Media-W Wegwijzer Mediawijsheid in het sociaal werk
COLOFON Auteur: Daniella Provost (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) Eindredactie: Sandra Beelen (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) en Marleen Janssens (Thomas More) Druk: Eerste druk (juli 2014) Doel: Vormingsbundel Bestemming: Vorming Media-W
Media-W Wegwijzer Mediawijsheid in het sociaal werk
Deel 1
0. Inhoudstafel
1. Situering van het project Media-W 10 2. Media? 12 2.1. Welk web? 12 2.2. Wat volgt… 13 3.
De digitale kloof: de haves en de have-nots
14
3.1.
14
Digitale kloof van de eerste graad: Wel of geen toegang?
3.2. Digitale kloof van de tweede graad: van bezit naar gebruik, vaardigheden en bewustzijn 16 4. Mediawijsheid, qu’est-ce que c’est? 18 4.1. Gebruik 18 4.2. Begrip 18 4.3. Communicatie 21 4.4. Strategie 23 5. Mediawijsheid in het sociaal werk 24 5.1. Waarom wel? 24 Niet enkel een jongerenzaak 25 Niet zo nieuw, en toch 26 Mee zijn? Natuurlijk! Maar waarom? 26 Cyberpesten 27 Dubieuze inhoud 28 Internet- en gameverslaving 29 5.2. Waarom niet? 30 Digital natives vs digital immigrants: de mythe van de leeftijd
30
Wat met het persoonlijk contact? 32 5.3.
Een mediawijze hulpverlener, qu’est-ce que c’est?
34
Een neutrale of positieve houding ten aanzien van onlinehulp
34
Schriftelijke taalvaardigheid 35 ICT-vaardigheden 36 Veranderende regie 36 Kennis van online-communicatie 37 Kritisch zijn 37
6
00 6. Je privacy op het internet 38 6.1. Terms and conditions, de risico’s 38 6.2. Paswoorden 41 Altijd anders en regelmatig vernieuwen 42 Sterk of zwak? 42 For your eyes only 43 Log off! 44 In de praktijk 46 6.3. Je digitale identiteit 46 Maken of kraken 46 Het recht om vergeten te worden
48
Think before you post 49 In de praktijk 50 6.4. Het cookiemonster 51 6.5. Privacy-instellingen 52 6.6. Waar ben je? 53 6.7.
Denk ook aan de privacy van anderen
54
In de praktijk 54 6.8. Tips op een rijtje 55 7.
Media kleuren je dag (en je mening)
56
7.1. Inhoud met een kleurtje 56 7.2. Zoeken naar goede inhoud 59 Google it 59 Het REAL model 62 Extra 64 Bundel je goede informatie 64 7.3.
Een spiegel die vernauwt en vervormt
65
Geslacht 66 Ras 67 Seksuele voorkeur 68 Of om het even wat 69
7
Vind ik leuk? 69 Medialoos of mediawijs? 70 7.4. Reclame: de grote verleidingstruuk 72 Vertel ons alles over jezelf…en je krijgt een korting
72
Remarketing 72 Hoe je zelf een advertentie wordt
73
‘Gratis’ apps 77 Koppelverkoop 78 Easy money op goksites? 79 Creativiteit troef 79 Want praten werkt 82 8.
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
84
8.1. Cyberpesten 84 Tips voor hulpverleners 87 8.2. Excessief gebruik 89 Tips voor hulpverleners 92 8.3. Centen online 94 Phishing 94 Je hebt (weeral) de lotto gewonnen!
95
Nigeriaanse oplichting - 419 fraude 96 Datingsites-online ontmoetingen 97 With a little help from my friends
98
Ransomware 98 Kopen en verkopen online 99 8.4. Don’t ask, don’t tell 101 9. Nieuwe media en hulpverlening 102 9.1. Geen middel maar een doel 102 9.2. Netwerken op het net 104 Genogrammen en ecogrammen 106 Sociaalnetwerksites 108 9.3. Digital storytelling 109 9.4. Zelfhulp online 109
8
00 9.5. Serious games 110 9.6. Apps 111 9.7. Andere hulpbronnen 112 Tijdlijnen 113 9.8. Iedereen, alles en altijd digitaal? 114 10.
De krachten van nieuwe media binnen de organisatie
116
Aanwezig zijn op sociaalnetwerksites 117 Auteursrechten 118 11. We zijn mee! 122 12. Verklarende woordenlijst 124 13. Bibliografie 126 14. Eindnoten 128
9
1. Situering van het project Media-W De hoge vlucht van pc, internet, het World Wide Web en de veelheid aan mobiele toestellen brengen nieuwe uitdagingen met zich mee. Nieuwe media hebben een steeds grotere impact op onze huidige samenleving. “Mee-zijn” in deze wereld is niet alleen een materiële kwestie, het vraagt ook de nodige kennis, vaardigheden én nauwlettendheid, kortweg ‘mediawijsheid’. Sinds 2013 loopt het project ‘Media-W’ (media-wijsheid, media-welzijn). Dit ICT-inclusieproject is een samenwerking tussen Thomas More, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, de Brusselse Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW) Mozaïek en Archipel - ondertussen CAW Brussel en Telenet. Het project is erop gericht om via hulpverleners de doelgroep ‘jongeren en gezinnen in maatschappelijk kwetsbare situaties’ te ondersteunen bij het gebruik van nieuwe media en hen mediawijsheid bij te brengen. Scherpe antennes hebben voor sterktes en bedreigde welzijnskansen van cliënten, is een basishouding van elke hulpverlener, dat geldt ook als het gaat over sterktes en welzijnskansen op het digitale levensdomein. Het is belangrijk om basiswerkers voldoende te ondersteunen in het detecteren van die welzijnskansen en hen een kader aan te bieden om na te denken over mediawijsheid, om vaardigheden uit te wisselen en kennis te delen. Via dit project willen we die ondersteuning aanbieden zodat basiswerkers zich gesterkt voelen om het gesprek hierover aan te gaan met hun cliënten. De output van dit project is gericht op hulpverleners die werken met jongeren en hun directe leefomgeving. Concreet gaat het over hulpverleners uit de CAW’s, uit de jeugdhulpverlening in het algemeen, en over studenten sociaal werk. De eerste stap in dit project is hulpverleners en hulpverleners ‘in spe’ mediawijs maken met de bedoeling dat zij deze mediawijsheid kunnen inzetten in hun contacten met de doelgroep. De vormingsbundel die nu voorligt, is een eerste stap in dit traject. Met deze bundel willen we passende informatie, tools en tips & tricks aanbieden om mediawijs met cliënten aan de slag te gaan. We starten met het expliciteren van het begrip ‘media’. Waarover praten we en wat valt er specifiek te zeggen over ‘nieuwe media’. Vervolgens staan we stil bij het aspect ‘wijsheid’ en expliciteren we over welke vaardigheden en wijsheid we het concreet hebben. We richten onze blik verder naar de combinatie nieuwe mediahulpverlening en bekijken de mogelijkheden en de drempels.
10
01 De term ‘nieuwe media’ op zich is bijzonder relatief. E-mailen, chatten, sms’en zijn zaken die op zich niet nieuw zijn maar wel in constante evolutie zitten en aan verandering onderhevig zijn. Net zo met deze bundel. Het is onvermijdelijk dat informatie die je hierin terug doorheen de tijd verandert. We hebben niet de ambitie om een exhaustief beeld te geven van de mogelijkheden die nieuwe media hebben voor de hulpverlening, maar wel om een aantal bruikbare handvaten aan te reiken die anno 2014 -2015 relevant zijn. Je hebt misschien de papieren versie van deze bundel in handen. Aangezien deze tekst doorspekt is met internetlinks, kan er je best de digitale versie bijnemen om niets te missen. Veel lees- en mediawijs plezier!
11
2. Media?
me dia (de; meervoud) 1 middelen om informatie over te dragen: radio, tv, pers, internet enz. zie medium
Wanneer we het binnen deze context hebben over media, doelen we op de middelen die een boodschap overbrengen én op de inhoud van die boodschap. ‘Media’ zijn de boodschappendragers: boeken, gedrukte pers, radio, televisie, internet (via pc, tablets, smartphones) én de boodschappen die ze verspreiden. Deze boodschappen nemen heel uiteenlopende vormen aan en dienen verschillende doelen zoals informeren, meningen beïnvloeden, producten aanprijzen, etc. We richten ons in deze bundel op de zogenaamde nieuwe media, meer bepaald die zaken die met internet te maken hebben. De ‘klassieke media’ verliezen we niet uit het oog, maar daar komen we later nog op terug. Eén van de verschillen tussen de ‘nieuwe’ en ‘klassieke’ media bestaat in het technologisch aspect. De term informatie- en communicatietechnologie (ICT) is sprekend. Naast een aantal kritische en cognitieve vaardigheden die van belang zijn bij het gebruik van ‘klassieke’ media, omvatten de nieuwe media ook een technologisch aspect. Dit maakt hen zo ‘nieuw’. Het technologische aspect gaat niet enkel over de ‘knoppenkennis’ (weten hoe hard- en software werkt), maar heeft ook een aantal fundamentele implicaties ten aanzien van de hoeveelheid informatie die kan verworven en verwerkt worden, de draagwijdte (wereldwijd), snelheid van verspreiding … . Het mag duidelijk zijn dat we hier te maken hebben met nog complexere materie. Maar eerst nemen we het internet onder de loep.
2.1. Welk web? In den beginne was er web 1.0, de zogenaamd eerste versie van het web. Internetsites en inhoud maken, was vooral weggelegd voor een aantal ‘experten’ en het web bood vooral informatie. Eenrichtingsverkeer waar de eindgebruiker naar hartenlust kon in grasduinen, maar waar er bijzonder weinig interactie was. De gebruiker was een passieve ontvanger van wat op het net te vinden was, hij had zelf bijzonder weinig impact. Over naar web 2.0, het web zoals we het nu voornamelijk kennen. Door de democratisering van het internet en verdere technologische ontwikkelingen werd het net steeds meer een bron van uitwisseling tussen de gebruikers. Het is niet enkel meer aan de experten om inhoud op het internet te zetten. Iedereen met een internetverbinding en de juiste (vaak gratis) software kan om het even wat op internet gooien. Gebruikers benutten massaal deze mogelijkheden. Denken we maar aan de peer-to-peer downloads van films en muziek, de virtuele wereld van Second Life (die intussen aan populariteit heeft ingeboet), het spel World of Warcraft dat meer dan tien miljoen spelers heeft, … .
12
02 De opkomst van Wikipedia kadert ook binnen Web 2.0 en ‘user generated content’, de gebruikers maken de inhoud. Idem voor YouTube. Een essentieel kenmerk van web 2.0 is het verbindend aspect; de opbouw van netwerken. Hier zien we de enorme boom van sociaalnetwerksites en blogs. We gebruiken het internet om contacten te leggen of te onderhouden. Terwijl internet oorspronkelijk vooral gezien werd als vrijetijdsbesteding, gaat het meer en meer een rol spelen in onze (al of niet) integratie in de maatschappij. Op internet zoek je naar werk, vraag je documenten aan, beheer je facturen en doe je aankopen en betalingen. Internet maakt integraal deel uit van het dagelijks leven. Leven zonder al deze mogelijkheden kan, maar het bemoeilijkt een pak dingen. Hiermee wordt ook de hulpverlening geconfronteerd. Web 2.0 is ook de plaats waar bedrijven zich meer en meer gaan positioneren. Naast een plaats om informatie te zoeken en contacten te leggen, wordt het internet één grote reclameboodschap. De hoeveelheid spam-mails neemt exponentieel toe en zo goed als elke site die je bezoekt, is voorzien van banners en aanbiedingen. Moeilijk om door het bos de bomen nog te zien.
2.2. Wat volgt… Er is een hele evolutie aan de gang wat betreft de apparaten die mensen gebruiken om op internet te gaan. Een paar jaar geleden spraken we over computers en laptops. Vandaag hebben we het over tablets en smartphones. Internet is mobiel en surfen kan letterlijk altijd overal. De volgende stap wordt wellicht de popularisering van ‘wearables’ zoals de Google Glass en de smartwatch of I-Watch. Inhoudelijk wordt er over ‘web 3.0’ volop gesproken maar het zogenaamde ‘intelligente’ of ‘semantische’ web laat voorlopig nog even op zich wachten. Waar web 2.0 vooral de linken legt tussen gebruikers onderling, zal web 3.0 de link leggen tussen verschillende databanken, informatiestromen en applicaties. Een niet zo futuristisch aandoende schets: met alle informatie die ‘het internet’ over je heeft - via je verschillende profielen op sociaalnetwerksites & je zoekgeschiedenis - wordt het in de toekomst mogelijk om perfect op maat gemaakte informatie en reclame aan te bieden. Je internetbrowser is niet langer louter een instrument om op internet te surfen, maar ‘kent’ je persoonlijke gegevens, je ‘likes’ en ‘dislikes’, en genereert gerichte zoekresultaten op basis van de info die over jou is opgeslagen. Privacy blijft daarbij een heet hangijzer.
13
3. De digitale kloof: de haves en de
Het Media-W project richt zich op het dichten van de ‘digitale kloof’. Een kloof is een uiting van ongelijkheid en is het resultaat van een proces van uitsluiting. De digitale kloof is dan ook een symptoom van een diepere sociaal-maatschappelijke kloof.
3.1. Digitale kloof van de eerste graad: wel of geen toegang? In oorsprong was deze digitale kloof eenvoudig te definiëren: het ging over het verschil tussen zij die toegang hebben tot ICT (concreet: een pc en internetverbinding hebben) en zij die geen toegang hebben. Een heel makkelijk vaststelbare opdeling. De medewerkers van CAW’s en JAC’s zijn maar al te goed vertrouwd met deze kloof. Het eigen ICT-materiaal liet, en laat vandaag dikwijls nog steeds, te wensen over. Cliënten werden eveneens regelmatig geconfronteerd met hun gebrek aan toegang. Denken we maar aan schoolopdrachten waarbij kinderen en jongeren huiswerk op de pc moesten maken. Dit was voor veel cliënten van het CAW geen optie. Sommige CAW’s en JAC’s speelden hierop in door cliënten op het centrum de kans te geven een pc te gebruiken, voornamelijk voor schoolopdrachten, zoeken van werk, opstellen van cv’s, … . Anno 2014 lijkt het alsof dit aspect van de digitale kloof in ons land gedicht is. ‘Apestaartjaren’ biedt ons heel nuttige cijfergegevens. Zij doen onderzoek bij jongeren tussen 12 en 18 uit het middelbaar onderwijs. In 2012 bleek dat 99% van die jongeren over internet beschikt. En zelfs 61% beschikt over een pc op de eigen kamer. We zien ook een opmars van de tablets. In 69% van de gezinnen is er een tablet te vinden.
Tabel 1: Apestaartjaren 4 Mediabezit bij jongeren
2008
2010
2012
Televisie thuis
100%
99%
99%
Televisie op de kamer
39%
46%
32%
GSM
93%
97%
98%
-
85%
61%
72%
89%
85%
-
-
21%
Computer thuis
98%
97%
99%
Computer op de kamer
42%
43%
61%
Internet thuis
95%
94%
99%
MP3-Speler Gametoestel((excl computer en GSM) Tablet
14
03
have-nots Tabel 2: Apenstaartjaren 5 Mediabezit bij jongeren
thuis aanwezig
alleen door mij gebruikt
Televisie
99,5%
22,1%
Laptop
93,1%
53,9%
Desktop
75,7%
14,7%
GSM/Smartphone
98,2%
86, 0%
Mobiele gameconsole
73,5%
43,2%
Vaste gameconsole
75,5%
31,0%
MP3-Speler
82,3%
64,5%
Tablet
69,0%
26,8%
8,7%
2,0%
E-reader
Tabel: ‘Welke van volgende toestellen heb je thuis of zijn thuis aanwezig?’ + Zo zijn er één of meer die enkel door mij worden gebruikt.’ (Jongeren)
Als we bedenken dat deze cijfers gaan over schoolgaande jongeren, dan wordt ook snel duidelijk dat een belangrijk deel van de doelgroep hier niet in opgenomen is. Denken we maar aan thuisloze jongeren, minderjarige illegalen, … . De cijfers zien er anders uit wanneer we ons toespitsen op maatschappelijk kwetsbare jongeren. Binnen deze doelgroep heeft 3% geen internet thuis. Dat is een kleine groep, maar wel een relevante doelgroep voor de hulpverlening. Wat opvalt is dat de socio-economische status geen verschil maakt als het gaat over bezit van smartphones. Meer nog, deze jongeren bezitten vaker smartphones die op internet kunnen. Ze betalen wel vaker via een herlaadformule dan een abonnement. Dit zou kunnen betekenen dat hun bereikbaarheid en hun toegang niet constant is. De digitale kloof van de eerste graad wordt bepaald door economische motieven. Gezinnen of jongeren beschikken niet over de middelen om zich een computer en een internetaansluiting aan te schaffen. Daarnaast speelt ook de factor ‘motivatie’ mee. Zelfs met voldoende middelen moet je een meerwaarde zien in een online aanwezigheid. Dit is niet voor iedereen zo. Bij veel mensen, en bij uitstek bij de meest kwetsbaren in de samenleving, heerst nog steeds een bepaalde technologievrees - ‘ik ga toch niet snappen hoe dat werkt’ – bovenop de economische beperkingen. Bovendien is interesse en motivatie voor wat er online gebeurt relationeel bepaald. We steken veel op via ons professioneel en privé netwerk, we willen mee zijn met de nieuwste snufjes en sommigen maken er een punt van om als eerste mee te zijn met de nieuwste evoluties. We leren door onze contacten met anderen. Een deel van de cliënten in de hulpverlening zijn nu net mensen met een beperkt sociaal netwerk, de
15
sociale verbindingen zijn beperkt of verbroken en de kansen tot leren via het sociale netwerk zijn gering. Vanuit het perspectief van sociaal werk blijft het belangrijk om rekening te houden met het bestaan van de digitale kloof van de eerste graad.
3.2. Digitale kloof van de tweede graad: van bezit naar gebruik, vaardigheden en bewustzijn Wanneer we de discussie beperken tot de digitale kloof van de eerste graad, lijkt een oplossing niet zo moeilijk. Voorzie elk gezin van pc’s en internet en klaar. Mensen vinden hun weg dan wel. Natuurlijk is het verhaal complexer dan dat. Het overbruggen van de eerste digitale kloof legt onmiddellijk een nieuwe ongelijkheid bloot. Het oorspronkelijk verschil tussen hebben en niet hebben van toegang verschuift naar de mate waarin mensen over vaardigheden beschikken om de verschillende soorten media te (kunnen) gebruiken. Toegang tot en gebruik van ICT impliceert niet noodzakelijk dat de nodige vaardigheden aanwezig zijn om er doeltreffend gebruik van te maken. Denken we maar aan jongeren die vlotjes mailen, Facebooken … , maar in de knoei geraken als ze in Word een CV moeten opstellen, of op de VDAB-site naar werk moeten zoeken. De toegang is er, de basis-knoppenkennis van bepaalde applicaties ook, maar daar stopt het. De meerderheid van de jongeren en volwassenen uit de kwetsbare groepen hebben op dat moment geen ‘hulplijn’ bij de hand. Misschien moeten we eerder denken aan een continuüm dan aan een kloof. Met aan het ene uiteinde mensen die mediawijs zijn en verschillende vormen van media kunnen inzetten ter verbetering van hun eigen welzijn en welvaart, en aan het andere uiteinde mensen die deze vaardigheden missen. Dit artikel uit 2013 geeft een beeld van de internetvaardigheid in Europa. België bevindt zich in de middenmoot. En naast de ‘algemene internet skills’ blijkt ook hier dat veel kinderen en jongeren de vaardigheden missen om zich bewust op het net te begeven en daar de vruchten van te plukken.
16
De digitale kloof: de haves en de have-nots
03
17
4. Mediawijsheid, qu’est-ce que c’est?
Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes waarmee burgers zich bewust en kritisch kunnen bewegen in een complexe, veranderende en gemediatiseerde wereld. Het is het vermogen tot een actief en creatief mediagebruik dat gericht is op maatschappelijke participatie.’ (Lieten, I., Smet, P., 2012) Grofweg kunnen deze competenties onderverdeeld worden in vier categorieën: Gebruik Begrip Communicatie Strategie Zoals we verder nog zullen zien, zijn deze vaardigheden noodzakelijk om doeltreffend en kritisch om te gaan met media. Ze overstijgen zelfs het domein van media. Ook in het ‘offline’ dagelijks leven zijn een aantal van deze skills noodzakelijk.
4.1. Gebruik Hieronder valt de elementaire ‘knoppenkennis’. Weten hoe bepaalde apparaten en software werken. Elementair maar niet vanzelfsprekend. De meeste mensen kunnen zonder problemen een mail versturen en beantwoorden, maar bij sommigen breekt het angstzweet uit wanneer ze complexere handelingen moeten uitvoeren. Hier zijn jonge mensen lichtjes in het voordeel. Al snel leren ze een computer, tablet of smartphone te gebruiken. Dit gebeurt binnen het eigen gezin, binnen een schoolse context of via leeftijdsgenoten. Ze krijgen het bij wijze van spreken met de paplepel naar binnen. Voor veel ouderen is het leren omgaan met al deze digitale toestellen minder vanzelfsprekend. Het is vooral de schrik om iets niet te kunnen of om iets ‘fout’ te doen die hen tegenhoudt om actief te experimenteren en te leren. Het netwerk, de sociale omgeving die kan helpen bij de eerste stappen in de digitale wereld speelt hier een belangrijk rol. Onder ‘gebruik’ valt ook de beveiliging van je apparaten en toepassingen. Denk maar een virusscanner die up to date is, paswoorden die liefst iets complexer zijn dan ‘1234’ … .
4.2. Begrip Begrijpen van media vereist de nodige kennis en inzichten. Media zijn niet waardenvrij en objectiviteit is een relatief begrip. Nieuws, reclame, entertainment passen binnen een bepaalde maatschappelijke context en achtergrond. Media zijn geen neutrale weergave van de wereld, maar creëren een bepaalde realiteit.
18
04
“
Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes waarmee burgers zich bewust en kritisch kunnen bewegen in een complexe, veranderende en
gemediatiseerde wereld. Het is het vermogen tot een actief en creatief mediagebruik dat gericht is op maatschappelijke participatie.” (Lieten, I., Smet, P., 2012)
19
De meest in het oog springende voorbeelden zijn die uit de reclamewereld. We hebben allemaal de foto’s gezien, voor en na bewerking met Photoshop. Waarbij we niet meer spreken over enkele retouches, maar over een volledige verandering en aanpassing aan een schoonheidsideaal dat enkel nog digitaal te realiseren is. Intussen beseffen steeds meer mensen dat de ‘echtheid’ van dergelijke beelden ver te zoeken is. Maar even goed gaat het er allemaal veel subtieler aan toe. In het boek ‘No logo’ van Naomi Klein (Klein, 2001) wordt het uitgekiende verleidingsspel van reclame mooi geïllustreerd. Een niet nader omschreven Amerikaans kledingmerk richt zich in eerste instantie tot welstellende blanke jongeren uit de ‘upper middle class’. De reclameboodschappen zijn aanvankelijk behoorlijk stereotiep: knappe en vrolijke jongeren op het golfterrein of op de zeilboot. Suggesties voor een ‘makkelijk en gelukkig leven’. Maar aangezien we steeds verlangen naar wat we denken dat een ander heeft, werd deze kledinglijn ook erg populair in de binnensteden, bij zwarte jongeren uit de hiphopcultuur die die het in veel gevallen met minder financiële middelen moeten doen. Gezien de prominente rol van de hiphopcultuur als trendsetter, speelde het kledingmerk hier handig op in. Het merk paste zijn kleding net genoeg aan om nog populairder te worden bij de zwarte jongeren en tegelijk werd het volop gedragen door notoire hiphoppers (die de kledij én een mooie bonus aangeboden kregen). Resultaat: blanke en Aziatische middenklasse jongeren die hunkeren naar de ‘street credibility’ die hiphop in hun ogen heeft, stortten zich op het merk. Het bedrijf zag zijn omzet op 8 jaar tijd stijgen van 53 miljoen dollar naar 874 miljoen dollar (Provost, 2012). Een subtiele tactiek die op lange termijn bijzonder veel opbrengt. Onze nieuwsuitzendingen, die doorgaans staan voor een ‘objectieve’ berichtgeving, stellen ons in werkelijkheid een bepaalde ‘selectie’ van de wereld voor. Die selectie is niet vrijblijvend. Het hoofdpunt van het nieuws kan bijvoorbeeld een zwaar ongeval zijn op één van onze snelwegen, terwijl tientallen doden in Syrië op het einde kort vermeld worden. Men spreekt over ‘media bias’, of vooringenomenheid van media. Dit is deels bewust georganiseerd, maar zit ook onbewust verankerd in de normen, waarden en prioriteiten. Deze zijn cultureel bepaald en plaats- en tijdsgebonden. Sommige media (televisiezenders, kranten, …) zijn in handen van staatsfiguren en machthebbers. Dit maakt de illusie van objectiviteit nog moeilijker houdbaar. Naast de inhoudelijke betekenis van wat wordt geschreven of gezegd, moeten we oog hebben voor het perspectief of het oogpunt van waaruit iets gezegd of geschreven wordt. Belangrijk is om je bewust te zijn van de boodschap achter de boodschap.
20
Mediawijsheid, qu’est-ce que c’est?
04
4.3. Communicatie Zelfs de meest doorgedreven knoppenkennis maakt iemand niet mediawijs. Als we de analogie maken met een vorming chat- of emailhulpverlening, dan zou dit betekenen dat een grondige uitleg over de software voldoende is om aan de slag te gaan. Terwijl de software het makkelijke deel van de opleiding is. Het leeuwendeel van de aandacht gaat naar ‘hoe communiceer ik online met mijn cliënt’. Het communicatieaspect is een essentieel onderdeel van nieuwe media en zit binnen alle web toepassingen. Ook het gebruik van de zuiver informatieve website is een vorm van communicatie, zij het in één richting. Onder communicatievaardigheden verstaan we bijvoorbeeld de vaardigheid om goede informatie op te zoeken, om bronnen te kunnen beoordelen op hun juistheid, om effectief te kunnen communiceren via sociale netwerken, … . Wanneer we dit vanuit cliëntperspectief bekijken, merken we dat er belangrijke hiaten zijn in die domeinen. Wat opzoeken betreft, denkt iedereen onvermijdelijk aan Google. Bij om het even welke zoekterm(en) geeft Google een rits aan sites die iets (kunnen) te maken hebben met je zoekterm of zoekvraag. De lijst websites is oneindig. Het overaanbod vraagt om een weloverwogen selectie. Onderzoek met ‘eye tracking’ (volgen van de oogbewegingen), toont aan dat mensen vaak genoegen nemen met de eerste websites in de lijst. De afbeelding hieronder laat zien waar de ogen het meest op rusten (rode zones).
21
Bovenaan staan in de Google ranking, is geen criterium voor juistheid van de informatie. Onderstaande voorbeelden mogen dit nog eens op scherp stellen. Een korte scan over de eerste zoekresultaten wekt de indruk dat je niet zwanger kan worden van voorvocht.
