Mediawijs op de Walter Gillijnsschool
Versie 16 april 2014 Pagina 1
Inhoudsopgave 1. Achtergronden ............................................................................................................................................. 3
1.1 Aanleiding....................................................................................................................................... 3 1.2 Doelstelling ..................................................................................................................................... 4 1.3 Aanpak............................................................................................................................................ 4 2. Mediawijsheid ............................................................................................................................................. 5
2.1 Definitie van enkele begrippen ...................................................................................................... 5 2.2 Kinderen en nieuwe media ............................................................................................................ 5 2.3 Schaduwzijden van het gebruik van nieuwe media door kinderen ............................................... 7 2.4 Noodzaak van mediabegeleiding ................................................................................................... 8 2.5 Bruikbare kennis voor beleid ......................................................................................................... 8 3. Mediawijsheid op de Walter Gillijnsschool ................................................................................................. 10
3.1 Visie .............................................................................................................................................. 10 3.2 Doelstelling ................................................................................................................................... 10 3.3 Uitgangspunten ............................................................................................................................ 11 3.4 De huidige situatie ....................................................................................................................... 11 3.5 Ontwikkelingen ............................................................................................................................ 11 4. Plan van aanpak (nog verder in te vullen door Henk en Jasmijn) ................................................................ 14
4.1 Inleiding ........................................................................................................................................ 14 4.2 Acties ............................................................................................................................................ 14 4.3 Organisatie ................................................................................................................................... 14 4.4 Communicatie (voorbeeld van wat zou kunnen) ......................................................................... 14 4.5 Planning ........................................................................................................................................ 14 4.6 Budgettering en financiering........................................................................................................ 14 Bijlagen I: Borging veiligheid Nieuwe Media II: Protocol Nieuwe Media WGS III: Achtergronden IV: Competentiemodel leerlingen V: Competentiemodel leerkrachten
Versie 16 april 2014 Pagina 2
1. Achtergronden 1.1 Aanleiding Kinderen en nieuwe media hebben elkaar al lang gevonden. Het onderwijs kan hier niet aan voorbijgaan, maar de introductie hiervan verloopt op veel scholen over het algemeen veel trager dan in de rest van de samenleving. De Walter Gillijsschool (WGS) vormde hierop geen uitzondering. De computer werd al op veel manieren ingezet, maar een samenhangende visie ontbrak. Dit werd vooral merkbaar bij het internetgebruik op de school. Internet is ondersteunend in het onderwijs, maar tegelijkertijd staat de weg ook vrij naar plekken die voor kinderen niet geschikt zijn. Om dit te voorkomen, zijn in het verleden afspraken gemaakt binnen de WGS over het gebruik van internet in de klas. In de praktijk bleken deze regels niet altijd goed te handhaven. De nieuwsgierigheid van sommige kinderen is enorm en zodra de kans zich voordoet, grijpen zij die ook. Het resultaat is dat via internet beelden de school in glipten die niet gewenst zijn. Een ander punt betrof de normen en waarden ten aanzien van wat toelaatbaar is. Leerkrachten probeerden een zelfde maatstaf te hanteren. Maar, omdat een deel van dit gebied nu eenmaal ‘grijs’ is, kwam het deels aan op een persoonlijke inschatting. Dit ging heel vaak goed, maar incidenteel toch mis. Een aantal voorvallen maakte ouders ongerust over de veiligheid van hun kinderen op de WGS ten aanzien van internet. Begin 2013 spraken deze ouders de wens uit om het bestaande filter te intensiveren. Het schoolteam hecht ook zeer aan veilig internetgebruik, maar wilde ook de zelfstandigheid van kinderen ten aanzien van internetgebruik ontwikkelen. Besloten werd om dit onderwerp met een bredere groep ouders te bespreken tijdens een thema-avond. Tijdens de voorbereiding van deze avond door een team van ouders en schoolleider merkte dit team dat de vraag ‘wel of geen intensief filter’ te beperkt was. Deze vraag kon niet beantwoord worden zonder de context van de volgende twee vragen: A. Wat willen we kinderen leren? (vaardigheden, inhoud, bronnen, grenzen, etc.) B. Welke randvoorwaarden horen daarbij? (waarden, normen, afspraken, begeleiding, techniek en middelen bv filter, etc.) Deze vragen stonden dan ook centraal tijdens deze thema-avond, aangevuld met de vraag: wat doen we als het toch misgaat? De avond werd bezocht door 40 ouders die een deel van de avond ook met elkaar in gesprek gingen. Ivo Wouters, deskundige op dit vlak, gaf een presentatie. Een samenvatting van deze avond is opgenomen als bijlage I. Tijdens de evaluatie van de avond bleek dat de veiligheid van internetgebruik slechts één onderdeel is van het begrip ‘mediawijsheid’. Dit onderwerp achtte de WGS dusdanig van belang (als informatiebron en medium om informatie te delen) dat de school een beleidsstuk wilde opstellen, inclusief een praktische invulling van dat beleid naar de doelen die de school nastreeft, welke resultaten ze wil bereiken, welke maatregelen en instrumenten hiervoor nodig zijn. Dit kader zou dan direct richting moeten geven aan het onderdeel ‘veilig internetgebruik’. Zie hier het resultaat.
Versie 16 april 2014 Pagina 3
1.2 Doelstelling Kinderen kennis laten maken met nieuwe media, inclusief de mogelijke valkuilen, en hen leren de mogelijkheden zo optimaal mogelijk te gebruiken. Het uitgangspunt hierbij is dat de school, ook wat betreft dit onderwerp, een veilige leerplek moet zijn. Hiervoor is dit beleidsstuk ontwikkeld dat aangeeft hoe nieuwe media worden ingezet in het onderwijs op de WGS. Bij het opstellen hiervan is rekening gehouden met:
Doelstellingen per bouw De Jenaplan-identiteit van de school Huidig gebruik van media in de klas
Het beleidsstuk dient als kader voor leerkrachten, leerlingen, ouders en eventuele andere betrokkenen.
1.3 Aanpak Voor de ontwikkeling van het beleid zijn meerdere stappen doorlopen. 1. 2. 3. 4.
Evaluatie thema-avond Ontwikkeling conceptbeleid en concept protocol Veilig Internetgebruik Terugkoppeling raamwerk en protocol naar team en ouders (via de Medezeggenschaps Raad) Afronding raamwerk tot beleid
Om het beleid te kunnen implementeren, zijn de volgende stappen nodig: 1. 2. 3.
Beleidsdoelen vertalen naar praktisch gewenste resultaten, maatregelen en instrumenten Formuleren benodigdheden (apparatuur, menskracht, scholing) Budgetteren benodigdheden en zoeken naar financiering
Na de implementatie van het beleid volgt jaarlijks een evaluatie.
Versie 16 april 2014 Pagina 4
2. Mediawijsheid 1 2.1 Definitie van enkele begrippen Media: Media zijn alle middelen waarmee berichten worden verstuurd: internet, mobieltjes, televisie, radio, spelcomputers, kranten, tijdschriften, reclamefolders enzovoort. Ze dienen voor communicatie, het verspreiden van informatie en entertainment. Het accent in dit beleidsplan ligt op de eerstgenoemde elektronische media. Nieuwe media: In mediastudies vormt nieuwe media doorgaans een onderwerp dat gericht is op hoe mensen computergemedieerde communicatie gebruiken. Hiermee worden vooral de personal computer, mobiele telefonie, handhelds, virtuele werkelijkheid en andere digitale apparaten en technieken bedoeld. 2
Mediawijsheid: De term mediawijsheid komt uit een publicatie van de Raad voor Cultuur . De definitie van mediawijsheid luidt daarin als volgt: Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit, waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld. Vanaf 1996 is de term media-educatie in gebruik. Mediawijsheid is breder. Het begrip gaat niet alleen om het consumeren, maar ook om het produceren en het actief deelnemen in de media.
