheekrente is fiscaal aftrekbaar. Alleen deze aftrekbaarheid vervalt na 24 maanden, dan ontstaat de situatie dat de partneralimentatie fiscaal belast is, maar de hypotheekrente niet meer aftrekbaar als gevolg van de scheidingsregeling. Deze regeling is adviesgevoelig en vraagt maatwerkoplossingen.
Dit bewijst maar weer eens dat deze complexe materie het werkterrein is van een hypotheekadviseur en financieel planner.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
19
Uitgaande van het vorige voorbeeld van Menno en Anita, verlaat Anita de woning per 1 maart 2013. De hypotheekrente zou dan in principe aftrekbaar zijn tot 31 december 2016. Menno is echter per 1 september 2013 ingeschreven op zijn nieuwe woonadres. De mogelijkheid tot hypotheekrenteaftrek is nu tot uiterlijk 31 december 2016 van kracht. Voor Menno gaat de termijn in dit geval lopen per 1 januari 2013. Voor Anita gaat de termijn in per 1 januari 2014.
Corné Bertens en Erik Baijens Settlement Echtscheidingspraktijk Meer informatie:
[email protected]
JUNI 2014
L I FE
Vrouwen bestormen carrière sector nog
Kijk uit voor
JUNI 2014
20
DE HYPOTHEEKADVISEUR
S T Y LE
LIFESTYLE
ladder, maar zijn in financiële ondergeschoven kindje
de vrouw
Het is nog maar ruim een halve eeuw geleden dat een vrouw toestemming van haar man nodig had om een broodrooster te mogen kopen. Anno 2014 stijgt het aantal vrouwelijke kostwinners snel. Dat wil niet zeggen dat de vrouw ook altijd even betrokken is, of serieus wordt genomen als het gaat om financiële zaken. Een adviseur die denkt dat hij met een handtekening van beide echtlieden heeft voldaan aan zijn zorgplicht, kan van een koude kermis thuiskomen.
DOOR: ROSALI DE HART
Zomaar een vrijdagmiddag op het schoolplein. Daar staat een vader en daar. Overal staan vaders. Een kleine schatting leert dat een derde van de aanwezige ouders van het mannelijk geslacht is. Vooral op vrijdag is het druk. De ideale ‘papadag’ blijkbaar voor vaders om vrij te nemen van hun werk en voor hun kinderen te zorgen. Er zijn ook mannen die elke dag op het schoolplein staan, zoals Elroy. Zijn vrouw werkt fulltime. Hij is muzikant en zorgt voor dochter Lili. Of Ruud die kunstenaar is en ’s avonds werkt bij TPG. Dat zijn vrouw nooit de kinderen haalt, vindt niemand vreemd. Zij doet iets met communicatie bij een multinational.
che brengt, maar hoeveel dagen. Tot voor kort was het ‘anderhalfverdienersmodel’ de norm. De huidige generatie dertigers kiest voor een vierdaagse werkweek voor beide partners. Hij een papadag, zij een mamadag en de kinderen drie dagen in de week naar oma of naar de crèche.
De arbeidsparticipatie van vrouwen (23 procent in 1971, 76 procent in 2012) stijgt in hoog tempo en het waardepatroon verandert mee. Stond in 1965 nog 84 procent van de Nederlandse bevolking negatief tegenover het werken van vrouwen met schoolgaande kinderen, in 1997 was dit nog maar 18 procent. De vraag is niet meer òf je je kinderen naar de crè-
CBS
DE HYPOTHEEKADVISEUR
‘De maatschappij is veranderd’, beaamt Femke de JongStruiksma, verzekeringsadvocaat bij Van Beem De Jong Advocaten. ‘Vrouwen zijn steeds vaker kostwinnaar of dragen voor een belangrijk deel bij aan het gezinsinkomen. In je advies moet je dat aspect meenemen. Net als de vraag of er een kinderwens is en wat dat dan betekent voor de toekomst.’
Was tien jaar geleden die ene vader aan het schoolhek een bezienswaardigheid, over een paar jaar staan er misschien alleen maar vaders. Het vrouwelijk kostwinnerschap neemt een enorme vlucht, blijkt uit cijfers van het CBS. Nog steeds zijn er veel meer mannelijke dan vrouwelijke kostwinners. Maar de 21
JUNI 2014
Je moet je als adviseur ervan vergewissen dat die vrouw echt begrijpt wat ze tekent diger en financieel wijzer geworden. Ze trekken aan de bel wanneer ze zich benadeeld voelen. De zorgplicht brengt deze zaken aan het licht.
groei van het aantal vrouwelijke kostwinners stijgt snel. Het aantal vrouwen dat een hoger inkomen heeft dan haar man is van 13 procent in 2002 gestegen naar 19 procent 2012. Bij jonge stellen zonder kinderen steeg dat aantal tot 23 procent. De grootste stijging (van 10 naar 16 procent) zit bij jonge stellen met kind. Hoe jonger de kostwinner, hoe vaker een vrouw. Het CBS concludeert dat jonge vrouwen vaker evenveel blijven werken na de geboorte van hun eerste kind. Ze hebben vaak een hogere opleiding dan hun partner en werken meer uren. Een van de oorzaken daarvoor is dat aan het begin van de crisis in 2009 de werkloosheid bij mannen sneller opliep dan bij vrouwen. Diverse onderzoeken tonen aan dat mannen die niet voldoen aan de norm van kostwinner minder aantrekkelijke partners zijn. Ze hebben een grotere kans om depressief te raken als hun vrouw een grotere bijdrage levert aan de huishoudpot. Ze zouden zich aangetast voelen in hun eigenwaarde. SCPonderzoekerWil Portegijs heeft het in een NRC artikel van slechts drie jaar geleden (3 september 2011) nog over ‘hardnekkige, diep ingesleten patronen’. De man hoort meer te verdienen als de vrouw.
‘De consument dient meer klachten in’, weet De JongStruiksma. ‘De zorgplicht bestaat op twee niveau’s: je hebt de Wft en het civiele recht dat al langer bestaat’, legt zij uit. ‘Juridisch is er niets veranderd.’ Wel ziet ze in de jurisprudentie dat aan deze -open-norm een concrete invulling wordt gegeven, doordat de burger meer klachten indient. ‘De uitkomst is niet dat het zorgplichtkader verandert. Wel dat die steeds meer wordt geconcretiseerd.’ Zo bezien heeft de zorgplicht en de mondigheid van vrouwen in het bijzonder, wel degelijk gevolgen voor de adviespraktijk.
Kifid Een concreet voorbeeld. Onlangs behandelde het Kifid een zaak van een vrouw die vond dat ze niet geïnformeerd was over een geldlening die haar (inmiddels overleden) man had overgesloten. (Kifid nr. 2014-50 d.d. 27, januari 2014). Op verzoek van uw vakblad vat De Jong-Struiksma de kwestie samen: Een echtpaar heeft leningen afgesloten inclusief WW- en AO-verzekeringen. De man sluit een lening over, zonder deze voorzieningen. Een jaar later raakt hij werkloos. Niet lang daarna komt hij te overlijden. De vrouw vordert kwijtschelding van het krediet (38.000 euro) en 32.639 euro. Saillant detail: de vrouw had haar handtekening onder de betreffende lening gezet. Maar ze was naar eigen zeggen niet bij het adviesgesprek aanwezig geweest. De Jong-Struiksma: ‘De vrouw zegt eigenlijk: ‘Ik heb weliswaar getekend, maar je had mij persoonlijk moeten adviseren’. En daarin is ze gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Het gaat om meerdere kredieten met grote gevolgen, een ‘complex product’ dus. Dan is een handtekening niet genoeg. Je moet je als adviseur ervan vergewissen dat die vrouw echt begrijpt wat ze tekent.’
Zorgplicht De huidige generatie twintigers en dertigers ‘lijkt’ daar niet zo’n probleem mee te hebben. Dat vrouwen vaker kostwinner zijn, heeft an sich geen gevolgen voor het advies van een financieel adviseur. In principe maakt het niet uit wie het gezinsinkomen binnenbrengt, man of vrouw. Wel zijn er signalen dat vrouwen nog altijd niet serieus worden genomen als het gaat om financiële zaken. Zo behandelt het Kifid vaker zaken van vrouwen die zeggen dat ze niet betrokken waren bij een financieel advies. Vrouwen zijn monJUNI 2014
22
Hoe kan het dat de vrouw een handtekening heeft gezet, maar niet weet wat er is afgesloten? Dat valt niet meer te achterhalen. ‘Het Kifid zegt: het is niet duidelijk hoe het gesprek verlopen is. Er is geen dossier. Tja, dan sta je als adviseur in zo’n zaak met 1-0 achter.’ De Jong-Struiksma vindt het opvallend dat ‘weer expliciet’ benoemd wordt dat niet te herleiden is hoe het gesprek verlopen is. ‘Dat is een rode draad die steeds terug komt in dit soort zaken. Je moet als adviseur een goed adviesdossier opbouwen. Dat doen wij ook als advocaDE HYPOTHEEKADVISEUR
LIFESTYLE
Hoe jonger de kostwinner, hoe vaker een vrouw
ten: continu alles opschrijven. Niet alleen als damage control, maar ook in het belang van de klant.’
Spruitjeslucht De zaak roept de spruitjeslucht van de jaren vijftig op. Het doet denken aan de tijd dat moeder de vrouw zich terugtrok in de keuken om koffie te zetten als de verzekeringsagent op bezoek kwam. Nog decennia nadat gehuwde vrouwen in 1957 eindelijk ‘handelingsbekwaam’ werden geacht om zelfstandig een broodrooster te kopen, was dit de gebruikelijke gang van zaken. Veel vrouwen van die generatie zijn nog steeds financieel analfabeet. De Jong-Struiksma herkent het in haar eigen familie. ‘Mijn vader is vorig jaar overleden. Hij regelde de financiële zaken. Mijn moeder wist niet hoe het zat. Toen mijn vader overleed, moest ze alles zelf uit gaan zoeken.’ Terug naar de zaak. Zaken doen met de man en denken dat die wel tegen zijn vrouw vertelt wat er besproken is, daar mag je als adviseur niet van uitgaan. ‘Je moet ervoor zorgen dat de klant –zowel man als vrouw- begrijpt wat de situatie is’, benadrukt De Jong-Struiksma. ‘Dat kan op twee manieren. Of je gaat er vanuit dat de man het thuis wel aan de vrouw uitlegt. Dan neem je als adviseur dus een risico. Of je gaat met beide partners aan tafel zitten.’ Voor haarzelf is het duidelijk. ‘Als ik financieel advies wil, ga ik samen met mijn partner. Maar ik weet niet of ik als hoogopgeleide professional de maatstaf ben als het gaat om dit soort dingen. Mijn moeder zou zeggen: ‘Oh, dat regelt je broer wel voor mij.’
‘Ik kijk bij elk thema dat ik bespreek wat de meest effectieve manier is om dit maatschappelijk vraagstuk op tafel te leggen. Als ik een wetenschappelijk stuk over het belang van genderdiversiteit in de sector had geschreven, had niemand het gelezen. Daarom koos ik voor een hondsbrutaal blog, waarin ik bewust de confrontatie opzocht. Het sloeg in als een bom; het man/vrouw vraagstuk stond in één klap weer op de agenda. Als we meer vrouwen in de top willen hebben, moeten we hier af en toe over praten. Als ik dan in ruil daarvoor een paar zure (anonieme) opmerkingen moet incasseren, dan neem ik dat voor lief.’
Meisje Bronnen
Niet alleen moet de financiële sector niet vergeten vrouwen te betrekken in elk financieel advies. Ook binnen de branche is nog steeds sprake van een verschil in benadering van mannen of vrouwen. Onlangs constateerde De Nederlandse Bank dat er een machocultuur heerst binnen de sector. Een feit dat Femke de Jong-Struiksma luchthartig aan de kaak stelde in haar columns ‘Meisje’ en ‘Beste Femke’ voor AM-web, waarin ze de patriarchale neerbuigendheid van sommige mannen in de financiële sector op de korrel nam.
■ CBS, NOS (10 april 2014) ■ Rooijen, J. van & Gaalen, R van: Het effect van ontslag van de man op zijn scheidingskans. Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken 2013 (29) 4. ■ Kas, A & Veldhuis, P: Zij werkt over, hij doet de kinderen. En baalt daarvan. NRC Handelsblad 3 september 2011) ■ Vrouw steeds vaker hoofdkostwinner, Parool.nl (9 april 2014) ■ Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-50 d.d. 27, januari 2014
Het kwam haar te staan op tientallen reacties. Positieve van mannen en vrouwen die zeiden dat ze zich herkenden in haar column. En zure reacties die varieerden van ‘stel je niet aan’ tot aan ‘je moet naar de psychiater.’ De Jong-Struiksma: DE HYPOTHEEKADVISEUR
23
JUNI 2014
Hoe is dit te verklaren?
Rente is laag maar hypotheekrente is relatief hoog! Het collectieve wrange gevoel dat u en ik hebben is dat
Wat is er reeds onderzocht?
de (historisch) lage rente zich vooral vertaalt in een lage
Naar de doorlopend veelgehoorde opmerking ”Rente is laag maar de hypotheekrente is relatief hoog” is er reeds in 2009 door het Centraal Plan Bureau1 een analyse uitgevoerd. In de analyse van het CPB aangaande de hypotheekrente werd gekeken naar de gemiddelde hypotheekrente over alle nieuw afgesloten hypotheken. Deze rente lag over de periode 1994-2008 gemiddeld 0,5%-punt hoger dan het rendement op staatsobligaties.
vergoeding op de spaarrekening, maar niet in een (relatief) lage hypotheekrente. Graag wil ik mijn bevindingen omtrent dit onderwerp met u delen. Ook zal ik de redenen die worden aangedragen door de banken toetsen. Mijn ‘voorzichtige’ conclusie is drieledig.
JUNI 2014
24
DE HYPOTHEEKADVISEUR
BELEGGEN
Diegene die denkt dat spaargeld wordt ingezet om leningen te verstrekken, of om hypotheken te verstrekken komt van koude kermis thuis Nu is een hypotheeklening verstrekken aan particulieren riskanter dan lenen aan de Nederlandse overheid. Dit verklaart echter nog niet de toename van het verschil vanaf de tweede helft van 2008. In onzekere tijden zullen de risicopremies die banken moeten betalen om geld aan te trekken hoger liggen. Daarnaast speelt verder een rol dat de hypotheekrente vertraagd reageert op de ontwikkeling van het rendement op staatsobligaties. Het is de inschatting van het CPB dat het ruim een half jaar duurt voordat een fluctuatie van de lange rente volledig in de hypotheekrente is verdisconteerd. Bij een daling van de lange rente leidt deze vertraagde doorwerking tot een hogere winstmarge voor banken op hypotheken. Bij een stijging van de lange rente werkt de vertraging in het nadeel van de banken. In het laatste kwartaal van 2008 is het verschil tussen de hypotheekrente en het rendement op staatsobligaties met 1,5%-punt veel groter dan de gemiddelde 0,5%-punt in de periode daarvoor. Thans (2014) is dit verschil nog steeds hoger dan 0,5%-punt en is het verschil inmiddels opgelopen naar gemiddeld 2,20%. Het rendement op een 10-jarige staatsobligatie is momenteel 1,80% 2 terwijl de gemiddelde hypotheekrente met een rentevast periode van 10 jaar 4,00%3 is (zonder NHG). De laagste hypotheekrente die ik heb gevonden lag op 3,45%; zijnde nog steeds een opslag van 1,65%. Als rekening wordt gehouden met de vertraagde doorwerking is echter nog steeds een deel van het verschil onverklaard. Dit residu kan deels worden toegeschreven aan de hogere kosten van banken om geld aan te trekken en de toegenomen risico’s DE HYPOTHEEKADVISEUR
25
bij hypotheekverlening. In dat geval is de hypotheekrente niet hoger omdat de banken een hogere winstmarge maken, maar omdat kapitaalverstrekkers gecompenseerd wilden worden voor het hogere risico voor het uitlenen van geld. Een andere mogelijkheid is dat banken de winstmarge op hypotheken hebben vergroot of een hogere vergoeding in rekening brengen.