Een zoektocht naar ‘anorexia’ levert als tweede hit een ‘pro ana’ website op.
22
Mediawijsheid, qu’est-ce que c’est?
04
Googlen op ‘truth about holocaust’ levert als eerste negationistische websites op.
Later in deze bundel kan je lezen hoe je websites kan scannen op betrouwbaarheid.
4.4. Strategie Na gebruik, begrip en communicatie belanden we bij de laatste categorie van competenties die iemand nodig heeft om mediawijs te zijn. Strategie wil zeggen kunnen reflecteren op het eigen media-gebruik. Welke middelen zet je in, met wie communiceer je? Waardoor word je al dan niet beïnvloed? Heb je je media-gebruik in de hand of neemt het een loopje met je? Zet je media in om je levenskwaliteit te verbeteren? Allemaal vragen die een hoge mate van bewustzijn en kritisch denken veronderstellen. Mediawijsheid gaat over meer dan op een goede manier kunnen communiceren met elkaar. Het betekent ook gericht media kunnen inzetten om je sociale en maatschappelijke doelen te realiseren. Een doel kan bijvoorbeeld zijn internet zoveel mogelijk gebruiken om aan een nieuwe job te geraken, een woning te vinden of administratieve zaken regelen. Allemaal levensdomeinen die aan bod komen in de dagelijkse praktijk van het sociaal werk. Media-W wil hulpverleners en cliënten vaardig leren omgaan met de extra kansen die nieuwe media bieden met als doel die kansen zo goed mogelijk te benutten.
23
5. Mediawijsheid in het sociaal werk
5.1. Waarom wel? Integratie is geen evidentie binnen het huidige maatschappelijk discours. Verschillen worden benadrukt en ‘anders zijn’ wordt geproblematiseerd en afgestraft. Sommige groepen belanden in de marge of dreigen erin te vervallen. Een eigen plaats nemen en krijgen is dan niet evident. Daarom stellen sociaal werkers zich op als bondgenoten in de zoektocht naar meer welzijn. Essentieel voor dit partnership is een emancipatorische visie. Deze benadering kenmerkt zich door een offensieve aanpak. Met offensief bedoelen we dat we mensen middelen, vaardigheden, inzichten aanreiken die de handelingsmogelijkheden en keuzevrijheid moeten vergroten. In plaats van te gaan beperken en in een keurslijf te dwingen, gaan we in dialoog en zoeken we op maat naar mogelijkheden om een weg te vinden in het huidig maatschappelijk bestel. Eigen kracht van en samenwerking met de doelgroep is hierbij essentieel. We geloven in de mogelijkheden die aanwezig zijn en gaan samen op zoek om deze factoren te versterken. Mediawijsheid is natuurlijk geen wondermiddel. Maar de vaardigheden die deel uitmaken van mediawijsheid (kritisch denken, bewustzijn,…verder concretiseren) zijn vaardigheden die een individu sowieso versterken, en niet enkel online. We kunnen stellen dat dit slechts een middel is tot een groter doel. Kritisch denken, bewust zijn, netwerken uitbouwen of versterken zijn skills die in het dagdagelijks leven het verschil maken. Beschikken over deze competenties maakt mensen beter gewapend en stelt ze in staat verantwoorde keuzes te maken. Mediawijsheid gaat niet over het waarschuwen tegen de gevaren van internet (wat een eerder defensieve benadering is), maar vooral over het ten volle leren gebruiken van de kracht die het medium kan hebben ter versteviging van de maatschappelijke positie en integratie. Online werken en mediawijs zijn, geeft cliënten kansen om de regie over hun eigen leven en over de hulpverlening steviger in handen te nemen. Met nieuwe media werken doet een sterk appèl op de verantwoordelijkheid van de cliënt in het hulpverleningsproces. Nemen we het voorbeeld van een online genogram: de hulpverlener is niet meer de bewaarder van de papieren versie. De cliënt kan er thuis of elders zelfstandig aan verder werken, bepaalde keuzes maken, op eigen tempo verder gaan. Zijn voortgang is op elk moment consulteerbaar. De hulpverlener wordt een partner die samenwerkt en samen zoekt. Zoals een medewerker in een diepte-interview aangaf: “het kan ook zeer waardevol zijn dat cliënten die dingen leren, dat ze weer weten wel één en ander te kunnen.”
24
05 Een CAW bundelt per definitie uiteenlopende werkingen maar houdt de noemer ‘algemeen’ hoog in het vaandel. Ditzelfde geldt voor andere brede en laagdrempelige organisaties. Sociaal werkers zijn experten in het generalist zijn. Van hulpverleners wordt verwacht dat ze van vele markten thuis zijn en kunnen inspelen op actuele tendensen, oog hebben voor alle levensdomeinen die welzijn mee bepalen. De idee dat hulpverleners experten moeten worden in mediawijsheid, is dan ook niet aan de orde. Wat wel mag verwacht worden, is dat medewerkers een zekere gevoeligheid ontwikkelen/versterken rond een zaak die meer en meer deel uit maakt van het dagdagelijkse en het welzijn en de maatschappelijke sterkte van de doelgroep beïnvloedt.
Niet enkel een jongerenzaak Sociaal werkers die met jongeren werken zijn pioniers als het gaat over het gebruik van nieuwe media in de hulpverlening. En dit om de simpele reden dat ze met een doelgroep werken voor wie mailen, chatten, en Facebooken hun tweede natuur is. Vanuit een uitgesproken vraag van de doelgroep, startten de JAC’s meer dan tien jaar geleden met e-mailhulp. Het medium werd niet enkel gebruikt om afspraken te regelen en praktische zaken af te spreken, maar werd een extra kanaal om hulpverlening te bieden. Een aantal jaren later volgde de chathulpverlening. Terwijl we tien jaar geleden nog een onderscheid konden maken op basis van doelgroep (jongeren mailen en chatten eerder dan ze telefoneren, omgekeerd voor volwassenen), wordt dit verschil vandaag de dag steeds kleiner. De jongeren die tien jaar geleden een beroep deden op het online aanbod van een JAC verwachten vandaag dat ze ook online terecht kunnen bij de hulp- en dienstverlening. Terwijl vroeger volwassenen en senioren ondervertegenwoordigd waren op het net, zijn ze die achterstand ruimschoots aan het goedmaken. Meer en meer ouderen vinden de weg naar sociaalnetwerksites en de populariteit van pc-cursussen voor senioren stijgt nog steeds. Ook in de CAW’s liegen de cijfers er niet om; volwassenen doen steeds meer via digitale weg beroep op het aanbod. Volwassenen zijn vaak ook ‘ouder van’. Niet zelden komen ze met vragen over hun kinderen terecht op het algemeen onthaal. Vragen rond internetverslaving, cyberpesten … komen steeds vaker voor. Vanuit preventief oogpunt is het belangrijk deze ouders te ondersteunen en hen de nodige bagage bij te brengen om (beter) met deze vragen te kunnen omgaan. Ouders lopen vaak verloren in een voor hen onbekende wereld. Mediawijsheid bij de hulpverleners vergroten is geen doel op zich maar een middel om de cliënten, zowel jongeren als volwassenen, te versterken.
25
Niet zo nieuw, en toch We haalden het hierboven al aan, er is al een heel parcours afgelegd rond online aanwezigheid en gebruik van nieuwe tools in het sociaal werk. Dit brengt ook nieuwe vragen met zich mee. Zowel op inhoudelijk als op beleidsniveau zijn fora gecreëerd om hierover na te denken en waar mogelijk antwoorden en richtlijnen te formuleren. Het algemeen welzijnswerk beschikt over een vormingsaanbod wat betreft chat- en e-mailhulpverlening. Er worden op sectorniveau afspraken gemaakt rond het omgaan met sociaalnetwerksites, en de CAW en JAC- websites werden in een nieuw kleedje gestoken. Allemaal initiatieven die op één of andere manier te maken hebben met mediawijsheid. Bovenstaande voorbeelden zijn vaak gericht op één bepaald kanaal of applicatie (gebruik van Facebook, chatten, e-mailhulp, beheer en inhoud van een website). Hoe zinvol ook, deze initiatieven impliceren niet noodzakelijk dat de medewerkers ook een gevoeligheid of alertheid ontwikkelen rond mediawijsheid bij hun cliënten. Mediawijsheid gaat over oren en ogen open zetten voor dit thema, de antennes scherp houden. Dit betekent dat alle hulpverleners over een aantal basiscompetenties moeten beschikken. Ter illustratie: een medewerker kan zich comfortabel voelen bij het bieden van chat-hulp, maar laat een ongepaste post van een cliënt op Facebook voorbijgaan omdat hij niet weet hoe hiermee om te gaan.
Mee zijn? Natuurlijk! Maar waarom? Bij de aanvang van het Media-W project werden de medewerkers uit de CAW’s in Vlaanderen bevraagd rond mediawijsheid. Tijdens deze rondvraag viel af en toe de uitspraak ‘We mogen niet achterblijven, we moeten mee zijn!’. Als sociaal werkers op de eerste lijn moeten we mee zijn in een maatschappelijke evolutie die uitgesproken consequenties heeft voor onze doelgroep! Zoals hierboven geschetst, is internet al lang niet meer het verhaal van de happy few, de early adopters die reeds in de jaren ’80 aan het e-mailen gingen. De voorbeelden van het functionele en zelfs noodzakelijke internet zijn legio. Dit artikel legt een aantal pijnpunten bloot van het steeds verder digitaliseren van een aantal basisvoorzieningen. Het wordt dus steeds belangrijker om mensen de juiste tools te geven om hiermee aan de slag te kunnen. Net om te vermijden dat een instrument dat het leven makkelijker moet maken, voor sommigen een onoverkoombare hindernis wordt. Internet maakt alles op elk moment beschikbaar. Internet is de plek waar iedereen rondhangt en waar alles te vinden is. En dat elke dag, elk
26
Mediawijsheid in het sociaal werk
05
moment van de dag. De wereld wordt een stuk kleiner dan in de predigitale tijd. Die verruiming gaat natuurlijk niet enkel over positieve dingen. De online wereld brengt een aantal specifieke moeilijkheden en problemen met zich mee waar de algemene bevolking en dus ook de cliënten van het CAW onvermijdelijk mee geconfronteerd worden. We beschrijven hieronder de meest actuele problematieken.
Cyberpesten Pesten is van alle tijden, maar de opgang van internet heeft gezorgd voor een digitale variant van dit gedrag: cyberpesten. Cyberpesten gaat over gebruik van ICT middelen om iemand opzettelijk en herhaaldelijk lastig te vallen of zijn/haar (online) reputatie te beschadigen. Cyberpesten bestaat in vele varianten: iemand online belachelijk maken, kwetsende commentaren posten, bedreigen, gevoelige informatie of afbeeldingen verspreiden, een vals profiel maken,… Kortom alles wat erop gericht is om iemand te kwetsen. Eén van de vele voorbeelden is de Facebookpagina Antwerpse hoeren die in 2013 de media haalde. Als dit je zou ontgaan zijn, hier lees je er meer over. Binnen het onderzoeksproject ‘DICA’ (Developmental Issues in Cyberbullying amongst Adolescents) werd in de periode 2012-2014 onderzoek uitgevoerd rond pesten bij meer dan 2000 jongeren van het vijfde leerjaar tot het vierde middelbaar. Gezien dit een recente en omvattende studie is, nemen we de cijfers uit het onderzoek hieronder over. Voor het volledig onderzoek verwijzen we naar deze link (op ok klikken om het document te openen.) Uit de gegevens van 2012 blijkt dat 11,1% van de jongeren tijdens het laatste half jaar minstens één keer het slachtoffer geworden was van cyberpesterijen. Evenveel jongeren (11,1%) gaven toe zelf iemand gepest te hebben via internet of gsm in dezelfde periode. Meer dan een derde van de ondervraagde jongeren was tijdens de afgelopen zes maanden getuige van cyberpesterijen
27
Nog een aantal bevindingen uit het onderzoek: Meisjes worden in het algemeen vaker het slachtoffer van cyberpesten. Jongens zijn op hun beurt vaker dader van cyberpesten. Het aantal jongeren dat aangeeft slachtoffer te zijn van cyberpesten piekt rond de leeftijd van 11 à 13 jaar. Wat daderschap betreft, geven oudere jongeren vaker toe dat ze iemand gecyberpest hebben. Jongeren in het BSO- en TSO- onderwijs worden vaker met cyberpesten geconfronteerd dan jongeren in het ASO-onderwijs. Internationale studies tonen ook aan dat jongeren die deel uitmaken van een seksuele minderheid vaker gecyberpest worden. Net zoals in de meeste internationale en Vlaamse onderzoeken, tonen de cijfers van de DICA studie een grote overlap aan tussen cyberpesten en klassiek pesten: van de jongeren die gecyberpest werden, werd 65,3% ook klassiek gepest. (Van Cleemput, 2013) Later in deze bundel gaan we dieper in op dit thema.
Dubieuze inhoud Terwijl hulpverleners er een punt van maken om aan mensen juiste en objectieve informatie mee te geven, zijn deze criteria veel minder van tel op het internet. ‘User generated content’ houdt in dat iedereen over om het even welk thema zijn deskundigheid, of het gebrek hieraan, kan tentoon spreiden. Hoewel dit qua principe heel democratisch is - iedereen heeft de macht en het recht om zijn eigen versie van een verhaal of zijn eigen mening kenbaar te maken - zorgt dit ook voor een aantal excessen. Een gekend voorbeeld: sommige sites rond anorexia zijn pro anorexia en voorzien de bezoekers van handige tips en tricks om verder te blijven vermageren en bemoeienissen van buitenaf te vermijden. Begin 2013 stond de radicalisering via internet in ons land sterk in de kijker. Een aantal Belgische jongeren vertrokken naar Syrië om deel te nemen aan de aanslepende burgeroorlog. Internet werd vaak genoemd
28
Mediawijsheid in het sociaal werk
05
als een faciliterende factor. Onder andere via het wereld wijde web, kwamen deze jongeren in contact met gelijkgestemden of met mensen die slim inspeelden op gevoelens van onmacht en frustratie. Het internet wordt dan een bijkomend symptoom van de radicalisering en biedt instrumenten aan die anders veel moeilijker vindbaar zouden zijn. De tijd waarin iemand in een krantenwinkel met het schaamrood op de wangen ‘vieze boekskes’ kocht, is lang voorbij. Er bestaan geen statistieken over de hoeveelheid porno op het internet maar een beetje gezond verstand laat ons toe te zeggen dat het over gigantische hoeveelheden gaat. Waarbij niets te gek, te extreem of te vergezocht is. En alles vrij beschikbaar is. Niet enkel voor volwassenen, maar ook voor minderjarigen. Voor de gratis varianten volstaat een simpele klik om te bevestigen dat je 18 bent. Seksualiteit en zelfbeeld worden nooit bepaald door één factor, maar het is niet moeilijk te bedenken dat blootstelling aan expliciete en soms ‘hardcore’ seksuele beelden, een invloed kan hebben op de seksuele ontwikkeling van jonge kinderen. Onder de noemer ‘waar gebeurd’: een 12-jarige regelmatige bezoeker van het JAC stelt plots de vraag: ‘Hebben alle vrouwen graag seks met een paard?’ Bij het gesprek dat op die vraag volgde, bleek dat hij en zijn vriendjes vaker zo’n dingen gezien hadden op internet. Deze jongen kon met zijn vragen terecht in het JAC, maar we kunnen ons voorstellen dat veel jongeren gelijkaardige inhoud zien en niet onmiddellijk ergens terecht kunnen met hun vragen. Sexting is ook zo’n relatief nieuw fenomeen. Sexting is de combinatie van de woorden ‘seks’ en ‘texting’. Concreet gaat het om seksueel getinte berichten of foto’s versturen via mobiele apparaten. Waarbij het grote gevaar erin bestaat dat die berichten of foto’s verder kunnen verspreid worden. De gevolgen kunnen bijzonder zwaar zijn. Vooral tienermeisjes zijn de dupe van sexting. Dit werd nog maar eens duidelijk door een recent onderzoek uit de Verenigde Staten. Meisjes zijn vaak ontvankelijker voor groepsdruk of emotionele chantage: ‘als je me écht graag ziet, dan …’. De aloude dubbele moraal geldt ook hier. Meisjes die aan sexting doen, worden door andere jongeren beschouwd als ‘sletten’. Meisjes die er niet aan mee doen zijn dan weer ‘preuts’. Jongens die aan sexting doen worden dan weer streng be- en veroordeeld.
Internet- en gameverslaving Internetverslaving wordt aan de hand van volgende criteria omschreven: Onaangenaam gevoel wanneer internetgebruik onmogelijk is. op internet blijven ondanks de wil om te stoppen of te verminderen. Internetgebruik om onaangename gevoelens te vermijden. Internetgebruik beheerst iemands denken en voelen. Internetgebruik leidt tot conflicten met zichzelf of anderen.
29
In een wereld waarin constant online zijn meer en meer de norm wordt, zijn dit ongetwijfeld symptomen die iedereen vroeg of laat bij zichzelf opmerkt. Denk aan het ongemakkelijk gevoel dat je kan bekruipen als je internetverbinding even uitblijft. Net zoals bij elke vorm van verslaving, is het meestal de omgeving (partner, ouders, …) die eerst een probleem opmerkt en dit probleem aankaart, eerder dan de gamer die zijn gamegedrag niet meer onder controle heeft. In de context van verslaving wordt vaak gesproken over FOMO: ‘fear of missing out’. De vrees om ergens ooit iets te missen. Deze schrik wordt in de hand gewerkt door een verkeerde beeldvorming op sociaalnetwerksites. Mensen geven vaak een vertekend beeld van hoe hun leven eruit ziet. Soms lijkt het alsof ze het ene boeiende evenement na het andere meemaken. Met altijd heel veel ‘fun’ en ‘likes’. Dit kan in schril contrast staan met hoe je je eigen leven ziet, dat wordt dan als bijzonder banaal ervaren. Nieuwe media zijn dan een manier om bij te blijven, om ervoor zorgen dat je op de hoogte bent van wat er gebeurt en er snel kan op inspelen, al is het maar met een ‘vind ik leuk’. Dit zorgt ervoor dat je jezelf nooit kan permitteren om te lang van je scherm weg te blijven. Alertheid is geboden wanneer andere activiteiten en relaties moeten inboeten voor die online-tijd. Fomo geeft een uiting aan onzekerheid en iets missen voelt aan als sociale uitsluiting. Fomo wordt vaak in één adem genoemd met ‘first world problems’. Er valt dus ook wel mee te lachen. Onder andere in dit filmpje. Op een aantal van deze nieuwe problematieken komen we later terug.
5.2. Waarom niet? Digital natives vs digital immigrants: de mythe van de leeftijd Wanneer je grasduint door de literatuur rond mediawijsheid, kom je al snel de termen ‘digital natives’ en ‘digital immigrants’ tegen. We kenden al de babyboom generatie, mensen die na de tweede wereldoorlog geboren zijn en hebben kunnen genieten van de naoorlogse welvaart. De deelgenoten van deze generatie waren de actoren in de woelige jaren ’60. De daarop volgende ‘Generation X’ is de generatie van de crisis, de teleurstelling in een revolutie die geen stand kon houden. Vanaf ongeveer 1980 spreken we over Generation Y, de net-generatie, de millennials of digital natives. Allemaal termen die duiden op vertrouwdheid met technologie. De ‘natives’ zijn de mensen die ‘digitaal’ als moedertaal hebben, de digitale inboorlingen. Zij hebben digitale media met de paplepel binnen gekregen en zouden intuïtief hun weg vinden met de
30
Mediawijsheid in het sociaal werk
05
nieuwe technologie. Ze zijn sociaal, altijd verbonden, kunnen moeiteloos multitasken, staan open voor diversiteit,… Wel een heel optimistisch en ongenuanceerd beeld van iedereen die op dit moment dertig of jonger is. De digital immigrants - iedereen geboren voor 1980 - zijn dan de inwijkelingen. Ver weg van wat ze kennen en wat hen vertrouwd is. De ‘immigrants’ moeten de digi-taal leren. Een licht of meer uitgesproken accent blijft altijd aanwezig. Ze kunnen niet anders dan altijd een beetje achterop hinken. Iets meer nuance aub? Deze opdeling op basis van leeftijd is nogal zwart-wit. Leeftijd zou bepalen hoe vertrouwd je bent met nieuwe media en hoe je ermee weet om te gaan. Dit vraagt enige nuancering. Terwijl het ongetwijfeld zo is dat kinderen en jongeren van vandaag veel meer vertrouwd zijn met nieuwe technologie (bijvoorbeeld gebruik van tablets in de kleuterklas) garandeert dit niet dat ze ook weten hoe er het beste gebruik van te maken. Op de vraag ‘kan je met de computer werken?’ antwoorden veel jongeren positief. Maar dat ‘werken op de computer’ houdt soms weinig meer in dan het surfen op internet, posten op Facebook en mails versturen. De tweedeling digital natives en immigrants gaat volledig voorbij aan het idee van mediawijsheid en de mogelijkheid tot aanleren van vaardigheden. Ook de sociaaleconomische context en het netwerk dat iemand al of niet rond zich heeft, wordt binnen deze redenering niet opgenomen als bepalende factor. Leeftijd kan een factor zijn in de vertrouwdheid met nieuwe technologieën. Jongere mensen hebben vaak meer ervaring met de knoppenkennis, zijn beter vertrouwd met een aantal basic technische aspecten. Om van daaruit te veronderstellen dat mensen jonger dan 30 over alle vaardigheden beschikken om doeltreffend met nieuwe media om te gaan, is een brug te ver. Idem voor de redenering dat 30 plussers per definitie achterop zouden hinken. Het is niet altijd de jongste in een team die het meest mee is met nieuwe media of het meest interesse heeft in dit thema. Het tegengestelde is soms waar. Knoppenkennis is het makkelijkst aan te leren. De zogenaamde ‘digital immigrants’ kunnen wat dat betreft hun achterstand vrij snel goedmaken.
31
Wat met het persoonlijk contact? Hoe cliché het ook klinkt, een grote motivatie om in de sociale sector te werken, is ‘met mensen werken’. De tendens om meer en meer online en op de computer te doen, lijkt hiermee tegenstrijdig te zijn. Het rechtstreeks contact met cliënten blijft de ‘core business’. Maar dit rechtstreeks contact kan verschillende vormen aannemen: een fysiek bezoek, een telefonisch contact, e-mails, chatgesprekken,… De kanalen die cliënten kunnen aanwenden om de stap te zetten naar hulpverlening zijn meer gediversifieerd en kunnen nu ook digitaal verlopen. Hoewel er andere aandachtspunten zijn in een digitaal contact, is dit contact niet minder echt. Nieuwe media zijn een bijkomend kanaal, een methode die de hulpverlener naargelang behoeftes en wensen kan inzetten. We spreken over een hulpverleningsmix of over ‘blended’ hulpverlening: de combinatie van online en offline werken. Bekijk samen met de cliënt wat werkt en wat niet. Welke ingrediënten, tools, vaardigheden er nodig zijn. Gooi alles samen in de blender. Voeg een dosis gezond verstand en maatschappelijk bewustzijn toe en je krijgt een hulpverlening die voor elke cliënt anders is, aansluit bij zijn/haar noden en de vinger aan de pols houdt van de maatschappelijke actualiteit. Heel eenvoudig voorbeeld van de hulpverleningsmix: Een cliënt komt regelmatig op gesprek op het centrum. Hij heeft een aantal heel praktische vragen waarvan hij de details na het gesprek e-mailt naar de hulpverlener. De hulpverlener zoekt de gevraagde info op en mailt terug. Na een paar face to face gesprekken, gaan cliënt en hulpverlener over tot het opstellen van een tijdslijn. Ze werken daar eerst online samen aan. (online kan ook betekenen: samen voor de pc). De cliënt werkt hier thuis aan verder en markeert een aantal moeilijke momenten in zijn geschiedenis. Het volgend gesprek verloopt via chat, de cliënt gaf aan dat het voor hem heel moeilijk was om over die zaken te spreken, schrijven zou hem beter lukken. Het volgende gesprek verloopt bij de cliënt thuis, hij kan zich echt niet verplaatsen om medische redenen. Hulpverlener en cliënt bespreken samen het chatgesprek. De mogelijkheden en variaties zijn bijzonder groot en geven de kans elke hulpverlening nog meer af te stemmen op maat van de cliënt, binnen zijn online en offline context.
32
Mediawijsheid in het sociaal werk
“
05
Een cliënt komt regelmatig op gesprek op
het centrum. Hij heeft een aantal heel praktische vragen waarvan hij de details na het gesprek e-mailt naar de hulpverlener. De hulpverlener zoekt de gevraagde info op en mailt terug. Na een paar face to face gesprekken, gaan cliënt en hulpverlener over tot het opstellen van een tijdslijn. Ze werken daar eerst online samen aan. (online kan ook betekenen: samen voor de pc). De cliënt werkt hier thuis aan verder en markeert een aantal moeilijke momenten in zijn geschiedenis. Het volgend gesprek verloopt via chat, de cliënt gaf aan dat het voor hem heel moeilijk was om over die zaken te spreken, schrijven zou hem beter lukken. Het volgende gesprek verloopt bij de cliënt thuis, hij kan zich echt niet verplaatsen om medische redenen. Hulpverlener en cliënt bespreken samen het chatgesprek.”
33
5.3. Een mediawijze hulpverlener, qu’est-ce que c’est? Binnen de sociale sector zijn mensen met een uitgebreide ICT-achtergrond eerder zeldzaam. Gelukkig is dit geen noodzakelijke voorwaarde om een mediawijze hulpverlener te zijn. Mediawijsheid gaat over een aantal specifieke vaardigheden, maar gaat ook, en misschien vooral over een attitude. Om bewust en kritisch om te gaan met wat rondom jou gebeurt, moet je ogen en oren open houden en blijven nadenken. Dit is op het lijf geschreven van het sociaal werk. De doelstelling is altijd: ‘hoe vergroten we de welzijnskansen van onze (potentiële) cliënten en hoe verminderen we eventuele risico’s op onwelzijn’. Het internet is geëvolueerd van een plaats waar informatie te verzamelen valt, naar een sociale omgeving waar men in contact komt met anderen. En daarvoor zijn een aantal sociale vaardigheden nodig waar we ons niet altijd bewust van zijn. Wat is het effect van geschreven tekst? Wat met je online identiteit? Hoe reageer je op emotionele zaken online? Hoe wapen je je tegen negatieve ervaringen online? Allemaal zaken die voor hulpverleners nieuw kunnen zijn en daarom soms blauw blauw gelaten worden. In contacten met cliënten blijven hierdoor een aantal kansen onbenut. Mediawijze hulpverleners spelen hier wel op in en zijn in staat om, in dialoog met de cliënt, deze kansen optimaal te benutten. Laten we even de ingrediënten oplijsten die een hulpverlener maken tot een mediawijze hulpverlener.
