O F F I C I E E L ORGAAN VAN DE K O N I N K L I J K E N E D E R L A N D S C H E MAATSCHAPPU TOT B E V O R D E R I N C DER G E N E E S K U N S T
Medisch Conlact
:::::::::::::::::::::::::::: i i ~ i i~:::::::::!:i:~:: ~ ~ ::i:!:~: ~::::::::": : :::i':':~ii~::::':"::::i~!i:'~i::ii~i:':i;i~:: ii~iiii~i :: :iiii:: :':':!iii!:' i ~!i :i!i~i!;il ii :i:::::i:::::::i::::i:~:i:i:i:i:i::i:: :i:i::i::::i:i::i:i:i:: :: :i:i::: :: : :: :: :i : : : :: : ~ii ~ii ~;: :: :
ZIEKTE EN ZORG In zijn ,,Inlei,ding tot een in tegrale geneeskunde" vermeldt Querido, d a t e r - - soms duidelijk, soms minder duidelijk - - een parallel kon worden getrokken ,tussen sociale problematiek en ziekteversc,hijnselen bij in Amsterdamse ziekenhuizen opgenomen pat'i~nten. Uitgaande van de stell,ing, dat het gedrag va.'n de mens d.iepgaand word t be'invloed door de sociale context waarin hij vanaf zijn geboorte verkeert, mag de ver-
275te Jaargang
u
No. 29
B
21 Juli 1972
INHOUD Ziekte
en
zorg
........................
G e n e e s k u n d e en g e z o n d h e i d k u n d e
781 ........
783
I n f o r m a t i e r o n d o m het t h e m a ,,Continu'iteit van de z o r g " . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
785
M a a k t de m a a t s c h a p p i j ons z i e k ? . . . . . . . .
787
O n d e r z o e k naar het i n k o m e n s n i v e a u vrije b e r o e p e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
789
Uitbreiding artikelen
der
verstrekking anticonceptionele .............................
A n t r o p o g e n e s e en e m b r y o g e n e s e Jurisprudentia
medica
........
..................
790 791 795
Van het hoofdbestuur: Notulen
159ste Alg. V e r g a d e r i n g
Brieven aan de r e d a c t i e Varia
(111) . .
................
.................................. Mechelen
(seer.),
en R. A. te Velde.
801 801
Hoofdredacteur: F. A. Bol, arts.
Redactie: J. J. van
297
C, C. G. J=ntens
Colofoon op bladzijde 804
wachting worden uitgesproken dat. ook gezondheid en ziekte van d'ie mens i,n belangrijke mate worden bepaald ,door de sociale ka,de,rs waarvan ,hij deel uitmaakt. Met. de samen'stell,ing van zijn proefschrift, gebaseerd op gegevens van een door hem ingestelde nationale enqu~te en een uitvoerige literatuurverkenning (zie blz. 787 van dit nummer), heeft Dr. C. W. Aakster meer inzicht willen ge,ven in de sociale etiologie van ziekten. Een vergelijkend deelonderzoek on,der 400 reeds ge~tiketteerde pati~nten verschafte Aakster de aanwijzing, dat de gezond~heidsstoorntissen die uit zijn nationale enqu~te naar voren kwamen een wij'd,er terrei,n bestrijken dan wat de arts als kl'inisc'h ziek diagnosticeert. Hiervoor zijn vele verklari,ngen mogelijk. Tijdens een epidemiolog'isch onderzoek naar de psych'iatrische morbid iteit in een groepspraktijk (huisarts en wetenschap, jun,i 1972, blz. 203) bleek, dat bij meer dan een derde van de steekproef afwijkingen werden gevonden. Van psychopatholo,gie kon echter niet worden gesproken, omdat een normale aanpassing van de mensen om wie het ging deso,ndanks mogelijk was gebleken. Een van Aaksters veronderstelI,in gen is in d,it verband be.langrijk. Hij meent namelijk uit zijn onderzoek de voorzichtige conclusie te mogen trel~k.en, dat een vaa,g patroon van I,ichtere afwijkin,gen - - de algemene klachtenindex (A.K.I.) - - bij aanhouden,de stress leidt tot een kl,inisch herken,baar ziekte.beeld. Een tweede conclusie zijnerzijds is, d a t e r een relatie blijkt te bestaan tussen een specifieke gezondheidsstoorn'is en een specifieke set van 781
socio-culturele variabelen, indien men de zogeheten A.K.I. e limineert. Terecht zegt Aakster, dat bovengenoemde bevindingen slechts her begi:n zij,n van een verklaring van de mo,gelijke verbanden tussen het sociaal (dys)functioneren van de mens en de gevolgen daarvan voor zijn gezondheid. Reeds thans kan evenwel wo,rden gesteld, dat een aantal van de vrijgekomen gegevens in opvallende mate blijkt overeen te stemmen met de uitkomsten van eerder verrichte onderzoekingen. Bij d it alles dringt z ich @@n centrale vraag op: hoe omschrijft men het begrip z,iekte? De socioIoog Mechanic ondersoheidt twee aspecten van ziekte. In de eerste plaats: ziekte als een medisch-wetenschappelijk begri, p, du,iden,d op een ziekelijke anato,mische of bioc,hemisc:he verandering van het organisme. Volgens Grewel (M.C. nr. 38/1971, blz. 977) en vele anderen is dit de enig juiste omschrijving. Er 'is in deze opvatting eerst recht sprake van ziekte - - van kl.inische pathmologie - - i ndien de vakman hiertoe op grond van zijn waarnemingen, sans phrases, concludeert. In de tweede plaats ondersc,heid'{ Mechanic een sociaal-wetenschappelijk begrip ziekte. Dit omvat el ke toestand, die her i.n.d,ividu noopt de hul.p van de arts in te roepen, n,a,der te omschrijven als ziektegedrag. Hierbij zij aangetekend dat niet ieder ziektegedrag be,hoeft te berusten op een ziekte als omsc'hreven in het eerste pu,nt, terwijl anderzijds een ziekte als onder punt @@n even min behoeft te leiden tot ziektegedrag. Aakster voegt hieraan een derde aspect toe: de reeds genoemde A.K.I. of algemene klachtencindex, een fac'{or waaraan voor een a r t s - - i n d i e n hij er al mee wordt geconfronteerd - - kop no,ch staart te vin,den is, maar die toch 6@n geheel vormt met een ziekte. Om geen misverstan'den te wekken: d&t de A.K.I. het eerste symptoom is van kli,nische pathologie is (n.og?) niet bewezen maar vorm'{ we l een Iogische verklaring voor de in he'{ proefschrift vermelde gegevens. Om het bewijs te leveren zal nog reel onderzoek nodig zijn. Het behoeft geen be,toog, dat wij met het derde aspect o p het gel~ied van de primaire preventieve geneeskunde zij,n beland. De vraag klemt echter, of vanuit het historisch gegroeide geneeskundig denken en hande.len dit veld operabel is te maken. Verwijzen wij in d'it verban,d naar Huygen. De toepassing va,n de antic,iperende geneeskun,de wil deze nfiet alleen beperken tot het vroeg'{ijdig opsporen van c hroni,sche niet-besmette,lijke Ziekten (zoals aanvankelijk 782
Van den Dool, die de term het eerst gebruikte, deed). Huygen wil het werkveld van deze vorm van geneesku,nde uitbreiden tot psych osociale problemat.iek, acute ziekten en ongevallen, waarbij hij niet alleen denkt aan individuen maar ook aan g ezinnen. Van den Dools ~te,ll'ing ~uidde, dat het m ogelijk moet zijn do,or middel van bepaalde screening-procedures tot op zekere hoogte voorspellingen te doen ten aanzien van gezond,heid en ziekte. Men betreedt zo het grensgebied van gezon,dheid en ziekte. De bepaling van de omvang van dat gebied hangt af van de defin'ities die men geeft van ziekte en gezondheid. Blijkbaar liggen hier belangrijke indicatoren voor het ontstaan van de klin=isohe pathologie. In zijn artikel ,,Doels'{ell'ing van de gezondheidszorg" (M.C. nr. 23/1971, blz. 613) geeft Dr. J. P. Kuiper een nadere formu,leri,ng van het begrip gezondheid. In ,,Geneeskunde en gezondheidkunde" (blz. 783 van dit nummer) benadert de zelfde schrijver op zijn wijze het grensterrein tussen gezon, d heid en ziekte. Gezond;heidkunde is in deze visie de jonge wetenschap die zich bezighoudt me'{ her herkennen van de bedre,igingen van he'{ gezo, nde bestaan en het aangeven van metho,den en mi.ddelen om deze bedreigingen te elimineren. ,,Ziekte", ,,ziektegedrag" en ,,algehele klachtenindex" vormen, zo belicht, een van de sectoren waarin het gezonde bestaan zich kan openbaren. Het is deze sector wa,arbinnen zich de geneeskunde bevin,dt, een sector waarbin.nen haar exclu,siviteit afneemt naarma'{e het gezonde bestaa, n dichter wordt benaderd. Men zal zich moeten afvragen of deze conceptie leidt to'{ een betere gezondheildszorg. He'{ aan,trekkelijke ervan is, d~t zij o,ns in staat stelt op meer natuurlijke wijze een samenwerking te bewerkstelligen tussen allen die werkzaam zijn o p het terrein van de gezondheidszorg. Maar evenm,i,n als er een communis opinio bestaat over wat z iekte is, zo,min weten wij wa'{ wij n.u e,igenlijk met gezon,d~hei,dszorg beogen. Dit kan inlet alleen zijn het e limineren van scmhadelijke i nvloeden of be,dreigingen van her gezonde bestaan. Met an,dere woorden: welk doel willen wij bereiken als wij gezon,dheidszorg bedrijven? Wat is een ,,gezon,d" bestaan? In zijn eers'{e artikel pleit Kuiper voor de oprichting van een interfaculteit Gezondheidkunde. Zou daar de vraag moeten worden beantwoord? Wij stellen hem nu aan de lezer. B.
GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDKUNDE Door Dr. J. P. Kuiper, medisch adviseur Arbeidsinspectie te Breda De zieke mens en het gezonde bestaan De geneeskunde heeft zich altij,d bezig gehouden met mensen die, door 'het ,lot getroffen, ,geen, kans zagen zich op eigen kracht te hand,haven in de wereid waarin zij zich bevonden. Zij stelde ,ziah daarbij, evenals trouwens de meeste andere sectoren, van de samenleving, eeuwenlang passief o,p z,olang Fhet onhell nog niet ,was geschied. Actief, ,helaas ,vaak te actief ~), po]yp ragmatisc1~, ,was haar optreden echter wanneer het leed en de pijn eenmaal waren ontstaan. Steeds actiever ook tra,d de geneeskunde (~p bij het opsporen van de oorzaken van ziekte. De opvattingen daarover zijn voortdurend gewisseld (Drogendijk, 1964). Lang reeds was bekend de invloed die omgevingsfaktoren, kunnen he'bben o p he,t ontstaan van ziekte. Het d uurde lang voor deze kennis werd benut o m invloed op de situatie uit te oefenen waarin .de potentieel zieken zic,h bevonden. Zelfs van Ramazzini die vaak de vader van de a~beidshygi~ne word,t genoemd, zegt Teleky (1948, p. 11) dat in diens beroemde boek ,,De morbis artificium diatriba" veel meer aanwijzingen zijn te vinden voo,r persoonlijke profy,laxis dan voor de hygi6ne van de werkruimte. Het is ~ n der doelstellingen van de sociale geneeskunde om niet alleen op ,de wisselwerking van mens en milieu te wijzen doch om ook de mogelijkheden aan te geven tot actieve manipu~latie van het millieu ter~Nille van de mens (Zielhuis, 1967). De pionier van de Nederlandse sociale geneeskunde, S. Sr. Coronel (Bergink, 1960) theoretiseerde niet alleen over de samenLhang van ziekte en milieu, doch ,begaf zich zelf ook in de versChillende (huiselijke en arbeids-)situaties van de mensen die aan zijn zorg waren toevertroudwd. De aandacht voor de menselijke situatie heeft er o nder andere toe geleid en is er mede oorzaak van geweest dat voor het den ken van een aanta] geneeskundigen niet meer de zieke mens, doch Lhet gezonde be staan centraal is komen~ te staan. De zieke mens is een ooncreet subject dat zich in een crisissituatie bevindt. Paradoxaal is dat ,het eenzijdig cirkelen van het den,ken om de zieke mens antropologisch gezien een abstractie is. Vanuit het ,ziek-zijn alleen kan men het ,mens-zijn niet voldoende begrijpen. Het gezonde bestaan is op zichzelf een, abstract begrip. Het ,wijst niet op een aanwezig~heid, doch op een mogelij,~heid, niet op een bereikte toestand, doch op een nate streven zijnswijze. Het denken over het gezonde ,bestaan houdt ziCh, ook weer paradoxaa.I, bezig met concrete su,bjecten die in antropologische
zin niet geabstraheerd en gereduceerd zijn. De zieke mens is de neergeworpene, de overvallene, de ,neergelegde, de gestagneerde. Het gezonde bestaan wijst op het ,open liggen van een weg (naar het fysiologische levenseinde) en het op weg zijn (naar mens~ording). Tegenover de stagnatie van de zieke mens staat d us de dynamiek van het gezonde bestaan, Het denken over het gezonde bestaan heeft geleid ,tot ,het denken over de bedreigingen ,van dat gezonde bestaan. (Kuiper, 1971). Bedreigingen zijn alle faatoren, agentia en situaties die met een bepaalde ,graa,d van waarschijnlijk~heid in feite de weg naar fhet fysiologische ,lever~seinde versperren en ,het op weg zijn van de menswording afremmen. Gezond,heid,kunde is nu de wetensc'hap die zich ~bezig h,oudt met het herkennen van de bedreigingen van her gezonde bestaan en ~het aangeven van methoden en middelen om deze bedreiginlgen te elimineren. In de gezondheidkunde krijgen ,,ziek,te" en ,,ziekzijn" een ander gek.leurde ,betekenis dan in de geneeskunde. Ziekte is een complexe en zeer ,geva,rieerde bedrei,ging van het gezonde bestaan. Ziek-zijn is ~ n der vele mogelijkheden waarin ~het gezonde bestaan zich kan openbaren. Het kan een crisisperiode zijn, zoals zo vele andere periodes in het leven; rhet ,kan oak een perio,de van ontspanning zijn waarin het gezonde ,bestaan zich herstelt van te~toren geleden sc,hade.
Preventie en anticipatie Dat ~anuit de geneeskunde, die feitelijk haar bestaansgrond ,vindt in het optreden van onhei~l, de gedaohte is opgekomen om voortaan het onheil, de ziekte zelf te voorkomen, mag een wonder worden genoemd. Deze nieuwere ,benaderingswijze, waarbij overigens het d enken nog 'hoofdzakelijk cirkelt om de zieke mens, wordt veelal met het ~begrip preventieve geneeskunde aangeduid. Deze samenstellin.g houdt een tegenstrijdigheid in, maar kan toch positief worden gewaardeerd, omdat zij zowel aanduidt dat het denken is ontstaan vanuit de genees,kunde als dat het om werkelijke preventie gaat. Het streven van de preventieve geneeskunde is namelijk geriaht op ,het voorkomen van ziekte. Deze absolute 'bete-
1) Men leze bij,voorbeeld wat Prakken (1972) onlangs sohreef over het aggressieve optreden der merc,uriaI,isten. 783
kenis van hot beg.rip prever~ie i,s gerelativeerd teen ook het denken ,van klinische geneeskundigen zieh impliciet meer ging richten op het gezonde bestaan. baaruit ontstonden de 'begrippen secundaire en ,tertiaire ,preventie. Het woord prevenltie ,heeft in ,deze samenstellingen een andere 'betekenis gekregen. Het d.uidt hier niet meer op 'het voorkomen van lets, doah om ,het voorkomen van lets dat erger is dan nu. De .seoundaire .preventie is geri.cht op ,het zo vroeg mogelijk vaststellen van eer~ afwijkinrg om de behandeling zo Sl~oedig magelij,k te kunnen inrstelfen. De tertiaire pre ventie is gerioht op een zo vroegtijdig mogelij,ke revalidatie. Geneeskundi.g gezien zou men het geheel van secundaire en tertiaire preven,tie ook kunnen samenvatten onder het ,begrip: effici~nte ,behandeling. Dat toch de neigin~g bestaat om van preventie ~(e spreken kan d.uiden op een gezondheidkundige bei"nvloeding van .het medisohe denken. Ter onderscheiding van de nieuwe vormen van preventie moest nu de ,,eigenlijke" preventie wel primaire preventie wo rden genoem,d. Een nieuwe vorm van geneeskundig denken is die van de anbticiperende geneeskunde, een door Van den Dool ingevoerde term (Huygen, 1971). Hij verstond daaronder de surveillance .van risicog,roepen. Huygen is van oordeel dat ~het begrip anticiperen.de geneeskunde veel ruimer zou 'kunnen worden opgevat. Deze denkwijze zou ,de 'hui,sarts onder andere op het spoor kunne.n zetten van gezinsfactoren waardoor kwetsbare g ezinnen kunnen worden geken,me~kt. Het veld van de anticiperende geneeskunde lijkt dat gedeelte van de primaire preventie dot het dichtst g.ren,st aan de secundaire pre,ven.tie. Het begrip heeft een sympathieke klank omdat hot nog meer dan bet woord preventie duidt op een vooruitzien. Ook in de gezondLheid,kunde is het .begrip proventie binnenged, rongen. Een glot)ale indeling van de bedreigingen van het ,gezonde bestaan bracht Kuiper (1971) ertoe om enige velden van proven,tie te ondersoheiden. Op ~het .veld van ,de eerste preventie wordlt getracht mens en .schadelijk agens ruimtelijk van elkaar gesoheiden ,te houden, of - - om hot wat popu.lairder te zeggen: het gevaar (de ,bedreiging) in te kasten. Op het reid van de tweede preventie wordt er naar gestreefd om de interactie tussen mens en schadelijke factor zo gunstig mogelij, k te doen .verlopen~: het gevaar in teem te 'houden. Tensl.ot.te wordt op ,het void ,van de derde preven~tie .getracht om in de persoon zelf aanwezige (ontstane) bedreigingen te eli.mineren. Het begrip prever~tie hee.ft in deze indelin.g ongeveer dezelfde .betekenis als in de samenstel.lingen secundaire en tertiaire preventie. Hot gaat steeds om het 'voorkomen van erger, het voorkomen da.t de graad van waarschij.nlijkiheid toeneemt dat een sehadelijke factor in feite de ,leven;sduur beperkt en de levensrijping afremt. Op het veld van ,de eerste preventie meet worden voorkomen dat mens en schadelijk agens met elkaar in aanraking komen, o p hot veld van de tweede p reventie meet worden ,veer784
komen da.t de interactie structu, rele veranderingen veroorzaakt. Indien de eerste en de tweede preventie zijn mislukt meet de derde preven,tie .voorkomen dat de gelaedeerde ernstiger ziek wordt dan hij al is en langer i,mmobiel ~blijft dan .noodzakelijk. Hier valt het ~veld ,van de derde (gezondheidkundige) preventie geheel samen ,met de velden van de (ger~eeskundige) secundaire en tertiaire p.reventie. De vraag rijst of het begrip preventie wel helemaal ~past ,in ,het gezond~heidkundige denken. Verwarring wekt 'het indien er dezeffde betekenis aan zou ,worden gehecht als aan het (genee.s,kundige) begri,p primaire preventie. In de eerste plaats is ~het, zoals reeds gezegd, niet a,bsoluutt doch relatief, en in de tweede plaats slaat thet niet op het voorkomen van ziekte doch op 'het elimineren, van nog ernstiger bedrei,gingen van hot gezonde ,bestaan. Voor.lopig ,kan men er echter vrede mee ,hebben, daar .het wijst op het ontstaan .van de gezondheidkunde uit de preventieve geneeskun.de. Bovendien .herinnert het 'begrip preventie eraan, zolang het gezondheidkundige denken hog niet algemeen ~bekend is, dat in de gezondheidkunde princip.ieel niet meer leed, lijden, onheil, ziekte, vernietiging en vernieling van leven en levensgeluk .passief worden, aanvaard als .slagen van ~het lot. Gezondheidkundig den~ken is infrinsiek anticiperend denken. Overigens bestaat er geen ,bezwaar tegen om in plaats van over velden van preventie tte spreken over velden van gezondheidszorg.