Banken moet meer betalen om kapitaal te verkrijgen In een inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO)4 wordt aangegeven dat Nederland -ten opzichte van zijn nationale economie- één van de grootste bankensectoren in de wereld heeft. De balans van de vier grootste Nederlandse banken bedraagt bijna vier keer het nationaal inkomen. In de Verenigde Staten is dat voor de vijf grootste banken de helft van het Amerikaans nationaal inkomen. De Nederlandse bankensector behoort bovendien tot de meest geconcentreerde van de westerse wereld, met een marktaandeel voor de vier grootste banken van 80-90%. Dus ja, verstrekkers van kapitaal aan de bank lopen een hoger risico als je het zo bekijkt. Het hogere risico laat zich echter grotendeels verklaren door voor het grote publiek onbekende activiteiten waar banken zich mee bezighouden anders dan de hypotheekverstrekking. M.a.w. als er een hogere vergoeding wordt gevraagd door de kapitaalverstrekkers dan is dit grotendeels omdat de banken zich met activiteiten ophouden, waarvan wij maar half weten wat dat inhoudt en welke risico’s dat met zich meebrengt. Moeten we er
JUNI 2014
De wellicht achteraf te soepele eisen hebben er voor gezorgd dat de stagnerende huizenmarkt nog niet echt wil vlottrekken blij mee zijn dat onze grootbanken zo groot zijn? Ik noem het bewust onze banken, omdat zo’n beetje alle grootbanken door de belastingbetaler zijn behoed van een gewis faillissement.
Wat doet de bank met mijn spaargeld? Diegenen die denken dat zijn of haar spaargeld -welke hij op zijn spaarrekening heeft- wordt ingezet om leningen te verstrekken aan het midden en kleinbedrijf, of wordt gebruikt om hypotheken te verstrekken komt van een zeer koude en natte kermis thuis. Onze grootbanken zijn tegenwoordig steeds meer een zakenbank dan een spaarbank. Maar wat doet een zakenbank? Ik noem ‘proprietary trading’, wat inhoudt dat met eigen geld van de bank en/of van de klant op korte termijn en lange termijn wordt gehandeld (‘Market Making’) op markten en effecten die relatie hebben met derivatenhandel, interbancaire leningen, leningen aan hedgefondsen, aandelenuitgifte en securitisering. Dit zijn activiteiten waar veel geld mee verdiend (en verloren) kan worden. Feit is dat we dit soort activiteiten verwachten bij zakenbanken maar niet bij ‘onze’ banken. Het beeld dat we hebben van onze grootbanken is dan ook wellicht een onjuiste. Onze grootbanken doen zich in mijn optiek voor als laagdrempelige, sympathieke, globale en lokale partners die particulieren en MKB van leningen voorzien en daarnaast spaarproducten aanbieden waarop veilig geld voor later weggelegd kan worden. Minder bekend is het beeld van een speler die met ‘eigen’ geld arbitreert/speculeert en handelt en JUNI 2014
26
daarbij risico’s aangaat die zich soms maar moeilijk laten inschatten. Want dat eigen geld…..hoe eigen is dat geld als er verliezen worden geleden? De rest van het verhaal is helaas inmiddels geschiedenis met de nationalisatie van de meeste van de Nederlandse grootbanken. Saillant detail daarbij is dat wellicht de lonen, die 15% te hoog zijn en uit de pas lopen met beloningen voor vergelijkbare functies in andere sectoren, voor het leeuwendeel betaald worden aan werknemers die zich met de eerder genoemde activiteiten bezighouden. Ikzelf ben in 1997 -als 24 jarige- begonnen met werken als Optiehandelaar /Market Maker voor een kleine gefortuneerde handelaar in Amsterdam en kan vertellen dat de handelaren van de Nederlandse grootbanken werkend in Amsterdam en zeker in Londen veel, veel meer verdiende dan de CEO van de bank zelf. Ik heb het hier over ettelijke miljoenen aan bonussen die werden betaald aan de handelaar die met bovengenoemde activiteit weer tientallen miljoenen wist te verdienen voor onze grootbank. Echter, deze ogenschijnlijke ‘gratis-geld-verdienenformule’ liep vast in 2008 waarna vervolgens de rekening van het zwaar onderschatte risico uiteindelijk ergens anders werd neergelegd….juist, bij u en mij. Zouden onze grootbanken inmiddels gestopt zijn met deze activiteiten….natuurlijk niet.
Wat zeggen de banken verder Onze hypotheekrente behoort tot de hoogste van de eurozone. We betalen ruim 0,8 % meer dan het gemiddelde, zo blijkt uit onlangs gepubliceerde cijfers van de Europese Centrale Bank. Dit verschil is veel groter dan een paar jaar geleden. Voor de Vereniging Eigen Huis was dat een reden om in 2012 ook nog eens tegen de banken aan te schoppen. Er zou te weinig concurrentie zijn, waardoor de banken ons in een hoek kunnen drijven en de rente hoog houden.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
BELEGGEN
Veel spaargeld tegenover hypotheekschuld Tegenover de hypotheekschuld van huishoudens staan ook spaartegoeden. Hiervan is een gedeelte gereserveerd voor de aflossing van de hypotheek aan het einde van de looptijd. Deze vorm van sparen voor hypotheekaflossing wordt de zogenoemde spaar- of beleggingshypotheek genoemd. In landen waar de hypotheekrente niet aftrekbaar is, bestaan deze hypotheekvormen niet. Hierdoor is in deze landen de relatieve hypotheekschuld weliswaar lager, maar er staat ook geen spaarhypotheekdepot tegenover. Dit wordt in internationale vergelijkingen van de hypotheekschuld wel eens over het hoofd gezien. De totale spaartegoeden en overige deposito’s van Nederlandse huishoudens (afzonderlijke cijfers over de spaarhypotheekdepots zijn er niet) vertegenwoordigden eind 2011 een waarde van 332 miljard euro. Dit is bijna de helft van de totale hypotheekschuld. De spaartegoeden nemen sinds 2008 relatief sneller toe dan de hypotheekschuld. Bron: website CPB
ring voor het uitzetten van hypotheken. Spaargeld is een relatief goedkope financiering voor de banken. Echter, als ik op de website van het CPB kijk, dan lees ik daar het navolgende (zie kader):
Leugentje om bestwil Leest u even de laatste zin nog maar eens: “De spaartegoeden nemen sinds 2008 relatief sneller toe dan de hypotheekschuld.” Inderdaad, dank je wel. De banken gebruiken dus drogredenen om de eigen zaak plausibel te maken. Zover niks nieuws toch? De banken en gelijksoortige instanties gaan het nooit leren en veranderen nooit…dat is mijn conclusie. Verkondig gewoon dat je meer winst wil gaan maken. Daarbovenop komt nog dat -zeker het afgelopen jaar- Nederlanders massaal hun hypotheek (deels) hebben afgelost. Dit zorgt ervoor dat het risico van de hypotheekverstrekkende partij afneemt en daarmee ook de mogelijkheid om weer (goedkoper) bij en vervolgens uit te lenen. Maar dat terzijde.
Nee hoor, zeiden de banken, dat is niet het probleem. Zij wezen op het ‘financieringsgat’, waar ze sinds de kredietcrisis zo veel last van hebben. Dit gat zou ontstaan zijn omdat Nederlandse huishoudens in vergelijking met het buitenland te weinig sparen, waardoor banken aangewezen zijn op andere (duurdere) bronnen van financie-
DE HYPOTHEEKADVISEUR
27
JUNI 2014
Onze hypotheekrente behoort tot de hoogste van de eurozone Dan maar de grens over Ik heb gelezen dat er steeds meer Duitse banken hypothecaire leningen verstrekken aan Nederlanders. In beginsel waren de eisen die gesteld werden aan de hypotheek niet vergelijkbaar met de eisen van de Nederlandse spelers. Er werd (maar) 75% tot 90% gefinancierd en een eigen inbreng van 10% was eerder regel dan uitzondering. Overigens is dit niet raar. Ongeveer 30 tot 40 jaar geleden waren dit ook de criteria die onze banken eisten als er een hypotheek werd verstrekt. De eisen werden zeker vanaf 1990 steeds soepeler tot de hoogtijdagen in 2004-2005 waar je als net werkend koppel met allebei een baan tot zeven keer het verzamelinkomen (en soms meer) kon lenen tot 115% van de aankoopsom. Of die tijden ooit nog terugkomen. Ik hoop zelf van niet. Deze wellicht achteraf te soepele eisen hebben er zeker voor gezorgd dat de stagnerende huizenmarkt nog steeds niet echt wil vlottrekken. Zo niet in andere landen in de Europese Unie en de Verenigde Staten. Daar is de huizenmarkt al enige tijd bezig aan een mooie opmars en dit zorgt voor meer vertrouwen van het grote publiek. Terug naar deze strengere eisen. Ook daarin zijn er flink wat veranderingen waar te nemen en kunnen onder bijna gelijkwaardige voorwaarden hypothecaire leningen worden aangegaan bij deze ‘nieuwe’ Duitse spelers tegen aanzienlijk lagere rentes. Hoeveel lager? Laat dat nou ongeveer 1% tot soms wel 1,5% lager zijn. Voilà, volgens mij hebben we weer een gat gevonden. JUNI 2014
28
Mijn antwoorden op de stelling “Rente is laag maar de hypotheekrente is relatief hoog” zijn als volgt. ■ De banken willen meer winst maken. ■ De loonkosten van de werknemers bij de banken zijn (te) hoog. ■ De grootbanken in Nederland houden zich bezig met (te) risicovolle activiteiten die ervoor zorgen dat ze hierdoor een hogere vergoeding moeten betalen aan de kapitaalverstrekkers die hoger is dan de andere spelers op de markt. Ikzelf vind de laatstgenoemde reden de meeste belangrijke reden waarom de Nederlandse grootbanken een relatief hoge hypotheekrente vragen in vergelijking met de Duitse banken. Een oplossing die dan direct bij mij opkomt is om de grootbanken te verplichten de risicovolle activiteiten (en behorend tot een zakenbank) in een separate rechtspersoon onder te brengen en zo een duidelijke scheiding aan te brengen voor investeerder/spaarder in de traditionele spaarbankactiviteiten (hypotheek en kredietverstrekking aan MKB/particulieren) en die van een zakenbank. Ik beantwoord meer dan graag vragen die u heeft naar aanleiding van dit artikel. Voetnoten 1 Centraal Economisch Plan 2009; Centraal Plan Bureau; 17maart 2009 2 Peildatum: 15 april 2014 3 Website: www.hypotheek-tarieven.nl 4 Inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), 15 februari 2013
Lodewijk van Meel Partner bij Post Opbouw
DE HYPOTHEEKADVISEUR
UIT DE NIET DAGELIJKSE PRAKTIJK
Splitsen van annuïteitenlening Mijn relatie heeft sinds 2000 een hypotheek van 170.000 euro (volledig aflossingsvrij). Hij heeft een nieuwe woning gekocht van 220.000 euro. Na inbreng van zijn verkoopwinst gaat hij op zijn nieuwe woning een aflossingsvrije lening afsluiten van 110.000 euro met daarnaast een annuïteitenhypotheek van 85.000 euro. Is het verstandig om de annuïteitenlening te splitsen in meerdere leningdelen?
Antwoord De Financiële Makelaar BV Voor nieuwe leningen geldt, sinds 1 januari 2013, dat deze tenminste annuïtair moeten worden afgelost, wil de hypotheekrente aftrekbaar zijn. Voor reeds bestaande leningen geldt deze verplichting niet. Het verdient daarom aanbeveling om het annuïtaire deel te splitsen in een leningdeel van 60.000 euro en een leningdeel van 15.000 euro. Voor het leningdeel van 60.000 euro geldt het oude fiscale regime, wat inhoudt dat dit leningdeel in de Uit de (niet) dagelijkse praktijk Iedere adviseur krijgt in zijn dagelijkse praktijk wel eens te maken met specifieke vragen of situaties. In deze rubriek zullen wij ingaan op deze vragen of situaties. Afhankelijk van de soort vraag, zal het anwoord verzorgd worden door Fintool.nl of De Financiële Makelaar. De beantwoording van deze vraag is verzorgd door De Financiële Makelaar.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
29
toekomst kan worden omgezet naar een aflossingsvrije lening, met behoud van renteaftrek. Een andere reden waarom splitsing van leningdelen is aan te bevelen, is als we kijken naar de duur van de hypotheekrenteaftrek. In 2031 is de rente over 170.000 euro niet meer aftrekbaar. Over de verhoging van de hypotheek (15.000 euro), is de hypotheek nog 30 jaar aftrekbaar. Op het moment dat u deze twee leningen met elkaar vermengt in een leningdeel zal het in de toekomst lastig worden om de juiste fiscaliteit te bepalen. Door te splitsen kunt u daarnaast verschillende looptijden aanhouden, waardoor de lening beter kan worden afgestemd op de fiscale regels van hypotheekrenteaftrek.
JUNI 2014
Eerste resultaten bekend:
Kandidaten struikelen massaal over nieuwe Wftexamens De eerste bekend geworden resultaten van de nieuwe Wft-examens zijn dramatisch slecht. Dat minister Dijsselbloem afstapt van de verplichte examinering ligt echter niet voor de hand. De crux lijkt hem vooral te zitten in de grote aandacht voor vaardigheden in de toetsen. Eind vorig jaar waren de opleidingsbedrijven nog behoorlijk optimistisch over de studiebelasting van het nieuwe deskundigheidsbouwwerk. Hoofdzakelijk voor nieuwkomers in de branche zou het behalen van nieuwe Wft-diploma’s extra
JUNI 2014
30
inspanning vergen, zo stelden de opleidingsbedrijven Dukers & Baelemans en Lindenhaeghe in een vooruitblik in AM plus. Het zogeheten PEplus examen, bedoeld om de lacunes op te vullen tussen het oude en het nieuwe deskundigheidsbouwwerk was sowieso ‘overkomelijk’ in de ogen van de opleidingsbedrijven. Het optimisme wordt, op zijn zachtst gezegd, niet gestaafd door de eerste resultaten van de vernieuwde Wft-examens. Begin maart moest de Commissie Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) toegeven dat van de eerste lich-
DE HYPOTHEEKADVISEUR
OPLEIDING
‘Het wordt pas echt zorgwekkend als bestaande advieskantoren hun tent moeten sluiten’ ting kandidaten slechts 20% voor één van de nieuwe Wft-examens geslaagd was. Een storm van kritiek barstte los in de advieswereld. Klachtenloketten (op LinkedIn en bij brancheorganisatie CFD) zagen het daglicht. De vragen in de hagelnieuwe examenbank zouden te ingewikkeld zijn en bovendien al te zeer gericht op adviesvaardigheid in plaats van op de inhoudelijke materie. Welbeschouwd bleken de eerste examenkandidaten het lang niet slecht te hebben gedaan, want begin deze maand bleek dat van de 57 hbo-studenten van de Zwolse hogeschool Windesheim die het nieuwe Wft Inkomen examen hadden afgelegd, niemand was geslaagd, ook enkele vierdejaars studenten bedrijfseconomie niet. En dit terwijl de nieuwe Wft-modules officieel te boek staan als Mbo+. Windesheim zou in reactie op de slechte resultaten overwegen om de Wft-verplichting voor de opleiding Financial Services Management voor het komende studiejaar te schrappen.