2.2 Kinderen en nieuwe media Internet is op dit moment het medium dat de meeste invloed heeft op de leefwereld en identiteit van kinderen. Ze gebruiken het ongeveer net zoveel als televisie, maar het verschil in omgang ermee is enorm. Het gebruik van televisie is passief. Internet nodigt uit tot actieve deelname. Ze zijn niet alleen consument, maar ook vaak producent. Internet fungeert bovendien als platform voor zelfexpressie en communicatie. Online kun je:
Jezelf presenteren: hoe je wilt overkomen, bepaal je zelf in bijvoorbeeld profielpagina’s, maar ook op filmpjes die je deelt via Youtube. Je kunt ook een andere identiteit aannemen, bijvoorbeeld in virtuele werelden. Beide zijn effectieve methodes voor kinderen om te achterhalen wat leeftijdgenoten van hen verwachten. Communiceren: via chatten, reageren op profielen en gezamenlijke missies uitvoeren in online-games. De inhoud is meestal ondergeschikt aan het feit dát er gecommuniceerd wordt. ‘ik communiceer, dus ik besta’ Vriendschappen onderhouden: via internet kun je veel meer vriendschappen onderhouden dan normaal. Volwassenen kijken anders aan tegen dit soort vriendschappen. Je zou kinderen kunnen leren betekenis te geven aan verschillende soorten vriendschappen. Informatie delen: kinderen en jongeren groeperen zich in duizenden online gemeenschappen, op basis van gemeenschappelijk interesses. Via die gemeenschappen kun je ervaringen delen, oplossingen voor problemen vragen, tips geven, enz. Liefde, verliefdheid en seks: veel kinderen en jongeren beleven hun eerste liefdes en seksuele ervaringen op internet. Afspraakjes maken en contact houden met je geliefde via internet en
1
Dit hoofdstuk is gebaseerd op diverse publicaties, de kennis die is opgedaan tijdens de thema-avond, kennis en ervaring van andere scholen. In bijlage III is van de belangrijkste bronnen een samenvatting opgenomen.
Versie 16 april 2014 Pagina 5
Versie 16 april 2014 Pagina 6
telefoon is heel gewoon. Seksuele ontwikkeling verloopt ook deels via internet. Ze komen vroeg in aanraking met porno en er wordt geëxperimenteerd met cyber-seks. 3
In de publicatie ‘Sociale media op de basisschool’ (zie ook de afbeeldingen,) zijn veel leuke voorbeelden beschreven die diverse leerkrachten met hun klas hebben opgepakt. Het is een erg enthousiasmerend boek dat duidelijk maakt dat het niet ingewikkeld is om toepassingen in de klas te gebruiken en dat het hele leuke resultaten kan opleveren. 2.3 Schaduwzijden van het gebruik van nieuwe media door kinderen Het internet is een gecompliceerd medium met veel gezichten. Behalve vrijheid en blijheid kent het net ook haat, agressie en bedrog. Niets menselijks is het internet vreemd. Kinderen begrijpen vaak nog niet zo goed wat dat inhoudt en hoe ze er het beste mee om kunnen gaan.
3
Ongewenste beelden: Kinderen kunnen ongevraagd in aanraking komen met gewelddadige beelden of hardcore porno. Met name voor jonge kinderen kan dit schokkend zijn en de kans dat ze ermee te maken krijgen is bijna 10%. Voorbeelden: pubers die interesse hebben in onsmakelijke beelden (bijvoorbeeld onthoofdingen) die echt hebben plaatsgevonden, kleine kinderen kunnen snel op pornosites terechtkomen (op sommige kindersites staan zelfs links die aangeklikt kunnen worden, of een fout in een URL kan een ongeschikte site opleveren) bepaalde trefwoorden leiden kinderen naar ongewenste sites (poesje bv.), via spelletjessites kunnen kinderen spelletjes spelen die minder geschikt zijn dan ze op het eerste gezicht lijken, jongeren kunnen gechanteerd worden met hun eigen webcam beelden (bijvoorbeeld naaktbeelden). Scheldpartijen en bedreigingen: op internet wordt sneller gescholden. Kinderen en jongeren zijn mentaal nog onvoldoende ontwikkeld om zich in te leven in anderen, waardoor ze zich vaak niet realiseren wat de impact van hun reacties zijn. ‘Zo was het niet bedoeld’. Online pesten: bijvoorbeeld het sturen van anonieme dreigmails, schelden op fora en profielen, publiceren van compromitterende foto’s, publiceren van iemands telefoonnummer voor seksafspraken. De online anonimiteit heeft een ont remmende functie, waardoor online pesten vaak veel verder gaat dan ‘in real life’. Bij sociale kinderen werkt het vaak andersom: hun sociale leven vaart wel bij hun internetactiviteiten. Oplichterij en bedrog: accounts kunnen bijvoorbeeld gehackt worden. Iemand anders, soms iemand die je kent, kan op die manier bijvoorbeeld akelige berichten over je versturen. Digitale sporen en privacy-problemen: online communicatie leidt automatisch tot het achterlaten van digitale sporen. Rare foto’s op uit de hand gelopen feestjes kunnen blijven opduiken, veel persoonlijke informatie is via het web te achterhalen, zoals je adres. Jongeren beredeneren soms zo: hoe meer je prijs geeft, hoe meer je te vertrouwen bent. Ze moeten leren dat hier ook misbruik van gemaakt kan worden. Informatieverwerking: Kinderen blijken niet zulke grote internet-tovenaars te zijn als sommige mensen denken: Ze lezen niet wat er staat Ze missen belangrijke aanwijzingen Ze hebben moeite met het doorgronden van de structuur van websites Ze zien vaak het verschil niet tussen reclame en feitelijke informatie Ze trappen in commerciële valkuilen en laten zich dure abonnementen aansmeren Ze zijn niet goed in het geven van opdrachten in zoekmachines Ze zijn niet goed in het interpreteren van de resultaten van zoekmachines Verslaving: dit is nog niet officieel een diagnose. Maar sommige kinderen kunnen problematisch internet- of gamegedrag vertonen. Vaak gaat dit gepaard met andere problematiek, zoals problemen binnen het gezin. Internetgebruik is dan vaak een symptoom van andere problemen.
Aanwezig op school én ook te bekijken of te downloaden via www.mijnkindonline.nl
Versie 16 april 2014 Pagina 7
2.4 Noodzaak van mediabegeleiding De noodzaak om kinderen te helpen mediawijs te worden, is mooi verwoord in het volgende citaat: ‘Het is een beetje te vergelijken met verkeer. Toen het verkeer steeds drukker werd, besloten wij dat verkeerslessen geen overbodige luxe waren. Nu de maatschappij is veranderd door de enorme toename van media-invloeden is het ook geen gek idee om kinderen in ieder geval uit te leggen waar de informatie vandaan komt en hoe zij de bronnen en inhoud kunnen beoordelen.’ (door Bamber Delver, Stichting Kinderconsument op www.kinderconsument.nl) In de publicaties over kinderen en het gebruik van nieuwe media is de insteek overwegend positief. Het gaat er niet om leerlingen van alles te verbieden en af te schermen, maar om hen mediawijs te maken, zodat de kinderen zelf hun weg vinden en bewust, kritisch en actief deel kunnen nemen. Dat heeft meer effect op langere termijn dan alleen beschermen. Hier ligt een taak voor de ouders, die hun kinderen wegwijs kunnen maken op het web, uitleg kunnen geven en grenzen kunnen stellen aan de tijdsduur van het mediagebruik en online sociaal gedrag. Ook de school draagt verantwoordelijkheid, omdat kinderen ook daar in aanraking komen met nieuwe media. Steeds meer worden de lessen en toetsen gereguleerd met elektronische leeromgevingen en werken leerlingen zelfstandig aan opdrachten waarvoor ze internet nodig hebben. In de lessen gebruiken leerkrachten bovendien steeds vaker websites, online filmpjes of Google Earth. Op sommige scholen worden mediacoaches aangesteld.