Geneeskunde als veld van gezondheidkunde Het lijkt onui,tstaan~baar preten.tieus om te veronderstel.len, m,isschien zelfs te pro,pageren, dat de oude, eerbiedwaar.dige geneeskunde een deel zou zijn van - - ondergeschikt ,,dus" aan - - de nieuwbakken nog geen eerbied verschuldigde gezondheidkunde. Indien deze pretentie al niet tot ergerni,s leidt, dan toch wel ~tot misverstand. Zo werd in hot periodieke dooumentatieoverzich,t ,,Ui~gelezen" van .de ministeries van Sociale Zaken en van Volksgezondheid en Mil.ieLrhygi~ne bij de bespreking van het reeds aangehaalde artikel van Kuiper (1971) gezegd, dat de auteur naast de geneeskundigen een ander type deskundigen in de gezondheidszorg voorstelde: de gezondheidkundi,gen. Het 'begrip medische gezondheidkundigen was blijkbaar onverteerbaa, r. Toegegeven meet worden dat het begrip gezondheid, kunde, hoewel men ,het in de sociaal geneeskundige literatuur meer dan eens tegenkomt 2), besli,st nog geen gemeeng.oed is geworden, noch bij artsen, noch bij anderen die op een of andere wijze bij de gezondheidszorg zijn ,betrokken. Er zijn in de verhouding geneesk=unde en gezondheidkunde ~heoretisOh drie mogelijkheden: 1. de ge-
2) Bij de correctie van dit artikel kan melding worden gemaakt van een bedrijfsgeneeskundig ,proefschrift dot de tite,I ,,Bedrijfsgezond~heidkundig spreeku,ur" .draagt (Leyssen 1972)
n e e s k u n d e w o r d t meer en meer gezien als een aspect van het ruimeire begrip g e z o n d h e i d k u n d e ; 2. de b e i d e denkwijzen o n t w i k k e l e n zich min of meer onaf~hankelijk van e lkaar; 3. de g e z o n d h e i d k u n d e w o r d t o p g e n o m e n in ~het genees.kundige den,ken. Om enigszins te kunnen voorspe, llen w e l k e mogelijkheid her waarschijnlijkst is, en om wat nog belangrijker is, te b e o o r d e l e n w e l k e o n t w i k k e l i n g het gunstigst is, is het nuttig nog eens k o r t te omschrijven w e l k e pretenties respectievelijk de g e n e e s k u n de en de g e z o n d h e i d k u n d e 'hebben. De g e n e e s k u n d e als geneeskunst p r e t e n d e e r t in de eerste plaa,ts dat zij individuen in nood en leed d e s k u n d i g e hulp kan verlenen. Daarnaast plretendeer.t zij in de v o r m van p r e v e n t i e v e ,genees,k unde dat zij onheil kan ~helpen te v o o r k o m e n en in de vorm van sociale g e n e e s k u n d e dat zij ook aan de maatschap,pelijke, s i t u a t i o n e l e aspecten van ziek-zijn en ziek w o r d e n v o l d o e n d e a a n d a c h t schenkt. De gez o n d h e i d k u n d e p r e t e n d e e r t dat zij alle b e d r e i g i n g e n van her g e z o n d e bestaan o p ,he,t spoor wil komen en zo ,mogelijk indien nodig elimineren. Daar in de g e z o n d h e i d k u n d e als een b e d r e i g i n g niet alleen w o r d t b e s c h o u w d de a a n w e z i g h e i d van voor het gez o n d e bestaan s c h a d e l i j k e (systeem,vreemde) factoren, doch ook de a f w e z i g h e i d van essenti~le (systeem,gebonden,) factoren, o m v a t gezond,heidkunde alles war vanuit het ,genees,kundige denken, preventieve g e n e e s k u n d e en positieve g e z o n d h e i d s z o r g word~t g e n o e m d .
Deze tekening van de pretenties ten aanzien van de primaire doelsteHing is on,vo,ldoende voor het maken van een keuze uit de drie mogelij,kheden. Men zou kunnen zeggen dat de g e n e e s k u n d e meer en meer zich o e f e n e n d e in gezond~heidkundig den,ken her gehele terrein van de g e z o n d h e i d k u n d e zou kunnen absorberen. Gezond~heidkundig denken zou dan niets meer zijn dan een n i e u w e vo~m van g e n e e s k u n d i g denken, een n i e u w e fase in de o n t w i k k e l i n g van de geneeskunde. Men zou vrede kunnen h e b b e n met de~e on twikkeling, en dus met de k e u z e van mogelijkheid 3, als aan de keuze voor het p r i m a a t van de g e n e e s k u n d e niet bijna o n l o s m ~ k e l i j k waren ve,~bonden enige nadelen die de nog nie t belaste ,gezondh e i d k u n d e niet heeft: a. de mede d o o r de Wet op de Uitoefening der Geneeskunst g e s t e u n d e en onclerhouden m o n o p o l i e p o s i t i e van a~tsen ats h u l p v e r l e n e r s bij p e r s o o n lijk lijden; b. de m o n o d i s c i p l i n a i r e b e n a d e r i n g van de geneeskunde, ook al wordt over m e d i s c h e wetensohappen gesproken. Ten aanzien van deze punten stelt de g e z o n d h e i d kunde zioh geheel anders op: a: g e z o n d h e i d k u n d i g e n zijn alle d e s k u n d i g e n die zioh in het kader van hun b e r o e p s u i t o e f e n i n g rechtstreeks bezig houden met 'bet h e r k e n n e n van bedreigingen van ,het g e z o n d e bestaan en het e l i m i n e r e n of doen e l i m i n e r e n daarvan. Zij kunnen dit doen van-
I n f o r m a t i e rondom het t h e m a ,,Continui'teit van de zorg" Dezer dagen versoheen de nota ,,Informatie rondom het thema Continuiteit van de zorg", een gezamenlijke uitgave van de Stichting Samenwerkende Landelij,ke Kruisverenigingen en de Nationale Ziekenhu,israad. De nota ontstond uit de behoefte, de begrippen ,,voorzorg" en ,,nazorg" exact te o.mschrijven, en concentreert zich met name op de nazorg. AIs doelstelling van de zorgverlening zien de schrijvers het brengen van de zorgbehoevende vanuit een afhankelijkhei,dspositie naar een zo optimaal mogelijke on a~han kelij,k~heidspositie. Zij benadrul~ken, dat het bij de zorgverlening van de patient in diens eigen milieu niet alleen gaat om curatieve aspecten maar evenzeer om aspecten van preventieve gezond~heidszorg. Heeft een patient ,hulp nodig, dan zal hij in eerste instantie een beroep doen op de huisarts. Deze kan zo nodig andere disciplines bij de zorgverlening betrekken. Kan de uiteindelijke o plossing van de problemen niet
door extramurale zorg worden bereikt, dan zal een meer of minder lange ziekenhuisopname nodig zijn. Dit betekent overdraoht van de verantwoordelijkheid voor verdere zorgverlening. Een goede informatie en co,mmunicatie zijn .daarbij onontbee'rlijk. Hetzelfde geldt, als de patient het zieken~huis mag verlaten. De continuiteit van de zorg dient te worden bevorderd en gewaarborgd door het verstrekken van ~olledige informatie over de reeds verleende zorg. D,ie informatie zal in her algemeen naar twee disciplines dienen te zijn g,ericht, de medisohe en de verpleegkundige. Onder nazorg verstaan de samenstellers de zor~vertening na ontslag uit het ziekenhuis of uit een andere inrichting. O m t e kunnen vaststelflen welke patienten nazorg be,hoeven is een selectie noodzakelijk_ Deze client ree.ds in het ziekenhuis plaats te vinden, ]iefst in overleg met de extram.urale zorgverleners. Een experiment van de Amsterdamse nazorgdienst leerde, dat van het totaal aantal ontslagen patien-
ten dat voor uitgebreJde nazorg in aanmerking komt door de extramurale zorg circa 10% wo~dt geselecteerd, terwij,l de zieken~huizen bij hun selectie aanvankelij,k tot 3% kwamen. De schrijvers doen de suggestie, dat de Kruisverenig,ingen voor die selectie een speciale contact-verpleegkundige zouden kunnen inschakelen. De nota vermeldt, dat .de noodzaak van een goede nazorg aan alle betrokken functionarissen, zowel van de intra- als van de extr~murale zorg, zal moeten worden duidelijk gemaakt. Daarbij zal tevens moeten worden aangegeven, aan welke eisen deze zorg dient te voldoen en hoe zij in de praktijk is te verwezenLlijken. De nota ,,Informatie rondom bet thema Continuiteit in ,de zorg" is aan een brede kring van geinteresseerden in de gezond,heidszorg toegezonden. De nota is verkrijgbaar via de Stic,hring Samenwerkende Landelijke Kruisverenigingen, Postbus 216, en bij de Nati,onate Zieken,huisraad, Oudlaan 4, beide te Utrecht. 785
ui~t allerlei disciplines. De een is desk.undiger op dit veld, de ander op dat veld, de een is het handigst met deze me~hodiek of dit model, de ander met die methode en dat model. Niemand heeft echter het primaat en niemand heeft een ,m,onopolie-positie. b: de gezondheidkunde is principieel interdisciplinair; zij wil van meet af aan geen deelaspecten van het versohijnsel gezondheid bestuderen als kenobjecten, do ch gezondheid (of ,het gezonde bestaan) a.ls empirisch object benaderen (Heijnsdijk, 1971). Indien men erkenpt dat de doelstelling en het terrein ,van de gezondlheidkunde de geneeskunde geheel omvatten, doch omgekeerd ~het ,genees,kundige den,ken een te smalle basis is voor de gezondheidkunde, :lijkt de keuze voor de eerste mogelijk~heid niet moeilij.k. De geneeskunde functioneert binnen de gezond,heidkunde dan op het veld van de derde preventie op gelijkwaa, rdig niveau bijvoorbeeld met de klinische psychologie. De meeste medische s zondtheidkundigen, d.w.z, op medisohe faculteiten gesohoolde gezondheidkundigen, zullen, dan werkzaam zijn zoals ook nu op de velden wan de (genee~kundige) secundaire en tertiaire preventie. Een kleiner deel zal voornamelij,k een bijdrage leveren aan activiteiten op de velden van de eerste en tweede preventie. Een voordeel z~l het zijn dater een on,gedwongen samenhang zal ,bestaan tussen het werk van de medisohe en van de niet~medis(~he gezondheidkundigen. Ook het tea~mwerk tussen gezondheidk, undigen van versohillende disciplines zal o n,gecompliceerde,r kunnen verlopen als niet @@n discipline (de geneeskunde) e~pliciet o.f im~pliciet het primaat opeist. Teven s zal dan ook het gesprek over het hanteren van het ,beroepsgehei,m tussen medici en niet-medici beter o p gang kunnen kom'en. In het voortreffelijke artikel van Haartsen e.a. (1971)werd nog alleen igesproken over de uitwisseling van informatie tussen versohillende types genees,kundi,gen. Nu m oet spij,tig worden geconstateerd dat wat Iogisc'h en principieel wen,selij,k is niet altijd in overeenstemming is met de we~ten ,van de sociale zwaartekracht. Het is nauwelijks aan te nemen dat de machtige geneeskunde zich op korte termijn (zo ooit) zal voegen binnen het raam van een hog maclhteloze gezondheidkunde. Zeer waarschijnlijk zal zioh daarom in de praktijk mogelijkheid 2 voordoen. Dat is jammer. Het is reeds gebleken dat de geneeskunde geen oplossing wist te vinden voor een aantal maatschappelijke filosofische en existenti61e problemen. Belan,grijke beslissingen, bijvoorbeeld die ten aanzien wan de a'bortus provocatus, die voor modern en progressief doorgaan, blijken dat slechts in schijn te zijn (Renes, 1971). Het dualistische denken over liohamelijke en geestelijke gezondheid dat principieel moet worden afgewezen (Kuiper, 1972) zal nog lan,g zijn onvruoh~bare en remmende invloed laten gelden. Touwtrekkerij om gelden voor intramurale (en extra,mura.le) geneesk~undige zorg of voor gezondheidkundige, milieuhygi@nische, sociaal-,,geneeskundige" activiteiten zal blij~en bestaan. Een werkelijke integratie van alle vormen van gezond786
Ledencongres 1972 op zaterdag 14 oktober in Nijmegen
Her Ledencongres der KonlnkllJke Nederlandsche MaetschapplJ tot bevordering der geneeskunst zal worden gehouden te Nl|megen op 14 oktober 1972. Her zel een ~ndaags
coRgres
ziJn, eanvangende te 10.30 uur met ale theme ,,Her klnderloze huwellJk".
heidszorg zal nog lang een wensdro(~m blij,ven, leder die dit pess~misme met ,goede argumenten kan ontzenuwen, verdient 'bij,zondere dank. Literatuur Bergink, A. H.: Samuel Senior Coronel, zijn betekenis
voor .de sociale geneeskunde in Nederland. Proefschrift A'dam 1960. Van Gorou~m, Assen 1960. Drogendijk, A. C.: De evol.utie van bet begrip ziekte. Geneeskundige Bladen u'it Klin.iek en Laboratoriu4m .voor de praktijk (1964) 50e reeks. Heijnsdijk, J.: De interdisci,plinaire benadering in wetensohapsbeoefening en wetens(~h~pstoepa~sing. Un'iversitaire Pers R'dam. Stand. Wetensch. U~itg.1970. Huygen, F. J. A.: Anticiperen,de geneesk~unde, een nieuwe den,kwijze ,voor de ~huisarts. Hu.isarts en Wetenschap 14 (1971) 447. Haartsen, A. B., W. Hoekstra en Th. Sybesma: Hanteren van .het beroepsgeheim. Med. Contact 26 (1971) 29; 47; 79. Kuiper, J. P.: Doelstelling van de gezondheidszorg. Medisoh Contact 26 (1971) 631. Kuiper, J. P.: Lichamelij,ke ~n geestelijke gezondheid? Mens en On,derneming 26 ,(1972) 108. Leyssen, H. L.: Het bedrijfsgezond~heidku.ndig spreeku,ur. Proefsohrift Amsterdam 1972. (De 'Erven F. Bo~hn N.V., Haarlem 1972.) Prakken, J. R.: Merourialisten en antimercur.ialisten. Ned. T.v.Geneesk. 116 (1972) 30. Renes, G. J.: ,Nieuwe of oude rnotieven bij eu'~hanasie en abortus provoca~us. Medisoh Contact 26 (1972) 1327. Teleky, L.: History of Factory and Mine Hyg,iene. C~lombia University Press (New York, 1948). Zielhuis, R, L.: Man.ipuleren binnen een ecosysteem. Wending 21 (1967) 644.
