Instituut voor Media en Informatie Management
Mediawijs in het basisonderwijs. Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Afstudeerscriptie
Laura van de Kruijs
Praktijkbegeleider:
Dr. A. ten Brummelhuis, Kennisnet Ict op school
Docenten:
Mevr. A. Klein en mevr. A. Veen
13 augustus 2007
Voorwoord Voor u ligt het stuk 'Mediawijs in het basisonderwijs. Spelend wijs met Mijn MediaWereld?' dat ik in het kader van mijn afstudeerscriptie van de studie Media- en InformatieManagement aan de Hogeschool van Amsterdam heb geschreven. Toen het moment aanbrak om een keuze te maken voor een afstudeeronderwerp kwam in een gesprek met mijn coach van de HvA, dhr. J. Nijboer, al snel het onderwerp 'media-educatie' naar voren. Sinds mijn oudste kind naar de basisschool gaat, ben ik actief in de schoolbibliotheek en op deze manier zijdelings betrokken bij dit onderwerp. Op zoek naar een organisatie om mee samen te werken voor mijn scriptie kwam ik uit bij Kennisnet Ict op school. Ik informeerde of wij op het gebied van mediawijsheid iets voor elkaar konden betekenen en dr. A. ten Brummelhuis (programmamanager Monitoring & Analyse) kwam met het idee om het Amerikaanse programma My Pop Studio als inspiratiebron voor een nieuw te ontwerpen programma op dit gebied te gebruiken. Dhr. R. Pijpers, specialist Kind en Media van KPN en hoofdredacteur van mijnkindonline.nl, had dit idee geopperd op zijn weblog en dr. Ten Brummelhuis vroeg of ik mogelijkheden zag in dit programma. Ik zag inderdaad dat My Pop Studio een mooie inspiratiebron zou kunnen zijn en na uitvoerig literatuuronderzoek heb ik dit programma dan ook bewerkt naar een versie die voor Nederlandse kinderen geschikt zou kunnen zijn. Omdat de geschiktheid vast te kunnen stellen was het belangrijk een pilot te houden onder een aantal basisscholen om te testen of deze 'nieuwe' manier van kennisoverdracht geschikt is voor de doelgroep. In deze afstudeerscriptie vindt u dan ook een literatuuronderzoek, beschrijvingen van het nieuwe programma Mijn MediaWereld en van de opzet van de pilot en een rapportage van de belangrijkste uitkomsten van deze pilot. Een meer uitvoerige analyse van de pilot resultaten t.b.v. Kennisnet Ict op school volgt in het najaar. De doelgroep van deze afstudeerscriptie zijn alle mensen die geïnteresseerd zijn in het onderwerp, waaronder ouders, directeuren, ict-coördinatoren en leerkrachten in het basisonderwijs, Pabo-opleiders en aanbieders van (educatieve) mediaproducten. Mijn dank gaat uit naar dr. A. ten Brummelhuis, dhr. R. Teeuwen en dhr. R. de Jong van Kennisnet Ict op school die mij begeleid hebben bij deze afstudeerscriptie. Zij hebben mij met hun continue stroom informatie en onmiddellijke reactie bij een vraag enorm gesteund en gestimuleerd, waarvoor hartelijk dank. Ook wil ik alle deskundigen bedanken die me op verschillende momenten in het onderzoek hebben geholpen: dhr. R. Pijpers, dr. E. Kuiper, Vrije Universiteit, Fac. Psychologie en Pedagogiek, afd. Onderwijspedagogiek en Opvoedingsfilosofie, dhr. B.G. Doornekamp, data-analist en alle medewerkers van Kennisnet Ict op school die me met raad en daad hebben bijgestaan. Daarnaast gaat mijn dank uit naar mijn begeleidster van de Hogeschool van Amsterdam, A. Klein, voor haar ondersteuning. Natuurlijk wil ik ook alle leerlingen, leerkrachten en ouders bedanken die mee hebben gedaan aan de pilots. Zonder hen was deze afstudeerscriptie niet tot stand gekomen. Als laatste wil ik mijn familie bedanken, die me heeft moeten missen terwijl ik bezig was met deze scriptie.
Inhoud Samenvatting Summery
1 3
1.
Inleiding
7
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.3.4. 2.4. 2.4.1. 2.4.2. 2.4.3. 2.5. 2.5.1. 2.5.2. 2.5.3. 2.5.4. 2.5.5. 2.5.6. 2.5.7. 2.6. 2.6.1. 2.6.2. 2.7.
Literatuuronderzoek Mediawijsheid Doelgroepen Het ‘nieuwe leren’ Vaardigheden van mediawijsheid Zoektechnieken op internet Veilig mediagebruik Verschillende mediaprogramma’s Leerlingen Huidig mediagebruik Verschil jongens en meisjes Kenniswens Leraren Huidige mediagebruik Kennisinschatting Kenniswens Kennisnoodzaak Mediacoaches De rol van Pabo’s De rol van het schoolmanagement Ouders Huidige kennisniveau Rol van ouders Conclusie literatuuronderzoek
9 10 10 12 12 13 15 16 16 17 18 18 18 19 19 19 20 20 21 21 22 23 23
3. 3.1. 3.1.1. 3.1.2. 3.1.3. 3.2. 3.3. 3.4. 3.6. 3.7. 3.8.
Mijn MediaWereld Inhoud Mijn MediaWereld My Pop Studio Diploma Veilig Internet FFZoeken Registreren en inloggen Muziek Wereld Digitale Wereld Auteursrechten mediagebruik Mijn MediaWereld Tijdpad ontwikkeling Mijn MediaWereld Samenwerking
25 25 25 27 28 28 30 32 35 36 36
4. Pilot 4.1. Uitvoering pilot 4.1.1. Opzet
37 37 37
4.1.2. 4.1.3. 4.1.4. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.5.1. 4.5.2. 4.5.3. 4.6.
Inhoud pilot Rol leerkrachten Rol ouders Tijdpad Vragenlijsten Observatie Evaluatie pilot Vragenlijsten Tijdpad Observaties Incentive
38 38 38 38 39 40 40 40 40 41 42
5. 5.1. 5.1.1. 5.1.2. 5.2. 5.2.1. 5.2.2. 5.3. 5.3.1. 5.3.2. 5.4.
Rapportage Leerlingen Rapportage voormeting Rapportage nameting Leerkrachten Rapportage voormeting leerkrachten Rapportage nameting leerkrachten Ouders Rapportage voormeting ouders Rapportage nameting ouders Deskundigen
43 43 43 44 45 45 46 46 47 48 48
6.
Conclusie en aanbevelingen
51
7.
Reflectie
55
Literatuurlijst Bijlage I Multimediaprogramma’s Bijlage II Externe linken in Mijn MediaWereld Bijlage III Funda en indeling scholen Bijlage IV Voorbeeldbrief aan scholen Bijlage V Survey Monkey vragenlijsten voor- en nameting leerlingen. Bijlage VI Checklist observatie Bijlage VII Puntensysteem MultiTaskSpel en Tabel 1 Bijlage VIII Tabel 2 Overzicht deelnemers pilot Bijlage IX Soorten vragen leerlingenvragenlijst Bijlage X Tabel 3 Totaalscore per school gehele pilot Bijlage XI Tabel 4 Beoordeling leerlingen Mijn MediaWereld Bijlage XII Uitkomsten IVO-onderzoek leerkrachten en ouders Bijlage XIII Tabel 5 Deelnemende scholen thusipilot Bijlage XIV Commentaar enkele ouders op Mijn MediaWereld
56 61 62 63 64 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
1
Samenvatting Kinderen komen op jonge leeftijd in aanraking met allerlei soorten media. Ze internetten, chatten, MSN-en, gamen, bellen, kijken televisie en soms doen ze dit allemaal tegelijkertijd. Maar zijn deze kinderen omdat ze gebruik maken van al deze media nu meteen ook mediawijs, d.w.z. voorbereid om zich op dit gebied te kunnen handhaven in de kennismaatschappij? Deze scriptie omvat de ontwikkeling van en het onderzoek naar een nieuw mediavaardigheidsprogramma, Mijn MediaWereld genaamd. Dit programma is geïnspireerd op het Amerikaanse programma My Pop Studio en heeft als doel kinderen met alle mogelijkheden die de verschillende soorten media bieden in contact te laten komen en ze bewust te laten worden van de eventuele valkuilen die aan mediagebruik gerelateerd zijn. De scriptie omvat twee probleemstellingen. Probleemstelling 1: Op welke manier moet het Amerikaanse programma My Pop Studio aangepast worden zodat leerlingen van de groepen 6, 7 en 8 van het basisonderwijs zich na gebruik van dit nieuwe programma beter kunnen handhaven in de kennismaatschappij? Probleemstelling 2: Op welke manier kan de pilot onder een aantal scholen voor het basisonderwijs en bij een aantal kinderen thuis het beste uitgevoerd worden? In het eerste gedeelte van de scriptie staat een overzicht van wat er tot nu toe bekend is over mediawijsheid in het basisonderwijs. Kinderen spelen vanaf een jaar of 9 thuis veel met media. Ze zoeken dingen op via internet, communiceren en gebruiken media ter ontspanning, waarbij de nadruk ligt op het zelf actief maken en aanbieden. Kinderen hebben de technische vaardigheden in het gebruik van media wel onder de knie, maar mediawijsheid gaat verder dan het bedienen van de knoppen: het houdt in dat kinderen kritisch media kunnen analyseren, interpreteren en contextualiseren. Naast kritische zoekvaardigheden en het kunnen omgaan met ict-tools zijn de vaardigheden voor veilig internetgebruik, zoals digitaal pesten en gezond internetgebruik, zoals een goede houding belangrijk. Leren is niet meer voorbehouden aan school en niet meer eenzijdig aan kennisoverdracht van de leraar. De rol van de leerkracht verandert in die van begeleider. Een leerkracht die ict op een vakbekwame manier kan inzetten bij het lesgeven, kan de kwaliteit van het onderwijs laten stijgen: leerlingen leren meer, sneller, met meer plezier en voelen zichzelf succesvoller. Dit hangt samen met de nieuwe manier waarop kinderen leren: de nadruk ligt op het vergroten van de persoonlijke vermogens zoals kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. Om deze rol van begeleider te kunnen vervullen zal een leerkracht een minimale kennis van ict moeten hebben. Hierbij is een belangrijke taak weggelegd voor het schoolmanagement. Zij zullen ict als speerpunt moeten opnemen in hun beleid. Een andere optie is het aanstellen van mediacoaches. Maar voor de toekomstige generatie leerkrachten ligt de taak bij de Pabo’s. Zij zullen een ict-beleid moeten ontwikkelen, zodat de nieuwe leerkrachten goed opgeleid zijn op dit gebied. Omdat kinderen thuis het meest met media werken ligt voor de ouders hier ook een rol weggelegd. Zij zouden kunnen meedoen of meekijken en erover praten, zodat duidelijk wordt waar de interesses van een kind liggen en waarom.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
2
In het tweede deel van mijn scriptie volgt een beschrijving van het nieuwe programma Mijn MediaWereld, dat ik gemaakt heb naar aanleiding van het bovengenoemde literatuuronderzoek. Dit programma is geïnspireerd op My Pop Studio met daarbij aanvullingen van andere mediaprogramma's. Probleemstelling 1 wordt in dit deel behandeld waarbij ik uitga van de volgende deelvragen: welke onderdelen van My Pop Studio wil ik gebruiken en welke onderdelen op het gebied van zoektechnieken, veiligen gezond mediagebruik en technische tools wil ik toevoegen? Ik heb een selectie van twee Werelden gemaakt uit My Pop Studio, met een aantal bijbehorende spellen. Hieraan heb ik de bovengenoemde items op het gebied van zoektechnieken en veiligen gezond internetgebruik en technische hulpmiddelen toegevoegd. Per onderdeel is beschreven of en zo ja, op welke manier Mijn MediaWereld afwijkt van My Pop Studio en wat de doelstelling is van elk onderdeel. In deel drie volgt een beschrijving van de pilot die gehouden is in Almere onder een aantal basisscholen. Hierbij is uitgegaan van de volgende deelvragen van de tweede probleemstelling: welke scholen doen mee en op welke manier worden de kinderen getest? Deze vragen worden beantwoord na economisch-demografisch onderzoek in de gemeente Almere. Via Funda, huizenverkoop, kun je zien hoe hoog de huizenprijzen in een (deel van de) wijk zijn en per huis kun je ook de inkomsten van de omliggende bewoners bekijken. Op deze manier is een indeling gemaakt in drie economische categorieën: laag-midden-hoog. Er zijn twee pilots: een school- en thuispilot met ieder twee scholen uit elke categorie. De kinderen werden getest d.m.v. door mij opgestelde digitale vragenlijsten en d.m.v. observatie bij scholen. Iedere groep deelnemers, i.e. leerlingen (school- en thuispilot), leerkrachten (schoolpilot) en ouders (thuispilot) kreeg twee vragenlijsten om in te vullen: een nulmeting en een nameting. De nulmeting van de leerlingen omvatte een synoniemenlijst om de taalvaardigheid van elke leerling te meten en een test over de mediakennis. De nameting bevatte alleen deze laatste mediatest. Op die manier kan getest worden of de kennis /manier van omgaan met media van een leerling na afloop van de pilot is toegenomen en kan de effectiviteit van Mijn MediaWereld vastgesteld worden. De eerste vragenlijst van de leerkrachten en van de ouders ging vooral over de manier waarop zij vooraf met media omgingen en de nameting over hoe ze met Mijn Mediawereld hadden gewerkt en hun oordeel erover. Tijdens de observatie werd duidelijk hoe kinderen met Mijn MediaWereld werkten en welke problemen ze tegenkwamen. Deel vier bestaat uit de voorlopige rapportage. Uit deze rapportage blijkt dat leerlingen die met het programma gewerkt hebben significant hoger scoren in de 2e vragenlijst dan in de eerste. Naar de oorzaak van deze toename van kennis/manier van omgaan met media moet nog verder onderzoek gedaan worden. Dit onderzoek t.b.v. Kennisnet Ict op school volgt in het najaar. Uit de rapportage van de leerkrachten en ouders komt veel informatie naar boven over de manier van omgaan met media. Ook werd naar de mening gevraagd over Mijn MediaWereld: leerlingen vonden het een leuk programma omdat ze denken er veel van geleerd te hebben en omdat ze de spellen leuk vonden. De leerkrachten vonden het ook een geschikt programma; de meningen van de ouders liepen erg uiteen.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
3
De voorlopige conclusie in het hoofdstuk Conclusies en aanbevelingen is dat werken met Mijn MediaWereld een positief resultaat oplevert maar dat de reden daarvoor nog niet bekend is. Hier zal gedetailleerder onderzoek naar gedaan moeten worden. Een andere conclusie is dat Mijn Mediawereld niet voldoende zelfsturend is. Het is aan te bevelen om het programma in een bepaalde lesvorm aan leerkrachten aan te bieden zodat zij het programma in het curriculum kunnen opnemen. Verder lijkt het tijdstip waarop de pilot gehouden is niet ideaal was en de tijdsduur niet voldoende, waardoor weinig deelnemers de volledige pilot hebben voltooid. Wat betreft de inhoud van Mijn MediaWereld zullen er aanpassingen gedaan moeten worden met name in het tekstgedeelte: sommige teksten zijn te moeilijk en te lang voor de doelgroep. Vandaar de algemene aanbeveling om een vervolgonderzoek in te stellen. Na uitvoerige analyse van de data kan het programma bijgesteld worden zodat het nog effectiever en geschikter voor de doelgroep is. Vervolgens moet een handleiding geschreven worden voor de leerkrachten zodat zij het programma gedurende een langere periode in het curriculum kunnen opnemen. Daarna kan d.m.v. aangescherpte vragenlijsten een nieuwe pilot gedaan worden met meer scholen, op een beter tijdstip in het jaar en over een langere periode. Op deze manier kan de effectiviteit van Mijn MediaWereld als leermiddel om kinderen mediawijs te maken nog beter beoordeeld worden.
Summery Children start to use all kinds of media at a very young age. They play the Internet, use instant message, play an online game, talk on the cell-phone, watch TV and sometimes they do all of this at the same time. But you can ask yourself if children, just because they know how to push the buttons, also know how to use it correctly. Do they have enough media- and information skills to be ‘media literate’? Do they have enough skills to be prepared for a knowledge(-based) society? This essay includes the research and development of a new website inspired on an American site, called My Pop Studio. It’s goal is to get children into contact with all of the possibilities that all of the different kind of media offer and to make them aware of any possible pitfalls related to these media. This essay includes two research problems: Problem 1: In what way does the American website My Pop Studio have to be altered to make Dutch students in the upper grades of primary school more prepared for a knowledge(-based) society? Problem 2: Which is the best way for a pilot-research to be held amongst a number of primary schools and amongst a number of students at home? In the first part of the essay one will find a review of the outcomes of literature study on the subject of media literacy in primary school. Children play a lot with media at home from the age of 9 on. They search the Web for information, they communicate and they use media as diversion, with the emphasis on active use and making the content themselves. Children often have the technical skills to use media, but media literacy goes beyond pushing the buttons: they must have the competences to critically
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
4
analyze, interpret and contextualize these media. On top of the Web literacy skills and the knowledge of how to handle ICT-tools there are skills about safe use of the Internet, such as digital harassment, and sound use like a good posture, that are very important. Nowadays learning isn’t just reserved for school environment and not just for one-sided assignment from a teacher. The role of this teacher changes in that of conductor. A teacher that can efficiently handle ICT in lessons will tribute strongly to the quality standards of education. Students will learn more, faster and enjoy doing so and because of it feel more confident. This is linked up wit the new way of learning of students: the accent lies on enlarging the personal faculties as knowledge, insight, skills and attitude. A teacher must have a minimal level of ICT-knowledge in order to perform this role of conductor. School management will be a main partner in the above process. It will have to put forward ICT as a main issue in the core targets. Another option is the appointment of ‘mediacoaches’. But for the next generation of teachers the teacher educations are on strike. They will have to develop an ICT-policy so that new teachers will be well informed in this area. Because children mostly use mass-media at home, it’s obvious that parents should play a role too. They could play a game with their children and talk about it, so that they know what interests their child and why so. In the second part of this essay you will find a description of the new website, called Mijn MediaWereld, that I’ve made as a result of the above mentioned study. This website is inspired by My Pop Studio with some parts of other programs about media added. I attend to the first research problem in the following way: which elements of My Pop Studio am I going to use and what items in the field of searching techniques, safe– and healthy use of media are suitable to add? I have made a selection of two Werelden from My Pop Studio. I have added the above mentioned items and I have described if, and if so, in what way Mijn MediaWereld differs from My Pop Studio and also what is the goal of each item. In part three you will find a description of the pilot-research that was held in Almere among some primary schools. In this part I attend to the second research problem as follows: which schools participate and in how are the students tested? The schools are selected after economic research in the city of Almere. At the website of Funda, a site with all of the houses to be sold, you can see the selling price of houses in a certain quarter. And for every house you can look at the income-figures for the inhabitants around it. In this way I’ve made a division in three economic categories: low-middlehigh. There are two pilots: a school pilot and a pilot at home with each two schools from each category. The students are tested by digital surveys that I made and by observation in schools. Each group of participants, i.e. students (school pilot and pilot at home), teachers (school pilot) and parents (pilot at home) got two surveys to be filled in: a measuring before and after working with Mijn Mediawereld. The first survey contained a list with synonyms, so I’ll be able to measure the vocabulary of each student, and a test about media-knowledge. The second survey contained only the last test about media. In this way you can ascertain if the knowledge/way of handling media has increased and consequently the effectiveness of Mijn MediaWereld. The first survey of the teachers and the parents was mainly about how
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
5
they used media till that time and the second survey about how they worked with the website and what they thought of it. During observation I saw how students worked with the program and which problems they encountered. Part four is the provisional report. From this report it appears that students that have worked with Mijn MediaWereld scored significantly higher in the second survey in opposite to the first. Some further research has to be done to get to the cause of this result. This further research will be done in the fall this year on behalf of Kennisnet Ict op school. From the report a lot of information about the way teachers and parents regard mass-media showed itself. There was also a question about how the different participants mark the program: students liked the website because they think they learned a lot from it and because of the fun games. Teachers thought the program might well be useful and the opinion of parents varied a lot. The outcomes in chapter Conclusions and recommendations proceed from the literature study, the results of the pilots from the surveys and the observation and the comments of the experts. The provisional conclusion is that working with Mijn MediaWereld yields positive results but that the reason for that has to be ascertained. Another conclusion is that Mijn MediaWereld doesn’t work well without any guidance, especially for those students who have problems reading. It is therefore to be recommended that the website should have a kind of a manual to instruct the teachers so they can insert the program in the curriculum. It also appears that the point of time of the pilot was not ideal and the length of time not enough, so only a few dozen participants have completed the whole pilot. About the content of Mijn MediaWereld: some changes have to be done mainly in the textual part. Some of the texts are too difficult and too long for the students. Hence the general recommenddation for continuation of this research. After minute analysis of the data the program can be adjusted so it will be even more effective and useful for the students. Next a manual for the teachers has to be written so they can fit in Mijn MediaWereld in the curriculum. After that a new pilot can be hold using improved surveys among more schools, at a better point of time and during a longer period. In this way the effectiveness of Mijn MediaWereld as a tool to make students ‘media-literate’ can be even more precisely evaluated.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
6
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
1.