2.5 Bruikbare kennis voor beleid Beleid en kennis over mediawijsheid staat in Nederland volop in de belangstelling. De noodzaak ervan wordt steeds meer onderkend. Er zijn echter nog vrijwel geen scholen met een overkoepelende visie op mediawijsheid, laat staan een concrete vertaling daarvan naar de praktijk. Er zijn daarom ook nog geen duidelijke leerlijnen, het beschikbare lesmateriaal (zie bijv. www.medialessen.nl) vertoont nog weinig samenhang en het is niet duidelijk hoe mediawijsheid moet worden getoetst. Dat gegeven heeft geleid tot de oprichting van het Expertisecentrum Mediawijsheid: Mediawijzer.net. Deze netwerkorganisatie verbindt alle organisaties die zich bezighouden met mediawijsheid en initieert nieuwe initiatieven. Het online loket van het Expertisecentrum is de website www.mediawijzer.net.
Om scholen te helpen bij het vormen van beleid, heeft dit expertisecentrum een Mediawijsheid Competentiemodel ontwikkeld. Het model omschrijft niveaus en taken voor kinderen in groep 1/2, groep 3/4, 5/6 en 7/8. Het beschrijft ook competentieniveaus voor leerkrachten. De competenties zijn onderverdeeld in vier rubrieken: begrip, gebruik, communicatie en strategie. In afbeelding 1 worden deze rubrieken kort beschreven. Het uitbreide model en de competenties zijn opgenomen als bijlage ( IV en V).
Versie 16 april 2014 Pagina 8
Begrip B1: Inzicht hebben in de medialisering van de samenleving. Mediawijs is: meebeleven, meedenken en meepraten over dit onderwerp. B2: Begrijpen hoe media gemaakt worden B3: zien hoe media de werkelijkheid kleuren, tot een eigen oordeel kunnen komen Gebruik G1: Apparaten, software en toepassingen gebruiken, gezonde houding t.o.v. gebruik G2: Oriënteren binnen mediaomgevingen Communicatie C1: Informatie vinden en verwerken C2: Content creëren, functioneel en aansprekend om je boodschap optimaal over te brengen C3: Participeren in sociale netwerken, eigen doelstellingen nastreven én oog hebben voor de belangen van anderen Strategie S1: Reflecteren op eigen mediagebruik. Media zijn altijd middelen om persoonlijke, sociale, professionele en maatschappelijke doelen te realiseren. S2: Doel realiseren met media Afbeelding 1: Mediawijsheid competentiemodel
Versie 16 april 2014 Pagina 9
3. Mediawijsheid op de Walter Gillijnsschool 3.1 Visie 4 De focus van Jenaplan-onderwijs is in een artikel als volgt verwoord: ‘we willen ondernemende mensen die kunnen plannen en samenwerken, mensen die iets kunnen creëren en dat kunnen presenteren. Ze moeten na kunnen denken over hun inbreng, kunnen reflecteren en ze moeten verantwoordelijkheid kunnen dragen’. 5
Een aanknopingspunt voor de vertaling van nieuwe media in Jenaplan-onderwijs is gedaan door Kennisnet . Deze organisatie heeft een model ontwikkeld: 21th. Century Skills waarin acht vaardigheden staan beschreven die belangrijk zijn om te leven en te werken in een wereld vol techniek. De zeven Jenaplan-essenties vallen hier grotendeels mee samen:
Ondernemen: door het inschakelen van nieuwe media kan een grote doelgroep worden bereikt, afnemers worden gevonden, geld bijeen worden gebracht (bijvoorbeeld via crownfundig) en geïnteresseerden op de hoogte worden gehouden over de ontwikkelingen. Plannen: oftewel ‘organiseren’. Diverse programma’s zijn behulpzaam bij het samen werken aan opdrachten en het delen van informatie. Samenwerken: nieuwe netwerken als tegenhanger van individualisering, samenwerken op afstand via Skype, communicatie ondersteunt samenwerking, goed leren overbrengen van informatie. Creëren: bundelen van kennis en ideeën. Bijvoorbeeld via Pinterest, Skypen met deskundigen, werk aan informatievaardigheden en bespreek thema’s als bronnen en zoektermen, mindmappen. Presenteren: nieuwe media kunnen de inhoud en vorm van prestentaties verrijken, zoals een groepsblog, je digitale identiteit beheren op social media, je relatie met jezelf onderhouden en de rest van de wereld laten zien. Reflecteren: laten zien wat je geleerd hebt, dat proces kritisch bekijken. Houdt bijvoorbeeld een online portfolio bij, maak een video bij een werkstuk, las een media-vrije week in en bespreek met elkaar wat dit doet (reflectie). Verantwoordelijkheid dragen: leerlingen zelfstandigheid en kritisch bewustzijn bijgebrengen in het gebruik van computers en nieuwe media.
De WGS onderkent de noodzaak tot het leren van deze vaardigheden en wil haar leerlingen deze vaardigheden en competenties meegeven. Mediawijsheid wordt daartoe geïntegreerd in het leerprogramma. De WGS wil de zelfstandigheid van kinderen ten aanzien van de schaduwzijden van het internet al jong ontwikkelen. Dat is nodig, omdat ze op diverse plaatsen (niet alleen op school) waarschijnlijk vrij toegang tot internet hebben. Hier ligt uiteraard ook een taak van de ouders, maar de school ziet het als een belangrijk leerdoel dat ze op school mee moeten krijgen. Het principe dat ieder kind uniek is, met eigen grenzen waar het gaat om raakbaarheid door deze schaduwzijden, is ook bij de ontwikkeling van mediawijsheid een belangrijke overweging. De school trekt een duidelijke grens ten aanzien van wat zij toelaatbaar vindt op de WGS. Daarbinnen moeten kinderen kunnen leren waar hun eigen grens ligt. Ze moeten zelfbewust worden op dit vlak, en ook weerbaar, dus een actie ondernemen als ze merken dat ze iets niet prettig vinden. Praten over dit onderwerp in de klas, aangeven welke acties je kunt nemen, dat hoort allemaal bij mediawijs worden. Hier ligt een parallel met de Kanjertraining. 3.2 Doelstelling De WGS wil leerlingen vaardigheden en competenties leren ontwikkelen op de vier rubrieken zoals die zijn omschreven door het Expertisecentrum Mediawijsheid : 4 5
begrip gebruik communicatie strategie
Zie bijlage III, Jenaplan-essenties 2.0 door Merel Beunk. Kennisnet: de publieke ict-begeleiding voor het onderwijs
Versie 16 april 2014 Pagina 10
De WGS wil daarnaast zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende (kwalitatief en kwantitatief) praktische randvoorwaarden.