Een neutrale of positieve houding ten aanzien van onlinehulp Het is evident: iets waar je zelf niet in gelooft, zal je ook niet naar anderen kunnen overbrengen. Voor veel medewerkers is het ganse gamma van ICT-toepassingen nieuw. Weerstand is dan ook een te verwachten reflex. Introductie van nieuwe communicatievormen heeft altijd te kampen met weerstanden. Denk maar aan de introductie van de telefoon (u weet wel, de klassieke vaste lijn). Veel mensen vonden dit veel te intrusief. Op elk moment van de dag kon ‘dat ding’ gaan rinkelen en kreeg je iemand te horen die je niet zag. Bijzonder bevreemdend. Ook de introductie van de boekdrukkunst verliep niet zonder slag of stoot, gelukkig was er toen al een helpdesk. Hoewel wij ons amper iets kunnen voorstellen bij die bevreemding, merken we nu dezelfde reactie bij gebruik van internet, e-tools en mobiele
34
Mediawijsheid in het sociaal werk
05
toepassingen wanneer die in verband gebracht worden met hulpverlening. Hoewel een kritische houding alleen maar aan te moedigen valt (en ook een fundamenteel deel uitmaakt van mediawijsheid), is een uitgesproken negatieve houding een tegenindicatie om mediawijs te zijn/worden. Hans van Driel wijst in dit verband op het ARIA model dat nieuwe middelen doorlopen1: De verschillende fasen zijn: Amazing: het middel wekt verbazing en bewondering op bij een kleine groep. Deze groep staat ook bekend als ‘early adopters’, mensen die snel nieuwe technologie omarmen. Hulpverleners die ooit startten met e-mailhulp en chathulp zijn hier een mooie vertegenwoordiging van. Resistance: de grote groep verzet zich tegen de nieuwigheid en ziet vooral nadelen en moeilijkheden. ‘Vroeger was het beter’ is in deze groep een vaak gehoorde zin. Er is vooral oog voor nadelen en beperkingen. Imitiation: het nieuwe middel wordt steeds meer geaccepteerd, maar men gebruikt het zoals men oude vertrouwde middelen gebruikte. Enkele voorbeelden: een smartphone die enkel gebruikt wordt om te bellen en te sms’en, het internet dat enkel gebruikt wordt als digitale encyclopedie. Acceptance : in deze fase worden de eigen-aardigheden van het nieuwe middel ontdekt en uitgebuit: men gaat specifieke toepassingen gebruiken en eventueel ontwikkelen. Denk maar aan de creatieve inzet van internettools of mobiele technologie in cliëntcontacten, het streven naar blended hulpverlening.
Schriftelijke taalvaardigheid Schrijven is vaak een pak moeilijker en complexer dan spreken. Je schrijfstijl moet klaar en duidelijk zijn, to the point en toch ook zorgen voor een alliantie met de cliënt, een warme verbinding. Deze zaken komen tot nu toe zelden aan bod in de vooropleiding. Het is dan ook niet te verwonderen dat dit enige tijd vraagt om mee vertrouwd te geraken. We hebben allen een eigen spreekstijl, daar staan we niet bij stil en hebben we ook niet expliciet aangeleerd. Een schrijfstijl is iets dat niet voor iedereen standaard aanwezig is. Dit ‘leer’ je door te oefenen. Dit is dan ook iets dat tot nu toe voornamelijk ‘on the job’ gebeurt, met vallen en opstaan. Met als resultaat enige onzekerheid bij medewerkers die starten met onlinehulp. Bij meer ervaren mensen, valt op dat ze met meer gemak de overstap maken van spreken naar schrijven.
35
ICT-vaardigheden We herhalen het, je moet geen computerexpert zijn om met mediawijsheid bezig te zijn. Maar een minimale basiskennis is wel vereist. Het begint al bij de typsnelheid. Of het nu met twee vingers of meer is, een behoorlijke typsnelheid is gewenst. Blind kunnen typen is een mooie extra, maar geen noodzakelijke voorwaarde. Vlot kunnen navigeren tussen programma’s, copy-pasten, attachments invoegen, … horen ook bij je basisuitrusting. En misschien het meest belangrijke: geen schrik hebben om te experimenteren. Een herkenbaar gegeven is ‘pc-fobie’, de schrik om iets fundamenteel verkeerd te doen waardoor de pc het begeeft. Elke klik is dan potentieel gevaarlijk. Terwijl de gevolgen vaak niet zo dramatisch zijn. Een gezonde dosis nieuwsgierigheid en een beetje gezond verstand, helpen je op goede weg. Mediawijsheid gaat er ook over om de risico’s van media- en internetgebruik zo laag mogelijk te houden en zoveel mogelijk in te zetten op gebruik dat de welzijnskansen maximaliseert. Concreet kan dit betekenen: cliënten veilig doen omspringen met hun online gegevens, leren, werk, woongelegenheid, … zoeken op het internet, leren internetbankieren, samen met een cliënt zijn digitale voetafdruk bekijken en ‘opschonen’ als nodig, je cliënt aanzetten om voor veilige paswoorden te kiezen (en uitleggen waarom), je cliënt met e-tools verder op weg helpen, … . De activiteiten zijn eindeloos en kunnen een grote rol spelen in het welzijn van de cliënt.
Veranderende regie Onlinehulp sluit aan bij de veranderde positie van hulpverleners. De shift van ‘de hulpverlener als expert’ naar ‘ de hulpverlener als partner of coach’ werd jaren geleden ingezet. Binnen onlinehulp neemt de cliënt duidelijk de regie van zijn hulpverlening in eigen handen. In een online-context kan de cliënt zelf kiezen wat hij wel of niet prijsgeeft, hij bepaalt het tempo en heeft meer ruimte om interventies te weigeren. De hulpverlener staat naast de cliënt in een proces van samenwerken en –zoeken. Onlinehulpverlening kan ook zeer vrijblijvend zijn, veel meer dan fysiek of telefonisch contact. Soms is één enkele klik voldoende om een gesprek af te sluiten. Als je blended hulpverlening gebruikt, zal je altijd samen met je cliënt gaan nakijken welke manier van contact op welk moment het meest geschikt is. Er bestaan geen standaardprocedures. Het is telkens opnieuw een zoeken naar wat voor welke cliënt meest geschikt en haalbaar is.
36
Mediawijsheid in het sociaal werk
05
Kennis van online-communicatie In een ‘live’ gesprek kan je makkelijker uitweiden en kan je je boodschap ondersteunen met je non-verbaal gedrag. Je kan de reacties van de cliënt zien en proberen in te schatten, maar ook hier zijn verkeerde of te snelle interpretaties mogelijk. Onlinecommunicatie maakt ons soms heel bewust van de vooronderstellingen die we maken. Wat menselijk is. We zijn de ganse dag aan het interpreteren, afleiden, veronderstellen. Vaak zonder dat we ons daar bewust van zijn. Door online te werken, moeten we onszelf en de cliënt vragen stellen die doorgaans niet bij ons zouden opkomen in een live-gesprek. Zo zijn basisgegevens zoals geslacht, leeftijd, … soms onbekend en moeten dus nagevraagd worden.
Kritisch zijn In vraag stellen en onderzoeken zijn pijlers van het maatschappelijk werk. Dit zowel op individueel niveau, in het werken met cliënten als op maatschappelijk niveau. Kritisch en bewust omgaan met alle vormen van media, en die vragen ook aanwakkeren bij cliënten, is geen radicale verandering. Als belangrijke speler op de eerste lijn, zijn we het onze (potentiële) cliënten verplicht om onze oren en ogen open te houden, om vragen te durven stellen. Al die zaken, in combinatie met de hulpverleningsvaardigheden die al aanwezig zijn, vormen een gezonde mix tot mediawijze hulpverleners.
37
6. Je privacy op het internet
6.1. Terms and conditions, de risico’s Sociaalnetwerksites en privacy zijn een bijzonder moeilijke zo niet onmogelijke combinatie. Met alle informatie die daarover te vinden is, kunnen we deze bundel uitbreiden tot een eindeloze encyclopedie. We zullen ons dan ook beperken tot een aantal grote lijnen (die al verontrustend genoeg zijn). In een wereld waar alles, opzettelijk of niet, gedeeld wordt, wordt de vraag naar de betekenis van ‘privacy’ steeds vaker gesteld. In elke reportage of artikel over Facebook, Google of andere internetgiganten, is ‘privacy’ een heikel punt. We krijgen de boodschap dat het de gebruiker zelf is die erop moet toezien dat hij de juiste instellingen kiest en zijn hele leven niet te grabbel gooit. De verantwoordelijkheid ligt bij de gebruiker. Het perverse van het systeem is dat, zelfs al stel je alle instellingen goed in om zoveel mogelijk vat te hebben op wie wat mag weten, dan nog is er een inherente inbreuk op de privacy aangezien deze websites alle persoonlijke informatie sowieso verzamelen voor marketing- en controle doeleinden (Provost, 2012). Surf even naar deze website. Klik op ‘I agree’. Ja, echt. Kijk dan naar het filmpje, het schetst een scherp beeld van wat er gebeurt met de informatie die we vaak onbewust op internet achterlaten. Want, zeg nu zelf, wie van ons leest ooit volledig de ‘algemene voorwaarden’ van internettoepassingen. Lees dan zeker ook wat er onder het filmpje staat, de beheerders van de website maken je duidelijk dat je eigenlijk je ziel hebt verkocht door ‘ik ga akkoord’ te klikken. Daarmee teken je een blanco cheque. Iets wat we offline niet makkelijk zouden doen. Een verstandig advies: ‘teken nooit iets zonder het vooraf te lezen’. Jammer genoeg zetten we deze lijn niet door als het gaat over overeenkomsten online. Toegegeven, de internetgiganten maken het ons niet makkelijk om die voorwaarden volledig te lezen, laat staan te begrijpen. Een greep uit de gebruikersovereenkomst van Linkedin:
38
06
“
U verleent LinkedIn bovendien een niet-exclusief, onherroepelijk, wereldwijd, eeuwigdurend, onbeperkt, toewijsbaar, in sublicentie verstrekbaar,
volledig betaald en royaltyvrij recht om alle door u aan LinkedIn verstrekte gegevens (direct of indirect) te kopiëren, te verbeteren, te verspreiden, te publiceren, te verwijderen, te bewaren, toe te voegen, te verwerken, te analyseren, te gebruiken en te commercialiseren en hiervan afgeleide werken te maken, inclusief maar niet beperkt tot alle door u gegenereerde content, ideeën, concepten, technieken en/of gegevens voor de services die u indient op LinkedIn, zonder verdere toestemming, kennisgeving en/of compensatie aan u of derden.”
39
Deze paragraaf is één lange volzin. Begrijpelijk? Niet echt. Kortweg komt het erop neer dat LinkedIn alles mag doen met inhoud die je op hun netwerk post. Inclusief het bewerken en verkopen aan derden zonder dat je er zelf een eurocent van ziet. Andere internetdiensten, zoals Facebook, Instagram en G-mail hebben dezelfde adders onder het gras. Ze verzamelen PII: personally identifiable information. PII is alle informatie die je kan identificeren als individu. Terwijl een IP-adres enkel iets zegt over de pc van waarop iets gebeurt, zegt PII wat je persoonlijke gewoontes zijn, op welke sites je surft, hoe je online-koopgedrag eruit ziet, wanneer en van waaruit je inlogt, met welk apparaat je foto’s werden genomen … . Je bent dus herkenbaar als persoon met naam en toenaam. Dit staat helemaal los van de privacy-instellingen. Privacy-instellingen zorgen ervoor dat je informatie zoveel mogelijk afgeschermd wordt van andere gebruikers. Tegen de internetservice zelf en alle ‘third parties’ en wat zij te weten komen over jou, kan je je niet beveiligen. Als je een account hebt op een sociaalnetwerksite dan stem je er impliciet mee in dat persoonlijke gegevens over jou worden verzamelt en doorverkocht aan andere bedrijven (de zogenaamde ‘third parties’). Iedereen heeft het wel al eens meegemaakt dat je iets specifiek zoekt op internet en dat je een paar dagen later ‘toevallig’ aanbiedingen voor datzelfde (of een gelijkaardig) product in de advertenties op Facebook ziet verschijnen. Dat fenomeen is bekend als ‘behavioral retargeting’: een methode waarin bezoekersgedrag van een website wordt vastgelegd, met als voornaamste doel een poging doen tot het bepalen van de bezoeker zijn interesses om zodoende een betere afstemming te kunnen creëren in websitecontent. Dit heeft consequenties voor de reclame die je overal ziet verschijnen (denk aan het alomtegenwoordige Zalando), maar op termijn zal dit ook de resultaten van je zoekopdrachten gaan bepalen, waardoor het wereld wijde web telkens een beetje kleiner wordt. Facebook is trouwens niet de enige internetgigant die deze methodes gebruikt, ook Google kwam hiervoor al vaker in de media. Dat verzamelen stopt niet wanneer je uitgelogd bent. Via de cookies op je pc, is alles wat je op internet doet perfect traceerbaar en opgenomen in een database, ook wanneer je uitgelogd bent. De hoeveelheid persoonlijke informatie die op deze manier verzameld wordt, is verrassend groot. En al die info is terug te vinden en op te zoeken. Een mooi voorbeeld daarvan is de Facebook Graph search die het mogelijk maakt om heel gedetailleerd te gaan zoeken op personen, foto’s, likes etc. Een paar voorbeelden van dergelijke zoekopdrachten vind je hier.
40
Je privacy op het internet
06
Dit voorbeeld zou wel eens vergaande gevolgen kunnen hebben.
Om het niet altijd over Facebook te hebben: in 2014 kwam het populaire Snapchat in opspraak. Snapchat is een dienst die je foto’s en video’s laat verzenden naar vrienden. Op dit beeldmateriaal kan je een tijdslimiet instellen. De afbeelding of video kan gedurende maximum 10 seconden bekeken worden en ‘verdwijnt’ dan voor eeuwig en altijd. Het gedroomde middel om in alle veiligheid je beeldmateriaal te verspreiden. Voor sommigen ook het uitgelezen medium om meer pikante foto’s van zichzelf te verspreiden. Snapchat wierp zich op als de beschermer van onze privacy. Al snel werden meer foto’s en video’s verspreid via Snapchat dan via Facebook. Maar jammer genoeg bleek dat die beloftes rond privacy niet nageleefd werden. Foto’s en video’s konden met andere applicaties wel bewaard worden door andere gebruikers, Snapchat verzamelde gegevens over je locatie en je vriendenlijsten. Snapchat heeft ondertussen zijn voorwaarden aangepast. Je moet die dan natuurlijk nog lezen. Een vaak gehoord tegenargument tegen al die voorzichtigheid is ‘ik heb toch niets te verbergen’. Dit artikel doet mooi uit de doeken waarom dit argument op niets slaat. En natuurlijk kunnen we Edward Snowden hier niet vergeten, de klokkenluider die in 2013 de wereld informeerde over spionagetechnieken die wereldwijd door de NSA werden toegepast. Hier kan je een uitgebreid interview met hem bekijken. We houden hier geen pleidooi om weg te blijven van internet of sociaalnetwerksites. We benadrukken wel dat sociaal werkers zich bewust moeten zijn van de informatie die ze op het internet zetten en van het feit dat echte privézaken best niet op internet gezet worden. Hieronder lijsten we een aantal tips op die je kan gebruiken om je privacy online zoveel mogelijk te behouden.
6.2. Paswoorden De mannen van Basta deden een tijdje geleden veldonderzoek rond paswoorden. Hier vind je hun bevindingen.
41
Altijd anders en regelmatig vernieuwen Wie kent het niet? Een overdosis wachtwoorden en cijfercodes. Digitaal bankieren, je e-mail, je Facebook-account, andere internetdiensten waar je lid van bent, … . Het rijtje lijkt eindeloos. De verleiding is groot om te kiezen voor een makkelijk wachtwoord dat je voor elke applicatie gebruikt. Voor dat gebruiksgemak betaal je een prijs, namelijk dat al je internetactiviteiten heel kwetsbaar zijn. Met één wachtwoord kan een eventuele hacker toegang hebben voor alle documenten, foto’s, mails die je liever voor jezelf houdt. Het ideale is om voor elke site of toepassing die je gebruikt een ander wachtwoord te hebben. En om die wachtwoorden een paar keer per jaar te veranderen.
Sterk of zwak? Bijkomend moet een wachtwoord ‘sterk’ zijn. Sterk in de zin dat het bijna onmogelijk te achterhalen valt door iemand anders. De top 10 van zwakke wachtwoorden van 2013 ziet er zo uit:
Als één van jouw wachtwoorden daartussen staat: niet goed bezig. Maar wat zijn ‘sterke wachtwoorden’?
42
Je privacy op het internet
06
Een sterk wachtwoord: Is ten minste acht tekens lang. Is niet je gebruikersnaam, echte naam of bedrijfsnaam. Is geen volledig woord. Wijkt duidelijk af van eerdere wachtwoorden. Bevat tekens uit elk van de volgende vier categorieën:
hoofdletters kleine letters cijfers symbolen
Een alternatief is om te zorgen voor wachtwoordzinnen, waarin je hoofdletters of typfouten of symbolen kan verwerken. Bijvoorbeeld: iK!h4tCaw, $terkw0ord,… De sterkte van je wachtwoorden kan je testen op deze site. Hier vind je een filmpje dat je laat zien hoe je makkelijk sterke wachtwoorden bedenkt.
For your eyes only Wachtwoorden zijn kostbaar goed, en net zoals de pincode van je bankkaart, is het niet de bedoeling om die te delen met anderen. Toch merken we dat volwassenen én jongeren hier heel onvoorzichtig mee omspringen. Het is niet ongewoon om te horen dat iemand zijn wachtwoord deelt met de partner, een goede vriend(in). Alles in de naam van vertrouwen. Dat doe je nu eenmaal als je BFF’s (best friends forever) bent. Maar eens de relatie wat onderkoeld geraakt, kunnen de gevolgen groot zijn. Alle persoonlijke en intieme details van je (online)leven zijn nog toegankelijk voor diegene die je zo vertrouwde. En aangezien liefde en haat soms heel dicht bij elkaar liggen, kan het dan wel gebeuren dat die informatie misbruikt wordt, dat er intieme details op het internet te grabbel gegooid worden. En eens op internet, altijd op internet.
43
Log off! Je hebt enkel sterke paswoorden en je verandert ze regelmatig? Je hebt veel verschillende paswoorden die niemand kent? Goed bezig. Maar dat alles heeft geen enkele zin als je vergeet om jezelf uit te loggen. Iedereen heeft het wel eens voor, maar dan ben je afhankelijk van de goodwill van diegene die na jou komt om geen rare dingen te gaan doen met je mailbox, profiel,… Dit is nog een vrij onschuldig voorbeeld:
Maar het kan ook erger:
44
Je privacy op het internet
06
En dommer:
Gelukkig bieden internetapplicaties zoals Facebook, de mogelijkheid om vanop afstand uit te loggen. Webbrowsers bieden de mogelijkheid om de wachtwoorden die je op internet gebruikt automatisch op te slaan.
Dit is natuurlijk een handige functie maar dit doe je beter niet, zeker niet wanneer je op een gedeelde computer, laptop of tablet werkt. Diegene die na jou het device gebruikt, kan zonder problemen op jouw accounts inloggen. Er bestaan ook virussen die de gegevens uit je browser kunnen ophalen. Al je opgeslagen account-informatie en wachtwoorden zijn dan beschikbaar voor malafide hackers.
45
In de praktijk Al deze tips lijken evident maar worden veel te weinig toegepast. Werkers die in een organisatie werken waar een computer ter beschikking staat voor cliënten, hebben ongetwijfeld al opgemerkt: cliënten vergeten uit te loggen, delen vlotjes hun wachtwoord, … . Het gebeurt bijvoorbeeld dat cliënten hulp vragen bij het aanmaken van een profiel of een mailbox en je vol vertrouwen willen gaan vertellen welk wachtwoord ze gaan invullen (of zelfs aan jou vragen om het in te typen). Dat zijn allemaal uitgelezen momenten om daar met je cliënt over in gesprek te gaan. Niet met het vermanende vingertje, maar wel vanuit een oprechte zorg. Je bewijst er je cliënt een grote dienst mee. Je vindt een massa bijkomende informatie voor kinderen, jongeren en ouders op deze website: ikbeslis.be.
6.3. Je digitale identiteit Maken of kraken Hoe lang is het geleden dat je nog eens ‘ge-egosurft’ hebt? Nee, dit is geen vreemd symptoom van een narcistische instelling maar een uiting van gezond verstand. Zo goed als ieder van ons is vindbaar op het internet en soms in de meest uiteenlopende facetten van ons leven. Sommige daarvan hou je waarschijnlijk liever voor jezelf of voor mensen die dicht bij jou staan. Het loont de moeite om af en toe eens te checken welk beeld er van jou op het internet bestaat. Deze 21-jarige Texaanse was alvast onaangenaam verrast. Hier zie je een ‘waarzegger’ aan het werk in Brussel. Wat hij allemaal weet over zijn bezoekers is ‘scary’. Natuurlijk is Google daarin een geweldig hulpmiddel. Hier vind je een alternatieve invulling van ‘Google yourself’ Zoek jezelf ook eens via deze websites: www.pipl.com en www.yahoo. com Vind je enkel en alleen zaken die publiek mogen zijn? Super, dan je oog voor je privacy en bijhorende instellingen. Hier en daar toch onaangename verrassing? Partyfoto’s waar je niet ‘op je best’ was, onvriendelijk bericht, gepost wanneer je kwaad of gefrustreerd was,
heb een een …
Hou er ook rekening mee dat potentiële werkgevers sollicitanten kunnen ‘googlen’. Het beeld dat daarin van jou verschijnt, kan een eerste indruk maken of kraken. Een goede tip voor Facebook is om gebruik te maken van de ‘weergeven als’ optie. Je kan dan zelf zien wat een
46
Je privacy op het internet
06
specifieke Facebook-vriend van jouw profiel te zien krijgt. Als je ‘openbaar’ selecteert, dan zie je wat elke Facbook-gebruiker kan zien (ook mensen die jouw vriend niet zijn).
In tegenstelling tot wat sommigen misschien nog denken, is alles wat je post op sociaalnetwerksites geen privé-zaak meer, maar behoren de uitlatingen die je daar doet tot het publieke domein. Een groeiend aantal werknemers heeft dit tot zijn scha en schande al moeten ondervinden.
Nog een aantal voorbeelden vind je hier en hier. Een werkgever kan je dus ontslaan omwille van bepaalde posts op internet. Je digitale identiteit heb je voor een deel onder controle maar toch kunnen er dingen je ontsnappen. Het overkwam de Brugse burgemeester Renaat Landuyt. In juli 2014 verscheen in de pers dat hij lid was van de Facebook-groep: ‘politie Brugge politie doet niets’. Een verrassend lidmaatschap aangezien de burgemeester de baas is van de politie.
47
Dit zou heel wat verontwaardiging kunnen losmaken. Tenzij je mee in rekening neemt dat je lid kan worden van een Facebookgroep zonder dat je daar zelf weet van hebt. Als een vriend van jou lid is van een bepaalde groep, kan hij je uitnodigen om zelf ook lid te worden. ‘Uitnodigen’ is hier een verkeerd woord aangezien een uitnodiging een direct lidmaatschap betekent. Je kan dus zelf lid ‘gemaakt zijn’ van een groep zonder het onmiddellijk door te hebben. Met vervelende gevolgen.
Het recht om vergeten te worden In mei 2014 besliste het Europese Hof voor Justitie dat mensen het recht hebben om vergeten te worden op internet. Concreet houdt dit in dat elke Europese burger aan zoekmachines kan vragen om bepaalde zoekresultaten over zichzelf te verwijderen. Je moet dan wel motiveren waarom. Op de website van de Privacycommissie vind je terug welke stappen je kan ondernemen. Als het gaat over informatie op één welbepaalde website, dan kan je beter rechtstreeks contact opnemen met de webmaster van die site met de vraag jouw gegevens te verwijderen. Meld - bijvoorbeeld - dat jouw foto en naam zonder toestemming op de website zijn gezet, en vraag om de achternaam te verwijderen. Foto’s Als er een ongewenste foto van jezelf in een webalbum staat, met je naam erbij, zul je meestal de persoon kennen die het erop heeft gezet.
48
Je privacy op het internet
06
Een mailtje naar deze vriend, met de vraag om je (achter)naam te verwijderen, kan dit oplossen. Als je achternaam is verwijderd zal de foto ook in Google na enige tijd niet meer verschijnen als jouw naam wordt gegoogeld. Forums Bijdragen die je zelf op forums hebt geplaatst kun je meestal zelf verwijderen. Je kan ook de forumbeheerder een bericht sturen met de vraag jouw bericht te verwijderen. Vertel er ook bij waarom.
Think before you post Iets preventiever is het ‘think before you post’-principe. Net omdat alles wat je post voor eens en altijd op internet staat, is het verstandig om stil te staan bij wat je wel of niet kenbaar wil maken. Een verkeerd geplaatste opmerking in een gesprek kan op het moment zelf nog bijgestuurd worden. Je kan jezelf verduidelijken, context creëren,… Bijkomend kan je met je non-verbaal gedrag je boodschap extra kleur of (onder)toon geven. Deze non-verbale vormen van communicatie zijn grotendeels afwezig in geschreven teskt. Geschreven tekst online is vaak ook vrij kort, denk maar aan een tweet die maximaal 140 tekens kan bevatten. De ruimte voor nuancering is sowieso beperkt. Een uitspraak online bestaat op zichzelf en is veel moeilijker te nuanceren. En het aantal mensen dat je gewild of ongewild bereikt, kan als een olievlek uitdeinen. Soms is één enkele klik voldoende om voor een bijzonder vervelende situatie te zorgen. In de zomer 2013 kwam de Franse nationale politie in opspraak door volgende tweet:
Banana Kong is een spel voor I-phone. Op het einde van een partij word je gevraagd of je je score wil delen op je sociaalnetwerksite. De speler in kwestie had beter iets langer nagedacht vooraleer hij op ‘akkoord’ klikte. De politie verwijderde de tweet vrij snel, maar niet snel genoeg om een massa opmerkingen en kritiek te vermijden. Ook met het versturen van e-mails of sms’en loopt al eens iets mis. Een verkeerd meegestuurde bijlage, een verkeerde selectie van
49
contactpersonen, een te snelle ‘reply all’ en je deelt informatie met te veel of met de verkeerde personen. Een moment van onoplettendheid kan vergaande gevolgen hebben. De vrouwelijke agentes van Detroit kunnen daarover meespreken.
Facebooken onder invloed is ook geen bijzonder goed idee. Maar het internet zou het internet niet zijn als ook daarvoor geen oplossing bestond: de sobrietytest. Voor alle online communicatie geldt de gouden regel: als je kwaad of gefrustreerd bent, wacht dan even voor je iets post of schrijft. Laat hoog oplopende emoties even afkoelen. Stel jezelf de vraag of je hetzelfde ‘in real life’ tegen iemand zou zeggen. Als je op onderstaande vragen met een ‘ja’ kan antwoorden, zit je goed.