Nauwelijks verbazing Het wekt dan ook nauwelijks nog verbazing als een paar dagen lager het Albeda College uit Rotterdam bekend maakt dat geen enkele van de 30 mbo-studenten Bank en Verzekeren die hadden deelgenomen aan het examen Wft Consumptief Krediet hiervoor was geslaagd. Vakdocente Fahimeh Baktash van de opleiding vertelde in een gezamenlijk persbericht van de brancheorganisaties OvFD, CFD, Adfiz, NVF en NVGA dat de studenten de motivatie helemaal kwijt zijn. De klachten over de examens zijn meervoudig: de vraagstelling is onduidelijk en voor studenten niet herkenbaar en de vragen over adviesvaardigheDE HYPOTHEEKADVISEUR
31
den en professioneel gedrag zijn suggestief en moeilijk beantwoordbaar. Verder zou de informatie in de casussen (te) beperkt zijn waardoor er meer antwoorden mogelijk lijken, sluiten de examenvragen niet aan bij de studie en is er geen inzage in het examenresultaat (alleen als het cijfer tussen een 4 en een 5,4 uitvalt). Ook het Albeda College zou overwegen om de Wft-examinering uit het curriculum voor het komende studiejaar te schrappen. ‘Dat zou ertoe leiden dat studenten later op eigen kosten alsnog hun Wft-papieren moeten halen, net zo als vroeger ook gold voor Assurantie A en B’, aldus CFD-voorzitter Edwin Herdink. ‘De opleidingen moeten wel een beslissing nemen, want als straks niemand zijn diploma kan halen omdat de Wft-toets niet is gehaald, komen er ook geen nieuwe aanmeldingen meer binnen. De lage slagingspercentages kunnen er op de langere termijn toe leiden dat jonge mensen het bank- en verzekeringsvak gaan mijden, om nog maar te zwijgen van het feit dat we het in dit geval nog maar over studenten hebben. Het wordt pas echt zorgwekkend als bestaande advieskantoren hun tent moeten sluiten omdat ze door het missen van een diploma niet meer hun vakbekwaamheid kunnen aantonen. Dan komt ook een breed aanbod aan onafhankelijk financieel advies in gevaar.’
Gewenning De Commissie Deskundigheid Financiële Dienstverlening, verantwoordelijk voor initiële inrichting van de examenbank reageert vooralsnog formalistisch. Het College stelt kennis te hebben genomen van de eerste ervaringen. Het wijst erop dat aan alle modules de elementen
JUNI 2014
‘Zelfstudie bereid je uitsluitend voor op je inhoudelijke vakkennis’
voor mij nog te vroeg om aan deze uitkomsten conclusies te verbinden. Ik vind het belangrijk om de kwestie van nabij te volgen, vandaar ook het verzoek om informatie later dit jaar.’
Motie 118 vaardigheden en professioneel gedrag zijn toegevoegd zodat daadwerkelijk kan worden getoetst of een adviseur de opgedane kennis in de praktijk kan toepassen. ‘Deze verandering in benadering vergt gewenning’, aldus de commissie die er verder op wijst dat er vaak sprake is van voorlopige uitslagen. ‘Vragen die niet aan de kwaliteitsmaatstaven voldoen, worden aangepast of verwijderd uit de database, wat kan leiden tot een bijstelling van de score.’ ‘Dat het CDFD aangeeft dat het om voorlopige uitslagen gaat en dat onduidelijke vragen eruit gesleuteld worden, vind ik eigenlijk niet ter zake doen’, stelt Herdink. ‘De toetsmatrijs waarmee uit de lesstof vragen worden gehaald, klopt gewoon niet. Mensen die het examen al hebben gedaan trekken vaak de vergelijking dat het net is alsof je hebt geleerd voor het biologie-examen, maar tijdens de toets blijken het vragen over scheikunde te zijn. Het haastwerk bij het inrichten van het nieuwe deskundigheidsbouwwerk wreekt zich nu. Het moest en zou per se per 1 januari ingevoerd worden; waarom niet iets meer tijd genomen voor iets dat misschien wel 25 jaar mee moet?’ Het probleem heeft in ieder geval wel de aandacht van de politiek. De kamerleden Aukje de Vries (VVD) en Wouter Koolmees (D66) hebben de minister gevraagd om voor september duidelijkheid te geven over de ontwikkelingen en ervaringen met het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk. ‘De slagingspercentages van de eerste examens klinken niet positief ’, aldus De Vries. ‘Het is nu JUNI 2014
32
In het najaar van 2013 kregen De Vries en Koolmees een Kamermeerderheid zo ver om in te stemmen met Motie 118. Deze riep de minister op om in overleg te treden met de branche om waar nodig versoepelingen aan te brengen in het nieuwe deskundigheidsbouwwerk. Van echt overleg is volgens Herdink nooit sprake geweest, al werden er naar aanleiding van dat overleg daadwerkelijk wat versoepelingen doorgevoerd. Herdink: ‘Er zijn toen wat overlappingen uit de examenbank uitgehaald zodat oude kennis niet opnieuw geëxamineerd zou worden. In totaal is er zo’n 30% aan eindtermen weggesleuteld. Maar als ik de mensen die tot nu toe al examen hebben gedaan moet geloven zit er nog heel wat oude stof in. Dat niemand weet te slagen voor het examen lijkt mij een heel duidelijk signaal dat het toch niet helemaal goed gaat. Ik roep de minister op te doen waar dit land goed in is, overleggen en polderen met de branche.’ Wat Herdink en zijn coalitiegenoten van de andere brancheorganisaties betreft, gaat de verplichte examinering er alsnog uit. Herdink: ‘Ik ben er een voorstander van om het hele systematiek met verplichte examens te heroverwegen. Je kunt het wel alleen schuiven op aanloopproblemen en zelfs de toetsingspercentages verlagen zodat meer adviseurs slagen, maar daarmee zou je concessies doen aan de kwaliteit. Wij geloven in een PE-gerelateerd systeem op basis van een aantal uren dat aansluit bij de beroepspraktijk. Het huidige systeem van deels overlappende beroepskwalificaties zorgt er in de praktijk voor dat mensen hooguit het vereiste minimumniveau halen.’
DE HYPOTHEEKADVISEUR
OPLEIDING
direct gefocust worden op de vragen die mogelijk als onvoldoende zijn beoordeeld.’
Zelfstudie
Systeemwissel Voor een dergelijke systeemwissel lijkt de politieke steun echter niet zo groot. Zowel Wouter Koolmees als Aukje de Vries zijn weliswaar bezorgd over de lage slagingspercentages, maar ze zeggen wel allebei te hechten aan de gekozen systematiek waarbij periodieke examinering het fundament vormt. De Vries: ‘Ik kijk ook nadrukkelijk naar de consumentenkant. Er moet gewoon kwalitatief goed financieel advies gegeven worden. Daarom heeft de VVD in 2012 ingestemd met het invoeren van een examen. Daarvoor is natuurlijk ook een goed advieskanaal van voldoende omvang van belang.’ Volgens Ewald Bary, commercieel directeur bij opleidingsbedrijf Lindenhaeghe, doen het CDFD en het ministerie er in ieder geval goed aan om serieus om te gaan met de emotie over de nieuwe examens. ‘Dat houdt onder andere transparant communiceren met de branche in’, aldus Bary. Zo moeten de kandidaten wat Lindenhaeghe betreft te lang wachten op de definitieve uitslag. ‘Vier tot zes weken is want ons betreft niet wenselijk. In de tussenliggende periode blijft de persoon in kwestie te lang in onzekerheid. Daardoor kan er niet DE HYPOTHEEKADVISEUR
33
Hij stelt niet geschrokken te zijn van de naar buiten gekomen examenresultaten. ‘De genoemde percentages zijn grotendeels afkomstig van examenkandidaten die zich voorbereid hebben op basis van zelfstudie. Die manier van studeren bereid je uitsluitend voor op je inhoudelijke vakkennis. Om ook voorbereid te zijn op de casuïstiekvragen - waarin vaardigheden, professioneel gedrag en integriteit worden getoetst - is professionele begeleiding noodzakelijk. De casuïstiekvragen zijn doorslaggevend om voor het nieuwe Wft-examen te kunnen slagen. Deze vragen zijn goed voor 60 tot 70 procent van het maximaal aantal te behalen punten.’ De slagingspercentages van klanten, die zich in de voorbereiding hebben laten begeleiden door Lindenhaeghe liggen volgens Bary beduidend hoger dan de eerder genoemde 20 procent. ‘Momenteel worden er bij Lindenhaeghe zelfs slagingspercentages van 100 procent behaald.’
Negatieve geluiden Herdink is er nog niet door overtuigd. ‘Het is ook niet zo dat de scores van mensen die kunnen bogen op jaren werkervaring beter zijn dan die van de hbo’ers of mbo’ers. Ook bij die adviseurs valt de score vaak niet hoger uit dan 20%. Ook over de PEplus examens heb ik de eerste negatieve geluiden al gehoord. Die zijn blijkbaar toch niet zo makkelijk als de opleidingsbedrijven dachten. Vanmiddag nog had ik contact met een kantoor van wie de meest ervaren adviseur, een man met 20 jaar ervaring, voor dat examen was gezakt. Ik verwacht ook op dit vlak geen al te hoge slagingspercentages.’ Robert Paling
JUNI 2014
Tegenstrijdige reacties:
Contract is contract ook na het provisieverbod, of niet? Na het provisieverbod voor financiële dienstverleners dat op 1 januari 2013 in werking is getreden is vanaf dit jaar een ander provisieverbod van kracht dat betrekking heeft op beleggingsondernemingen. Om het wat ingewikkelder te maken kent het eerste verbod een eerbiedigende werking en het tweede niet. Dit heeft geleid tot tegenstrijdige reacties.
Sommige aanbieders van complexe producten met een beleggingselement stopten met het betalen van doorlopende provisie, terwijl andere daar gewoon mee doorgingen. Een aparte plaats in dit veld neemt Reaal in, die het (eerste) provisiever-
bod wilde aangrijpen om eenzijdig de nog verschuldigde provisie af te kopen. Tijdens de discussies over het provisieverbod voor beleggingsondernemingen zag het er nog overzichtelijk uit. Overheid en AFM begrepen dat het niet handig zou zijn om financiële dienstverleners die onder het Nationaal Regime werken te confronteren met twee verschillende provisieverboden.
Op de website van AFM is dan ook nog te lezen: “Om dit te vergemakkelijken is ervoor gekozen om deze financiële dienstverleners ook voor de verleende beleggingsdiensten onder het provisieverbod voor financiële dienstverleners te laten vallen. Deze financiële dienstverleners vallen dus niet onder het provisieverbod voor beleggingsondernemingen.”
De toelichting op het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2014 waarin het provisieverbod voor beleggingsondernemingen is geregeld, wijst ook helemaal in die richting. Kort gezegd is daar te lezen dat een wijziging in het Bgfo is opgenomen om duidelijk te maken dat financiële dienstverleners die onder het Nationaal Regime werkzaam zijn onder het provisieverbod voor financiële dienstverleners (blijven) vallen. Letterlijk: “Omdat deze personen naast de desbetreffende beleggingsdiensten met name, al dan niet in combinatie met deze beleggingsdiensten, JUNI 2014
34
DE HYPOTHEEKADVISEUR
FINANCIËLE DIENSTVERLENING
Door provisieverbod voor financiële producten zijn adviseurs en aanbieders met nieuwe ogen gaan kijken naar samenwerkingsovereenkomst financiële diensten verlenen die vallen onder het provisieverbod van artikel 86c, is het passend dat deze personen ook ten aanzien van de desbetreffende beleggingsdienstverlening onder het provisieverbod van artikel 86c (blijven) vallen en niet onder het provisieverbod voor beleggingsondernemingen worden gebracht. Hierdoor is op personen die gebruik maken van het nationaal regime één set regels van toepassing ten aanzien van provisies en blijft een gelijk speelveld bestaan voor deze personen.”
De nunance zit in de staart Duidelijke taal zou je zeggen, maar die is kennelijk toch voor tweeërlei uitleg vatbaar. Sterker: in februari van dit jaar hebben het ministerie van Financiën en de AFM eendrachtig benadrukt dat de provisieverboden toch los van elkaar gezien moeten worden. Het ministerie: “Er lijkt geen objectieve rechtvaardiging te zijn om de provisies die beleggingsondernemingen verschaffen aan financiële dienstverleners onder het Nationaal Regime in stand te houden. Het provisieverbod voor beleggingsondernemingen verbiedt het ontvangen én verschaffen van provisies aan derden en kent geen eerbiedigende werking.” Wat heeft het ministerie dan wel bedoeld met de toelichting in het Wijzigingsbesluit? Dat is het volgende: “Financiële dienstverleners die beleggingsdiensten verlenen onder dit regime kunnen provisies blijven ontvangen van beleggingsinstellingen of verzekeraars. Doorslaggevend is in welke hoedanigheid de bank-verzekeraar de provisie verschaft. Er wordt daarbij gekeken welke activiteiten worden verricht waarop de afspraken van de provisie zien.” DE HYPOTHEEKADVISEUR
35
De nuance zit dus in de staart en het is diezelfde nuance die ervoor gezorgd heeft dat marktpartijen de nieuwe verbodsregel op verschillen manieren hebben geïnterpreteerd. Zo hebben Nationale Nederlanden en ASR bijvoorbeeld de provisie op de beleggingsproducten gestopt. Allianz en Legal & General daarentegen lieten weten de provisieafspraken ook op het beleggingsdeel van de complexe producten te eerbiedigen. Hoe groot de verwarring is blijkt wel uit het feit dat Adfiz in eerste instantie meende dat beide laatstgenoemde maatschappijen daarmee in strijd met provisieverbod zouden kunnen handelen. Om dit standpunt na drie dagen weer in te trekken.