Maakt de maatschappij ons ziek? Een sociologisch proefschrift ,,Achttien procent van de mannen en zevenentwintig procent wan de vrouwen (steekproef ui,t de 25-tot 65-jarige Nederlandse ,bevolking) rapporteert een klachtenpatroon dat ernstig doet denken aan een reLLmatische aandoening; negen procent van de mannen en een kwart van al.le volwassen vrouwen rapporteert depressieve versc_Jhijnselen; 63 procen.t van de jongere vrouwen lijdt ,kennelijk aan een algeheel verlaagd niveau van psychosomatisch functioneren; 16 procent van de mannen en 12 procent van de vrouwen toont bronchitis-achtige verschijnselen. ,,Van deze zelfde steekproef schijnt een I~wart uit minder goed ge'~'ntegreerde oude~lijke gezinnen te stammen; ongeveer 16 procent .is bepaald ontevreden over zijn woonomstandigheden, ongeveer 10 procent over zijn bevrediging van liefdesbehoefte en ~6n op de vij,f schijnt ontevreden over zijn maatschappelijke positie; ruim een derde van de mannen en ruim de helft van de vrouwen maakt zich zorgen over zijn bestaan. ,,Tussen de eerstgenoemde categorie en die van de psychosociale stresstoestanden bestaat zo te zien een heel direct verband." Aldus Dr. C. W. Aakster, wetensohappelijk medewerker aan ,het Instituut voor Sociale Geneeskunde van de Rijksuniversiteit te Leiden, in het openingsarti'kel van Intermediair 30 juni 1972. Dat artikel gaat over zijn proefschrift: ,,Socio-cultural variables in the etiology of health disturbances - - a socio,logical approach", waarop hij dezer dagen in Groningen promoveerde. Het is de neerslag van een 5 jaar durend onderzoek naar de samen~hang tussen sociale factoren en gezondheidsstoornissen van de Neder.landse bevorking. Bij zijn onderzoek ging Aakster niet uit van de als zodanig geregistreerde zieken. I,m,mers, onder hen zijn mensen die men nauwelijks ziek kan noemen,, terwij,l er mensen on~breken voor w,ie dat we l geldt. Hij koos voor een onderzoek onder een, representatieve steekproef van de volwassen Nederlandse bevolking. De steekproef (~bruikbare respons 1.552 personen) kreeg twee soorten vragen voorgelegd: een vragen,lijst-,,diagnosen" (symptom-questionnaire) betreffende 80 mogelijke 'klachten en verspreid daartussen een aantal vragen met betrekking tot negen na literatuuronderzoek geselecteerde sociale factoren (socio-cu,itural variables), namelijk: objectieve discrepanties, su~bjectieve discrepanties, gepercipieerde bedreig, ingen,, sociale mobiliteit, ,,social restrain,t", sL~bjectieve aanpassing, desintegratie ouder.lijk gezin, separatie en schadelijke ,gewoonten. Nadat de betrouwbaarheid van de anamnestische
vragen was 'bepaatd op globaal 80%, werden deze vragen door middel van een zogeheten factoranalyse op interne samenhan,gen onderzocht, met de bedoeling clusters van systematische samenhangende klachten en daardoor een onderliggen, de basisfactor (een ziekte) te ontdekken. Zo ontstonden 22 groepjes, waaraan .met hulp van artsen de volgen,de etiketten werd toegekend: reu,matische aandoening, hartaandoening, sociose, surmenage, depressie, neurastenie, hysterisah syndroom, nervositas, otitis, neusholtesyndroom, bronchitis, darmstoornis, spastisch colon, maagzweer, dysmenorroe, prostaathypertro~ie, cystitis/vaginitis en diabetes. Om te .weten te komen wat n,u precies was gemeten liet Aakster de vragenlijst nogmaals ,invul,len, n u door ongeveer 400 pati6nten met een erkende (medische) diagnose. De gedachte die daarlbij voorzat was, dat zo de waarde van her ,,sym~om-questionnaire" zou kunnen worden bepaald. Achteraf bleek dat niet helemaal waar. omdat tegenover een compleet klachtendossier geen compleet ziektedossier stond. Dat was alleen mogelij,k geweest, indien alle 400 respondenten volledig lic~hamelijk en psychisch zouden zijn o nderzocht. Dat was n,iet het geval: uitgegaan was van pati~nten die de weg naar huisarts o# specialist al waren gegaan en al een bepaalde diagnose hadden gekregen. Een en ander hield in, dat om helemaa,I objectief te zijn alleen de somatische diagnoses naast de antwoorden op de vragenlijs,t mochten worden gelegd - - niet omgekeerd. Het bleek dat 68% van de mensen met een somatische diagnose inderdaad hoog had gescoord o p de overeenkomstige factor uit de lijst en dat 78% van de mensen ;bij wie een bepaalde diagnose ontbrak ook laag had gescoord op de overeenkomstige factor. Toch werd ook een vergelijking in omgekeerde richting ,gemaakt om in elk geval bij benadering iets van de va,liditeit van de lijst te kunnen zeggen. Van de mensen met een hoge score had 17% de medische diagnose, 96% met een lage schore had de medische diagnose inderdaad niet. Een middeling van de vier verkregen percentages bracht een benaderde mogelijke validiteit van 64% voor de somatisohe factoren aan het licht. Dat maakte met name die 17% interessant. Niet alleen viel uit de omstand,igheid, dat maar zo weinig hoge scorers de doktersdiagnose hadden gekregen, op te maken dat het extra-onderzoek niet aan her doel beantwoordde. Ook viel - - juist uit die omstandig~heid - - op te maken, dat de operationele definitie van een gezondheidsstoornis zoals deze was gehanteerd kennelijk ruimer was dan die van de medische wereld. Met andere woorden: wat Aak787
ster gezondheidsstoorn,is noemt bestrijkt een wijder terrein dan wat de arts als klinisch ziek diagnosticeert. Voor een. goed begrip herhaalt de auteur, dat vele mensen met een ziekte niet onder be handeling van een arts zijn. Hij merkt verder op, dat mensen die wel onder behandeling staan vaak slec,hts 66n diagnose ontvangen, hoewel zij s(~ms meerdere gezondheidsstoornissen hebben. Aaks,ter rbrengt dit in verband met de manier waarop de patient zijn klachten aanbiedt ~n met de ori~ntatie van de arts; zo was ~ n arts verantwoordelijk voor 71% ,van alle dubbeldiagnoses tijdens het validiteitsonderzoek. Men moet ter~slotte niet wegcijferen dat het aantal medisohe diagnoses aanvankelijk 339 bedroeg en dat daar een k,leine 2.000 vragenlijstdiagnoses tegenover stonden. Aakster concludeert, dat zijn vragen=lijstmethode weliswaar geen duidelijk aantoon~bare re latie heeft met de klinische pathologie, maar dat desondanks sprake ,is van een vrij betrouw, bare indicatie van de gezondheidsstoornissen van de respondent en van de deelsys,temen die primair bij dit dysfunctioneren zijn betrokken. Volgt de interpretatie van de gegevens uit het grote on derzoek. Deze leert, dat bepaalde sociale variabelen bijna steeds weer terug,keren bij de verklaring van de afzonderlijke gezondheidsstoornissen. Aaks,ter fo~muleert dan als hypothese, dat tussen de so ciaal-cu,lturele factoren en de gezondheidsstoornissen een derde factor intervenieert: de algemene factor A.K.I. (A,Igemene Klachten Index), welke staat voor een toestand van onwel bev,inden gekenmerkt door een vrij vaag klachtenpatroon. Verdergaande causale analyse wijst uit, dat A.K.I. en specifieke ziekte waarschijnlijk in elkaars verlengde liggen en in feite 6en geheel vormen. Men zou volgens de auteur kunnen stellen, dat een ziekte doorgaans begint met een vrij ongedifferentieerd patroon van li~htere afwijkingen in somatisch en/of psychisch welbevinden en. dat met het verstrijken van de tijd bepaalde organen of orgaansystemen, met name die we lke het zwaarst worden belast of het meest betrokken zijn bij de herstel,pogingen, zodanig zullen verzieken dat een klinisch herker~baar ziektebeeld ontstaat. Hiermee vervalt de mogelijkheid verschillende gezondheidsstoornissen te ,,verklaren" vanui,t min of meer dezelfde sociaal-culturele varialbelen. Wordt de invloed van de A.K.I. buiten beschouwing ge,laten, dan 'blijkt bij iedere specifieke gezondheidsstoornis een specifieke set van sociaal-culturele variabelen te passen. Zijn langs deze weg empirische relaties tussen variabelen aangetoond, de auteur onderbouwt zijn interpretatie van de onderzoekuitkomsten ook theo-
788
retisch. Dat gebeurt in deel I van het proefschrift, een uitwerking van het verklaringsmodel van de algemene systeemtheorie. Aakster interpreteert het menselijk gedrag van uit een algemeen systeemdenken,, waarin stress wordt gezien als een van buiten komende kracht die evenwichtsverstoring veroorzaakt. De opvatting, dat menselijk gedrag is gericht op het bereiken van doelen ,terwijl in onze samenleving vele mechanismen verhinderen dat mensen daaraan toekomen, leidt tot de slotsom dat velen ,in stress zullen verkeren en psychisch c.q. psychosomatisch zullen dysfunctioneren. Vanuit dit model geredeneerd komt ziekte voort uit een falend ever~wichtsherstel. De auteur onderscheidt een viertal typen van falende aanpassing en eventwijdig daaraan vier ziektety~pen: 1. inadequate correctieve respons (gevolg met name psychische stoornissen); 2. blokke~ing van reeds in gang gezette correctieve respons (gevolg met name psychosomatische stoornissen); 3. defici~nte even,wichtsherstellende krachten (gevolg bijvoorbeeld infectieziekten); 4. schadelij.ke bij-effecten van een op zich adequate correctieve respons (gevolg volgens sommigen bijvoorbeeld kanker). Maar, zegt Aakster, niet alleen de mens kan als systeem worden gezien, ook de menselijke sa.menleving als geheel. Daar zijn onderzoek - - en niet alleen zijn onderzoek - - aanwijzingen verschaft, dat vele componenten van he,t laatst,genoemde systeem negatieve verschijnselen vertonen en daardoor het systeem verhinderen zijn eigenlijke doelen (votdoende) n a t e streven, concludeert de auteur dat wij als Nederlandse samenleving op de verkeerde weg zijn. Veel d,uidt erop, d a t e r sprake is van een verregaande mate van vervreemding binnen de westerse maatsChappij, met als uitingen onder meer een opvallend .hoge frequen,tie van gezondheidsstoornissen onder de volwassen Nederlandse bevol,king, een overdadige hoeveelheid stress in onze samenleving en een toename van versohijnselen als misdadigheld, ziekteverzuim, vluchtneigingen, ongeinteresseerdheid, ziekten ... Vandaar Aaksters aan,bevelin,g, ,,dat de geneeskunde, veel meer dan tot nu toe, de wisselwerking tussen de rnens en zijn orngeving - - zowel in sociale, cu.lturele en psychologische zin alsook in fysische, chemische en biologische zin - - tot uitgangspunt van haar studie moet maken; zij mag zich niet concentreren op de men,s, als was die mens een atomistisch wezen dat volledig door en op zi(~h zelf existeert." Cor Wim Aakster. Socio-cultural variables in the etiology of health disturbances - - a sociological approach. Dissertatie. (Rijksuniversiteit te Groningen) Groningen 1972.
ONDERZOEK INKOMENSNIVEAU VRIJE BEROEPEN Op 10 juli 1972 heeft minister Boersma een groot gezelsohap van representanten van de rijk ,geschakeerde groeperingen van vrije-beroepsbeoefenaars bijeengebracht. Tevens was aanwezig een aantal andere organisaties, waarmede de regering bij het overleg inzake het te voeren beleid ter inJperking van de inf.latie contact wens te te onderhouden. Reeds eerder in dit jaar had een soortgelijke bespreking plaatsgevonden, zoals ook in het vorige jaar, toen ,,matiging" het centrale devies was. Thans stond de in de So.ciaal-Economische Raad geboren gedachte op de voorgrond, dat moet worden getracht een sociaal contract tot stand te bren, gen, met andere woorden een reeks van afspraken op centraal niveau, opdat onder handhaving van een vrije loon- en prijspolitiek de ont~vikkeling in ,betere banen kan worden geleid. AI ,blijft matiging daarbij nog steeds van grote betekenis, daarnaast komt in ons land hoe langer hoe me er naar voren, da.t ~het engere ~begrip Ioonpolitiek ,plaats dient te maken voor een inkomenspolitiek, die ook andere inkomenscategorie6n omvat dan de collectief geregelde Ionen. De S.E.R. werkt al geruime tijd aan een advies over deze materie. Een van de aspecten daarvan is de wens naar grotere openbaarheid van de inkomens. Veelal wordt gemeend, dat de arbeiders in een glazen huis leven in tegenstelling tot de beter-gesitue~rden, over wier arbeidsinkomens maar weinig inzicht zou ~bestaan. Bij de jonste besprekingen met minister Boersma, waarbij ook minister Langman aanwezig was, vormde de inkomensopen!baarheid het centrale thema. Met deze term wordt hier gedoeld op informatie inza,ke ieders individu~le inkomen, wat in de Verenigde Staten bestaat. Het gaat om inzicht in de vorm van statis,tische samen~attingen. Bereid'heid tot medewerking aan de inflatiebestrijding bleekt opnieuw bij alle vrije beroepen te bestaan. Men stuit dan spoedig op het vraags~uk, dat daartoe wel inzicht in het inkomensverloop ~Nenselijk kan zijn, maar dat deze doelstelling niet in directe samenhang staat met de inkomenshoogte. Dit is ~ n van de punten, die zul.len worden, bezien in een op voorstel van minister Boersma te vormen gemengde werkgroep, waarin am;btenaren in overleg z ullen treden met representanten van de vrije beroepen. Aangezien deze groeperingen zijn aangesloten, bij de Federatie van Organisaties van In,tellectuele Beroepen (F.O.I.B.) werd op dit orgaan een beroep gedaan om te komen tot een representatie van beperkte omvang in de werkgroep. AI zijn er met betrekking tot open~baarheid van het inkomensniveau onder de diverse vrije beroeps'beoefenaars met hun uiteen,lopende omstandig)heden wel men,ingsverschillen te consta.teren, toch kan in het algemeen worden gezegd, dat de gereser-
veerdheid, welke ongetwijfeld bestaat, niet voortvloeit uit een behoefte de feitelij,ke verhoudingen verborgen te houden. Reeds meermalen hebben de intellectuele beroepen in het kader van de F.O.I.B. uit eigen beweging een inkomensonderzoek ingesteld en de resultaten, daarvan gepubliceerd. Dat steunde op vrijwillige medewerking, waarbij in 1967 de bevredigende respons van 73% op de ,uitgezonden enqu~te-formulieren werd verkregen. In de werkgroepen zal onder meer van gedachten worden gewisseld over de vraag of een onderzoek onder verantwoordelijkheid van de F.O.I.B. te prefereren v~it.boven een van de minister uitgaand initiatief. Naast het F.O.l.B.-onderzoek zijn ook andere rapporten bekend, onder andere van de ingenieurs, terwijl ook het vorig jaar verschenen rapport van de commissie-Donner inzake de huisartsenhonorering zoveel gegevens bevat, dat met betrekking tot deze groepering een nieuw onderzoek achterwege zou kunnen blijven. De beduchtheid van de vrije beroepsbeoefenaars met betrekking tot gegevens inzake hun inkomenshoogte heeft als voornaamste wortel de vrees, dat door publikatie vele misverstanden zouden ontstaan. Want zo'n inkomen wordt dan maar al te gemakkelijk vergeleken met het salads van een werknemer. Op ziahzelf mag men dat 'best doen, mits volledig rekening wordt gehouden, ,met de vele secundaire arbeidsvoorwaarden van de dienstverbrander boven zijn salaris alsmede met de andere verschil.len ten opzichte van de vrije beroepen. Men den ke onder meer aan de oudedagsvoorziening en het waarde- of welvaartsvasthouden daarvan, aan het verschil in fiscale behandeling, aan zelf te treffen voorzieningen in het geval van arbeidsongesohiktheid, aan het ,beroepsrisico en de groeiende financieringsbehoefte van de eigen onderneming. De vermeningvuldigingsfactor, die o p een salads moet worden toegepast ten einde een daaraan gelijk te s.tellen vrije-~beroepsinkomen te vi=nden, is niet gering. Binnen de F.O.IB. wordt thans gewerkt aan dit vertaalprobleem. In de te vormen, gemengde werkgroep zal het eveneens een belangrijk discussiepunt moeten vormen. De gevoelens van de re presentanten der vrije beroepen samenvattend, kan worden gezegd, dat, even voorbijzien, d aan de nuances, in het algemeen begrip bestond voor de verlangen,s van minister Boersma, die op zijn beurt ,te kennnen gaf er begri,p voor te :hebben, dat slechts onder bepaalde voorwaarden de organisaties van de vrije beroepen zich tot medewerking gerechtigd zouden kunnen achten. In de komende maanden zal over deze "~oorwaarden een open beraad plaatsvinden. Utrecht, 13 juli 1972
Drs. P. Brandes 789
UITBREIDING VERSTREKKING ANTICONCEPTIONELE ARTIKELEN De regering heeft besloten om een aantal anticonceptionele middelen welke niet zonder tussenkoms.t van medische deskundiglheid zijn te gebruiken, voor~erp te maken van verstrekking krachtens de ziekenfondsverzekering. Her re~ht op verstrekking van ho~monale anticonceptionele middelen was tot nu toe in de Beschikking farmaceutische hu.lp ziekenfondsverzekering beperkt. Deze beperking kan .thans vervallen. Een nieuwe beschikkin,g strekt tot wijziging van genoemde beschikking in dit opzicht. In de Besch,i kking farmaceutische hul,p ziekenfondsverzekering (Stcrt. 1967, 157) worden de volgende wijzigin,gen aangebracht: Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt: De puntkomma aan het einde van onderdeel 8 ~wordt vervangen door een punt en onderdeel 9 vervalt. Artikel 3, eerste lid, wordt gelezen als volgt: De verzekerde heeft in af~vijking van het bepaalde in ,het vorige artikel recht op verstrek'king van fenyllalanine-armeiwit-dieet-preparaten, ind,ien verstrekking op medische gronden in verband met het lijden aan fenylketonurie noodzakelijk is, voor zover en indien 'het zieken~fonds hiervoor toestemming heeft verleend. Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende: 3. Een voorsohrift als bedoeld in artikel 9 van het Verstrekkingen,besluit ziekenfondsverzekering betrekking hebbende op hormonale anticonceptionele middelen, afgegeven door een aan een consul,tatie bureau voor geboorteregeling ve~bonden arts wordt geacht te zijn gewaarmerkt, indien daartoe een, afs,praak is gemaakt tussen het zieken,fonds en dat consultatiebureau. Deze beschikking met de bij,behorende toelichting is inmiddels in de Staatscourant bekendgemaakt. Zij is in werking getreden met ingang van 15 juli 1972. In het al.gemeen zullen de hier bedoelde krachtens wettelijke maatregel als geneesmiddel aangewezen middelen worden verstrekt op voorsohrift van de huisarts van de verzekerde of van de specialist naar wie zij door de huisarts is verwezen. Het is echter een fei,t dat een niet on,belangrijk aantal vrouwen zich ,wendt tot een consultatiebureau voor geboorteregeling. Rekening houdend met deze praktijk als feitelijk gegeven, biedt de aanvulling van artikel 6 van de beschikking de mogelijkheid consultatiebureaus voor geboorteregelin,g bij de verstrekking van deze middelen te betrekken, doordat de door artsen verbonden aan consultatiebureaus voor geboorteregeling afgegeven voorschriften, betrekking hebben op hormonale anticonceptionele midde~en, van rechtswege worden geacht te zijn gewaarmerk.t. 790
De regering heeft voorts besloten o m een aantal anticonceptionele middelen welke niet zonder tussenkomst van medische deskundigheid zijn te gebrui,ken, ~oorwerp te maken, van verstrekking kraohtens de ziekenfondsverzekering. Aan dit besluit wordt in belangrijke mate uitvoering gegeven door een wijziging van de Beschikking farmaceutische hulp ziekenfondsverzekering (Stcrt. 1967, 157) waardoor de beperking van het recht op verstrekking van hormonale anticonceptionele middelen vervalt, Her is echter gewenst daarnaast de als medisch hu.l,pmiddel aan te merken intra- en extrauteriene pessaria voor anticonceptionele doeleinden op te nemen op de lijst van artikel 1 van de Beschikking kunst- en hulpmiddelen ziekenfondsverzekering. De nieuwe beschikking tot wijziging van genoemde beschikking strekt daartoe. In de Beschikking kunst- en, hulpmiddelen ziekenfondsverzekering (Stcrt. 1966, 5)'worden de volgende wijzigingen aangebracht: Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt: De punt aan het einde van onderdeel cc. wordt vervangen door een puntkomma en toegevoegd wordt een onderdeel, luidende: dd. intra- en extra-uteriene pessaria voor anticonceptionele doeleinden op medisch voorschrift. Aan artikel 3 word,t, onder plaatsing van het cij~er 1 voor de tekst van dat artikel, een lid toegevoegd, luidende: 2. De in arti,kel 1, onder dd. genoemde middelen worden aangeschaft bij een aan het ziekenfonds verbonden huisarts, specia.list of apotheker dan wel bij een universiteitspolikliniek of consultatiebureau voor geboorteregeling waarmede het ziekenfonds daartoe een afspraak heeft gemaakt. Artikel 7, eerste lid, wordt gelezen: Geen toestemming van het ziekenfonds is vereist voor bet aanschaffen van de in artikel 1, onder u, ij, en dd. genoemde middelen. Deze beschikking is met de bij~behorende toelichting in de Staatscourant bekendgemaakt. Zij is eveneens in werking getreden met ingang van 15 juli 1972. De hier bedoelde verstrekking betreft de verstrekking van pessaria o p medis,ch voorschri.ft. Het wordt niet nodig geacht haar afhankelijk te stellen van toestemming van het zieken~fonds. Het medisch voorsohrift zal in het algemeen afkoms,tig zijn van de huisarts van de verzekerde of de s,pecialist naar wie zij is verwezen,, dan wel van een universiteitspolikliniek of van een arts verbonden aan een consultatiebureau voor geboorteregeling. De levering van deze middelen zal kunnen geschieden door de voorschrijvende personen en instellingen alsmede door een apotheker.