7
Inleiding
‘Wijsheid is geen bezit maar een doel waarnaar gestreefd kan worden, een proces dat nooit is afgerond’ (Raad voor Cultuur, 2005, p.19)
Om overeind te blijven in de snel veranderende samenleving waarin kennis steeds meer centraal staat, maar ook steeds sneller verouderd, zal een kind zijn hele leven lang moeten blijven leren. Het zal, om te kunnen functioneren in de kennismaatschappij van tegenwoordig, directe toegang moeten hebben tot die informatie (Raad voor Cultuur, 2005). Door de makkelijke en onmiddellijke toegang tot informatie via allerlei media en vooral via internet is dit ook mogelijk. Leren is dan ook niet meer voorbehouden aan school en niet meer eenzijdig aan kennisoverdracht van de leraar. Leren gebeurt tevens thuis, in openbare instellingen zoals Openbare Bibliotheken (Nijboer, 2006), culturele centra, buurthuizen, kortom alle openbare plekken waar kinderen samenkomen (Raad voor Cultuur, 2005). Kinderen leren op de manier die ze van huis uit en van jongs af aan gewend zijn, namelijk door met media te spelen. Zij zijn technisch erg vaardig in het omgaan met deze media, maar op sociaal gebied komen zij kennis te kort. Om goed en veilig gebruik te kunnen maken van multimedia hebben zij begeleiding nodig van leerkrachten en ouders. Kennisnet Ict op school houdt zich bezig met de ontwikkelingen op ict-gebied op scholen. Zij zijn erg geïnteresseerd in de manier waarop leerlingen, leerkrachten en ook ouders gebruik maken van ict. Een nieuw programma op het gebied van mediavaardigheden waarbij kinderen zelfstandig en actief bezig zijn met multimedia zou hen veel kunnen vertellen over de huidige manier van leren van kinderen op dit gebied. Doel van mijn afstudeerscriptie is dan ook om een mediawijsheidsprogramma te maken dat kinderen in de bovenbouw van het basisonderwijs leert op een goede, veilige en gezonde manier met multimedia om te gaan en om te onderzoeken in hoeverre dit gelukt is door een pilot uit te voeren. Het programma heet Mijn MediaWereld, is geïnspireerd op een Amerikaans mediavaardigheidsprogramma en aangepast aan de Nederlandse situatie. In deze afstudeerscriptie wil ik ingaan op de volgende twee probleemstellingen: Probleemstelling 1 Op welke manier moet het Amerikaanse programma My Pop Studio aangepast worden zodat leerlingen van de groepen 6, 7 en 8 van het basisonderwijs zich na gebruik van dit nieuwe programma beter kunnen handhaven in de kennismaatschappij? Hierbij ga ik uit van de volgende deelvragen: welke onderdelen van My Pop Studio wil ik gebruiken en welke onderdelen op het gebied van zoektechnieken, veilig- en gezond mediagebruik en technische tools wil ik toevoegen? Deze vragen beantwoord ik naar aanleiding van uitvoerig literatuuronderzoek. Probleemstelling 2 Op welke manier kan de pilot onder een aantal scholen voor het basisonderwijs en bij een aantal kinderen thuis het beste uitgevoerd worden?
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
8
Hierbij ga ik uit van de volgende deelvragen: welke scholen doen mee en op welke manier worden de kinderen getest? Deze vragen worden beantwoord na economischdemografisch onderzoek in de gemeente Almere. De kinderen worden getest d.m.v. door mij opgestelde vragenlijsten en d.m.v. observatie bij scholen. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde. Hoofdstuk 2 omvat een literatuuroverzicht over mediawijsheid in het basisonderwijs. Hier wordt ingegaan op wat onder mediawijsheid wordt verstaan en om welke doelgroepen het gaat. Er wordt aandacht besteed aan de vraag of het ‘nieuwe leren’ bijdraagt aan het verbeteren van de vaardigheden die nodig zijn om mediawijs te zijn. Ook de kennis die leerlingen, leerkrachten en ouders nu op het gebied van mediavaardigheid hebben wordt besproken, net als de vaardigheden die ze zouden moeten bezitten om echt mediawijs te zijn. De rol die Pabo's, mediacoaches en schoolleiders zouden kunnen vervullen wordt daarbij betrokken. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het door mij ontwikkelde mediavaardigheidsprogramma Mijn MediaWereld. Hoofdstuk 4 gaat in op de pilot die gedaan is op een aantal basisscholen in Almere en bij kinderen thuis. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de belangrijkste uitkomsten van deze pilot gepresenteerd in een rapportage. De scriptie eindigt met conclusies en aanbevelingen voor verdere aanpassingen in het programma en voor eventueel verder onderzoek. In het volgende hoofdstuk zal ik een overzicht geven van wat in de literatuur bekend is over mediawijsheid in het basisonderwijs.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
2.
9
Literatuuronderzoek Mediawijsheid ‘net generatie, Nintendo-generatie, generatie c of screenagers’
Kinderen komen op jonge leeftijd in aanraking met allerlei soorten media. Ze internetten, chatten, MSN-en, gamen, bellen, kijken televisie en soms doen ze dit allemaal tegelijkertijd. Maar hebben ze alle kennis in huis om op een verantwoorde manier met computers om te gaan, zowel in technisch als maatschappelijk opzicht? Zijn deze kinderen omdat ze gebruik maken van al deze media nu meteen ook mediawijs? Het begrip ‘mediawijs’, ook wel ict-geletterdheid, informatievaardigheden, ict-geletterdheid, e-vaardigheden genoemd, is gelanceerd door de Raad voor Cultuur in haar advies Mediawijsheid: de ontwikkeling van nieuw burgerschap (2005). De Raad geeft in navolging van de Unesco in 1999 de volgende definitie van ‘mediawijs’: ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld’ (p.2). De generatie van nu groeit op met ‘nieuwe’ media, zoals MSN en internet en ‘oude’ media, zoals Tv en tijdschriften, die op een nieuwe manier worden gebruikt (Hermes & Jansen, 2006). Zij gebruiken media vaak als bron van ontspanning, communicatie en informatie. Een groot verschil met een tiental jaren gelden, toen voornamelijk nog passief gebruik werd gemaakt van deze media, ligt nu vooral de nadruk op zelf media maken en aanbieden (Hermes & Jansen, 2006). De kinderen van nu maken een eigen website, zetten zelfgemaakte filmpjes op YouTube of op een kindervariant, Toyinima en ze zetten hun gegevens, vaak inclusief foto, op een profielsite zoals Sugababes en Hyves. Er is sinds kort ook een Wikikids op internet waar kinderen zelf informatie kunnen plaatsen. Ook een eigen weblog en een online fotoalbum zijn erg in op het moment, vooral bij meisjes (Hermes & Jansen, 2006; SCP, maart 2007). De technische vaardigheden van kinderen om met internet om te gaan zijn vaak goed, soms zelfs beter dan van volwassenen. Maar mediawijsheid gaat verder dan het bedienen van de knoppen: het houdt in dat kinderen kritisch media kunnen analyseren, interpreteren en contextualiseren. Ze zullen zich bij gebruik van media moeten afvragen wie iets gemaakt heeft, waarom het gemaakt is en waarom het op deze manier gemaakt is (Raad voor Cultuur, 2005; SCO-Kohnstamm Instituut, 2006a). Dit worden ook wel de ‘soft-skills’ van e-learning genoemd. Kinderen zullen moeten weten dat er bepaalde regels zijn in het gebruik van media en dat er risico’s aan kunnen zitten. Ook zullen zij, heel praktisch, moeten weten hoe je gezond bezig bent met media. Uit onderzoek blijkt dat er voor deze aspecten van mediagebruik geen of weinig aandacht is. Niet door ouders die naar de verantwoordelijkheid van scholen wijzen om hier aandacht aan te besteden en niet door scholen die naar ouders wijzen. Wetenschappers zijn verdeeld over hoe het onderwerp aangepakt moet worden. Sommige menen dat het zelfregulerende vermogen van kinderen om mediavaardig te worden voldoende is (Veen & Jacobs, november 2005) en zien dus helemaal geen probleem. Anderen zijn van mening dat vooral het kind van een jaar of 9 dat voor het
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
10
eerst op internet gaat surfen gewezen moet worden op de risico’s en regels, zodat er geen (vermijdbare) ongelukken gebeuren (Pardoen & Pijpers, 2006; Valkenburg, 2002). Het gaat bij mediawijsheid nadrukkelijk niet om het beschermen van een kind tegen ‘slechte’ media-invloeden, maar het gaat erom hen te sterken in hun gebruik van de media en hen bewust te laten worden van de mogelijkheden van de verschillende media (Raad voor Cultuur, 2005). Om die reden zou mediawijsheid binnen het onderwijs en ook in de thuissituatie besproken moeten worden. 2.1.
Doelgroepen
‘Leerlingen zoeken vaker in Google® naar informatie en knippen en plakken (delen van) de gevonden teksten in hun eigen werk, dan dat de docent haar/zijn machine opstart en Word® opent!’ (Onderwijsraad, 2003, p.37).
De voornaamste doelgroep van dit onderzoek is de groepen 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Deze groep kinderen gaat op een andere manier werken met multimedia: ze gaan voor het eerst zelf op onderzoek uit (Pardoen & Pijpers, 2002). Tot een jaar of 14 zijn kinderen op zijn kwetsbaarst op internet (idem). Een secundaire doelgroep vormt de leraren van deze groep kinderen. Het verschil tussen de individuele leerkrachten is enorm: de een vindt multimedia interessant en weet er alles van, de ander is digibeet en vindt het niet belangrijk om er goed mee te kunnen. Om een begeleidende rol op zicht te kunnen nemen zal een leerkracht in elk geval een minimale kennis moeten hebben van hoe multimedia werken, wat de mogelijkheden en de eventuele risico's ervan zijn (Raad voor Cultuur, 2005). De laatste doelgroep vormt de ouders. Door de stormachtige ontwikkeling van internet en de onbegrensde mogelijkheden van dit medium besteden kinderen thuis veel tijd aan multimedia, meer nog dan op school. Omdat heel veel informatie online beschikbaar is, vloeit hieruit voort dat kinderen niet alleen op school, maar ook steeds meer thuis leren. De begeleiding wat betreft informatie- en mediavaardigheden komt dan ook vaker bij ouders te liggen. In de volgende paragraaf zal ik de manier waarop kinderen op dit moment leren beschrijven. 2.2.
Het ‘nieuwe leren’
Het ‘nieuwe leren’/‘natuurlijk leren’ (APS), ‘zin in leren’ (CPS), ‘levensecht leren’ (Iederwijs), ‘authentiek leren’ en ‘samenwerkend leren’ (algemeen) en ‘e-learning’ (Europese Commissie)
Huidige manier van leren Het ‘nieuwe leren’ wordt momenteel gezien als alternatief voor de gebruikelijke klassikale kennisoverdracht. Dagelijks worden in de media discussies gevoerd tussen voor- en tegenstanders van het systeem, waarbij niet helemaal duidelijk is wat het nieuwe leren inhoudt. De term ‘nieuwe leren’ wordt vooral gebruikt als verzamelnaam
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
11
voor allerlei vernieuwingen (SCO-Kohnstamm Instituut, 2006b). Er wordt uitgegaan van een constructivistisch benadering van leren i.e. competentiegericht onderwijs, waarbij de nadruk ligt op het vergroten van de persoonlijke vermogens zoals kennis, inzicht, vaardigheden en attitude (idem; Onderwijsraad, 2003). W. Veen, hoogleraar Fac. Techniek, Bestuur en Management, sectie Didactiek en Onderwijsontwikkeling aan de Technische Universiteit Delft, beschrijft een aantal recente onderzoeken op het gebied van het 'nieuwe leren' (2006). De belangrijkste conclusies zijn: 1) de e-generatie is gewend aan 'multitasking' Kinderen kunnen chatten, muziek luisteren en telefoneren tegelijk (p.20). 2) ‘Twitch speed’ en niet-lineair denken Kinderen hebben een korte attentieperiode en willen dingen nu. Niet via handleidingen maar via e-mail/discussiegroepen doen kinderen kennis op (p.19). 3) de e-generatie heeft geleerd actief om te gaan met discontinue informatie Kinderen zijn in staat om al zappende drie of vier programma´s op Tv tegelijk te volgen. Ze gebruiken daarbij inzicht in structuren of systematiek in de opbouw van programma's (p.18). 4) zelfsturing geeft zelfvertrouwen Uit onderzoek is gebleken dat internet kinderen van nu de mogelijkheid biedt om zichzelf te ontwikkelen als onafhankelijk, zelfsturend individu (p.20). Veen trekt de conclusie dat de kloof tussen wat het onderwijs aanbiedt op het gebied van ict en wat de kinderen thuis allemaal doen met ict te groot is en dat het onderwijs aan deze toekomstige generatie drastisch moet wijzigen, zodat de optimale kennis van deze kinderen benut wordt. Om tegemoet te komen aan de manier van leren thuis zouden scholen andere leermiddelen moeten inzetten volgens Veen. Een voorbeeld van zo’n ander leermiddel is ‘serious games’ (Vergouwen, 2006; Slot, 2006). De voordelen De nieuwe manier van leren kan een aantal positieve aspecten hebben. Zo kan een kind in zijn eigen tempo werken aan een taak en hij kan zich op jonge leeftijd specialiseren. Er wordt bij deze manier van leren veel aandacht geschonken aan samenwerken. Ook leren leerlingen op jonge leeftijd plannen en ze leren verantwoordelijk te zijn voor hun eigen keuzes (Kennisnet Ict op school, 2006). Daarbij ziet een leerling meteen resultaat van wat hij doet door de koppeling aan het contextgericht werken (SCO-Kohnstamm Instituut, 2006b). Door te multitasken kunnen kinderen veel dingen tegelijk doen: ze krijgen dan veel meer informatie binnen dan als ze een ding tegelijk zouden doen (Veen, 2006). De bijdrage van ict aan de kwaliteitsverbetering van het onderwijs beperkt zich niet tot betere leerlingprestaties. Ict draagt ook bij aan meer gemotiveerde leerlingen en een grotere betrokkenheid van ouders bij huiswerk en school. Daarnaast kunnen leerkrachten beter rekening houden met verschillen tussen leerlingen (van den Berg, 2006), van wie de zelfwaardering toeneemt (ten Brummelhuis, 2006). Mede hierdoor kan voortijdig schoolverlaten teruggedrongen worden. Door een efficiëntere inrichting van het onderwijs kan de werkdruk van leerkrachten verminderen (idem). Het gebruik van ict bevordert ook het maken van nieuwe vrienden (Media Awarenesse Network, 2006).
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
12
De nadelen Het ‘nieuwe leren’ gaat uit van een aantal aannames die waarschijnlijk niet gelden voor alle leerlingen. Sommige kinderen hebben een groter verantwoordelijkheidsgevoel dan de ander. Daarnaast bestaat de kans dat een kind zich helemaal concentreert op zijn sterke punten, terwijl de zwakke punten onderbelicht blijven. Ook is een reële kans aanwezig dat doorgeschoten wordt in de doelstelling. Dit lijkt het geval te zijn op een aantal scholen voor voortgezet onderwijs. Om die reden is begin april 2007 door de staatssecretaris van Onderwijs, M. van Bijsterveld, besloten om de invoering van het ‘nieuwe leren’ op MBO-scholen uit te stellen tot nader onderzoek is gedaan. Ook is er een parlementaire commissie ingesteld onder leiding van PvdA-kamerlid Jeroen Dijsselbloem die de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen jaren onder de loep gaat nemen. De resultaten worden januari 2008 verwacht. Als laatste is er nog het gevaar van multitasken: het is de vraag of kinderen dit daadwerkelijk kunnen: er komt veel en oppervlakkige informatie tegelijkertijd op een kind af. Een kind moet tegen de afleiding kunnen. Na de ‘nieuwe’ manier van leren te hebben bekeken, komen nu de vaardigheden die een kind moet bezitten om mediavaardig te zijn aan de orde. 2.3.
Vaardigheden van mediawijsheid
‘Ik weet dat je niet mag knippen en plakken van een website, maar je mag de informatie wel overtypen!’ (meisje uit groep 6)
Er zijn een aantal vaardigheden die een kind moet bezitten om goed gebruik te kunnen maken van multimedia. Deze vaardigheden hebben te maken met goede zoektechnieken op internet en veilig- en gezond gebruik van media. 2.3.1.
Zoektechnieken op internet
Kinderen zien internet vaak als dé bron van informatie voor o.a. huiswerkopdrachten. Maar is de gevonden informatie wel valide en komt het van een betrouwbare bron? Daar maakt het gemiddelde kind zich niet druk over. Als hij maar wat heeft gevonden. Een leerkracht kan behoorlijk voor verrassingen komen te staan als een kind een werkstuk inlevert of een spreekbeurt houdt! Er zijn een aantal dingen waar een kind aandacht aan moet besteden voordat hij gaat zoeken op internet. Een goede zoektechniek bestaat uit een aantal stappen. De hieronder vermelde stappen lijken erg op de Big 6, een stappenplan dat specifiek voor het onderwijs is ontwikkeld (van Veen, 2005; Cohen de Lara, 2005). Dit stappenplan is een variant daarop, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan het creëren van nieuwe informatie en/of informatiebronnen (Kennisnet Ict op school, januari 2007). 1. Zoeken naar geschikte informatiebronnen. Uit onderzoek is gebleken dat het kiezen van zoekwoorden meestal nog wel lukt, maar dat het vinden van goede bronnen lastig is. 2. Juiste informatie selecteren.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
13
3. Inhoud interpreteren, d.w.z. beoordelen op kwaliteit, relevantie en bruikbaarheid. Dit houdt in dat een kind leert kritisch om te gaan met tekst en beelden. 4. Verwerken van de informatie. Als een kind na een kritische beoordeling van de bron informatie heeft gevonden, kan hij vervolgens kennis en inzicht ontwikkelen door het bijstellen, toepassen, ontwerpen of integreren van die informatie. 5. Creëren van nieuwe informatie en/of informatiebronnen. Aangezien een kind al vaak bezig is met leren door actief media te gebruiken, ligt het voor de hand dat daar in een schoolsituatie rekening mee gehouden wordt. 6. Verspreiden van informatie met aandacht voor: wat publiceer je, waar, waarom, voor wie, hoe lang, hoe zit het met copyrights etc. In deze stap zitten vaak risico’s verborgen op het gebied van privacy, auteurs- en portretrecht en plagiaat. Onlangs is E. Kuiper (Vrije Universiteit, Fac. Psychologie en Pedagogiek, afd. Onderwijspedagogiek en Opvoedingsfilosofie) gepromoveerd op dit onderwerp. Haar conclusies waren dat kinderen zonder duidelijk plan gaan zoeken, niet genoeg reflecteren op wat ze zoeken, op zoek gaan naar ‘het precies goede’ antwoord en niet flexibel (i.e. strategieën kunnen afwisselen) genoeg zijn om tot een goed zoekresultaat te komen (juni 2007a). 2.3.2.
Veilig mediagebruik
Naast ict-vaardigheden die gericht zijn op het goed zoeken en beoordelen van informatie zijn er nog een aantal sociale en maatschappelijke aspecten belangrijk om mediavaardig te worden. Netiquette Door de (fysieke) afstand van het ene kind tot de ander is het makkelijker om op internet andere fatsoensnormen te hanteren dan thuis of op school. Daarom zijn er regels opgesteld over hoe iedereen zich zou moeten gedragen op internet (Pardoen en Pijpers, 2006). Digitaal pesten Pesten is van alle dag, maar nu is er een nieuwe vorm bij gekomen: digitaal pesten. In het basisonderwijs zegt één op de drie kinderen zich niet veilig te voelen op internet en één op de vijf kinderen geeft aan dat hij minstens een keer per maand digitaal gepest wordt (Kennisnet Ict op school, 2006). Aangezien kinderen in het algemeen een veilige klas of leeromgeving nodig hebben om te kunnen leren is online pesten naast een maatschappelijk ook een schoolprobleem (idem). Auteursrecht Vaak wordt gezegd dat hedendaagse kinderen tot de ‘knip- en plakgeneratie’ behoren: zij zouden geen rekening houden met de context waaruit een stuk tekst is gehaald en zonder naamsvermelding stukken tekst of afbeeldingen en foto’s gebruiken. Dit probleem kan ondervangen worden door kinderen op een goede manier te leren hoe ze bronnen moeten vermelden en waarom. Een ander, omgekeerd, aspect is dat kinderen die zelf content op internet plaatsen, hier eigenaar van zijn. Niemand mag zonder hun toestemming afbeeldingen van hun site halen. Er is een organisatie opgericht, de Creative Commons Nederland waar artiesten en kunstenaars en dus ook
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
14
kunstenaars in spe, een Creative Commons Licentie kunnen aanvragen waarin precies staat hoe zij hun online werk willen beschermen (Hermes& Jansen, 2006). Veiligheid Op veel internetsites wordt naar persoonlijke gegevens gevraagd en kinderen zijn snel geneigd deze formulieren in te vullen, soms zelfs met de gegevens van hun ouders erbij. Kinderen moeten leren dat ze niet alle gegevens zomaar aan iedereen kunnen geven. Ze zouden bijvoorbeeld een tweede e-mailadres kunnen nemen, zodat spam op dit adres komt en dat je een ‘schoon’ e-mailadres overhoudt voor vrienden en familie. Een ander belangrijk veiligheidsaspect betreft de persoonlijke veiligheid. Als kinderen niet weten dat achter een nickname van een chatvriendje een volwassene verscholen kan zitten, kan dit gevaarlijk zijn op het moment dat ze een keer willen afspreken om elkaar te ontmoeten. Daarnaast moet een kind weten wat de gevolgen kunnen zijn als je je eigen foto op je profielsite zet. Deze foto is door iedereen toegankelijk en vrij te bewerken en dat is natuurlijk niet wat het kind wil. Een heel andere vorm van veiligheid heeft betrekking op de beveiliging van computers tegen hackers, virussen en spam. In principe is het de verantwoordelijkheid van de volwassene, in dit geval de leerkracht of ouders van het kind, om te zorgen voor een goed beveiligde computer. Daarnaast zijn er scholen en ouders die een filter op internet zetten om bepaalde sites af te schermen. Dit is voor jonge kinderen misschien nuttig, maar oudere kinderen kunnen deze filters vaak feilloos omzeilen. Manipulatie in de media De media kan op verschillende manieren grote invloed uitoefenen op een kind. Invloed van reclame Reclame is overal: op straat, in winkels en via internet ook in scholen. Het laatste nieuwe reclame-offensief duikt op in games, het zogenaamde in-game advertising: reclamemakers kunnen in internetgames inbreken met reclames (Mijn Kind Online, 2006). Ook advergames of ‘viral game’ (games waarin een reclame-artikel centraal staat) duiken steeds vaker op (de Bruijn, 21-04-07). Reclame is een verborgen verleider: tot een jaar of acht hebben kinderen nog geen idee van de boodschap van reclames. Vanaf acht jaar doorzien ze reclames wel, maar kunnen ze zich nog niet verweren tegen deze verleidelijke boodschappen. Door onderzoek is bewezen dat kinderen die veel televisiereclame zien, een materialistische houding hebben (Valkenburg, 2002). Via internet worden kinderen bestookt met banners of pop-ups met hetzelfde resultaat. Ook muziek kan een sterke invloed hebben op het aankoopgedrag van kinderen. Vaak onbewust worden zij door de keuze van muziek aangezet tot het kopen van een bepaald product. Stereotypering in games en in Tv-films Het beeld dat in een e-game of op Tv wordt geschapen van vrouwen en culturele minderheden werkt versterkend op het denkbeeld van de speler/kijker. Door de
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
15
vrouwelijke en raciale stereotypes te gebruiken ontwikkel of versterk je het beeld dat (witte) mannen hebben van andere groepen in het gewone leven (Chan, 2005). Ook in muziekclips vinden we deze stereotypering terug. Manipulatie van foto’s Jonge kinderen zijn zich vaak niet bewust van de manipulatie die plaats vindt via beelden. Als zij een foto zien, denken zij dat die foto echt is. Kinderen vinden fotomodellen en hoe die eruit zien erg interessant en ze spiegelen zich eraan. Zij zijn zich er niet van bewust dat het fotomodel eerst uren bezig is met stylen en dat vervolgens met een retoucheerprogramma alle lichaamsdelen veranderd worden (Dove, 2006; Girlpower, 2006).
Voor bewerking 2.3.3.