Belegggingsonderneming of beleggingsinstelling? Cruciale vraag is of de aanbieder handelt als beleggingsonderneming of als beleggingsinstelling danwel verzekeraar. De definities in de Wft bieden niet veel duidelijkheid. Gezegd kan worden dat een beleggingsonderneming handelt in financiële instrumenten, bijvoorbeeld door voor eigen rekening beleggingsactiviteiten te verrichten en mensen te interesseren om in die beleggingen deel te nemen. Ietwat verwarrend is dat bemiddelaars in de aan- en verkoop van financiële instrumenten en beleggingsadviseurs ook als beleggingsonderneming worden aangemerkt. Een beleggingsinstelling is een beleggingsmaatschappij of een beleggingsfonds die de mogelijkheid biedt om bijvoorbeeld in een collectieve belegging deel te nemen. Deelnemers delen dan in de opbrengst van die belegging. Doorgaans is van
JUNI 2014
Cruciale vraag is of de aanbieder handelt als beleggingsonderneming of als beleggingsinstelling danwel verzekeraar deze constructie sprake bij klanten van een hypotheekadviseur die ervoor gekozen hebben (een deel van) de aflossing van de geldlening op te bouwen in de vorm van een beleggingsproduct. Beleggingsinstellingen vallen, net zo min als verzekeraars, onder het ‘nieuwe’ provisieverbod voor beleggingsondernemingen. Allianz en Legal & General beroepen zich erop niet als beleggingsonderneming op te treden, maar als beleggingsinstelling c.q. verzekeraar, waardoor zij de provisieafspraken kunnen nakomen. Eenzelfde standpunt kan ingenomen worden bij beleggingshypotheken met een verpande polis. Hierbij moet worden opgemerkt dat aanbieders die menen onder het provisieverbod van beleggingsondernemingen te vallen onder voorwaarden een beroep kunnen doen op de overgangsregeling die voor 2014 geldt. Volgens de overgangsregeling mag in bepaalde gevallen de provisie aan de adviseur worden verstrekt onder voorwaarde dat deze de provisie geheel doorgeeft aan de klant. Veel financieel gewin levert dat de adviseur niet op, maar het levert wel een moment op om het beloningsonderwerp heel concreet aan de orde te brengen. Adviseurs kunnen aanbieders die nu de provisiekraan hebben dichtgedraaid op de overgangsregeling wijzen.
Reaal: een geval apart Door het provisieverbod voor financiële producten zijn zowel adviseurs als aanbieders met nieuwe ogen gaan kijken naar de samenwerkingsoverJUNI 2014
36
eenkomst. Dat is ook verstandig omdat bepaalde zorgplichtaspecten van beide partijen die eerder stilzwijgend min of meer naadloos in elkaar overliepen nu duidelijker moeten worden afgebakend. Het is opvallend dat dit traject nog steeds niet door alle aanbieders voortvarend is opgepakt. Temeer omdat recent de zorgplichtregels verder zijn aangescherpt. Probleem is in veel gevallen dat aanbieders en adviseurs niet op één lijn zitten en het is een van de basisbeginselen in ons rechtssysteem dat een wederzijdse overeenkomst alleen gewijzigd kan worden als alle contractpartijen het daarmee eens zijn. Dat blijkt eens te meer uit het vonnis van de voorzieningenrechter in een zaak tegen van Reaal Bancaire Diensten, aangespannen met behulp van Adfiz. Reaal greep het provisieverbod aan om eind 2012 bemiddelaars te melden dat zij “vanwege het provisieverbod heeft besloten de doorlopende provisie van bestaande bankspaarrekeningen af te kopen”. Protesten mochten niet baten. Reaal hield voet bij stuk en meende een goed gebaar te maken door de contante waarde van de toekomstige provisie in één keer uit te keren. Reaal meende een wapen te hebben in de vorm die in de veel toegepaste slotbepaling de maatschappij het recht geeft de bijlagen bij de bemiddelingsovereenkomst te allen tijde te wijzigen. Eén van die bijlagen is het provisiereglement. De voorzieningenrechter vindt het niet op zijn weg liggen een definitief uitsluitsel te geven hoe deze bepaling precies moet worden uitgelegd. Daarvoor moet onderzocht worden wat partijen over en weer van elkaar mochten verwachten op basis van hun verklaringen en gedragingen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Daar leent een kort geding zich niet voor. Maar de rechter
DE HYPOTHEEKADVISEUR
FINANCIËLE DIENSTVERLENING
heeft dat onderzoek ook niet nodig, want het recht op provisie is in de overeenkomst zelf vastgelegd. De uitwerking van het provisierecht is beschreven in het provisiereglement.
Hetgeen tot het volgende oordeel leidt: “Het op basis van artikel 9 lid 2 [het slotartikel] aan Reaal toekennen van de zeer vergaande bevoegdheid om de provisiebetalingen voor bestaande overeenkomsten eenzijdig geheel stop te zetten onder een eenzijdig door Reaal bepaalde afkoop van de provisie, ook voor overeenkomsten die in het verleden zijn gesloten, berust op een te ruime interpretatie door de Reaal van de overeenkomst.”
Natuurlijk zijn wijzigingen met wederzijds goedvinden mogelijk, aldus de rechter, maar “uitgangspunt in het overeenkomstenrecht is dat men geen overeenkomst of wijziging daarin opgedrongen kan krijgen die men niet wil”. De rechter oordeelt dat het provisieverbod niet uitgelegd kan worden als een onvoorziene omstandigheid. Het verbod was inderdaad niet te voorzien op het moment dat de samenwerkingsovereenkomst werd afgesloten, maar de in het Bfo opgenomen eerbiedigende werking biedt juist ruimte voor het in stand laten van de provisieregeling bij reeds gesloten overeenkomsten. “Reaal
DE HYPOTHEEKADVISEUR
37
wordt door de wijziging in het Bgfo niet genoodzaakt tot het treffen van maatregelen.” De rechter laat de wetsgeschiedenis de revue passeren om duidelijk te maken dat de consequenties van de eerbiedigende werking voldoende onder ogen zijn gezien bij het vaststellen van de regels. Praktisch gezien begrijpt de rechter de achterliggend gedachte van Reaal overigens wel. Hij toont zelfs begrip “voor de wens van Reaal om haar contracten aan te passen aan de thans heersende opvattingen en de nieuwe wettelijke uitgangspunten. Het is ook te begrijpen dat het voor Reaal praktische en commerciële nadelen heeft om ‘producten oude stijl’ naast volgens de nieuwe inzichten geconstrueerde producten te moeten voeren. Het belang van Reaal om tot afkoop te komen is reëel”, aldus de rechter. Maar: “Dat is iets anders dan het hebben van een recht om de provisieaanspraken van bemiddelaars af te kopen (en vervolgens die bemiddelaars op te zadelen met de doorvertaling in hun contractuele relatie met de rekeninghouders).” Vooral het laatste, door de rechter zelf tussen haakjes geplaatste, zinsdeel is een niet mis te verstane boodschap die wellicht nog menigmaal geciteerd kan worden als aanbieders aankondigen de spelregels te willen veranderen. Jan Aikens
JUNI 2014
Nieuwe businessmodel:
Haal meer uit jezelf, je bedrijf en je klant Nog lang niet iedereen heeft zijn nieuwe businessmodel helder voor ogen, velen worstelen nog dagelijks om te overleven. In dit artikel en de komende vervolgartikelen zullen wij u stapsgewijs vrijblijvend advies geven hoe u uw businessmodel kunt aanpassen aan wat de meerderheid van de consument wenst. (Deel 2)
In dit artikel starten we met u te inspireren hoe u uw huidige bedrijfsmodel transformeert naar een nieuw en succesvol model waarmee u meer uit uzelf, uw bedrijf en uw klant haalt. Iedere eigenaar van een onderneming zou om de zoveel tijd zijn huidige bedrijfsmodel moeten evalueren en waar nodig transformeren. Zo’n transformatie moet stapsgewijs plaatsvinden en is een continue proces dat zorgvuldig moet worden voorbereid en uitgevoerd (zie figuur 1). We kunnen u natuurlijk proberen te overtuigen van de noodzaak om uw kantoor te transformeren. Met argumenten over marktontwikkelingen, alsmaar stringentere wet- en regelgeving, wijzigend consumentgedrag en razendsnelle technologische ontwikkelingen, maar beter is dat u uzelf overtuigt. De kunst is vervolgens om uw medewerkers die al jaren op een bepaalde manier werken te helpen zichzelf opnieuw uit te vinden. Veranderen is en blijft echter lastig (zie ook DHA, nummer 2, pag. 10). Toch is het mogelijk. Laat bijvoorbeeld uzelf en uw personeel coachen en inspireren door een ervaren adviseur die bekend is met zowel (commerciële) verandertrajecten als met (de eigenaardigheden van) van de sector. (Zie figuur 1)
Bedrijfsmodel in bouwstenen Het vertrekpunt van iedere transformatie is het bekijken en eventueel aanpassen van uw huidige bedrijfsmodel, of -als u deze nog niet heeft- het opstellen van zo’n model. Uw bedrijfsmodel helpt u bij het beantwoorden van uw vragen en bij het (ver)bouwen van uw kantoor. Een bedrijfsmodel beschrijft de grondgedachte van hoe een kantoor JUNI 2014
38
DE HYPOTHEEKADVISEUR
BUSINESSMODEL
De kunst is vervolgens om uw medewerkers die al jaren op een bepaalde manier werken te helpen zichzelf opnieuw uit te vinden waarde creëert, levert en behoudt. Wanneer wij klanten mogen helpen bij hun zoektocht naar een effectievere manier van werken, maken wij graag gebruik van het Canvas Businessmodel van Osterwalder & Pigneur zoals zij dat ondermeer uit de doeken doen in hun inspirerende boek ‘Business Model Generation’. Daarin beschrijven zij het bedrijfsmodel aan de hand van negen bouwstenen, die de logica laten zien op welke manier u als bedrijf geld kunt en wilt verdienen. De negen bouwstenen omvatten de vier hoofdgebieden van een Figuur 1: Het (ver)bouwen van je bedrijfsmodel is een stapsgewijs en continue proces dat zorgvuldig moet worden voorbereid en uitgevoerd.
(Her)ontwerpen businessmodel
Implementeren en monitoren van het finale businessmodel
Doorrekenen van het businessmodel
“ Mijn kantoor pver X jaar”
Evalueren en bijsturen
Plannen van de transformae
Trainen en profdraaien in de prakjk
DE HYPOTHEEKADVISEUR
39
onderneming: 1. klanten; 2. aanbod; 3. infrastructuur; en 4. financiële levensvatbaarheid. Het bedrijfsmodel is als een blauwdruk voor de implementatie van kantoorstructuren, processen en systemen. Dit concept is al over de hele wereld getest, toegepast en gebruikt bij grote ondernemingen. Maar wij hebben ervaren dat het ook een zeer praktisch en effectief hulpmiddel is in onze sector en voor het makelaarskantoor in het bijzonder. In dit artikel en de vervolgartikelen laten wij u zien hoe het Canvas Business Model u kan helpen met de transformatie van uw bedrijfsmodel. Een bedrijfstransformatie hoeft in feite helemaal niet de enige reden te zijn om bezig te zijn met uw bedrijfsmodel. Eigenlijk zou u jaarlijks of om de paar jaar een update moeten doen. Vergelijk het met het up-to-date houden van een financieel advies en de bijbehorende financiële producten van uw klanten. De kans is immers groot dat één van de bouwstenen als gevolg van externe of interne omstandigheden na verloop van tijd wijzigt. En een wijziging van één van de onderdelen heeft altijd gevolgen voor de rest van uw bedrijfsmodel. Uw bedrijf is immers een systeem, of beter gezegd, een mechaniek waarin alles met elkaar samenhangt en dus ook onderling beïnvloed wordt. Het Canvas Businessmodel is een geweldig hulpmiddel om die invloeden snel en adequaat te doorzien en er ook samen met uw collega’s op efficiënte wijze oplossingen voor te bedenken en daarover besluiten te nemen.