Antropogenese en embryogenese Door Dr. G. P. M. Kruyver, gynaecoloog Onderstaande beschouwingen zijn bedoeld als een antwoord op de uitdaging .van collega Smulders 1 aan embryologen, genetici en wetensohappelijk geori~nteerde (sJic!) gynaecologen om verheldering te brengen in de vraag: ,,Wat de curette elimineerr'. Terecht stelt Smulders, dat de stem van deze collegae in de discussie ontbreekt. Hij moge hierin tevens een antwoord terugvinden op de opvattingen van de door hem uitvoerig gerefereerde theoloog-medicus W. Ruff. Mijn reactie lag ~in concept gereed, toen in dit tijdschrift een ,,beknopte biologie en filosofie ,van de men,selij;ke vrucht" van de hand van Coen van Tricht verscheen. Enkele denkfouten in dit stu,k waren voor mij aanleiding dit concept te wijzigen en aan te vullen. De opvattingen van Ruff over de ethische implicaties van zwangerschapsonderbreking zijn gebaseerd op gegevens uit de em'bryogenese, met name op het tijdstip van de aanleg ,van het cerebrale su,bstraat als ~basis voor persoonlijk leven. ,,Met de irreversibele aanleg ,van die ~hersengedeelten, die voor de noSgenese noodza,kelij,k zijn, valt de beslissing over de mogelijk, heid of onmogelijkheid van een latere personale existentie" 2. Tot zover kunnen wij Ruff geheel volgen. Niet kunnen wij hem tvolgen in zijn ethische indicaties, hieruit afgeleid, met name niet waar hij stelt: ,,Uiterlijk na de zesde ontwi,kkelingsweek, als derhalve de beslissende voorwaarden aan,wezig zijn om tot een personale existentie u~it te groeien, moet een zwangerschapsonderbreking op dezeffde wijze beoordeeld worden als het doden van een buiten het moederlichaam levende mens". Dit laatste riekt bedenkelij,k naar een moderne variant van de oude Aristotelische animatietheorie, die door de Kerkvaders werd overgenomen en waarop de ethische waardering van zwangerschapsonderbreking in vroegchristelij, ke tijden werd gebaseerd. Het lij,kt mij goed h ierop iets nader in te gaan, omdat de tot 1. A. J. M. Smulders. Med,isoh Contact, 27:259 (1972). Noodzaak van een em,bryologische benadering van het abortusgebeuren. 2. Geciteerd volgens Smu~ders. 3. De volgende noties zijn ontleend aan Th. Beemer: Tijdsohrift voor Theologie, 3:259 (1970), en John, T,h. Noonen: Contraception, History of its Treatment by the Cat.holic Theologians and Canonists, Harvard University Press 1966. 4. 7ie onder meer Angelinus. Algemene Zijnsleer. Het Spectrum 1947.
dusverre geldende opvatting over abortus in onze westerse maatschappij in feite op dergelijke ui,tspraken terug te voeren zijn 3. De Septuagintwertaling van de enige oud-testamentische tekst betreffende beschadiging van een vrucht in de moederschoot (Ex. 21, 22-23) maakt, in afwijkJing van de oorspron'kelijke tekst, een ondersoheid ,tussen de gevormde en de ongevormde vrucht en noemt (even,eens in afwij, king van de oorspronkelijke tekst) de man die ook onopzettelijrk verantwoordelijk is voor de afdrijving van een gevormde vruoht, een moordenaar. Dit onderscheid tussen gevormde en ongevormde vrucht stam,t voort uit de Aristotelische conceptie, dat de ,,rationele ziel" als derde vormgevend principe eerst later in de zwangerschap verschijnt. Het eerst aanwezig zou een ,,vegetatief levensbeginsel" zijn, dan een ,,dierlijk-sensitief princi~pe" en vanaf 40 dagen bij het mannelij,k embryo, doch evenveel dagen later ~bij het vrouwe]ijke em~bryo (sic!) zou de ,~menselijke zi~l" verschijnen. Vermoedelijk is deze conceptie gebaseerd op grof-macroscopisch-em, bryologisc~e waarnemingen van geneesheren uit die tijd. (In het Adstotel~isch hylemorfisme werd de ziel als vormgevend princi.pe beschouwd, een conceptie die door Thomas Aquinas in zijn filosofie werd overgenomen en daarna door de eeuwen ,heen in de Tho.mistische Zijns:leer behouden bleef 4.) Deze conceptie leidde tot de idee, da,t het doden van de ongevormde vrucht wel slecht is en veroordelenswaardig, doch nog geen moord (Philo). Andere vroeg-christelijke schrijvers aehtten de rij;pingsgraad van geen belang (bijvoorbeeld Basilius). Interessant is de opvattin,g van Tertullianus, die wij nu uiterst modern zouden noemen. Hij verdedigde de onmiddellij,ke bezieiing bij de conceptie, omdat hij meende da.t de menselijke ziel haar oorsprong rechtstreeks uit de ouders heeft (het zogenaamde traducianisme). Deze leer over de oorsprong van de ziel werd echter verworpen. De overheersende theorie in de Kerk werd die ,van het creatinisme, voortvloeiend uit het boven,vermetde hylemorfisme: de ziel ~vordt rechtst.reeks door God geschapen en constitueert samen met de door .haar gevormde materie de mens. In het middeleeuwse decretum Gratiani wordt nog een ondersoheid gemaakt tussen bezielde en onbezielde vrucht. (Het doden van de laatste wordt een quasi-homicidiu~m genoemd. Er is een verschil in kerkelijke strafmaat: doden van de bezielde vrucht leidt tot excommunicatie.) Six.tus V (1588) verscherpte de strafmaat tot excommunicatie voor 791
beide gevallen, ter bestrijding van de welig tierende prostitutie in Rome, doch zijn opvotger Gregorius XIV maakte deze verseherping weer ongedaan. Pius IX (1869) schafte het on.dersoheid in strafmaat weer af. In het '.huidlig vigerende ~kerkelij'k wetboekis excommunicatie gesteld o,p .het verrichten van abortus, ongeacht de rijpingsg,raad van de vrucht. In overeenstemming hiermee is ~het nog vigerende voorsehrift, dat alle afgedreven vruchten, ongeacht bet tijdstip, gedoopt moeten worden indien zij nog leven. Beemer (zelf moraaltheoloog) tekent hierbij aan, dat dit niet als een argument voor de '~heorie van de onmiddellijke bezieling mag worden gehanteerd, doch als vorm .van prak~isch tutiorisme, welke houding in het licht van de huidige geloofsopvatting over betekenis en werkza~mheid der sacrarnen,ten door hem als hoogst dubieus wordt beschouwd. Beemer merkt op, dat de kerkelijke leiding de vraag ,,Wanneer begint specifiek menselijk ]even", voor zover het een vraag is naar een bepaald tijdstip in de embryonale ontwikkeling, steeds heeft bean~woord naar de informat~ie die zij uit de wetensoha, p van de betreffende tijd ontving. Hij stelt, dat .er ,tot op heden een aanzienlijke stroming onder de theologen aanwezig is die de successieve bezieling (uitgestelde .hominisatie) verded~igt, waarbij de moderne gegevens van de genetica en embryologie zowel tot de opvatting van directe be zieling als van bezieling op een later tijdstip hebben geleid. In recente kerkelijk, e uitspraken (Plus XlI, Paulus VI) wordt de a~bsotute afwijzing van abortus gefundeerd op het recht en de onschendbaarheid van de menselij, ke persoon. Terecht vraagt Beemer zioh af, of men een begrip als menselij,k persoon kan relateren aan biologische data. Met andere woorden: kan men, wanneer er kort na de nidatie spr~ke is van een individu (in de zin ,van een ondeelbaarheid) van de species homo, spreken van een menselijk persoon? P. 'Smulders 5 betrekt het begrip menselijrke persoon op .het moment, waarin deze onmiddellij,k betrokken is op God als de oorsprong en de bestemming van zijn bestaan. Deze ~heologische interpretatie is mijns inziens zeer eenzijdig en met name in het psy(~hol.ogische en filosofische denken over de mens als persoon niet brui~baar. Beemer ziet personaliteit pri,mair als duidend op het opgenomen zijn .in de communicatie der mensen. Hij acht ,het moeilijk in te zien waarom het leven .van een menselij,k individuals zodanig een waarde zou hebben, tenzij omdat wij er die ,waarde aan toekennen, bijvoorbeeld als in betrekking staande ,tot God of als ,,een mens-zoals-,wij." Wel acht ,hij elk individu be]angrij,k en het dient als deelgenoot te worden opgenomen in de geschiedenis der mensen. De feite]ij~ke aanwezigheid van de biologische mogelijk-
5. GeGiteer,d volgens Beemer. 6. A. J. Leyen. Tijdschrift voor Theologie, 3:259 (1970). 792
heidsvoorwaarden voor het persoonzijn, bevat een oproep om iemand als mens te erkennen. Een voor ons onderwerp belangrij,ke notitie bij Beemer is de vo]gende: ,,Maar het is niet de aankend als de aankon,diging van een n,ieu,we mens, respectabel maakt of onschendbaar of subject wan rechten. Het is dan ook twijfelachtig, of men aan ,het tijdstip of tijdvak waarin tijdens de em'bryonale ontwik.keling de neo-oortex wordt gevormd een ethische betekenis moet toekennen in, verband met de abortus provocatus. Ethisch belangrijk is, dat alle biologische data van de zwangerschap worden geken d als de aankondliging van een nieu,we mens, waarover als een kind gedacht en gesproken kan worden". Para,llelle gedaehten over di.t vraagstu.k vindt men bij een andere moderne et~hicus (tevens antropoIoog), Leyen 6. Hij spreekt van, menselijk su~bject inplaats van menselij,ke persoon. De vraag: ,,Wat is menselijk", is zijns inziens n~iet op te Iossen door een een,zijdige verwij,zing naar biologisch feitenmateriaal, hoe belangrijk dit ook kan zijn. Het materiaal leert ons iets over ,het factum brutum ,,men.s". Het leert ons niet, hoe dit faotum brutum zijn menselijke betekenis werovert. Het gee~t ons geen ant woord op de vraag naar de overgan,g van ,het potentieel levende menselij'ke individu naar ,,menselijk subject", een su'bject waarmee wij in een menselij,ke, intersubjectieve verhouding kunnen treden. Die overgang behoort niet meer tot de orde van ,het biologische maar ,van het psyohologische, het antropologische en het wijsgerige. De mogelij~kheid om verhoudingen aan te nemen tot het andere dan zichzelf maakt een su~bject tot sL~bject. De allereerste voorwaarde om te ,kunnen toetreden, tot de orde van het menselijke is, dat een afstand wordt ingevoerd waardoor het kind zic,h gaat ervaren als een ik dat zich kan onderscheiden van het andere. De filosofische opvatting, dat het subject ziohzelf wan pre-su'bject tot su~bject zou kunnen constitueren (dus tot bewustwording kan brengen), is slechts ten dele waar. Het geschiedt in de intersu~bjectieve relatie door het spreken. Tussen het su,bject en de werkelijkJheid sohuift zich hiermee de orde van het symbolisohe. Terecht wordt het kind in het latijn in-fans (dat is r~iet-spreker) genoemd. Beslissend .voor de su',b]ectsconstitutie is, d a t e r v66r her kind zelf spreekt tot het kind gesproken en. over het kind wordt gesproken. Anders zou het niet in staat zijn zelf die orde van .her symbolische te ontdek.ken, en te constitueren. In de orde van het symbolische (~het spreken met name) wordt het kind de su,bjectiviteit toegeschreven en hierdoor gaat het zijn eigen identliteit ontdekken. Het symbolische systeem waartoe wij toetreden wanneer wij leren spreken, bindt ons tevens aan ,het sociale en culturele systeem. Deze symbolische orde komt niet tot stand wanneer de ouders nooit samen over het kind spreken, wanneer de moeder er niet in slaagt om haar kind te plaatsen in het perspectief van haar eigen relatie tot de vader (of tot haar eigen ouders en haar eigen lichaam). De mensengemeenschap beslist er in haar spreken
over of ,het kind zal worden toegelaten tot het verbond tussen de mensen of dat die toegang zal worden geweigerd. Hoewel Leyens ,benadering van het menszijn vanuit de surbjectsfenomenologie wel aanspreekt, komt men langs deze weg niet uit de impasse waarvoor men betreffende het ~bortusvraagstuk wordt geplaatst. De ongeboren vrucht immers, als zijnde nog geen menselijk subject, zou vogel vrij zijn. Leyen, die dit als ethicus onmogelij,k kan aannemen, neemt zijn toevlucht tot de stelling dat het kind als legende zijn geboor.te vooruit is en uit hoofde ,l~iervan toch reeds een existerend su~bject is. Het is duidelij,k, dat zijn betoog hierdoor aan wezenlijke waarde verliest. Hij zou tooh minstens een uitzondering moeten maken voor die zwangerschapssituatie, waarin de zwangere (en de verwekker) geen en,kel toekomstperspectief op een zioh aankondigend menselij.k leven hebben en waarin dus .van een (pre-)subject, als legende zichzel,f vooruit, geen sprake is. Zover gaat Leyen niet. Wel erkent hij de collisie van het recht op existentie als indicatie .voor een abortus. Bovenstaande op.vattingen van moderne et,hici hangen mijns inziens nauw samen met het mensbeeld dat in de existential~istisc~he (fenomenologisohe) filosofie van Sartre, Marcel en Merleau-Ponty naar voren komt 7. Deze filosofen traohtten in hun denken 4het Platonisch-Aristotelisoh-Thomistisch dualisme van liohaam en ziel te elimineren. Volgens Sartre is het lichaam geen con~ingente (toevallige) toevoeging aan de ziel, maar een permanente structuur van mijn zijn en de voortdurende voorwaarde voor de mogelijkheid van mijn bewustzijn als bewustzijn van de were, ld en transcenderend ontwerp naar mijn toekomst. Marcel beschouwt het historisch dualisme als een vals pro bleem. Er is geen probleem van verhouding ,van lichaam en ziel. ]~k ,kan mij niet tegenover ,mijn liohaam plaatsen en mij afvragen, wat voor verhouding het tot mij heeft. De vraag ,,Heb i,k mijn lic,haam" wordt door Marcel als volgt beantwoord: deze uitdrukking is in zoverre waar, dat ik door mijn lichamelijkheid in staat ben de dingen van de wereld te bezitten en erover te besohikken. Het liohaam is de concrete band tussen rnij en de wereld. I,k heb het ec.hter niet in de zin van een instrument, omdat ik er dan uitwendig aan zou zijn, terwijl mijn ervaring leert dat ri,k mij eigenlijk niet van mijn lichaam bedien maar het veeleer ben. De vraag ,,Ben i k mijn lichaam dan", wordt door Marcel als .volgt beantwoord: ik ben identiek aan ,,mediation sympathique" in: ik 'ben mijn ]ichaam 7. Over de betekenis van de lichamelijl~heid bij Sartre en Merleau-Ponty, zie R. Bakker: De geschiedenis van het phenomenologisch den,ken. Het Spectrum 1969. Over de beteken,is van ,de liohamelijkheid bij Sartre en Marcel, zie R. W. Thuys en Th. de Valk, in: Lichamelijkheld. Het Spectrum 1951. 8. P. Teilhard de Chardin. Het verschijnsel mens. Het Spectrum 1958. 9. Ben ik mijn lichaam of ~leb ik mijn lichaam. Lichamelijkhei,d. Het Spectrum 1951.
Meatschappi]-agenda1972 26 augustus - - E)~tra Algemen,e Ve~gaderin.g 1 september Ledenvergadering L.H.V. 28 september Centraal bestuur L.S.V. met districtsvoorzitters en wetenschappelijke verenlgingen
14 oktober
- - Ledencongres Maatschappij Ledenvergadering L.S.V.
21 oktober 28 oktober
I
Algemene Vergadering
11 november
- - N.H.G.-congres
24 november
q
25 november
Ledenvergadering LH.V. - - Ledenvergadering LA.D.