In de praktijk Dus niet alleen voor jezelf, maar ook voor je cliënten is het aan te raden om af en toe eens ‘grote kuis’ te houden in je digitale voetafdruk. Als cliënten bijvoorbeeld op zoek zijn naar werk, kan internet een belangrijke hulpbron zijn. Je kan deze zoektocht tegelijkertijd aangrijpen als startpunt
50
Je privacy op het internet
06
om het met je cliënt te hebben over zijn/haar digitale identiteit en hoe die de indruk van een potentiële werkgever kan beïnvloeden. Vraag toestemming aan je cliënt om op zoek te gaan en ga samen aan de computer zitten. Overloop wat jullie samen vinden en ga na of dit voor je cliënt ok is of niet. Het gaat er om je cliënt bewust te maken van de kansen en bedreigingen die gepaard gaan met zijn internetgebruik. Geef je cliënt de nodige tools in handen om beter om te gaan met zijn/haar privacy.
6.4. Het cookiemonster ‘Cookies’ zijn kleine bestanden die een website op je apparaat achter laat. Die bestandjes kunnen gegevens bevatten zoals hoe lang je op een bepaalde website surft, naar welke pagina’s je gaat, wat je zoekopdrachten zijn, wat er in je winkelkarretje zit, … . Cookies zijn geen virussen of ‘malware’, ze vormen geen bedreiging voor je pc maar wel voor je privacy. Tracking cookies verzamelen heel wat gebruikersinformatie.2 Je bezoekt een website (laten we deze website A noemen) die reclame in de pagina heeft. Deze reclame is meestal afkomstig van de website van een advertentiebureau en deze website kan ook cookies opslaan op je apparaat. Later kom je op een andere website (website B), die van hetzelfde advertentiebureau gebruik maakt om reclame weer te geven. De advertentie-website kan de eerder geplaatste cookie opvragen. Hierdoor kan men dan te weten komen dat de gebruiker ook naar website A geweest is en de inhoud van de reclame daaraan aanpassen. Als het aantal sites waarop dit advertentiebureau actief is groot genoeg is kunnen er gebruikersprofielen gemaakt worden. Het verhaal gaat al langer de ronde dat prijzen van vluchten aangepast worden aan de hand van je IP-adres. Frans onderzoek heeft geconcludeerd dat er niet voldoende bewijzen zijn om dit aan te nemen. Prijzen van vluchten zijn sowieso dynamisch (afhankelijk van periode, beschikbaarheid, …) Maar wat wel gebleken is, is dat sommige sites hun prijs aanpassen aan de hand van de cookies op je computer. Bezoekers die voor het boeken surften naar een website die prijzen van vluchten vergelijkt, kregen vaak een goedkopere prijs aangeboden. Maar dan gingen de dossierkosten naar omhoog zodat de uiteindelijke prijs dezelfde bleek. Ook voor andere aankopen is al gebleken dat de cookies op je apparaat kunnen bepalen welke prijs je voor een product betaalt. Sommige websites pasten hun prijzen aan naargelang je locatie (bijvoorbeeld: een surfer uit Ukkel krijgt hogere prijzen te zien dan een surfer uit Molenbeek) of zelfs op basis van het apparaat waarmee je surft (Apple gebruikers krijgen duurdere producten te zien dan Microsoft gebruikers). Vooraleer je dus tot grotere online aankopen overgaat, kan je dus best eerst de cookies van je apparaat verwijderen. Ccleaner (ook bekend als
51
Crap Cleaner) is daarvoor een geschikte tool. Hier vind je hoe je dat programma gebruikt.
6.5. Privacy-instellingen Over privacy-instellingen is heel wat informatie te vinden. We gaan hier niet opnieuw het warm water uitvinden, maar we bieden een overzicht van een aantal belangrijke instellingen die je helpen om je privacy zo goed mogelijk te beschermen en er, in de mate van het mogelijke, zelf zoveel mogelijk controle over te behouden. Algemene privacy-instellingen Facebook Instellingen voor Facebook-apps Taggen in Facebook Advertenties in Facebook Werken met vriendenlijsten in Facebook Op deze site vind je een recente handleiding voor Facebook. (Engelstalig). Op maks.be vind je nog 10 tips voor een veiliger Facebook. Jammer genoeg zijn die privacy-instellingen niet statisch. Facebook doet regelmatig aanpassingen waardoor je af en toe moet gaan checken of al je instellingen nog ok zijn. Een aanpassing die doorgevoerd werd in 2014, is dat je je profiel niet meer kan weghouden uit resultaten van zoekmachines. Google staat er al veel langer voor bekend om niet al te nauw om te springen met privacy. Als iemand zich ‘in real life’ zou gedragen zoals Google, zou je misschien wel verontwaardigd zijn. Dit filmpje geeft een mooi voorbeeld. Wanneer je een Google-account hebt (Gmail, YouTube,…) kan Google je bewegingen op internet volgen. Op elk moment. Hier zie je hoe je een aantal instellingen kan aanpassen en je zoekgeschiedenis kan verwijderen. Als je inlogt met je Google-account en je gaat naar het dashboard, daar kan je elke zoekopdracht terugvinden die je de laatste 18 maanden hebt ingetikt. Google houdt dit dus allemaal bij om hun advertenties te optimaliseren. Lees: je reclame toe te sturen waar je misschien wel vatbaar voor bent. Als je gebruiker bent van Gmail, hou er dan ook rekening mee dat al je mails gescand worden op inhoud. Zie dit artikel. Voor dezelfde marketingdoeleinden. Maar Google is niet de enige, ook Microsoft, Yahoo en andere internetgiganten werken volgens hetzelfde procedé.
52
Je privacy op het internet
06
Gelukkig zijn er alternatieven. Volgende zoekmachines slaan geen persoonlijk informatie van je op: Duckduckgo en Startpage Op sommige sites moet je een account aanmaken vooraleer je op bepaalde pagina’s kan surfen of informatie kan krijgen. Als je niet weet of die site op een goede manier omgaat met je persoonlijke informatie en als je niet wil dat je mailbox volloopt met spam, kan je een tijdelijk e-mailadres aanmaken. Een tijdelijk e-mailadres kan je gebruiken om die account aan te maken, de bevestigingsmail loopt dan binnen in die mailbox en je persoonlijk, echt mailadres blijft vrij van eventuele rommel die die website (of andere websites aan wie ze jouw mailadres doorgeven) verstuurt. Denk er wel aan om die mailadressen niet te gebruiken voor echt persoonlijke zaken. Gezien de korte levensduur van deze mailboxen, kan je er niet van uitgaan dat de informatie die erin staat helemaal beveiligd is. Er zijn heel veel websites die tijdelijke mailadressen aanbieden. 10-minute mail doet exact wat het zegt: je krijgt een anoniem mailadres dat je tien minuten kan gebruiken. Ook wegwerpmailadres en Asdasd zijn goede, Nederlandstalige opties. Een snelle Google levert je nog een hele lijst op.
6.6. Waar ben je? Meer en meer internet- en mobiele toepassingen maken gebruik van je locatie. Via je smartphone, kan je ‘inchecken’ op een welbepaalde plaats, volgen waar je vrienden zich bevinden, … . Hier vind je een kort overzicht. Ook Facebook heeft zo’n dienst. Locatie-gebaseerde apps maken het makkelijk om te weten te komen waar je vrienden zijn, sommige horecazaken geven ook al kortingen als je bij hen incheckt. Je kan makkelijk reviews vinden van andere gebruikers over een bepaalde zaak. Het kunnen dus handige tools zijn om je sociaal netwerk ook offline te onderhouden. Maar ze hebben ook een keerzijde: met dergelijke applicaties deel je veel informatie en soms met meer mensen dan je oorspronkelijk wou. Als iemand die je amper kent je zou vragen waar je wanneer bent geweest en met wie, is de kans klein dat je daar in detail gaat op antwoorden. Via je smartphone, kunnen je bewegingen wel gevolgd worden. Ook door mensen waarmee je die informatie niet echt wil delen maar die wel in je vriendenlijst zitten op Facebook of met jou gelinkt zijn op Twitter. Goed nakijken wie welke informatie kan zien, is hier dan ook belangrijk.
53
6.7. Denk ook aan de privacy van anderen Netiquette is het geheel aan geschreven en (on)geschreven regels die ervoor zorgen dat mensen online beschaafd met elkaar omgaan (of dat toch proberen). Netiquette evolueert en groeit organisch uit wat er op het internet gebeurt, er is dus een zekere ‘zelfregulatie’, gebruikers gaan na verloop van tijd zelf hun gewoontes gaan veranderen. Zie dit artikel rond inchecken van locaties en al of niet vermelden wie er bij je is. Netiquette is heel nauw gelinkt aan het ‘think before you post’ principe waarbij het respect voor anderen en jezelf voorop staat. Het internet is een snel medium: alles wat je denkt, voelt, schrijft kan onmiddellijk gedeeld worden met een groot publiek. Iets wat we, zeker als de emoties hoog oplopen, wel eens durven te vergeten. Een aantal netiquette regels die je in je achterhoofd kan houden: Behandel anderen online zoals je zelf ook zou willen behandeld worden. Kritische bedenkingen, denigrerende opmerkingen over iemand, blijven voor eens en altijd online staan. Post niet zomaar foto’s van anderen. Vraag eerst toestemming voor je iemand in een foto tagt. Don’t be a troll. Een troll is een persoon die op fora, websites of chatkanalen berichten plaatst met het doel te provoceren en scheldpartijen uit te lokken. Don’t flame: flamewars zijn scheldpartijen op het internet. Giet geen olie op het vuur. Als je een locatie incheckt (vb via foursquare), denk erover na (en bevraag) of diegene die je bij je is daarin wil vermeld worden. Vecht ruzies en misverstanden niet uit op het internet. Stel jezelf de vraag of je bepaalde uitspraken over anderen ook in real life zou doen. Geef geen persoonlijke gegevens door van je vrienden, kennissen, familie. Op excessen rond omgaan met anderen online, komen we terug in het deel over cyberpesten.
In de praktijk Nieuwe media brengen nieuwe deontologische vragen met zich mee. Ga je je cliënten googlen? Ga je zelf vriendschapsverzoeken doen? Vraag je toestemming aan jongeren om een foto te posten waar zij op staan? Ga je mensen taggen? Als je met Facebook-groepen wil werken, ga je kiezen voor open, gesloten of geheime groepen? …
54
Je privacy op het internet
06
Gebruik van die nieuwe media dwingt ons om over al deze zaken na te denken. Maak voor jezelf altijd eerst uit wat het doel is van een bepaalde actie. Stel jezelf dan de vraag in hoeverre de privacy van je cliënt nog gerespecteerd blijft. Blijf binnen de opdracht en visie van je organisatie.
6.8. Tips op een rijtje Volledige privacy op het net is onmogelijk. Toch kan je een aantal maatregelen nemen waardoor je zelf één en ander in de hand houdt. 1. Think before you post. 2. Bewaak je digitale identiteit, ga af en toe op zoek naar wat er op het net te vinden is over jou. 3. Gebruik sterke wachtwoorden, liefst voor elke toepassing een verschillend wachtwoord dat je regelmatig verandert. 4. Geef nooit je logins, wachtwoorden, … door aan anderen. 5. Check regelmatig de privacy-instellingen van de netwerken waar je lid van bent en pas aan als nodig. 6. Zorg ervoor dat je browser niet automatisch je wachtwoorden opslaat. 7. Log uit als je je apparaat onbeheerd achterlaat. 8. Maak regelmatig je cache (map met tijdelijke internetbestanden) leeg en verwijder cookies. Installeer Ccleaner en laat die regelmatig je device opschonen. Je kan ook per browser je instellingen wijzigen, een stappenplan vind je op deze link. 9. Respecteer de privacy van anderen. 10. Maak voorzichtig gebruik van onbeveiligde wifi-netwerken. Hier lees je waarom. 11. Moet je op een site een account aanmaken en wil je je mailbox beschermen tegen spam? Gebruik een tijdelijk mailadres.
55
7. Media kleuren je dag
7.1. Inhoud met een kleurtje Zoals we al eerder aanhaalden, zijn media middelen om informatie over te dragen, maar media zijn alles behalve waardenvrij. Internet heeft de informatiestroom doen exploderen. Elke zoekterm levert steeds meer resultaten op en sommige thema’s lijken eindeloos veel info op te leveren. Een goede selectie maken is daarbij essentieel want veel van die informatie is gekleurd. Soms overduidelijk, andere keren veel subtieler. Op internet kan iedereen een mening geven, commentaar leveren en informatie bewust of onbewust aanpassen aan de eigen agenda. Maar ook de klassieke media zoals geschreven pers, televisie, radio zijn niet waardenvrij. De informatie wereldwijd is zo massaal, dat er wel moet gefilterd worden. Filteren betekent keuzes maken en prioriteiten stellen. Denken we maar aan het nieuws op tv. Eenzelfde dag naar een nieuwsuitzending kijken op verschillende kanalen (en uit verschillende landen), levert vaak een volledig ander beeld op van de voorbije dag. Filteren is ook nodig, we kunnen alle informatie die er te rapen valt gewoon niet verwerken. Dus vertrouwen we erop dat er mensen zijn die in onze plaats een selectie maken. Dit filmpje maakt op een eenvoudige manier duidelijk hoe makkelijk het is om een breed perspectief te verliezen. Het risico bestaat erin dat die selectie een ander doel dient dan overbrengen van informatie op zich. Soms worden zaken opgesmukt, weggelaten, veranderd om een mooier plaatje aan te leveren of de kijker meer aan te grijpen. Nieuws moet ‘sexy’ zijn. Een ondertussen bekend voorbeeld is deze foto van de witte mars na de moord op Joe van Holsbeek. Om één of andere reden vond men het nodig om nog meer mensen bij te fotoshoppen. Manipulatie van beelden met Photoshop is niets nieuws. We kennen ondertussen allemaal de vooren na filmpjes van modellen die uiterlijk volledig foutloos gemaakt worden dankzij Photoshop. Maar de laatste jaren zien we vaker voorbeelden opduiken van ‘serieuze journalistiek’ waarbij dezelfde technieken worden toegepast. Hier vind je er een aantal op een rijtje. Van hulpverleners wordt verwacht dat ze goed ontwikkelde antennes hebben om niet de dupe te zijn van die desinformatie. Maar we zijn allemaal menselijk. Zelfs de respectabele New York Times liet zich ooit vangen door een nieuwsbericht over te nemen van The Onion. The Onion is een satirisch internettijdschrift met soms heel sappige ‘nieuws’berichten. Die nooit waar zijn. Het oorspronkelijk artikel in The Onion met Dhr. B. Obama op de cover van een tienertijdschrift (fake) en het artikel in de NY Times. Let vooral op de correctie onderaan. In dezelfde sfeer: een aantal Chinese en Zuid-Koreaanse kranten namen de verkiezing van Kim Jong-Un als ‘sexiest man alive’ ook bijzonder serieus. Zie hier. Op zich best grappige voorbeelden, maar het wordt een heel ander verhaal wanneer het gaat om thema’s die minder ver van het bed zijn en een
56
(en je mening)
07
directe impact kunnen hebben of welzijn of gezondheid, zowel individueel als collectief. Meanwhile, somewhere in Syria…
De officiële Instagram-account van de Syrische overheid schetst een mooi plaatje van rustige verkiezingen, vreedzame ontmoetingen met Syriërs, … . Niets verwijst naar de bloedige burgeroorlog die daar ondertussen al jaren aan de gang is. Dit lijkt een vrij doorzichtige marketingtruc. Maar het duo ‘desinformatie en censuur’ kan op korte termijn grote effecten hebben op hoe een individu of een maatschappij de realiteit ziet. In een niet zo grijs verleden brak in China een massaal studentenprotest uit. Duizenden mensen lieten daarbij het leven. De Westerse media berichtten dagelijks over wat er gebeurde op het Tiananmenplein. China is altijd sterk geweest in censuur, ook op het internet. En dat werpt duidelijk zijn vruchten af. Amper 15% van de Chinese studenten weet nog, 25 jaar na de feiten, waarnaar ‘tank man’ verwijst. Tank man was één van de meest iconische beelden van het protest en is in ons collectief geheugen gegrift. Maar dus niet in dat van China zelf. Censuur is een beproefde techniek om de waarheid geweld aan te doen of verkeerde interpretaties te creëren.
57
Deze campagne van Reporters zonder grenzen, maakt op grappige manier duidelijk hoe weglaten of vermommen van context, een heel ander verhaal kan produceren. Een paar andere voorbeelden vind je hier.
De effecten van manipulatie van de context vind je ook duidelijk terug in reality-tv. In tegenstelling tot wat de term ‘reality-tv’ doet vermoeden, hebben dergelijke tv-shows weinig te maken met de realiteit. Deze series zijn nochtans razend populair. Big Brother, Temptation Island, Oh oh Cherso waren in hun beginjaren allemaal kijkcijferkanonnen. Dergelijke reeksen claimen het leven te laten zien zoals het echt is. De camera’s zouden er enkel zijn ter observatie en weergeven hoe doodgewone mensen zich gedragen in een specifieke context. Niets is minder waar. Natuurlijk worden alle kandidaten zorgvuldig geselecteerd. Ofwel omwille van individuele eigenschappen, ofwel omdat ze binnen een groep voor actie, vuurwerk of conflict kunnen zorgen. En om alles een beetje bij te kruiden en de spanning voor de kijker erin te houden, worden de zaken zo gemonteerd, geknipt en geplakt dat elke eigenschap uitvergroot wordt. Het is niet zo moeilijk om iemand, op basis van een aantal welgekozen uitspraken of handelingen, te laten overkomen als een irritante macho, blonde stoeipoes of introverte anarchist. Niet zelden herkennen deelnemers zich achteraf amper in het eenzijdige beeld dat van hen geprojecteerd wordt. Ook op kleinere schaal is het perfect mogelijk om de realiteit te manipuleren. Een Nederlandse studente maakt dit met haar eindwerk mooi duidelijk. Haar doel was om aan te tonen hoe makkelijk we misleid kunnen worden. Ze vertrok op reis naar Zuid-Oost-Azië. Tenminste, dat dachten haar vrienden en familie. In werkelijkheid bleef ze gewoon thuis en manipuleerde foto’s, filmpjes en zelfs Skype-gesprekken om haar zogezegde reis geloofwaardig te maken. En iedereen trapte erin. Een
58
Media kleuren je dag (en je mening)
07
mooie reclame voor haar skills als graficus, en tegelijk een leerzame verwittiging. ‘What you see, is not always what you get’. Op haar website zie je hoe ze te werk ging. Bovenstaande voorbeelden gaan over het inhoudsniveau van de communicatie: wat wordt er gezegd/getoond en in hoeverre is dit accuraat? Een veel complexer aspect, is het betrekkingsniveau. Wat zegt een bepaalde inhoud impliciet over de realiteit? Op welke manier wordt ons beeld op de werkelijkheid en de samenleving geconstrueerd op basis van de boodschappen die we dagelijks te verwerken krijgen? Hoe kijken we naar anderen en naar onszelf? Daar komen we later op terug. Maar eerst een aantal tips over hoe je met je cliënten op zoek kan gaan naar ‘minder gekleurde’ inhoud.
7.2. Zoeken naar goede inhoud Om goed op te zoeken, zeker binnen de informatieberg die het internet is, heb je een aantal vaardigheden nodig: je probleem of vraag helder kunnen verwoorden, informatie kunnen selecteren en verwerken, … . Een hele opgave dus.
Google it Zoeken op internet begint bij een zoekmachine. Alles begint bij het formuleren van je vraag of je probleem. Zoekmachines werken op trefwoorden, het is dus belangrijk dat je je onderwerp goed afbakent en de juiste woorden kiest. We zetten een aantal extra tips voor de meest populaire zoekmachine op een rij. Als je binnen één welbepaalde website naar een woord, term, onderwerp wil zoeken, typ dan site:[url van de website] in de balk. De zoekopdracht site:caw.be jongeren geeft alle pagina’s van de CAW-website waar jongeren in vermeld worden.
59
Op zoek naar een rapport, verslag of een specifiek bestandsformaat? Typ filetype:[bestandsextensie] om aan te geven welk soort bestand je zoekt. Op zoek naar een powerpoint over mediawijsheid? Typ mediawijsheid filetype:ppt en je krijgt een mooi lijstje. Werkt natuurlijk ook met pdf, doc … .
60
Media kleuren je dag (en je mening)
07
Op zoek naar een specifieke uitspraak? Zet je zoekterm tussen dubbele aanhalingstekens, je zal meer gerichte resultaten krijgen dan wanneer je de aanhalingstekens weglaat.
61
Als je auto-aanvullen hebt ingeschakeld, doet Google zelf al een aantal suggesties naarmate je je zoekterm intypt. Let op, ze zijn niet altijd even accuraat. Wist je dat? Wist je dat je op Google niet alleen naar maar ook met afbeeldingen kan zoeken? Als je in Google afbeeldingen wil zoeken, zie je rechts in de zoekbalk een fotoapparaatje staan. Als je daarop klikt, kan je afbeeldingen vanop je eigen pc uploaden en Google laten zoeken naar gelijkaardige afbeeldingen of websites die ermee te maken hebben.
Wist je dat de Google zoekbalk eigenlijk ook een rekenmachine is? Wist je dat je met de toetsen ctrl+f (voor Apple-producten cmd+f) naar een woord op een bepaalde webpagina kanzoeken? (geldt voor alle browsers en programma’s) Wist je dat Google een aantal grapjassen in dienst heeft? Nee? Geef dan eens volgende zoekopdrachten in: do a barrel roll, tilten anagram.
Het REAL model Je hebt nu via je zoekmachine een heel aantal websites gevonden. Maar hoe ga je die nu beoordelen en het kaf van het koren scheiden? Een handige toets is het REAL-model.
62
Media kleuren je dag (en je mening)
07
Read the url Wanneer je op een welbepaalde site naar informatie surft, kijk dan eens naar het internetadres of het mailadres dat opgegeven wordt. Sluit het aan bij de naam van de website of ziet het er eerder verdacht uit? Examine the content Ga op onderzoek naar de inhoud. Gaat het om de website of blog van een persoon of organisatie? Zijn er vooral feiten of meningen te vinden? Zijn er veel taal- of typfouten? Wordt de website regelmatig onderhouden? Van wanneer dateert de laatste update? Staat er veel reclame op de website? Voor welke bedrijven of producten? Bijvoorbeeld: een website over depressie die gesponsord of beheerd wordt door de farma-industrie, zal misschien iets meer de nadruk leggen op een medicamenteuze behandeling. De informatie is daarom niet verkeerd, maar is wel gekleurd. Ask about the author Is de naam van het bedrijf of van de eigenaar van de website makkelijk te vinden? Vind je contactgegevens van de persoon of organisatie? Heeft die persoon of organisatie nog andere websites, folders, artikels… gemaakt? Look at the links Naar welke andere websites wordt er gelinkt? Zijn dit betrouwbare websites? Zijn de links nog werkend of ‘dood’? Betrouwbaarheid van informatie nagaan vraagt veel kritische zin en reflectie. Soms ligt het er vingerdik op, andere keren moet je toch al heel goed bij de pinken zijn. Een website als deze oogt professioneel, de taal is verzorgd en de navigatie is eenvoudig. De homepage lijkt neutraal en biedt veel informatie. De eigenaars zijn te contacteren en de website is relatief recent. Op dat vlak niets aan de hand. Maar wanneer je even de tijd neemt om de inhoud van naderbij te bekijken, dan is het al snel merkbaar dat die niet zo neutraal is.
63
Extra Je hebt een website gevonden maar je bent niet helemaal zeker of de inhoud correct is? Dubbelcheck door op te zoeken wat anderen over die website zeggen. Doe zelf de test: ga naar dhmo.Org. (gaat over Dihydrogen Monoxide) De website ziet er wat gedateerd uit, maar de informatie die je erop kan lezen is correct. Ga naar de dhmo faq pagina en lees een aantal belangrijke feiten over dhmo. Verwonderd dat er niet meer gerucht wordt gegeven aan dit gevaarlijk goedje? Google dan de website zelf: dhmo.org en dan zie je waarom. Als criterium voor betrouwbaarheid werden vroeger sociaalnetwerksites en fora aangehaald. Als de commentaren van veel gebruikers positief zijn, dan is dit een teken aan de wand dat je met betrouwbare informatie te maken hebt. Maar in een tijd waarin ‘likes’ en positieve reviews gekocht worden, is dit criterium zelf twijfelachtig geworden. Zie meer info over de ‘like-fabrieken’ in dit artikel. Of dichter bij huis: Views, likes, volgers... iedereen betaalt.
Voor goede informatie voor kinderen en jongeren, kan je vertrouwen op websites die het Trusty-label dragen. Je herkent ze aan de Trusty-uil.
Bundel je goede informatie Het betekent een heuse tijdsinvestering om een inventaris te maken van betrouwbare websites. Het zou zonde zijn om dit werk verloren te laten gaan. Je kan ervoor kiezen om al je favoriete websites op te slaan onder de favorieten van je internetbrowser. Maar dan heb je die enkel ter beschikking als je op dezelfde pc of laptop aan het surfen bent. Een beter alternatief is om al je favorieten online te bundelen. Niet alleen zijn ze dan overal beschikbaar als je een internetverbinding hebt, je kan ze ook delen met anderen en samen de verzameling verder uitbreiden. Een heel aantal organisaties maakt al langer gebruik van een applicatie zoals Symbaloo. Deze internettool staat je toe om al je favorieten netjes te ordenen in verschillende tabbladen. Elk blokje is een link naar een website.