JUNI 2014
Eigenlijk zou u jaarlijks of om de paar jaar een update moeten doen Inzoomen op de bouwstenen Voordat u kunt beginnen met de negen bouwstenen, moet u de eerste steen leggen: het fundament. Deze fundering, alsmede het afsluitende dak, hebben wij toegevoegd aan de bouwstenen van het Canvas-model. Zonder een goed fundament is immers de kans groot dat bij de minste tegenslag het bedrijfsgebouw in elkaar zakt en u streeft juist naar het opbouwen van een toekomstgericht en consistent bedrijfsmodel. Met het dak sluiten we het model op een praktische manier af voor de adviseur. Met deze laatste bouwsteen beschrijven we het advies- en verkooptraject. Een bedrijfsmodel van een financieel advieskantoor zonder omschrijving van dat proces hangt immers in het luchtledige. In totaal komen we zo dus op 11 bouwstenen. Hieronder vindt u alle bouwstenen die nodig zijn om uw huidige kantoor (opnieuw) te bouwen of te verbouwen. De 11 bouwstenen zijn:
■
■
Fundament: wat wil je als ondernemer en als mens nu echt bereiken en waarom? Het fundament is een uiterst belangrijke, maar vaak overgeslagen bouwsteen. Met het leggen van het fundament beantwoordt u vragen als: Wat wil ik eigenlijk echt bereiken in mijn leven en met mijn kantoor? Wat zijn onze waarden en normen? Wat is onze ambitie en welke missie deel ik mezelf en mijn kantoor toe? Over welke middelen beschikken we al, welke zijn nog bruikbaar en wat ontbreekt er? Klantsegmenten: een kantoor of adviseur bedient een of meerdere klantsegmenten. JUNI 2014
40
■
■
Klanten vormen het hart van elk bedrijfsmodel. Zonder winstgevende klanten kan geen enkel kantoor lang overleven. Als kantoor is het belangrijk om een beslissing te nemen over welke klantsegmenten u actief gaat bedienen en welke u gaat negeren of afstoten. Wanneer deze beslissing genomen is, kunt u een bedrijfsmodel ontwerpen rond de behoeften van uw klantsegmenten. Op welke klantsegmenten gaat u uw pijlen richten? Waardeproposities: een kantoor of adviseur streeft er naar problemen van klanten op te lossen en in klantbehoeften te voorzien. Uw waardepropositie (meerwaarde) omschrijft het aanbod van producten en diensten (dienstverlening) die u aanbiedt aan uw klantsegmenten. Deze waardepropositie is de reden dat klanten (blijven) kiezen voor uw kantoor. De enige relevante graadmeter is dus dat uw klanten die meerwaarde ook daadwerkelijk zien en beleven. Welke service en dienstverlening gaat u leveren aan uw bestaande en nieuwe klanten? Kanalen: waardeproposities die door het kantoor of de adviseur aan klantsegmenten worden geleverd via communicatie-, distributie- en verkoopkanalen. Communicatie-, distributie- en verkoopkanalen vormen het raakvlak van een kantoor met zijn klanten. U kunt gebruikmaken van alleen eigen kanalen of van eigen kanalen in combinatie met partnerkanalen. Let op: het gaat hier niet enkel om verkoopkanalen! Kanalen hebben een aantal functies, waaronder: - klanten helpen de waardepropositie van uw kantoor te beoordelen; - de bekendheid vergroten bij klanten over uw producten en diensten (dienstverlening); - het klanten mogelijk maken specifieke producten en diensten (dienstverlening) aan te schaffen; - klanten een waardepropositie leveren;
DE HYPOTHEEKADVISEUR
BUSINESSMODEL
■
■
■
- klanten follow-up bieden nadat de specifieke producten en diensten (dienstverlening) zijn aangeschaft. Welke kanalen, middelen en media zet u waarvoor in om met uw klantsegmenten te communiceren? Klantrelaties: klantrelaties worden door het kantoor of de adviseur opgebouwd en onderhouden met elk klantsegment. Een kantoor moet beslissen wat voor soort relatie het wil aangaan met zijn klantsegmenten. Deze relaties kunnen uiteenlopen van puur en alleen persoonlijk tot volledig geautomatiseerd. Welke soort relatie en service levels gaat u aan met uw klanten? Geeft u alle klanten dezelfde aandacht? Of wilt u liever bepaalde groepen bedienen? Stelt u zich op als specialist of als generalist die het grote overzicht houdt en de wegen naar elk specialisme kent ? Inkomstenstromen: inkomstenstromen zijn het resultaat van waardeproposities die door het kantoor of de adviseur met succes aan klantsegmenten worden aangeboden. Wanneer klanten het hart vormen van een bedrijfsmodel, dan zijn de inkomstenstromen de slagaderen. De inkomsten vormen uiteindelijk de cashflow die uw kantoor genereert uit klantsegmenten. U doet er goed aan u af te vragen voor welke waarde (dienstverlening) uw klanten bereid zouden zijn te betalen (nu en in de toekomst). Het juist beantwoorden van deze vraag stelt uw kantoor in staat om meer en blijvend inkomsten te genereren uit de klantsegmenten. Los van de vraag of u nu wel of niet (gedeeltelijk) overstapt naar bijvoorbeeld abonnementen als verdienmodel. Welke waarden en inkomsten(stromen) streeft u na met uw kantoor? Key resources/(kantoor)middelen: key resources zijn de middelen die nodig zijn om de in de bouwstenen 2 t/m 5 beschreven elementen als kantoor of adviseur te bieden en te leDE HYPOTHEEKADVISEUR
41
■
■
JUNI 2014
veren. Elk bedrijf heeft key resources/middelen nodig. Deze middelen maken het voor een kantoor mogelijk om een waardepropositie te creëren en te bieden, markten te bereiken, relaties te onderhouden met klantsegmenten en blijvende inkomstenstromen te genereren. Welke (kantoor)middelen heeft uw kantoor nodig om ervoor te zorgen dat het bedrijfsmodel blijft werken? Denk bijvoorbeeld aan een efficiënt financieel planningspakket dat makkelijk kan koppelen met andere systemen, zoals een CRM-systeem en boekhoudpakket. Of denk aan bepaalde expertises en vaardigheden. Welke van deze middelen moet u zelf in huis hebben en welke kunt u beter inkopen? Kortom, welke resources heeft u minimaal nodig om uw waardepropositie te leveren aan uw klanten? Kernactiviteiten: door een aantal kernactiviteiten uit te voeren ben je in staat om uw waardepropositie uit te voeren. Elk bedrijfsmodel vereist natuurlijk een aantal kernactiviteiten. Dit zijn de belangrijkste werkzaamheden die een kantoor moet blijven verrichten om de waardepropositie waar te maken. Ga daarbij uit van één, twee, drie, of alle kernfuncties van een financieel advieskantoor: 1) overzicht en inzicht verschaffen; 2) adviseren & begeleiden; 3) bemiddelen in (product)oplossingen ; 4) verzorgen van de follow-up & beheer. Welke kernactiviteiten verricht uw kantoor om ervoor te zorgen dat het bedrijfsmodel blijft werken? Key partners/belangrijke partnerschappen: sommige activiteiten worden geoutsourced en sommige resources worden buiten het eigen kantoor ingekocht. Kantoren kunnen besluiten om een of meer partnerschappen aan te gaan. Het doel hiervan is bijvoorbeeld om de efficiency en waarde van het bedrijfsmodel te optimaliseren, risico’s te beperken of midde-
Bedrijfsmodel van financieel advieskantoor zonder omschrijving van advies- en verkooptraject hangt in luchtledige
■
■
len te verwerven die het kantoor niet zelf bezit. Het gaat niet enkel om maatschappijen bij wie u producten inkoopt, maar ook om bijvoorbeeld gespecialiseerde bureaus (accountants, fiscalisten, belastingadviseurs, boekhouders, vermogensbeheerders, bankiers, juristen, financiële softwareleveranciers of zelfs iemand aan wie u de hele (polis)administratie uitbesteedt...). Welk netwerk aan partners/leveranciers heeft uw kantoor nodig om ervoor te zorgen dat het bedrijfsmodel blijft werken? Kostenstructuur: de drie voorgaande bouwelementen resulteren in de kostenstructuur van uw kantoor. Het creëren en leveren van waarde, het onderhouden van klantrelaties en het genereren van inkomsten brengt allemaal kosten met zich mee. Deze kosten kunnen berekend worden nadat de (kantoor)middelen, kernactiviteiten en (kantoor)partners zijn gedefinieerd. Welke kosten moet uw kantoor maken om ervoor te zorgen dat het bedrijfsmodel blijft werken? Het Verkoop- en Adviesproces: via een concreet en doorgedreven stappenplan brengt u nu uw businessmodel in de praktijk bij uw klantsegmenten. Als het fundament en alle noodzakelijke bouwstenen zijn bepaald, moet u uw bedrijfsconcept natuurlijk nog in de praktijk brengen. Dit is letterlijk het sluitstuk van uw zoekproces naar klantgedreven waarde: het dak waarmee u het huis afbouwt. Want uiteindelijk gaat het hier allemaal om: met en voor klanten waarde creëren dat iets oplevert voor u en voor de klant. De bouwstenen moeten nu JUNI 2014
42
dus verwerkt worden tot een klantgericht en commercieel advies- en verkoopproces. Dit vraagt een praktische vertaling van het concept inclusief een doorgedreven training van uw medewerkers en een strakke opvolging. Ofwel: hoe vertaalt u uw uiteindelijke waardepropositie naar de praktijk? Vanuit deze bouwtekening gaan we in de volgende hoofdstukken stapsgewijs bouwen aan uw kantoor. Voorgaande stappen zullen allemaal aan bod komen in dit artikel of in het vervolg. Voor sommigen zal het een volledig nieuw kantoor worden en voor anderen zal het gaan om een grondige of om slechts een kleine verbouwing.
Efficiency en waarde Een klantgericht en waardegedreven bedrijfsmodel heeft twee kanten: efficiency en waarde. De bouwstenen 1 (Klanten), 3 (Kanalen), 4 (Klant-relaties) en 5 (Inkomstenstromen) vertegenwoordigen de waarde/opbrengstenkant van het bedrijf. Deze liggen geheel aan de rechterkant van het model. De bouwstenen 6 (Key-resources), 7 (Kernactiviteiten), 8 (Key-partners) en 9 (Kostenstructuur) liggen geheel aan de linkerkant van het model. Deze bouwstenen vertegenwoordigen de efficiency en kostenkant van het bedrijf. Het fundament, het dak en uw waardepropositie (bouwsteen 2) liggen voor de helft aan de linkeren voor de helft aan de rechterkant. De reden hiervoor is dat deze drie bouwstenen zowel de basis als de kern vormen van uw bedrijfs- en klantprocessen. Gezien de steeds strengere eisen van wetgever en consument op het gebied van advies-, bemiddelings-, en beloningsmodellen, doet u er als advieskantoor goed aan uzelf en uw klanten voor te bereiden op ieder mogelijk scenario. Ga er daarbij van uit dat u in het ‘slechtste’ scenario provisie-
DE HYPOTHEEKADVISEUR
BUSINESSMODEL
loos moet werken. Bijvoorbeeld, stel nu dat de provisie op simpel riskproducten zou komen te vervallen… Op zich is dat geen probleem. Er zijn genoeg voorbeelden van kantoren in binnen- en buitenland die de omslag hebben gemaakt en een prima constante cashflow genereren. Los van het uiteindelijke beloningsmodel bent u bij een doorgedreven focus op de waardekant overigens altijd de winnaar. U creëert immers maximale betrokkenheid en trouw van uw klanten. En dat vergemakkelijkt de verkoop!
Je meerwaarde verkopen Bij het nadenken over uw eigen meerwaarde en dat van uw kantoor gaat u na waar u echt goed in bent, wat u echt leuk vindt om te doen en wat uw DE HYPOTHEEKADVISEUR
43
kantoor onderscheidt van andere kantoren of hoe u dat in de toekomst ziet of wilt. Uw meerwaarde kan liggen aan de waardekant (de rechterkant van het bedrijfsmodel). Bijvoorbeeld: goed en commercieel kunnen omgaan met klanten in combinatie met sublieme kennis en vaardigheden van financiële oplossingen, technologie en media. Maar uw meerwaarde kan ook juist aan de andere kant liggen, dus aan de efficiencykant (linkerkant van het bedrijfsmodel). Bijvoorbeeld: het snel en secuur kunnen analyseren van de ontvangen informatie en data van de klant en deze met behulp van software snel kunnen omzetten in een prachtig adviesrapport en/of het door middel van
JUNI 2014
accurate en uitmuntende dienstverlening aanbieden en beheren van financiële producten. Uiteraard zou het ook kunnen zijn dat uw kwaliteiten zowel aan de waarde- als aan de efficiencykant liggen. Lucky you! Voor veel ondernemers/adviseurs zijn dit lastige vragen en waarschijnlijk ook voor u. Aan de andere kant: als we voor onszelf niet kunnen benoemen waar we goed in zijn, hoe vertellen we het dan onze klanten? Iedereen is ergens goed in en heeft (verborgen) talenten. Dit betekent echter niet dat iedereen op dit moment ook al zijn talenten aanspreekt. Nu we bezig zijn met het opnieuw uitvinden van onszelf en ons bedrijfsmodel, is het slim om hierbij uw (verborgen) talenten in te zetten.
Denkoefening in praktijk brengen!? Het kennen en begrijpen van uw huidige en toekomstige meerwaarde is natuurlijk een goede eerste stap om uw service en dienstverlening vorm te geven. Maar dit kennen is niet genoeg. U zou er namelijk eigenlijk nog een geldbedrag (waarde!) aan moeten toekennen (stap 2). En uw klanten kunnen overtuigen van uw meerwaarde zodat u deze kunt gaan verzilveren, oftewel verkopen, bijvoorbeeld in de vorm van adviesabonnementen (stap 3). En om die meerwaarde procesmatig in te richten in je bedrijfsmodel en deze stelselmatig te optimaliseren en uit te breiden (stap 4). Een commercieel, écht klant- en waardegedreven adviseur kan zijn meerwaarde meestal feilloos onder woorden brengen. Maar zien en beleven zijn klanten dat ook zo? Als dat niet zo is, heeft hij een probleem. Want uiteindelijk is het oordeel van de klant de enige echte graadmeter.
Daarom stellen wij bovenstaande stappen 1) begrijpen meerwaarde, 2) waarderen meerwaarde, 3) verkopen meerwaarde, 4) optimaliseren en uitbreiden vaak als denkoefening voor. Inclusief een vergelijking met de huidige of oude provisie-inkomsten. Om vervolgens zich af te vragen hoe de klanten deze diensten (in geld) zouden waarderen en of zij de huidige vergoeding redelijk vinden. Uiteraard is dit een denkoefening, maar wel één die u best ook daadwerkelijk bij een aantal klanten aftoetst. Als u (nog) niet bereid bent om deze ‘confrontatie’ aan te gaan, of als de klant uw diensten een veel lagere nominale waardering toekent (dan de waarde die uzelf eraan geeft of dan uw huidige of oude provisie-inkomsten, hetgeen meestal het geval is), is het hoog tijd om uw eigen bedrijfsmodel eens goed onder de loep te nemen en te beginnen met het vormgeven van een adequaat bedrijfsmodel. Doet u mee? In het volgende nummer zullen we u adviseren en inspireren over achtereenvolgens de volgende onderwerpen: ■ hoe uw bedrijfstransformatie verder aan te pakken vanuit de 11 bouwstenen, ■ hoe uw service en dienstverlening concreet vorm te geven, ■ hoe waarde toe te kennen in de vorm van een geldbedrag, en tot slot ■ hoe uw meerwaarde te verzilveren en procesmatig in te richten binnen je bedrijf.
Ramón Wernsen – Bruin MFP, CFP® eigenaar van Financial Planning 4 All. Het bedrijf verzorgt consultancywerkzaamheden, trainingen, publicaties en adviezen binnen de financiële branche. Wilt u reageren? Mail dan naar:
[email protected]
JUNI 2014
44
DE HYPOTHEEKADVISEUR
VA R I A
Varia
Zie voor meer nieuws: www. vakbladdehypotheekadviseur.nl
Wijzigingen Starterslening
de 10-jaarsrente de komende tijd zal gaan oplopen met zo’n 0,9% eind 2015. De euribor tarieven zullen licht (0,1%) gaan stijgen.
Het Stimuleringsfonds Volkhuisvesting (SVn) heeft per 1 januari de looptijd van de Starterslening aangepast naar 30 jaar. Een looptijd van 8 of 13 jaar is sinds die tijd niet meer mogelijk. Daarnaast wordt alleen de toekomstige eigenaar aanvrager van de Starterslening en niet langer ook de medebewoner. Tot slot zal voor het bepalen van de hoogte van de betaalcapaciteit niet langer het 15 jaar vaste rentetarief van SVn als uitgangspunt dienen, maar de door de banken gepubliceerde 10-jaars vaste marktrente. Voor de Starterslening blijft het 15 jaar vaste rentetarief van SVn van toepassing.
(Visie op Rente en Euro, ABN Amro, mei 2014)
Wie is te vertrouwen? Een wereldwijde studie van GfK Verein toont aan dat brandweerlieden het meeste vertrouwen genieten. In 15 van de 25 onderzochte landen eindigt dit beroep bovenaan de lijst, gevolgd door verpleegkundigen, artsen en leraren. Politici worden wereldwijd het minst vertrouwd. In het onderzoek werden 30 beroepen onderzocht waarmee mensen direct of indirect in aanraking kunnen komen.
Rente gaat stijgen
De gemiddelde vertrouwenscore over alle beroepsgroepen in Nederland is 70%. Dit is ten opzichte van andere landen bovengemiddeld. Bovenaan de lijst staan ook hier brandweerlieden (96%), gevolgd door piloten (92%), leraren (89%), paramedici (95%), verpleegkundigen (94%).
ABN Amro verwacht dat de rente in de VS de komende tijd zal gaan oplopen. De Duitse lange rente lijkt minder te gaan stijgen door de lage inflatie in de eurozone en de speculatie over verruimende maatregelen door de ECB. Verwacht wordt dat de wereldeconomie gaat aantrekken en dat er een einde komt aan de periode van afnemende, lage inflatie.
Slechts vijf beroepsgroepen worden door minder dan de helft van de Nederlanders vertrouwd. Beroepsgroepen die laag scoren zijn reclamespecialisten (44%), bankiers (36%) en verzekeringsagenten (32%). Politici eindigen met 29% onderaan de Nederlandse lijst.
Bovendien zullen tegen het einde van het jaar de verwachte renteverhogingen door de Fed ingeprijsd worden, terwijl de ECB vermoedelijk niet zal overgaan tot grootschalige kwantitatieve verruiming. Als gevolg hiervan verwacht de bank dat DE HYPOTHEEKADVISEUR
(GFK) 45
JUNI 2014
Geen provisieverbod meer bij:
Hulp aan cliënten met (voorzienbare) betalingsachterstand De wetgever schiet consumenten met dreigende betalingsachterstanden bij hun hypothecair krediet te hulp. Als gevolg van de financiële crisis hadden en hebben consumenten in toenemende mate moeite de hypotheeklasten op te hoesten. Tegelijkertijd staat veel vastgoed onder water, zodat uitwinning van hypotheekrecht niet altijd uitkomst biedt voor hypotheekaanbieder.