zich niet als subject laat o,bjectiveren, is er oo k geen sprake van strikte identiteit. Hij voert het begrip ,,med~iation sympathique" in: i,k ben mijn lichaam slechts in zoverre i,k een voelend wezen ben. Hij verkiest van beide uitdrukkingen de laatste, zij het met dit voor'behoud dat men zijn liohaam slechts kan zijn als sufbject, als beleefd gevoeld lichaam, en niet als object. Ook een natuurwetenschappelijk den~ker als Tell'hard de Chardin 8 verwerpt het histor.isch dua,lisme ziel-lichaam. Er kan in de evolutie niets zomaar bijkomen w a t e r tevoren nfiet in de een of andere vorm is geweest. De ziel, in de zin van een nieuwe sohepping Gods bij of ,kort na de conceptie (dus het creatinisme), wordt door hem niet aanvaard. Hij beschouwt het bewustzijn als een kosmische eigensohap van variabele grootte. Bij de oorsprong zijn de bouwstoffen van het bewustzijn vrijwel homogeen, evenals de ,bouwstoffen van de materie die zij onderspannen. Zij worden geleidelijk ingewikkelder en meer verschillend van aard in, de loop van de geschJiedenis. Geestelij,ke volkomenheid (concentratie van bewustzijn) en stoffelij~ke synthese (of complexiteit) zijn de twee aspecten of samenhangende delen van eenzelfde fenomeen. Scheeler zegt hetzelfde: :het psyohologische en het fysiologisohe zijn geen twee verschillende onafhankelijke gebieden,, maar twee aspecten van een en hetzelfde levensproces. Teil,hard de Chardin geeft aan deze stelling een evolutionele dimensie. Het creatinisme lijkt overwonnen door het traducianisme. De moderne wetenschappelijke inzichten lij.ken Tertullianus gelij~k te geven. De V~lk 9 tracht het creatinisme te redden door van de noodzaa, k van 'be;~ieling van de chromosomen te spreken. Wetenschappelijk (en ook in de opvatting van Teilhard) is ,hieraan geen behoefte. Gegeven een chromosomengarnituur ,van menselij,ke signatu.ur in een daartoe ge~igend protoplasma, is hiermede ~het fysisch-chemische su~bstraat aanwezig dat uitgangspunt is voor de ontwikkeling van een ,individu van de menselijke soort, dat afhankelijk van deze aanleg (kwaliteit ,van het gen,etisch informatie793
patroon) en het milieu (intra-uterien en extra-uterien) kan uitgroeien tot een authentiek menselijk subject. In de embryonale periode is het te Jbesohouwen als een voorlopige schets. Naarmate deze sohets in de foetale ,pe~iode meer menselijke gestalte krijgt, liggen de ,voorwaarden voor de uitgroei tot een menselijk subject steviger verankerd. ~Menselijk leven is te beschouwen als een continuum, een geleidelij,k wordingsproces, van de conceptie tot aan de dood, al kan men,,hierin enkele ~kritische fasen onderscheiden (zoals nidatie en geboorte). Hierop wijst terecht ook Treffers ~~ ,,De continui'teit is juist het meest kenmerkende van het 'biologische ge=beuren van de men,swording". De waardering die men aan dit menselijk leven hecht, zal groter zijn naarmate .men het menselijke er meer in zal kunnen herkennen. Naarmate de lichaamsvorm in de em=bryonale en foetale periode een meer menselijke gestalte heeft gekregen, zal deze waardering groter zijn. In het pasgerboren, kind herkent men de menselijke gestalte, nu rain of meer autonoom levend, .heel duidelijk. In het sprekende kind met groeiend bewustzijn o p menselij'k niveau (dus in de zin van een ,,ik") herkent men niet alleen de menselijke gestalte, doch reeds een menselijk su,bject. In de geestelijk volwassen en gerijpte mens is het lmen,szijn tot volledige ontplooiing gekomen. In de gees,telijk aftakelende mens wordt dtit beeld weer vager, tot ,het bij de volledige demen~tie alleen nog maar gestalte qkan ,krijgen door de herinnering die men heeft aan wat deze menseens als subject was en in zijn intersubjectieve relaties voor anderen heeft betekend. Deze inhoudelij,kheid of hoe-grootheid van menszijn met .haar geleidelijke groei (tot een niveau dat individueel sterk versc,hillende hoogte kan bereiken) en afname, roept Ein de waardering ervan ondan,ks haar continuiteit toch in haar verschillende fasen,,van ontwikkeling ~erschil in deze waardering op. Dit ~blijkt uit het feit, dat verlies van menselijk leven in de verschillende stadia anders wordt gewaardeerd. Het lijkt op grond van ~bovenstaande ,besohou~ingen dan ook onjuist om ter zake het abortusprobleem aan de hand van ernbryologische data (met name het verschijnen van de eerste aanleg ,van de neo-cortex als substraat voor de no0genese) een et,h,ische l imiet te stellen bij de 6e week en abortus na deze periode gelijk te stellen met kindermoord (oftewel quasi~'homicidium ervoor, homicidium erna!). Zelfs gegevens uit de embryologie kunnen (zo men wil) gebruikt worden, ,tegen deze opvatting. Ook bij primaten, wordt ,bet rhinencephalon in de em,bryogenes e sterk overschaduwd door de ontwil~kel~ing 10. P. C. Treffers. Medisoh-et;hisc.he vragen rondom vruchtbaarheid en voortplanting, in: Recent Medisc'hEthisch denken. Nederlandse Bibliotheek der Geneeskunde, 1968. 11. De volgende gegevens zijn ontleend aan Bradley M. Patten. Human Em,bryology. Th. Blakiston Cy. (1958). 12. Coen van Tricht. Beknopte biologie en, filosofie van de menselijke vrucht. Medisch Con~tact, 27:438 (1972). 794
van de neo-cortex, waarin de centra zijn gelegen die te maken hebben met ,,memory, voluntary action and inhibitory control"lL Voorts worden de fissura centralis, parieto-occipitalJs en calcarina eerst in de 5e-6e maand zich~baar, met de betreffende projectiecentra in de corticale gebieden er omheen. De mlicroscopisohe differentiatie van deze centra en van de er tussen gelegen associatiecentra heeft nog later plaats. Het is met name de hoge ontwikkeling van de frontale associatiegebieden die het grootste verschil vormt tussen het menselijk cerebrum en dat van hogere apen. Tenslotte is het myeliniseringsproces van het brein, voorwaarde voor een o ptimaal functioneren ervan, op ,hot momen,t van de geboorte nog lang niet afgesloten en eerst dan is de voorwaarde voor een, personale existent ie (in de zin van een menselijk sutbject) bereikt, lk meen dan ook, dat voor het door Ruff gemaakte ethisohe onderscheid tussen abortus voor en na 6 weken zwangerschapsduur geen enkel steekhoudend argument is aan te voeren, nooh vanuit de antropologie, noch vanuit de emtbryologie. Een ander standpunt wordt ingenomen door Van Tricht 12. Deze schrijver ziet een essentieel verschil tussen ,,de vrucht en, het wezen da.t zioh daaruit kan ontwikkelen, ,,de mens". Hij stelt dat .het individu verschillende trap pen van het Zijn doorloopt, die in feite ~verschiltende wezens te zien geven. Daar zijns inziens ook de ontwi,kkeling bij de evolutie een continue reeks van stadia te zien geeft, acht hij geen principieel verschil tussen de ontwikkeling binnen eenzelfde individu en die binnen eenzelfde stamboom aanwezig. Hij acht het inconsequent wanneer de voorouders van de mens als dieren worden besohouwd, terwijl anderzijds de vrucht, die gedurende zijn ontwikkeling dezelfde trappen van het Zijn doorIoopt als die van onze dierlijke voorouders, een mens heet te zijn. Het aannemen als mens van het embryo acht ,hij evenmin verantwoord als het aannemen als mens van de amfibie, de ,halfaap of de mensaap in die stadia ,van de fylogenetisehe ontwikkeling. De vrucht reeds de naam van mens te geven acht hij een apriorlisme, dat alleen past in de verouderde leer van het realisme, in de oude zijnsleer van Aristoteles en de scholastiek. Hoewel i k het met Van Tricht eens ben dat men bij de vrucht hog niet kan spreken van een authentiek menselijk subject, acht ik zijn postuleren van argumen,ten terza,ke de ontogenie ~anuit de fylogen ie niet steekhoudend en zijn eindconclusie, namelijk dat spreken van ,,menselijk leven in ontwikkeIJing" bij het abortusvraagstuk een schijngrond is, volstrekt onjuist en door zijn betoog geenszins gerechtvaardigd. Zeer wezenlijk is namelijk dit verschil tussen de fylogenie en de ontogenie, dat in de fylogenie el,k stadium een versehillend en afzonderlijk wezen voorstelt, terwijl er binnen de ontwi~kkeling van 6en individu een continuiteit is in de reeks van stadia 'wetke ~het van bevruchte eicel tot volwassene doorloopt. Dit met name door Tei~lhard de Chardin gestelde versohil wordt door Van Tricht wel geciteerd, doch als niet steekhoudend verworpen. Mij-
nerzijds acht ik de door Van Tric,ht hier tegenin gebrachte argumenten ,veel minder steekhoudend. Het wezenlij,ke versohil tussen fylogen~ie en ontogenie is de discontinui'teit (door sprongmutaties) in de eerste en de continui'teit in de tweede. Hoewel het menselijk em,bryo een aantal fasen doormaakt die een reminiscentie vormen aan de verschillende fasen tijdens de fylogenie, gaat het n'iet aan om deze parallelle fasen met elrkaar te identificeren. Het essenti~le verschil tussen een menselijk embryo in e e n fase vergelij,kJbaar met die van ~bijvoorbeeld een amfibie tijdens de fylogenie is, dat de eerste beschikt over een genetisohe code die geschikt is voor (en alleen maar leiden kan tot) de uitgroei naar e e n mens, terwijl de.ze code in de laatste te enen,male ontbrak. Het niet toe[aatbaar zijn van het overbrengen van de abstrac~ie van de mens op een vrucht van bij.voo~beeld drie we,ken,, op gron'd ,van het feit dat het niet toegestaan is deze abstractie over te brengen op onze voorouders (zoals Van Trich.t stelt), is een niet zinnig argument. Bovendien stelt Van Trioht zelf, dat de mens is wat wij a[s mens aannemen, mits men maar n~iet buiten dit grensgebied komt. Over dit grensgebied spreken wij juist, doch de heer Van Tricht zal dan tooh met steekhoudender argumenten moeten komen om aan te tonen dat
bij de menselij,ke vrucht geen sprake is van menseIijk leven in on.twikkeling. Waar Van Tricht de grens wil leggen bij de geboorte hanteert ,hij een zeer aanvech~baar criterium, immers reeds rond de 28e week is de vrucht in principe levensvatbaar, terwijl het niet uitgesloten kan worden geacht dat nieuwe ontwik, kelingen in de perinatologie deze grens in de toekomst naar een vroeger stadium kunnen verschuiven.
Samenvattend zou ik als conclusie v~illen stellen, dat hoe men het ook keert of wendt en welke waarde men erook aan toe wil ken,nen, men bij het abortusvraagstuk te ma,ken heeft met ,,menselijfk [even in wording". Ik meen, dat nooh data uit de em=bryo]ogie noch data uit .de fylogenie een relevante bijdrage kunnen leveren aan dit vraagst, uk. Atleen van uit de antropologie en de theologie kan men bepalen welke waarde .men aan het leven 1in dit vroege stadium wil heohten. Voor mijzel'f is deze waarde groot genoeg om het zoveel als menselij,kerwijze mogelijrk is te respecteren, dooh bij een ,,colllisie van recht op existentie" ben i,k bereid tot de u itvoering van abortus over te gaan.
,,]URISPRUDENTIA MEDICA'" Bespreking van het Iosbladig handboek van Dr. Mr. W. Schuurmans Stekhoven Velen, die de talrijke arti,kelen van Dr. Mr. Dr. W. Schuurmans Stekhoven in medische en juridische tijdschriften plegen te volgen, zu[len met belangstelling rhebben uitgezien naar het reeds lang ge[eden aangekondigd'e Iosbladig handboek van zijn hand. Nu dit is verschenen onder de titel ,,Jurisprudentia Medica" en een eerste bestudering heeft kunnen plaatsvinden van de we[iswaar nog beperkte in,houd, maar daarentegen uitvoerige systematisohe inhoudsopgave en de inleiding daarop, is het gewenst aan de verschijning van dit boek bijzondere aandacht te besteden. Aanvankelijk hebben anderen met mij in de veronderstelling verkeerd dat als ,,Jurisprudentia Medica" een catalogus zou worden gegeven van jurisprudentie en literatuur op het gebied van het gezondheidsreoht. Juist omdat op dit ogen~blik e e n dergelijk totaal overzioht van w a t e r de laatste jaren op dit gebied is verschenen, on~breekt en ieder, die op dit gebied is gei'nteresseerd, zich redt met e e n zelf ontworpen en voor persoonlijk gebruik bedoeld systeem, werd met verlangen uitgezien naar een documentatie-systeem dat de ,behoefte aan eigen systemen zou verminderen.
Deze veronderstelling ,blij,kt niet juist te zijn geweest. Met zijn hand~boek heeft Schuurmans Stekhoven niet bedoe[d een do cumentatie te geven van alle literatuur en jurisprudentie op het gebied van het gezondheidsrecht, maar :heeft hij een tot dusverre geheel door hemzelf geschreven handboek, zij het in Iosbladige vorm, aan een brede kring van belangstellenden wil[en aanbieden. Dit tast uiteraard geenszins de waarde van het boek aan, maar ,het leek mij nuttig te wijzen o p het misverstand dat bij sommigen reeds was ontstaan en dat wellicht door de gebezigde titel nog wel meer zal kunnen ontstaan. De inhoud van de eerste aflevering is, afgezien van de hierna te bespreken uitvoerige inhoudsopgave, nog beperkt, al mogen wij verwachten dat binnen korte tijd vele bladzijden kunnen worden ingevoegd. ,In deze eerste aflevering trekken vooral de aandacht de beschou~wingen over het am,btsgeheim, de registratie van medisohe gegevens en de positie van de assistent-arts, onderwerpen die behandeld zijn in de typisohe forse, altijd wat prik, ke[ende stijl, welke wij van de schrij.ver in,middels gewend zijn. 795
De bijzondere aandacht meet echter worden gevraagd veer de inhoudsopgave en de inleiding daarop, omdat deze aanleiding geven tot discussie en meningsverschil. Sohuurmans Stekhoven heeft gekozen veer de vo,lgende indeling van de stof: algemeen artsenrecht, ambtelijk artsenrecht, aansprakelijkheidsrecht, overeen~komsten recht, gezondheidsreoht, strafrecht, strafvorderingsre~ht, tuchtrecht en verzekerings(verzorgings)recht. Blij,kens de inleiding verstaat Schuurmans Stekhoven onder ,,artsenrecht" datgene wat in de Franse literatuur wordt verstaan onder ,,droit m6dical", zijnde ,,l'~tude des relations juridiques o~ est engag6 le .m~decin". Onder ,,gezondheidsrecht" verstaat de auteur vooral datgene wat wel eens eerder is genoemd .het ,,sanitair recht", omvattende o.a. de krankzinnigenwet, besmettelij,ke ziekten~wet en de wetgeving op het gebied van de hygiene, al voegt de schrijver aan dit onderdeel toe de typisahe organisatie-wetgeving, zoals de gezondheidswet en de wet zieken,huisvoorzieningen. De term ,,jurisprudentia .med'ica" in ruimere zin gebezigd, will dan ook, zoals in de inleiding met zoveel woorden wordt gezegd, uitdru,l~kelijk zowel het artsenrecht, dus alles wat met de uitoefening van de genee~kunst te maken heeft, als het gehele gezondheidsreoht, dus het ,,droit sanitair", omvatten, maar ook de medische .kant van het verzekerings(.verzorgings)recht. Met deze opzet ben ik persoonlij,k minder gelukkig, daarbij voorop stellen,d dat niemand kan pretenderen het gelij,k aan zijn .kant te ,hebben; het is een kwestie .van een ander .inzicht in de problematiek, of, anders gezegd, van benadering van de problematiek vanuit een andere optiek. De in 1968 in ons land opgerichte Vereniging veer Gezondheidsrecht verstaat het begrip ,,gezond,heidsrecht" geheel andersen veel ruimer dan Schuurmans Stekhoven. Reeds in 1954 had Mr. C. J. Goudsmit in zijn preadvies veer het Nederlands Congres veer openEbare gezond:heidsregeling een opsomming gegeven van het aantal vraagstukken dat naar zijn mening onder gezondheidsrecht zou moeten worden 'begrepen, in welke opsomming vrijwel alles is opgenomen dat Schuurmans Stekhoven onder jurispruden'tia medica verstaat. Leenen heeft in zijn artikel, ,,een poging tot plaatsbepaling", in het Tijdschrift veer Sociale Geneeskunde (1968) als definitie veer gezondheidsrecht gegeven: ,,Het geheel van rechtsregels dat reohtstreeks betrekking heeft op de zorg veer bedreigde of ~beschadigde gezond.heid en de toepassing van ~burger,lij,k recht en strafrecht, veer zover, deze de rechtsverhoudingen in de gezondheidszorg bepalen". 13ij de nadere uitwerking van deze omschrijving zijn eveneens nagenoeg alle onderwerpen
796
genoemd, welke door Schuurmans Stekhoven als jurisprudentia medica worden beschouwd. De Vereniging veer Gezondheidsreoht heeft zich met dit ruime begrip ,,gezondheidsrecht" tot dusverre zeer wel ~kunnen verenigen. De tot dusverre behandelde onderwerpen in de preadviezen van de Vereniging geven ook blij~k van deze ruime opvatting. In dit licht is het dan ook eigenlijk wel jammer dat Schuurmans Stekhoven thans een veel beper.kter begrip hanteert, waardoor wellicht de verwarring, welke bij een jonge tak van wetenschap toch al bestaat, zou kunnen toenemen. Er is nog een tweede moeilijkheid. Door de introductie van het begrip ,,artsenrecht" wordt naar mijn mening meer dan nodig de nadruk gelegd op de rol van de arts in de gezond,heidszorg. Hoe belangrijk wie zal dit ontkennen - - de positie van de arts op dit gebied ook is, in toenemende ,mate wint het inzicht veld dat op het gebied van de gezondheidszorg ook vele andere we~kers een onmisbare plaats innemen en dat meet en meer gestreefd za~ moeten worden naar samenwerking van alle we~kers op dit gebied. Omtrent de structurering van het eerste 6ehelon, waarin deze samenwerking ,gestalte meet krijgen, gaan zich duidelijke lijnen aftekenen. Ook op het gebied van de wetgeving zien wij verschuivingen optreden. Niet langer m eer is de arts de enige door de wetgever geroepene om geneeskundige hulp te verlenen, ook vele andere groeperingen hebben reeds 'bevoegdheden verkregen en te verwachten is dat nog meer groeperingen van des,kundigen, met name op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, een belangrij,ke p,laats zullen ,verkrijgen. In ,het licht van deze ontwi~keling acht ik .her minder gelu~kkig dat de term ,,artsenrecht" wordt gei'ntroduceerd. Bovendien blij,kt uit de inhoudsopgave dat onder dit onderdeel toch ook weer begrepen worden de regelingen betreffende de andere groepen van gezondheidswerkers. Overigens meet de betekenis van dit geschilpunt niet worden overschat. Het belangrij,kste is dat alle relevante vraagstukken aandacht krijgen. -
-
Dat het boek van Schuurmans Stekhoven de studie van het gezondheidsrecht ongetwijfeld zal bevorderen, mag op zi(~hzelf al een grote .verdienste worden genoemd. Het is te verwachten dat dit boek, wanneer nog een aantal afleveringen zijn gevolgd, een schat van gegevens zal bevatten, waarmede velen zowel in medische als in juridische kring hun voordeel kunnen doen. Dat los daarvan ,verschJH van mening mogelij,k is over de gekozen opzet, daarvan zal de schrijver zich vooraf ,bewus~ zijn geweest. Mr. W. B. van der Mijr~