64
Media kleuren je dag (en je mening)
07
Deze tool kan heel handig zijn om te gebruiken binnen de organisatie, maar ook voor cliënten kan een symbaloo een bijzonder goed instrument zijn, maar daar komen we later op terug. Denk ook aan de details als je een website doorgeeft aan cliënten. Check dat je de juiste url meegeeft, zonder tikfouten. Wanneer je surft naar www.cyberbullying.org belandt je op een Engelstalige website met informatie rond cyberpesten. www.cyberbullying.org. (zoek het verschil) leidt je naar de website van een Canadees bedrijf. Ook het internet kan zich vergissen…
7.3. Een spiegel die vernauwt en vervormt We zijn er ons niet altijd van bewust in welke mate we beïnvloed worden door media, hoe onze vooroordelen en stereotypen erdoor gevoed en versterkt worden. Media weerspiegelen de vooroordelen en stereotypen van een cultuur. Die vooroordelen zijn dan ook tijd- en plaatsgebonden. Maar meer nog dan enkel een weerspiegeling te zijn, versterkt de media de heersende ideeën. Veel van die clichés lijken onschuldig, maar gebrek aan nuancering brengt heel wat gevaren met zich mee. Het wordt dan moeilijk om nog een weerlegging van de eigen vooroordelen te vinden, om zaken anders te kunnen denken, mensen of groepen anders te kunnen zien. De wereld wordt herleid tot een simpel ‘wij-zij’. Diegene die helemaal zijn zoals ons, en diegenen die radicaal anders zijn. Nadenken is daarbij niet meer nodig want de verschillen zijn helder en bewezen. Dit vernauwend effect van media is nog veel meer aan het werk op internet. De evolutie naar web 3.0 zal meer en meer zorgen voor een gepersonaliseerd internet. Een hele resem internetdiensten verzamelen alle mogelijk data over jou. De pagina’s waar jij op klikt, wanneer je welke zoekopdracht hebt gedaan, welke aankopen je geplaatst hebt, met welke smartphone je foto’s hebt genomen, wie je vrienden zijn … . Deze data
65
worden gebruikt om heel gericht informatie te gaan filteren. Bijvoorbeeld: Google merkt dat jij bij elke zoekopdracht op een website klikt die met auto’s te maken heeft. Google zal jou steeds meer resultaten voorschotelen met websites over auto’s. Als jij lang genoeg op de resultaten met auto’s blijft klikken, zullen jouw zoekopdrachten voornamelijk pagina’s vol met links naar auto websites opleveren. Je bent nu terecht gekomen in de zogenaamde ‘Filter bubble’. Hier kan je de auteur van de Filter bubble, Eli Pariser, aan het werk horen. Deze Filter bubble is gevaarlijk omdat die je (online)wereld vernauwt. Je komt alleen nog maar in aanraking met meningen en onderwerpen die jouw levensvisie en ideeën bevestigen. Ons voorbeeld over het onderwerp auto’s is nog vrij onschuldig. Het wordt heel wat benauwender als je hetzelfde effect krijgt rond zaken als religie, politieke overtuiging, of levensfilosofie. Het ‘andere’ zal zo goed als onzichtbaar en onbekend blijven terwijl de confrontatie met verschillen in de offline wereld onvermijdelijk zijn. We zullen veel minder gewapend zijn om met die verschillen om te gaan. We verwijzen naar Hannah Arendt, de filosofe die mensen altijd is blijven appelleren tot nadenken, in vraag stellen en bewust en kritisch omgaan met je eigen denkprocessen en die van anderen. Niet nadenken kan zware gevolgen hebben. Mediawijsheid avant la lettre. ‘The sad truth is that most evil is done by people who never make up their minds to be good or evil.’3
Geslacht De ‘war of the sexes’ is bijzonder vruchtbare grond voor vooroordelen en clichés. Hun tijd- en plaatsgebonden aspect, zorgt ervoor dat we nu wat meewarig kunnen glimlachen met advertenties uit de jaren ’50. Veel advertenties uit die tijd benadrukten de rol van de vrouw als goede huismoeder, ten dienste van man en kinderen. Een positie waar we geen moreel oordeel over uitspreken, maar deze eenzijdige profilering laat weinig ruimte voor een andere invulling van vrouwelijkheid. Vrouwen en koken een paar decennia later: eerder bijkomstig. De nadruk ligt op het inzetten van het
66
Media kleuren je dag (en je mening)
07
vrouwelijk lichaam als verkoopargument. Ook hier niets mis met lichamelijkheid, maar het mechanisme van eenzijdige voorstelling is nog altijd dezelfde als in de jaren ’50, maar dan wel met een andere inhoud.
Maar ook mannen en jongens ontsnappen er niet aan. Ook mannelijkheid wordt samen gebald onder een aantal hardnekkige clichés. Dit filmpje laat jongens en mannen aan het woord. De eenzijdige beeldvorming gaat zeker niet enkel over het man-vrouw verschil. Minderheden worden, als ze al in mainstream media ter sprake komen, vaak voorgesteld aan de hand van clichés.
Ras Nadat de orkaan Katrina in 2005 door de Verenigde Staten raasde, werd de berichtgeving zeer sterk op de korrel genomen. Hieronder een (blank) koppel dat brood gevonden heeft bij een plaatselijke kruidenier
67
Een zwarte jongen die een plaatselijke kruidenier heeft beroofd.
Ofwel heeft de journalist deze drie mensen uitvoerig gevolgd voordat hij de foto’s nam, ofwel is de woordkeuze het effect van een raciale ‘bias’ of vooringenomenheid. De moeite om over na te denken.
Onder het motto ‘Africa is a country’, kwam een zekere Simon Stevens erachter dat veel boeken waarvan het verhaal zich in Afrika afspeelt, een zeer gelijkaardige cover hebben. Men neme een acaciaboom, een zonsondergang- of opgang et voilà, de essentie van Afrika. Stevens postte dit op zijn Twitter account. Dit werd heel snel opgepikt door media wereldwijd. De gevaren en kracht van media in één voorbeeld.
Seksuele voorkeur Ook holebi’s vallen vaak ten prooi aan eenzijdige afschildering. In een masterproef van 2013, ging een studente op zoek naar de beeldvorming van holebi’s in de media (meer bepaald binnen de nieuwsuitzendingen van VTM en VRT).
68
Media kleuren je dag (en je mening)
07
Haar eindconclusie: ‘Holebi’s kwamen positief naar voor in de nieuwsberichten van de VRT en de VTM. Dit wil echter niet zeggen dat er helemaal geen beeldvorming aanwezig was. Beide zenders verspreidden wel degelijk beelden van holebi’s, en hoewel deze positief zijn, kunnen ze ook eenzijdig genoemd worden… . Hoewel geen van deze frames negatief genoemd kan worden, geven ze soms wel een eenzijdig beeld van holebi’s. Deze karakteriseringen zijn ongetwijfeld correct voor een deel van de onderzoekspopulatie, maar heel wat holebi’s beantwoorden niet aan deze beelden. De kans dat de kijkers deze stereotypen veralgemenen naar de hele minderheidsgroep, is dan ook niet denkbeeldig. De zenders zouden hier dus misschien wat meer aandacht aan kunnen besteden.’ (Kintaert, 2013)
Of om het even wat Met een heel andere inhoud: de zeer satirische animatiereeks South Park wijdde een aflevering aan ‘ginger kids’, jongeren met rood haar. De boodschap was dat jongeren met rood haar verschrikkelijk zijn, eigenlijk ziek zijn en best zoveel mogelijk vermeden worden. De bewuste aflevering zie je hier. Hoewel South Park ervoor gekend staat met alles en iedereen de draak te steken, ging de satire aan veel mensen voorbij. Dit resulteerde in een ‘Kick a Ginger day’, een Facebook-groep die al snel vele leden telde. Op de bewuste dag kwamen er in de Verenigde Staten en Canada ettelijke meldingen binnen van roodharige jongeren en kinderen die op school effectief fysiek werden aangevallen. Hier zie je een nieuwsitem over wat er toen gebeurde. De humor en satire waren plots ver te zoeken.
Vind ik leuk? Dat Facebook zelf kan beïnvloeden wat mensen posten, kwam in juni 2014 op ruchtmakende manier aan het licht. Facebook had in 2012 een experiment gevoerd op net geen 700 000 profielen. Dat bestond erin na te gaan of emoties van gebruikers konden gestuurd worden door selectief berichten te filteren die die gebruikers zagen verschijnen. Sommige gebruikers zagen meer negatieve berichten, andere meer berichten met een positieve emotionele lading. Het onderzoek concludeerde dat er een vorm van ‘besmetting’ ontstond. Gebruikers die meer positieve inhoud zagen, gingen zelf ook meer positieve zaken posten (wat niet wil zeggen dat die gebruikers zich effectief ook beter voelden, zoveel weet Facebook (nog) niet over zijn gebruikers). Maar het verschijnen van dit onderzoek bracht wel aan het licht hoe ver Facebook kan gaan in het manipuleren van zijn gebruikers, niet enkel op niveau van wat ze posten. Een fragment uit de conclusies van het onderzoek: ‘…these findings suggest an alternate perspective for recruitment to political causes, the promotion of health practices, and marketing; to convince individuals to change their behavior, it may be less important
69
that they receive many endorsements than that they receive the message from multiple directions.’ (Ugandera, 2012) Voor de geïnteresseerden, het volledige onderzoek vind je hier. De discussie over privacy laaide hierdoor weer fel op, maar Facebook hoeft zich daar niet al te veel zorgen over te maken. Elke gebruiker gaat akkoord met de algemene voorwaarden van het bedrijf bij de opmaak van een profiel. En tekent dus een blanco cheque. Het is niet toevallig dat Facebook geen ‘vind ik niet leuk’ knop heeft. Facebook is bij uitstek een plaats voor positieve emoties. Voor dingen die leuk, uitzonderlijk of fantastisch zijn. De impliciete boodschap is dan dat iedereen een leuk leven leidt. Op momenten dat het in je eigen leven niet allemaal op wieltjes loopt of je een moeilijke periode doormaakt, kan de confrontatie met al dat leuks zwaar wegen. Dit filmpje maakt het pijnlijk duidelijk. Ook op Twitter vind je een gelijkaardige tendens: tweets met negatieve gevoelens kosten je volgers. Hier zie je wat Dan Zarella hierover schrijft. Een Australisch onderzoek rond Facebook toonde aan dat gebruik van dit platform, meer bepaald de interacties die je al of niet hebt met anderen (commentaren, likes, delen,…) effectief een invloed hebben op de gemoedstoestand. Het onderzoek van Facebook zelf, waar we hiervoor naar refereerden, peilde niet naar de eigenlijke gevoelstoestand van gebruikers, enkel naar wat ze postten. Mensen die minder likes of commentaren kregen, of zelfs genegeerd werden, gingen zich eenzamer en slechter in hun vel voelen en hadden meer te kampen met gevoelens van zinloosheid. Het onderzoek zelf vind je hier.
Medialoos of mediawijs? Al deze zaken tonen duidelijk aan hoe cruciaal het is om kinderen en jongeren kritisch te leren omgaan met media. Hierbij horen een aantal fundamentele mediawijze uitgangspunten. We zetten ze nog even op een rijtje. 1. M ediaproducties zijn constructies van de realiteit. Deze constructies worden bepaald door bewuste en onbewuste keuzes en culturele verschillen (tijd, locatie, demografische achtergrond,…) Daarom zijn mediaproducten nooit helemaal objectief. Zelfs de meest respectabele krant of documentairemaker heeft een eigen achtergrond van waaruit zaken bekeken, gefilterd en doorgegeven worden. Dit is onvermijdelijk. 2. M ediaproducten bevatten ideologische boodschappen over waarden en normen. Deze boodschappen zijn vaak impliciet en beïnvloeden hoe we naar de wereld kijken.
70
Media kleuren je dag (en je mening)
07
3. M ediaproducten hebben vaak een commerciële component, er moet geld mee verdiend worden. Een product dat de grote meerderheid aanspreekt, zal meer opbrengen dan een product dat bestemd is voor een nichemarkt. Daarom wordt vaak gekozen voor de grootste gemene deler, inhoud die de meerderheid van mensen aanspreekt. Hierdoor komt diversiteit veel minder aan bod. Deze zaken betekenen niet dat we er naar moeten streven om jongeren zoveel mogelijk af te schermen van media. Dat is trouwens onmogelijk. Waar we wel naartoe werken, is om jongeren en kinderen zoveel mogelijk tools en vaardigheden mee te geven om deze media te ‘lezen’ en te kunnen plaatsen, om zich niet blind te staren op de vervormende spiegel die hen (en ons) wordt voorgehouden. En daarin zit net de kracht van (nieuwe) media. Als publiek, of als consument van media, ben je niet verplicht die expliciete en impliciete boodschappen passief te aanvaarden. Door kritisch te zijn en de juiste vragen te stellen, blijf je attent voor ‘het verhaal achter het verhaal’. En kan je ook bepalen of je jezelf identificeert met een aantal zaken of net niet. Web 2.0 biedt de mogelijkheid om actie te ondernemen en diversiteit meer weerklank te geven. Web 2.0 laat mensen toe hun netwerk te verruimen. Soms betekent dit ook uit je vertrouwde omgeving of cocon durven stappen. Denk maar aan gamers die weinig andere dingen gemeenschappelijk hebben dan het spel dat ze spelen en toch verbonden zijn, jongeren die elkaar aanspreken of zelfs helpen op fora, participatieve media waarbij iedereen zijn stem kan laten horen. Dat is de andere, verruimende kant van digitale media en een kracht die zoveel mogelijk moet gestimuleerd worden. Maar deze grote kracht van het internet staat onder druk. De bedreiging komt vanuit de hoek van de internetproviders zelf. In de Verenigde Staten wordt eraan gedacht om netneutraliteit of ‘open internet’ op te geven. Netneutraliteit wil zeggen dat elke inhoud op internet gelijkwaardig is en dat een internetprovider geen restricties of voorwaarden kan opleggen. Dit principe opgeven, zou in België bijvoorbeeld kunnen betekenen dat Telenet, Belgacom, Mobistar,…ervoor kunnen kiezen om sommige sites of sommige inhouden sneller te laten inladen dan andere. Een website die meer betaalt, zal sneller bij de surfer geraken. Waardoor het nog moeilijker wordt om voorbij de eenheidsworst te geraken en echte diversiteit aan bod te laten. Internet is voorlopig nog altijd een plaats waar elk zijn stem kan laten horen. Opgeven van netneutraliteit zal dit principe van tafel vegen en één van de grootste krachten van het internet zoals we het nu kennen, ondermijnen. John Oliver zet op duidelijke en grappige manier uiteen welk belang netneutraliteit heeft. Laten we hopen dat Europa een grotere aanhanger is van netneutraliteit.
71
7.4. Reclame: de grote verleidingstruuk We kennen ze allemaal, de vervelende reclameblokken op tv. Digitale tv biedt gelukkig de mogelijkheid om te fast forwarden en over te slaan. Maar dat wil niet zeggen dat reclame uit ons leven verdwijnt, integendeel. Reclame is er steeds meer, en ze wordt steeds moeilijker te herkennen. De reclameblokken op tv zijn makkelijk te identificeren, maar ‘infomercials’ geven de indruk zich op de grens te bevinden tussen informatie en reclame. In de digitale wereld wordt het herkennen van reclame vaak nog moeilijker. De meeste mensen zijn ondertussen wel vertrouwd met banners en weten dat die reclameboodschappen bevatten. Maar social advertising, celebrity endorsment, viral marketing, product placement en dergelijke, zijn technieken die soms minder doorzichtig zijn. Jongeren en kinderen zijn een geliefd doelpubliek voor marketeers. Kinderen en jongeren kunnen grote bepalers zijn voor sommige gezinsaankopen. Jongeren hebben soms ook een eigen budget waarover ze vrij kunnen beschikken. Laat dat nu ook net een doelgroep zijn die, nog meer dan volwassenen, de nodige vaardigheden en kritische zin ontbreekt om reclame te herkennen en er zich tegen te wapenen.
Vertel ons alles over jezelf…en je krijgt een korting ‘If it’s free, you’re the product’. Zowel online als offline. Alle grote supermarktketens bieden klantenkaarten aan waarmee je kortingen kan krijgen. Fijn voor de consument maar de keerzijde van de medaille is dat die bedrijven een heel gedetailleerd zicht krijgen op je koopgedrag. Toon me je winkelkar en ik zeg je wie je bent… Dat dit heel ver kan gaan, bleek uit een incident in de Verenigde Staten in 2012. Een tienermeisje kreeg in de post gepersonaliseerde aanbiedingen van de keten waar ze ging winkelen (Target). Haar vader vond de reclamefolders en richtte zich verontwaardigd tot de directie van Target: hoe durfden ze het aan om bij een tienermeisje reclame te maken voor babyproducten? Wat de vader niet wist, en Target dus wel, was dat het meisje effectief zwanger was. Target was dit te weten gekomen dankzij haar klantenkaart: ze stelden vast dat ze een aantal zaken had gekocht die specifiek aangekocht worden door jonge moeders (in wording). Resultaat was een gepersonaliseerde reclamefolder met meer babyitems die het meisje op korte termijn zou nodig hebben. Hier lees je er meer over. Iets om over na te denken als je de volgende keer gaat winkelen met je klantenkaart.
Remarketing Remarketing is het opnieuw tonen van reclame in de browser van mensen die eerder al een bepaalde website hebben bezocht. Schoolvoorbeeld daarvan is Zalando. Eens je op de website hebt gezocht naar een item, is verdere reclame onvermijdelijk. Ook op websites die ogenschijnlijk niets te maken hebben met Zalando.
72
Media kleuren je dag (en je mening)
07
Boekingssites kwamen eerder dit jaar in opspraak omdat ze op kunstmatige manier hun klanten zouden aanzetten om snel kamers te boeken. ‘Nog maar één kamer vrij’ is soms twijfelachtig of ronduit verkeerd. De Morgen ging op onderzoek. De website booking.com is bijvoorbeeld volledig georganiseerd rond een driestappenmodel. Deze website doet die stappen mooi uit de doeken. Kort gezegd gaat het over volgende fasen: Stel de potentiële cliënt gerust met allerhande garanties zoals laagste prijs, niet tevreden, geld terug, beoordelingen van andere gebruikers, … . Creëer dringendheid en schaarste: nog maar één kamer, boek snel, …. Bevestig de klant in zijn keuze: ‘proficiat met uw keuze’, ‘beste prijsgarantie’, … . En als de klant toch nog onbeslist blijft, dan wordt via remarketing toch nog een poging gedaan hem of haar te overhalen. En daarvoor zijn cookies onmisbaar. Een webmaster kan bepalen hoe lang de cookie op de pc van een bezoeker actief blijft. Een bedrijf kan zo bepalen wanneer het je welke reclame laat zien. Stel, ik wil een hotel boeken in Parijs voor een weekendje in juli. Ik twijfel nog even en boek uiteindelijk niet. De boekingssite weet nu wel dat ik geïnteresseerd ben ik een weekendje Parijs tijdens de zomer. Een goede zet zou dan zijn om me op regelmatige basis nieuwe aanbiedingen te tonen voor Parijs tijdens de zomermaanden. ‘Laatste kans’, ‘Superdeal’ Maar misschien ben ik ook wel geïnteresseerd in een weekendje tijdens de kerstvakantie? De cookies kunnen zo ingesteld zijn dat ik in de loop van november opnieuw reclame in m’n mailbox of op een sns zie voor ‘goedkope hotels in Parijs’. Ik word dus op verschillende momenten ‘geremarketed’.
Hoe je zelf een advertentie wordt Facebook is nog altijd een (grotendeels) gratis dienst. En toch stijgen Dhr. Zuckerberg en co. elk jaar in de Forbes’ 400 lijst.4 En dat enkel en alleen omdat de gebruiker eigenlijk het product is dat ‘verkocht’ wordt. Facebook biedt een gigantische inkijk in hoe mensen of eerder ‘consumenten’ zich gedragen, en dat tot in de meest persoonlijke details. Die informatie is goud waard en geven we eigenlijk met z’n allen gratis weg. We geven Facebook, Google+ en andere sociaalnetwerksites ook toestemming om onze profielfoto te gebruiken in zogenaamde ‘social ads’ of netwerkadvertenties. Facebook maakte in 2013 een zware misstap door een profielfoto van een meisje te gebruiken als reclame voor een online datingsite. Het meisje in kwestie had eerder zelfmoord gepleegd naar aanleiding van langdurig (cyber)pesten.
73
Sociale reclame is gebaseerd op het feit dat mond-aan-mond reclame veel effect heeft. Een vriend van jou die een product aanprijst, is veel geloofwaardiger dan de zoveelste banner of reclamespot. Jongeren kunnen hier zeer vatbaar voor zijn, ze bevinden zich in een levensfase waarin hun peergroep een grote invloed uitoefent. Als al je vrienden een bepaald merk ‘cool’ vinden, zal je zelf sneller geneigd zijn daarin mee te gaan. Tot april 2014 kon Facebook je activiteiten op Facebook hergebruiken om in jouw naam reclame te maken, de zogenaamde ‘gesponsorde verhalen’. Dit overkwam een zekere Nick Bergus die ooit voor de fun een post deed op Facebook waarbij hij de voordelen aanprees van een item op Amazon: een ton van meer dan 200 liter glijmiddel. Ongewild werd hij het uithangbord van dit product. Facebook verkocht zijn post aan Amazon, die dan betaalden om deze post op Facebook te verspreiden. Zijn vrienden kregen een reclame te zien met zijn profielfoto en zijn post. Hier lees je zijn verhaal. Deze gesponsorde verhalen leken verdacht veel op een gewone statusupdate van een Facebook-vriend. Na veel protest en een rechtszaak, heeft Facebook zijn advertentiebeleid gewijzigd en zijn dergelijke advertenties niet meer mogelijk. Wat wel nog kan, zijn ‘sponsored ads’. De gesponsorde advertenties kan je terugvinden in de lijst pagina’s die Facebook je aanraadt. Dit zijn pagina’s die aanbevolen worden op basis van een aantal demografische gegevens die je bij de aanmaak van je account of later hebt opgegeven (geslacht, regio, leeftijd, opleiding, al of geen kinderen) én ook pagina’s die je vrienden leuk vinden. Die pagina’s kan je ook terug vinden in je newsfeed. Waarbij het iets minder duidelijk is dat het om reclame gaat.
74
Media kleuren je dag (en je mening)
07
75
Facebook blijft de sociale component van marketing voorop stellen. Je krijgt dus nog altijd ‘aanbevelingen’ via je vrienden, dus als zij een bepaald merk of item liken of ergens inchecken, zal je dit vroeg of laat te zien krijgen. Tenzij ze hun privacy-instellingen hebben aangepast. Met behulp van die instellingen kan je voorkomen dat je acties rond bepaalde merken gedeeld worden met je vrienden.
Wist je trouwens dat Facebook ook weet met welk apparaat je foto’s neemt? Als je een foto uploadt die je zelf ooit gemaakt hebt, dan zitten standaard een aantal gegevens mee opgenomen in dat fotobestand. Onder andere het merk en model van de camera, smartphone of tablet waarmee die foto is genomen. Je kan dat zelf nakijken als je rechts klikt op een zelf genomen foto op je pc en dan gaat kijken bij eigenschappen. Op zich geen echt persoonlijke informatie. Maar het wordt heel interessant voor marketingbedrijven om bijvoorbeeld te weten dat je een tijdje geleden een I-phone 4 had en dat je er als de kippen bij was om de nieuwe I-phone 5 te kopen toen die nog
76
Media kleuren je dag (en je mening)
07
maar pas uit was. Een marketingbedrijf weet dan dat je wel wat geld te spenderen hebt én dat je een early adopter bent die houdt van appleproducten. Je moet dan niet verbaasd zijn als je veel dergelijke reclames en aanbiedingen ziet verschijnen.
Je kan die eigenschappen wissen. Rechtsklik op de afbeelding en kies de tab ‘details’. Kies dan ‘eigenschappen en persoonlijke gegevens wissen’. Ook de apparaten waarmee je naar Facebook surft, zijn gekend. Je kan dit zelf nakijken onder je instellingen en beveiliging, ‘wanneer was je aangemeld’. Daarin kan je nakijken wanneer, van waar en met welk apparaat je was ingelogd. Facebook weet hiermee dat deze gebruiker vooral actief is in Gent en Antwerpen en op Windows werkt.
‘Gratis’ apps Met de exploderende verkoop van smartphones en tablets, zijn de ‘apps’ niet meer weg te denken. Apps zijn applicaties waarmee je extra functies kan toevoegen aan je mobiel toestel. Het aantal apps is immens. In de App-store van Apple, zijn ondertussen meer dan een miljoen apps te vinden.
77
Apps hebben zeer uiteenlopende functies: routenavigatie, monitoren van de gemoedstoestand, je stappen tellen, foto’s bewerken, reizen plannen, spelletjes spelen, internetbankieren, … De mogelijkheden zijn eindeloos. Er bestaan zeer veel gratis apps, maar een groot deel daarvan blijken ‘schijngratis’. De geijkte term daarvoor is ‘freemium’. Het woord bevat de combinatie van ‘gratis’ (free) en betalend (de premium versie). Je kan dus gratis gebruik maken van een welbepaalde app maar om extra functies te kunnen gebruiken, moet je betalen. In het Humo-artikel ‘Hoe kinderen al gamend uw bankrekening plunderen’, wordt duidelijk gemaakt hoe makkelijk het is om snel een stevige rekening op te bouwen bij een app-winkel. Jonge kinderen die spelletjes spelen op de tablet van moeder of vader, kopen soms zonder enig probleem en zonder het zelf te weten spelkredieten aan. Die verschijnen dan soms weken later op de factuur en hebben al bij vele ouders voor onaangename verrassingen gezorgd. Maar zelfs al is een app helemaal gratis (in de zin dat je er geen geld voor betaalt), toch kan hij je iets kosten. Dat is dan weer je persoonlijke informatie die je prijs geeft. Zoals de econoom Milton Friedman stelde: ‘There’s no such thing as a free lunch’, ook niet in app-land. Kijk dus altijd goed na welke informatie een bepaalde app van je verzamelt en of er een prijskaartje aan vast hangt.
Koppelverkoop Sinds 2010 is koppelverkoop toegelaten in België. Koppelverkoop of gezamenlijke aanbieding wil zeggen dat de verkoop van een bepaald product gebonden is aan de verkoop van een ander product. Een vaak terugkerende aanbieding is een goedkope smartphone bij een nieuw gsm-abonnement. Terwijl je daar als consument soms wel een goede zaak mee kan doen is het verstandig om eerst even zelf de rekensom te maken. Zeker in geval van de ‘bijna gratis smartphone’, kan je soms bedrogen uitkomen. De smartphone zelf is dan wel een pak goedkoper dan als je hem apart zou aankopen. Maar het bijhorend abonnement valt vaak duurder uit dan het abonnement dat je eigenlijk nodig hebt. Test-Aankoop onderzocht dit begin vorig jaar en kwam tot deze conclusies. Bijkomend lopen die abonnementen vaak over een lange periode en is het soms moeilijk om dit contract vroeger op te zeggen. Een interessante aanbieding gezien? Dan kan je beginnen rekenen. Bijvoorbeeld: een smartphone van 200 euro die je kan kopen voor 30 euro als je een abonnement neemt van 30 euro per maand gedurende 24 maanden.
78
Media kleuren je dag (en je mening)
07
Je kijkt eerst na welk soort abonnement voor jou het meest geschikt zou zijn. De Belgische overheid heeft daarvoor de website bestetarief.be in het leven geroepen. Daar kan je heel gedetailleerd laten berekenen welke operator en welke formule voor jou het meest voordelig zou zijn. Je weet nu hoeveel je maandelijks zou moeten betalen. Vermenigvuldig dit bedrag met het aantal maanden dat je contract zou lopen. vb.: uit de website bestetarief.be blijkt dat jij genoeg hebt aan een abonnement van 15 euro per maand. Als je op de aanbieding ingaat, zal je na 24 maanden 750 euro betaald hebben. 30 (abo) x 24 (aantal maanden) = 720 + 30 euro (smartphone) = 750 euro Als je een beter passend abonnement neemt en de smartphone er apart bij koopt, is je rekening na 24 maanden 560 euro lichter. 15 (abo) x 24(aantal maanden) = 360 + 200 euro (smartphone) = 560 euro Die snelle rekensom kan je uiteindelijk 190 euro besparen.