JUNI 2014
46
DE HYPOTHEEKADVISEUR
WETGEVING
Voorkomen dat consument rekening gepresenteerd krijgt, terwijl hij juist probeert betalingsachterstanden te voorkomen of op te lossen Politiek, praktijk en toezichthouders zien veel heil in het op tijd ingrijpen om zo te voorkomen dat betalingsachterstanden ontstaan of oplopen. Het huidige provisieverbod vormt daarbij echter een belemmering. De wetgever wil die belemmering wegnemen via een uitzondering op het provisieverbod. Voorkomen moet worden dat de consument de rekening gepresenteerd krijgt, terwijl hij juist probeert betalingsachterstanden te voorkomen of op te lossen. Op het voorstel is in de praktijk positief gereageerd, zij het dat enkele kanttekeningen zijn gemaakt. In dit artikel bespreken wij het voorstel, de gemaakte kanttekeningen en de (mogelijke) gevolgen voor aanbieders, adviseurs en bemiddelaars in hypothecair krediet.
sument rechtstreeks kosten voor een adviesgesprek of bemiddelingswerkzaamheden van adviseurs, bemiddelaars of aanbieders. Ook als dat plaatsvindt in het kader van voorzienbare betalingsachterstanden waardoor het afsluiten van een nieuwe overeenkomst nodig is. In de praktijk blijkt dit een belemmering te zijn voor consumenten om het gesprek aan te gaan en samen met de financiële dienstverlener te zoeken naar een oplossing. Dat verwondert niet, de consument heeft al een tekort zodat extra kosten maken (in ieder geval voor de korte termijn) geen aantrekkelijke optie is. Dat wil de wetgever veranderen. Voorgesteld wordt een uitzondering op te nemen voor:
Het provisieverbod De praktijk is net gewend aan het provisieverbod dat vorig jaar januari is ingevoerd. Het is sindsdien verboden om van de aanbieder provisie te ontvangen voor adviseren of bemiddelen in onder meer hypothecair krediet. De klant betaalt rechtstreeks voor ontvangen advies of bemiddelingswerkzaamheden. Deze kosten worden dus niet meer gedragen door de aanbieder en zitten niet meer versleuteld in het product. Het provisieverbod is bedoeld om klantgerichte dienstverlening in plaats van provisiegerichte dienstverlening te stimuleren. Op het provisieverbod bestaan maar een zeer beperkt aantal uitzonderingen en ontheffingsmogelijkheden. De wetgever wil daar nu een uitzondering aan toevoegen.
Uitzondering Onder het huidige provisieverbod betaalt de conDE HYPOTHEEKADVISEUR
47
“Provisies die worden verschaft door de aanbieder of ontvangen door de bemiddelaar of adviseur voor het bemiddelen of adviseren van een consument die inzake een hypothecair krediet betalingsachterstanden of voorzienbare betalingsachterstanden heeft, mits de provisie geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de dienstverlening en de verplichting van de bemiddelaar of adviseur om zich in te zetten voor de belangen van de consument.”
Een directe aanbieder is in principe verplicht advieskosten en distributiekosten gericht op het tot stand brengen van hypothecair krediet rechtstreeks aan de consument in rekening te brengen. Voorgesteld wordt nu een uitzondering op te ne-
JUNI 2014
Vraag is echter of het advies- of bemiddelingstraject in de praktijk ook daadwerkelijk van de grond komt men voor de kosten voor het adviseren van een consument die inzake een hypothecair krediet betalingsachterstanden of voorzienbare betalingsachterstanden heeft. Door deze uitzondering hoeft de aanbieder van hypothecair krediet de kosten voor advies en distributie niet rechtstreeks in rekening te brengen bij de consument. Aanbieders van hypothecair krediet mogen bovendien een beloning overeenkomen met adviseurs en bemiddelaars om hulp te bieden aan consumenten. De uitzondering wordt opgenomen in art. 86c en 86h van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen.
Voorzienbare betalingsachterstanden Een belangrijk element van de uitzondering is dat het moet gaan om betalingsachterstanden of voorzienbare betalingsachterstanden. Dat roept de vraag op wanneer een betalingsachterstand voorzienbaar is. Volgens de wetgever moet dan worden gedacht aan een structurele en relatief grote daling van inkomsten, waardoor binnen afzienbare termijn betalingsachterstanden zullen ontstaan. Deze daling moet niet door de consument zelf kunnen worden opgevangen. Gedacht kan worden aan oorzaken als werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding of relatiebreuk en het overlijden van de partner. Er geldt dus wel een provisieverbod voor adviesen bemiddelingswerkzaamheden als er niet binnen afzienbare termijn betalingsproblemen zijn te voorzien. De AFM merkt echter terecht op dat JUNI 2014
48
gesprekken om inzicht te verkrijgen in (mogelijke) financiële problemen en de achtergronden hiervan, niet onder het provisieverbod vallen zolang deze gesprekken niet zijn gericht op totstandkoming van een overeenkomst. Zolang dat niet het geval is, is sprake van beheer waarvoor geen advies- of distributiekosten in rekening hoeven te worden gebracht.
Geen afbreuk aan kwaliteit van dienstverlening De voorgestelde uitzondering is niet onbegrensd. De provisie mag geen afbreuk doen aan de kwaliteit van dienstverlening. De uitzondering op het provisieverbod moet uiteraard niet weer leiden tot een provisie gedreven in plaats van klant gedreven dienstverlening. Bemiddelaars en adviseurs mogen geen provisie ontvangen van aanbieders waarvan een aansporende, motiverende of stimulerende werking uitgaat. De provisie mag de uitkomst van de dienstverlening niet beïnvloeden. Dit betekent in de praktijk dat de hoogte van de provisie in redelijke verhouding moet staan tot de aard en reikwijdte van de advies- of bemiddelingswerkzaamheden. De provisie mag geen invloed hebben op de uitkomst van het advies. De omvang van de provisie mag dus niet afhankelijk zijn van een bepaalde uitkomst, waardoor de bemiddelaar of adviseur als het ware wordt verleid op die uitkomst aan te sturen, los van het belang van de consument.
Kritische kanttekeningen Het voorstel is ter consultatie voorgelegd aan de markt. Onder andere het Verbond van Verzekeraars (het Verbond) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) hebben kernachtig op het voorstel gereageerd. De reacties zijn in principe positief. Het streven van de wetgever om belemmeringen weg te nemen voor vroegtijdige hulp bij voorzienbare betalingsachterstanden wordt toegejuicht. Wel is er enige kritiek.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
WETGEVING
Grijs gebied De reikwijdte van het begrip ‘voorzienbare betalingsachterstanden’ is enigszins onduidelijk. Wanneer is daar nou sprake van en wanneer (nog) niet? Op welke termijn heeft de wetgever het oog als wordt gesproken van ‘binnen afzienbare termijn’. Op basis van gezond verstand zal het in de meeste gevallen niet lastig zijn om te beoordelen of al dan niet sprake is van voorzienbare betalingsachterstanden. Er zullen echter ook twijfelgevallen zijn. Een terugval in inkomen door parttime in plaats van fulltime werken of bijvoorbeeld DE HYPOTHEEKADVISEUR
49
door verandering van baan, hoeft niet maar kan op termijn wel tot betalingsachterstanden leiden. Een toename van lasten (tweede huis, eigen bedrijf, studielasten van de kinderen) kan ook van invloed zijn op het besteedbare inkomen en zou kunnen leiden tot betalingsachterstanden. De vraag is voorts wanneer een consument een achterstand wel zelf op kan vangen en wat er van een consument mag worden verwacht om mogelijke achterstanden op te vangen. Klaarblijkelijk leidt niet elke wijziging in de omstandigheden
JUNI 2014
van de consument tot ‘voorzienbare betalingsachterstanden’, ook niet als die wijziging invloed heeft op de inkomens- of vermogenspositie van de consument. Waar het omslagpunt precies ligt, is (nog) niet afgebakend. Dit zou kunnen worden aangegrepen als opening om bij gewijzigde omstandigheden het provisieverbod te omzeilen door de wijziging te doen voorkomen als oorzaak van ‘voorzienbare betalingsachterstanden’. Daarvoor is de regelgeving niet bedoeld en dat is ook niet in het belang van de consument. Bovendien ligt het gevaar van een ongelijk speelveld tussen partijen die zich wel en partijen die zich niet in het grijze gebied begeven op de loer. De NVB en het Verbond zijn dan ook kritisch over het gebrek aan definities en afbakening. Wij delen die kritiek, maar merken wel op dat een sluitende definitie lastig lijkt te formuleren, waarbij bovendien de vraag is of daarmee het grijze gebied echt wordt uitgevlakt of beperkt. Op dit punt zou een concretere invulling door bijvoorbeeld de AFM uitkomst kunnen bieden. Terechte beperking tot hypothecair krediet? Het voorstel is beperkt tot hypothecair krediet. Provisies in het kader van bijvoorbeeld bankspaarproducten, betalingsbeschermers en sommige verzekeringen blijven dus gewoon onder het provisieverbod vallen. Ook als de consument kampt met (voorzienbare) betalingsachterstanden. De reden van deze beperking is door de wetgever niet toegelicht. Wij verwachten dat de beperkingen zijn ingegeven door de ernst en ingrijpende gevolgen bij uitwinnen van hypotheekrechten. Denkbaar is echter dat betalingsachterstanden bij andere producten ook zeer ernstige en ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor consumenten. De NVB wijst in dit verband op de ongelijke behandeling van consumenten met een eigen huis en consumenten die huren. JUNI 2014
50
Betalingsachterstanden bij andere producten kunnen immers ook leiden tot problemen bij de betaling van de huurtermijnen. Ook in die situaties zou advies mogelijk moeten zijn zonder dat de consument een rekening krijgt gepresenteerd. Oplossingen ook beperkt tot hypothecair krediet? Het is ons niet duidelijk of de oplossingen waarover wordt geadviseerd of waarin wordt bemiddeld ook buiten een hypotheekproduct kunnen worden gevonden. Mag worden geadviseerd de dreigende betalingsachterstanden te voorkomen door bijvoorbeeld afkoop van een bankspaarproduct? De tekst van het voorstel lijkt die ruimte zonder meer te bieden. Het Verbond gaat er echter van uit dat de uitzondering sec hypothecair krediet betreft en niet de aanverwante producten. Die strikte interpretatie strookt met het zuivere marktmodel, waaraan het Verbond naar eigen zeggen hecht. De NVB hangt echter een ruimere interpretatie aan. Het lijkt ons niet bezwaarlijk, zelfs in het belang van de consument, als andere producten dan uitsluitend hypotheekproducten mogen worden betrokken in de mogelijke oplossingen. De tekst van het voorstel zou op dit punt echter wel verduidelijking verdienen. Werkt de uitzondering in de praktijk? De voorgestelde uitzondering neemt weliswaar een belemmering weg, de vraag is echter of het advies- of bemiddelingstraject in de praktijk ook daadwerkelijk van de grond komt. De regeling zelf geeft immers niet aan hoe daaraan in de praktijk uitvoering moet worden gegeven. Aanbieders zullen willen voorkomen dat diverse adviseurs en bemiddelaars provisie zullen vragen voor verleende diensten aan dezelfde of verschillende consumenten. Voorgestelde regeling geeft nog geen zelfstandig recht op provisie, zodat die vooraf zal moeten worden overeengekomen tussen de betreffende partijen. Dat kan uiteraard per geval op
DE HYPOTHEEKADVISEUR
WETGEVING
ad hoc basis, ook denkbaar is dat hierover vooraf afspraken worden gemaakt met aanbieders. Wij verwachten dat aanbieders in dat kader ook afspraken willen maken over de wijze en inhoud van advisering en de omvang van de beloning. Er moet dan echter voor worden gewaakt dat van de provisie geen ‘aansporende, motiverende of stimulerende werking’ uitgaat. Bij het formuleren van afspraken is het voor de aanbieder en het intermediair dus laveren tussen de grenzen van het provisieverbod en de gemaakte uitzondering. De NVB pleit voor het hanteren van de “passende provisie-norm” zoals die al sinds 2013 bestaat. Deze regeling is bekend in de praktijk en ingevuld door de toezichthouder. Wij kunnen ons in dat voorstel vinden, omdat het duidelijkheid schept en onzekerheden over de juridische houdbaarheid van te maken afspraken wegneemt. Deze normen zijn door de AFM vastgelegd in beleidsregels en werden ook in de praktijk gehanteerd, zodat processen en procedures hierop al zijn of waren ingericht. Wel pleiten wij voor transparantie over de overeengekomen provisie. Het moet voor de consument inzichtelijk zijn dat en hoeveel provisie er wordt betaald. De consument realiseert zich dat geen sprake is van ‘gratis’ dienstverlening en is zich bewuster van de belangen die spelen bij het aanbieden, adviseren en bemiddelen.
Conclusie Wij vinden de voorgestelde uitzondering op het provisieverbod een goede ontwikkeling. Aan deze uitzondering is in de praktijk behoefte. De uitzondering op het provisieverbod komt ook logisch voor, aangezien het maken van kosten in een situatie van (voorzienbare) betalingsachterstanden moet worden voorkomen. Het gezamenlijk zoeken en vinden van oplossingen door conDE HYPOTHEEKADVISEUR
51
sument en intermediair voorkomt bovendien grotere problemen in de toekomst, zoals gedwongen verkoop, boeterentes en andere vormen van kapitaalvernietiging. Het voorstel mist nog een goede begrenzing van de begrippen ‘voorzienbare betalingsachterstanden’ en ‘afbreuk aan de kwaliteit van dienstverlening’. Wij menen dat een allesomvattende begrenzing of definitie niet eenvoudig valt te formuleren. Wel zou bijvoorbeeld een verdere uitleg of concretisering van het grijze gebied door de AFM behulpzaam kunnen zijn. Een verduidelijking die wat ons betreft noodzakelijk is, is de vraag of sec hypothecair krediet of ook andere producten onderwerp kunnen zijn van de oplossingen waarover wordt geadviseerd of waarin wordt bemiddeld. Wij menen bovendien dat de uitzondering niet uitsluitend beperkt zou moeten zijn tot betalingsachterstanden bij hypothecair krediet, maar ook bij andere producten zoals verzekeringen en bankspaarproducten. Tenslotte menen wij dat de praktijk nog een manier zal moeten vinden om de uitzondering op het provisieverbod concreet vorm te geven. Het vooraf maken van goede afspraken tussen aanbieders en het intermediair over de aanvang en inhoud van de advies- en bemiddelingswerkzaamheden en de omvang van de provisie lijkt ons een goede aanpak. Kortom, wij staan positief tegen deze uitzondering. Het voorstel verdient echter op enkele plaatsen verduidelijking en kan op detailniveau nog iets verder worden uitgewerkt. Daar is echter nog alle ruimte toe naar aanleiding van de consultatiereacties van het Verbond en de NVB. Mies Verhage BarentsKrans N.V.
JUNI 2014
Voorkom aansprakelijkheid
Let op ontbindende voorwaarde van financiering Begin dit jaar is het model koopcontract aangepast dat door leden van NVM, VBO en Vereniging Eigen Huis kan worden gebruikt. Er is één artikel aangepast dat ook
Het gaat om de bekende ontbindende voorwaarde van financiering. De koper en verkoper komen overeen dat als de koper de aankoop niet gefinancierd krijgt, de koper zich kan terugtrekken zonder een schadevergoeding aan de verkoper verschuldigd te zijn.
voor u als hypotheekadviseur van belang is. Sterker nog: als u niet oplet kan de koper u aanspreken vanwege geleden schade.