3.3 Uitgangspunten Bij het opstellen en het uitvoeren van het beleid hanteert de school steeds de volgende uitgangspunten:
De school, de leerlingen, het team van leerkrachten en de directeur, zijn verantwoordelijkheid voor de veiligheid op het gebied van internetgebruik op school. Het gebruik van de computer en nieuwe media is altijd gekoppeld aan onderwijsdoelen. De WGS zet toepassingen via computer en nieuwe media in als dit de beste optie is t.a.v. een leerdoel. Andere leervormen blijven evenzeer in beeld. De WGS ziet de ontwikkeling van deze vaardigheden en competenties als een onderwerp dat voortdurend aandacht behoeft, daarom is dit verweven in het totale onderwijsaanbod (Learning on the job)
3.4 De huidige situatie De SKBG hanteert de volgende afspraken voor de scholen die bij deze stichting zijn aangesloten: per zes kinderen één pc één pc voor het digibord gebruik van filters gebruik van gemeenschappelijke server De computers worden momenteel ingezet voor de volgende activiteiten: inoefenen/verwerken van leerstof en/of vaardigheden (van leerspelletjes in de onderbouw tot en met oefenen van spelling en rekenen in de bovenbouw) informatie vergaren op het internet presentaties van werkstukken (powerpoint, prezi) kinderen gebruiken computers/internet bij organisatie van activiteiten voor verjaardagkringen in de bovenbouw. Stamgroepleiders gebruiken frequent het digibord voor instructies van lessen. In de bovenbouw wordt tijdens het thema ‘communicatie’ aandacht besteed aan mediawijsheid. Onderwerpen die aan bod komen, zijn: veilig internetten, cyberpesten, mensen die zich anders voordoen dan ze zijn, communicatie omtrent (mogelijk) nare ervaringen. Naast deze verankering in het onderwijsprogramma is het in onze Jenaplanschool gebruikelijk dat in kringgesprekken ook de actualiteit aan de orde komt. Misstanden rond internetgebruik behoren hier ook toe. Voor het computergebruik gelden de volgende afspraken: Computers worden alleen ingezet voor educatieve programma’s Tijdens de (middag)pauzes worden geen computers gebruikt Presentaties met gebruik van computer en internet worden alleen aan de hele groep gepresenteerd als de betrokken stamgroepleiding dit van tevoren heeft gezien en goedgekeurd. Op dit moment is niet bekend over welke vaardigheden leerlingen en leerkrachten beschikken.
3.5 Ontwikkelingen
Versie 16 april 2014 Pagina 11
ICT De huidige server is traag en het computernetwerk is sterk verouderd. In de werkgroep ICT binnen het SKBG-verband worden binnenkort beslissingen genomen over de overgang naar een nieuwe netwerkbeheerder en het installeren van een nieuwe, snellere server. Binnen deze ontwikkeling valt ook de overgang naar draadloos internet. De vernieuwing van het computernetwerk kan plaatsvinden vanaf juli 2014. Als team zullen we ons gaan oriënteren op het werken met tablets om hiermee de instructies efficiënter te maken. Wereldoriëntatie/Cultuur met Kwaliteit In de veranderingsplannen van de school ligt de focus op het verder ontwikkelen van het vakgebied wereldoriëntatie, met speciale aandacht voor het koppelen van kunstzinnige disciplines aan de thema’s die bij wereldoriëntatie aan de orde zijn. Om dit mogelijk te maken, is het nodig dat voor het vak wereldoriëntatie meer tijd beschikbaar komt. Om dat mogelijk te maken, wil de school internet-toepassingen nog meer inzetten op het gebied van lezen, taal en rekenen
3.6 Acties Om de doelstelling te bereiken, wil de WGS de volgende acties ondernemen:
Ontwikkelen van vaardigheden en competenties bij leerlingen en leerkrachten volgens het model van het Expertisecentrum Mediawijsheid. Scheppen van randvoorwaarden die nodig zijn voor deze ontwikkeling (nog intensiever) waarborgen van een veilig gebruik van nieuwe media onderzoek doen naar inzetten van tablets voor de instructiemomenten
Onderstaande actiepunten worden opgenomen in het schoolondernemingsplan van 2014-2018.
3.6.1 Ontwikkelen van vaardigheden en competenties Allereerst zal het model moeten worden aangepast aan de leerdoelen en de situatie van de WGS. Wil de school bepaalde accenten aanbrengen? Welke leerdoelen wil de WGS het eerst bereiken? Vervolgens zal een praktische invulling moeten worden gegeven aan de doelen die in dit model staan. Die zijn nu nog vrij globaal, zoals (kind groep 5/6) ‘merkt het intensieve gebruik en dynamische karakter van nieuwe media op en heeft besef van de impact daarvan op de leefwereld van mensen’. Deels wordt misschien ook al invulling gegeven aan de competenties via de huidige lessen en gebruik van media. Bepaald zou moeten worden wat nog verder nodig is. Dit zou bijvoorbeeld per bouw kunnen worden opgepakt.
Versie 16 april 2014 Pagina 12
3.6.2 Scheppen van randvoorwaarden Hard- en software Goed kunnen leren omgaan met nieuwe media vraagt ook om het kunnen werken onder goede omstandigheden. Zo zouden voldoende pc’s aanwezig moeten zijn, toegang tot programma’s en toepassingen die kinderen nodig hebben en een goed functionerend netwerk. Leerkrachten met kennis van zaken Kinderen hebben ook leerkrachten nodig die voldoende kennis over het onderwerp hebben en hen kunnen helpen bij de meest voorkomende problemen, hen liefst ook wegwijs kunnen maken in dat deel van het medialandschap dat zij nog niet kennen. Daarvoor is het nodig dat leerkrachten een bepaalde basiskennis hebben over werking van de pc, maar ook thuis zijn in toepassingen of voorbeelden kunnen aandragen over hoe anderen te werk zijn gegaan. Lacunes in kennis bij leerkrachten zou in beeld kunnen worden gebracht en bekeken hoe deze geslecht kunnen worden. Borgen van de veiligheid Een laatste randvoorwaarde betreft het, waar nodig, nog intensiever borgen van een veilig internetgebruik. In de bijlagen I en II is deze randvoorwaarde verder uitgewerkt, onder meer in het Protocol Nieuwe Media.
Versie 16 april 2014 Pagina 13
4. Plan van aanpak (nog verder in te vullen door Henk en Jasmijn) 4.1 Inleiding 4.2 Acties Bijvoorbeeld: Actie Aanpassen model naar situatie WGS Bespreken in team Actiepunten toevoegen aan management overeenkomst Verzendklaar voor MR Inbrengen in MR
Door wie Team Mediawijsheid Henk en Jasmijn Henk
Gereed 27 maart 2014 14 april 2014 15 april 2014
Jasmijn en Henk Henk
16 april 2014 23 april 2014
Implementatie model
Start september 2014
4.3 Organisatie Veel acties zijn al toegewezen aan personen, het gaat hier om de continuering van het beleid. Hierin zou je kunnen beschrijven: -
Wie is verantwoordelijk Wie zorgt voor de ontwikkeling en implementatie van het beleid (bijvoorbeeld een team nieuwe media) Welke rol heeft de ict-coördinator Wie volgt het onderwerp gedurende het jaar en zorgt voor tussentijdse oplossingen als die nodig zijn (eerste aanspreekpunt binnen het team) of neemt actie als zich een kans voordoet. Evaluaties van beleid Eventueel ook frequenties
4.4 Communicatie (voorbeeld van wat zou kunnen)
Over de ontwikkeling van het beleid en de implementatie wordt gecommuniceerd met:
leerkrachten: zij geven mede vorm aan het beleid en voeren het uit. Een aantal leerkrachten neemt deel aan het Nieuwe Media Team. Het beleid wordt jaarlijks geëvalueerd met het team. leerlingen: de leerlingen worden betrokken bij de ontwikkelingen van de yurls. Ook worden zij betrokken bij de ontwikkeling van het protocol (vanaf een bepaalde groep? Is dit haalbaar voor team?) ouders: de uitgangspunten van het beleid worden voorgelegd aan de MR. Alle ouders worden op de hoogte gesteld van het beleid en eventuele onderdelen die belangrijk zijn, zoals het Protocol. Dit gebeurt via de nieuwsbrief. Hoe is de relatie met de MR?