MC
I" V A N HIET H O O F D B S T U U R
Notulen 159ste Algemene Vergadering (111) (Voor deel I en II zle Medisch Contact respectievelijk nr. 26 van 30 juni j.I. en nr. 28 van 14 Juli j.I.) De heer Van Riessen (Lunteren): Mijnheer de voorzitter. I,n december 1971 werd door iemand van de stuurgroep herin,herd aan het St. Nicolaasfeest in verband met ,,de Zwarte Piet" toespelen, zoals u weet uit de bespreking van de stuurgroep met u. N u, na Pasen, zou ik in verband met de rechtenloos schijnen,de ongeborene willen herin.nereren aan de berec,hting van Ohr.istus, onschuldig veroordeeld. De rechter zeide toen: geen schuld. De reohter van nu vindt ook geen schuld in het pas begonnen leven. Ten einde raad wordt Christus voor het volksgericht gebracht, evenzo het ongeboren kind. Ook thans roept de aa,nwezige menigte: Krui.sigt Hem. En zij leidden Hem heen om gekruisigd te worden. War ons, huisartsen, betreft wil ik het volgende opmerken. Er moet toch worden gesproken van een zeer onzorgvuldige informatiewinni,ng. Her en der is tot in het buitenland ge'informeerd. Zelfs de verenig'ing voor seksuologie kwam eraan te pas. Toestanden in andere landen, op vele wijzen verschillend van het onze, worden ten tonele gevoerd en mirabile dictu: de huisartsen als groep en andere collegae, die in eerste instantie met het abortu,s provocatusvraagstuk te maken krijgen, zijn nauwelijks benaderd. Zij zijn het, die het beste over de Iokale verhoudingen zijn gei'nformeerd. In het bijzonder de orthodox-protestantse groepen zijn eerst door een felle perscampagne, ook in Medisch Contact, monddood gemaakt. Zijn niet artikelen in Medisch Contact van protesterende artsen geweigerd? Collega Bol zal er wel meet van weten. Onder een bevolkingsgroep van minstens 2 miljoen personen begint echter bewegi,ng te komen en in persoon zullen liberalisatievoorstanders van abortus provocatus door eigen pati6nten ter verantwoording worden geroepen. Dat kon hier en daar wel eens een hachelijke zaak worden, speciaal ,in als orthodox bekend staande streken, waar vele pat.i6nten zioh verraden zullen gevoelen, als zij bemerken, dat hun huisarts zijn eens gedane eed niet meer houd,t of er een andere interpretatie aan geef{ en dit alles in naam van de vooru,itgang. Er is in verband met ons sprake geweest van achterhoedegevechten. Hebben wij, alles overziende, niet eerder de functie van Rode Kruistroepen o m de grootste ravage op te ruimen in het gevecht, dat het hoofdbestuur heeft ontketend? Dat de afgetreden voorzitter van onze Maatschappij voorstelde, besluiten te nemen en richtlijnen op te stellen inzake abortus provocatus, los van iedere levensbeschouwing, zal door een aantal van de artsen nu niet en nimmer worden geaccepteerd. Dat verbiedt hun levensbeschouwing. Het hoofd,bestuur spreke uit, of het zijn ingenomen stand,punt alsnog wil handhaven. Dan weten wij wat ons te doen staa,t (ap~plau,s). De heer Jasperse (Leiden): Mijnheer de voorzitter, geachte collegae. In de mij toegerneten spreektijd wil ik
trachten stellingsgewijze, haast puntsgewijze nog enige a,ndere dan de reeds genoemde bezwaren tegen een ten uitvoerlegg,ing van abortus provocatus op andere dan strikt medische gronden, aan te voeren. 1. AIs wijlen H. C. Retake, handelende over de waarde van het ,,geboortesprookje" - - het kind is uit een kool ontsproten enz. - - sohrijft, ,,dat deze merkwaardige verhalen door het doen opklinken van ondoorgrondelijk diepe samen,hangen niet minder van het geheel der werkelijkheid weergeven - - welke toch geheel van mysterie doortr~kken is - - da.n de tooh bijna steeds wat rid.icule, quasi-precieze weergave van techniek en fysiologie der bevruohting", dan geldt dit in oneindig versterkte mate voor deze woorden uit psalm 139: ,,Ik Ioof U, God, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, want Gij hebt mijn n,ieren gevormd, mijn gebeente was voor u niet verholen toen ik in ,het verborgene gemaakt werd; Uw ogen zagen mijn vormeloos begin." In deze woorden hebben wij te maken met ,goddelijke openbaring en niet met slech,ts een geboortesprookje. Deze openbaring e,ist een gelovig doordenken, al zullen wij deze .nimmer tot de bodem toe ku,nhen doorgronden. 2. Psalm 139 graaft veel ,dieper dan een slechts materialistische constatering coi'tus, versmelten van el- en zaadcel, begonnen ontv~ikkeling van menselijk leven. Van wel~k menselijk leven bijvoorbeeld? Zal er een R~im,ke of een Hitler uit te voorschijn komen? Bepaalt de lichamelijke ontwikkeli,ng alles? Of .is het soms ook mogelijk, dat een lichamelijk ernstig misvormd Softenonkind later voor velen tot een grote zegen zal zijn? Meer dan misschien duizenden Hchamelijk ogenschijnlijk normaal gevormden? Wie begi.nnend mensetijk leven vernietigt, bedenke, da,t hij in de verste verte de draagwijdte van zijn handelen niet kan overzien, hetgeen vooral ,hier een uitermate groot ethisch bezwaar is. Alle ingrepen in menselijk leven, ook al gebeurt dat met de fijnste medische teohnieken, blijft uitermate grof, vooral als wij dat vergelij,ken met het goddelijk ,,weefvermogen". 3. ,,Doden" is in de Bijbel alleen toegestaan, meermalen geboden, als het mensen betreft, die door hun darien het leven - - en dit niet alleen naar zijn biologisohe zijde, maar in allesomvattende z in genomen - - van zijn werkelijke waarde beroven. Dit ,,doden" is dan ook in wezen een i,n-bescherm,ing-nemen en een liefhebben van het leven. Dit ,,doden," wijst de mens de weg naar het omgaan met :het leven als met een zeer kostbaar lets. 4. Wanneer deze ,o,mgang met het leven wordt veronachtzaamd, verlaagt d,it de eerbied voor het leven en voor Hem, die het leven in ,het aanzijn riep. Wij zien hie rvan in toene, mende mate de desastreuze gevolgen. Slechts enkele dagen geieden werd gepubliceerd, dat de misdaad in o,ns land ,in 1971 met 16% steeg. Een deel van deze stijging betreft ook de m isdaad tegen het leven. 5. Vernietiging van menselijk leven, als hiervoor geen stringente indicatie is, verrt~wt ook het leven van arts en verpleegster, hetgeen voor de juiste ~itvoering van hun taken van niet te onderschatten ernst is. 6. Met slechts een beroep op ,,eer en geweten" komt men niet tot een verantwoorde definitieve beslissing in797
zake het al of niet toegestaan zijn van be~indiging van leven of schijnleven, ook van abortus provocatus. 7. Ik moge u tot slot, ter staving van het door mij hierveer gestelde, iets voorlezen - - in eigen vertaling - - van A ndr(~ Maurois, in leven lid van de Acad6m,ie Fra,n(;:aise. A.an deze erudiete persoonlijk.heid was gevraagd een ,,synth~se des travaux" te geven van wat verhandel,d was op hat Tweede Internationa]e Con gr~s de Morale M~,dicale, dat in mei 1966 te Parijs was gehouden. Daze syn~h~se is getiteld: ,,De la morale m6d,icale; disco,urs aux m~dicins". Maurois overleed kort vb6r 'het in druk verscheen. Op pagina 55 lezen wij: ,,Enkele jaren geleden we~d in Bel.gi~ een o,ude vrouw ,in coma binnengebracht in een zieken~huis. Nu bleek, dat ,deze vrouw de moeder van een der dienstdoende verpleegsters was. Daze verzorgde de zieke met zoveel toewijding, dat zij haar maanden lang in een staat van ,kunstmatig leven hiel,d. De chef de clinique wist, dat de ,hoop met betrekking tot het leyen ijdel was. Hij had gebrek aan bedden veer andere pati~nten met een redelij,ke prognose; Ihij had echter een diepe eerbied veer dit famil~iedrama. Waar lag zijn pliclht? In zijn kwellende onzeke~heid kwam ~hij ep de gedachte de politieke, geestelijke en intellect,ue~le ,mensen ,van gezag uit de stad bijeen te reopen aan wie ,hij lhet geval voortegde. ,,l~k weet in gemoede niet wat te d oen. Deze vrou,w leeft in werkelijl~heid niet meer. Het gaat er ,dus n,iet om ,haar her ]even te benemen; het zou voldoende zijn de behandeling, die schade toebrengt aan andere zieken en aan het zieken,huis, terwijl zij uitziohtloos is, te staken. Help mij; verschaf mij 'li(~ht; wat adviseert gij rmij naar eer en geweten? Al.len we[garden te antwoorden." Maurois wilde met ,het aan,halen van dit geval helder in hat li(;ht stellen de exceptionele positie van de arts en zijn geestelij,ke eenzaa.m~heid, lk voeg eraan toe: daaru~it wordt hij niet gored door wat ,leuzen en kreten. Hij z~l er meer aan ,hebben, ernstig te overwegen wat ik hob gemeend u zojuist veer te ,mo.eten ~houden (applaus). De heer Gunning (Artsen Actie Eerbied,iging Menselijk Leven): Mijn,heer de voorzi'eter, geaohte collegae. Het is mij een greet genoegen daze vergaderi,ng te mogen toespreken en met u van gedaehten te mogen wisselen, zoals wij ook reeds op 4 december jl. de gelegenheid hebben gehad met ,het hoofdbestuur over dit onderwerp te spreken. Het bleek teen tot mijn grote verbazing, dat onze uitgangspunten vrijwel gelijk waren. Ik wil vijf punten neemen, waarover bet hoofdbestuur en de stuurgroep hat eens waren. Ik geloof ook, dat wij 'hat er allen over eens zijn. Die vijf punten zijn de volgende. 1. Niemand is v60r abortus. Wij allen beschouwen abortus provocatus als een noodsprong in een noodsituatie. 2. Wij zijn allen van oordeel, dat sociale problemen met sociale .maatregelen moeten worden aangepakt. Wij voelen ons als artsen enigszins in de steek gelaten, als de ~ferantwoordelij,ke instanties geen medewerking meer geven bij het oplossen van de noodsituatie van de ongewenst zwangere, tk geloof, dat dit een greet probleem is. 3. Wij zijn ook allen van oordeel, dat hat be6indigen van menselijk leven niet tot de taak van de geneeskunde gerekend mag worden. Ook daarover zijn wij bet allen eens. 4. Wij zijn allen van mening, dat de hu,idige maatsohappeli.~ke ontwikkeli.ng naar steeds meer ongebreidelde abortus meet worden ingeperkt. Ik weet niet zeker of wij ,het daarover allen eens zijn. Het hoofdbestuur en de stuurgroep waren her hierover echter eens. 798
5. Wij menen allen, dat de arts op eigen verantwoordelijkheid handelt. Of men het ermee eens is, of niet, bet gebeurt nu eenmaal. Daarbij meet de arts beseffen, dat abortus provocatus betekent het be6indigen van menselijk leven. Ook over dat punt waren hoofdbestuur en stuurgroep her eens. U,it deze vijf pu,nten, waarc~ver wij het allen eens zijn, volgt m.i. een Iogische consequen~ie. Wij kunnen de riohtlijnen van het hoofdbestuur veer een greet deel accepteren; wij ,hebben alleen ,hat gevoel, dat die richtlijnen nog moeten worden aangevuld. Ons voorstel om uit 'het dilerrlma te komen is, dat wij als artsen opnieu~v ten overstaan van de gehele gemeensehap onomstotelijk vaststellen, dat de arts nimmer het reeht heeft, men selijk leven te be~indigen. Wij willen dit vaststellen ten opzichte van de gehele gemeenschap, dus ten opzichte van de regering, ten opziohte van het .parlement en ten opzichte van de pati~nten, met wie wij te maken hebben. In geval van overmaeht kan de arts dit recht nemen, maar dan heeft hij ook de plicht, zi(~h te verantwoorden tegenover de gemeenschap. Dat is een ~belangrijk punt en re.i. is dan veal verwarring weg. De arts ,is wel ~erantwoordelij,k veer de zorg veer de ongewenst zwangere. Dat 'is altijd zo geweest. Alle vorige genera~ies artsen hebben altijd de zorg veer de ongewenst zwangeren op zioh genomen en dat is dus geen nieuwiglheid van de laatste vijf jaar. De verantwoordelijkheid veer de zorg veer de ongewenst zwangere hebben wij, maar .in dezen moeten wij een beroep kunnen doen op de verantwoor.delijke instant}es en op de gehele gemeenschap om die verantwoordelijl~heid waar te kunnen maken. Wij, artsen, ,kunnen geen huizen bouwen veer mensen, die in woningnood verkeren. Die taak meet worden gedelegeerd aan de verantwoordelijke instanties en aan de gemeenscha~), want onze ta~,k is en b lijft de geneeskunde en niets meer en niets minder. I k meen, dat dit een goede uitwerking is van de vijf punten, waarover wij ~het eens zijn, en een goede aanvulting van de ri~htlijnen. Ik heb een poging gedaan om die richtlijnen zelf iets aan te vullen als een proeve. Dit is ter bepaling van de geda(;hten. Ik moge u deze aanbieden, opdat er verder over kan worden nagedacht (applaus). De vergadering wordt veer enige tijd geschorst en daarna hervat. De voorzitter: Ik wil beginnen met u allen dank te zeggen veer de open wijze, waarop u uw bijdragen hebt ge]everd. Het 'is zo, dat bepaald niet alleen over het beleid van de Maatsohappij is gesproken; velen onder u hebben er ook behoefte aan gevoeld, ,hun persoonlijke mening een mening, waarvan zij vonden, dat die hier naar voren moest worden gebraoht - - te uiten, tk hob daartoe gaarne de gelegenJheid gegeven, opdat een ieder hiervan ken kennisnemen en opdat een ieder zijn recht en zijn plicht, die hij meende te ,hebben, ken effectueren,. Ik wil de tweede ronde bepaaldelijk beperken tot bespreking van het beleid, dat de &lgemene Vergadering van hat hoofd,bestuur vraag~ of dat de Algemene Vergadering al dan niet aan het~hoofd,bestu,ur o,pdraagt. Wat het beleid betreft, waarover in eerste ir~stantie ook is gesproken, is opgemer~, dat wij niet voldoende rekening zouden hebben gehouden met de mening van een grote groep van leden of Liberhaupt met de leden van de Maatschappij. Het hoofdbestuur meent, dat d',it wel het geval is. Het heeft vele jaren lang zi(;h met deze materie bemoeid. Er is zelfs een verwijt geweest, dat wij niet eerder naar buiten zijn getreden. Wij hebben ons uitvoerig in de afdelingen ge'fnformeerd; wij hebben de reacties, die wij op onze
-
-
brieven aan de afdelingen ontvingen, ge~valueerd; wij hebben de.elgenomen aan de Stich~ing Hulpvedening Ongewenste Zwangerschap; wij 'hebben kennisgenomen van allerlei Iokale meningen op niveau door middel van huisartsenenqu6tes, zoals die hier en daar heb,ben plaatsgevonden; wij hebben informatie gehad over de gang van zaken, zoals die op verschillende uni,versitaire en andere kl,inieken ten aanzien van dit probleem was en een van onze mensen is ook in het team in Utrecht als toehoorder aanwezig geweest. Kortom, =het hoofdbestuur meende dat het na at deze informaties votdoende op de hoogte was van war er leefde in de Maatschappij. Wij zijn er ons uiteraard, zoals i.k u reeds zeide, van stonde af aan van bewust geweest, dat over deze zaak in de Maatschappij, wat betreft de indica~iestelling, geen een.heid van mening bestaat. Dat ken niet - - dat wisten wij wel - - en dat was ook niet ,het geval in .het h.oofdbestuur, wat betreft de leden van ,het hoofdbestuur, let wel: ten aanzien van de individuele mening, die deze hoofdbestuursleden hebben over de indicaties en de toepasbaarheid van de abortus. Het is niet zo, dat =het beleid van het hoofdbestuur, dat ondanks deze verschillen in opvatting van de verschillende leden, die een weerspiegel.ing vormen van de ve.rschillen in opvatting in de Maatschappij, is gevolgd, een beleid is, dat een minderrheids- of een meerderheidsbeleid kan worden genoemd. AIle leden van het .hoofdbestuur ook zij, die slechts zeer stringen.te indicaties aanvaarden veer de toepassing van de abortus - - hebben zich a~hter het beleid van het hoofdbestuur geschaard. U hebt - - wij zijn er dar~k,baar veer - - bij uw vergadergenoten in deze zaal vele meningen en opvattingen geconstateerd. Ik wi.I in tweede ronde graag hen - - liefst zo kort en zo gericht mogelijk - - aan bet woord laten, die zich, beperkend tot het .beleid van .het h.oofd'bestuur, hierover nog wi,llen uitspreken. Ik voeg er nog aan toe, speciaa~l veer hen, die hiervoor zijn ,gekomen, dat wij door de uifloop van de behandeHng van het onderhavige agendapunt hel~ben besloten de behandeling van het volgende agendapunt, de discussienota over de structuur van de Maatsohap,pij, u[t te stellen tot een volgende vergadering. Ik wil nu weer in dezelfde volgorde als in eerste instantie de sprekers, die zich mel'den, het woord geven, dus eerst de afgevaardigden. De .heer Jansen (X): Mijn~heer de voorzitter, dames en heren. Allereerst wil i,k u mijn dan,k betuigen, dat u =bij deze moeilijke materie op zulk een rustige en waardige wijze leiding hebt willen geven aan de discussie en dat u iedereen, die hierover iets meende te moeten zeggen, de gelegen~he'id hebt willen geven dit te doen. U hebt gevraagd, of er mogelijk beleidssuggesties zijn. ik wil het volgende vooropstellen. Wanneer in enig ander land, waar de ,doodstraf ,nog ,bestaa,t, can .medici zou worden gevraagd die doodstraf te voltrekken,, zou terecht de artsenorganisa~ie daar fel in opstand I~omen. Ik hoop en ik verwacht zeker, dat het hoofdbestuur van de Maatschappij daaraan graag ad,hesie zou wilten betuigen. Dit is eigenlij.k een van de kern.kwesties, waarom het gaat. Doden is geen ,medische handeling, kan het ook niet zijn, dus n4iemand kan oo.k artsen het .recht verlenen, te doden. Dit is missohien een suggestie, die kan bijdragen tot uw eigen verdere beraad in dezen (aprplaus). De heer Schutte (I): Mijn,heer de voo~zitter, collegae. Ik wil wel zeggen, dat ik bewondering ,heb gehad veer de richtlijnen van het hoofdbestuur en veer het felt, dat het de moed heeft gehad bij de forrmule van het ziek-zijn te