Na bewerking
Gezond mediagebruik
Het onderdeel gezond mediagebruik heeft betrekking op ergonomische aspecten zoals houding, RSI en tijdsduur. Het is belangrijk dat een kind weet hoe zijn houding achter de computer moet zijn om klachten te voorkomen. Wat betreft RSI moet een kind weten hoe hij verstandig met de muis om moet gaan en welke ontspanningsoefeningen goed zijn om RSI te voorkomen. Het liefst zouden sommige kinderen de hele dag achter de Tv of computer zitten en een kleine groep doet dat ook. Misschien heeft zo’n kind niet eens in de gaten hoe lang het al bezig is. Daarom is het belangrijk dat een kind en zijn ouders inzicht krijgen in de tijd dat het bezig is met media (Valkenburg, 2002). 2.3.4.
Verschillende mediaprogramma’s
Verschillende organisaties, vooral binnen de cultuursector, hebben geprobeerd n.a.v. het advies van de Raad voor Cultuur projecten in het onderwijs te lanceren, maar zonder veel succes. De redenen hiervoor zijn divers. Het ontbreekt aan een leerlijn en een overkoepelende visie en er is onduidelijkheid over de inhoud van het begrip ‘mediawijsheid’. Daarnaast is er geen consensus over wat en hoe er geleerd moet worden en is Ict nog te veel een leerdoel en wordt het nog te veel gezien als middel om onderwijsprocessen te automatiseren (SCO-Kohnstamm Instituut, 2006a).
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
16
Er zijn een aantal programma’s ontwikkeld op het gebied van mediawijsheid. Deze programma’s verschillen allemaal van elkaar in doelstelling: de een wil kinderen de risico’s van mediagebruik leren, de ander de risico’s van reclame-invloeden, weer een ander richt zich op de techniek van media en weer andere zijn op kunst en cultuur gericht. Zie bijlage I op p.61 voor een overzicht van de verschillende programma’s en hun doelstelling. Nu duidelijk is welke vaardigheden kinderen moeten hebben op het gebied van media is het interessant om te kijken naar wat ze op dit moment daadwerkelijk kunnen. 2.4.
Leerlingen
‘ICT-toepassingen op school ervaren jongeren vaak als beperkt, niet uitdagend en verouderd.’ (Veen, 2006, p.19).
Kinderen maken op school anders gebruik van multimedia dan thuis. In deze paragraaf zal ik aangeven waar de overeenkomsten en verschillen zitten. Tevens ga ik in op wat kinderen willen weten van multimedia en wat ze zouden moeten weten om er op een effectieve en veilige manier gebruik van te kunnen maken. 2.4.1.
Huidig mediagebruik
Zoals prof. Veen in paragraaf 2 over het ‘nieuwe leren’ al concludeerde, is er veel verschil tussen wat de kinderen op school en thuis doen met multimedia. De informele activiteiten van de kinderen thuis met nieuwe media zijn heel anders en gaan veel verder dan het geformaliseerde gebruik van ict op school. Drie op de tien leerlingen vindt dat ze betere schoolprestaties leveren door gebruik te maken van internet. De meeste leerlingen vinden dan ook dat hun schoolprestaties niet lijden onder de tijd die ze op internet doorbrengen (Kennisnet Ict op school, 2006). Wat doen ze? Kinderen van 9 tot 12 jaar gebruiken op school gemiddeld vier keer per week educatieve programma’s. Ze gebruiken internet gemiddeld één keer per week om dingen op te zoeken voor een werkstuk. Soms gebruiken ze computers voor tekstverwerking of ter ondersteuning van zelfstandig werken. Ict wordt bijna nooit ingezet voor communicatie of samenwerking (Kennisnet Ict op school, 2006). Huiswerk e-mailen naar de leerkracht gebeurt sporadisch (Blauw Research, 2005). Thuis gebruiken kinderen educatieve programma’s en internet om informatie op te zoeken als huiswerk en om informatie over hun hobby op te zoeken. Ze gebruiken internet ook om te communiceren: MSN, chatbox, e-mail en een profielsite. Ter ontspanning gamen ze en ze maken zelf digitale media zoals een website of een wiki. Ze laden muziek van internet voor op hun iPod of MP3-tje. En ze kijken veel Tv. Uit recent onderzoek blijkt dat de technische vaardigheden van kinderen op de computer minder goed zijn dan men in het algemeen aanneemt (SCP, maart 2007). Dit onderzoek had plaats onder jongeren van 13 tot 18 jaar en hun ouders en de algemene conclusie was dat deze kinderen heel goed zijn in het omgaan met
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
17
makkelijke technische handelingen, zoals het omgaan met een zoekmachine, e-mail- of tekstverwerkingsprogramma’s, maar dat de moeilijke vaardigheden bijna altijd door vaders gedaan wordt (idem). Als deze conclusie getrokken kan worden voor kinderen in de leeftijdscategorie van 13-18 jaar, zal dit zeker gelden voor kinderen van 9-12 jaar. Hoelang werken ze? Hoe vaak kinderen op school met media werken is geheel afhankelijk van het beleid van de school en de kennis en interesse van de betreffende leerkracht. De tijd die een individuele leerling achter de computer zit is weer afhankelijk van de verhouding tussen het aantal leerlingen in de klas en het aantal computers dat beschikbaar is. Momenteel is er gemiddeld één computer per zeven kinderen beschikbaar (Kennisnet Ict op school, 2006). Thuis beschikken bijna alle kinderen in ons land over een computer (idem; SCP, maart 2007). Leerlingen uit groep 7 van het basisonderwijs zitten thuis gemiddeld 9 uur per week op internet (idem). Gemiddeld kijkt een kind tussen 6-12 jaar 126,4 minuten Tv per dag (St. Kijkonderzoek 2006). Het verschil in mediagebruik per kind thuis is erg groot. Veel hangt af van de houding van ouders t.o.v. dit gebruik (SCP, maart 2007). Waar werken ze? Kinderen werken in speciale computerruimtes, op de gang, in hoeken van de klas of in een mediatheek, geheel afhankelijk van de visie van de betreffende school en de beschikbare ruimte (Kennisnet Ict op school, 2006). Waar de doelgroep thuis werkt is niet bekend. Van 13-18-jarigen is bekend dat de computer meestal in de woonkamer staat, maar 55% van de kinderen heeft een eigen computer op de slaapkamer. 58% van deze groep heeft een eigen spelcomputer. Meer dan de helft van de kinderen heeft een Tv op z’n eigen slaapkamer. Als in een gezin één computer aanwezig is, staat die meestal op een centrale plek in huis. Is er een tweede computer aanwezig, zoals in driekwart van de huishoudens het geval is, dan staat die vaak in de slaapkamer van een van de kinderen (SCP, maart 2007). Wanneer werken ze? Wanneer kinderen op de computer mogen werken verschilt per school en zelfs per leerkracht: soms zijn er speciale computeruren, soms kan een kind zelf of in overleg met de leerkracht beslissen of het achter de computer mag en soms kan een kind als het klaar is met zijn taken extra op de computer werken. Van kinderen thuis zijn geen gegevens bekend. 2.4.2.
Verschil jongens en meisjes
Er is geen verschil tussen jongens en meisjes bij het kijken naar Tv maar bij het gebruik van de computer wel. Jongens gamen meer. Ze vinden het leuker, denken dat ze het beter kunnen en zijn beter op de hoogte welke spellen allemaal op de markt zijn (Nikken, 2002). Jongens hebben een voorkeur voor actie en geweld, sport, science fiction, cartoons en avontuur (idem). Meisjes zijn vooral geïnteresseerd in de verhaallijn, het realistische drama waarbinnen zich relaties ontwikkelen. Zij willen een verhaal van begin tot eind zien. Ze zoeken op internet naar de laatste nieuwtjes over
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
18
hun popidool of hun favoriete actrice (Valkenburg, 2002). Een ander verschil is dat meisjes vaker communicatieve media gebruiken dan jongens: zij chatten vaker, maken een online fotoalbum of een profielsite en ontmoeten zo andere mensen (Valkenburg, 2002; SCP, maart 2007; Kennisnet Ict op school, 2006). 2.4.3.
Kenniswens
De kenniswens van kinderen is groot: ruim 60% wil graag op school meer leren over internet (Blauw Research, dec. 2005). Zij geven aan dat zij een website willen leren maken, ze willen leren om foto’s te bewerken en ze willen weten wat je tegen pesten op internet kan doen. Ook willen zij heel graag meer weten over hoe je het beste informatie opzoekt en leren informatie te interpreteren en op waarheid te onderzoeken (Blauw Research, dec. 2005; Media Awareness Network, 2006). Tot zover de vaardigheden van leerlingen in het omgaan met media. De volgende paragraaf gaat over de manier waarop leerkrachten omgaan met ict. Ook wordt de rol van mediacoaches, pabo’s en de schoolleiding onder de loep genomen. 2.5.
Leraren ‘Ik leer mijn leerkracht truc’s om de beveiliging te omzeilen en hoe je foto’s opzoekt.’ (Basisschoolkind, geciteerd uit Blauw Research, dec. 2005, p.34)
We vinden twee uitersten terug op scholen: scholen waar ict wordt ingezet op de traditionele manier met moderne middelen (beamer of digitaal schoolbord i.p.v. zwart schoolbord) en scholen waar ict als strategisch instrument wordt ingezet om het onderwijs te herontwerpen (ten Brummelhuis, 2006). 2.5.1.
Huidige mediagebruik
Er is een heel groot verschil in kennisniveau tussen leerkrachten onderling in het basisonderwijs. Sommigen zijn erg geïnteresseerd in media en ict en volgen de laatste ontwikkelingen op de voet. Andere leerkrachten zijn niet geïnteresseerd, zien geen noodzaak om zich in de materie te verdiepen en raken zo steeds verder verwijderd van de belevingswereld van de kinderen met wie ze werken. TNS NIPO (2006a) en Kennisnet Ict op school (2006) hebben onderzoek gedaan naar de verschillende aspecten van ict en de kennis van leerkrachten op dit gebied. Voor een gedetailleerd overzicht van alle uitkomsten, verwijzen we naar deze onderzoeken. In deze scriptie zal ik de algemene tendensen vermelden. Bijna alle leerkrachten geven aan computers in te zetten in de klas. Ze doen dit het vaakst voor het oefenen van de leerstof. Op de tweede plaats volgt het opzoeken van internet, gevolgd door het gebruik van computers voor tekstverwerking. De computers worden het minst gebruikt voor zelfstandig werken en voor communicatie (Kennisnet Ict op school, 2006). Leerkrachten geven niet vaak computeropdrachten aan de leerlingen mee naar huis. Wel maakt bijna elke docent thuis gebruik van een
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
19
computer om schoolwerkzaamheden uit te voeren. 20% van de leerkrachten ziet geen meerwaarde in ict en gebruikt het niet of nauwelijks (idem). 2.5.2.
Kennisinschatting
De helft van de leraren in het basisonderwijs taxeert hun eigen kennis in computergebruik op beginnend niveau (Kennisnet Ict op school, 2006). Het schoolmanagement daarentegen schat de vaardigheden op ict-gebied van leerkrachten veel positiever in dan de leerkrachten zelf: volgens het ict-management beschikt 80% van de leraren over voldoende kennis voor het gebruik van standaardtoepassingen zoals internet en tekstverwerking (TNS NIPO, 2006a). 2.5.3.
Kenniswens
In een onderzoek naar ict in het onderwijs werd aan leraren gevraagd wat zij graag zouden willen weten op het gebied van mediawijsheid (Blauw Research, dec. 2005). Zij gaven aan erg geïnteresseerd te zijn in de praktische toepassing van internet in het curriculum en maatschappelijke aspecten zoals digitaal pesten en hoe om te gaan met chatten/MSN en alle eventuele risico’s die daaraan vastzitten. Hoewel zij aangeven deze onderwerpen belangrijk te vinden, besteden ze er in de lessen nauwelijks aandacht aan. Naar de redenen voor dit verschil in theorie en praktijk zal verder onderzoek gedaan moeten worden. 2.5.4.
Kennisnoodzaak
Een leerkracht die kinderen adequaat en gestructureerd vaardigheden wil bijbrengen op het gebied van multimedia en ict zal een minimale kennis moeten hebben van dit onderwerp (Onderwijsraad, 2003). Dat leerkrachten het onderspit delven in de kennis van technische vaardigheden hoeft niet erg te zijn: het kan ook leuk zijn voor een leerling als de rollen op school eens omgekeerd zijn en de leerkracht van hem leert. Uit onderzoek van Kirschner&Wopereis, 2002 (geciteerd uit Onderwijsraad, 2003, p.38) komt naar voren dat leerkrachten een aantal competenties moeten bezitten: persoonlijke ict-competenties: het gebruik van technologieën in het onderwijs, om de kwaliteit van het leren te verbeteren ict als een denk/werkinstrument: het plannen van individuele, groeps- en klassenactiviteiten pedagogisch gebruik van ict: het voorbereiden en produceren van leermateriaal met behulp van ict en het web ict als onderwijsinstrument: het onderwijzen en leren van specialistische vakken met ict en het web sociale aspecten van ict-gebruik in het onderwijs: het omgaan met de mogelijkheden/consequenties van het gebruik van ict en het web Leerkrachten hebben een heel belangrijke rol hebben in het wel of niet slagen van het gebruik van ict op school (Drent, 2005a). Een leerkracht die ict op een vakbekwame manier kan inzetten bij het lesgeven, kan de kwaliteit van het onderwijs laten stijgen: leerlingen leren meer, sneller, met meer plezier en voelen zichzelf succesvoller.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
20
Als je het huidige kennisniveau, de kenniswens en de kennisnoodzaak van leerkrachten naast elkaar legt, kun je concluderen dat wat leerkrachten zeggen dat ze kunnen niet aansluit bij wat ze zouden moeten kunnen om goed ict-onderwijs te geven. Dr. E. Kuiper heeft in een brochure voor leerkrachten een aantal praktische tips op dit gebied samengebracht (juni 2007b). 2.5.5.
Mediacoaches
Het probleem van het grote hiaat tussen wat een leerkracht zou moeten kunnen en weten en wat hij daadwerkelijk kan, is al een tijd bekend. De Raad voor Cultuur heeft in haar rapport (2005) voorgesteld mediacoaches aan te stellen om het probleem op te lossen. Niet de leerkrachten zijn dan verantwoordelijk voor de ict-instructie aan leerlingen, maar specialisten, namelijk ‘mediacoaches’. In Capelle aan den IJssel is vanaf augustus 2006 een pilot van twee jaar bezig waarbij een (jeugd)bibliothecaris van de openbare bibliotheek als mediacoach parttime in twee basisscholen werkt. Daarnaast blijft de mediacoach werkzaam in de openbare bibliotheek en wordt van daaruit gevoed met alle relevante informatie die ontbreekt als deze zijn/haar functie alleen op school uitoefent (idem). St. Reclame Rakkers heeft ook de noodzaak ingezien van het instellen van mediacoaches in het onderwijs. Eind 2006 heeft deze stichting samen met een aantal andere organisaties op mediagebied de opleiding MediaCoach opgezet. Vergouwen (2006) denkt dat mediacoaches op de korte termijn een oplossing kunnen zijn, maar dat in de ideale situatie leerkrachten zelf (kritisch) kunnen omgaan met media en ict. Wim Veen, hoogleraar TU Delft stelt dat het onmogelijk is dat een leraar de rol van mediacoach op zich neemt. Hij gaat ervan uit dat de leerlingen de mediacoaches zijn en de leerkrachten hopeloos achter liggen bij de kennis van deze kinderen. Veen vindt dat leraren zichzelf ongeloofwaardig maken door kinderen te leren wat ze wel en niet mogen doen op en met internet (Welter, 2005). Een andere oplossing, aangedragen door de Onderwijsraad, is dat Pabostudenten de mogelijkheid moeten krijgen de specialisatie tot cultuurcoördinator of mediacoach te volgen en daarvoor een aantekening op hun diploma te krijgen (2005). 2.5.6.
De rol van Pabo’s
De manier waarop Pabo’s op dit moment omgaan met het invoeren van ictvaardigheden in hun curriculum is zeer wisselend. Tot 1989 was er helemaal geen aandacht voor ict-onderwijs bij Pabo’s en internet werd nog veel later onderwezen (Pardoen en Pijpers, 2006). Vanaf die tijd hangt de mate van ict-onderwijs sterk samen met de interesse van de individuele Pabodocent: de een is erg geïnteresseerd, besteedt er dan ook veel aandacht aan en weet toekomstige leerkrachten enthousiast te maken voor de voordelen van ict in het onderwijs (Drent, 2005b). De ander legt de nadruk op andere didactische aspecten waardoor ict minder onder de aandacht van de toekomstige leerkrachten gebracht wordt (idem; Onderwijsraad, april 2006). Drent (2005b) heeft onderzoek gedaan naar de manier waarop ict het beste geïmplementeerd kan worden in het Pabocurriculum. Haar resultaten laten zien dat de
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
21
invoering van ict-vaardigheden vaak begint met initiatief van onderaf door geïnteresseerde lerarenopleiders die het voortouw nemen. Deze leraren zouden dan ook gestimuleerd moeten worden hun kennis te delen zodat samen met andere opleiders nieuwe programma’s ontwikkeld kunnen worden. Dit gebeurt al in communities of practices waar docenten kennis kunnen delen, verzamelen en ontwikkelen. Ook moet er gelegenheid geboden worden om te reflecteren op de eigen werkzaamheden en zou er meer ruimte moeten komen voor het experimenteren met vernieuwingen (idem). Tevens zou de overheid actiever betrokken moeten zijn bij ict-beleid op Pabo’s. Nu bepaalt ieder schoolbestuur zelf aan de hand van de verplichte kerndoelen welke onderdelen zij willen behandelen, hoe ze dat doen en welke plaats ict daarin krijgt. De overheid zou minimale kwaliteitseisen op het gebied van ict-gebruik voor toekomstige leraren moeten formuleren waaraan de Pabo’s moeten voldoen (idem). 2.5.7.
De rol van het schoolmanagement
Kennisnet Ict op school schetst ieder jaar in de Monitor Vier in Balans (2006) een overzicht van de beschikbaarheid, het gebruik en de impact van ict in het onderwijs. Het gaat in Vier in Balans om de evenwichtige inzet van vier bouwstenen: visie op onderwijs, kennis en vaardigheden, educatieve software en content en ictinfrastructuur. Het onderwijs zou al deze bouwstenen moeten afstemmen op het leerproces. Uit deze Monitor blijkt dat het merendeel van het ict-management van mening is dat in de toekomst meer aandacht nodig is voor de sociale bouwstenen, d.w.z. kennis en vaardigheden en visie op onderwijs. Dit in tegenstelling tot de leerkrachten die nog steeds de meeste aandacht vragen voor de technische bouwstenen zoals hardware, educatieve software en content. Het schoolmanagement heeft een belangrijke rol in het ontwikkelen van een visie over het gewenste ictonderwijs en zou dat vast moeten leggen in het curriculum. Dit vraagt van het management meer betrokkenheid en leiderschap bij het gebruik van ict in het onderwijs (Drent, 2005b; Kennisnet Ict op school, 2006). Zij zouden samen met de leerkrachten een breedgedragen visie op leren met ict moeten ontwikkelen met als belangrijkste doel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Na de rol van het schoolmanagement te hebben bekeken, zullen we nu de rol van de ouders op het gebied van multimedia onder de loep nemen. 2.6.
Ouders
‘Onze generatie denkt nog in scheidingen als echt en virtueel, voor kinderen van nu gaan die werelden vloeiend in elkaar over.’ (vader)
De laatste paragraaf over mediawijsheid in het basisonderwijs gaat over de rol van ouders. Hun rol is net zo belangrijk als die van leerkrachten omdat kinderen vooral thuis met media bezig zijn. Naar de rol van ouders van onze doelgroep is nog nauwelijks onderzoek gedaan. Maart 2007 heeft het SCP een belangrijk onderzoeksrapport over dit onderwerp gepresenteerd over jongeren van 13-18 jaar en hun
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
22
ouders. De doelgroep van dit rapport komt niet helemaal overeen met onze doelgroep, maar een aantal conclusies zullen zeker doorgetrokken kunnen worden. 2.6.1.
Huidige kennisniveau
Algemeen wordt aangenomen dat er een grote digitale kloof bestaat tussen kinderen en hun ouders op het gebied van digitale media. Uit het onderzoek van het SCP is gebleken dat dit verschil er niet is tussen de kinderen en de ouders, maar wel tussen de kinderen/vader en de moeder. Technische vaardigheden De kennis van kinderen is vooral goed wat betreft de makkelijke technische vaardigheden. Vaders blijken uit het onderzoek beter te zijn in moeilijke technische vaardigheden en zij lossen in de praktijk het vaakst computerproblemen op. Moeders blijken de alle vaardigheden slechter onder de knie te hebben dan hun kinderen. Sociale vaardigheden Technische vaardigheden zijn echter maar één onderdeel van de vaardigheden die een kind zou moeten hebben in het gebruik van digitale media. Een ander aspect is de sociale vaardigheden. Deze vaardigheden beheersen ouders veel beter dan kinderen. Uit het onderzoek van het SCP blijkt dat ouders zich wel zorgen maken over eventuele gevaren die hun kind kan tegenkomen in het gebruik van digitale media, maar dat zij het risico van hun eigen kind beduidend lager inschatten dan die van andermans kind (maart 2007). Doordat kinderen steeds vaker een Tv of computer op hun slaapkamer hebben staan, neemt de controle van ouders op wat ze doen af. Terwijl er over offline-onderwerpen en -problemen wel opgevoed en gepraat wordt, gebeurt dit niet over online-problemen. Patti Valkenburg (Hoogleraar Kind en Media aan de Universiteit van Amsterdam) doet onderzoek naar de invloed van media op vooral jonge kinderen. Haar verwachting is dat het digitale mediagebruik zich in de toekomst steeds meer buiten het ouderlijke gezichtsveld zal plaatsvinden. Zij is van mening dat het steeds moeilijker wordt om een kind te controleren omdat digitale media een individueler gebruik vereisen dan bv. televisie (2002). Er zijn drie manieren waarop ouders hun kind kunnen begeleiden bij multimedia: 1. Restrictieve begeleiding. Afspraken maken over tijdstippen, duur en geschikte programma’s/sites. (Nikken, 2002; Kijkwijzer, 2006). 47% van de ouders 2. Evaluatieve begeleiding. Leren inzien van inhouden en deze op waarde schatten. (Nikken, 2002). 31% van de ouders 3. Algemene strategie: ongerichte begeleiding. Samen kijken, genieten, meedoen, bespreken van spellen (goede spelstrategie) (Nikken, 2002). 20% van de ouders Samen kijken naar televisie is een gebruikelijke manier van ouderlijk toezicht, terwijl samen gamen alleen bij jonge kinderen voorkomt en dan nog in beperkte mate (Nikken en Jansz, 2006). Kinderen geven aan dat in 64% van de gevallen ouders op hen letten als ze op internet bezig zijn (Kennisnet Ict op school, 2006). De mate waarin het spelen van games wordt gereguleerd is minder intensief dan bij Tv kijken, waarschijnlijk omdat de meeste ouders weinig affiniteit met videogames hebben.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
2.6.2.