Easy money op goksites? Veel
goksites
maken
reclame
met
een
bonus die je krijgt bij inschrijving. Dit kan heel aantrekkelijk lijken: zomaar 50 of 60 euro cadeau krijgen. Zeker als je wat krap bij kas zit, lijkt dat een mooie gelegenheid om wat ‘easy money’ te vergaren. In werkelijkheid krijg je geen euro’s op je rekening gestort, maar krijg je een speelkrediet. Je kan dat geld dus enkel en alleen gebruik om op deze sites te gokken. Deze websites rekenen erop dat je snel de gokmicrobe te pakken zal krijgen. Het is dan heel verleidelijk om je krediet helemaal op te peuzelen en verder te blijven gokken. De oorspronkelijke bonus kan je dan uiteindelijk veel geld kosten.
Creativiteit troef Marketing is een sector waarin creativiteit hoogtij viert. De tijd van de waspoeder-commercials ligt nog altijd niet achter ons, maar daarnaast worden altijd maar nieuwe manieren gevonden om mensen aan te spreken en te verleiden.
79
We zetten er een paar op een rijtje. Product placement Ondertussen een welgekend fenomeen, op tv soms te herkennen door het PP-logo dat je er soms ziet verschijnen. Product placement houdt in dat je in een andere context (serie, film, boek,…) een expliciete vermelding maakt van een bepaald product. De voorbeelden zijn ontelbaar. In dit fragment zie je een schrijversteam sterk protesteren tegen de eis van de directie om aan product placement te doen. Ironie in het kwadraat. Celebrity endorsement We staren ons graag blind op sterren. Een beroemde persoon die een product aanprijst, geeft een bepaalde connotatie aan het product en versterkt het imago van de ster. Dat kan soms heel expliciet. Denken we maar aan een welgekend espressomerk. Maar het kan ook subtieler, bijvoorbeeld verwerkt in songteksten. Hier vind je een grafiek van de merken die Jay-Z in zijn albums heeft verwerkt. En nog subtieler door bijvoorbeeld een ster tegen betaling kledij van een bepaald merk laten dragen.
Guerilla marketing Doorgaans snelle, onverwachte en relatief goedkope acties die op korte termijn een buzz genereren en snel viraal gaan. Net omdat ze zo verrassend zijn.
80
Media kleuren je dag (en je mening)
07
Dit filmpje van Belgische makelij was een paar jaar geleden een echte internethit. Het werd op minder dan 24 uur tijd 10 miljoen keer bekeken op Youtube en had 1 miljoen shares op Facebook. Reclame in games Games zijn al langer een bloeiende industrie. Het is moeilijk denkbaar dat je tijdens een game onderbroken zou worden door een reclameblok. Daar is natuurlijk een gemakkelijke oplossing voor: reclame verwerken in het spel zelf. In alle grote games kan je de meest bekende merken terug vinden. Soms subtiel, soms heel nadrukkelijk. Nog een stap verder zijn games die opgemaakt zijn rond een product: advergames. Deze spelletjes dienen om het merk in de kijker te zetten en zijn eigenlijk vermomde reclame. Een heel aantal van die advergames zijn gericht en op kinderen en zijn ontwikkeld door de drank- en voedselindustrie. De merken gaan ervan uit dat je mensen niet vroeg genoeg kan binden. Een spelletje, met een personnage dat kinderen aanspreekt, is een goede eerste stap om kinderen loyaal te maken aan het merk in kwestie. En dit heeft effect. Er is aangetoond dat dergelijke reclame invloed heeft op het koopgedrag en de voorkeuren van kinderen. Dat kan je hier nalezen. Toevallig of niet zijn de grote merken die gebruik maken van dergelijke vormen van promotie, geen producenten van gezonde voeding. De aangeprezen producten zijn calorierijke zoetigheden, dranken of hapjes. Vandaar dat er een verband werd gevonden tussen deze vormen van reclame en obesitas bij kinderen in Westerse landen. Vele studies komen dan ook tot de conclusie dat een betere wetgeving nodig is om kinderen te beschermen maar dat dit alleen weinig effect zal sorteren zonder een grotere reclame- of mediawijsheid bij te brengen. Mediawijsheid is dus ook goed voor de lijn. En je kan er best zo jong mogelijk aan beginnen. Een sociaal product Reclame dient om producten te verkopen. Maar dat product kan een heel sociale inslag hebben. Deze reclamecampagne voor een Spaanse hulporganisatie voor jongeren en kinderen is wel heel geslaagd. De affiche heeft een verborgen boodschap die enkel kan gelezen worden iemand die kleiner is dan 1m30. Letterlijk en figuurlijk op kindermaat. Hier zie je hoe het werkt. Dit denkbeeldig reisbureau in Spanje zorgde voor veel media-ophef. Het fictieve abortusreisagentschap werd opgezet als protest tegen de (mogelijke) zware verstrenging van de abortuswet in Spanje.
81
En soms zegt een beeld meer dan veel woorden.
Want praten werkt Jongeren en kinderen zijn bij uitstek vatbaar voor de verleidingen van reclame. Aangezien we uitgaan van een offensieve benadering - de keuzemogelijkheden van cliënten vergroten eerder dan in te perken - is het de bedoeling kinderen en jongeren met al deze verleidingen te leren omgaan. Reclame als dusdanig kunnen herkennen, is een eerste stap. Vervolgens komt het erop aan ook door te hebben dat reclame een vooraf bepaald doel nastreeft. Dat reclame wil overtuigen om te kopen (of te laten kopen door ouders of omgeving). Die aspecten zijn van cognitieve aard en doen beroep op onze rede. Naast die rationele analyse spelen ook affectieve elementen mee. En daar speelt reclame sterk op in. Reclame dient niet enkel om een product te verkopen, maar ook een idee van de wereld. De alom bekende slogan van Nike ‘Just do it’ verkoopt de boodschap dat alles mogelijk is, dat je inspanningen beloond worden. Veel meer dus dan enkel een paar sportschoenen. Coca cola verkoopt zelf ‘happiness’. Die elementen zijn onderdeel van het merk. Branding zorgt ervoor dat je merk tot leven komt. Dat het veel meer gaat over een wayof-life dan enkel over sportschoenen of een frisdrank. Een merk is cool, modern, hip en is iets waarmee je je kan identificeren. Een merk speelt in op je gevoelens. In dit filmpje zie je branding aan het werk (het filmpje is trouwens zelf reclame voor een opleiding in brands).
82
Media kleuren je dag (en je mening)
07
Terwijl cognitieve aspecten van media door informatie kunnen aangepakt worden, is het veel moeilijker om de affectieve effecten van merken onder de loep te nemen. Bewustwording is daarbij belangrijk maar niet de enige factor. Op zich is er ook weinig mis met het feit dat je één of ander merk cool of leuk vindt, of net niet. Wat wel telt, is in hoeverre die ‘sympathie’ voor een merk je verleidt tot aankopen die overbodig zijn of zelfs schadelijk zijn voor je budget. In de hulpverlening komt het niet zelden voor dat jongeren die krap bij kas zitten, toch hun zuurverdiende centen spenderen aan een product dat weinig meerwaarde heeft en enkel op korte termijn een zekere bevrediging biedt. De (ijdele) belofte van het product, weegt dan meer door dan de rationele overweging om bijvoorbeeld niet in de schulden te geraken. Reclame is er altijd al geweest. En naast de duidelijke commerciële bedoelingen kan reclame ook een uiting zijn van creativiteit en kan ze zelfs subversief zijn. Denk maar aan de heisa rond de Benetton-reclame uit 1991 die een stervende aids-patiënt liet zien. Of de recentere campagne rond ‘unemployee of the year’, over jeugdwerkloosheid. Hier kan je ze nog eens bekijken. Waar het om gaat is om onze cliënten bewust te maken van de manier waarop we beïnvloed worden en dat we daardoor misschien minder vrij zijn dan we zelf denken. De beste manier om daartoe te komen is de dialoog. Vanuit een gelijkwaardige positie te spreken met en luisteren naar elkaar. De omgangsvorm bij uitstek in de hulpverlening. Niet het belerende vingertje, maar mensen aan het woord laten. Mediawijsheid stimuleren gaat over samen in vraag stellen en op zoek gaan. Je gezond verstand gebruiken en luisteren naar wat mensen treft en aanspreekt en wat daar de effecten van zijn.
83
8. Oude wijn in nieuwe vaten?
Via het internet zijn een aantal bestaande problematieken zoals pesten, verslaving en bedrog vertaald in een online variant. De digitale evolutie voegt een aantal specifieke kenmerken aan die problematieken toe die een vergaande invloed hebben op het welzijn en dagelijks leven.
8.1. Cyberpesten Klasse maakte vorig jaar een confronterend filmpje over cyberpesten. Alle uitspraken die daarin voorkomen, zijn letterlijk op internet terug gevonden.
Cyberpesten komt regelmatig in het nieuws. Meestal na een dramatisch voorval waarbij een jongere zelfmoord pleegt naar aanleiding van aanhoudende pesterijen. Gepest worden kan iemand heel lang en zwaar tekenen, maar de mogelijkheden van de online wereld hebben daar nog een aantal extra dimensies aan toegevoegd. Cyberpesten verschilt inhoudelijk weinig van ‘gewoon’ pesten. Dezelfde dynamieken en groepsfenomenen zijn te herkennen. Maar er zijn een aantal fundamentele verschillen die cyberpesten veel ongrijpbaarder maken. Pesten wordt nog indringender en voor de gepeste is de dreiging alomtegenwoordig en allesoverheersend. Ten eerste is er een verschil in concrete duur van het pesten. Je kan 24/7 met cyberpesten geconfronteerd worden. Terwijl een kind, jongere of werknemer vroeger voornamelijk geconfronteerd werd met zijn pestkop(pen) in een specifieke situatie (school, straat, werk, …), kan het pesten nu eindeloos doorgaan via internet en de gsm. Tenzij iemand ervoor kiest om volledig offline te gaan, is het nooit uit te sluiten dat de pestkop plots op de proppen komt met een sms, een e-mail of een post. De anonimiteit van het internet die we binnen de chat- en e-mailhulpverlening soms kennen als een grote kracht, is in dit geval een belangrijk wapen van de pestkop(pen). Men spreekt over ‘online
84
Internetproblematieken
08
ontremming’. (Suler, 2004). Volledige anonimiteit zorgt ervoor dat je om het even welke uitspraak of online-actie kan ondernemen, zonder er verantwoordelijkheid voor te moeten dragen of erop aangesproken te worden. Het wordt dan veel makkelijker om je ongezouten mening te spuien of om anderen frontaal aan te vallen. Er is een groot gevoel van straffeloosheid waardoor de pester zijn activiteiten blijft verder zetten. Voor de gepeste wordt de wereld een heel onveilige plek. Aangezien de pester(s) anoniem is of zijn, kan iedereen de mogelijke dader zijn. Cyberpesten verloopt via een medium - een scherm of telefoon - en is dus indirect. De pester zelf wordt weinig of niet geconfronteerd met de effecten van zijn daden. De mogelijkheid tot empathie wordt zwaar ingeperkt en de pester kan zijn acties blijven rechtvaardigen met een simpel ‘het was voor de grap’. Een ander verschil dat inherent is aan het internet, is het bereik. Pesterijen via sociaal netwerksites zijn voor een veel groter publiek zichtbaar dan pesten in de klas of op het werk. Bijkomend: het internet vergeet niets. Als iemand bijvoorbeeld naaktfoto’s van een ex post, doormailt of op een website zet, wordt die informatie met zo’n frequentie verspreid, dat het bijna onmogelijk wordt om die inhoud helemaal te verwijderen. Cyberpesten biedt tenslotte aan het slachtoffer de mogelijkheid om bewijzen van het pesten te verzamelen. Mails, posts en smsen kunnen bewaard worden en als nodig overgemaakt worden wanneer er verdere stappen gezet worden. De vraag is maar of dit voordeel opweegt tegen de andere factoren die cyberpesten bijzonder indringend en destructief maken. Eind 2012 werd de wereld even wakker geschud door het verhaal van Amanda Todd, een meisje van 15 jaar dat zelfmoord pleegde. Enkele weken voor haar dood postte ze op Youtube het relaas van haat lijdensweg: ‘My Story: Struggling, bullying, suicide and self harm.’. Dichter bij huis roept Ask.fm al langer veel vragen op. Vooral jonge tieners vinden de weg naar deze site. Wanneer je een profiel aanmaakt (meestal niet anoniem) kan iedereen je vragen stellen of opmerkingen geven. Vaak helemaal anoniem. De meest banale vragen en de grofste verwijten en bedreigingen passeren de revue. Alles verschijnt in het openbaar en de verbale agressie viert hoogtij. In augustus 2013 pleegde een Brits meisje van 14 zelfmoord. Aanhoudende pesterijen op Ask.fm hebben dit suïcidaal proces mee versterkt. Zie ook dit nieuwsfragment. Een aantal applicaties en websites lijken speciaal ontworpen om cyberpesten in de hand te werken. Bijvoorbeeld de app ‘hot or not’.
85
De mogelijkheid om anoniem te mailen met een fake e-mailadres of anoniem te sms’en zet de deur open naar allerlei wantoestanden. De mensen van onderstaande website, hadden dit blijkbaar ook door.
Kinderen of jongeren die gepest worden, wachten vaak heel lang om erover te praten, te lang. Schaamte, de schrik om alles nog erger te maken of de wil om het zelf op te lossen zijn factoren die daarin meespelen. Bijkomend is het voor de omgeving bijzonder moeilijk om door te hebben dat er iets aan de hand is. Een steeds groeiende groep van kinderen en jongeren heeft een eigen apparaat (smartphone, laptop) waarmee ze ongestoord in alle privacy op het internet kunnen. Op het moment dat ze geconfronteerd worden met pesterijen, is er niet altijd iemand in de omgeving die kan merken dat er iets aan de hand is. Pesten is altijd een groepsgegeven aangezien er naast de pester(s) en gepeste, ook ‘bystanders’ zijn. Met ‘bystanders’ wordt de veelal stille omgeving omschreven die getuige is van wat er gebeurt. Als we even teruggrijpen naar de cijfers van het DICA-onderzoek (zie tabel pagina 21), dan zien we dat 35,3% van de jongeren ‘bystander’ was van cyberpesten. Meer dan de helft van die jongeren koos ervoor om niet in te grijpen. Daar hebben ze hun eigen redenen voor: angst om mee betrokken te worden, weinig betrokkenheid met de gepeste, … Dit kan het gevoel van isolement bij de gepeste erg versterken. Iets minder dan de helft greep op één of andere manier in, en een klein percentage (5%) ging actief meedoen met de pester. Recente anti-pestmethodieken gaan zich meer en meer focussen op de groepsprocessen eerder dan het probleem te beperken tot de dader- en slachtofferkant. De No-Blame methode is een werkvorm die meer en meer wordt toegepast. Dit is een oplossingsgerichte methodiek die de groep wil aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid, iedereen kan dus zijn steentje bijdragen. Het probleem is niet meer de gepeste die last heeft van pesterijen, maar een groep die niet goed ‘werkt’. Meer uitleg daarover vind je in deze link.
86
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
08
Tips voor hulpverleners Hiervoor gaven we al aan dat iets meer dan 11% van de jongeren te maken heeft met cyberpesten. Je mag er als hulpverlener van uit gaan dat er tussen je bestaande cliënten ongetwijfeld ook jongeren zitten die daarmee te maken hebben. Dat wil daarom niet zeggen dat ze zelf het probleem aankaarten. Hieronder vind je een aantal tips om het thema bespreekbaar te maken en stappen die je kan zetten als blijkt dat iemand gecyberpest wordt. Interesseer je (sowieso) voor het onlineleven van je cliënten. Jongeren die gepest worden, vertellen dit niet gemakkelijk aan anderen. Door je voor dat deel van hun leven te interesseren, weten jongeren dat ze ook bij jou terecht kunnen met moeilijke zaken op het internet. Je kan wat in de media gezegd wordt rond internet, cyberpesten, … aangrijpen om een gesprek te starten met de jongere. Je kan algemene vragen stellen: herken je dit, heb je dat ooit al bij iemand gezien, … Op die manier creëer je ruimte om eventuele moeilijkheden ter sprake te brengen. Informeren je over wat er allemaal bestaat. Ga samen online met je cliënt, hij/zij is het best geplaatst om te je leren wat er allemaal aan de hand is. Neem het verhaal serieus en geef erkenning. Help de jongere om te relativeren zonder te minimaliseren. Exploreer het pestgedrag. Is de pester gekend? Hoe lang is het al aan de gang? Op welke manieren? Welke stappen heeft je cliënt al gezet? Wat heeft gewerkt, wat niet? Wie is er nog op de hoogte? Beloof geen snelle oplossing, cyberpesten is een complex probleem. Als je verdere actie wil ondernemen, bespreek dit eerst met je cliënt. Help je cliënt onderstaande tips in praktijk om te zetten. Je wordt gepest? ‘Do not retaliate’: geconfronteerd worden met kwestende dingen kan heel wat emoties losmaken. Het risico is groot om dan een impulsieve reactie te geven. Doe dit niet, laat alles even bekoelen en reageer niet op wat je ziet of leest. Spreek erover met iemand die je vertrouwt. Bewaar bewijzen van het pestgedrag. Bewaar sms’en en e-mails, maak screenshots van posts. Hier zie je hoe je screenshots kan maken van je smartphone. Facebook legt je uit hoe dat kan op een pc of Mac, volg deze link. Sommige pesterijen zijn met een paar technische ingrepen te verhelpen: pas je privacy-settings op verschillende platformen aan, check regelmatig of alle instellingen nog goed staan. Verander regelmatig je paswoorden en geef ze nooit door aan anderen.
87
Think before you post. Denk erover na welke informatie, foto’s, video’s je online zet en deelt met anderen. Blokkeer de pester(s). Neem contact op met de beheerder van een website of gebruik een meldknop om het pesten te signaleren. Verschillende websites bieden de mogelijkheid om ongewenste inhoud te melden: facebook, twitter, youtube, instagram, ask.fm, skype, snapchat. Racistische en andere haatberichten kan je hier melden. Misschien krijg je ook wel ouders over de vloer die vragen hebben rond cyberpesten. We lijsten een aantal zaken op die je hen kan meegeven. Interesseer je voor wat je kind online doet, ga samen online. Vaak zijn je kinderen beter vertrouwd met het internet. Je kan er veel over leren door met hen te praten over hun online activiteiten. Je kind weet dan ook dat het bij jou terecht kan met vragen. Neem het verhaal serieus en geef erkenning voor het probleem. Hou je weg van uitspraken als ‘bijt wat meer van je af’, geef de gepeste niet de schuld van het probleem. Help je kind ook te relativeren (zonder te minimaliseren). Help je kind bovenstaande tips in praktijk om te zetten. Complimenten en inspraak krijgen, vergroten het zelfvertrouwen. Geef bevestiging voor de dingen die goed lopen. Je kind is meer dan een ‘gepeste’, help hem of haar dit niet te vergeten. Geef als ouder het goede voorbeeld. Hou je aan netiquette en denk ook na voor je iets op internet post. Deze moeder kan nog één en ander leren De oplossing bestaat er niet in om je kind zoveel mogelijk van internet af te schermen of de laptop of smartphone af te nemen. Kinderen worden ‘nog liever’ gepest dan dat ze toegang tot het internet zouden verliezen. Onderneem niet zomaar actie zonder er eerst met je kind over te praten. Als het pesten zeer ernstige vormen aanneemt, kan je dit melden bij de e-politie.
88
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
08
8.2. Excessief gebruik We hebben het allemaal al meegemaakt: het voornemen om snel even iets op internet te zoeken en je een uur later afvragen waarmee je eigenlijk je tijd hebt verspild. Voor sommige mensen is de onlinewereld echt een net waarin ze verstrikt geraken. We zetten een aantal kenmerken van overdadig internetgebruik nog eens op een rijtje: Veelvuldig en langdurig internetgebruik: minimaal 16 uur per week. Internetgebruik ontkennen, stiekem gedrag. Afnemende interesses en sociale contacten, vereenzaming Enkel plezier beleven aan online activiteiten. Lichamelijke klachten, zoals branderige ogen, rsi (repetitive strain injury: kwestuur door veelvuldig dezelfde beweging uit te voeren) Zelfverwaarlozing: tekort aan slaap, voedsel. ‘Ontwenning’: onrust, angst … als er geen toegang is tot internet Een klassiek model om verslaving te bekijken, is de mens – middel milieu triade. Elk van deze drie domeinen speelt een rol in het tot stand komen van verslaving. Het ‘middel’ internet, is altijd en overal ter beschikking is, je hebt er niemand voor nodig, enkel een pc, laptop of smartphone. Het is ogenschijnlijk onschadelijk, meer nog, zelfs noodzakelijk voor werk of school. We kunnen dus niet zeggen dat het internet op zich verslaving in de hand werkt. Bijkomend is veel op internet zitten, niet noodzakelijk iets problematisch. Er valt een onderscheid te maken in activiteiten die de leefwereld verruimen of die die net gaan verarmen. Vooral bij jongeren kan internetgebruik een aantal belangrijk functies helpen ontwikkelen: het internet biedt een ruimte om sociale competenties verder te ontwikkelen en creativiteit de vrije loop te laten. Het internet kan ook een veilige experimenteerruimte zijn waar jongeren hun identiteit verder kunnen ontwikkelen. Een heel aantal troeven die de onlinewereld aantrekkelijk maken. Voor sommigen te aantrekkelijk.
89
Een Belgisch onderzoek uit 20135 leverde volgende conclusies: Van de volwassenen worstelt 5,5% met het binnen de perken houden van zijn internetgebruik en 1% daarvan scoort zelfs zeer hoog. De gemiddelde problematische internetgebruiker (bij de groep volwassenen) is 37 jaar en is voornamelijk vrouwelijk (60%). Jongeren (tussen 12 en 17 jaar) spenderen wekelijks gemiddeld 12u09 minuten online (gemiddeld 1 u 44/dag). 88,2% van de jongeren heeft een profiel op één of meer sns. 66% van de jongeren speelt wel eens games. 9,5% van de ondervraagde jongeren geeft blijk van dwangmatig internetgebruik of zit in de risicozone. Ze spenderen dubbel zoveel tijd online als de gemiddelde jongere: 22u31 minuten per week versus 11u03 minuten (gemiddelde jongeren), 3u13 minuten per dag versus 1u34 minuten. Er zijn net iets meer jongens dan meisjes ‘compulsieve gebruikers’ 54,3% jongens en 45,7% meisjes. Specifiek rond gamen zien we wel een groot verschil tussen jongens en meisjes. Jongens maken 85,7% uit van de ‘problematische gamers’, meisjes maar 14,3%. Binnen de gamewereld zien we dat er vooral MMORPG’s6 , actie/ FPS7 -games, avontuurgames en vechtgames gespeeld worden.
Het onderzoek bevestigde ook volgende samenhang: jongeren die bijzonder veel op internet zitten hebben een groter gevoel van eenzaamheid, ze hebben meer depressieve gevoelens. Hun attitude ten aanzien van school ligt lager, net als hun gevoel van eigenwaarde en het gevoel controle te hebben over hun leven. Maar laten we bij deze conclusies zelf mediawijs zijn: er wordt gesproken over een samenhang, er worden geen uitspraken gedaan over wat de oorzaak is en wat het gevolg. Het onderzoek geeft wel aan dat compulsief gebruik en onbehagen elkaar gaan versterken.
90
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
08
Wat eigen aan is verslaving, of jezelf verliezen in een middel is dat het gaat om het opzoeken van een roes, het vinden van onmiddellijke bevrediging. Een verslaving heeft een functie: ze vult een tekort of vermindert een teveel (sociale interactie, status, erkenning, sociale en andere angsten, eenzaamheid, relationele moeilijkheden, …) en kan een symptoom zijn van een onderliggend onbehagen. Het milieu of de context waarin iemand leeft, is de derde term van de triade. Deze context kan beschermend zijn tegen verslaving maar die ook in de hand werken. Een jongere die zich systematisch isoleert op zijn ‘game-eiland’, doet dit niet zomaar. Voor de hulpverlening heeft deze wetenschap het gevolg dat enkel de verslaving wegnemen, zonder een alternatief te bieden voor het doel dat ze bereikt, gedoemd is om te mislukken. De gebruiker is zich niet altijd bewust van deze onderliggende functie en zijn of haar motivatie zal navenant zijn. Meestal is het de omgeving die eerst alarm slaat en eventueel hulp gaat zoeken. Een veel gebruikt model in de verslavingszorg is de veranderingscirkel van Prochaska en Di Clemente8. Dit is een niet-lineair model dat rekening houdt met (her) vallen en opstaan. Het zou ons te ver leiden om dit model helemaal uit de doeken te doen. Maar het kan het een kader zijn van waaruit je dergelijke hulpvragen kan bekijken. Veel cliënten die hulp zoeken rond compulsief gebruik (of gestuurd worden om hulp te zoeken) bevinden zich in de voorbeschouwingsfase, letterlijk de fase voor de beschouwing. De cliënt zelf ervaart geen probleem. Hij/zij heeft geen vragen of bedenkingen rond het gebruik aangezien het in dit stadium nog alleen maar voordelen lijkt op te leveren. Wat de cliënt wel kan ervaren is het feit dat de omgeving vervelend doet. Terwijl bijvoorbeeld ouders zich heel veel zorgen maken over hun zoon die zijn kamer niet meer uitkomt en ’s nachts zit te gamen, zal de zoon zelf misschien geen vuiltje aan de lucht zien. (Hij zal misschien wel last hebben van zijn ‘zagende ouders’.)
91
Tips voor hulpverleners Voor de hulpverlener die deze ouders op gesprek krijgt, geven we een paar algemene tips mee: Bevestig hen in hun zoektocht naar hulp. Dit is zeker geen evidente stap, heb daar oog voor. Benadruk dat je heel weinig kan doen zonder de medewerking van de betrokkene. Je kan steun bieden, psycho-educatie meegeven rond verslaving, die mensen ondersteunen in de last die zij ervaren, ... Als de cliënt in kwestie geen hulp wil, zijn je handen gebonden. Zorg dat er geen verkeerde verwachtingen zijn. Ga na of er mogelijkheden zijn om terug in dialoog te treden met elkaar. In deze gezinnen zijn conflicten en discussies vaak dagelijkse kost. Probeer de omgeving aan te moedigen om ‘zuurstof’ binnen te brengen in de relatie en ook te praten over thema’s die veel minder delicaat zijn. Probeer te motiveren tot onderling praten over wat er online gebeurt, probeer ouders aan te zetten tot een gesprek met hun kind over wat hem daarin zo aanspreekt, zonder in conflicten te vervallen. Compulsief gedrag en verslaving zijn van de orde van de grenzeloosheid. Help de omgeving om grenzen te stellen aan de jongere. Grenzen waarbij het essentieel is om consequent te zijn en als ouders op één lijn te staan. En grenzen voor zichzelf: wat is nog te verdragen, wat kan echt niet meer door de beugel? Bekijk samen met de ouders hoe je de jongere kan motiveren om hulp te zoeken. De hulp in het algemeen welzijnswerk is vaak vrijblijvend. Dit kan een goed argument zijn. ‘Even een babbel doen’ is veel minder bedreigend dan ‘We kunnen spreken over je verslaving’. Maak duidelijk aan de omgeving waarvoor je dienst staat, wat de laagdrempeligheid precies is en hoe ze dit kunnen overbrengen naar de betrokkene. Wees duidelijk over je beroepsgeheim. Een aantal algemene tips wanneer je met iemand werkt die compulsief internet gebruikt. Denk eraan dat de cliënt zich waarschijnlijk in de voorbeschouwingsfase bevindt. Leg geen druk tot verandering op en werk vooral rond het creëren van een vertrouwensband. Hou een open blik. Ga op zoek naar de functie die het overmatig internetgebruik heeft. Hou je weg van de woorden ‘verslaving’, ‘probleem’, … De cliënt in kwestie heeft hier vaak geen boodschap aan. Blijf weg van het ‘vermanende vingertje’ en nodig je cliënt uit om open te spreken over de dingen.