4.5 Planning
4.6 Budgettering en financiering
Versie 16 april 2014 Pagina 14
Bijlagen I: Borging veiligheid Nieuwe Media II: Protocol Nieuwe Media WGS III: Achtergronden IV: Competentiemodel leerlingen V: Competentiemodel leerkrachten
Versie 16 april 2014 Pagina 15
Bijlage I Borging veiligheid Nieuwe Media 1. Uitgangspunten 1.1 Afspraken over de toegang tot nieuwe media Om de zelfstandigheid te ontwikkelen, zal de toegankelijkheid tot internet niet volledig afgeschermd worden. Om de veiligheid te borgen, zullen in de onderbouw en in de middenbouw beperkingen aan de toegankelijkheid worden gesteld. In de bovenbouw werkt de WGS met een pedagogisch filter: gebaseerd op normen en waarden passend bij deze school en geborgd door begeleiding, toezicht en voorlichting. Onderbouw:
Toegang tot het gehele internet. Pedagogisch filter: internetgebruik alleen onder toezicht van een leerkracht.
Middenbouw:
Toegang tot het gehele internet. Pedagogisch filter: internetgebruik alleen onder toezicht van een leerkracht
Bovenbouw:
Toegang tot het gehele internet Pedagogisch filter: internetgebruik alleen onder toezicht van een leerkracht
1.2 Vastleggen waarden en normen wat de inhoud van nieuwe media
Informatieve sites: geen seks, geweld, racisme e.d., tenzij dit nodig is voor bepaalde leerdoelen (in de bovenbouw). 6 Films en tv: hiervoor gelden de normen zoals die zijn gesteld door Kijkwijzer Spelletjes: spelletjes kunnen alleen gespeeld worden als dit gekoppeld is aan een leerdoel. Voor zover het niet7 online games zijn, gelden de normen zoals gesteld door het PEGI . Voor online-games is nog geen classificering opgesteld. Tot dan beoordelen de leerkrachten of de spelletjes binnen de normen en waarden van de school passen. Uitgangspunten: geen geweld, seks, racisme, e.d. Videoclips: geen clips met beelden van geweld, seks, racisme of (op andere wijze) respectloos
1.3 Afspraken over toezicht op gebruik van nieuwe media
6 7
De computers staan zodanig in het lokaal opgesteld dat de leerkracht altijd over de schouder van de leerlingen kan meekijken. Geen gebruik van nieuwe media zonder toezicht: er moet dus altijd een leerkracht in het lokaal aanwezig zijn als kinderen internet gebruiken. Omdat er altijd toezicht van een leerkracht moet zijn, mogen kinderen ook niet hun eigen apparaten gebruiken op een andere plek dan in de klas (dus niet op het plein of een andere plek in school). Gebruik in de klas mag ook alleen als de leerkracht daarvoor toestemming geeft, bijvoorbeeld in het kader van een project. Geen aankopen door leerlingen. De ICT-coördinator kan accounts controleren op ongeoorloofd gebruik.
Classificatie van geschiktheid van films naar leeftijd Pan European Game Information: classificatie van geschiktheid van games naar leeftijd
Versie 16 april 2014 Pagina 16
1.4 Afspraken over het gebruik van sociale media
Geen gebruik van e-mail en sociale netwerken door leerlingen. Dit is slechts bij uitzondering toegestaan, na toestemming van leerkracht, bijvoorbeeld als onderdeel van een project en dan altijd onder begeleiding van een leerkracht. Kinderen mogen dan nooit persoonlijke gegevens doorgeven. Geen ongewenste uitingen (beledigingen, schuttingtaal). Geen contact op social media tussen leerlingen en leerkrachten. Leerkrachten zijn zich bij het gebruik van social media (ook als het om privégebruik gaat) bewust van hun (voorbeeld)functie. De WGS gebruikt social media niet om te communiceren over zaken die leerlingen betreffen. Dit gebeurt via direct contact, mail of telefoon (misschien een beetje overbodig).
1.5 Afspraken over de tijd die leerlingen doorbrengen voor een scherm De WGS is bekend met de adviezen omtrent het maximaal aantal uren dat kinderen per dag voor een scherm zouden mogen zitten (tv, pc, tablet e.d.) Met de ontwikkeling van tabletonderwijs, moeten we hier kritisch naar gaan kijken.
4-6 jaar: 10 á 15 minuten per keer, max. 1 uur per dag 6-8 jaar: max. 30 minuten per keer, max. 1 uur per dag 8-10 jaar: max. 1 á 1,5 uur per dag 10-12 jaar: max. 2 uur per dag Ouder dan 12 jaar: max. 3 uur per dag
1.6 Ontwikkelen van kritisch bewustzijn Om dit te ontwikkelen, worden diverse instrumenten ingezet:
Bewustwording van de schaduwzijden door middel van klassengesprekken, bijvoorbeeld gecombineerd met onderdelen van de Kanjertraining Toepassen van lespakketten, voorlichtingsprogramma’s Kennis laten maken met positieve kanten van nieuwe media (handige en/of leuke toepassingen), zodat er iets in de plaats kan komen van, mogelijk, negatief gebruik.
1.6 Leren verwerken van informatie Dit punt komt aan bod bij de competenties en vaardigheden die nodig zijn voor het gebruik van nieuwe media en wordt nog verder uitgewerkt.
2. Als het toch misgaat Het kan voorkomen dat, ondanks de hiervoor genoemde maatregelen, er toch iets gebeurt dat niet de bedoeling is. Hoe dan te handelen?
Kinderen die iets vervelends hebben meegemaakt, in of buiten schooltijd, zijn altijd welkom bij de leerkracht of de vertrouwenspersoon om hun ervaring te delen. We leren ze om, zo mogelijk, een afdruk te maken, wat ondersteunend kan zijn bij de verdere hulp. We leren ze dat het (in nagenoeg alle gevallen) niet hun schuld is dat ze hiermee in aanraking zijn gekomen. Ouders die van hun kinderen te horen krijgen over internetgebruik dat niet wenselijk is, vragen we om hierover zo snel mogelijk contact op te nemen met de leerkracht. De leerkracht zal proberen te achterhalen wat er is gebeurt. Hierover, en over de stappen die vervolgens genomen zijn, koppelt de leerkracht altijd terug naar deze ouder.
Versie 16 april 2014 Pagina 17
Leerkrachten die signaleren dat het internet niet op de juiste wijze is gebruikt, proberen te achterhalen welke kinderen erbij betrokken zijn, om welke inhoud (beelden bijvoorbeeld) het gaat en wat het effect kan zijn. Vervolgens gaat deze leerkracht in gesprek met deze kinderen (of de hele klas). Bekeken wordt ook waarom kinderen dit doen en hoe het in de toekomst is te voorkomen. De leerkracht schat ook in of de ouders van deze groep kinderen op de hoogte moet worden gebracht. Ook wordt beoordeeld of aan het gebruik van internet consequenties voor (enkele van) de betrokken kinderen heeft. Alle incidenten worden centraal verzameld om gebruik van media te kunnen evalueren en aanvullende maatregelen te treffen. Voor handhaving: als kinderen over de grens gaan, zijn de consequenties een gesprek met directie. Bij herhaling is de consequentie een gesprek met ouders en directie en tijdelijk uitgesloten van internet.
3. Protocol Nieuwe Media De hiervoor genoemde afspraken zijn samengevat in het protocol Nieuwe Media (zie bijlage II). Iedereen die betrokken is bij de school weten dat het protocol bestaat en wat er in staat. Niet alleen de leerkrachten, het ondersteunend personeel en de leerlingen, maar ook de ouders moeten hiervan op de hoogte zijn. De leerlingen bespreken het protocol ieder jaar in hun stamgroep. Ook aanpassingen worden met hen besproken.