Iedere transactie is uniek en dus moeten partijen in het koopcontract de details vastleggen, waarbij gedacht kan worden aan maximale maandelijkse (rente)last, maximaal te lenen bedrag, etcetera. Dit is niet gewijzigd ten opzichte van het “oude” model koopcontract. Wat wel veranderd is, zijn de algemene bewoordingen van deze clausule van (non-)financiering horen. In het nieuwe model koopcontract is namelijk opgenomen dat slechts één financiële instelling de financieringsaanvraag hoeft af te wijzen wil de koper een beroep kunnen doen op deze ontbindende voorwaarde. Onder het ‘oude’ regime moest de koper bij twee instellingen nul op het rekest krijgen. Mijn inschatting is dat het oude model koopcontract (met afwijzing door twee instellingen) nog vele jaren naast de versie van 2014 (afwijzing door één bank) zal worden gebruikt. Bijvoorbeeld omdat die oude versie het standaard model koopcontract is van makelaars die niet bij de NVM of VBO zijn aangesloten. Of omdat het koopcontract opgesteld wordt door partijen samen of door een adviseur die helemaal geen makelaar is, zoals een accountant of een vastgoed-adviseur. Dat betekent wel dat u als hypotheekadviseur moet opletten welke clausule is gebruikt wanneer
JUNI 2014
52
DE HYPOTHEEKADVISEUR
N O TA R I E E L
Opletten welke clausule is gebruikt wanneer u een financieel advies uitbrengt en de financiering probeert te regelen voor de koper u een financieel advies uitbrengt en de financiering probeert te regelen voor de koper. Gaat u er namelijk zonder meer van uit dat de nieuwe financieringsclausule is gebruikt en dient u de aanvraag daarom slechts bij één instelling in, dan zal er een probleem ontstaan als die aanvraag wordt afgewezen. Uw cliënt zal dan een beroep willen doen op de ontbindende voorwaarde om zonder betaling van een boete van de verplichtingen uit het koopcontract af te komen.
De kans is groot dat de koper deze boete dan bij u zal verhalen met als argument dat u als deskundige met name de bewoordingen van het financieringsvoorbehoud in het koopcontract had moeten doornemen.
Blijkt echter dat de oude bewoordingen zijn gebruikt, dan moet de koper een afwijzing van twee financiële instanties kunnen overleggen. Nu die er niet (tijdig) zijn, kan de koper een boete verschuldigd worden aan de verkoper. Oproep Heeft u vragen van juridische aard? Mail uw vraag naar
[email protected]
Mr. Ernst Loendersloot kandidaat notaris te Maastricht Kijk ook eens op www.ntrs.nl Of schrijf je in voor mijn gratis nieuwsbrief.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
53
JUNI 2014
Fiscaliteiten:
De eigen woning en het huwelijksvermogensrecht Al jaren is de eigen woning een geliefd onderwerp op opleidingsdagen voor adviseurs. De fiscaliteit staat hierbij meestal centraal. Bekende thema’s zijn o.a. echtscheiding, ouders die lenen aan de kinderen, lenen van de BV en het complexe overgangsrecht van leningen en kapitaalverzekeringen. Het wordt nog ingewikkelder als ook de invloed van het civiele recht betrokken wordt in een advies, bijvoorbeeld bij het verbreken van de samenleving. Echter, de meeste hypotheekadviseurs beperken zich tot de fiscale gevolgen in de inkom-
stenbelasting. Dat blijkt onder omstandigheden al een hele opgave. In deze bijdrage wordt allereerst een aantal samenlevingsvormen besproken. De (civielrechtelijke) vorm waarin men de samenleving met elkaar aangaat is mede bepalend voor de fiscale gevolgen bij ontbinding van de samenleving. In het tweede deel wordt een aantal praktijksituaties besproken van schuldverhoudingen tussen samenwoners. Daarnaast wordt een korte toelichting gegeven op de ‘defiscalisering’ van dergelijke schuldverhoudingen in de overdrachtsbelasting en inkomstenbelasting en worden een aantal alternatieven besproken voor de schuldverhoudingen die tussen samenwoners kunnen ontstaan o.g.v. het civiele recht.
Samenlevingsvormen De algehele gemeenschap van goederen Als huwelijkspartners geen huwelijkse voorwaarden opstellen, dan zal van rechtswege een gemeenschap van goederen ontstaan en boedelmenging plaatsvinden. Deze boedelmenging is een verkrijging onder algemene titel.1 Er is geen levering vereist. Deze laagdrempeligheid van het aangaan van gemeenschap van goederen is niet zonder risico’s. Ook de schulden mengen zich! Sommige schulden zijn niet zichtbaar in de aangifte inkomensbelasting. Bekende voorbeelden zijn de gedefiscaliseerde schulden aan kinderen uit hoofde van de wettelijk verdeling2 of belastingschulden. Boedelmenging heeft echter ook fiscale gevolgen die zich vooral openbaren bij echtscheiding. (Zie voorbeeld 1)
JUNI 2014
54
DE HYPOTHEEKADVISEUR
HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
Goed als aspirant samenwoners of huwelijkspartners zich laten voorlichten, bijv. door notaris, alvorens samenleving juridisch vorm te geven Quasi gemeenschap o.g.v. het finaal verrekenbeding Indien er sprake is van een finaal of periodiek verrekenbeding in de huwelijksvoorwaarden dan ontstaat er doorgaans een economisch belang bij de waarde van de woning. Van geval tot geval zal bepaald moeten of en om welk economisch belang het gaat. Bij een finaal verrekenbeding verdelen echtelieden bij ontbinding van het huwelijk doorgaans ‘alsof ’ er een gemeenschap van goederen is. Let wel: deze gemeenschap van goederen ontstaat niet. Er vindt geen boedelmenging plaats. Een finaal verrekenbeding is een zogenaamd vermo-
gensrechtelijk beding, welke een verrekening in euro’s impliceert en niet in goederen. Een verschil met de échte gemeenschap is dat de fiscale historie zich als het ware niet ‘mengt’. (Zie voorbeeld 2) In de praktijk wordt nog wel eens geadviseerd om een beperkte gemeenschap van goederen aan te gaan om bij de verdeling van de woning heffing
Voorbeeld 1 A is alleenstaand en heeft in 2005 een woning gekocht voor een bedrag van € 250.000. De aflossingsvrije eigenwoningschuld (EWS) bedraagt € 200.000. In 2013 trouwt A in gemeenschap van goederen met B. In 2018 wordt het huwelijk ontbonden door echtscheiding. De woning is dan € 300.000 waard. Omdat de woning en hypotheek in de gemeenschap van goederen vallen heeft B recht op de ‘halve woning’. B wordt uitgekocht voor een bedrag van € 50.000. B krijgt een eigenwoningreserve van € 50.0003 en daarnaast een aandeel in het overgangsrecht van de financiering, te weten de helft van € 200.000 = € 100.000 met een restant looptijd in box 1 van 17 jaar.4 Voor A betekent dit dat de bestaande lening voor de helft niet langer onder het overgangsrecht valt. Voor een bedrag van € 100.000 zal een annuitaïre aflossingsverplichting gelden, waarbij de annuïteit berekend wordt over een periode van 360 maanden, maar de lening in box 1 nog een restant looptijd heeft van 17 jaar. De eventuele financiering die A aangaat om B uit te kopen kwalificeert als EWS met een looptijd van 360 maanden waarop een annuitaïre aflossingsverplichting rust.5
DE HYPOTHEEKADVISEUR
55
JUNI 2014
Voorbeeld 2 A is alleenstaand en heeft in 2005 een woning gekocht voor een bedrag van € 250.000. De aflossingsvrije eigenwoningschuld (EWS) bedraagt € 200.000. In 2013 trouwt A onder het maken van huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting met een finaal verrekenbeding). In 2018 wordt het huwelijk ontbonden door echtscheiding. De woning is dan € 300.000 waard. Verondersteld wordt dat de finale verrekening ook plaatsvindt bij echtscheiding. Voor A verandert er niets. Er gaat géén overgangsrecht over naar B. De eventuele financiering die A aangaat om de vordering van B te voldoen kwalificeert als een box 3 lening. Immers, A vergroot door deze uitkoop niet zijn eigendomsaandeel in de woning. B krijgt een bedrag van € 50.000. Bij een eventuele aankoop en financiering van een woning zal de EWS voor B volledig onder het nieuwe recht vallen met een looptijd in box 1 van 360 maanden. In zoverre zal B met een ‘schone lei’ beginnen.6
Als huwelijkspartners geen huwelijkse voorwaarden opstellen, zal van rechtswege gemeenschap van goederen ontstaan en boedelmenging plaatsvinden van overdrachtsbelasting te voorkomen. De adviseur dient zich er van bewust te zijn dat ook bij het (tijdelijk) aangaan van een (beperkte) gemeenschap boedelmenging plaatsvindt met alle fiscale gevolgen van dien. De eenvoudige gemeenschap Indien twee ongehuwden samen een woning kopen dan wordt gesproken van een eenvoudige gemeenschap. Meestal zal er sprake zijn van een
50/50 eigendomsverhouding. Er ontstaat noch een quasi gemeenschap noch een algehele gemeenschap. Immers, er is geen sprake van een huwelijk, zodat het huwelijksvermogensrecht in beginsel niet van toepassing is. Fiscaal gezien zou je kunnen spreken van twee belastingplichtigen met ieder een woning. (Zie voorbeeld 3)
Financieren en aflossen binnen een samenlevingsverband Aflossingen kunnen plaatsvinden vanuit het privé vermogen van de belastingplichtige, maar bijvoorbeeld ook vanuit de gezamenlijke spaarrekening. Dat geldt ook voor de financiering van een verbouwing of aankoop van een eigen woning. Afhankelijk van de juridische vorm van de samenleving, de eigendomsverhouding met betrekking tot de eigen woning en de wijze van financiering
Voorbeeld 3 B verkoopt in 2014 zijn woning voor een bedrag van € 180.000 met een verlies van € 10.000. De aflossingsvrije EWS van B bedraagt € 190.000. Deze woning was gekocht en gefinancierd in 2008. A heeft altijd gehuurd. A en B kopen in 2014 samen (50/50) een woning voor een bedrag van € 350.000 (tevens WOZwaarde). Dit is tevens de totale financiering van A en B. De EWS voor B bedraagt € 175.000. Deze lening is (mag) aflossingsvrij en heeft een restant looptijd in box 1 van 24 jaar. A heeft geen financiering die valt onder het overgangsrecht en zal minimaal annuïtair moeten aflossen in 360 maanden. De looptijd van deze financiering (€ 175.000) in box 1 bedraagt 30 jaar. De GHF wordt getoetst op het totaal van de financiering en de waarde van het onderpand en kent geen individuele benadering zoals dat fiscaal gezien in deze casus wel het geval is. Aan de GHF-norm wordt voldaan omdat minimaal 50% van de marktwaarde wordt afgelost.
JUNI 2014
56
Indien A en B uit elkaar gaan en de woning verkopen, dan zal ieder zijn eigen fiscale historie weer meenemen. Het gaat hierbij om de eigenwoningreserve van A en B, de 30-jaars periode van A en B, de aflosstand van A en de lening die onder het overgangsrecht valt van B. In zoverre is er sprake van een zuiver individuele benadering. Een uitzondering hierop vormt de zogenaamde ‘bijleenpartner’.7 Het voert buiten het kader van dit artikel dit nader te bespreken. Het kan ook zo zijn dat bijvoorbeeld A het aandeel van de eigendom in de woning van B overneemt. A wordt dan 100% eigenaar van de woning. De aankoop van de eigendom van B door A wordt voor de inkomstenbelasting gezien als de aankoop van een nieuwe woning. Hiervoor geldt dus i.c. géén overgangsrecht en de financiering die betrekking heeft op deze aankoop voor A een looptijd van 30 jaar. Voor de overdrachtsbelasting geldt de zogenaamde samenwoonvrijstelling.8
DE HYPOTHEEKADVISEUR
HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
of aflossing, kunnen er tussen de samenwoners bepaalde vergoedingsrechten ontstaan. Vanaf 1 januari 2012 wordt de hoogte van dergelijke rechten vastgesteld volgens de beleggingsleer van art. BW 1:87. De ratio van deze bepaling is kortgezegd, dat degene die eigen vermogen investeert in een gemeenschappelijk goed of privé goed van de ander, niet meer in staat is rendement te realiseren in diens privé vermogen. De hoogte van de vergoedingsvordering is vanaf 1 januari 2012 afhankelijk van de waardeontwikkeling van het onderliggende object i.c. de eigen woning. Dit geldt ook vice versa indien bijvoorbeeld met gemeenschappelijk vermogen een privé woning wordt gefinancierd. Een aantal voorbeelden maakt duidelijk hoe de beleggingsleer moet worden toegepast in verschillende situaties.
Voorbeeld 4 A en B zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en besluiten een woning te kopen voor een bedrag van € 400.000. De bancaire financiering van A en B bedraagt € 400.000. A krijgt een schenking van haar ouders voor een bedrag van € 200.000 en lost hiermee de financiering van de woning (deels) af. Deze schenking is uitgesloten. Juridisch gezien financiert A vanuit haar privé vermogen een woning die behoort tot de gemeenschap. Dit leidt er toe dat er een vergoedingsrecht ontstaat dat overeenkomt met 50% van het aandeel van B in de woning (per saldo 25% van de waarde van de woning). Immers, het breukdeel bedraagt 200/400 x 50% = 25%. Na enige tijd besluiten A en B uit elkaar te gaan en dienen een verzoek tot echtscheiding in. De woning wordt verkocht voor een bedrag van € 440.000. A is gerechtigd tot 75% van de waarde van de woning en B voor 25%. De overwaarde bedraagt € 440.000 minus € 200.000 = € 240.000. A heeft dus recht op € 180.000 en B op € 60.000.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
57
De algehele gemeenschap + hoge schenking onder uitsluitingsclausule Anno 2014 bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van de verhoogde schenkvrijstelling van € 100.000.9 Indien er een adviseur geraadpleegd is bij deze schenking, dan zal vaak gewezen worden op de mogelijkheid van ‘uitsluiten’. Uitsluiten impliceert dat het vermogen dat wordt geschonken of nagelaten het civielrechtelijke label ‘privé vermogen’ krijgt. Boedelmenging vindt voor wat betreft deze uitgesloten schenking of verkrijging krachtens erfrecht niet plaats indien partijen in gemeenschap van goederen trouwen. (Zie voorbeeld 4) Er zijn naast situaties zoals in voorbeeld 4 nog tal van varianten denkbaar. Zo kan een woning ook met verlies verkocht worden. In dat geval blijven de schuldenaren beiden hoofdelijk aansprakelijk voor deze restschuld jegens de bank. De vergoedingsvordering van A op de (ontbonden) gemeenschap zal daarnaast ook nog (onderling) verrekend moeten worden. Voor de adviseur is het belangrijk om te bepalen wat de vermogenspositie van A en B uiteindelijk zal zijn nadat de woning is verkocht. Het raadplegen van de aangifte inkomstenbelasting zal niet de gewenste duidelijkheid verschaffen. Enerzijds is dit een momentopname ultimo het kalenderjaar en anderzijds is het maar de vraag of de vergoedingsvordering van A en de hiermee corresponderende schuld van B op de juiste wijze in de aangifte inkomstenbelasting is opgenomen. Op het moment dat het verzoek tot echtscheiding wordt ingediend, wordt de gemeenschap ontbonden. Door deze ontbinding eindigt de boedelmenging. De gemeenschap wordt a.h.w. gefixeerd. Nadien vinden mutaties van het vermogen plaats in ieders privé vermogen, zoals bijvoorbeeld het winnen van de loterij door één van beide of verliezen op beleggingen.