hebben betroEken ,het maatschappelijk welzijn. Dat kunnen wij tegenwoordig niet meer voorbijzien. De maatschappij is veranderd en wij hebben wel degelijk bij het lichamelijke en het psychische oo,k het ,maatschappelijke welzijn in het cog genomen. Dit is echter wel lets, dat aan de beoordeling door de medicus enigszins gaat ontsnappen. Ik geloof daarom, dat het nodig is, dat wij in teamverband optreden. De eenrmans-aborteur meet worden afgeraden, ja, zijn optreden meet zelfs strafbaar worden gesteld. Er meet dus zijn een teamverband met daarin degenen, die deskundig zijn en die adviezen kunnen geyen. In de tweede plaats acht ik alleen een zieken,huisopname of opname in een k[iniek, die daarmede gelijk staat, aan,vaardbaar. Alle mogelijkheden van calamiteiten kunnen daar dan worden o,pgevangen en daar kan ook een zekere correctie plaatsvinden, evenals een betere nabegeleiding. Wat de registratie betreft, meen ik, dat, wanneer de abortus in een zieken~huis of een daarmede gelij, k te stelJen kliniek gebeurt, deze niet zo noodzakelijk is. Wij moeten echter - - aan dit punt is men tot nu toe voorbijgegaan - - w e l der~ken aan onze medewe~:kers. Wanneer het in een gewoon zieken,huis gebeurt, is er vaak obstructie van de kant van de medewerkers, b.v. de narcotiseur, en vooral ook van de kant van het verplegend personeel. Daarom pleit ik veer klinieken, die daarin min of meer gespecialiseerd zijn. ledereen, die daar werkt, weet w a t e r te keep is en dan zuH.len er ook geen nare psychische conflicten behoeven te ontstaan. Evenals bij een andere med;ische ingreep, zullen hierbij strenge normen .van tariefbepaling etc. moeten worden aangelegd, zodat iedere pati~nte, die zich aan deze ingreep wil onderwerpen, weet waaraan zij toe is. Ik raad de Maatschappij aan, dit ter harte te nemen. .De heer Sanders (lid hoofdbestu,ur): Mijn,heer de voorzitter, dames en .heren. Het zal buitengewoon moeilijk zijn, in woorden uit te dru,kken, wat mij persoonlijk beweegt bij het horen van de woorden die vanmiddag zijn gesproken en voora] bij her re~geren daarop. Bij her luisteren naar d,e goed voorbereide en uitgedragen pe~soon,lijke o,pvattingen van een aantal leden van de stuurgroep, waarvoor mijn compliment, is het mij eens te meer duidelij,k geworden, dat er een verschi.l is tussen positie en tack van een Maatschappijlid of van een individ.uele arts, en die van een hoofdbestuurslid. Ik erken, dat het de plioht was van de verontruste artsen zich naar aanleiding van de riohtlijnen actief te tonen in woord en geschrift, tk waardeer het, dat zovelen in deze vergadering een persoonlijk en ind~ingend woord hebben gesproken. Ik zou hopen, dat al.le artsen, die bij het probleem van de abortus pro~ocatus rechtstreeks zijn betrokken, kennis zouden willen nemen van hetgeen hier vanmiddag naar vo.ren is gebracht. In tegenstelling echter tot het individuele Maatschappijlid, acht i,k het in mijn positie als hoofdbestuurslid niet mijn plicht mijn persoonlijke visie op dit onderwerp in het al,gemeen en vooral wat betreft de indicatie of het ontbreken van indicatie mede te de]en. Wel is het veer mij weggelegd, u enkele a.specten van het hoofdbestu,ursbeleid, waarvoor ik zelf ook verantwoorrdelijk ben, helder veer te leggen. In de eerste brief, de protestbrief van 4 november 1971 vragen de initiatiefnemers een openlijke verklaring van her hoofd,bestuur, dat ,bet zich niet heeft uitgesp.roken op gr.ond van een door de Alge,mene Vergadering genomen besluit. Mijn antwoord is: Dat is juist. Deze discussie van vanm'iddag zal iedlereen, die vergaderin,gstechnisch 799
enigszins op de hoogte is, kunnen doen inzien, dat het onmogelijk is om u itspraken en richtlijnen, die iets meer bevatten dan twee zinnen door een Algemene Vergadering, tot ieders persoonlijke genoegen, te laten ondersteunen. Het is inderdaad .een uitspraak van het hoofdbestuur, hetgeen echter niet uitsluitend persoonlijke meningen heeft weergegeven. De voorzitter heeft zo~ven vermeld, dat de uitspraken van het ,hoofdbestuur, wat betreft de richtlijnen, de toelichting daarop en de open brief die daarna zijn gepubliceerd, een oordeel is, uitgesproken na kennisnen3Tng van de standpunten, die bestaan op vale terreinen. Wat was dat oordeel, wat zijn de riohtlijnen? Misschien is dit ten overvloede, maar ik wil nogmaals be kiemtonen, dat, zoals hot er staat, letterlijk en naar de geest, de richtlijnen zich uitsluitend beperken tot de procedure, die tot de indicatie zou moeten leiden en voorts de wijze van uitvoering van de ingreep, niet de indicatie zelf. Waarom niet? Omdat - - ook dat is vanmiddag gebleken - - . o v e r de indicatie zelf of het ontbreken van indicatie er zoveel verschillen van opvatting zijn bij 15.000 artsen, maar ook bij 15 hoofdbestuursleden, dat dat onmogelij,k is. Dat is het eerste argument. Het tweede argument is, dat het ,handelen van artsen moet gebeuren - - dat is een plicht - - naar ei gen eer en geweten onder eigen verantwoordelij,kheid, niet zich gedekt wetend door een riohtlijn, 'hoe die ook mag luiden, maar naar eigen eer en geweten onder eigen verantwoordelijkheid. Dat is inderdaad een hoeksteen van medisch handelen en medische ethiek. Een tweede vraag van de initiatiefnemers was, d a t e r een expliciete herziening zou m oeten zijn van het standpunt van het qhoofdbestuur in de geest van de verklaring van Geneve. Zo juist is het maart/april-nummer van de World Medical Journal verschenen, waarin uitspraken van de W.M.A., voor zo,ver zij zijn goedgekeurd door de vergadering, nog eens in een samenvattend overzioht worden vermeld. Ik zal ze niet voorlezen, maar het is ~(}n code en er zijn vier declaraties. Aan de opsomming in ,het blad gaat een zeer korte .inleiding vooraf, waarin staat, dat een van de redenen om d i t t e publiceren is, dat ethisohe concepties aan verandering onderhevig zijn. Ik vertel dit, omdat de declaratie van Gen~ve waarop d e initiatie~nemers zich richten - - de verklaring is van 1948 - - , is gevolgd, zoals het hoofdbestuur in zijn antwoordbrief heeft vermeld, door een declaratie van Oslo in 1970. leder, die h eeft kennisgenomen van de declaratie van Oslo, ,heeft daarin kunnen lezen, dat de twee motieven, die het hoofdbestuur hebben gedreven tot het opstellen en publiceren van de richtlijnen, hierin ook zo staan verwoord. Ook de W.M.A., in Oslo verenigd, zegt, dat het eerste morale principe inderdaad is het ,,most respect for human life". Het tweede artikel van die declaratie luidt, d a t e r omstandig,heden zijn, die vitale belangen van de moeder in conflict brengen met de vitale belan,gen van haar on,geboren kind. Er ontstaat dan een dilemma. Het derde punt - - daarom gaat het naar mijn smaak - - is: Het verschil in reactie op dat dilemma zal blijven be,staan, omdat er een verschil is in attitude met betrekking tot het ,leven wan 'het ,ongeboren kind. Dan komt de volgende zin: Dit is een zaak van individuele overtuiging en van individueel geweten, ,,which must be respected". De formele richtlijnen van de declaratie zijn: Abortus is een therapeutisohe m aatregel; het besluit daartoe moet worden goedgekeurd door twee artsen. Dat is iets anders dan een overlegteam, waarin men gezamenlijk tot een soort van besluit komt, al of niet unaniem, zonder dat ~ n man verantwoordelijk is. Dit 'is vanmlddag door een van de woordvoerders naar voren gebraoht als een kwaad. Het onderschrijven van de indicatie door twee 800
artsen wil zeg,gen, dat beiden voor die onderschrijving verantwoordelijk zijn. Wie het verder uitvoert, is van geen enkel belanrg. De arts, die zegt: Ik vind het in uw geval gei"ndiceerd, :heeft precies dezelfde verantwoordelijk,heid als de gynaec(~loog of de huisarts, die het uitvoert. Dat is de bedoeling van de declaratie van Oslo en dat is ook de bedoeling van het oordeel van het hoofdbestuur, vervat in de riohtlijnen, namelijk dat het besluit moet worden genomen door twee artsen. Die moeten ,het als het ware beiden onderschrijven. Voorts moet de ingreep gebeuren in een erkend ziekenhuis of erkende inrich~ing. Di~t wat betreft de aan,gevu,lde deolaratie van Gen~ve wan 1970 in Oslo. Ik heb reeds vermeld, dat de riohtlijnen zioh uitsluitend beperken tot de wag, d:ie tot indicatie leidt en de uitvoering en niet betreffen de indicatiestelling. AIs men zegt ,,botsin,g wan piichten", ,,conflict van belangen", ,,moet de arts naar eer en geweten, rekening ,houdend met zijn afgelegde eed, op eigen verantwoordelijkheid de keus maken tussen twee kwaden", dan zal iedereen het ,met die uitdrukkingen en zinsneden eens zij,n. Velen vragen zioh echter af: Hpe controleer je, of dit inderdaad gebeurt? Het antwoord moet luiden, dat dit niet kan. Men kan niet controleren, ,of een arts integer ,handelt of niet. Dat kan men niet met frequentie van aantallen en dat kan men niet met een gebrekkig gestelde indicatiestelling. De arts zelf is verantwoordelij,k. Dat is zijn afgelegde eed. Tot slot wil ik het volgende voorlezen. Het is reeds gepu,bliceerd, maar ik wil het nogmaals stellen: ,,Enkele leden van Lhet hoofd~bestuur delen de opvatting van de Stuurgroep dat alleen bij vitale indicatie tot het opwekken van een abortus zou mogen worden besloten. Zij achten het hun plioht, zowel in gesprekken met collegae als bij confrontatie met gevallen van ongewenste zwangerschap, te traohten, de ander te o,vertuigen van de juistheid van hun uitgan~gspunt, dat absolute eerbied moet worden bewaard voor het menselijk 4even van de bevruchting af." Dat is hetzelfde stand'punt, dat de leden van de stuurgroep hier vanmiddag hebben verkondig.d. Zij aohten ,het hun plioht, ons ervan te overtuigen, dat het eigenlijk z6 ~ou moeten en dat hun mening de jLtiste is. De alinea, volgend op de zo6ven door mij geciteerde zin uit de open brief van ,het ~hoofdbestuur, luidt: ,,Het komt deze leden dat zijn de leden, die indicatie nooit, tenzij bij uitzonderingen, ondersohrijven - - in hun positie als lid van het hoofdbestuur echter onjuist voor deze opvatting over de on,toelaatbaarheid van abortus pro,vocatus via .door de Maatschappij uit te vaardigen besluiten, voor te ,schrijven aan alle Nederiandse ,artsen. Zij ,,-- wij, ik - - " ~wijfelen niet aan de integriteit 'van die artsen, die na rijp beraad - - handelend ,vanuit andere maar eveneens te respecteren inzichten - - wel bij een bepaald geval van on,gewenste graviditeit tot de conclusie komen dat adequate hulp a,Ileen maar kan bestaan in het be~indigen van de zwangerschap" (applaus). (wordt vervolgd) -
-
Overdrukken Auteurs die overdrukken wensen van een artikel van hun hand in Medisch Contact dienen daarover vd6r publikatie met de redactie in verbinding te treden.
Mr
I
IllUliVr4q
,~N
== m ~ , c n , =
PIHt#lng van brieven in daze rubrlek houdt niet in dat de redac.tle de deertn weergegeven zlenswijze onderechrljft. De redactie behoudt zich overlgens het recht voor de te publiceren brleven in te korten.
BIOLOGIE EN FILOSOFIE VAN DE MENSELIJKE VRUCHT In haar reactie op mij,n arrtikel ,,Bekrml~te b iologie en filosofie van de menselijke vrucht" ifn M.C. 1972/16, pag. 438, zegt Dr. Mr. H. A. H. van Till-d'Aulnis de Bou.rouill (M.C. 1972/ 22, pag. 626), on der hot a'anroepen van het Eu,ro.pees Verdmg: ,,Een mensen~even meg alleen worden ver,nie~igd i~ hot kader va.n noodweer als hot aangevallen belan,g .of re~h~ van lagere, of hoogstens gelijke, orde is als hot vendedi,gde belang of recht, dus als het reddir~g van een ar~der mensenleyen betref.t. AIs het leven van de moeder ernstig w(~rdt bedreigd door de aanwezi,g,heid van d,e vrucht, mag her leven van de vruoht, ju.ridisch gezien, worden vennieti~d om 'het an~dere leven te redden". Het arrgument noodweer is niet bepaald sterk te noemen. Noodweer is een straft~itsluiti,ngsg,r(~nd, aanwezig i,ndien een strafbaar felt word geboden door noodzake[ij~ke verdediging van eigen of anders lijf, eerbaarhei,d of goed tegen ogen=blikkelij~ke, wederrechtelijke aanranding. Om een wezen dot nog :n~et kan denken en handelen een wederrre~h.telij,ke aanranding aan te wrijven lijkt mij er ,n,ogal met de haren bijgesleept. Cruder pu,nt 2 zegt mevr. Van Till: . . . . . noe m'{ Van Trieht een cdterium voor mer~s-zijn, namelijk ,,hot een gees~{elijk wezen zijn", dat Jhij verderop helaas niet heFhaal,t maar laat vallen. I~n pleats daarv~n houdt hij zi(~h vast aan her geboren zijn". Dat ,de m e n s e e n geestelijk wezen is hob ik ,niet zelf u'itgev~nden, ~aar is een an~ro~po,logisohe definitie, die ik in hot gerheel niet laat val,len. Waarom ~k dan aan de geboorte als grens de voo,rkeur geef, hob i k uiteen,gezet. Dat ik mij daar besl'ist niet aan va~houd, heb ik eveneens duideiijk gemaakt. Voor wet betreft de opmerkingen van Mew. Van Till o,nder pu,nt 3 over de ,,psychisohe functies" etc. van de vru,ch~, ken i,k gevoeglijk verwijzen naar het stuk van, S~huurman,s Stekhoven in M.C. nr. 1972/23, p~,g. 654. Utrecht, 21 juni 1972.
Coon van Tri~h.t
(Door de redactie bekort.)
EEN ONBILLIJKHEID Het door de ledenverg.adering van de Landelijke Specialisten Vereniging goedgekeurde pensioen.reglement hebben wij uiteraard voorl.opi,g i~n de .hu.id,ige vorm te aanvaarden. Toch b]ijf ik het een or~billij.l~heid vilnden, dot de jaren doorgrebracht in een der Rijksdelen bu'iten hot moederland Jniet mogen meetel,len voor .de backservice. V55r de oorlo,g vormde Nededand met zijn kolo.ni~n ~On groot rijk, ,en golden de Cost en de West niet .als ,,buirtenl.an,d". Door de Nederl,an.dse artsen, die daar destijds hun beste kra(~hten aan .het medisch welzijJn van .de bevolking hebben gewijd, van de backservice uit te slui,ten b egaaJt men m.i. een anbillijke discrimi,natie. Er zullen in de naaste toeko,mst nog wel meer detai,l,s ~{e voorsohij,n ko,m'en, waarop her pensioenreglement via amendementen op een te houden L.S.V.-vergadering moet worden bijgeschaafd. Het ,is te hopen, da,t men dan oo k zal zorgen, dat deze o,nbillijke discriminatie wo,r,d~ be~i,ndigd. Den Haag, 23 j un,i 1972
Dr. J. Kuilman
~WETSONTWERPABORTUS PROVOCATUS Het wetsc~ntwerp ju,n'i 1972 met betrekking tot abortus provocatus z,ie ik als een testim(~nium pauper~atis van een natie, een hypocriet plan met sleohts surppressieve bedoel'i.ngen, d~t me,dici in hu,n, bevoeg,d,heid sohendt en hun verantwoordelij'rl~heid ,,verdunt" en dat, e rg~st van al,les, geen poging inhoud,t tot proven'tie van (~ngewenste zwangers~hap! Zwolle, 24 juni 1972
J. G. Sc,hwan,tje
GENEESMIDDELENRECLAME EN MILIEU E6n dezer dagen verzond ik aan de reclameafdelingen van een aantal geneespmi.ddelenfabrieken het volgende soh rij,ven: ,Mijne heren, Hierbij verzoek ik u vanaf .heden, de toezending van reclame voor geneesm.iddelen aan mijn adres te wiHen be~indigen. Reden hiervoor is, dat .ik hot, gezi.en de ontwi,kkelingen i.n de wereld (zie rapport Club van Rome en Blau,wdrurk voor Overleving) niet verantwoorrd ac'ht dergelijke grote 'hoeveelrheden papier voor wein.i,g - - of n'iet effectieve reolamedoeleinden gebru.ikt t e t i e n . Ik hoop, dat u begri.p z,ult hebSen voor .mijn standpunt en dat u ook in het algemeen wilt overwegen het reclam,emaken per post tot een m.inimuLm te beperrken. Mocht dit n,iet mogelij,k zijn, wilt u ,dan overwegen in ,het ~ervo.lg recycled papier te geb,rrui,ken voor uw reclames? Met de meeste ,hoogachtin,g."
Ik hoop, dat vele collega's een soortgelij,ke step wiHen ondernemen, met enerzijds het gevolg, dat het gebruik van papier, dus van h(~ut, wor.dt verminderd, waardoor meer bomen, beh,(~uden b~lijven, terwij.I anderzijds een beperking van .de vaak nutteloze papierlawines in onze brieven,bussen velen ook persoon'lijk wel:kolm zal zijn. Maastricht, 1 juli 1972 J. van der Made
Nr I ,,,=,1
9
,, ,,,
,,Hot is onze u,nanieme overtuigi,ng, dot een eind moet komen aan de eenzijdige uitbouw van ons werk middels de inzet van vrijwel uitslui,tend partti,mers. In essentie heeft her bureau Bosboom & Hegener indertijd om deze problematiek heen geadviseerd. Natuurlijk blijft een goede ,,dekking" van hot hele land, met andere woorden hulpverlening dicht bij huis, een normale taakstelling van een eerste echelonsorganisatie als de onze. Daarom zal er ook in de toekomst een plaats voor spreekuurhoudende medewerkers bij de consultatiebureaus biijyen. Maar tegelijk zullen deze medewerkers zich gestuwd en begeleid moeten weten door een beperkt aantal (9 tat 12) eenheden, die in nauwe samenwerki.ng met het stioh~ingskantoot rde hutpvelfleni,ng vastere vorm en veelzijdi.ger i,n'houd kun,nen geven. Anders dan in ,de door Bosboom & Heg ener in overwegin,g gegeven districtsopzet zal daarbij mi.nder 'hot fin.ancieel-administr~ieve en eenvormige orga,nisatiemodel op de voorgrond moeten s,taan". Aldus 'bet ,,voorlopig toekomstbestek" va,n de Dr. J. Rutgers S~ichting, ui.tgezet i,n h,et verslag van de werkzaamheden ever de jarren 1970 en 1971. Het is het eerste verslag va,n de stiohting, die sinds 1 j,anurari 1971 de Nederlandse Stichting Co.nsul,tatiebureaus voor Huwelijks- en Geslach~{sleven is opgevol.gd. Vori,g jaa.r ru.nde de stichting 77 con:sulta~debureaus i,n 51 gemeenten. Op 1 jan,uari va,n dat jaar werkten, meeet part-time, in deze bureaus: 133 artsen, 79 verpleegku=ndigen, 86 ma,n admi:nistratief personeel en 3 maa({schappelijk werkers, we lke aantallen eind 1971 wa.ren uitgegroeid tot 180, 101, 103 en 4. Een grote ha.ndicap bij de ontwikkeling van gedachten over de toekoms~ige organi.satie en de in,houd van h,et diensten,pakket noemt het stiohti~ngsbestuur ,,het fei,t dat wij niet weten wie onze cli~nten zij,n, vanwaar zij komen en wet zij verwach,ten, laat staan dat wij weten wie wij niet bereiken en waarom dat zo is". Een fundamen,tele keuze - - Of voor 801
een op drempelverlaging afgestemd program,ma van activi~{eiten 6f veer een ~:oes,piCsi,n,g v~n de werk].aam,heden op de psychosociale factoren van de hulpverleni,ng - - ko,n wegens het ontbreken van genoem,de elementaire gegevens nog niet wo.rden gemaakt. Het ,,verslag werkzaa,m,heden 70-71" van de Dr. J. Ru,tgers Stichti,ng is op aanvraag gratis te ve~k.rijg,en op hot kantoor van de stichtin,g, Greet Hertoginnelaan 201/Postbus 9430, Den Haag, tel. 070-606937.
De re@le kosten van de National Health Service in Schotland tussen april 1970 en maart 1971 beliepen rend f 1,9 miljard, tegen rend f 1,6 miljard hBt jaar daarvoor en rend f0,8 miliard ~ien jaar eerder. Aldus hot Health Services in Schotland Report for 1971, aan,gehaald i,n The Scotsma,n van 1 juli jl. Van 1970 op 1971 wer,den in totaal 16 nieuwe gezond,heidscentra geo pend, plaats biedend aan 66 huisartsen. Eind 1971 fu,n,ctioneerden 34 cen~ra en s~onden er nog 4 in de s~eigers. He~ aan.tal geregistreerde abortus provocatus liep ep tot 5.925, of 7% van het aantal levendgeborenen. Van de vrouwen die zich lieten aborteren was 39% ouder dan 30 jaar en 20% j onger dan 20 jaar; 64% had al @@n of meer kinderen ter wereld gebracht. Het aantal geregist.reerde gevallen van syfilis daalde, maar het aa,ntal gonorrhoeagevallen bewoog zich gedurende ,hot verslagjaar i,n opgaande lijn: 3.089 ,mannen ( + 469) en 1.679 vrouwen ( + 420). Ook andere met seksuele con~acten in verb~nd gebrach,te aandoeningen werden vaker opgemerkt. Een en ande.r wijst volgens het rapport op een toenemende promiscui'teit.