Versie 16 april 2014 Pagina 18
Bijlage II PROTOCOL NIEUWE MEDIA WGS Omdat de school, televisie, video en internetfaciliteiten heeft, kunnen er beelden en programma's de school binnenkomen die wij ongeschikt achten voor leerlingen. Te denken valt aan bepaalde uitingen van geweld, seks en racisme. Met name door de gemakkelijke toegang tot internet, is het risico van het binnenhalen van disrespectvol en ongewenst materiaal groot. De school staat op het standpunt dat ongewenste uitingen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen, zonder de leerlingen alle verantwoordelijkheid uit handen te nemen. De school ziet een mogelijkheid om leerlingen, onder begeleiding, eigen verantwoordelijkheid bij te brengen. Het omgaan met internet wordt op zich, als leerpunt binnen de school gezien. Wij kiezen voor wat betreft het gebruik van internet dus voor het “pedagogisch” filter. De school confronteert kinderen niet bewust met bovengenoemde uitingen. De leerkrachten zullen leerlingen aanspreken op ongewenst (surf, chat en e-mail) gedrag. Het personeel gebruikt internet vooral voor onderwijsdoeleinden. Op school geldt voor al het personeel, dat het niet is toegestaan, sites op te roepen rond de thema’s geweld, seks en racisme welke niet aansluiten bij de pedagogische opdracht van de school. Schoolafspraken De leerkracht bevordert het verantwoordelijkheidsgevoel bij leerlingen door de toegang tot internet en videobeelden te begeleiden; In de school is het gebruik van mobiele telefoons, mp3 spelers en aanverwante apparatuur niet toegestaan; De leerkracht stelt kinderen niet bewust bloot aan videobeelden van geweld, seks en racisme, die geen opvoedkundige bedoeling hebben (uitzondering is bijvoorbeeld het school tv weekjournaal voor groep 7 en 8, waarin oorlogssituaties worden behandeld); Bij het vertonen van videofilms en TV programma’s wordt de Kijkwijzer in acht genomen. De school ziet het als opvoedkundige taak om kinderen ervan bewust te maken waarom bepaalde uitingen niet door de beugel kunnen; De school probeert zo veel mogelijk te voorkomen dat ongewenste uitingen de school binnenkomen; Leerlingen mogen niet onbeperkt en onbelemmerd internetten; personeel van de school kijkt als het ware ‘over de schouder mee'; Internetten gebeurt niet zonder een leerkracht in de nabijheid; De school probeert de leerlingen bij te brengen welke zoekopdrachten wel en welke niet relevant zijn bij het zoeken naar informatie op internet; Chatten wordt slechts bij uitzondering toegestaan (bijvoorbeeld als onderdeel van een project). Ook bij het surfen op internet, bij e-mailgebruik en in het geval van chatten door kinderen is het beleid van kracht. Daarbij geldt dat het bewust zoeken van ongewenste uitingen en het gebruiken van schuttingtaal als storend wordt opgevat en dus consequenties voor de leerling heeft; Het is medewerkers van school niet toegestaan met leerlingen, buiten schooltijd te chatten; De ICT coördinator kan accounts van gebruikers inzien in verband met het beheren van het netwerk. Desgewenst kan hij accounts controleren op ongewenst gebruik van de computer; Bij het publiceren van fotomateriaal van kinderen in schoolsituaties zijn we zorgvuldig. Belangrijk vinden we dat we een representatief beeld geven van de situatie bij ons op school en dat recht wordt gedaan aan de integriteit van elk individu; Op school is een regeling afgesproken hoe ouders bezwaar kunnen maken tegen het plaatsten van foto’s in schoolpublicaties: brochures, schoolgids, schoolwebsite; Als zich onregelmatigheden voordoen, wordt dit altijd gemeld bij de ICT coördinator. Deze houdt hiervan een logboek bij. Op deze wijze krijgen we inzicht in het verkeerd gebruik van internettoepassingen. Afspraken met leerlingen Geef nooit persoonlijke informatie door op internet zoals namen, adressen en telefoonnummers zonder toestemming van de leerkracht; Bezoek geen websites die niet aan de fatsoensnorm voldoen; Vertel het meteen aan de leerkracht als je informatie tegenkomt waardoor je je niet prettig voelt of waarvan je weet dat het niet hoort. Houd je je aan die afspraken dan is het niet jouw schuld dat je zulke informatie tegenkomt; Leg nooit verdere contacten vanuit school met iemand, zonder toestemming van je leerkracht; Verstuur bij e-mail berichten nooit foto's van jezelf of van anderen zonder toestemming van de leerkracht;
Versie 16 april 2014 Pagina 19
Beantwoord nooit e-mail waarbij je je niet prettig voelt of waar dingen in staan waarvan je weet dat het niet hoort, het is niet jouw schuld dat je zulke berichten krijgt; Verstuur ook zelf dergelijke mail niet; Spreek van tevoren met je leerkracht af wat je op internet wilt gaan doen; Je mag geen aankopen doen via internetgebruik op school; Wanneer je via internet- e-mail of chat gepest wordt, vertel dit dan aan je ouders, leerkracht of de vertrouwenspersoon van de school, net zoals bij andere problemen. Zorg, als het lukt, voor een afdruk van de pagina(‘s).
Versie 16 april 2014 Pagina 20
Bijlage III Achtergronden Deze bijlage geeft een korte samenvatting van drie recente publicaties over het onderwerp:
Handboek Mediawijsheid, door Freek Zwanenberg en Justine Pardoen, een uitgave van de Stichting Mijn Kind Online Inspiratieboek Sociale Media op de Basisschool, onder redactie van Remco Pijpers, een uitgave van de Stichting Mijn Kind Online Tijdsschrift Mensenkinderen: Jenaplan 2.0 over Mediawijsheid en ICT als middel en doel, jaargang 29, nummer 138, NJPV
Alle publicaties zijn in bezit van school. De eerste twee zijn ook te downloaden op www.mijnkindonline.nl
Handboek Mediawijsheid Kinderen en mediagebruik Internet is op dit moment het medium dat de meeste invloed heeft op de leefwereld en identiteit van kinderen. Ze gebruiken het ongeveer net zoveel als televisie, maar het verschil in omgang ermee is enorm. Het gebruik van televisie is passief. Internet nodigt uit tot actieve deelname. Ze zijn niet alleen consument, maar ook vaak producent. Internet ontwikkelt zich steeds verder als platform voor zelfexpressie en communicatie. Online kun je:
Jezelf presenteren: hoe je wilt overkomen, bepaal je zelf in bijvoorbeeld profielpagina’s, maar ook op filmpjes die je deelt via Youtube. Je kunt ook een andere identiteit aannemen, bijvoorbeeld in virtuele werelden. Beide zijn effectieve methodes voor kinderen om te achterhalen wat leeftijdgenoten van hen verwachten. Communiceren: via chatten, reageren op profielen en gezamenlijke missies uitvoeren in online-games. De inhoud is meestal ondergeschikt aan het feit dát er gecommuniceerd wordt. ‘Ik communiceer, dus ik besta’. Vriendschappen onderhouden: via internet kun je veel meer vriendschappen onderhouden dan normaal. Volwassenen kijken anders aan tegen dit soort vriendschappen. Je zou kinderen kunnen leren betekenis te geven aan verschillende soorten vriendschappen. Informatie delen: kinderen en jongeren groeperen zich in duizenden online gemeenschappen, op basis van gemeenschappelijk interesses. Via die gemeenschappen kun je ervaringen delen, oplossingen voor problemen vragen, tips geven, enz. Liefde, verliefdheid en seks: veel kinderen en jongeren beleven hun eerste liefdes en seksuele ervaringen op internet. Afspraakjes maken en contact houden met je geliefde via internet en telefoon is heel gewoon. Seksuele ontwikkeling verloopt ook deels via internet. Ze komen vroeg in aanraking met porno en er wordt geëxperimenteerd met cyber-seks.