JUNI 2014
Voorbeeld 5 A en B zijn gehuwd zonder enige vorm van een goederengemeenschap (koude uitsluiting). Afgesproken is dat periodiek het onverteerd inkomen 50/50 wordt verrekend. In de praktijk komt hier niets van terecht. Op enig moment bedraagt het saldo van de spaarrekening € 100.000. Dit spaartegoed is afkomstig uit het onverteerde inkomen van beide echtelieden. Het inkomen van A was door de jaren heen substantieel hoger dan dat van B. In 2014 besluiten ze een woning te kopen met een waarde van € 350.000. Omdat B ondernemer is, wordt de woning op naam van A gezet. De financieringsbehoefte bedraagt eveneens € 350.000. Bij de bank krijgen A en B een lening van totaal € 250.000. De eigen middelen worden volledig ingebracht. Na
een aantal jaren gaan ze scheiden. De woning is op dat moment € 400.000 waard. B vertrekt naar een huurwoning. Omdat de woning op naam van A staat, heeft B in beginsel geen belang bij de waardeontwikkeling van de woning. De woning is echter deels gefinancierd uit het te verrekenen vermogen (de spaarrekening). B heeft derhalve recht op een bedrag van 100/350 x € 400.000 x 50% = € 57.143.11 Ook hier is de beleggingsleer van toepassing. Indien een goed onder aanwending van het te verrekenen vermogen is verkregen, dan wordt het goed (pro-rata) tot het te verrekenen vermogen gerekend. Indien A het te verrekenen bedrag financiert, dan zal deze lening als box 3 lening kwalificeren.
De gemeenschap van goederen wordt ontbonden door het indienen van een verzoek tot echtscheiding, terwijl het huwelijk pas ontbonden wordt
door de latere inschrijving van het vonnis van de rechtbank. De feitelijke verdeling kan weer op een heel ander moment plaatsvinden. Voor de adviseur is het zaak deze momenten goed te onderscheiden. Koude uitsluiting: financiering uit het te verrekenen vermogen In de praktijk komt het maar weinig voor dat echtelieden daadwerkelijk jaarlijks het gespaarde inkomen verrekenen. Een periodiek verrekenbeding is in zoverre een ‘dode letter’ totdat het huwelijk wordt ontbonden en verrekening alsnog moet plaatsvinden.10 Naast de privé vermogens van beide echtelieden ontstaat er tijdens het huwelijk vermogen dat nog verrekend moet worden, bijvoorbeeld een spaartegoed bij een bank. Dit spaartegoed kan gebruikt worden om de woning te financieren. Ook is het mogelijk dat de financiering plaatsvindt vanuit het privé vermogen van één van beide echtelieden. (Zie voorbeeld 5)
JUNI 2014
58
DE HYPOTHEEKADVISEUR
HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
Koude uitsluiting: financiering verbouwing vanuit het privé vermogen van de niet-eigenaar
Voorbeeld 6 A is eigenaar van een woning met een waarde van € 400.000. De woning wordt verbouwd voor een bedrag van € 150.000. B betaalt de verbouwing uit privé vermogen. De waarde van de woning is na verbouwing € 500.000. Enige tijd later wordt het huwelijk ontbonden door echtscheiding. De woning wordt getaxeerd op € 600.000. De vergoedingsvordering wordt vastgesteld op het moment dat deze ontstaat. Op dat moment is de woning € 400.000 waard. De vergoedingsvordering wordt dan als volgt berekend: 150/ (400+150) x € 600.000 = € 163.636. Er wordt dus gekeken naar de waarde op het moment dat de investering plaatsvond en het hiermee corresponderende breukdeel. Niet van belang is wat de waardestijging van de woning is door de verbouwing.
Koude uitsluiting: niet eigenaar financiert (deels) woning van eigenaar
Voorbeeld 8 A is eigenaar van de echtelijke woning en heeft deze in 1996 gekocht voor € 200.000. Dit was tevens de EWS van A. In 2014 wordt A arbeidsongeschikt en zijn inkomen daalt fors. B besluit uit haar privé vermogen een bedrag van € 200.000 af te lossen om de woonlasten wat dragelijker te maken. De woning is dan € 300.000 waard. Dit vermogen heeft B verkregen middels een uitgesloten schenking. Jaren later gaan A en B scheiden. De woning heeft dan een waarde van € 500.000. De vergoedingsvordering van B bedraagt 200/200 x € 500.000 = € 500.000! Een meer economische benadering zou leiden tot een andere uitkomst. Ten tijde van de aflossing was de woning € 300.000 waard. B heeft recht op 2/3 x € 500.000 = € 333.333. Helaas voor A ziet de wetgever dit niet zo!
Voorbeeld 7 A koopt in 2013 een woning die voor 50% wordt gefinancierd met vermogen van B en voor 50% met een bancaire lening op naam van A. B krijgt een vergoedingsrecht op A ter grootte van 50% van de waarde van de woning. Tijdens het huwelijk is de woning voor zowel A als B een eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB, omdat A en B fiscale partners zijn. De belastbare inkomsten eigen woning kunnen op de aangifte inkomstenbelasting onderling vrij worden toegerekend. Omdat in de huwelijksvoorwaarden een verrekenbeding ontbreekt is B niet gerechtigd tot de waarde van de woning, anders dan door toepassing van BW 1:87. Met andere woorden: slechts de vergoedingsvordering van B leidt ertoe dat B belang heeft bij de waardeontwikkeling van de woning. Vanaf 1 januari 2014 is in de Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR) een bepaling opgenomen welke inhoudt dat er voor de toepassing van de belastingwet geen relevant belang aanwezig wordt geacht.12 Het gevolg is dat bij verkoop van de woning door A, B weliswaar een economisch belang heeft bij de verkoopopbrengst, maar er voor B géén EWR ontstaat.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
59
JUNI 2014
Beperkte gemeenschap: financiering wordt deels afgelost uit erfenis, overgangsrecht Het is mogelijk dat de woning en EWS behoren tot een goederengemeenschap, maar er daarnaast ook sprake is van één of twee privé vermogens van de echtgenoten. Deze situatie kan ontstaan als men is gehuwd in gemeenschap van goederen en één van de echtelieden een uitgesloten schenking of erfenis krijgt. (Zie voorbeeld 9)
Overdrachtbelasting en inkomstenbelasting Vanaf 1 januari 2014 is beleid omtrent de beschreven problematiek gecodificeerd in het nieuwe art. 5e AWR waarin is opgenomen dat er voor de beVoorbeeld 9 A en B hebben in 1999 een woning gekocht voor een bedrag van € 250.000. De aflossingsvrije EWS van A en B bedraagt eveneens € 250.000. De woning en de EWS behoren tot een (beperkte) gemeenschap van goederen. In 2011 erft A een netto bedrag van € 125.000 en lost hiermee € 125.000 af op de EWS. De verkrijging van A is door de erflater uitgesloten. Op het moment van aflossing had de woning een waarde van € 380.000. De vergoedingsvordering van A ontstaat op het moment dat A de lening aflost uit diens eigen vermogen. Omdat de aflossing heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2012 is de beleggingsleer niet van toepassing. In 2015 besluiten A en B te gaan scheiden en de woning wordt voor een bedrag van € 400.000 verkocht. De vordering van A bedraag nominaal € 125.000. De verkoopopbrengst wordt als volgt verdeeld: allereerst wordt de bank voldaan voor een bedrag van 125.000. Er resteert een bedrag van € 275.000. Ieder heeft recht op de helft van dit bedrag, zijnde € 137.500. De gemeenschap B dient echter nog een bedrag van € 125.000 te voldoen aan A, zodat voor B een netto verkoopopbrengst resteert van € 75.000. Indien de aflossing had plaatsgevonden na 31 december 2011, dan is de uitwerking analoog aan voorbeeld 4.
JUNI 2014
60
lastingwet geen relevant belang bij het onderliggende goed aanwezig wordt geacht indien tussen (gewezen) echtgenoten vergoedingsvorderingen ontstaan. Vergoedingsvorderingen en de hiermee corresponderende schulden zullen kwalificeren in box 3. Voor de inkomstenbelasting had de staatssecretaris dit in het besluit van 15 maart 201313 al met zoveel woorden gezegd. Ook voor de overdrachtsbelasting geldt dat er geen relevant belang aanwezig wordt geacht en heffing kan derhalve achterwege blijven.
Alternatieve voor de beleggingsleer (BW 1:87) De beleggingsleer is regelend recht en onderling kan anders overeengekomen worden. Dat betekent dat indien niet nader wordt overeengekomen van rechtswege de beleggingsleer van toepassing is. Ik kan mij voorstellen dat het in bepaalde situaties helemaal niet wenselijk is dat de beleggingsleer onverkort wordt toegepast. Het is in de eerste plaats erg ingewikkeld. De gemiddelde belastingplichtige is gebaat bij eenvoud en begrijpelijkheid. In de tweede plaats leidt het tot onzekerheid omtrent de vermogenspositie van ieder. Maar ook principiële redenen kunnen reden zijn om af te wijken. Iemand wil gewoon de nominale investering terug, meer niet. Overeenkomst van geldlening A zou met zijn partner B een geldleningsovereenkomst aan kunnen gaan. Er ontstaat dan geen vorderingsrecht o.g.v. BW 1:87, maar vermogensverschaffing ten titel van een overeenkomst van geldlening. De vordering bedraagt het nominale bedrag en staat los van de waardeontwikkeling van de eigen woning. Overigens kwalificeren dergelijke geldleningen niet als eigenwoningschuld14 en zal de schuldvordering behoren tot de heffingsgrondslag in box 3.
DE HYPOTHEEKADVISEUR
HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
Indien A de hoofdsom als kapitaal stort in een (nog op te richten) vennootschap (BV), dan is het mogelijk dat de overeenkomst van geldlening wordt aangegaan met de BV. In dat geval kan de lening kwalificeren als eigenwoningschuld. Ook in dit geval ontstaat er geen vorderingsrecht o.g.v. BW 1:87. De Gedragscode Hypothecaire Financieringen is niet van toepassing indien de BV fungeert als geldverstrekker. Overigens zal een
DE HYPOTHEEKADVISEUR
61
eventuele schenking in dit geval niet kwalificeren voor de eenmalige hoge vrijstelling (€ 100.000) omdat er primair een kapitaalstorting wordt gefinancierd en slechts indirect de aankoop van de eigen woning. Afwijken van de beleggingsleer De regeling van vergoedingsrechten is regelend recht. Het is mogelijk dat A en B nader overeen-
JUNI 2014
komen en de vergoedingsvordering van A waarderen op de nominale waarde. Ook is het mogelijk dat er bijvoorbeeld afgesproken wordt dat minimaal, of maximaal de nominale waarde zal worden vergoed. Ook kan afgesproken worden dat de WOZ-waarde als maatstaf zal dienen. Dergelijke afspraken dienen bij voorkeur schriftelijk te worden vastgelegd. Dat kan in de akte van huwelijksvoorwaarden maar ook in een onderhandse overeenkomst. M.i. is het ook mogelijk om bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding in het echtscheidingsconvenant nader overeen te komen. Bij tegenstrijdige belangen kan dat nog leiden tot discussie. Immers, bij een waardestijging van de woning zal degene die de woning (die valt in de gemeenschap) heeft gefinancierd vanuit zijn privé vermogen, recht hebben op een vergoeding die meer bedraagt dan de nominale waarde. Als (deels) afstand wordt gedaan van de vordering, dan is mogelijk sprake van een gift aan de ex-partner waarover schenkbelasting is verschuldigd. Indien het huwelijk wordt ontbonden door overlijden, dan zal de WOZ-waarde van de woning dienen als maatstaf van heffing voor de erfbelasting.15 De omvang van de nalatenschap wordt mede bepaald door de waardering van de vergoedingsvordering ex. BW 1:87. Als niet nader wordt overeengekomen, dan geldt van rechtswege de beleggingsleer.
Conclusie Er is al veel gezegd en geschreven over de eigenwoningregeling. Een gemene deler die je terug vindt in de literatuur is de mening dat de regelgeving onoverzichtelijk en ook vooral complex is. Deze bijdrage zal aan deze conclusie, naar ik veronderstel, helaas niets veranderen. Dat het ci-
JUNI 2014
62
viele recht invloed heeft op het hypotheekadvies is evident, maar ik vraag mij af of de hypotheekadviseur hiermee ook altijd rekening houdt. Daar waar het de financiering van de eigen woning betreft kan de hypotheekadviseur een signaleringsfunctie hebben en eventueel doorverwijzen naar een specialist. Het zou goed zijn als aspirant samenwoners of huwelijkspartners zich laten voorlichten, bijvoorbeeld door een notaris, alvorens de samenleving juridisch vorm te geven. Ook advisering over de wettelijke regeling inzake vergoedingsrechten is, gelet op de complexiteit, geen overbodige luxe. Het mag de lezer duidelijk zijn dat rekenen met de beleggingsleer kan lonen! Voetnoten 1 BW 3:80 lid 2 2 Artikel 5.4 Wet Inkomstenbelasting 3 Artikel 3.119aa lid 6 Wet inkomstenbelasting 4 Artikel 10bis1 lid 7 Wet inkomstenbelasting 5 Artikel 3.119a lid 1 Wet inkomstenbelasting 6 Artikel 3.119aa lid 5 Wet inkomstenbelasting 7 Artikel 3.119a lid 4 Wet inkomstenbelasting 8 Artikel 15 lid 1g Wet belastingen van rechtsverkeer 9 Artikel 33a Successiewet 10 BW 1:141 11 BW 1:136 lid 1 12 Artikel 5e Algemene Wet Rijksbelastingen 13 Besluit 15 maart 2013 BLKB2013/233M 14 Artikel 3.119a lid 6 Wet inkomstenbelasting 15 Artikel 21 lid 5 Successiewet Drs. John Bult FB Partner bij Argues BV belastingadviseurs & financieel planners Info: www.argues.nl
DE HYPOTHEEKADVISEUR
Augustus 2014 - Jaargang 13 - Nummer 4
Vooruitblik
Hardheidsclausule NHG voor woningverbetering Welke hypotheekvorm is het beste? Tussen huren en kopen, nieuwe vormen DE VASTE RUBRIEKEN
- Varia - Lifestyle - Uit de (niet) dagelijkse praktijk - Notarieel
WWW.VAKBLADHYPOTHEEKADVISEUR.NL
Kluwer FiscaalPlus: Dé online portal voor de MKB aangifte- en adviespraktijk Geen vragen meer.
Probeer Kluwer FiscaalPlus nu 1 maand GRATIS! GA NAAR WWW.KLUWER.NL/FISCAALPLUS
Want alle informatie in Kluwer FiscaalPlus is relevant voor de MKB aangifte – en adviespraktijk en is afkomstig uit vertrouwde Kluwer-uitgaven. Alles is onderling gekoppeld, dus van een uitleg bent u snel bij een uitspraak, wordt u geattendeerd op
Kluwer FiscaalPlus bestaat uit twee modules: • Kluwer FiscaalPlus Aangifte • Kluwer FiscaalPlus Advies & Vaktechniek
een voordeel voor uw cliënt en heeft u direct inzicht in alle cijfers en feiten. U kunt zoeken en navigeren
U kunt Kluwer FiscaalPlus ook combineren met Kluwer Belastingpraktijk aangiftesoftware!
per aangiftejaar en met Mijn FiscaalPlus kunt u alles afstemmen op uw eigen manier van werken. Kluwer FiscaalPlus publiceert uiteraard doorlopend het laatste nieuws; u mist dus niets.
www.kluwer.nl/fiscaalplus