23
Rol van ouders
Naast de afnemende controle staat dat ouders heel beschermend zijn ten opzichte van hun kinderen (Valkenburg, 2002). Veel buitenschoolse activiteiten zijn naar huis verplaatst en kinderen krijgen een mobiele telefoon zodat ouders een gevoel van veiligheid hebben (idem). Maar als deze kinderen dan veilig en wel binnen zitten achter de computer, zijn ze dan ook veilig? Weten ouders wat een kind doet, praten zij daarover met hun kind, geven ze voorlichting over wat er eventueel kan gebeuren en stellen ze regels die ze vervolgens ook daadwerkelijk controleren? Door dit te doen kunnen ouders een belangrijke rol vervullen in het begeleiden van hun kinderen. Ook kan een ouder rekening houden met de Kijkwijzer voor Tv en de PEGI voor games. Dan is de kans dat een kind met media die niet voor hem geschikt is werkt een stuk kleiner. Uit onderzoek is gebleken dat in gezinnen waar ouders en kinderen wel over internetervaringen praten, kinderen minder risico lopen op nare ervaringen (SCP, maart 2007). 2.7.
Conclusie literatuuronderzoek
In bovenstaand literatuuroverzicht komt naar voren dat kinderen op allerlei manieren bezig zijn met media, thuis veel meer nog dan op school. De vraag is of zij alle kennis in huis hebben om op een verantwoorde manier met de verschillende media om te gaan, zowel in technisch als in sociaal opzicht. Zijn zij ook mediawijs? ‘Mediawijsheid’ wordt gezien als totaal van kennis en vaardigheden die een kind nodig heeft om zich te kunnen handhaven in de kennismaatschappij. De technische vaardigheden van kinderen om met internet om te gaan zijn vaak goed, soms zelfs beter dan van volwassenen. Maar mediawijsheid gaat verder dan het bedienen van de knoppen: het houdt in dat kinderen kritisch media kunnen analyseren, interpreteren en contextualiseren. Ook omvat het kennis die nodig is om op een veilige en gezonde manier de mogelijkheden van media te ontdekken en de valkuilen te herkennen. De primaire doelgroep in het onderzoek is kinderen van 9 tot 12 jaar. Vanaf 9 jaar gebruiken ze internet om informatie op te zoeken, om te communiceren en ter ontspanning. En ze kijken natuurlijk Tv. De totale tijd dat een kind thuis aan media besteedt is erg groot. Een groot verschil met een tiental jaren gelden, toen voornamelijk nog passief gebruik werd gemaakt van deze media, is dat nu vooral de nadruk ligt op zelf media maken en aanbieden. Steeds meer basisscholen gaan in hun manier van lesgeven uit van een aan het ‘nieuwe leren’ verwante methode. Het ‘nieuwe leren’ is een vorm van onderwijs die inspeelt op de kennis en kwaliteiten van het individuele kind. Een kind leert met dit systeem op zijn eigen niveau, in zijn eigen tempo, samen met anderen probleemgericht aan een taak. Zij nemen verantwoordelijkheid voor het eigen leren en doen vaak verschillende dingen tegelijk. Deze manier van lesgeven biedt kansen voor kinderen. Kinderen zijn van huis uit en van jongs af aan gewend om met media te werken en als scholen op dezelfde wijze lesgeven kan dit de ontwikkeling van een kind positief beïnvloeden.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
24
De rol van de leerkracht verschuift hierbij naar die van begeleider, waarbij hij het kind helpt om de juiste informatie te vinden, te ordenen en te presenteren. Daarnaast geeft hij het kader aan waarbinnen de informatie geplaatst moet worden en leert hij de leerling algemeen maatschappelijke waarden. Leraren vervullen een heel belangrijke rol in het wel of niet slagen van het gebruik van ict op school. Een leerkracht die ict op een vakbekwame manier kan inzetten bij het lesgeven, kan de kwaliteit van het onderwijs laten stijgen: leerlingen leren meer, leren sneller, leren met meer plezier en voelen zichzelf succesvoller. Daarnaast kan goede inzet van ict de werkdruk van leerkrachten doen afnemen. Wil een leerkracht deze begeleidende rol op zich kunnen nemen, dan zal hij een minimale kennis van multimedia en ictgebruik moeten hebben. Het verschil tussen de individuele leerkrachten is enorm. Hierbij is een belangrijke taak weggelegd voor het schoolmanagement. Zij zullen ict als speerpunt moeten opnemen in hun beleid. Maar voor de toekomstige generatie leerkrachten ligt de taak bij de Pabo’s. Zij zullen een ict-beleid moeten ontwikkelen, zodat de nieuwe leerkrachten goed opgeleid zijn op dit gebied. Een andere optie is het inzetten van ‘mediacoaches’. In dit concept zijn niet de leraren verantwoordelijk voor de ictinstructie aan leerlingen, maar specialisten die daarvoor aangesteld worden. Er zijn tot nu toe en aantal programma’s ontwikkeld op het gebied van mediawijsheid. Deze programma’s verschillen allemaal van elkaar in doelstelling: attendering op risico’s van mediagebruik en van reclame-invloeden, technische mogelijkheden van media en kunst en cultuuronderricht. Geen van allen heeft alle aspecten geïntegreerd. Zoals we zagen maken kinderen vooral thuis gebruik van multimedia. Technische vaardigheden zijn één onderdeel van de vaardigheden die een kind zou moeten hebben in het gebruik van digitale media. Een ander aspect is de sociale vaardigheden, die ouders veel beter beheersen dan kinderen. Terwijl er over offline-onderwerpen en -problemen wel opgevoed en gepraat wordt, gebeurt dit niet over online-problemen. Ouders hebben een aantal middelen om hun kinderen te begeleiden in goed mediagebruik. Zij zouden kunnen meedoen of meekijken en erover praten, zodat duidelijk wordt waar de interesses van een kind liggen en waarom. Er is nog veel werk te doen, maar het heeft wel zin: op scholen en in gezinnen waar leerkrachten en ouders met kinderen over internetervaringen praten, lopen kinderen minder risico. Een goed zelfsturend multimediaprogramma dat kinderen echt ‘mediawijs’ maakt, zou een goed hulpmiddel ter bewustwording kunnen zijn.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
3.
25
Mijn MediaWereld
Het centrale onderdeel van mijn afstudeerscriptie is het zelfsturende mediavaardigheidsprogramma Mijn MediaWereld, www.mijnmediawereld.nl, dat ik heb gemaakt voor kinderen in de bovenbouw van het basisonderwijs. Zoals in het vorige hoofdstuk reeds beschreven zijn er al een aantal informatie- en mediavaardigheidsprogramma’s gemaakt. Zij hebben echter ieder een onderdeel van mediawijsheid als doel en niet het complete pakket. Omdat hier een hiaat ligt, wilde ik een nieuw programma maken dat geschikt is voor de doelgroep. 3.1.
Inhoud Mijn MediaWereld
Een goed zelfsturend mediavaardigheidprogramma moet voldoen aan een aantal punten. Uit de literatuur zoals hierboven beschreven wordt duidelijk om welke punten het gaat. In Mijn MediaWereld, leren kinderen door zelf actief met media te werken deze goed te gebruiken. Door de combinatie spel-leren wordt vanzelf de belangstelling van kinderen gewekt. Zij leren goede, kritische zoektechnieken en manieren om veilig en gezond gebruik te maken van multimedia. Het gaat dan om tips over hoe je het beste kunt zoeken op internet en hoe je beoordeelt of een website valide is. Veilig internet vestigt de aandacht op de mogelijke valkuilen waar kinderen in kunnen lopen. Het gaat dan om netiquette, digitaal pesten, manipulatie van media, auteursrecht en plagiaat, een goed wachtwoord etc. Gezond internet gaat over een goede houding, het voorkomen van RSI en inzicht in de tijdsduur dat je met mediabezig bent. Daarnaast moeten kinderen kunnen werken met technische tools zoals bv. PowerPoint. Leerlingen en leerkrachten hebben aangegeven dat zij deze items ook belangrijk vinden. Leerlingen zijn meer gericht op de praktische onderwerpen, zoals de bouw van een website en het bewerken van foto’s. Leerkrachten vinden de maatschappelijke aspecten zoals digitaal pesten belangrijker. Naast de inhoud is de vormgeving heel erg belangrijk voor de doelgroep: een kleurige, uitdagende website met een makkelijk navigatiesysteem werkt positief zodat leerlingen meteen zelfstandig aan de slag gaan. Mijn MediaWereld is geïnspireerd op een Amerikaans mediaprogramma, My Pop Studio, www.mypopstudio.com, met daarbij gedeelten van andere programma’s. In de volgende paragraaf zal ik deze programma’s kort beschrijven. 3.1.1.
My Pop Studio
My Pop Studio is een programma voor meiden tussen 10 en 14 jaar op het gebied van media-invloeden. Het programma is gemaakt door Renee Hobbs en Sherri Hope Culver, Associate Professor en Associate Director, Temple University Media Education Lab in Philadelphia USA. Renee Hobbs is ook mede-oprichter van de AMLA (Alliance for a Media Literate America). Zij hebben voordat ze My Pop Studio gingen maken advies gevraagd aan 50 meiden uit de doelgroep uit 5 verschillende geografische regio's van het land. Daarnaast hebben zij gebruik gemaakt van de expertise van een aantal wetenschappers op het gebied van jongerenontwikkeling, vrouwenstudies, uitgeverij, gezondheidszorg, nieuwe media studies en geneeskunde.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
26
My Pop Studio is in juli 2006 online gegaan en krijgt tussen de 10.000 en 20.000 bezoekers per maand. Doel My Pop Studio My Pop Studio combineert spel met leren op zo’n manier dat kinderen vanzelf geïnteresseerd zijn om ermee te werken. Het doel van de makers van My Pop Studio is om de belangrijkste elementen van mediawijsheid (het bouwen van vaardigheden rondom creatieve producties, auteursrecht en zoektechnieken) te combineren door thema's als beroemdheden- en muziekcultuur en om te kijken naar hoe deze worden gebruikt om je identiteit te vormen en te begrijpen (vertaling MIT, april 2007). Ook denken de makers dat kinderen niet automatisch op de hoogte zijn van alle vormen van manipulaties op het gebied van 'maakbaarheid' zoals je wel ziet in foto's, films en reclames. Daarnaast willen ze jonge meiden aanzetten tot nadenken over hoe nieuwe media kan uitmonden in nieuwe relaties met je familie en met vrienden (idem).
Ontvangst My Pop Studio Er zijn tot nu toe een aantal recensies over My Pop Studio te vinden, waaronder een van Henry Jenkins, Director of the MIT Comparative Media Studies Program (juli 2006). Deze recensies zijn zonder uitzondering positief. In een briefwisseling die Renee Hobbs had met dhr. R. Teeuwen (toenmalig Programmamanager Techniek en Beheer/ Programmamanager Internetvoorzieningen ) van Kennisnet Ict op school liet zij weten dat ze van plan is dit jaar een uitgebreid onderzoek te starten naar de ontvangst en het leereffect van My Pop Studio. Zij vroeg of wij onze gegevens aan haar ter beschikking wilden stellen en eventueel samen met haar een artikel over de gezamenlijke programma's willen schrijven. Wij hebben hierin natuurlijk toegestemd. Verschillen My Pop Studio en Mijn MediaWereld My Pop Studio bestaat uit vier studio’s: Tijdschrift Studio, TV Studio, Muziek Studio en Digitale Studio. Alle studio’s hebben vier of vijf onderdelen waarin de meiden kunnen werken. My Pop Studio is een heel groot mediaprogramma: ik heb voor mijn pilot dan ook twee van de meest aansprekende onderdelen voor de doelgroep uit alle vier de studio’s uitgekozen om verder te bewerken. Deze heb ik aangepast aan de Nederlandse doelgroep en situatie. Tijdens de briefing aan een aantal webdesigners in februari jl. werd al snel duidelijk dat zelfs deze selectie nog veel te groot zou zijn en niet gerealiseerd zou kunnen worden binnen de beschikbare tijd en het beschikbare
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
27
budget. Ik heb toen gekozen voor de bouw van twee van de vier Werelden, namelijk de Muziek Wereld en de Digitale Wereld, omdat die het meest actueel en het meest aansprekend zijn voor de doelgroep. Deze twee Werelden zijn door de gekozen webdesigner, V12, in nauw overleg met mij gebouwd. Mijn MediaWereld verschilt in een aantal opzichten van My Pop Studio. o My Pop Studio is alleen voor meiden; Mijn MediaWereld is voor jongens en meisjes. o My Pop Studio is voor de leeftijdscategorie 10-14 jaar; Mijn MediaWereld voor de leeftijd 9-12. o In My Pop Studio hebben deelnemers de mogelijkheid om te chatten binnen een onderdeel. Studenten van Temple University controleren deze site geregeld. Ik heb ervoor gekozen dit onderdeel niet toe te voegen, hoewel het een eigentijds middel is om met elkaar te communiceren. De reden daarvoor was dat ik geen tijd heb om de berichten zeer regelmatig te bekijken, zodat de kans op pestgedrag en schelden groot is. o Mijn MediaWereld heeft extra onderdelen die betrekking hebben op het kritisch kijken naar media, zoals zoektechnieken en reclame-invloeden. o Ook zitten in Mijn MediaWereld extra adviezen om zelf met media aan de slag te gaan, zoals hoe maak je een Power Pointpresentatie en hoe werkt een digitale camera. o In mijn MediaWereld wordt naast de mogelijkheden meer uitgesproken aandacht besteed aan eventuele risico’s van mediagebruik dan My Pop Studio doet. o In Mijn MediaWereld zijn linkjes naar andere multimediaprogramma's verzameld zodat kinderen vanuit Mijn MediaWereld verder kunnen linken naar bijvoorbeeld de WebsiteMaker van Kennisnet. o Ieder onderdeel van het programma heeft een afsluitend leermoment. 3.1.2.
Diploma Veilig Internet
Het Diploma Veilig Internet is een leerlijn voor de groepen 6 t/m 8 van het basisonderwijs. Er zijn twee verschillende pakketten: een voor groep 6 en een voor de groepen 7 en 8. In dit programma ligt de nadruk op de veiligheidsaspecten van het omgaan met media. Het is gemaakt door Kennisnet Ict op school, Technika 10 en St. De Kinderconsument.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
28
Het Diploma Veilig Internet bestaat uit een serie lessen met lesboek, werkschrift en docentenhandleiding, gevolgd door een toets, die leidt tot een diploma. (Ik surf veilig, z.j.). 3.1.3.
FFZoeken
Dit programma is gericht op het kunnen omgaan met media. Kinderen leren hoe ze media technisch kunnen gebruiken met tips voor nog leuker en beter mediagebruik.
In de volgende paragraaf zal ik aangeven welke onderdelen in iedere Wereld zitten en waar dit afwijkt van My Pop Studio (extra). Tevens zal ik aangeven wat het doel van elk onderdeel is. 3.2.
Registreren en inloggen
Als je met Mijn MediaWereld wilt werken, moet je je eerst registreren, zodat de gegevens automatisch opgeslagen worden. Doel: je leert hier waarom je je zou moeten registeren voor een bepaalde website en hoe je dat het beste kan doen. Extra: tijdens het invullen van de verplichte velden in het programma kun je op verschillende ‘weetjewel’ klikken om meer te weten te komen over een goed wachtwoord, een nickname en een e-mailadres. De gebruikte tekst komt uit het Diploma Veilig Internet, waar heel duidelijk en overzichtelijk voor de doelgroep geschikte informatie over deze risico’s staat. Extra: *wachtwoord Doel: kinderen leren waarom je een goed wachtwoord moet kiezen, hoe een goed wachtwoord eruit ziet en wat er kan gebeuren als je geen goed wachtwoord hebt. Links: twee commercials van Digibewust om te wijzen op het belang van een goed wachtwoord en een naar Microsoft om je wachtwoord te testen. Zie bijlage II op p.62 voor alle links naar websites waarnaar wordt verwezen in Mijn MediaWereld. *Nickname Doel: kinderen leren waarom je een nickname gebruikt en hoe die eruit ziet. *2e emailadres
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
29
Doel: kinderen leren waarom je een 2e emailadres zou moeten nemen.
Extra: als een kind is geregistreerd, krijgt hij automatisch een e-mailtje met zijn registratiegegevens. Bij vervolgsessies hoeft een kind alleen maar in te loggen met zijn e-mailadres en wachtwoord. Als hij zijn wachtwoord vergeten is, kan hij dat aanvragen door zijn e-mailadres in te vullen en te versturen in het ‘Wachtwoord vergeten?’-veld. In My Pop Studio kun je werken met het programma zonder ingelogd te zijn. Deze optie heb ik weggelaten omdat ik voor de pilot alle gegevens wilde registeren. Vervolgens kom je op de homepage van Mijn MediaWereld. Hier heb je de mogelijkheid om naar een van de twee Werelden te gaan of om rechtstreeks een onderdeel uit deze Werelden te benaderen.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
3.3.
30
Muziek Wereld
De Muziek Wereld bestaat uit drie onderdelen: de Popster Producent, Maak zelf een videoclip en Verkopen met een liedje. Extra: als je een onderdeel helemaal hebt doorlopen, verschijnt een vinkje voor dat onderdeel. Zo kan je onmiddellijk zien welk onderdeel nog niet helemaal afgerond is. Rechts naast het onderdeel verschijnt een stukje verklarende tekst over de inhoud van het onderdeel. Boven aan de website staan twee plaatjes met directe linken naar de Werelden met daarnaast nog twee plaatsen open voor eventuele uitbreiding met nog meer Werelden.
1. Popster Producent Kinderen maken in dit onderdeel van deze Wereld een eigen Popster. o Eerst kun je de zangeres stylen. o Daarna heb je de keuze uit zes liedjes. Je kunt alle liedjes beluisteren en er een uitkiezen die je Popster moet gaan vertolken. De liedjes zijn in het Engels, maar de tekst waaruit de kinderen kunnen kiezen is vertaald in het Nederlands. o Als je een keus hebt gemaakt, kun je het lied een bepaalde boodschap meegeven, bijvoorbeeld ‘Ik ben slim en ik wil vrijheid’. o Hierna treedt je Popster op met de tekst ernaast. Je krijgt dan de keus om je Popster aan anderen te laten zien. o Vervolgens zie je het optreden van een andere (random door het programma gekozen) Popster en volgt een kleine test waarbij je moet bedenken welke boodschap de maker van deze Popster volgens jou aan het lied meegaf. Doel: kinderen leren in dit onderdeel dat stereotype uitbeelding en muziekkeus van invloed zijn op de boodschap die iemand wil overbrengen. Ook leren zij dat iedereen een andere boodschap in een media-uiting kan zien.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
31
Extra: 2. Maak zelf een muziekclip Kinderen van de doelgroep zijn erg bezig met filmpjes. Ze willen bv. filmpjes gebruiken om op hun website te zetten of op de kinder-‘You Tube’, Toyinima. Link: bij dit onderdeel is een link geplaatst naar FFZoeken, waar op een duidelijke manier uitgelegd wordt hoe je een filmpje kunt maken, wat daarbij komt kijken aan perspectief, camera-instelling, belichting, geluid en een echt ‘story-board’. Doel: kinderen handvat geven om technisch goed met media-apparatuur om te gaan. 3. Verkopen met een liedje’ Kinderen mogen in dit onderdeel verschillende muziekstukjes uitproberen en kijken welk muziekje het beste bij een bepaald product past. Er zijn drie producten (i.p.v. vijf zoals in My Pop Studio), namelijk gymschoenen, lippenstift en een mobieltje. Elk product heeft zes liedjes waaruit je kunt kiezen. Deze liedjes zijn heel verschillend in genre en snelheid. Bij het lied staat al een tekstje met een kleine hint over de sfeer die het lied oproept. Aan het kind de keus om het volgens hen meest geschikte lied aan het product te koppelen. Als je een keus hebt gemaakt, verschijnt in een overzicht de algemene score in procenten van ieder lied. Extra: na het doorlopen van alle drie de producten en het daaraan koppelen van een lied, volgt een overzicht van de verschillende soorten reclames die je kunt tegenkomen in de media, zoals muziek bij producten op Tv, advertorials in tijdschriften en kranten en banners en pop-ups op internet. Doel: kinderen leren dat muziek ook een grote rol speelt in verkoopstrategieën. Ze leren ook dat ze bewust of onbewust gemanipuleerd worden door reclames. Ieder medium heeft zijn eigen reclame en door kinderen bewust te maken van de motieven van reclamemakers en ze tips te geven over hoe je ermee om kunt gaan, worden ze weerbaarder en (hopelijk) minder ontvankelijk.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
32
Extra: ook wordt aandacht besteed aan het downloaden van muziek. Kinderen van deze doelgroep zijn erg actief in het downloaden van muziek voor hun i-Pod of MP3, maar de regels kennen zij vaak niet. Doel: kinderen leren hoe ze muziek kunnen downloaden en wat de regels zijn.
3.4.
Digitale Wereld
1. Peiling: ‘Wat zouden ze moeten doen?’
De peiling wordt gehouden naar aanleiding van een gesprek tussen Farida en Marc over een e-mailtje van een onbekende. Ze vragen zich af wat ze ermee zullen doen. Doel: kinderen leren hoe ze om kunnen gaan met verschillende risico-aspecten van multimedia, zoals digitaal pesten en privacy.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
33
Extra: 2. Ali B en netiquette Ali B heeft voor Nationale KidsTV samen met Marc en Farida een rap gemaakt over digitaal pesten. Dit filmpje is via een linkje naar Nationale KidsTV te zien. Er volgen tips over wat je kunt doen als je digitaal gepest wordt. Door middel van een vraag wordt de kennis over digitaal pesten getoetst. Doel: in dit onderdeel leren kinderen alles over netiquette en digitaal pesten: aan welke regels moet je je houden op het net en wat doe je als iemand zich niet aan die regels houdt? 3. Multitasken Kinderen kunnen in dit spel nagaan hoe goed zij zijn in multitasken. Het MultiTaskSpel bestaat uit twee onderdelen. 1. Eerst mag je een memoryspel doen met bekende sterren. Het aantal fouten en de verstreken tijd worden geregistreerd. De foto’s worden random geplaatst. 2. Vervolgens mag je het memoryspel doen met 9 andere sterren. Tegelijkertijd moet je op de button ‘Nieuwe Clip’ klikken als een nieuw muziekstukje begint te spelen. Ook verschijnen er weetjes over stijl, muziek, gezondheid en studie die naar de juiste categorie gesleept moeten worden. Als je niet op tijd op het muziekclipje klikt of het weetje naar de juiste categorie sleept, krijg je strafseconden, net als wanneer je een weetje naar de verkeerde categorie sleept. De totaal gespeelde tijd plus het aantal strafseconden bepalen of je een MultiTasker bent of niet. Ook hier worden de foto’s, weetjes en muziekstukjes random geplaatst.