Schaduwzijden van internet
Internet is een gecompliceerd medium met veel gezichten. Behalve vrijheid, blijheid kent het ook haat, agressie en bedrog. Kinderen begrijpen vaak nog niet zo goed wat dat inhoudt en hoe ze er het beste mee om kunnen gaan.
Versie 16 april 2014 Pagina 21
Scheldpartijen en bedreigingen: op internet wordt sneller gescholden. Kinderen en jongeren zijn mentaal nog onvoldoende ontwikkeld om zich in te leven in anderen, waardoor ze zich vaak niet realiseren wat de impact van hun reacties zijn. ‘Zo was het niet bedoeld’. Oplichterij en bedrog: accounts kunnen bijvoorbeeld gehackt worden. Iemand anders, soms iemand die je kent, kan op die manier bijvoorbeeld akelige berichten over je versturen. Online pesten: bijvoorbeeld het sturen van anonieme dreigmails, schelden op fora en profielen, publiceren van compromitterende foto’s, publiceren van iemands telefoonnummer voor seksafspraken. De online anonimiteit heeft een ont remmende functie, waardoor online pesten vaak veel verder gaat dan ‘in real life’. Bij sociale kinderen werkt het vaak andersom: hun sociale leven vaart wel bij hun internetactiviteiten. Seks en geweld: Kinderen kunnen ongevraagd in aanraking komen met gewelddadige beelden of hardcore porno. Met name voor jonge kinderen kan dit schokkend zijn en de kans dat ze ermee te maken krijgen is bijna 10%. Voorbeelden: pubers die interesse hebben in onsmakelijke beelden (bijvoorbeeld onthoofdingen) die echt hebben plaatsgevonden, kleine kinderen kunnen snel op pornosites terechtkomen (op sommige kindersites staan zelfs links die aangeklikt kunnen worden, of een fout in een URL kan een ongeschikte site opleveren) bepaalde trefwoorden leiden kinderen naar ongewenste sites (poesje bv.), via spelletjessites kunnen kinderen spelletjes spelen die minder geschikt zijn dan ze op het eerste gezicht lijken, jongeren kunnen gechanteerd worden met hun eigen webcam beelden (bijvoorbeeld naaktbeelden). Digitale sporen en privacy-problemen: online communicatie leidt automatisch tot het achterlaten van digitale sporen. Rare foto’s op uit de hand gelopen feestjes kunnen blijven opduiken, veel persoonlijke informatie is via het web te achterhalen, zoals je adres. Jongeren beredeneren soms zo: hoe meer je prijs geeft, hoe meer je te vertrouwen bent. Ze moeten leren dat hier ook misbruik van gemaakt kan worden. Informatieverwerking: Kinderen blijken niet zulke grote internet-tovenaars te zijn als sommige mensen denken: Ze lezen niet wat er staat Ze missen belangrijke aanwijzingen Ze hebben moeite met het doorgronden van de structuur van websites Ze zien vaak het verschil niet tussen reclame en feitelijke informatie Ze trappen in commerciële valkuilen en laten zich dure abonnementen aansmeren Ze zijn niet goed in het geven van opdrachten in zoekmachines Ze zijn niet goed in het interpreteren van de resultaten van zoekmachines Verslaving: dit is nog niet officieel een diagnose. Maar sommige kinderen kunnen problematisch internet- of gamegedrag vertonen. Vaak gaat dit gepaard met andere problematiek, zoals problemen binnen het gezin. Internetgebruik is dan vaak een symptoom van andere problemen.
Noodzaak van mediabegeleiding Kinderen moeten leren omgaan met deze schaduwzijden. Ze moeten boodschappen leren oppikken uit informatie. Het duurt waarschijnlijk niet lang meer dat steeds meer kinderen een eigen telefoon zullen hebben waardoor ze voor hun internetactiviteiten niet meer afhankelijk zijn van de pc en dus ook niet altijd ‘onder toezicht staan’. Media worden voor kinderen steeds belangrijker, terwijl de media tegelijkertijd steeds complexer wordt. Opvoeders moeten dat proces goed begeleiden. Allereerst ligt hier een taak voor de ouders, die hun kinderen wegwijs kunnen maken op het web, uitleg kunnen geven bij televisieprogramma’s en grenzen kunnen stellen aan de tijdsduur van het mediagebruik en online sociaal gedrag. Maar ook school draagt verantwoordelijkheid, want kinderen bevinden zich ook daar in een mediaomgeving.
Wezenlijke media-aspecten
Versie 16 april 2014 Pagina 22
Techniek: beheersing van technische (computer)vaardigheden die nodig zijn om zelf mediaproducties te kunnen maken en te participeren in sociale netwerken, Tekstverwerken, diapresentaties geven, spreadsheets maken, gebruik maken zoekmachines Creativiteit: het inzetten van media voor artistieke expressie en creatieve omgang met media voor participatie en innovatie Analyse: kennis over de werking en invloed van media in het algemeen, en het zelf kunnen interpreteren van mediaboodschappen Reflectie: bewust zijn van de eigen houding en gedrag tegenover anderen via media, maar ook van de waarde van burgerrechten als privacy en vrijheid van meningsuiting, en morele kwesties als online pesten en tolerantie. Bepalen van je eigen grenzen.
Je kunt voor je eigen school bekijken hoeveel aandacht je voor ieder aspect wilt hebben. Je kunt ook voor verschillende bouwen of leeftijdsjaren afzonderlijke doelen stellen. Je hoeft niet naar een gelijkwaardige verdeling te streven, maar ook kiezen om een accent te leggen op één van de aspecten.
Integratie in het onderwijs Mediawijsheid als:
Apart vak, in het basisonderwijs bijvoorbeeld in een themaweek of regelmatig terugkerend project Onderdeel van burgerschapsvorming, bijvoorbeeld van een vak ‘maatschappijleer’ ‘extra’, als aspect dat doorlopend aandacht krijgt
Tips: -
-
Start een werkgroep Ontwikkel een eigen leerlijn 1. Welke visie heeft de school voor ogen 2. Welke klassen moeten mediawijsheid krijgen 3. Welke docent gaat hier aandacht aan geven 4. Moeten docenten worden bijgeschoold, hoe? 5. Hoeveel extra tijd en geld zijn nodig voor implementatie? Betrek leerlingen erbij (leerlingenraad) Maak docenten mediawijs Maak van de mediatheek een medialab, bv.studio om te kunnen filmen, foto’s bewerken Geef de mediathecaris de rol van mediacoach Stel gedragsregels op en zorg voor handhaving ervan Zoek nieuw lesmateriaal en breid bestaande lessen uit Communiceer met de ouders Zorg er ook voor dat de schoolsite mediawijs is
Inspiratieboek sociale media op de basisschool Mogelijke doelstellingen van een school
Schoolprofilering: profilering van de eigen school, bijvoorbeeld voor het werven van nieuwe leerlingen of leerkrachten. Professionalisering: informatie uitwisselen met andere professionals en organisaties en ontwikkeling van leerkrachten. Contactbevordering: contact tussen school en ouders. Onderwijsondersteuning: sociale media gebruiken in de klas (als ondersteuning voor het primaire proces).
Versie 16 april 2014 Pagina 23
Motivatie gebruik sociale media bij onderwijsondersteuning
Meer aansluiten bij de leefwereld van kinderen De lesstof verrijken met verschillende media Aansluiten bij zoveel mogelijk verschillende leerstijlen, zodat leerlingen aangesproken worden op een manier die bij hen past Interactie binnen het klaslokaal bevorderen (leerkracht met leerlingen en leerlingen onderling) Tijd- en plaats onafhankelijk leren mogelijk maken (flipping the classroom) Faciliteren van ‘kennisconstructie’ (onderzoekend leren, ervaringsleren) Bewust aandacht besteden aan de vier mediawijsheids-aspecten: techniek, analyse, creatie en reflectie (zie samenvatting handboek) Inhoud geven aan het vak ‘burgerschap’ door leerlingen te laten ervaren hoe ze digitaal een positieve bijdrage kunnen leveren aan de samenleving.