Blijkens haar jaarversl,ag onderzoc~ht de Stichtin,g Massa-RSn,tgenon,derzoek ,,MASRO" vo~ig jaar tegen de 170.000 personen. Aan het groepsonderzoek namen 69.139 mannen en 28.158 vr,ouwen deel. BIj degen,en d'ie door de huisarts waren verwezen, 5.487 pati@nten, werden 8 gevallen van Iongtubercu,lose en 33 Io,ng'tumoren gevonden. Bij 91.812 individ,ueel gekeurden vend men 17 geval,len van Ion,g.tuberculose, 15 gevallen van Morbu,s Besn,ier Boeck en 14 ton.gtumoren. In f,ota,al werden bij het groepsonderz,oek 6.915 afwijkin,gen gevonden (7,1%). Naar hot consultat,iebureau werden 711 personen verwezen (0,7%), van ~vie er 2 niet 802
veer n~der onderzoek terugkwamen. De zeven,de ronde van het trad'itionele be~o~l~k,in,gso,nder,zoek op tu,bercu~lose in Amsterdam word voort,gezet. Ond erzoc,ht werden 29.348 rnannen en 40.702 vrouwen, d.a,t is 43,8% van ,de mensen die in aan~merkinfg kwamen. Men vend 9 gevallen van actieve Iongtubercu,lose, 7 gevallen van Morbus Besn,ier Boeck en 49 Ion,gtumoren. Bij her bevol,k,ing,sonderzoek werden in totaal 8.690 afwij,king,en gevonden (12,4%). Naar hot consu,lta~iebureau verwees men 899 personen (1,2%), van wie er 4 nhiet veer nader onderzoek verschenen. Bij .hot voor~gezet extra onderzoek onder ma.nnen van 40 jaar en ouder werden .in to~aal 3.334 afwijkingen ,gevonden (18~ van 31,2% van 57.111 mannen boven de 40 op een totaal van circa 285.000 inwoners in 24 A,m,sterda~se wijken). Veer nader onderzoek verwees men 420 mannen (2,5%) n,aar het con'su,lta~iBbu'reau, 23 mannen gingen reoh~.streeks naar Ben Ion~gcen,tru,m of I,ongarts. Van die 443 hadd,en er 255 w e l e n 188 niet aan het onderT,oek ,in 1970 deelgenomen. Van de 255 die de vor,ige keer w@l waren geweest hadden 117 teen geen afwijIdngen en 138 een ge~in,ge afwijking, die teen geen aanleiding :had gegeven tot een uitgebrei,der onderzoek.
Op initiatief van de Provinciale Utrechtse Verenigi,ng ,,Hot Greene Kruis", die steu,n on~in,g van tal van andere organisaties op het vlak van de welzijnszorg, zal in een project ,,Gezondheidsvoorlichtin,g aan bejaarden" een antwoord worden, gezooht o,p vragen als: Welke behoefte aa,n voorlichti.n.g bestaa~ er bij .de bejaarden zelf? Slui~ de wijkver,pleeg,kundi,ge met de door haar noodzakelijk geach~e voorlichting daar op aan? Komen die dingen waarvan deskundigen vi,nden dat bejaarden ze m,oeten weten voldoende over? Uitgaa,n,de van deze en andere vragen werd een wetenschappelijk onderzoek ui~be~teed met als doelstelling het bijeen~brengen van gegevens waarmee voorlich,ti;n,gsprogramma's worden o,n~wikJkeld die welzijn en wel'bevinden van de beiaarden verhogen. In een eerste fase worden wij,kverpleegsters gei'nterviewd en geenqu@teerd, daarna komen de ouderen zelf aan de beurt. De onderzoekkosten ~vorden gedragen door hot Praeventiefo,nds en door het ministerie van Volksgezon.cfheid en Milieu,hygi@ne. Een aan,tal gegevens die ,nu al veerhart,den zijn: her werk van de wij,kverpleegster is met name curatief gericht, hetgeen de meesten van hen een on-
gunstige si,tuatie vinden; voorliehti,ng wordt wel al gegeven, meestal door middel van folders. G roepsvoorlich~ing vinden de veldwerksters over het algemeen niet dien,stig; voorlichting aan bejaarden wordt i,n deze vorm dan ook nauwelijks toegepast. Dienstencen~ra, bejaardensozen, speciale tv-uitzendingen en dergelijke acht men zeer geschik.te aangrijpin,gspu,nten veer voorlich,ti,ng, punten die echter n aar hot oordeel van de eerstbe~irokkenen niet liggen op hot terrei,n van de wij~kverpleegku,ndige. De aandacht van de wij,kverpleegster gaat vooral uit naar de lichaamshygi~ne, hot gebruik van medicamenten en de aanwezigheid van huishoudelijke hul,p. Velen van hen twijfelen aan de noodzaak en aan het effect van voorlichtin,g, advies en verwijzi,n,g i,nbegrepen. Toch ziet men wel mogelijlr vooral op hot gebied van de lichamelij.ke verzor~jing, de medisohe en so.ciale diens'~verleni,ng, de thuissituatie en het bejaardentehuis. P~tenti@le werkvelden als sociaal gedrag en seksualiteit krijgen in de huidige praktijk duidelijk minder aanda(~h~{.
Het Nederlands I'nstituut veer Praeventieve Geneeskunde TNO te Leiden stelt zich veer van Bind septerr~ber van dit jaar t/m mei van het vo[gend jaar wederom een ours.us ,,Medische Statistiek" te organiseren in samen~verking met de Medisoh-Bbiologische Sectie van de Vereniging veer Statistiek. De cursus .is ,bestemd veer artsen en andere werkers op medisch-b'iologisc~h en aanverwant gebied die zich o,p de hoogte willen stel.len van de gedachten,gang van de sta~istiek en de betekenis van de moderne statistisohe me'~hoden veer ~het beschrijven en analyseren van waarnemingsuitkomsten. De oursus zal wekelij.ks worden gehouden, en wel op donderdaga~ond van 19.30 uur tot 21.30 u,ur in .het Nederlands In st.ituut veer Praeventieve Geneeskunde TNO, Wassenaarseweg 56, Leiden. De eerste cursusavond zal zijn op 21 september a.s. Veer het volgen van de cursus is geen statistische ,kennis of ervaring vereist. De noodzakelijke kennels van wisl(unde beperkt zich tot en,kele onderwerpen uit de algebra, die gedurende de cursus in het kort worden behandeld. Het ligt in de bedoeling om - - b i j voldoende belangstelling - - hot volgen,d jaar een aan~luitende curs,us te or,ganiseren over meer geavanceerde onderwerpen, bijvoorbeeld meervo,udige variantie-analyse, covarian~ie-ana,lyse, meervoudige regressie-analyse en dis-
criminant-analyse. Verde,re inli(~htingen wor~den verstrekt door: Afdeling Statistiek, Nedertands Instituut veer Praeventieve Geneeskunde TNO, Wassenaarseweg 56, Leiden; tel. 01710-50940 t/m 50944.
,,De resu,ltaten van de tuberculosebestrijd, ing geven over het algemeen reden tot tevredenpheid. Het eventuele gevaar van im,port van tu,berou,lose door vreemdelin,gen is tot een minimum geredu,ceerd. Een ,nieu~w gevaar om tubercu~lose te krij,gen bedreigt than s d~ie jeugdige Nederlan,ders, die niet opt,imaal v,oorberei,d reizen maken naar het Nabije en Verre Oosten. Zij zul,len ,in het algemeen wel vaccin,aties halen veer pokken, cholera en typhus, veer zover doze nood~akelij,k zijn veer grenspassages. Aan hot grote risico o m o n d e r primitieve omstanmdigheden met tu,berkel~bacteri6n te worden, ge[nfecteerd, wordt meestal niet (meer) gedaoh~. Mo(~ht ,U jon.ge mensen ontmoeten, die van plan zijn veer enkele maanden naar zeer verre bestemmmingen te vertrek, k'en, waarbij m6~r contact met de autoohthone bevo.l,king .is te verwachten dan bij gewone toeristen, .dan adviseren wij u, BCG-vacc,inatie te overwegen als ,de Mantoux-reactie nog negatief is. Moohten hiertegen bezwaren rij.zen, d,at is ~h.et gewenst, in el~k geval een Mantoux-reactie v66r vertrek te adviseren. Na teru,gkomst kan de reac'~ie wor,den herhaald en eventueel een thorax-miniatuurfoto w,orden gemaa,k~. Gaarne geven de artsen van onze consultatiebureauxnadere in.lichtJngen aan u of de betrokkenen'. Aldus, ter begeleiding van het jaarverslag 1971, de directie van de Ams~er,damse Veren,igin~j tot Bestrijding der Tuberculose, Jan Tooropstraat 1-3, tel. 020-156262.
In het overzioht van de wer~kzaamheden gedurende het jaar 1971 van het Prinses Beatrix Fends wordt herinnerd aan de explosie van po l,io, die zi~h .in dat jaar in Stal~horst heeft voorgedaan. G econstateerd wordt dat de 'massale inenting, die sindsdien heeft plaats gevonden, een gunstige u itwerl~ing heeft gehad ,in andere ,gemeenten, waar men o p grond van g odsdienstige bezwaren geen inenting wenste. AIs men heden ten dage in Nederland ergens een actie v60r voert - - zo wordt in dit verslag geconstateerd komt er vaak een groep die anti is.
Vanaf het begin van het werk van het Fends heeft nee it een of ander antipo,l'io comit6 bestaan an ders dan .in de zin van bestrijding van polio door vaccinatie. In dit verband wor,dt ,de ,paradoxale toestand gesignaleerd d a t e r in het verslagjaar een grote stro(~m van pu,blricJteit is Iosgekomen rend hetgeen ,het verslag als ,,,het geval Staphorst" omsG'hrijft. In zijn uitwerking hielp deze publiciteit als het ware doel van het Prinses Beatrix Fends e n o o k het bestaansreoht daarvan du,idelijk maken. P(Mio, zo wordt in ,dit jaaroverzicht gezegd, is g~6n overwonnen zaak, al is de preventieve wer,king van de .uitgebreide inentingen gelu,k,kig duidelijk aantoonbaar.
De Merck Com,pany Foundation ste'lt, evenals vorige jaren, een toelage beschil~baar veer vier kandi~daten uit de gehele wereld, met u,itzondering van de Verenigde Staten om hen in staat te stel,len een tweejarige studie in de k linische farmacologie te volgen aan een willek'euri.g door de kandidaat zelf te bepalen ,universiteit of institu,ut in de V.S. Deze beurs wordt verleen~d aan artsen, die bere id zijn de opgedane kennis na hun studietijd in hun eigen land in de praktijk te brengen. Het Fellowship pro grar~ma bego,nnen in 1964, beoogt ,hier,mee hot grote tekort, dat bestaat aan klinische farmacologen en onderzoekers, te helpen lenigen. De Fel,lowships worden toegekend door een Selection Com~mLittee, in meerderheid bestaande uit onafhankelijke olinici en onderzoekers. Reis- en verblijfkosten veer diegenen, die de beurs krijgen toegewezen, alsook veer hun gezinnen, worden vergoed. De aanmeldingsformulieren en voorwaarden dienen v60r 1 november 1972 in de Verenigde Staten te zijn. (The Merck Com,pany Fo,ur~dation, RCh~ay, New Jersey 07065, U.S.A.). Nade,re inlichtingen verstrekt Merck Sharp & Dc~h,me Nederland N.V., Afdeling Externe Betrekkingen, Waarderweg 39, H~arlem. Telefoon: 023-319330.
,,Much work is already in progress in the field of preventio,n and the resu,lts are published in a great variety of journals throughout the world, so that it is not easy to be readily conversan,t with ,the moder.n literature o.n the subject. There is an urgent need for a specific chan4nel of com,municatio,n in the English langu,age (which is gradually beco,m,in,g more and more
the universal language of science) throug,h which medical, dental, veterinary and social wo.rkers and st,u.dents in ~he field of prevention can exchange i,nformation about research, clinical methods and ideas. I,ncidentally, there is noth,ing more conducive ,to advance than responsible controversy. ]'his new jou, rnal, edi.ted by ,a distinJgui~hed group of inter,n,ationai authori,ties, is designed to fill this need". Zo introduceert Sir Derrick Dunlop het blad , , P r e v e n t - the j(~u,rnal for al,I who would prevent disease". D i,t medisc,hwetensch'appelijk tij,dsohrift zal omstreeks doze tijd van start g~an en vervolgens om de maand versehij,nen. Een van de leden van de i,nte,rnatianale redactieraad is de Nederlander Prof. Dr. W. R. O. Gosl'in,gs uit Leiden. Een jaa~rabo,n~nemen~ op hot nieuwe blad kost tegen de hor~derd gulden. Men kan zioh abon,neren via de ui:tgever, Experts Publi,shers Ltd., 124 Uptan Lane, Landon E7, Engel~nd.
l Het jaarverslag 1971 van het Koninkrij,k Nederlands Gasthu'is voo,r Ooglijders te Utrecht constateert ,met voldoening een aanzienflij~ke intensivering van het contact ,met de afdeling medische fysica. In dit contact zijn t hans twee onderwerpen gezamen,lij,k in bewerl~ilng: objectieve perimetrie en p.upiNografie. Oo,k de samenwerk,ing met bacterioi(~gie en i~mmunologie, de laatste veer de gehele praktische geneeskunde en niet in 'het minst veer het cog van greet belang, lij,kt veelbeloven,d. De opleiding van assistenten werd gei'ntens]veerd door uEJtbreiding van de cursussen. Het verslag noemt 1971 een goed jaar. De 'i,n het begin teruglopende poli,ldiniekcijfers we~den v(Mledig ingeIopen en eindigden met een ,kleine toename. Hot aantal (~peraties steeg tot een n~ieuw ,hoogtepunt met bijna 10 procent. Het totale percentage van bedden~bezetting steeg van 79 tot 81 procent. Het huis ,kreeg en gaat beseh,ik,king krijgen ,over kostbare ap,paratuur veer peri,metrie-onderzoe~k, fotografie van het voorste oogsegment en (~peratie- en behandelapparatu,ur zoals rde argon laser. De activiteiten wat betreft research en onderwijs zljn thans beter o p gang dan ooit tevoren.
Een ,ingezonden brief in South African Medical Journal/Suid-Afrikaan, se Mediese Tydskrif, 17 juni 1972: ,,Ek is teenswoordig besig met ~die versameling van buitegewone en in803
teressante mediese gebeurtenJisse, om saam gevat te word in 'n boek oo'r geneeskunde in Suid-Afrika. Ek sal dit hoo g op prys stel indien u my deur die Tydskrif sal kan ,bystaan met die versameling van die .informasie. U kan m~iskien 'n versoek p~bliseer waarin alle dokters rin Suid-Afrika gevra word om verslag te doen van uitsonde~tike en gedenkwaardige gebeurtenisse wat hul,le gedurende ,hul praktisynsjare ervaar het. Die aard van h ul bydrae ,kan of amusant of tragies (of serfs beide) wees. Dit moet egter van algemene belang en interessant wees, asook geskik vir 'n bydrae tot so 'n b oek. Die name van persone en plekke kan den kbeeldig wees, maar die in'houd moet op ware feite ,gebaseer wees. Enigeen wat w il bydra tot hierdie versoek, kan sy storie aan onderstaan,de adres stuur. Alle ,hu't.p wat ek .in ,hierdie verband ontvang, sal 'hoogs waardeer word." Was gete,kend: C. N. Barnard, Departement van Hart- en Bors-chirurg~ie, Mediese Skoot, Universiteit van Kaapstad.
De bijzondere Commissie voor het wetsontwerp Nieuwe regelen met betrekking tot ,het afbreken van zwangersohap (Wet af,breking zwangerschap), heeft de datum voor haar inbreng in het voorlo,pig verslag o.ver dit wetsontwerp vastgesteld op woensdag 20 september 1972. tn verband hiermede worden organisaties en 'instellingen, die terzake van d,it wetsontwerp hun opvattingen kenbaar willen maken, tot uiterlijk 5 september a.s. in de gelegen,heid gesteld deze schriftelij,k aan de cammissie te doen toekomen. De toe te zen4den stukken - - zo mogelijk in 40woud - - dienen te worden gericht aan de griffier van de bijzondere Commis~ie 11 890, p/a Binnen~hof 1 A, te 's-Graven,hage.
Op ~rijdag 15 september 1972 organiseert het Interdisciplinair Genootsohap voor Biologisohe Psyoh iatrie in het RAI-Con.grescentrum te Amsterdam een symposium gewijd aan het thema: ,,Farmaco-psychologie onderweg?". De bedoeling van deze dag is te onderzoeken in hoeverre psych,ologisohe functiemetingen bij de mens vruohtbaar kunnen worden toegepast bij de evaluatie van het effect van psychofarmaca. De aan,vang van dit symposium is gesteld o p 10.00 uur, ,het e inde op 17.30 uur. Deze vergadering is ook toegankelijk voor niet-leden van her Genootschap. 804
MEDISCH CONTACT Verschijnt wekelijks Bestuur: Dr. J. Degenaar, Epe, voorzitter; B. Q. A. Enneking, Breda, vice-voorzitter; Dr. J. A. Stoop, J. M. Kemperstraat 5, Utrecht, secretaris; G. A. C. Bosch, Amsterdam, penningmeester; J. H. van Meurs, Beverwijk. Redactie: Lomataan 103, Utrecht, telefoon 030-885411. Uitgever: Uitgeversmij. Kruyt N.V., Groot Hertoginnetaan 28, Bussum, telefoon 02159-16241* postgiro 142554. Advertenties: In te zenden - ook bfieven op advertenties onder nummer - - uitsluitend bij de uitgever. Advertenties behoeven
de goedkeuring der redactie en kunnen zonder opgaaf van redehen worden geweigerd. Abonnementen: Voor niet-leden der Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst /50,--, plus f 2 , w BTW = f 52,--, buitentand f 55,--, Iosse nummers .f 1,56 (incl. 4% BTW). Opgave uitsluitend bij de uitgever. Adreswijziging: Leden Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst uitsluitend aan Lomanlaan 103, Utrecht. Niet-leden aan Uitgeversmij. Kruyt N.V., Bussum. Oplage: 17.230 exemplaren. Druk: Verweij Mijdrecht.
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST Adressen: K.N.M.G. (secretariaat, boekhouding, ledenregister, enz.) - Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband - Landelijke Huisartsen Vereniging Landelijke Specialisten Vereniging - Centraal College - Specialisten Registratie Commisste College voor Sociale Geneeskunde - Sociaa~ Geneeskundigen Registratie Commissie - Ondertinge Levensverzekering Maatschappij voor Artsen (O.L.M.A.): Lomanlaan 103, Utrecht telefoon 030-885411 Postgiro K.N.MG.: 58083 Bureau voor vestiging:
waarneming
Ondersteuningsfonds duwen en wezen:
voor
we-
secretaris P. J. M. Baudoin, Parkstraat 7, Assen, telefoon 05920-12184 of 12960; postgiro 111950 t.n.v, de penningmeester der Stichting Ondersteuningsfonds te Utrecht. Raad van Beroep: Dr. H. Naris, secretaris, Joris van der Haagenlaan 22, Arnhem.
en
van 9 tot 16.30 uur Lomanlaan 103, Utrecht, telefoon 030-885411 : uitsluitend na 18 uur en ,in het weekend: telefoon 020-798984.
Stichting Gemeenschappelijk Beheer en Administratie Beroepspensioenfondsen Artsen: Lomantaan 103, Utrecht telefoon 030-887021