Doel: kinderen kunnen in dit spel nagaan hoe goed zij zijn in multitasken. Veel kinderen multitasken maar zijn zich er niet van bewust hoezeer dat aflijdt. 4. Leuke weetjes -Het gaat hier om Multitask-weetjes, die leuk zijn voor de doelgroep.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
34
Extra: linkjes naar websites waar je spelletjes kunt doen en zo meer kunt leren over digitale media. o Gebouw13 - Digibewust o PiXELme - RASA o MonsterMedia – Waag Society o Shop4Media – Digital Playground Extra: linkje naar Klokhuis over de geschiedenis van computergames. Doel: extra mogelijkheden voor kinderen om met media te werken. Extra: Er wordt uitleg gegeven over ergonomische aspecten als houding, RSI en tijdsduur. Doel: inzicht in duur mediagebruik en in een goede houding ter voorkoming van lichamelijke/psychische klachten. Extra: 5. Zoektechnieken -Er komen tips voorbij die je helpen om een goede afweging te maken of de gevonden informatie valide is of niet (uit het programma FFZoeken). -Vervolgens volgt een vraag over goede zoekwoorden om informatie over de film ‘Kruistocht in spijkerbroek’ van Thea Beckman te vinden. Als je het goede antwoord hebt gegeven volgt een pagina met daarin linkjes naar webpagina’s voor de doelgroep om goed te leren zoeken op internet. Links: Steffie - Steffie Zoek Zo! - Bibliotheekopleidingen Surplank voor kinderen - Marant Internetquiz – Technika 10 Link: naar de aflevering ‘Google’ van Klokhuis. Na het zien van deze aflevering kun je de vraag beantwoorden die als afsluiting van dit onderdeel is opgenomen. Doel: kinderen leren hier goede informatie zoeken, selecteren, interpreteren, verwerken en communiceren. Extra: 6. Andere Multimediaprogramma’s Links: naar sites waar kinderen zelf aan de slag kunnen met allerlei programma’s die hun kennis en creativiteit op het gebied van multimedia kunnen vergroten: Websitemaker, Gamemaker, CinekidStudio, Sketchmaker, WebQuest, Web-log, ThinkQuestJunior, Wikikids en Webkrant. Link: naar ‘Maak een PowerPointpresentatie’ van FFZoeken. Doel: kinderen die geïnteresseerd zijn in zelf media maken kunnen via deze links makkelijk aan de slag. 3.5.
Andere items op homepage Home: de home-knop is nog niet in werking. Iedere deelnemer kan door op een van de twee Werelden boven aan iedere webpagina te klikken op de goede startpagina uitkomen. Na de pilot wordt de home-knop geactiveerd.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
35
Disclaimer: in de disclaimer wordt de gebruiker van Kennisnet Ict op school geïnformeerd over waarborgen en risico's van het gebruik van de domeinen van Kennisnet Ict op school. Ook staat hierin vermeldt hoe Kennisnet Ict op school omgaat met persoonsgegevens. Contact: hier staan de contactgegevens van Kennisnet Ict op school. Colofon: in het colofon is opgenomen dat Mijn MediaWereld is geïnspireerd op My Pop Studio met daarbij een link naar mypopstudio.com, zoals afgesproken met Renee Hobbs, bedenker van het programma.
3.6.
Auteursrechten mediagebruik Mijn MediaWereld
Mijn MediaWereld is een programma met erg veel media waar kinderen mee kunnen spelen en naar kunnen kijken. Voor ieder apart onderdeeltje muziek, foto, filmpje, tekst en natuurlijk ook het programma My Pop Studio waar Mijn MediaWereld op is geïnspireerd is toestemming nodig om het te gebruiken. Deze toestemming heb ik aangevraagd. Een kort overzicht: My Pop Studio De maker van My Pop Studio, Renee Hobbs, heeft toestemming gegeven om stukken uit het programma te halen en deze te bewerken. De enige voorwaarde is dat zij met naam en toenaam als bedenker van het idee genoemd wordt in Mijn MediaWereld en dat verwezen wordt naar My Pop Studio als inspiratiebron. Foto’s De foto’s die in Mijn MediaWereld gebruikt worden komen uit WikiCommons. In deze Wiki staan foto’s die daar door iedereen geplaatst mogen worden. Bij elke foto staat hoe de auteursrechten van die bepaalde foto geregeld zijn. Ik heb gekozen voor foto’s met het label Copyfree of Copyleft, wat betekent dat ze vrij te gebruiken en te bewerken zijn. Muziek Voor Mijn MediaWereld heb ik gebruik gemaakt van ‘library music’. Dit is muziek voor speciale gelegenheden en in tegenstelling tot commerciële muziek tegen vergoeding vrij te gebruiken. Deze muziek heb ik uitgezocht uit de database van AllMusic. Gedurende de studieduur zijn de muziekstukken kosteloos te gebruiken binnen een afgesloten setting, zoals deze pilot. Na beëindiging van de studie zijn per muziekstuk kosten aan Buma Stemra verschuldigd. Muziekclipjes De muziekclipjes voor het MultiTaskSpel komen uit Beeldbank van Teleac NOT/SchoolTV. De auteursrechten zijn geregeld voor de duur van de pilot. Voorwaarde is een bronvermelding bij de muziekfragmenten. Voor na die tijd zijn het gebruik van de filmfragmenten geregeld voor 5 jaar, ingaande vanaf 01 mei 2007. De muziekrechten moeten na de pilot nog geregeld worden via Buma Stemra.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
36
Teksten Diploma Veilig Internet In Mijn MediaWereld heb ik gebruik gemaakt van teksten uit het Diploma Veilig Internet, gemaakt door Kennisnet Ict op school, Technika 10 Nederland en St. De Kinderconsument. De tekst is te gebruiken onder de Creative Commonslicentie Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken. Filmpje Nationale KidsTV en screenshot twee kinderen Ali B heeft samen met twee kinderen een rap gemaakt over digitaal pesten. Dit filmpje is gemaakt door Nationale KidsTV en Kennisnet Ict op school. Van Kennisnet Ict op school is toestemming om dit filmpje te gebruiken. FF Zoeken Het programma FFZoeken van SchoolTV/Teleac/NOT geeft kinderen tips over hoe ze multimedia optimaal kunnen gebruiken. Voor gebruik van dit programma is toestemming gekregen van Teleac/NOT. Andere multimediaprogramma’s Ik heb in Mijn MediaWereld een aantal links opgenomen naar externe multimediaprogramma’s. Omdat deze links naar websites buiten het programma verwijzen, is hiervoor geen toestemming vereist.
3.7.
Tijdpad ontwikkeling Mijn MediaWereld
Het tijdpad van de ontwikkeling van Mijn MediaWereld zag er als volgt uit: -december 2006-half februari 2007: ontwerpen Mijn MediaWereld -begin februari 2007: presentatie ontwerp voor twee webdesigners -13 maart-29 mei 2007: bouw Mijn MediaWereld door V12 3.8.
Samenwerking
Tijdens de bouw is er bij momenten intensief contact geweest met V12. Zij dachten mee en gingen helemaal voor het maximale resultaat. Omdat het een project was waarvan nog niet tot in detail was vastgelegd hoe het moest worden, waren er veel overlegmomenten. Heel prettig, professioneel en ook vriendelijk contact. Na het ontwerpen en bouwen van het programma Mijn MediaWereld kan gestart worden met het testen op een aantal scholen in Almere en bij een aantal deelnemers thuis.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
4.
37
Pilot
Om te kunnen aantonen of het programma Mijn MediaWereld kinderen nu ook echt mediavaardiger maakt, is een pilot gehouden in Almere. De pilot was opgedeeld in tweeën: een pilot van 6 groepen op 6 scholen onder leiding van een leerkracht en een pilot thuis van 6 groepen van gedeeltelijk dezelfde en gedeeltelijk andere scholen onder leiding van de ouders. De doelgroep was groep 6 of 7, door de betreffende directeur/ict-coördinator van de school te bepalen. 4.1.
Uitvoering pilot
De pilot vond plaats in Almere in mei en juni 2007. 4.1.1.
Opzet
De keuze voor de scholen werd mede bepaald door de economische samenstelling van de buurt waarin een bepaalde school ligt. Deze heb ik bepaald door op Funda, huizenverkoop, te kijken. Via Funda kun je zien hoe een wijk economisch is samengesteld. Per gekozen huis kun je ook nog de inkomsten van de omliggende bewoners in die buurt bekijken. Zie bijlage III op p.63 voor de gekozen indeling in categorieën en de deelnemende scholen. Deze methode is niet waterdicht, want je weet nooit of alle kinderen die in de buurt van een bepaalde school wonen ook daadwerkelijk naar die school toegaan. Het gaat hier om een indicatie. Daarnaast ben ik afgegaan op indicaties van directeuren en/of ict-coördinatoren over de leerlingsamenstelling tijdens het inleidende gesprek. Aan alle twee de pilots deden 2 scholen uit de lagere categorie mee, 2 uit de middelste en 2 uit de hogere. De uitgekozen scholen werden telefonisch benaderd met de vraag of ze geïnteresseerd waren om mee te doen met een van de pilots. Sommige scholen hadden voldoende aan telefonische en schriftelijke informatie (via e-mail toegestuurd). De meeste scholen stelden prijs op een gesprek. Tijdens dit gesprek werd de besproken informatie ook op schrift uitgereikt. Zie bijlage IV op p.64 voor een voorbeeld van een van deze brieven. Sommige scholen waren zo enthousiast dat zij besloten met de schoolpilot én de thuispilot mee te doen. In totaal deden 9 verschillende scholen mee. De ouders werden met een brief van mij via de betreffende leerkracht benaderd. In deze brief stond de uitleg over de reden van de pilot en de planning. Ook was een antwoordformulier toegevoegd die de ouders konden invullen en via hun kind aan de leerkracht retourneren. Op dit antwoordformulier konden zij aangeven wat hun emailadres was waarop zij het internetlinkje naar Mijn MediaWereld en eventueel de vragenlijsten wilden ontvangen. Zij konden aangeven of zij in aanmerking wilden komen voor het invullen van de vragenlijsten. De opzet was om random 5 ouders en hun kind te kiezen per school wegens tijds- en kostenaspect.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
4.1.2.
38
Inhoud pilot
De pilot bestond uit drie delen: 1. voormeting kennis/houding d.m.v. een digitale vragenlijst 2. werken met Mijn MediaWereld. In een soort leerlingvolgsysteem wordt vastgelegd welke van de negen onderdelen van het programma ieder kind doorlopen heeft. Het programma is zelfsturend en de volgorde waarin het programma doorlopen moet worden is facultatief. 3. nameting kennis/houding d.m.v. een digitale vragenlijst 4.1.3.
Rol leerkrachten
De rol van de scholen was bij de twee pilots verschillend. Bij de schoolpilot werd meer participatie verwacht van de leerkracht. -De leerkracht moest twee keer een vragenlijst invullen. -Hij /zij moest erop toezien dat alle leerlingen de vragenlijsten hadden ingevuld. -Hij/zij moest erop toezien dat de leerlingen de gelegenheid kregen om het programma te testen. Bij de thuispilot was de graad van participatie beperkt tot: -het uitdelen van de brieven en formulieren aan de leerlingen. -het uitleggen van de bedoeling. -het aansporen van de leerlingen om mee te doen. -het verzamelen van de antwoordformulieren en deze aan de ict-coördinator geven. Deze stuurde de gegevens naar mij toe of ik ging ze ophalen. 4.1.4.
Rol ouders
De ouders hadden weer een andere rol: -Invullen van het antwoordformulier. -Invullen van de twee vragenlijsten. -Zorgen dat hun kind ook de vragenlijsten invulde. -(Eventueel) Begeleiden van het kind. -(Eventueel) Zelf het programma doorlopen. 4.2.
Tijdpad
Het tijdpad van de pilot zag er als volgt uit: -Eind maart 2007: opstellen brieven voor scholen en ouders. -Vanaf 03 april 2007: scholen benaderen om mee te doen met een van de twee pilots. -Maart en april 2007: maken vragenlijsten voor de drie groepen. -13 april 2007: overleg met dr. E. Kuiper, VU, Fac. Psychologie en Pedagogiek, afd. Onderwijs-pedagogiek en Opvoedingsfilosofie over vragenlijsten. -Van 21 mei-08 juni 2007 (laatste school): deelnemers vullen 1e vragenlijst in -25 mei-29 juni 2007: deelnemers werken met Mijn MediaWereld. -22-02 juli 2007 (laatste school): deelnemers vullen 2e vragenlijst in
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
39
-13 juni-13 juli 2007: data-analyse door dhr. B.G. Doornekamp 4.3.
Vragenlijsten
Om de effectiviteit van Mijn MediaWereld te toetsen, kregen de drie groepen deelnemers ieder twee vragenlijsten voorgelegd: een nulmeting voor aanvang van de test en een nameting na afloop van de test. De vragenlijsten waren door mij opgesteld met adviezen van dr. E. Kuiper (VU). De vragenlijsten zijn door collega’s van Kennisnet Ict op school ingevoerd in Survey Monkey, een digitale vragenlijst die door middel van een toegestuurde link benaderd kan worden. Als de vragenlijst doorlopen was, werd hij automatisch naar de database van Kennisnet Ict op school gestuurd. Via een resultatenlink kon ik per groep deelnemers precies zien wie de vragenlijst al had ingevuld, wie dat nog moest doen en de resultaten zelf. Groep 1: de leerlingen 1) Nulmeting. Deze vragenlijst is in tweeën opgedeeld. a) Eerst moest iedere leerling een speciaal voor de bovenbouw van het basisonderwijs ontwikkelde synoniemenlijst (1992) invullen. De lijst omvatte 25 synoniemen en bepaalt het taalniveau van iedere individuele leerling. b) Het tweede onderdeel omvatte de echte test met 25 vragen/stellingen. De vragen gingen over ieder voor het programma relevant onderwerp, zoals de verschillende risico-aspecten van het gebruik van multimedia en de manier waarop het kind nu met deze media omgaat. Er zijn drie soorten vragen gesteld: cognitieve kennisvragen, houdingvragen en vragen over hoe een kind zou handelen in een geschetste situatie. 2) Als afsluiting van de pilot werd de echte test (b) nogmaals aan de leerlingen voorgelegd. Op deze manier wil ik kijken of het programma de kennis van een leerling heeft vergroot of dat de houding/manier van handelen van een kind veranderd is. Tevens konden de leerlingen aangeven wat ze van Mijn MediaWereld vonden. Zie bijlage V op p.66 voor links naar vragenlijst 1 en 2 van de leerlingen. Groep 2: de leerkrachten 1) De eerste vragenlijst ging in op de manier waarop een leerkracht op dat moment aandacht besteedt aan mediavaardigheden in zijn lessen. Aan deze vragenlijst was een vragenlijst gekoppeld (IVO onderzoek Internet en jongeren) die gebruikt wordt voor landelijke onderzoek naar het internetgebruik van leerkrachten en jongeren. Ook werd kort gevraagd welke internetvaardigheden de leerkracht bezit. 2) De tweede vragenlijst ging over hoe de leerkracht met Mijn MediaWereld is omgegaan in de les. Ook werden vragen gesteld over zijn mening over de inhoud van het programma. In de laatste drie vragen mochten leerkrachten een cijfer geven over hun inschatting van de bijdrage van het programma aan een goede manier van leren. Zie bijlage V op p.66 voor vragenlijst 1 en 2 van de leerkrachten.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
40
Groep 3: de ouders 1) De eerste vragenlijst ging in op de manier waarop ouders thuis op dat moment aandacht besteden aan mediavaardigheden. Aan deze vragenlijst was een vragenlijst gekoppeld (IVO onderzoek Internet en jongeren) die gebruikt wordt voor landelijke onderzoek naar het internetgebruik van ouders en jongeren. Ook werd kort gevraagd welke internetvaardigheden de ouder bezit. 2) De tweede vragenlijst ging over hoe de ouder en het kind met Mijn MediaWereld zijn omgegaan. Ook werden vragen gesteld over zijn mening over de inhoud van het programma. Zie bijlage V op p.66 voor vragenlijst 1 en 2 van de ouders. 4.4.
Observatie
Met de scholen die meededen aan de schoolpilot was afgesproken dat ik een aantal leerlingen gedurende een half uur tot uur zou observeren als zij bezig waren met Mijn MediaWereld. Tijdens deze observatie maakte ik gebruik van een tevoren door mij opgestelde korte checklist met daarin de belangrijkste aandachtspunten die ik bij elke school wilde vaststellen. Zie bijlage VI op p.67 voor de checklist. Verder heb ik alleen gekeken en door voortschrijdend inzicht geleerd. 4.5.
Evaluatie pilot
In deze paragraaf volgt een evaluatie van de verschillende onderdelen van de pilot waarbij ik de opmerkelijkste punten aanstip. 4.5.1. -
-
Het was veel werk om scholen binnen de afgesproken tijd de vragenlijsten te laten invullen. Vaak lukte dit niet, zodat de pilot een aantal keren met een aantal dagen verlengd is om toch nog voldoende data binnen te krijgen. Bij 2 groepen heb ik gezien hoe zij de vragenlijsten invulden. Bij een groep 7 ging dat redelijk goed en snel. Leerlingen van groep 6 hadden meer moeite: ze vonden de vragen moeilijk en waren snel afgeleid. Vooral kinderen die moeite hadden met lezen, zoals dyslectische leerlingen, hadden hulp nodig.
4.5.2. o
o
Vragenlijsten
Tijdpad
De planning van de pilot was in principe goed, maar ik had vooraf gedacht dat de webdesigner 4-6 weken nodig zou hebben om het programma te maken. Dat werden er 10. Plus dat de webdesigner iets later is begonnen met bouwen dan verwacht omdat hij wachtte op de officiële papieren. Veel van de benaderde scholen besloten na het gesprek om mee te doen. De meest voorkomende reden voor scholen om niet mee te doen was tijdgebrek omdat het tegen het eind van het schooljaar liep en er veel activiteiten gepland zijn. Een andere reden van vooral de thuispilot bij de lagere categorie was dat veel kinderen thuis geen computer hebben en dat het contact met de ouders minimaal is, zodat de inschatting is dat de respons minimaal zal zijn.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
o
o
41
Tijdrovend was het nabellen van scholen of ze meededen en het achterhalen van e-mailadressen, vooral van de deelnemers aan de thuispilot. Iedereen kreeg de gelegenheid mee te doen met het oefenen met Mijn MediaWereld. Als ze mee wilden doen aan het invullen van de vragenlijsten, konden ze dat aangeven op het antwoordformulier. De opzet was om per school random 5 ouders en hun kind een vragenlijst te sturen. Toen bleek dat de opkomst niet overweldigend was heb ik iedereen die zich had aangemeld een vragenlijst gestuurd, ook al waren dat er bij een school 7. De pilot zou eerst korter duren maar het bleek al snel dat scholen meer tijd nodig hadden om de vragenlijsten in te vullen en om met het programma te werken. Ik heb de pilot dan ook verlengd met in totaal twee-en een halve week.
4.5.3.
Observaties
Ik heb 6 observaties gedaan: op 2 scholen een keer en op de andere 2 scholen twee keer. Tijdens de observaties heb ik vooral gelet op de manier waarop kinderen met het programma werkten. In mijn achterhoofd had ik de bevindingen uit het literatuuronderzoek over de nieuwe manier van leren en ik kon door naar leerlingen te kijken zien of deze manier van leren zichtbaar werd. Technische vaardigheden Leerlingen uit de groepen 6 en 7 konden de knoppen beiden bedienen. Het verschil hing niet af van de leeftijd maar van de mate van bekendheid met internet en het gebruik op school van e-mail. Op scholen waar leerlingen nauwelijks e-mail gebruiken hadden ze hier moeite mee. Leren door discontinue informatie en door niet-lineair denken Sommige leerlingen moesten even op gang geholpen worden, maar daarna laveerden ze makkelijk door het programma heen. Ze hadden de structuur van het programma snel onder de knie, maar ze gingen niet zelf actief op zoek naar meer informatie. Zelfsturing geeft vertrouwen De leerlingen die vaker met internet werkten en die redelijk/goed konden lezen hadden veel voordeel bij de zelfsturende werking van het programma. Zij wisten wat ze moesten doen en hadden snel door waar alles te vinden was. Leerlingen die minder goed waren in deze aspecten hadden duidelijk meer moeite met deze constructie en hadden meer begeleiding nodig. Taalvaardigheid o redelijke/goede lezers gingen makkelijk door hele programma heen. Zij lazen de tekst niet, maar screenden die. Voor hen was het aantrekkelijk om met het programma te werken omdat de vaart erin zat. Zij waren ook enthousiaster dan minder snelle lezers. o kinderen die moeite hebben met lezen, lazen de tekst helemaal niet. Ze gingen meteen naar de spelletjes. Maar zelfs de korte aanwijzingen bij de spellen lazen ze niet, zodat ze niet goed wisten wat ze moeten doen. Dit frustreerde. Ze hadden eigenlijk meer begeleiding nodig.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
42
veelvuldige internetbezoekers wilden andere dingen doen dan kinderen die niet vaak met internet werken. Voor de eerste groep waren de linken naar filmpjes en andere mediaprogramma's interessant; voor de laatste groep gold dit voor de spellen. Samenwerken Bij een school hebben leerlingen alleen gewerkt en daarna in groepjes van twee en drie. Samenwerken vonden ze leuker dan alleen werken. Op deze manier hadden alle leerlingen ook meer tijd om te werken: ongeveer anderhalf uur. In eigen tempo werken Kinderen konden in hun eigen tempo werken. Dit vonden ze prettig. Werkdruk leerkrachten verminderen Bij de groep waar de leerkracht goed voorbereid was heeft dit de werkdruk verminderd: hij/zij heeft de leerlingen ieder 2 of 3 keer met het programma laten werken en had er zelf geen omkijken naar. De groepen waar de leerkracht weinig wist van ict hadden meer moeilijkheden: met moeite en met mijn hulp kon de pilot gerealiseerd worden. MultitaskSpel Ik had gedacht dat ze dit heel goed zouden kunnen. In de observaties bleek dat ze het erg moeilijk vinden. Uit de resultaten die V12 heeft bijgehouden blijkt dat leerlingen inderdaad veel moeite hebben met het MultiTaskSpel. Dit kan aan de instelling van het puntensysteem liggen of misschien kunnen ze het minder goed dan ze denken. Zie bijlage VII op p.68 voor het gehanteerde puntensysteem. Twitch speed De observatietijd was te kort om iets te zeggen over de attentieperiode van de leerlingen. Ze waren erg nieuwsgierig en van goede wil, dus ze hebben goed hun best gedaan. Als ze overschakelden naar een ander onderdeel kwam dat doordat ze benieuwd waren naar iets anders. Leren door zappen Leerlingen gingen vaak snel door de verschillende onderdelen van het programma heen, waardoor ze het programma niet afrondden. Ze misten dan vaak het leermoment. Misschien is in dit programma te weinig rekening gehouden met dit aspect. o
4.6.