Stappenplan implementatie van sociale media in het onderwijs 1. 2.
Stel prioriteiten: welke doelen wil je het eerst bereiken? Pragmatische ordening: kies op basis van haalbaarheid op de korte termijn Principiële ordening: kies op basis van de visie of missie van de school Kies je mediastrategie: welke services (programma’s en diensten) ga je inzetten? Veel mogelijkheden! Hoe doen andere scholen dit? Wat doet je doelgroep nu op internet? En ouders? En leerkrachten? 3. Kies je boodschap: welk verhaal wil je vertellen en hoe? Zorg voor consistentie. 4. Wie moeten erbij betrokken worden: Hoeveel tijd is nodig? Wie kan het doen? 5. Kies successen: sta stil bij wat er goed gaat 6. Evaluatiemomenten. Wat gaat goed/niet goed? Wat gaan we veranderen? Wat is het volgende doel dat we willen bereiken?
Mensenkinderen Artikel jonge kinderen en nieuwe media (tegengeluiden), door Kees Both (pagina 20) Onkritisch gebruik van ICT-mogelijkheden in de school zijn net zo slecht als het onkritisch afwijzen daarvan. Argumenten die een rol kunnen spelen om nieuwe media te introduceren:
Je sluit aan bij de belevingswereld van huidige kinderen (‘zij leren anders’). Die verandering mag je niet negeren. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen met de ontwikkeling van ‘digitale geletterdheid’, anders ‘missen kinderen de boot’. Sommige kinderen krijgen thuis niet of weinig kans om deze vaardigheden te ontwikkelen. Het draagt bij aan de innerlijke verrijking van de wereld van kinderen en de taalontwikkeling De computer ontlast de leerkracht doordat kinderen er zelfstandig op kunnen werken.
Ontkrachting van deze argumenten:
Versie 16 april 2014 Pagina 24
Voorbereiden op iets is niet hetzelfde als ‘vroeg meedoen’. De school moet kinderen voorbereiden op een samenleving met hightech. Dat betekent nog niet automatisch dat kinderen op school deze apparaten ook allemaal moeten kunnen bedienen. ICT kan leerdoelen ook in de weg zitten. Bouwen met blokken draagt bijvoorbeeld meer bij aan het ruimtelijk begrip dan diverse programma’s en leert de zwaartekracht. Hoe krachtiger de werktuigen die mensen moeten gebruiken, hoe meer levenservaring en innerlijke kracht mensen moeten hebben voor een wijs gebruik ervan (zelfdiscipline, empathie e.d.) Voor jonge kinderen is beweging basaal voor hun ontwikkeling en leren. Bewegen, tasten, manipuleren. Veelvuldig werken met computers draagt daar niets aan bij. De snelheid en hoeveelheid informatie via internet levert stress op, kost veel energie. De waarnemingsstijl kan veranderen in zeer selectief en oppervlakkig. Las in ieder geval regelmatig een pauze in. Effect van vervreemding van de tastbare werkelijkheid.
Tips:
Beperk het computergebruik bij kinderen tot 7 jaar Zorg voor een evenwichtig dieet aan activiteiten: het gebruik van media moet in balans zijn met ervaringen in de buitenwereld. De vorm (werkvorm, leermiddel e.d.) is dienstbaar aan de pedagogische en didactische bedoeling. Laat de computer geen doel in zichzelf worden.
Jenaplan-essenties 2.0, door Merel Beunk Jenplanonderwijs hoort traditioneel tot vernieuwend onderwijs. Kan de inzet van nieuwe media tot een nieuwe impuls zorgen? Merel Beunk pleit voor de aanvulling van extra Jenaplan-essentie: de mediawijsheid. De focus van het Jenaplanonderwijs: ‘we willen ondernemende mensen, die kunnen plannen en samenwerken, mensen die iets kunnen creëren en dat kunnen presenteren. Ze moeten na kunnen denken over hun inbreng, kunnen reflecteren en ze moeten verantwoordelijkheid kunnen dragen’. Kennisnet heeft een model ontwikkeld: 21st. Century Skills. Dit model beschrijft 8 vaardigheden om te leven en werken in een wereld vol technologie. De 7 Jenaplan-essenties vallen hiermee grotendeels samen.
Ondernemen: een aantal voorbeelden (zie het handboek) laat zien dat deze vaardigheid m.b.v. internet goed ontwikkeld kan worden. Plannen: oftewel ‘organiseren’. Diverse programma’s zijn behulpzaam bij het samen werken aan opdrachten en informatie delen. Samenwerken: nieuwe netwerken als tegenhanger van individualisering, samenwerken op afstand via Skype, communicatie ondersteunt samenwerking, leer vooral het goed overbrengen van informatie Creëren: bundelen van kennis en ideeën. Bijvoorbeeld via Pinterest, Skypen met deskundigen, werk aan informatievaardigheden en bespreek thema’s als bronnen en zoektermen, mindmappen Presenteren: nieuwe media kunnen de inhoud en vorm van prestentaties verrijken, groepsblog, je digitale identiteit beheren op social media, je relatie met jezelf en de rest van de wereld Reflecteren: laat zien wat je geleerd hebt en bekijk dat proces kritisch. Houdt bijvoorbeeld een online portfolio bij, maak een video bij een werkstuk, las een media-vrije week in en bespreek met elkaar wat dit doet (reflectie).
Tips:
Blijf op de hoogte van ontwikkelingen en goed tools, bijvoorbeeld via Kennisnet, Mijn Kind Online en Mediawijzer.net Kinderen moeten ervaren hoe ze mediaprikkels kunnen beteugelen. Probeer hen zelf bewust te kunnen laten kiezen voor bezinning en natuurbeleving en zich niet te laten leiden door de media. Naast media inzetten als middel, is mediawijsheid een op zichzelf staand doel.
Versie 16 april 2014 Pagina 25
Competentie-model voor mediawijsheid, door Merel Beunk Samenvatting van het Mediawijsheid Competentie-model van Mediawijzer.nl, ontwikkeld voor het basisonderwijs. Het model omschrijft niveaus en taken voor kinderen in groep ½, ¾, groep 5/6 en 7/8. Het beschrijft ook competentieniveaus voor leerkrachten. De competenties zijn onderverdeeld in vier rubrieken: begrip, gebruik, communicatie en strategie. Het model en de competenties voor leerlingen en docenten zijn te downloaden. Begrip -
B1: Inzicht hebben in de medialisering van de samenleving. Mediawijs is: meebeleven, meedenken en meepraten over dit onderwerp. B2: Begrijpen hoe media gemaakt worden B3: zien hoe media de werkelijkheid kleuren, tot een eigen oordeel kunnen komen
Gebruik -
G1: Apparaten, software en toepassingen gebruiken, gezonde houding t.o.v. gebruik G2: Oriënteren binnen mediaomgevingen
Communicatie -
C1: Informatie vinden en verwerken C2: Content creëren, functioneel en aansprekend om je boodschap optimaal over te brengen C3: Participeren in sociale netwerken, streef eigen doelstellingen na, maar heb ook oog voor de belangen van anderen
Strategie -
S1: Reflecteren op eigen mediagebruik. Media zijn altijd middelen om persoonlijke, sociale, professionele en maatschappelijke doelen te realiseren. S2: Doel realiseren met media
Versie 16 april 2014 Pagina 26