92
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
08
Leer van je cliënt. Voel je niet onwennig als je niet elke game of internettoepassing kent. Ga die onderwerpen niet uit de weg maar leer ze kennen via wat de cliënt je erover vertelt. Zelfs als je een expert zou zijn in een bepaalde game, social networking site, … dan nog weet je niet welke specifieke betekenissen die hebben voor de cliënt zelf. Help je cliënt zichzelf vragen te stellen bij zijn gebruik. Zo kan je cliënt zich bewust worden van het feit dat er mogelijk een probleem is. Zelftests zijn hierbij een nuttig (en vrijblijvend) instrument. Zie de zelftest van de druglijn. Een specifieke test rond gamen vind je hier. Ook het bijhouden van een ‘internetdagboek’ (dag+tijd) kan nuttig zijn. Hiervoor bestaat ook gratis software. Op de site van Jellinek, vind je een voorbeeld van een weekkaart. De cliënt is meer dan een ‘verslaafde’: ga aan de slag met alle facetten uit het leven van de cliënt. Ga op zoek naar hulpbronnen in het netwerk, eigen mogelijkheden en vaardigheden. Een cliënt is meer dan zijn ‘internetverslaving’ alleen. Moedig activiteiten irl (in real life) aan. Help je cliënt grenzen te stellen. Er zijn veel tools om je pc-gebruik te beperken. (sommige tools schakelen je pc automatisch uit na een vooraf ingestelde tijd of beperken je internettijd). Ze zijn geen wondermiddel, maar kunnen helpen in een grotere bewustwording. Een gratis app voor Mac is self control. Windows gebruikers kunnen verder met self restraint. Focus je niet op ‘totale onthouding’. Zeker als het om internetgebruik gaat, is dit niet realistisch. Internet is een noodzakelijk instrument in onderwijs, werk en veel andere facetten van het dagelijks leven. Ga eerder voor gezond gebruik dat plaats laat voor andere activiteiten. We willen nogmaals benadrukken dat veel op internet zitten niet noodzakelijk problematisch is. Er moet dus niet onmiddellijk aan de alarmbel getrokken worden. Een jongere die veel gamet, maar daarbuiten nog ‘live’ contacten heeft met vrienden en zich op andere vlakken (werk, school, …) goed standhoudt, heeft een manier gevonden om de zaken in evenwicht te houden.
93
8.3. Centen online Geld uitgeven online is heel gemakkelijk. Je kan 24/7 overal ter wereld shoppen. En een paar kliks zijn voldoende om een aankoop te doen. Er is weinig sociale controle en wanneer de betalingen via creditkaart verlopen, merk je niet onmiddellijk dat je misschien meer uitgeeft dan goed voor je. Bijkomend is het internet niet altijd de veiligste plaats als het om centen gaat. Bij internetfraude denken we allemaal al snel ‘Zoiets overkomt mij niet.’ Vermoedelijk denkt iedereen er zo over, maar toch worden elk jaar meer mensen slachtoffer van fraude via internet. Het aantal klachten over fraude is geëvolueerd van 94 in 2011 naar 1722 in 2013. Tijdens de eerste maanden van 2014 lijkt er een daling ingezet te zijn in vergelijking met vorig jaar. Maar toch zijn de slachtoffers van het eerste kwartaal van 2014 samen 147 000 euro lichter.9 Deze cijfers zijn wellicht een onderschatting van het probleem aangezien niet elk slachtoffer aangifte doet. We zetten een aantal veel voorkomende technieken op een rijtje.
Phishing Phishing heeft als doel mensen te lokken naar een valse banksite en daar te laten inloggen om de bankgegevens te bemachtigen. Febelfin maakt in 2013 een treffend filmpje over hoe phishing iemand in de problemen kan brengen. Het filmpje ging prompt viraal. De fraudeurs benaderen je eerst via e-mail. De e-mail geeft vaak aan dat er iets is misgelopen met het internetbankingsysteem en dat je dringend je gegevens moet aanpassen of bevestigen. De mail is niet persoonlijk aan jou gericht maar aan ‘geachte klant’ of iets dergelijks. Een aantal jaren geleden waren deze mails nog opgesteld in heel gebrekkig Nederlands (vermoedelijk internetvertalingen), maar de laatste jaren hebben cybercriminelen hun talenkennis bijgeschaafd. De mails zien er soms heel geloofwaardig uit. Soms wordt er gedreigd met gevolgen als je de instructies niet naleeft (blokkeren van de rekening).
94
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
08
De weggevers: Een bank of overheidsinstelling zal je nooit contacteren via mail of telefoon om persoonlijke gegevens te weten te komen. Neem bij twijfel zelf contact op met je bank. Taal-en typfouten. Ga met je muis over de link (even op blijven staan zonder te klikken) in de mail, dan kan je zien naar welk webadres je zou doorgestuurd worden. Vaak heeft die url niets te maken met je bank. Het mailadres van de verzender ziet er vaak ook verdacht uit.
Je hebt (weeral) de lotto gewonnen! De meesten onder ons hebben al tientallen keren één of andere loterij gewonnen. Of we krijgen toch mails die ons dat blijde nieuws melden. De weggevers: Je kan nooit een loterij winnen waar je niet aan hebt deelgenomen. Er wordt niet zomaar gratis geld weggegeven… het betekent meestal dat jij ervoor zal moeten betalen. Vooraleer je je ‘prijs’ in ontvangst kan nemen, moeten er notaris-, bank- of andere kosten betaald worden. Zeg nu zelf, hoe groot is de kans dat je twee keer op één week de lotto wint?
95
Nigeriaanse oplichting - 419 fraude Deze vorm van fraude is vernoemd naar artikel 4.19 van het Nigeriaanse Strafrecht over ‘advance fee fraude’.10 Je wordt gecontacteerd door iemand uit het buitenland. De erfgenaam van een staatsman of bedrijfsleider, een terminaal zieke oudere dame, een bankdirecteur, … Allemaal beschikken ze over een berg geld en ze hebben jouw hulp nodig om dat geld naar het buitenland te versluizen. Het zijn officieel lijkende instanties maar vaak staan er taal- en spelfouten in de corespondentie. Het mailadres waarmee de mail verzonden wordt is soms een gratis adres zoals Gmail, Hotmail, Yahoo, Live … . Je moet altijd een voorschot (advance fee) overmaken op een buitenlandse bankrekening of via money transfers zoals Western Union of MoneyGram. ‘Je moet enkel dit bedrag voorschieten… liefst zo snel mogelijk… and the money is yours!’ Als je zou betalen, duiken er nieuwe kosten op. Uiteraard wordt de beloofde som geld nooit uitbetaald. Deze mails worden wereldwijd naar miljoenen mensen uitgestuurd. Jammer genoeg zijn er altijd mensen die op deze voorstellen ingaan. Tips om met deze oplichterij om te gaan: Betaal nooit vooraf. Je moet nooit eerst zelf betalen om geld te ontvangen. Ga niet in op persoonlijke ontmoetingen. Dit houdt grote veiligheidsrisico’s in. Geef nooit je persoonlijke gegevens door via e-mail, fax of telefoon, zoals naam, adres, geboortedatum, creditcardnummers, bankrekeningnummer en paspoortnummer. Met deze gegevens plunderen de fraudeurs je rekening. Maak nooit geld over naar onbekenden via een money transfer zoals Western Union of MoneyGram. Geldtransacties via deze bureaus zijn moeilijk te traceren. Het zijn goede systemen om snel geld over te maken aan personen die je kent. Maar aanvaard het niet als betalingswijze wanneer je de (ver)koper of persoon in kwestie niet kent. Deze gulden regel geldt voor alle types van oplichtingen (veilingsites, valse erfenissenen, loterijen). Maak geen geld over, en zeker geen grote bedragen, op buitenlandse bankrekeningen.
96
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
08
Controleer namen, telefoonnummers, emailadressen van (ver) kopers of onbekende personen die je geld aanbieden via mail door ze in te geven in een zoekrobot op internet (bijvoorbeeld Google). Oplichters komen er vaak uit omdat andere slachtoffers hun verhaal doen op een of ander forum op het internet.
Datingsites-online ontmoetingen Een groeiend aantal mensen vindt een partner online, maar voor sommigen eindigt het verhaal in een zware teleurstelling. De verhalen zijn bekend: een aantrekkelijke man/vrouw die ver weg woont, neemt contact op met je en al snel bouwen jullie een online relatie uit. Stilaan wordt het tijd om een eerste ontmoeting te regelen maar daarvoor moet de man/vrouw in kwestie een aantal hindernissen overwinnen. Die zijn vooral van financiële aard. Er zit dan niets anders op dan geld te storten om eindelijk die persoon te kunnen ontmoeten. Jammer genoeg volgt het ene obstakel het andere op. De mensen die meewerken aan deze vorm van oplichterij, worden opgeleid om mensen zo lang mogelijk aan het lijntje te houden. Ze zijn meesters in het bespelen van gevoelens en kunnen heel geloofwaardig overkomen, zeker voor mensen die op dat moment kwetsbaar zijn. Ze rekenen erop dat liefde inderdaad blind maakt. Hieronder zie je een mail die als doel heeft iemand te strikken. Als je googlet op ‘adriana spam’, kan je al snel zien dat die mails de wereld rond gaan. Iedereen kent ‘haar’.
Hoe geloofwaardig die zaken kunnen zijn, kan je zien aan deze discussie.
97
With a little help from my friends Dergelijke fraude deed zich vroeger vaak voor via e-mail maar heeft zich deels verplaatst naar sociaalnetwerksites. Een vriend (iemand die je echt kent), laat je weten dat hij/zij in het buitenland in de problemen zit. Je wordt gevraagd zo snel mogelijk een bedrag over te maken met Moneygram of Western Union. De kans is groot dat het hier om fraudeurs gaat die de account van je vriend overgenomen hebben. Eens een account op een sociaalnetwerksite gekraakt is, is het niet zo moeilijk om te zien met wie die het meest betrokken is. Die mensen zijn dan misschien ook meest geneigd om te gaan helpen en geld te storten. Aangezien er zoveel informatie te rapen valt over iemand op zo’n account, wordt het vrij makkelijk om geloofwaardig over te komen. Als je zo’n bericht krijgt, neem dan via een andere weg contact op met die persoon om te checken of het verhaal wel klopt.
Ransomware Ransom is losgeld. Deze praktijken houden in dat je device geblokkeerd wordt en dat je moet betalen om het te laten deblokkeren. In het voorjaar van 2014 werden heel wat Belgen opgebeld uit het buitenland: ‘This is … from Microsoft’. Een uitgesproken Indiaas accent verraadde al dat het telefoontje niet uit Silicon Valley kwam. Achtergrond geluiden maakten duidelijk dat iemand vanuit een stevig bemand callcenter belde. De beller meldt je dat er problemen zijn met een ‘feature’ van Microsoft en nodigt je uit om achter je pc te gaan zitten en naar een welbepaalde website te surfen. Indien je alle instructies volgt, wordt er ransomware op je pc geïnstalleerd. Je pc loopt volledig vast en de vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn wil je natuurlijk maar al te graag helpen. Tegen betaling weliswaar. Microsoft heeft natuurlijk wel beters te doen dan alle gebruikers van hun producten te gaan opbellen. Ransomware kan ook op je pc belanden door bijlages van verdachte mails te openen of naar sommige websites te surfen en daar dingen te downloaden.
98
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
08
Enkele tips om je daartegen te beveiligen: Zorg dat je een goede antivirus en firewall hebt. Gebruik altijd de meest recente versie. Bescherm je computer door regelmatig updates van je besturingssysteem te installeren. Let op! Windows XP wordt niet meer bijgewerkt sinds april 2014 en is dus onveilig. Gebruik enkel originele software en werk ze geregeld bij. Open geen mails van mensen die je niet kent, en klik zeker niet op bijlagen in deze mails. Er kunnen alllerlei virussen in verborgen zitten die je computer ongemerkt infecteren. Op deze webpagina vind je instructies die je kan volgen als je pc zou besmet zijn.
Kopen en verkopen online Oplichterij komt regelmatig voor op zoekertjessites of kleinere webshops. Een aantal mogelijke scenario’s: De verkoper ontvangt de betaling maar levert niet. De koper laat leveren maar betaalt niet. Erg laag geprijsde aanbiedingen van dure artikelen (auto’s, smartphones, computers, …), maar je moet een voorschot betalen. De koper betaalt met een (niet-gedekte) cheque, vaak met een te hoog bedrag, en vraagt om terug te storten. Ook met huizen en appartementen te huur wordt gefraudeerd. Humo ging een tijd geleden op onderzoek op de site van Immoweb. Het scenario: je vindt een zeer mooi ingericht, goed gelegen appartement aan een zeer lage prijs. De aanbieder van het zoekertje is een buitenlander die communiceert in gebrekkig Engels en toevallig verblijft hij momenteel in het buitenland, dus hij kan het pand niet laten zien, en heeft hij maar één sleutel. Hij kan de sleutel wel opsturen, als jij alvast de waarborg van 2 maanden huur verstuurt via Western Union, MoneyGram, TNT,…Nadat je dit voorschot gestort hebt, is de verkoper onbereikbaar geworden. Blijkt dat hetzelfde (fictief) appartement in verschillende steden tegelijk wordt aangeboden. Lees in het Humo-artikel zeker ook de reacties van de lezers en je zal zien dat er heel wat mensen (net niet) in de val getrapt zijn. Mensen gaan er doorgaans niet van uit dat ze op zo’n flagrante manier bedrogen kunnen worden. Bij het zien van zo’n zoekertje heb je misschien wat twijfels, maar je kan even goed denken: ‘Ik heb eens geluk, ik ben op een buitenkansje gevallen’. Dit geldt dan des te meer voor mensen die kwetsbaar zijn, beperkte middelen hebben of door omstandigheden dringend een betaalbare huisvesting moeten zoeken.
99
Een aantal tips rond kopen en verkopen online: De gouden regel is: ‘If it’s too good to be true, it’s too good to be true’. Win informatie in over het artikel door zelf vragen te stellen over de details. Koop enkel iets als je voldoende garanties hebt van de verkoper. Kijk naar de feedback van anderen en hoe lang hij al lid is. Vergelijk ook de andere zoekertjes van de verkoper. Biedt de verkoper veel gewilde artikelen aan tegen (te) lage prijzen, wees dan extra alert. Wantrouw zoekertjes in gebrekkig Nederlands of Engels. Geef nooit voorschotten zonder dat je het artikel (zeker auto’s etc.) zelf gezien hebt. Wacht met het verzenden van je artikel tot je de betaling ontvangen hebt. Wacht bij een cheque ook de verificatie ervan af. Als contact met de (ver)koper niet meer lukt, neem dan contact op met de websitebeheerders. Zij kunnen je verder adviseren. Doe enkel aankopen bij websites die je kent en vertrouwt. Indien je twijfelt aan de betrouwbaarheid, zoek dan extra informatie op het internet over de site. Google op ‘naam webshop + review’. Kijk of de webhandelaar een kwaliteitslabel bezit zoals BeCommerce, Verified by Visa of MasterCard SecureCode. Webutations is een toepassing van Google die nagaat welke webreputatie een site heeft. Let op, dit betekent niet dat iedereen die erop aankoopt en verkoopt betrouwbaar is. Kijk elke maand je afrekening na: klopt dit met jouw uitgaven? Veilig betalen online Kijk bij online betalingen steeds of je op een beveiligde site zit. Die kun je herkennen aan de ‘https://’ vóór het webadres (de ‘s’ staat voor ‘secure’), en aan het hangslotje of sleuteltje onderaan rechts in je webbrowser
Vertrouw geen websites die de PIN-code van je kredietkaart vragen, geef deze code nooit aan iemand door. Betalen doe je nooit via een onbeveiligd draadloos netwerk (waar je geen WiFi-sleutel moet opgeven). Betaal voor online aankopen nooit via een geldtransfersysteem van het type Western Union of Moneygram. Online bankieren is veilig, de grootste bedreiging is phishing. De veiligste manier van betalen blijft via overschrijving. Paypal is betrouwbaar en handig, zeker voor internationale betalingen. (Paypal is een virtuele rekening waar je zelf geld op zet van je bankrekening. Zorg wel voor een sterk wachtwoord).
100
Oude wijn in nieuwe vaten? Internetproblematieken
08
8.4. Don’t ask, don’t tell Als je met je cliënten niet over hun online-leven spreekt, dan zal je misschien nooit te weten komen of ze met bovenstaande (of andere) internetmoeilijkheden geconfronteerd worden. De drempel om er zelf over te beginnen kan groot zijn. Mensen weten niet altijd dat ze die onderwerpen ook ter sprake mogen brengen, er kan een schaamtegevoel aan te pas komen, de idee dat dat toch niet zo belangrijk is, … . Terwijl het een realiteit is dat ieder van ons die online is, vroeg of laat tegen zo’n dingen aan loopt. Het is en blijft dus heel belangrijk om het onderwerp ‘leven online’ bespreekbaar en levend te houden. Met bovenstaande tips ben je alleszins goed gewapend om het online leven van je cliënten (en jezelf) een pak veiliger en aangenamer te maken.
101
9. Nieuwe media en hulpverlening
Het moge ondertussen duidelijk zijn: mediawijsheid gaat over meer dan samen achter de computer zitten of samen online methodieken gebruiken. Mediawijsheid (net als ‘wijsheid’ tout court), verkrijg je niet op je eentje. Het gaat hem om de dialoog die je met anderen kan aangaan en de ervaringen die je daarbij opbouwt. Het gaat over de mate waarin je kan en wil kritisch reflecteren op je interacties en standpunten, en daarvoor heb je niet altijd een computer of smartphone nodig. Wel iemand die zo onbevooroordeeld mogelijk kan luisteren en doet nadenken. In CAW Brussel, de pilootregio van het Media-W project, werd in een aantal deelwerkingen de keuze gemaakt om ‘activiteit op internet’ mee te nemen in de algemene probleemverkenning. Deze eerste, vrijblijvende bevraging werpt vruchten af. Cliënten realiseren zich dat dit onderdeel van hun leven ook bespreekbaar en belangrijk is. Tevens opent deze algemene vraag de deur naar een aantal belangrijke hulpbronnen en risicofactoren in het leven van cliënten. Zaken die, zonder deze expliciete bevraging, misschien niet ter sprake waren gekomen. Je spreekt mensen aan op hun interesses en krachten, en je opent de deur om er later samen verder rond te praten, zoeken en werken. Dit is een mooi voorbeeld van mediawijs handelen als hulpverlener.
9.1. Geen middel maar een doel Onze online en offline levens lopen in elkaar over. De ‘scheiding’ tussen beiden, waarbij het offline leven als het ‘echte’ leven beschouwd wordt en online als fictief leven met onechte relaties, is een idee van het verleden. In deze reportage en op deze link zie je voorbeelden van de troost die sociale media kunnen bieden bij het overlijden van een dierbare. Ook binnen de hulpverlening vindt deze maatschappelijke realiteit ingang. Heel wat organisaties zetten in op onlinehulpverlening. Denken we maar aan het groeiend aanbod e-mail- en chathulp en de toenemende bekendmaking en profilering op sociaalnetwerksites. Het gebruik van deze hedendaagse communicatiemiddelen getuigt van een zekere alertheid binnen de zorg- en welzijnssectoren. Ze houden de vinger aan de pols bij wat er leeft in de doelgroep. Inzet van nieuwe methodieken is geen doel op zich (we gaan chatten omdat dit ‘in’ is) maar een middel om doelstellingen te bereiken zoals het bespreekbaar maken van moeilijke thematieken, hulp losmaken van locatie en verplaatsing (voor e-mail ook los van tijd of openingsuren) of nieuwe doelgroepen aanspreken. Organisaties die inzetten op onlinecommunicatie zien een jaarlijkse stijging van het aantal vragen via digitale weg. En dit zowel door jongeren als door volwassenen. Online werken vervangt de offline contacten niet. Het biedt wel een bijkomende toegangspoort aan mensen die anders de stap naar hulpverlening niet zouden zetten. Mensen voor wie een fysiek of
102
09 telefonisch gesprek een te grote drempel vormt. Online werken is dus geen vervangende maar wel een extra toegangspoort. Ook binnen offline cliëntcontacten biedt het internet een schat aan instrumenten of tools om mee aan de slag te gaan. Deze tools al of niet inzetten is een kwestie van maatwerk. Zoals bij elke methodiek, zal je eerst nadenken over de meerwaarde: waarom zet je een welbepaalde tool in bij een welbepaalde cliënt? Je gebruikt die niet ‘for the sake of the tool’, maar omdat het een meerwaarde biedt bij die specifieke cliënt, in die specifieke situatie. We zetten hieronder een aantal mogelijkheden op een rijtje. Deze opsomming is zeker niet exhaustief. Het internet biedt zoveel mogelijkheden dat het onmogelijk is een volledige inventaris op te maken. Het aantal online-toepassingen dat op maat van de hulpverlening is gemaakt, is vrij klein. Maar een heel aantal andere toepassingen kan, mits enige vertaling en blijvende aandacht voor deontologie, perfect worden ingezet binnen de hulpverlening. Daarin schuilt ook net de kracht en de creativiteit van de hulpverlener die zorgvuldig en op maat van de cliënt zijn methodieken zal selecteren. Eerst een aantal algemene tips rond gebruik van e-tools: 1. Ga zelf op zoek naar goede tools. Een aantal richtvragen daarbij zijn: Is de tool makkelijk te gebruiken? Heb je een account nodig? Wat gebeurt er met je gegevens? Zijn taalgebruik en lay-out aangepast aan je doelgroep/cliënt? Heb je speciale software nodig? 2. Test zelf de tool uit. Op die manier overwin je eventuele koudwatervrees. Zorg ervoor dat je ermee kan werken en je cliënt voldoende kan op weg helpen in het gebruik ervan. Niets zo vervelend als zelf nog moeten zitten zoeken naar een bepaalde knop. Als je de technische kant (die vaak niet zo moeilijk is) onder de knie hebt, dan kan je je aandacht richten op de inhoud. Wil je aan een cliënt tonen hoe hij een bepaalde website kan gebruiken? Dan kan het heel handig zijn om dat voor te doen. En dat kan ook als de cliënt niet bij jou zit. Er zijn applicaties die toelaten om je scherm te delen met anderen. Dat kan makkelijk met Skype, maar daarvoor moet je cliënt ook Skype geïnstalleerd hebben. Een andere optie is Surfly, daarvoor is geen installatie nodig. Deze toepassing laat toe dat je het scherm van je internetbrowser deelt met iemand. Handig dus om iets te tonen, aan te geven waar een bepaalde inhoud te vinden is, hoe een toepassing werkt … . Je maakt als hulpverlener een account aan en eens je ingelogd bent, geef je de website in waar je wil naar surfen. Je krijgt dan een link die je kan kopiëren en plakken in een mail of een chatgesprek. Als je cliënt deze
103
link dan opent in zijn internetbrowser, kan hij meevolgen welke stappen je zet. Er zijn tal van andere applicaties om je scherm te delen met iemand. Let er wel op dat je nooit heel vertrouwelijke of persoonlijke informatie laat zien. Daarvoor zijn deze tools niet voldoende beveiligd.
9.2. Netwerken op het net Organisaties die emancipatorisch werken hoog in het vaandel dragen, streven ernaar hun cliënten zoveel mogelijk tools in handen te geven om hun maatschappelijke positie en welzijn te verbeteren, te behouden of te versterken. Sociale inclusie, het opgenomen zijn in, is hierbij essentieel. Netwerken zijn hierin van groot belang en de omgeving kan een belangrijke hulpbron en steun zijn. Het bevragen van netwerken is dan ook een ‘standaard’ binnen deze hulpverleningsorganisaties. Er wordt een inventaris gemaakt van het familiaal en ruimer netwerk waar een cliënt beroep kan op doen. Sommige cliënten hebben een heel beperkt of zelfs onbestaand netwerk. Een deel van de hulpverlening bestaat er dan in opnieuw bruggen te bouwen en een dialoog te installeren. Aangezien het digitaal leven meer en meer aan belang wint, is het zeker ook interessant om de online-netwerken te gaan bevragen. De tijd dat internetcontacten iets helemaal kunstmatigs waren en geen deel uitmaken van het ‘echte leven’, ligt al een tijd achter ons. Internet kan dus ook een volwaardig middel zijn om netwerken uit te bouwen of te versterken. Een mooi voorbeeld hiervan is de werking van EPN (Espace Numérique Publique) Le monde des possibles in Luik.11 Deze organisatie werkt met nieuwkomers, vaak een kwetsbare doelgroep die niet altijd kan rekenen op een uitgebreid netwerk. Le monde des possibles heeft ICT-tools volledig geïntegreerd in haar werking. Nieuwe media gebruiken is geen doel op zich, maar is een geweldig middel om sociale inclusie te bevorderen. De opleidingen gaan veel verder dan enkel aanleren van (broodnodige) knoppenkennis. ICT-middelen worden ingezet om efficiënter naar werk te zoeken, contacten te leggen met het netwerk in het land van oorsprong en een nieuw netwerk te creëren in België. Door mensen te stimuleren om zelf aan de slag te gaan met nieuwe media (een blog maken, politieke affiches maken, zelf een radio-uitzending maken,…) geeft deze organisatie ook een stem aan de stemlozen. Bij Google maps denken we natuurlijk allemaal aan een handige routebeschrijving om van plaats A naar plaats B te geraken. Maar Google maps kan ook een heel goed instrument zijn om het netwerk te visualiseren en eventueel zelfs nieuwe inzichten of mogelijkheden te openen. Google maakte hier zelf een handleiding over. Om die functionaliteiten te kunnen gebruiken, moet je cliënt wel een Google-account hebben. Om de privacy
104
Nieuwe media en hulpverlening
09
van je cliënt maximaal te vrijwaren, kan je je cliënt een account laten maken dat zo weinig mogelijk persoonlijke informatie bevat (geen voornaam en naam). Als je cliënt al een herkenbaar account heeft, kan je even goed voorstellen om een bijkomend, anoniem account te maken. In het voorbeeld van Google gaat het over haaienspotters en vissen, een beetje ver van het bed voor de hulpverlening. Maar als je dit vervangt door ‘familie, vrienden, kennissen’ krijg je een mooi beeld van het netwerk van een bepaalde cliënt, in één oogopslag. Ook voor cliënten die er letterlijk een hele tocht hebben op zitten, kan het visualiseren van verschillende woonplaatsen of andere belangrijke plaatsen helpend zijn. In ‘Le monde des possibles’ wordt Google maps ook ingezet bij nieuwkomers. Bij deze mensen zijn de persoonlijke kaarten vaak zeer uitgestrekt en beslaan soms verschillende continenten. Ze bieden als het ware een kapstok om het verhaal over hun tocht aan op te hangen. Wat vonden de deelnemers uit de pilootregio? “Het is een goed idee om de Maps te gebruiken om het netwerk van de cliënt te visualiseren. Het kan een drempelverlagende tool zijn om een verstoord netwerk aan te tonen.”