Incentive
Om de scholen te bedanken voor hun medewerking is gezorgd voor een incentive. Tijdens de observatie op scholen was gebleken dat veel leerlingen in de klas achter de computer zaten. Toen de leerlingen met Mijn MediaWereld gingen werken, leidde dit tot veel nieuwsgierige blikken: een aantal scholen had geen headset zodat iedereen mee kon luisteren. Vandaar dat ik als bedankje aan de scholen die hebben meegedaan aan de schoolpilot een headset cadeau heb gedaan. Tevens kregen zij 5 Suske&Wiskes ‘De sinistere site’ over veilig internet die net was verschenen. De groepen die hadden meegedaan aan de thuispilot kregen ook ieder 5 Suske&Wiskes. Na afronding van de pilot kunnen de data geanalyseerd worden.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
5.
43
Rapportage
De nu volgende rapportage bevat de belangrijkste uitkomsten van de pilot. Een meer uitvoerige analyse van de pilot resultaten ten behoeve van Kennisnet Ict op school volgt in het najaar. De vragenlijsten werden geanalyseerd door dhr. B.G. Doornekamp, data-analist. 5.1.
Leerlingen
In totaal hebben 6 scholen meegedaan aan de schoolpilot en 6 aan de thuispilot. De scholen van beide pilots waren opgedeeld in drie economische categorieën: laagmidden-hoog. Zie bijlage III op p.63. 5.1.1.
Rapportage voormeting
1) In totaal hebben 107 leerlingen de 1e vragenlijst ingevuld. 2) De verdeling van de leerlingen over de economische categorieën is erg onevenwichtig: laag bijna niemand en hoog de meeste leerlingen. Er kunnen dan ook geen uitspraken gedaan worden over algemene verschillen tussen de drie categorieën. Zie bijlage VIII op p.70 voor de precieze verdeling van het aantal leerlingen per economische categorie. Het eerste gedeelte van de 1e vragenlijst bestond uit 25 synoniemen. Door de score van deze synoniemenlijst aan de resultaten van de vragenlijst te koppelen en aan het aantal doorlopen onderdelen van Mijn MediaWereld, kan gekeken worden of het programma even geschikt is voor taalvaardige en taalarmere kinderen. Totaalscore Synoniemen Voormeting
14
12
Frequency
10
8
6
4
2
0
24,00
23,00
Figure 1 Totaalscore Synoniemen Mijn MediaWereld (N=107)
22,00
21,00
18,00
20,00
17,00
16,00
15,00
14,00
13,00
12,00
11,00
10,00
9,00
7,00
8,00
6,00
5,00
3,00
4,00
2,00
Totaalscore Synoniemen Voormeting
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
44
De gemiddelde score is 11,69. Zie figuur 1 voor de precieze verdeling van de scores. Het tweede gedeelte van de 1e vragenlijst bestond uit een aantal kennisvragen (11), een aantal handelingvragen (6) en een aantal houdingvragen (7). V: Totaalscore MMW
12
10
Frequency
8
6
4
2
0 60,00
57,00
56,00
55,00
54,00
53,00
52,00
51,00
50,00
49,00
48,00
47,00
46,00
45,00
44,00
43,00
42,00
41,00
39,00
40,00
38,00
37,00
34,00
30,00
V: Totaalscore MMW
Figure 2 Totaalscore Mijn MediaWereld (N=107)
3) De totaalscore van de vragen over media liepen uiteen van 30 tot 60. Gemiddeld 46,98. Zie figuur 2 voor de scoreverdeling en bijlage IX op p.71 voor uitleg over de gebruikte puntencodering. Thuispilot: In totaal hebben 11 leerlingen de 1e vragenlijst ingevuld. Dit aantal is veel te laag om algemene conclusies aan te verbinden. Van de 11 leerlingen waren 8 meisje en 3 jongen. Mijn MediaWereld: 1) In totaal hebben 51 leerlingen het programma geheel of gedeeltelijk doorlopen. 2) Gemiddeld hebben leerlingen op school 1½ keer met Mijn MediaWereld gewerkt; thuis lag de frequentie hoger op 2,79. 3) Gemiddeld hebben zij 2 onderdelen van het programma gedaan. 4) 45% was jongen, 55% meisje. 5) De gemiddelde leeftijd was 10 jaar. 5.1.2.
Rapportage nameting
In totaal hebben 53 leerlingen de 2e vragenlijst ingevuld. Van de 107 leerlingen die de 1e vragenlijst hebben ingevuld, blijven er in totaal 42 over die met Mijn MediaWereld
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
45
hebben gewerkt en die de 2e vragenlijst volledig hebben ingevuld. Zie bijlage X op p.72 voor de resultaten van de twee vragenlijsten en het werken met het programma per school. 1) De belangrijkste uitkomst van de analyse van de voor- en nameting van de vragenlijsten is dat de resultaten van de nameting significant hoger zijn dan de resultaten van de voormeting. De oorzaak hiervan is nog niet helemaal duidelijk. In de gedetailleerde analyse van de pilot resultaten t.b.v. Kennisnet Ict op school, die dit najaar volgt, ga ik nader in op de precieze oorzaken. 2) In de analyse van de vragenlijsten kwam niet naar voren dat leerlingen die beter scoren op de synoniemenlijst ook beter presteren in het mediagedeelte. De observaties maakten duidelijk dat taalvaardige kinderen meer voordeel hebben in het werken met Mijn MediaWereld. Zij lazen de tekst niet, maar screenden die. Oorzaak voor het feit dat er geen significant verschil is tussen taalvaardige kinderen en taalarme kan zijn dat de eerste groep ook onvoldoende lazen en dat screenen van de tekst niet voldoende is. 3) De leerlingen mochten ook hun mening geven over Mijn MediaWereld. Bijna 85% vond het leuk om met Mijn MediaWereld te werken, waarbij het vaakst werd aangevinkt dat het leuk was omdat ze er veel van geleerd hebben en omdat de spelletjes leuk waren. Zie bijlage XI op p.73 voor een overzicht van deze resultaten. 5.2.
Leerkrachten
In totaal deden 6 leerkrachten mee aan de schoolpilot: 2 in iedere economische categorie. In totaal hebben 4 leerkrachten de 2e vragenlijst ingevuld. Twee scholen uit de laagste categorie moesten eerder ophouden wegens diefstal van de computers en netwerkproblemen. 5.2.1.
Rapportage voormeting leerkrachten
Dit zijn de belangrijkste uitkomsten van de 1e vragenlijst die inging op de manier waarop leerkrachten nu omgaan met multimedia. 1) De leerlingen gebruiken de computer op school gemiddeld 3½ uur per week. 2) Alle leerkrachten begeleiden de leerlingen: allen kijken mee en de meesten praten soms over de interesses. Ze spelen bijna nooit een spelletje mee. 3) Leerkrachten besteden aandacht aan (in aflopende mate): o belang privacy en digitaal pesten (allemaal) o goed wachtwoord o beoordeling internetbronnen o goede zoektechnieken en beïnvloeding van reclames o juiste houding o plagiaat en auteursrecht (niemand) 4) De opvallende uitkomst van het oordeel van leerkrachten over wat leerlingen kunnen is de volgende. De meeste van bovengenoemde onderwerpen beheersen
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
46
ze matig of slecht (plagiaat en houding), behalve opzoeken van informatie: deze wordt door allemaal als goed beoordeeld. 5) Geen van de leerkrachten heeft eerder met een multimediaprogramma gewerkt. 6) Zie Bijlage XII op p.74 voor de resultaten van de IVO-vragenlijst over de ictkennis van leerkrachten. 5.2.2.
Rapportage nameting leerkrachten
Hier volgen de belangrijkste uitkomsten van de 2e vragenlijst die inging op de manier waarop leerkrachten met Mijn MediaWereld hebben gewerkt. Door het lage aantal leerkrachten kunnen geen echte conclusies getrokken worden bij het vergelijken van de voor- en nameting. 1) De leerkrachten en in een geval de studente ICT hebben de kinderen begeleid. Allemaal hebben ze de leerlingen begeleid tijdens het werken in Mijn MediaWereld. Allen hebben meegekeken, de helft heeft over de interesses gepraat, maar niemand heeft meegespeeld. 2) Leerkrachten zijn van mening dat in de meeste gevallen de kennis en het gedrag van leerlingen na gebruik van Mijn MediaWereld hetzelfde is gebleven of is verbeterd. 3) De meeste leerkrachten denken dat werken met Mijn MediaWereld geen invloed heeft gehad op beter handelen van de leerlingen op het gebied van multimedia. Een leerkracht denkt dat leerlingen wel beter zullen handelen. 4) Leerkrachten hebben geen onderdelen gemist en vonden Mijn MediaWereld een aanvulling op het reeds bestaande aanbod. 5) De aanvullende vraag over hoe leerkrachten het programma inschatten op geschiktheid als onderwijstool laat het volgende zien:. o Gemiddeld voor aandacht vasthouden 7,50 o Gemiddeld voor diep leren 6,75 o Gemiddeld voor mediawijs worden 6,25 6) Het gemiddelde cijfer was een 7 en alle leerkrachten zouden hun collega’s adviseren het programma te gaan gebruiken. Combinatie voor- en nameting: Opvallende bevinding: leerkrachten denken bij de meeste onderdelen dat de kennis gelijk gebleven of toegenomen, maar bij drie onderdelen is de kennis volgens een leerkracht afgenomen. De reden hiervoor is niet bekend. Dit terwijl uit de metingen blijkt dat de gemiddelde kennis/gedrag van de leerlingen is toegenomen. 5.3.
Ouders
In totaal hebben 13 ouders van drie verschillende scholen de 1e vragenlijst ingevuld. 7 Ouders hebben de 2e vragenlijst ook ingevuld.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
5.3.1.
47
Rapportage voormeting ouders
Er zijn geen leerlingen/ouders uit de laagste categorie die hebben meegedaan aan de pilot. Zie bijlage XIII op p.75 voor de deelnemende scholen met het aantal deelnemers. Hier volgen de belangrijkste uitkomsten van de 1e vragenlijst die inging op de manier waarop ouders nu omgaan met multimedia. 1) In totaal deden de ouders van 8 meisjes en 3 jongens mee. 2) De gemiddelde leeftijd van de kinderen is 10,31 jaar: meisjes waren gemiddeld iets ouder dan de jongens. 3) Gemiddeld gebruikt een kind thuis 4,23 uur per week de computer. 4) Er worden bijna altijd afspraken gemaakt over de tijdsduur dat een kind achter de computer zit. Gemiddeld is dat 1,20 uur per keer. In deze beperkte groep zitten meisjes zitten langer achter de computer dan jongens. Omdat de groep zo klein is kan er geen algemene conclusie uit getrokken worden. 5) Kinderen gebruiken de volgende media (in aflopende volgorde): o Internet o Games internet en -stand alone o MSN en Officepakketten o Educatieve programma’s o Filmpjes bekijken o Muziek downloaden o Profielpagina en webcammen en tekenpakketten 6) Ouders maken de volgende inschatting van wat hun kind kan (in aflopende mate): - Opzoeken van informatie op internet (matig tot zeer goed) - Goed wachtwoord kiezen (matig tot goed) - Reclame-invloeden - Privacy (vooral matig) - Internetbronnen beoordelen - Houding - Plagiaat (slecht) 7) De meeste ouders begeleiden hun kind als ze met media werken. De meeste van hen kijkt vaak mee en praat over de interesses. Het merendeel speelt nooit of slechts een enkele keer een spelletje mee. 8) Alle ouders verbieden wel eens iets dat hun kind op internet wil doen (meest genoemde bovenaan): Geen persoonlijke adresgegevens geven. Niet MSN-en met mensen die het kind niet kent. Geen betaalde activiteiten. Geen gewelddadige spelletjes. Geen dingen downloaden. Sexsites. Pesten via MSN. Een ouder bekijkt het per geval. Een kind mag alleen op school internetten.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
48
9) In de meeste woonkamers staat de Tv waar het kind het vaakste naar kijkt. In de andere twee gevallen is dat in een aparte kamer of in de ouderslaapkamer. De helft van de ouders geeft aan soms op het leeftijdsadvies van de Kijkwijzer te letten. De andere helft doet dit vaak tot heel vaak. 10) 3 van de 13 kinderen hebben een eigen mobieltje. Ze gebruiken die voor noodgevallen en voor Sms. Zie bijlage XII op p.74 voor meer informatie over de uitkomst van de aparte IVOvragenlijst van het landelijke onderzoek naar jongeren en internet. 5.3.2.
Rapportage nameting ouders
De volgende gegevens zijn uit de 2e vragenlijst gekomen: 1) Gemiddeld hebben de kinderen 2,79 keer met Mijn MediaWereld gewerkt. 2) De kinderen werkten meestal in de woonkamer, maar anderen werkten in de eigen kamer of in de studeerkamer. 3) Alle ouders hebben zelf met Mijn MediaWereld gewerkt. 4) Bijna alle ouders hebben hun kind begeleid bij het werken met Mijn MediaWereld. Ze deden dit door mee te kijken, erover te praten en de helft heeft ook een spelletje meegespeeld. 5) 6 Ouders hebben geen onderdelen gemist in het programma. Een ouder merkt op dat het programma beter toegespitst had moeten zijn op de kennis en belevingswereld van de leeftijdsgroep. 6) De cijfers voor het mediaprogramma in zijn geheel lopen sterk uiteen: 4-8. Het gemiddelde is een 5,7. Degene die een 4 hebben gegeven zouden het programma niet aanbevelen aan andere ouders, de rest wel. Zie bijlage XIV op p.76 voor verder commentaar van enkele ouders over het programma. Algemeen: 1) Kinderen hebben thuis veel vaker met Mijn MediaWereld gewerkt dan op school: 2,79 tegen 1,5 keer. 2) 4 van de 7 ouders denken dat de kennis van multimedia hetzelfde is gebleven of is toegenomen. De andere drie denken dat de kennis is verminderd. Als de vraag per onderdeel wordt gesteld, is te zien dat de mening van ouders over de kennis bij ieder onderdeel is toegenomen. 5.4.
Deskundigen
Naast deze onderzoeksbevindingen heb ik een aantal deskundigen op het aandachtsgebied gevraagd of zij naar het programma Mijn MediaWereld willen kijken en er hun mening over willen geven. Drie deskundigen hebben de gelegenheid gevonden naar het programma te kijken: dhr. R. Pijpers, specialist Kind en Media van KPN en hoofdredacteur van mijnkindonline.nl, dr. E. Kuiper, Vrije Universiteit, Fac. Psychologie en Pedagogiek, afd. Onderwijspedagogiek en Opvoedingsfilosofie en dhr. A. Coenders, Adviseur Onderwijstools Kennisnet Ict op school. Hieronder volgt een beschrijving van hun belangrijkste bevindingen.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
49
Dhr. Pijpers vindt dat het programma aantrekkelijke onderdelen heeft. Hij vindt de onderdelen 'Verkopen met een liedje' en 'Popster' educatief maar met een grote 'fun factor' en hij vermoedt dat deze combinatie veel kinderen zal aanspreken. De website heeft volgens dhr. Pijpers ook een aantal zwakheden. Hij is van mening dat het onderscheid tussen eigen content en content van anderen soms lastig te maken is. Daarnaast merkt hij op dat er erg veel tekst staat die kinderen niet zullen lezen en als ze móeten lezen van de leerkracht, dan kost dat ze veel moeite. Ook vindt dhr. Pijpers de letters moeilijk te lezen en hij vindt het jammer dat je naar beneden moet scrollen om alle tekst te zien te krijgen. Mevr. Kuiper is van mening dat het programma niet zelfsturend is. Volgens haar is de opzet waarbij kinderen kunnen kiezen uit verschillende elementen te vrijblijvend voor kinderen. Zij denkt dat de 'sandwichformule' waarbij kinderen kunnen spelen en ook nog informatie over bepaalde onderwerpen krijgen misschien verwarrend werkt. Kinderen gaan uit zichzelf niet lezen over de aangeboden onderwerpen, behalve als ze toevallig zelf net met het onderwerp bezig zijn. Daarom zou zij aanbevelen het programma in een lesvorm te gieten zodat het onderdeel is van het curriculum en leerkrachten handvatten hebben om de onderwerpen bespreekbaar te maken. Ook is zij van mening dat er teveel tekst in het programma staat en dat deze tekst soms te moeilijk is voor een gedeelte van de doelgroep. Dit sluit aan bij het oordeel van dhr. Pijpers en de observaties. Ook vindt zij de lettertjes te klein. Dhr. Coenders vindt dat de site een mooie interface heeft die is afgestemd op de leefen beleefwereld van kinderen. Volgens hem ziet het er uitnodigend en motiverend uit en werkt de navigatie door de site intuïtief. Hij is, net als mevr. Kuiper, van mening dat het programma niet zelfsturend is. Hij stelt voor om een lesbrief en verwerkingsvormen op te nemen ter ondersteuning van de leerkracht zodat hier en daar gestuurd kan worden. Daarnaast oppert hij de mogelijkheid om een aantal testen op te nemen om te kijken of kinderen er ook iets van meegekregen hebben. Hij vindt de site een mooie start tot bewustwording. Na de voorlopige rapportage en de beoordeling van deskundigen kunnen conclusies getrokken worden en aanbevelingen gegeven voor eventueel verdere acties en onderzoek.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
50
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
6.
51
Conclusie en aanbevelingen
Na uitgebreid literatuuronderzoek, de ontwikkeling en de bouw van het zelfsturende mediavaardigheidsprogramma Mijn MediaWereld en de pilot met bijbehorende rapportage kunnen de vooraf vastgestelde probleemstellingen beantwoorden worden. Probleemstelling 1 Op welke manier moet het Amerikaanse programma My Pop Studio aangepast worden zodat leerlingen van de groepen 6, 7 en 8 van het basisonderwijs zich na gebruik van dit nieuwe programma beter kunnen handhaven in de kennismaatschappij? Deze probleemstelling heeft te maken met de taak van school en van ouders kinderen voor te bereiden op de kennissamenleving. Om kinderen te leren zich ‘...bewust, kritisch en actief [te] kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld’, zoals de Raad voor Cultuur (2005) mediawijsheid omschrijft, zullen zij zich een aantal competenties eigen moeten maken. Het Amerikaanse programma My Pop Studio is een mooi uitgangspunt om dit doel te bereiken. Dit programma combineert spel met leren op zo’n manier dat kinderen vanzelf geïnteresseerd zijn om ermee te werken. Door dit programma op een aantal punten aan te passen zou het geschikt kunnen zijn voor de Nederlandse doelgroep. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat kinderen vanaf ongeveer 9 jaar actief met multimedia gaan werken en geïnteresseerd zijn in programma’s waarin je zelf media kunt maken en verspreiden. De technische vaardigheden zijn vaak goed, maar de vaardigheden om kritisch naar media te kijken, zoals het kunnen gebruiken van goede zoektechnieken, laten vaak te wensen over. Beginnende gebruikers van multimedia zijn vaak niet op de hoogte van de mogelijkheden en eventuele valkuilen van het gebruik van die media. Vandaar dat in Mijn MediaWereld extra linkjes zijn opgenomen naar programma’s die ingaan op technische tools die deze doelgroep interesseert en verwijzen naar verschillende bestaande websites waar kinderen media kunnen maken. Ook is extra uitleg toegevoegd over veilig- en gezond mediagebruik, zodat kinderen weten wat ze tegen kunnen komen in het gebruik van multimedia en ze handvatten krijgen om ermee om te gaan. Leerkrachten en ouders kunnen bij dit programma een begeleidende rol op zich nemen. Want uit onderzoek blijkt dat op scholen en in gezinnen waar leerkrachten en ouders met kinderen over internetervaringen praten, kinderen beter leren met deze media om te gaan en minder risico lopen op nare ervaringen. Probleemstelling 2 Op welke manier kan de pilot onder een aantal scholen voor het basisonderwijs en bij een aantal kinderen thuis het beste uitgevoerd worden? Mijn MediaWereld is getest in twee pilots in Almere in de maanden mei en juni. In totaal deden 12 groepen leerlingen mee aan pilots: 6 groepen leerlingen en hun leerkracht deden mee aan de schoolpilot en 6 groepen leerlingen en hun ouders deden mee aan de thuispilot. De scholen waren geselecteerd op economische gronden via
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
52
Funda, huizenverkoop. Er waren 3 categorieën: laag-midden-hoog. Iedere categorie bevatte twee groepen leerlingen. De pilot duurde in totaal 5½ week en bestond uit een nulmeting, een periode om met Mijn MediaWereld te werken en een nameting. De nulmeting bestond uit een digitale vragenlijst voor iedere groep deelnemers. Voor de leerlingen bestond deze vragenlijst uit twee delen: een synoniemenlijst om de taalvaardigheid te meten en een test over de kennis/houding/manier van handelen m.b.t. media. De nameting bestond uit een herhaling van het laatste onderdeel en hun oordeel over het programma. De voormeting van de leerkrachten en de ouders bestond uit vragen over de manier waarop zij nu omgaan met multimedia. De nameting bestond uit vragen over hoe ze Mijn MediaWereld hadden gebruikt in de les en wat hun oordeel erover was. Onderdeel van de pilot was een observatie van de leerlingen aan de schoolpilot als zij aan het werk waren met Mijn MediaWereld. De rapportage geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten. In het najaar volgt een uitgebreide analyse van de resultaten t.b.v. Kennisnet Ict op school. Uit de voorlopige rapportage worden naast de resultaten van de mediakennis van de leerlingen een aantal dingen duidelijk, vooral op het gebied van hoe leerkrachten en ouders met multimedia omgaan. Maar het totale aantal deelnemers die aan de gehele pilot hebben meegedaan is klein, zodat het niet mogelijk is om algemene conclusies te verbinden aan de resultaten. De belangrijkste uitkomst is dat de leerlingen significant beter scoren op de nameting van de vragenlijst dan op de voormeting, maar het is op basis van de beschikbare analyses is nog niet helder waar dit effect aan toegeschreven kan worden. De volgende conclusies kunnen getrokken worden uit het onderzoek d.m.v. vragenlijsten, observaties en opmerkingen van deskundigen over Mijn Mediawereld: o Leerlingen scoren significant beter op de nameting van de vragenlijst dan op de voormeting, maar het is op basis van de beschikbare analyses is nog niet helder waar dit effect aan toegeschreven kan worden. o Leerlingen lezen de tekst niet. De tekst is te lang en soms te moeilijk. De observaties maakten duidelijk dat taalvaardige kinderen meer voordeel hebben in het werken met Mijn MediaWereld. Zij screenden de tekst i.p.v. deze zorgvuldig te lezen. Ze gingen er makkelijker doorheen en beleefden er daardoor meer plezier aan. Zij hadden geen begeleiding nodig. Minder taalvaardige leerlingen kwamen sneller in de problemen, wilden alleen spelen, niet lezen en vroegen vaker hulp. In de analyse van de vragenlijsten kwam niet naar voren dat leerlingen die beter scoren op de synoniemenlijst ook beter presteren in het mediagedeelte. Oorzaak daarvan kan zijn dat zij ook onvoldoende de tekst lazen en dat screenen van de tekst niet voldoende is de juiste informatie uit de tekst te halen. o Het programma is voor een grote groep leerlingen, vooral de taalarme, niet voldoende zelfsturend. Leerlingen gaan zelf onvoldoende op onderzoek uit en lezen de tekst niet. Meer begeleiding door de leerkracht is nodig. o De duur van de pilot was te kort. Leerkrachten gaven aan dat het eind van het schooljaar een goede tijd is om extra projecten uit te voeren omdat het gewone
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
o o
53
curriculum al overvol zit. Ook was de tijd om met Mijn MediaWereld vooral voor de schoolpilot te krap zodat de meeste leerlingen maar één keer met het programma heeft kunnen werken. De meeste leerlingen hebben maar een klein gedeelte van het programma doorlopen. Mijn MediaWereld kan op het gebied van de lay-out nog verbeteren waardoor het nog overzichtelijker wordt. Duidelijk is dat het overgrote deel (85%) van de leerlingen het een leuk programma vindt om mee te werken, omdat ze denken er veel van geleerd e hebben en omdat ze de spellen leuk vinden. De leerkrachten denken dat Mijn MediaWereld toegevoegde waarde kan hebben en ze zouden hun collega’s adviseren het te gaan gebruiken. Ouders zijn erg verdeeld over Mijn MediaWereld: de helft vindt het niets, de andere helft vindt het goed.
Aanbevelingen Ik zou graag een aantal aanbevelingen doen naar aanleiding van de uitkomst van de vragenlijsten, de observaties en de opmerkingen van de deskundigen. Ten eerste op programmaniveau: Minder tekst in het programma of op een andere manier, bv. via pop-ups Uitdagendere knoppen met pakkende tekst zodat kinderen geprikkeld worden om zelf nog meer op onderzoek uit te gaan in het programma. Knoppen voor de homepage Muziek Wereld en Digitale Wereld links op de pagina i.p.v. bovenaan zodat er meer plaats overblijft voor de tekst van de vervolgpagina’s zelf en er minder gescrolled hoeft te worden. Aanpassen van puntentelling van het MultiTaskSpel zodat meer kinderen in de 1e, 2e en 3e categorie uitkomsten vallen. Instellen van de home-knop: de meer geoefende internetgebruikers gebruikten deze automatisch. Idem pijl-terug-knop. Voor het vervolgtraject zou ik het volgende willen aanbevelen: Diepgaandere analyse van de data om te proberen erachter te komen wat de oorzaak is van het positieve verschil in de voor- en nameting van de leerlingen. Deze analyse zal ik in het najaar uitvoeren t.b.v. Kennisnet Ict op school. Toevoeging van een lesbrief en verwerkingsvormen ter ondersteuning van de leerkracht zodat zij vooral minder taalvaardige leerlingen beter kunnen begeleiden. In deze instructie voor de leerkrachten zou moeten komen te staan op welke manier zij Mijn MediaWereld zouden kunnen inzetten in hun lessen. Ook kunnen er tips in komen te staan over het bespreekbaar maken van bepaalde media-aspecten waar leerlingen tegenaan lopen. In eerste instantie zal dat extra inspanning van de leerkracht vergen, vervolgens levert het tijdwinst op. Verder onderzoek naar de verschillen tussen leerlingen op het gebied van taalvaardigheid. Het programma zou over een langere periode en vaker gebruikt moeten worden.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Bovengenoemde aanbevelingen voor verder onderzoek zouden in een vervolgstudie gerealiseerd kunnen worden. Na uitvoerige analyse van de data kan het programma bijgesteld worden zodat het nog effectiever en geschikter voor de doelgroep is. Vervolgens moet een handleiding geschreven worden voor de leerkrachten zodat zij het programma gedurende een langere periode in het curriculum kunnen opnemen. Daarna kan d.m.v. aangescherpte vragenlijsten een nieuwe pilot gedaan worden met meer scholen, op een beter tijdstip in het jaar en over een langere periode. Op deze manier kan de effectiviteit van Mijn MediaWereld als leermiddel om kinderen mediawijs te maken nog beter beoordeeld worden.
54
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
7.
55
Reflectie
Uit evaluatie van het totale onderzoek komen een aantal punten over hoe het onderzoek verlopen is en over mijn eigen functioneren naar voren. Scholen Toen ik contact opnam met de scholen met de vraag of zij mee wilden doen met het onderzoek was bijna iedereen meteen enthousiast. Vooral de directeuren en zagen meteen de noodzaak in van een programma op het gebied van mediavaardigheden. De communicatie verliep dan via de directeur/ict-coördinator. Gebleken is dat pilot waar de betreffende leerkracht bij het persoonlijke gesprek aanwezig was, soepeler verliep dan de pilot waarbij de informatie over meerdere schijven ging. In een volgend onderzoek zou ik er dan ook voor zorgen dat de leerkracht bij het gesprek zou zijn. Het contact met de scholen verliep prettig. Het was wel lastig om goed aan te voelen wanneer en op welke manier je scholen nogmaals moest benaderen als er niet meteen een reactie kwam op een verzoek/actiemoment. De een heeft meer ‘begeleiding’ nodig dan de ander. Tijdstip pilot Het tijdstip voor de pilot bleek niet handig. Leerkrachten gaven dit ook aan tijdens de test. Wegens overbelasting in het lesprogramma aan het eind van het jaar was het voor leerkrachten lastig om voldoende tijd vrij te maken voor de vragenlijsten en om met Mijn MediaWereld te werken. Dit had een nadelig effect op het aantal deelnemers. Daarnaast had de pilot langer moeten duren zodat leerlingen een aantal keren rustig de tijd zouden hebben om met het programma te werken, zodat alle onderdelen doorlopen konden worden. Persoonlijk Als deze scriptie door twee personen zou zijn uitgevoerd, zou dat prettiger zijn geweest. Een sparringpartner op hetzelfde niveau kan je kennis en inzicht verhogen. Het leert je tot andere denkwijzen te komen en je leert van elkaars sterke punten. Tijdens de pilotfase veranderde mijn rol van ontwikkelaar in die van projectmanager. Ik merkte dat ik die rol minder leuk vind: ik hou liever zelf de touwtjes in handen. Communicatie Door de thuisomstandigheden heb ik ervoor gekozen om vooral vanuit huis deze afstudeerscriptie te maken. Wekelijks op een neer reizen naar Zoetermeer was niet mogelijk. Via mail is er heel intensief contact geweest met de twee begeleiders vanuit Kennisnet Ict op school, zodat ik altijd op de hoogte was van alle nieuwe inhoudelijke ontwikkelingen. En deze kennis werd geëxpliciteerd via mail. Toch miste ik de een-opeen contacten: even iemand aanspreken op de gang over een onderwerp. Daarnaast is e-mail een mooi communicatiemiddel, maar niet zaligmakend. Het heeft als nadeel dat je heel precies moet formuleren hoe je iets bedoelt, want er is geen non-verbale communicatie. Op een gegeven moment ben ik dan ook overgestapt naar de telefoon bij contacten die ik veelvuldig nodig had, zoals V12 en de makers van Survey Monkey.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
56
Literatuurlijst Alphen, H. Van. [persoonlijk interview], directeur OBS De Albatros Almere, november 2006. Blauw Research, t.b.v. KPN Internet. (december 2005). Internet in de klas. [rapport]. Boelens, H. (2007). ‘Imagine...You may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.’: The school library and information centre at the heart of the tearning process and as an integral part of the learning environment. [voorproefje proefschrift]. Geraadpleegd op 15 maart 2007, van: http://www.ensil.eu/ Brinkhuis, M. (2006). Beeldhonger. Onderwijs en opvoeding in het mediatijdperk. Amsterdam. Van Gennep/de Balie. Bruijn, M.de. (21 april 2007). Spelen met reclame. De Volkskrant. De Verleiding, p.8-9. Brummelhuis, Dr. A. ten. (2006). Aansluiting onderwijs en digitale generatie. In: J. De Haan & C. Van ’t Hof (red.), Jaarboek ICT en samenleving; de digitale generatie. (pp.125144). Geraadpleegd op: 04 november 2006, van http://www.nldata.nl/
samendeskundiger/documenten/pabo/6671_jaarboekict2006_4-4.pdf Chan, D. (2005). Playing with race: The ethics of racialized representations in e-games. International Review of Information Ethics. Vol.4 (12/2005). p.24-30. Geraadpleegd op: 15 januari 2007, via http://www.i-r-i-e.net/inhalt/004/chan.pdf Cinekid. (oktober 2006). CinekidStudio. Geraadpleegd op: 07 november 2006, van: http://www.cinekidstudio.nl/. Cohen de Lara, H. (2005). Hoe word ik webwijs? Didaktief (35) nr. 8, p.22-24. Dekker, E. [persoonlijk interview]. ICT-coördinator basisschool De Buitenburcht, Almere, 02 november 2006. Delver, B. (2004). Slim en safe internetten.; veilig internet voor en door kinderen. Vives Media B.V. / St. De Kinderconsument. Digibewust. (2006). Gebouw13. Geraadpleegd op: 03 november 2006, van: http://www.gebouw13.nl/index.php. Digital Playground (z.j.). Shop4Media; leer al shoppend over media!. Geraadpleegd op: 03 november 2006, van: http://www.shop4media.nl/ Diploma Veilig Internet . Zie: Ik surf veilig (z.j.). Dove. (2006). Evolution film. Geraadpleegd op: 11 april 2007, van: http://www.campaignforrealbeauty.com/flat4.asp?id=6909
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
57
Drent, M. (2005a). Ict-gebruik op pabo is onder de maat. Didaktief (35) nr.10, p. 34-35. Drent, M. (2005b). In transitie: op weg naar innovatief ICT-gebruik op de PABO. [Promatieonderzoek]. Universiteit Twente. Gedragswetenschappen. Geraadpleegd op: 07 december, via http://elearning.surf.nl/e-learning/onderzoek/3393. FF Zoeken: Zie: Schooltv. (04 april 2006). Gebouw13: Zie: Digibewust. (2006). Girlpower. (2006). Unveil the fraud. Geraadpleegd op 11 april 2007, van: http://demo.fb.se/e/girlpower/retouch/retouch/index.html Haan, J. De & C. Van ’t Hof. (2006). Jaarboek ICT en samenleving; de digitale generatie. Geraadpleegd op 06 december 2006, van: http://www.nldata.nl/samendeskundiger /documenten/pabo/6671_jaarboekict2006_4-4.pdf Ik surf veilig (z.j.). Diploma Veilig Internet. Geraadpleegd op: 03 november 2006, van: http://www.iksurfveilig.nl/. Jansz, J. (2006). De uitdaging van videogames. [Uit: Jaarboek ICT en samenleving 2006: De digitale generatie. Een publicatie van SCP]. p.63-79. Geraadpleegd op30 december 2006, van: http://www.nldata.nl/samendeskundiger/documenten/pabo/6671_ jaarboekict2006_4-4.pdf Jenkins, H. (juli 2006). Behind the Scenes at My Pop Studio: An Interview with Renee Hobbs. Geraadpleegd op 17 maart 2007, van: http://www.henryjenkins.org/2006/07/behind_the_scenes_at_pop_studi_1.html Kaizer Family Foundation. (2007). Media Multitasking among American Youth: prevalence, predictors and pairings. Geraadpleegd op: 11 april 2007, van: http://www.kff.org/entmedia/upload/7592.pdf Kennisnet Ict op school. (2006). Vier in Balans Monitor 2006. Geraadpleegd op: 11 december 2006, van: http://www.ictopschool.net/onderzoek/publicaties/uitgaven /vierinbalans2006/document Kidstoday. Zie: St. Rebeltoday (31 augustus 2003). Kijkwijzer. (2006). Media, schadelijkheid en geweld. Stand van zaken internationaal onderzoek. Geraadpleegd op: 30 december 2006, via: http://www.kijkwijzer.nl/pagina.php?id=8&nb=159 Kuiper, dr. E. (juni 2007a). T eaching web literacy in primary education. Amsterdam: Vrije Universiteit. [proefschrift]. Geraadpleegd op: 30 juni 2007 van: http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/1871/10836/1/7533.pdf
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
58
Kuiper, dr. E. (juni 2007b). Wat weten we over....webwijsheid in het PO en VO? Geraadpleegd op 04 juli 2007 van: http://www.ictopschool.net/kennis/publicaties /uitgaven/webwijsheid/document Media Awarenesse Network. (2006). Young Canadians in a Wired World – Phase II Overview: Key Findings. Geraadpleegd op: 01 november 2006, van http://www.media-awareness.ca/english/research/YCWW/phaseII/ Media Makkers. Zie: St. Reclame Rakkers (z.j.a). Meertens, R. [persoonlijk interview]. Ict-coördinator Prisma Pr-Chr-onderwijs Almere, april 2007. Mijn Kind Online. (2006). Ingame-advertising. Geraadpleegd op: 10 april 2007, van: http://mijnkindonline.web-log.nl/mijnkindonline/2006/12/ingame_advertis.html MIT. (april 2007). Learning through Remixing. [International Conference April 27-29, 2007]. Geraadpleegd op: 02 juli 2007, van: http://web.mit.edu/commforum/mit5/subs/MiT5_plenary4.html MonsterMedia. Zie Waag Society (z.j.). Nijboer, J. (2006). Cultutal entrepreneurship in libraries. New library world, vol.107, no.9/10 (Sept./Oct. 2006). Nikken, P. (2003). Computerspellen in het gezin. Hilversum. NICAM Nikken, P. & Jansz, J. (2006). Parental mediation of children's video game playing. A comparison of the reports by parents and children. Learning, Media & Technology, 31,181-202. Onderwijsraad. (2003). Web-leren: noodzakelijke ondersteuning voor het leren in de kennissamenleving. [rapport]. Geraadpleegd op: 10 december 2006, van: http://www.onderwijsraad.nl/pdfdocs/webleren.nl.pdf Onderwijsraad en Raad voor Cultuur (april 2006). Onderwijs in cultuur; versterking van cultuureducatie in primair en secundair onderwijs. [rapport]. Geraadpleegd op: 05 december 2006, van: http://www.minocw.nl/documenten/17584a.pdf Pardoen, J. & R. Pijpers. (2006). Mijn leerling online; hoe begeleid je leerlingen op Internet? Amsterdam: Ouders Online & B.V. Uitgeverij SWP. PiXELme. Zie RASA. (08 september 2006). Raad voor Cultuur. (12 juli 2005). Mediawijsheid; de ontwikkeling van nieuw burgerschap. Geraadpleegd op: 04 november 2006, van: http://www.cultuur.nl/files/pdf/advies/ 00507140938420. med-2005.02498-1.pdf.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
59
RASA. (08 september 2006). PiXELme: reizende expo met interactieve website voor jongeren van 10 tot 14 jaar. Geraadpleegd op: 07 november 2006, van: http://www.rasa.be/. Schooltv. (04 april 2006). FFZoeken. Geraadpleegd op: 06 november 2006, van: http://www.schooltv.nl/pagina.jsp?n=885300. SCO-Kohnstamm Instituut. (2006a). Proeve van een Leerlijn Audiovisuele Media-educatie; uitgangspunten en invulling. [rapport]. Geraadpleegd op: 29 april 2007, van: www.scokohnstamminstituut.uva.nl/pdf/sco755.pdf SCO-Kohnstamm Instituut. (2006b). Het nieuwe leren in het basisonderwijs; een begripsanalyse en een verkenning van de schoolpraktijk. [rapport]. Geraadpleegd op: 30 maart 2007, van: http://www.sco-kohnstamminstituut.uva.nl/pdf/sco746.pdf Shop4Media: Zie: Digital Playground (z.j.). Slot, R. (2006). Gamenderwijs- Het toepassen van gaming op een Jenaplanschool. [meesterstuk]. Hogeschool Domstad. Utrecht. Geraadpleegd op 20 december 2006, van: http://www.gerarddummer.nl/meesterstuk/Meesterstuk_Gaming_WO_en_Jenaplan. pdf St. Krant in de klas. (2006). Krant in de klas; de bron voor media-educatie. Geraadpleegd op: 04 november 2006, van: http://www.krantindeklas.nl/index.asp?id=3&title= Kranten+in+de+klas. St. Rebeltoday. (31 augustus 2003). Kidstoday. Geraadpleegd op: 13 november 2006, van: http://www.kidstoday.nl/rbl/default.aspx?referrer=%2ftodaysinfo%2fredactie %2fNews_CategoryView.aspx. St. Reclame Rakkers (z.j.a). Media Makkers in de basisschool. Geraadpleegd op: 01 november 2006, van: http://www.reklamerakkers.nl/index.php?PageId=128. St. Reclame Rakkers. (november 2006). Nationale Opleiding MediaCoach (NOMC) – November 2006. Geraadpleegd op: 04 december 2006, van: http://www.reklamerakkers.nl/index.php?PageId=25. St. Technika 10 Nederland. (z.j.). Geraadpleegd op: 04 november 2006, van : http://www.technika10.nl/technika10/wiewezijn.htm. Synoniemenlijst uit Instrumentenhandboek Computers in Education. (1992). Universiteit Twente. TNS NIPO. (2006a). Plantinga S. & M. van Diepen. Stijgend ICT-gebruik volgens docenten. Onderzoek onder leraren in het primaire en voortgezet onderwijs. Geraadpleegd op: 21 maart 2007, van: http://www.ictopschool.net/onderzoek/publicaties/uitgaven/ Rapport.2006-12-27.1036/document
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
60
TNS NIPO. (2006b). Plantinga S. & M. van Diepen. ICT-management positief over investeringen. Onderzoek onder ict-management in het primaire en voortgezet onderwijs. Geraadpleegd op: 21 maart 2007, van: http://www.ictopschool.net/onderzoek /publicaties/uitgaven/Rapport.2006-12-27.0741/document Toyinima. (2007). Geraadpleegd op: 13 april 2007, van: http://www.toyinima.be/. Tooms, T. [persoonlijk interview], ICT-coördinator OBS De Albatros Almere, 16 november 2006. Valkenburg, P. (2002). Beeldschermkinderen. Theorieën over kind en media. Amsterdam. Boom. Veen, van M.J.P. (red.). (2005). Door de bomen het bos: Informatievaardigheden in het onderwijs. Geraadpleegd op: 29 maart 2007, van: http://files.ictopschool.net/bestanden/bronnen_digitale_generatie/RDMC_door_de _bomen.pdf Veen, Prof. Dr. W. [seminar CinekidStudio], Zo word je mediawijs. 25 oktober 2006. Veen, Prof. Dr. W. en F.M.A. Jacobs (november 2005). Leren van jongeren. Een literatuuronderzoek naar nieuwe geletterdheid. Geraadpleegd op: 30 maart 2007, van: http://www.surf.nl/download/Leren_van_jongeren.pdf Veen, Prof. Dr. W. (2003). E-learning themasite. Geraadpleegd op: 07 december 2006, via: http://elearning.surf.nl/e-learning/onderzoek/1833. Vergouwen, L. (september 2006). Playful Learning, Teaching Games; an exploration of the Role of Digital Media in School Education. [master New Media and Digital Culture]. Universiteit Utrecht: Utrecht. VOO. (28 juni 2006). De nieuwe PestTest®; voor netwerk en mét digitaal pesten. Geraadpleegd op: 01 november 2006, van: http://www.voo.nl/. Waag Society. (z.j.). MonsterMedia. Geraadpleegd op 13 november 2006, van: http://www.monstermedia.nl/. Welther, L. (2005). Ik klik dus ik besta. Didaktief., nr. 10 (december 2005), p. 4-7. Wesseling, D.A. (april 2006). Mediacoach; de (jeugd)bibliothecaris als vakleerkracht in de basisschool. [projectplan]. Bibliotheek aan den IJssel, Cappelle aan den IJssel. Z@pp. (17 juli 2007). Z@pp Mixer. Geraadpleegd op: 17 juli 2007, van: http://www.zappmixer.nl/ http://www.zappmixer.nl/
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Bijlage I
61
Multimediaprogramma’s
De hieronder genoemde multimediaprogramma’s zijn gemaakt voor ongeveer dezelfde doelgroep als Mijn MediaWereld, maar ieder met een andere doelstelling. Sommige richten zich op de risico’s van mediagebruik en andere op kunstexpressie. *Diploma Veilig Internet - Kennisnet Ict op school, Technika 10 en St. De Kinderconsument Dit is een leerlijn voor de groepen 6 t/8 van het basisonderwijs. Nadruk op de risicoaspecten van het omgaan met media. * Media Makkers - Stichting Reclame Rakkers Dit programma is gemaakt om kinderen attent te maken op gevaren zoals beïnvloeding via reclame. Het programma is bedoeld voor leerlingen van de groepen 5 t/m 8 van het primaire onderwijs, hun ouders en leerkrachten. Het programma bestaat uit 4 modules: Mediabewustzijn, mediabegrip, media-attitude en mediagedrag. *FF Zoeken – SchoolTV-Teleac/NOT Dit programma is gericht op het kunnen hanteren van media. Kinderen leren hoe ze media technisch kunnen gebruiken met tips voor nog leuker en beter mediagebruik. * CinekidStudio - Cinekid CinekidStudio’s is in oktober 2006 uitgebracht en is bedoeld voor kinderen die digitale kunst willen maken. Het programma wil hen aanzetten tot het maken van creatieve werken door gebruik van zoveel mogelijk mediavormen. *Gebouw 13 – Digibewust Een project van overheid/bedrijfsleven. Voor kinderen van 8-11 jaar en 12-14 jaar. *PiXELme - RASA Een Belgische site die net als CinekidStudio erg uitgaat van een link tussen mediawijsheid en kunst. Zij besteden wel aandacht aan de veiligheid van de multimedia. De informatie is meer gericht op kunstdocenten dan op middelbare school docenten, vooral omdat het programma niet aan het reguliere schoolcurricu- lum is gekoppeld (en die intentie ook niet heeft). De doelgroep is kinderen van 10-14 jaar. *MonsterMedia - Waag Society Voor kinderen van de groepen 7 en 8 PO. Media-educatie leert kinderen een kritische houding ten opzichte van de media te ontwikkelen en MonsterMedia stelt een aantal media-educatieve elementen aan de orde. *Z@pp-Mixer – ‘doe-het-zelf-media’ voor kinderen tussen 6-12 jaar - Zapp Kinderen tussen zes en twaalf jaar maken zelf televisie met de Zapp Mixer. Zapp, de kinderzender van de publieke omroepen, gaat verder waar YouTube eindigt. Uitgebracht op 17 juli 2007.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Bijlage II
62
Externe linken in Mijn MediaWereld
In Mijn MediaWereld zijn de volgende linkjes opgenomen naar externe websites: * Gebouw 13: www.gebouw13.nl * PiXELme: www.pixelme.eu * MonsterMedia: www.monstermedia.nl * Shop4Media: www.shop4media.nl * Steffie: http://www.steffie.nl/ * Zoek Zo! http://www.bibliotheekopleidingen.nl/opleidingen/studiehuis/engine/start2.asp?proj ect=zoekzo!&interface=6 * Surfplank voor kinderen http://www.marant-ed.nl/surfplank/ * Doe de Internetquiz van Technika 10 http://www.technika10.nl/interwatte/zelftest/ * Klokhuis over de geschiedenis van computergames: http://www.hetklokhuis.nl/lees/dossiers/read/dossier_intro.cfm?did=1F94F3CF2243-4681-86F139FD809D8419 * Klokhuis over ‘Google’: http://www.hetklokhuis.nl/kijk/klokhuistvgids/index.cfm?datum=116838720 * Nationale KidsTV: http://www.nationalekinderkrant.nl/nkk/digireport__aflevering_8_1429899.php * FFZoeken: -hoe maak je een filmpje: http://www.schooltv.nl/ffzoeken/pdf/verslag/ we_maken_een_filmpje/GW_filmpje.pdf -Zoeken op internet: http://www.schooltv.nl/ffzoeken/pdf/bronnen/zoeken_op _internet/GW_internet.pdf -‘Maak een PowerPointpresentatie’ http://www.schooltv.nl/ffzoeken/pdf/verslag/we_maken_een_pp_presentatie/GW _pp_presentatie.pdf * Digibewust: -‘Datingshow’ http://www.digibewust.nl/Wachtwoordencampagne -‘Zinnetjes’ http://www.digibewust.nl/Wachtwoordencampagne * Microsoft: http://www.microsoft.com/netherlands/thuisgebruikers/beveiliging/privacy/passwo rd_checker.mspx * Maak een Website!: http://web.kennisnet2.nl/portal/websitemaker2 * Maak een WebQuest!: http://webquest.kennisnet.nl/info * Maak een Web-log!: http://www.mijnhomepage.nl/weblog/les1.php * Maak een animatie!: http://www.hetklokhuis.nl/sketchstudio/index.cfm * Maak zelf een game!: http://www.game-maker.nl/ * Maak je eigen kunstwerk, bijvoorbeeld een tekening, tekenfilm, videoclip, tekentrucs of je eigen nieuwsstation: http://www.cinekidstudio.nl/ * Doe mee aan de wedstrijd wie de mooiste website van 2007 kan maken! http://www.thinkquest.nl/junior * Wikikids! http://kennisnet.wikia.com/wikikids/wiki/Hoofdpagina * Maak een Web-krant!: http://www.kidstoday.nl/rbl/default.aspx
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Bijlage III
63
Funda en indeling scholen
Ik heb gekeken nar de huizenprijzen in een bepaalde wijk. Ik heb de volgende prijsindeling gemaakt: Laag: <175.000 euro Midden:>225.000 euro en <275.000 euro Hoog: >325.000 euro Verder heb ik nog gekeken naar de inkomensindelingen in die wijken vlak bij een school: minimum inkomen –tussen minimum en modaal - modaal – tussen modaal en 2 keer modaal – 2 keer modaal of meer. Voor laag moesten bijna alle inkomens vallen in de inkomenscategorie minimum inkomen –tussen minimum en modaal met nadruk op de eerste. Voor midden: modaal – tussen modaal en 2 keer modaal met nadruk op de eerste. Voor hoog: tussen modaal en 2 keer modaal – 2 keer modaal of meer met de nadruk op de laatste.
Deelnemende scholen aan de school pilot: Laag * De Tjasker (Molenbuurt: OBS) Buitenkruierstraat 2 1333 EB Almere-Buiten * De Delta (Stedenwijk-M.: Kath.) Hoornstraat 1 1324 SH Almere-Stad
Thuis pilot: Laag: * Flevoschool (Stedenwijk: OBS) Leeuwardenplein 34 1324 BH Almere-Stad * De Driemaster (Stedenw-Z: PCB) Tegelenpad 2 1324 DS Almere-Stad
Midden: * De Egelantier (Oostvaardersbuurt: OBS) Pieter van Damstraat 38 1335 PG Almere-Buiten * De Hasselbraam (Parkwijk: OBS) Iepenstraat 1 1326 DB Almere
Midden: * De Egelantier (Oostv.b.: OBS) Pieter van Damstraat 38 1335 PG Almere-Buiten * Syncope (Muziekwijk: OBS) Kornetstraat 19 1312 XE Almere-Stad
Hoog: * De Kraanvogel (Parkwijk: PCB) Mangostraat 6-8 1326 GL Almere *Bommelstein (Landgoederenbuurt: Dalton) Markiezenhofstraat 62 1333 TS Almere-Buiten
Hoog: * De Kraanvogel (Parkw.: PCB) Mangostraat 6-8 1326 GL Almere *Bommelstein (Landg.b.: Dalton) Markiezenhofstraat 62 1333 TS Almere-Buiten
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Bijlage IV
64
Voorbeeldbrief aan scholen
Almere, 08 mei 2007 Geachte heer, mevrouw, In deze brief vindt u meer informatie over de pilot op school van het programma Mijn Media Wereld. Mijn Media Wereld Uit recent onderzoek blijkt dat leerlingen technisch erg vaardig zijn in het omgaan met multimedia, maar dat ze niet altijd stilstaan bij aspecten als copyright, privacy, digitaal pesten etc. In het kader van mijn afstudeerscriptie aan de Hogeschool van Amsterdam, opleiding Media- en InformatieManagement, heb ik onder leiding van dhr. A. ten Brummelhuis (programmamanager Monitoring & Analyse) van Kennisnet Ict op school een programma ontwikkeld om kinderen in de bovenbouw van de basisschool mediavaardiger te maken. In Mijn Media Wereld leren leerlingen door zelf met multimedia bezig te zijn een kritische houding aan te nemen bij het gebruik van deze media. Daarbij wordt o.a. gewezen op de beste zoektechnieken en beoordelingscriteria bij het zoeken naar goede informatie op internet. Tevens wordt ingegaan op de maatschappelijke aspecten van mediagebruik, zoals netiquette, digitaal pesten, plagiaat en de invloed van reclame op kinderen. Om er achter te komen of kinderen door gebruik van het programma Mijn Media Wereld daadwerkelijk meer mediavaardig worden, vragen wij uw hulp bij het beproeven van dit programma. Wat betekent meedoen? Wanneer u met uw leerlingen bereid bent mee te doen aan het beproeven van het programma Mijn Media Wereld houdt dat het volgende in: Vooraf vullen zowel leerkracht als leerlingen een korte vragenlijst in. Dit is om te bepalen of er voor en na het gebruik van Mijn Media Wereld grote verschillen zijn. Wij sturen u als de test gaat beginnen per e-mail een internetadres waar u de vragenlijsten kunt vinden; Vervolgens gebruiken u en/of uw leerlingen het programma Mijn Media Wereld. Het programma vergt geen moeilijke installatie: het werkt op internet. Het is zo opgezet dat het zichzelf wijst: uw leerlingen kunnen er zelf mee aan de slag. Ook nu sturen wij u als de test gaat beginnen per e-mail een internetadres waar u de vragenlijsten kunt vinden; Na doorlopen van het programma vullen uw leerlingen en u een afsluitende vragenlijst in.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
65
Onze doelgroep is leerlingen uit één groep 6 of 7, door u zelf te bepalen. Wilt u meedoen, geef u dan zo spoedig mogelijk op. Dat kan door mij te bellen of te e-mailen (zie de gegevens onderaan deze brief).
Planning De planning voor het project is als volgt: Tot eind week 19 (11 mei): -Wij vernemen van u of u mee wilt doen aan de pilot. Tot midden week 20 (16 mei): -Wij vernemen van u welke groep u heeft uitgekozen voor de pilot. -Wij krijgen van u een lijst met emailadressen van de kinderen en de betreffende leerkracht. Begin week 21 (21-23 mei): -Leerlingen en leerkrachten vullen de 1e vragenlijst in (digitaal) Week 21-24 (21 mei-15 juni): -Werken de leerlingen en leerkracht met Mijn Media Wereld zoals de leerkracht dat goed acht. -In week 21 zou ik graag een aantal leerlingen willen observeren. Uiterlijk week 24 (15 juni): -Leerlingen en leerkrachten vullen de 2e vragenlijst in (digitaal) Als de resultaten bekend zijn stellen wij u die, als u daar prijs op stelt, ter beschikking. Ik hoop dat u na lezen enthousiast bent. Zo niet, bij twijfel of vragen: email of bel me gerust. Bij voorbaat hartelijk dank.
Met vriendelijke groet,
Laura Linger – van de Kruijs Student/stagiaire Kennisnet Ict op school
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Bijlage V
66
Survey Monkey vragenlijsten voor- en nameting leerlingen.
De internetlink naar de 1e vragenlijst voor de leerlingen is: http://www.surveymonkey.com/s.aspx?sm=BGCpwcCIb6RiyEUBMlaFsQ%3d%3d De internetlink naar de 2e vragenlijst voor de leerlingen is: http://www.surveymonkey.com/s.aspx?sm=rvDQJ49IpFMUUQFA31bKCg%3d%3 d Survey Monkey vragenlijsten voor- en nameting leerkrachten. De internetlink naar de 1e vragenlijst voor de leerkrachten is: http://www.surveymonkey.com/s.aspx?sm=2E%2f4mcQ8zEqbjBsMjg3J4Q%3d%3 d De internetlink naar de 2e vragenlijst voor de leerkrachten is: http://www.surveymonkey.com/s.aspx?sm=WAjOJC3POq6WKg%2fixhv3iw%3d% 3d Survey Monkey vragenlijsten voor- en nameting ouders. De internetlink naar de 1e vragenlijst voor de ouders is: http://www.surveymonkey.com/s.aspx?sm=1aJ96CzZ42u%2fqxGdgniaig%3d%3d De internetlink naar de 2e vragenlijst voor de ouders is: http://www.surveymonkey.com/s.aspx?sm=VlhV8M9HEWGaq%2fGDStyErg%3d %3d Via een resultatenlink was te zien welke deelnemers de vragenlijst hadden ingevuld en wie nog niet en de resultaten.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Bijlage VI
Checklist observatie
De belangrijkste aandachtspunten waren de volgende: -Waar werken de kinderen met het programma? (in de klas – op de gang – in een mediatheek) -Werkten zij samen of alleen? -Hadden zij ondersteuning nodig van de leerkracht/van mij? -Kwamen zij problemen tegen tijdens het werken met Mijn MediaWereld en zo ja, welke? *te moeilijke/makkelijke oefeningen *te moeilijk taalgebruik *geen interesse – ongemotiveerd *lay-out/kleurgebruik website niet interessant *sluit de inhoud aan bij de belevingswereld van de doelgroep? -Werd het programma als onderdeel van een groter geheel aangeboden of solitair?
67
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Bijlage VII
68
Puntensysteem MultiTaskSpel en Tabel 1
Voor het MultiTaskSpel heb ik in overleg met V12 gezocht naar een goede codering om tot de vier gebruikte categorieën te komen. 1. Jij bent een kei in Multi-tasking. Jij kunt alles wat maar om je heen gebeurt aan en nog maak je je werk in stijl af. Misschien word je later wel President! Of... misschien ben je een buitenaards wezen! 2. Jij bent best goed in dingen tegelijk doen. Van afleiding wordt jij niet warm of koud. Je vind het misschien zelfs lekker ontspannen om naar muziek te luisteren terwijl je aan de telefoon zit en TV kijkt....., ja, vast. Kijk toch maar goed je werk na! 3. Je krijgt het wel voor elkaar, maar je hoofd tolt ervan! Als je echt wilt studeren met je mediaspeeltjes aan, zorg er dan voor dat je genoeg tijd hebt en dat je je werk goed nakijkt op fouten. Heb je de volgende dag een toets? Zet dan alles uit en concentreer je op de boeken! 4. Een Multi-tasker ben jij zeker niet! Je moet nog veel oefenen, zoek maar een onbewoond eiland! Maar even serieus: zet de muziek uit. Stop met kletsen. Zet je mobieltje uit. Jij bent snel afgeleid en kunt het beste alleen werken. In het eerste spel werden de verstreken seconden bijgehouden en het aantal fouten. Voor het tweede spel zijn we uitgegaan van het aantal verstreken seconden in het eerste spel met een veelvoud van 20% voor de vier categorieën. Verder werd voor iedere keer dat een weetje naar het foute vakje werd gesleept 10 strafseconden berekend. Ook als een weetje of een muziekclipje werden genegeerd, werden 10 strafseconden berekend. Deze strafseconden kwamen bovenop de verstreken tijd van het tweede spel. Dus om in de 1e categorie (Je bent een kei in Multit-tasking...) te vallen, moet je in de marge van 0-20% extra seconden t.o.v. het eerste spel vallen. Voorbeeld: als je 36 seconden doet over het eerste spel moet je binnen 43 seconden eindigen om in de eerste categorie te vallen (20% van 36=7). Om in de tweede categorie te vallen, moet je binnen 21-40% extra tijd vallen etc. In dit systeem wordt rekening gehouden met de langzame spelers: als zij het eerste spel rustig aan doen, hebben zij veel meer tijd voor het tweede spel. Resultaat: 1 leerling viel in de eerste categorie, 2 in de 2e en 2 in de 3e categorie. De rest viel in de laatste categorie. Conclusie: of kinderen zij niet goed in multitasken of het puntensysteem is te scherp afgesteld.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Table 1 Resultaten leerlingen MultiTaskSpel Leeftijd Geslacht 10 9 10 9 10 9 10 8 9 10 10 9 10 10 10 10 10 11 11 11 11 10 9 11 10 9 10 10 10 13
Bijlage VIII
F F M M M M F F F M F M M M M M F F M M M F M M F F M F M F
Tijd 1e spel 47 47 40 38 38 47 31 32 53 63 31 46 46 30 66 73 50 56 40 44 39 25 36 54 44 30 57 45 131 26
Tijd 2e spel 94 96 170 30 75 99 71 66 37 36 32 99 87 59 87 62 90 117 108 131 187 44 72 44 65 28 132 206 130 49
Fouten
Fouten
9 9 7 8 5 8 7 6 8 7 7 10 4 4 10 9 9 10 4 5 7 4 5 10 5 4 9 6 10 5
10 9 9 5 9 10 9 9 4 7 8 9 9 8 9 9 9 9 9 10 9 9 7 9 10 6 10 10 6 8
Tabel 2 Overzicht deelnemers pilot
Straf x10 4 0 4 2 3 0 3 1 3 3 2 10 8 5 8 6 3 6 6 0 10 4 7 4 6 2 8 6 12 1
% extra tijd 185.11% 104.26% 425.00% 31.58% 176.32% 110.64% 225.81% 137.50% 26.42% 4.76% 67.74% 332.61% 263.04% 263.33% 153.03% 67.12% 140.00% 216.07% 320.00% 197.73% 635.90% 236.00% 294.44% 55.56% 184.09% 60.00% 271.93% 491.11% 90.84% 126.92%
69
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
70
Table 2 Overzicht verdeling van deelnemende leerlingen per school en economische categorie Economi
Deelnemende school
Total
sche categorie
Tjasker
Delta
Egelantier
Hasselbraam
Syncope
Kraanvogel
Bommelstein
Laag
4
20
0
0
0
0
0
24
Midden
0
0
8
8
5
0
0
21
Hoog
0
0
0
0
0
32
30
62
Total
4
20
8
8
5
32
30
107
Bijlage IX
Soorten vragen leerlingenvragenlijst
Er zijn 3 soorten vragen: kennis, handelen en houding.
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
71
*Bij kennisvragen (5, 8, 10, 11): Als een kind een vraag fout beantwoordt, krijgt hij 0 punten, goed 2 punten, weet niet 1. De puntentelling ziet er bijvoorbeeld zo uit: Waar=2 Niet waar=0 Weet niet=1 *De puntentelling bij de vragen over handelen (vraag 3, 4, 7, 9, 13, 14) gaan net zoals die van de kennisvragen: hoe hoger de score, hoe beter het antwoord. Bijvoorbeeld: A=3 B=2 C=0 D=1 *Bij de houdingvragen (vraag 2, 6, 12) kun je aan het aantal punten zien of de houding veranderd is en of dat in de goede richting is gegaan of niet. Verandering t.o.v. vorige versie: -De optie eens/oneens krijgt de puntentelling 1 en 2. -De optie helemaal eens-helemaal oneens krijgt de punten 1-4. Bijvoorbeeld: helemaal oneens=1 oneens=2 eens=3 helemaal eens=4
Bijlage X
Tabel 3 Totaalscore per school gehele pilot
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
72
Table 3 Totaalscores per school gehele pilot (gemiddelde, aantal leerlingen, laagste en hoogste score) Totaalscore Deelnemende
Synoniemen
V: Totaalscore
N: Totaalscore
school
Voormeting
MMW
MMW
Egelantier
Mean
13,1667
45,1667
50,0000
6
6
6
Minimum
5,00
41,00
44,00
Maximum
17,00
48,00
55,00
11,1250
46,5714
48,7500
8
7
8
Minimum
5,00
42,00
46,00
Maximum
16,00
50,00
53,00
20,3333
50,0000
50,3333
3
2
3
Minimum
14,00
50,00
49,00
Maximum
24,00
50,00
52,00
10,6364
46,3000
49,0000
11
10
11
Minimum
5,00
38,00
45,00
Maximum
18,00
54,00
55,00
13,1667
45,5833
46,0833
12
12
12
Minimum
3,00
40,00
37,00
Maximum
24,00
51,00
54,00
12,6000
46,1351
48,3250
40
37
40
Minimum
3,00
38,00
37,00
Maximum
24,00
54,00
55,00
N
Hasselbraam
Mean N
Syncope
Mean N
Kraanvogel
Mean N
Bommelstein
Mean N
Total
Mean N
Bijlage XI
Tabel 4 Beoordeling leerlingen Mijn MediaWereld
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
73
Table 4 Beoordeling leerlingen (N=40) van Mijn MediaWereld
Beoordeling
Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative %
Leuk, veel geleerd
17
42,5
43,6
43,6
Leuk, spelletjes leuk
11
27,5
28,2
71,8
Leuk, filmpjes leuk
2
5,0
5,1
76,9
Leuk, veel tips gekregen
3
7,5
7,7
84,6
Niet leuk, media al bekend
2
5,0
5,1
89,7
Niet leuk, te makkelijk
2
5,0
5,1
94,9
2
5,0
5,1
100,0
39
97,5
100,0
1
2,5
40
100,0
Niet leuk, hou niet van computers Total Niet ingevuld Total
Bijlage XII
Uitkomsten IVO-onderzoek leerkrachten en ouders
Uitkomsten IVO-onderzoek leerkrachten
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
74
Als aanvullende vraag is een landelijk onderzoek meegenomen over wat iemand kan doen zonder hulp op internet (IVO). De makkelijke onderdelen beheersen ze allemaal: surfen op internet en een zoekmachine gebruiken. Bijna allemaal kunnen ze chatten en weten ze wat te doen bij pesten. 2 van de 6 leerkrachten kunnen geen bestand kunnen downloaden. De moeilijkere onderdelen zoals webloggen en cammen kunnen maar een of twee leerkrachten. Geen van allen kan een website of profielsite maken. Uitkomsten IVO-onderzoek ouders Ook hier was een apart onderdeel van het landelijk onderzoek naar jongeren en internet toegevoegd. Er werd ouders gevraagd naar hun mening over de geschiktheid van het inzetten van computers in het onderwijs en of dat op dit moment voldoende en adequaat gebeurt. De volgende resultaten zijn te melden: Ouders zeggen dat ze weten wat hun kind op internet doet. Ook weten zij hoe ze hun kind moeten begeleiden bij gebruik van internet. Ze vinden veilig leren omgaan met internet een taak voor thuis en voor op school. Zij vinden dat hun kind thuis niet beter leert met de computer dan door schoolboeken. Deze schoolboeken zijn niet door internet te vervangen. Over de vraag of hun kind door internet betere schoolprestaties haalt zijn de meningen verdeeld. Zij vinden dat internet hun kind meer kansen biedt dan bedreigingen. Ze vinden dat elke klas op school uitgerust zou moeten zijn met internet. De school van hun kind zou meer moeten investeren in het gebruik van internet voor leren. En ze vinden dat hun kind geen goede tips krijgt op school voor het zoeken van informatie op internet. Zij zouden zelf graag via de computer meer toegang krijgen tot de schoolvorderingen van hun kind. Ook zijn zij van mening dat school de communicatie met ouders kan verbeteren door meer informatie beschikbaar te stellen via mail en een schoolwebsite. Als aanvullende vraag is hetzelfde landelijk onderzoek meegenomen over wat iemand kan doen zonder hulp op internet (IVO). De makkelijke onderdelen beheersen ze allemaal: surfen op internet, een zoekmachine gebruiken en een bestand downloaden. Een groot gedeelte kan MSN-en. De helft kan chatten en cammen. Het merendeel kan geen weblog, website of profielsite maken.
Bijlage XIII
Tabel 5 Deelnemende scholen thusipilot
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Table 5 De deelnemende scholen aan de thuispilot met het aantal deelnemers nulmeting Deelnemende school
Total
Syncope
Count
Kraanvogel
Count
Bommelstein
Count
5 38,5% 2 15,4% 6 46,2%
Total
Count
13 100,0%
Bijlage XIV
Commentaar enkele ouders op Mijn MediaWereld
75
Laura van de Kruijs – Mediawijs in het basisonderwijs- Spelend wijs met Mijn MediaWereld?
Een moeder (cijfer: 6) was van mening dat haar dochter weinig geleerd had van het programma omdat ze alleen geïnteresseerd was in de spellen. De moeder dacht ook dat haar dochter de tekst niet las omdat dit niet haar manier van leren is. Ze was wel erg enthousiast over wat ze zelf geleerd had door met Mijn MediaWereld te werken. Een vader (cijfer: 4) was voor aanvang van de pilot al niet enthousiast over het onderzoek maar besloot na aandringen van school om toch mee te doen. De 1e vragenlijst vond het kind nog leuk om te doen, maar werken met Mijn MediaWereld niet. De vader vond dat zijn dochter mocht internetten om spelletjes te doen voor haar plezier en dat zij het niet hoefde te gebruiken als 'verkapt leermiddel'. Een vader (cijfer 4) was helemaal niet tevreden over het niveau van het programma. Hij vond dat het programma beter toegespitst had moeten zijn op de kennis en belevingswereld van de leeftijdsgroep.
76