105
Een extra voordeel is dat deze kaarten kunnen gedeeld worden. De cliënt kan er dus voor kiezen om anderen toegang te geven. Je zou dan als hulpverlener bijvoorbeeld een extra laag kunnen aanmaken met ‘hulp dichtbij’ waarop je alle organisaties ‘pint’ waar je cliënt terecht kan. Een andere mogelijkheid is: ‘Street view’. Street view geeft de mogelijkheid om letterlijk een straat of gebouw te bekijken in Google maps. Als je bijvoorbeeld iemand wil doorverwijzen naar een andere dienst of een andere locatie, kan het heel drempelverlagend zijn om eerst al eens samen met je cliënt te buurt en het gebouw in kwestie te gaan bekijken. Ook Google Earth kan handig zijn om een gesprek te starten over land of plaats van herkomst. De cliënt zit als het ware ‘aan het stuur’ en laat je zien welke plaatsen voor hem/haar van belang zijn of geweest zijn. Google Earth moet je apart downloaden, dat kan hier.
Genogrammen en ecogrammen Met het opstellen van een genogram breng je het familiale netwerk in kaart. Een ecogram is de visuele voorstelling van het volledige netwerk van de cliënt. Dit omvat zowel familie, vrienden, kennissen en eventueel het hulpverleningsnetwerk. Dit is een waardevolle, niet bedreigende manier om meer zicht te krijgen op de levensloop van de cliënt en de relaties die daarin bepalend (geweest) zijn. Een genogram of ecogram is geen doorlopende tekst maar eerder een stafkaart die uitgetekend wordt, het visuele karakter maakt het een zeer toegankelijk en begrijpbaar instrument voor cliënten. Een genogram of ecogram maakt het volledig (familiale) netwerk zichtbaar, iedereen krijgt er zijn plaats. Zelfs al is die persoon bijvoorbeeld ‘verbannen’ uit het leven van de cliënt. Het maakt de afwezigen aanwezig. Uittekenen van het netwerk kan zicht geven op tot dan toe onzichtbare steunbronnen en empowerend werken. Het is ook een goede manier om bruggen te bouwen en verbindend te werken. Een genogram tekenen kan natuurlijk met pen en papier. Een digitale versie heeft als voordeel dat wijzigingen makkelijk kunnen aangebracht worden zonder alles te moeten hertekenen. Foto’s, tekst, extra uitleg kunnen makkelijk worden toegevoegd om het netwerk nog meer tastbaar en zichtbaar te maken. In tijden van digitalisering van dossiers, kan een digitaal genogram mee opgenomen worden in het dossier (in plaats van ergens in een apart papieren mapje).
106
Nieuwe media en hulpverlening
09
Er bestaat gratis software die je kan gebruiken. Genopro is één van de betere programma’s om digitale genogrammen te maken. Jammer genoeg is de meest recente versie betalend. Maar je kan wel een beta-versie installeren die volledig gratis blijft. Ga naar deze link en zoek versie Beta13h (juni 2005). Die kan je dan installeren en zonder activatiecode blijven gebruiken. Nadeel van deze software is wel dat het een beetje tijd vraagt om ermee vertrouwd te geraken. Maar eens je de ‘knopjes’ beet hebt, is een digitaal genogram vrij makkelijk op te maken. Op deze pagina vind je meer uitleg om met Genopro aan de slag te gaan. Je kan natuurlijk niet van elke cliënt verwachten dat hij software gaat installeren en makkelijk met zo’n software kan werken. Wat wel kan, is dat je cliënt zelfstandig aan een papieren versie werkt tussen gesprekken door, en dat je samen met hem de versie op pc uittekent. Met eventueel de nodige foto’s, afbeeldingen,… Om ecogrammen te tekenen kan je gebruik maken van software als Microsoft Publisher (met behulp van ‘vormen’ of ‘shapes’). Deze onlinetoepassing laat je toe eenvoudige ecogrammen te maken. Je kan ze niet bewaren maar wel printen of opslaan met een printscreen. Maar nog veel belangrijker dan de keuze om een genogram of ecogram op papier of digitaal te maken, is het inhoudelijke aspect. ‘Netwerken’ bestaan zowel online als offline. Het kan dus ook bijzonder verhelderend en zinvol zijn om ook het digitale netwerk van de cliënt mee op te nemen.
107
Sociaalnetwerksites Als we spreken over netwerken op het net, kunnen we natuurlijk niet voorbij sociaalnetwerksites. Ze bestaan in allerlei vormen, met de meest verscheiden onderwerpen. Op deze website vind je een mooi overzicht van de ‘boom’ van sociale media in België. Hoewel de media meer en meer berichten dat Facebook op de terugweg is, is dit bij ons zeker nog niet het geval. In 2013 overschreed Facebook de kaap van 5 miljoen gebruikers in België. Van de jongeren die bevraagd werden voor Apestaartjaren 5, heeft 89.9% een actieve account (minstens één keer per maand inloggen). Facebook is zeker bij jongeren nog altijd het digitale middel bij uitstek om je netwerk te onderhouden of uit te bouwen. Maar de oudere generaties zijn een snelle inhaalbeweging aan het maken. De groep van 45 tot 54jarigen is de snelst groeiende leeftijdsgroep.12 Als je dus werkt met cliënten en hun netwerk, loont het zeker de moeite om dit ruim netwerk samen onder de loep te nemen. Dat kan door echt samen op Facebook te gaan kijken. Natuurlijk enkel nadat je cliënt je daarvoor de toestemming geeft. Stel dat je cliënt dit niet ziet zitten, dan kan je dit nog bespreken zonder rechtstreeks met het profiel te werken. Je kan je cliënt vragen een onderscheid te maken tussen goede vrienden, kennissen, zelfs onbekenden waarmee hij of zij bevriend is. Vraag na of je cliënt werkt met vriendenlijsten. Dit is heel zinvol om zijn privacy te beschermen, maar geeft ook aan hoe je cliënt zijn netwerk ziet, hoe hij het onderscheid maakt tussen mensen die veel dingen mogen weten en mensen die wat meer op afstand worden gehouden. Wanneer je met een cliënt werkt rond herstellen van verbindingen, kan Facebook een instrument zijn om op zoek te gaan naar mensen met wie de cliënt een band wil hervatten. Als andere contactgegevens ontbreken, kan Facebook het enige overblijvende kanaal zijn om opnieuw contact te initiëren. Het gaat er niet om om in het wilde weg vriendschapsverzoeken te sturen, maar wel om dit samen met je cliënt grondig voor te bereiden. Samen ga je op zoek naar een goede manier om terug contact op te
108
Nieuwe media en hulpverlening
09
nemen, welk kanaal daarvoor het meest geschikt is en hoe de cliënt die stap concreet kan en wil zetten. Op hoe je Facebook kan inzetten op organisatieniveau, komen we later terug.
9.3. Digital storytelling Zoals de naam het zegt is digital storytelling het vertellen van een verhaal met behulp van digitale beelden die zijn voorzien van (ingesproken) teksten, muziek, geluiden of effecten. Digital storytelling is al een tijdje een hype in de marketing-wereld maar ook binnen de hulpverlening kan dit een krachtige methodiek zijn. Verhalen vertellen zit in onze aard. Bij digitaal vertellen wordt het louter verbale aangevuld of vervangen door beeld en klank. Deze manier van vertellen doet beroep op de creativiteit van de cliënt en geeft veel ruimte om emoties te gaan exploreren en visualiseren. De cliënt maakt een hoogst persoonlijk ‘werkstuk’ over een bepaalde periode van zijn leven. Digital stories spreken mensen zo hard aan net omwille van die emotionele en doorleefde component. Door beelden, geluid en eventueel tekst te gaan combineren, maakt de cliënt indirect ook een synthese van deze periode. Hij kan reflecteren met de nodige afstand. Dergelijk verhaal maken vraagt wel enige software en knoppenkennis, maar voor cliënten die meer ‘tech savvy’ zijn, kan het een heel mooi project zijn binnen het hulpverleningsproces. Gratis software die je daarvoor kan gebruiken is MovieMaker (Windows) of iMovie (Apple). Er zijn ook een heel aantal apps beschikbaar. Hier vind je er een aantal.
9.4. Zelfhulp online Zelftests zijn zeer laagdrempelig. Ze kunnen vaak helemaal anoniem uitgevoerd worden en zijn vrijblijvend. Afhankelijk van het resultaat, kunnen zelftesten normaliseren of net signaleren dat er misschien wel iets aan de hand is. Op die manier kunnen deze tests een bijkomend ‘duwtje in de rug’ zijn om de stap te zetten naar hulpverlening. Maar ook binnen de context van de hulpverlening, kunnen ze een welkom instrument zijn om een aantal zaken op te volgen en in kaart te brengen. Een zelftest kan bijvoorbeeld deel uitmaken van de evaluatie van een begeleiding. Eerdere resultaten kunnen vergeleken worden met de actuele stand van zaken. Zelftests kan je samen met de cliënt uitvoeren tijdens een face to face gesprek maar je kan even goed je cliënt vragen tussen twee gesprekken door zelfstandig de test te doen. De resultaten zijn dan voer voor een volgend gesprek.
109
We lijsten een aantal gratis zelftests op (geen inloggen nodig): Motivatietest rond alcoholgebruik Zelftest rond internetgebruik Zelftest cannabisgebruik (-18 jaar) en +18 jaar Zelftest rond gokken Zelfbeoordelingstest van Fit in je hoofd Een andere laagdrempelige onlinetoepassing is het forum, een plaats op het internet waar mensen elkaar vragen stellen, meningen geven, … Over elk mogelijk onderwerp is wel een forum te vinden. Het ene al iets zinniger dan het andere. Binnen het kader van hulpverlening kan het goed zijn een cliënt naar een forum te verwijzen. De cliënt kan daar (h)erkenning vinden rond zijn problemen of moeilijkheden. Zelfs zonder actief deel te nemen, kan hij vragen en antwoorden van anderen nalezen en daar misschien iets van opsteken. Een forum heeft in principe één of meer beheerders die moeten toezien op een goede gang van zaken. In de praktijk is dit niet altijd het geval. Sommige forums zijn een broedplaats voor trollen en flamewars. Let ook op met informatie die op een forum te vinden is. Maak zelf een goede selectie van degelijke forums. Als je dit wil meegeven aan een cliënt, ga eerst samen eens kijken naar het forum. Geef mee waarom je iemand naar een welbepaald forum doorverwijst. Bespreek achteraf wat de cliënt er wel of niet uit gehaald heeft en stuur bij wanneer nodig (bij verkeerde informatie, misverstanden,…). Schoolvoorbeeld van een goed forum voor jongeren is dat van Awel.
9.5. Serious games Serious games zijn spelletjes die meer willen bieden dan enkel entertainment. Vaak hebben ze een educatieve bedoeling. Can you fix it is een game die gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Jongeren bekijken filmpjes met potentieel overschrijdende situaties en kunnen de afloop van het verhaal aanpassen. 2025 ex machina: een game over digitale identiteit (enkel in Engels en Frans). Geen echte game maar wel mooi gedaan. Met de drugdancer kan je zien welk effect een bepaalde drug heeft op een dansende meid. Je kan bij elke drug bijkomende info lezen en je kan de dosis opvoeren. Ping of ‘poverty is not a game’. Dit spel is ontwikkeld om met leerlingen van de 2de en 3de graad secundair onderwijs een gesprek aan te gaan over armoede en wat het betekent om arm te zijn.
110
Nieuwe media en hulpverlening
09
9.6. Apps Er zijn maar weinig hulpverleningsorganisaties die zelf ontwikkelde apps aanbieden. Maar toch zijn apps dé (relatief) nieuwe tendens op het internet. Uit het onderzoek Apestaartjaren 5 bleek al dat 86% van de bevraagde jongeren tussen 12 en 18 jaar een smartphone bezit. Bijkomend is er in 69% van die gezinnen thuis een tablet aanwezig. Ook kinderen vinden vlot de weg naar de tablet. In 82,4% van de huishoudens met kinderen is er één aanwezig. 26,1% van de kinderen die een tablet heeft, geeft bovendien aan dat ze die tablet niet moeten delen met anderen. De opgang van het mobiele internet werd al langer voorspeld. In 2014 werd voor het eerst vastgesteld dat er in de VS meer op internet gesurft wordt met mobiele apparaten dan met een laptop of pc.
Apps worden dus hoe langer hoe belangrijker aangezien hun bereik zo groot is. Een app laten maken heeft een zwaar prijskaartje. Vandaar dat dit niet aan elke organisatie gegeven is. De hoeveelheid en variatie binnen de app-wereld is zo groot, dat er veel apps zijn te vinden die wel een nut kunnen hebben binnen de hulpverlening. We lijsten er een paar op. On track again (blz 112) Auti-plan zorgt voor een duidelijke dagplanning met pictogrammen. Deze app is gemaakt voor mensen met autisme, ADHD of een verstandelijke beperking en voor hun omgeving (gezin, organisaties). Een aantal functies zijn gratis. Voor de volledige versie moet je betalen. Grip op je dip is een app die depressie bij jongeren wil voorkomen. Enkel verkrijgbaar in de app-store.
111
Als je het gevoel hebt dat je smartphone je net iets te veel in zijn greep heeft: Menthal is een app die je smartphonegebruik monitort. Verkrijgbaar bij Google Play maar enkel in Engels. Wepopp is de smartphone-versie van een doodle. Maakt afspreken en plannen een pak makkelijker. myPill is een gratis app die je herinnert aan je anticonceptie. Kan je zowel gebruik voor de pil, de vaginale ring, als de anticonceptiepleister en zelfs andere medicatie. Gratis in de app-store. De meeste grote banken hebben ondertussen ook een mobile app waarmee je je rekeningsaldo kan raadplegen. In mei 2014 lanceerde Bancontact/Mister Cash een app waarmee je ook mobiel kan betalen. De bekende website Immoweb, heeft een app die beschikbaar is in Google Play en in de app-store. De lijst is bijna oneindig. Er zijn apps om je stemming in de gaten te houden, om gezonder te eten, beter te slapen, ehbo apps, … Ga je zelf op zoek naar apps, test ze dan eerst uit. Let ook op de rechten die je een bepaalde app geeft: tot welke informatie krijgt een app toegang en met wie wordt die informatie gedeeld.
9.7. Andere hulpbronnen De online budgetplanner is een tool die in vele organisaties bekend is en al volop gebruikt wordt. Mijn doelen stellen biedt zowel jongeren als volwassenen een extra steun om voorop gestelde doelen te realiseren. En dit op vlak van school, werk, relaties… . Je kan doelenkaarten maken over een aantal vooraf ingestelde thema’s, maar je kan ook blanco doelenkaarten bewerken. Als de cliënt deze website volledig anoniem wil gebruiken, dan kan hij/zij best een anoniem mailadres aanmaken.13 On track again is een website en app (Google play en de app-store) die ontwikkeld is om jongeren te ondersteunen na een suïcidepoging, maar kan ook ingezet worden bij jongeren die zich vroeger in het suïcidaal proces bevinden. De rechtenverkenner geeft een mooi overzicht van alle sociale rechten die iemand kan inroepen. Dit is geen website waar je cliënten zomaar naar doorverwijst. De gegevens die nodig zijn om de rechtenverkenner op maat een antwoord te laten formuleren, zijn niet altijd eenduidig. Dit is dus bij uitstek een website om samen met de cliënt te overlopen en als nodig te duiden.
112
Nieuwe media en hulpverlening
09
Symbaloo kwam hierboven al ter sprake als een goede manier om je internetfavorieten te bundelen. Een anekdote. Tijdens het pilootproject van Media-W, waren de projectmedewerkers in een residentiële setting een symbaloo aan het opstellen voor het CAW. Een cliënt komt langs en ziet de medewerkers achter de laptops zitten. De symbaloo staat open en hij is erdoor gefascineerd. Hij krijgt van de medewerkers een spoedcursus en 5 minuten later zit hij gefocust te experimenteren met een eigen symbaloo-account achter de gemeenschappelijke PC. Een paar tellen later heeft hij een eigen symbaloo-pagina met websites die hij veel gebruikt. Hij krijgt nog mee om zeker uit te loggen na zijn gebruik. Zo makkelijk kan het zijn om rond mediawijsheid te werken. Deze website geeft een mooie bundeling over hoe je jezelf kan verwijderen van verschillende websites of platformen. Een goede website voor ouders is uwkindenseks.nl. Deze website laat simulaties zien van ouders die met hun kind(eren) het gesprek aangaan rond delicate onderwerpen. De kijker kan een keuze maken uit verschillende manieren om het gesprek te voeren. Daarna wordt getoond hoe je zo’n gesprek kan aanpakken. Op de hoofdsite vind je ook goede informatie en opvoedingstips rond andere thema’s zoals roken, alcohol, voeding, … . Skype biedt eveneens mogelijkheden binnen de hulpverlening. Hier kan je een artikel lezen over hoe een CAW Skype inzet in de gevangenis van Turnhout. ‘Beeldbellen’ is een methodiek die zeker kan ingezet worden als mensen elkaar fysiek niet kunnen ontmoeten. De voordelen van Skypen over telefoneren kan je ook in het artikel nalezen. Kwikstart is een website en bijhorende app voor jongeren tussen de 16 en 23 jaar waarin alle zaken die geregeld moeten worden op een rijtje staan . Hij is van Nederlandse makelij dus niet volledig van toepassing op Belgische jongeren maar biedt toch alvast interessante kapstokken. Nog een gemakje van het internet: de aanvraag van een nieuwe PIN-code voor je elektronische identiteitskaart kan nu ook via het internet. Je moet wel nog naar de gemeente om de pin-code in te stellen.
Tijdlijnen Met een tijdlijn kan je een (periode van) het leven van je cliënt in kaart brengen op een visuele manier. Een tijdlijn kan ervoor zorgen dat chaotische informatie meer geordend wordt, dat er soms tot dan toe verborgen samenhangen duidelijk worden. Een tijdlijn opstellen (de cliënt alleen of samen met de hulpverlener) biedt een schat aan informatie. Een digitale tijdlijn maakt het mogelijk om aanschouwelijk te werken. Je kan afbeeldingen, video’s en zelfs muziek integreren, tekst vervangen
113
door een beeld … . Kortom, de levenslijn wordt een heel persoonlijk instrument, zowel qua inhoud als qua vorm. Nog een voordeel van een digitale tijdlijn is dat ze deelbaar is met anderen en ze makkelijk kan aangevuld en aangepast worden. De tijdlijn blijft ook altijd beschikbaar voor de cliënt. Het enige dat hij nodig heeft is internet en een login. Een veelgebruikte site om tijdlijnen aan te maken is timerime. Je vindt er een groot aantal publieke tijdlijnen gaande van kunstgeschiedens, over het leven van Michael Jackson tot de geschiedenis van de auto-industrie. Maar je kan ook je eigen privé-tijdlijn maken, waarin je de volledige levensloop kan uittekenen, of je lijn kan toespitsen op een bepaalde (moeilijke, chaotische …) periode uit je leven. Hier vind je een tutorial over hoe je zo’n tijdslijn kan aanmaken. Denk er altijd aan om de instelling op ‘privé’ te zetten. Ook hier geldt de tip dat je je cliënt best kan voorstellen om met een anoniem e-mailadres te werken.
9.8. Iedereen, alles en altijd digitaal? Nee, natuurlijk niet. Geen enkele methodiek of techniek is zaligmakend. Dit geldt ook voor internettoepassingen. ICT-tools ga je kiezen op basis van wat je kerntaken zijn, wat de opdracht is van je organisatie of je werking. Dan begint het individuele verhaal: is dit voor deze cliënt, in zijn welbepaalde situatie een goede methodiek om te gebruiken? Inzetten van tools is maatwerk. Maatwerk dat afhankelijk is van de mate waarin de hulpverlener ervoor open staat én zich voldoende uitgerust voelt. Die ‘basisuitrusting’ bestaat uit alle facetten die samen mediawijsheid vormen in combinatie met goed ontwikkelde hulpverleningsvaardigheden. Werken met ICT-tools kan nieuw zijn wat het technische aspect betreft. Maar de uiteindelijke doelstellingen - mensen tot hun verhaal laten komen, dialoog installeren, reflectie stimuleren, werken aan verbindingen enzomeer - zijn allerminst nieuw en zitten ingebakken in het sociaal werk.
114
Nieuwe media en hulpverlening
09
115
10. De krachten van nieuwe media
Ook in de organisatie zelf kunnen nieuwe ICT-toepassingen een grote hulp zijn. Ze maken het werk(leven) en interne communicatie makkelijker. Tegelijk helpen ze hulpverleners om eventuele koudwatervrees voor pcgebruik te overwinnen. Hieronder vind je een overzicht van een aantal instrumenten die je kunnen ondersteunen in je professionele context. Dropbox is een clouddienst waar je bestanden kan opslaan en delen met anderen. De bestanden zijn dan via internet beschikbaar voor iedereen die toegang gekregen heeft. Dit kan zeer handig zijn voor grote bestanden (die moeilijker door te mailen zijn) of bestanden waar verschillende collega’s samen aan willen werken. Dropbox is gratis, je moet wel een account aanmaken. Denk aan een veilig paswoord. Google Drive is interessant om bestanden te delen en er samen aan te werken. Je hebt hier een Google-account voor nodig. Enige nadeel is, wanneer je met meerderen werkt aan document niet altijd duidelijk is wie wat gewijzigd heeft. Je moet je ook blijvend bewust zijn dat je op Google werkt, dit is dus niet de juiste plaats om aan vertrouwelijke of persoonlijke documenten te werken. Voor foto-bewerking is Photoshop de standaard maar dit is een vrij duur en technisch veeleisend programma. Een open source alternatief voor Photoshop is Gimp. Technisch makkelijkere alternatieven zijn Picfont, Picmonkey of Pixlr. Yammer is een soort besloten sociale netwerksite voor bedrijven en organisaties. De layout is zeer herkenbaar en eenvoudig onder de knie te krijgen. Er kunnen op eenvoudige manier berichten uitgewisseld worden en documenten, foto’s,… geplaatst. Minder rommel in je mailbox dus. Ook handig is dat yammer een e-mail stuurt aan het netwerk wanneer iemand iets gepost heeft, je hoeft dus niet altijd ingelogd te zijn. Zie deze link voor een handleiding. Skype kennen we allemaal. Handig aan skype is dat je een groepschat of groepsvideocall kan organiseren. Handig voor hulpverleners die op verschillende locaties zitten en toch even digitaal willen overleggen. Dat kan ook met Google Hangouts. Let ook hier op met persoonlijke of vertrouwelijke informatie. Winrar-winzip: deze programma’s zorgen ervoor dat een aantal bestanden samen ‘geperst’ worden in één bestand. Kan sommige files kleiner maken en beter ‘e-mailbaar’, zorgt er ook voor dat je volledige mapjes in één bestand kan doorgeven (om orde en structuur in je documenten te behouden eerder dan 36 verschillende bestanden ongeordend in een attachment te steken).
116
binnen de organisatie
10
WeTransfer is interessant om grote bestanden door te sturen naar anderen (tot 2 GB). Alle bestandsformaten zijn mogelijk , dus heel interessant voor beeldmateriaal, filmpjes, opmaak bestanden,… Je krijgt een link in je mailbox van wat je hebt doorgestuurd en ook de afzender krijgt een link in zijn of haar mailbox. Nadeel is dat deze bestanden maar heel tijdelijk beschikbaar zijn. Het duurt vrij lang om iets te uploaden, maar het downloaden gaat erg snel. Dit is een oplossing voor de vele mailboxen die gelimiteerd zijn/worden om toch grote bestanden door te sturen of te ontvangen. OneNote (Microsoft) lijkt op één groot plakboek; dit is heel interessant voor alles waar je over wil brainstormen of ideeën wil bijhouden. Je kan er echt alles in plakken, tekst, beelden, links,…. Een gratis alternatief en ook app is Evernote. Prey is een programma dat je op je laptop of smartphone kan installeren. Wanneer je device gestolen wordt, zal je webcam of camera foto’s nemen van wie je device aan het gebruiken in. Ben je op zoek naar andere woorden om in een chatgesprek of e-mail niet altijd dezelfde uitspraak te gebruiken? Dan kan je een kijkje nemen op synoniemen.net. Leerzame onnozelheid: met Typeracer kan je je typing skills op een leuke manier verbeteren. Kan handig zijn voor hulpverleners die aan chathulp doen. Symbaloo kwam al ter sprake in het werken met cliënten. Maar ook voor je eigen organisatie, deelwerking of team kan het heel handig zijn om een aantal veel gebruikte websites op te lijsten en te delen met elkaar. Pinterest is een sociaalnetwerksite dat functioneert als een digitaal prikbord. Mensen ‘pinnen’ hun favoriete items vast op één of meerdere borden, al naar gelang hun interesses. Sommige hulpverleners neuzen rond op Pinterest om inspiratie op te doen. Je zou er misschien niet onmiddellijk aan denken, maar ook rond hulpverleningsthema’s (rouwverwerking, oplossingsgericht werken, genogrammen,…) zijn er heel wat items gepind en netjes terug te vinden op verschillende borden.
Aanwezig zijn op sociaalnetwerksites Organisaties binnen de ruime welzijns- en zorgsectoren vinden de weg naar sociaalnetwerksites. Facebook blijft een aantrekkelijk medium gezien het enorme bereik. Organisaties en experten zijn het erover eens dat dit geen medium is om aan hulpverlening te doen. De privacy van cliënten, in de hulpverlening natuurlijk een sterk aandachtspunt, kan op commerciële platformen allerminst gegarandeerd worden. Daar hebben we het al
117
uitvoerig over gehad. Maar dat betekent niet dat sociaalnetwerksites niks te bieden hebben voor de organisatie zelf. Als je op Facebook aanwezig bent als organisatie, dan doe je dit onder de vorm van een pagina. Het reglement van Facebook verbiedt dat organisaties zich profileren met een profiel. Profielen horen toe aan mensen, niet aan bedrijven of vzw’s. Een pagina kan je vergelijken met een digitale affiche. Een groot verschil met een papieren affichecampagne is natuurlijk het bereik. Je kan op korte tijd bijzonder veel mensen bereiken, zowel cliënten als potentiële cliënten. Je bereik dijt ook verder uit naarmate mensen je ‘posts’ gaan delen. Een pagina geeft je ook de mogelijkheid om als organisatie te tonen waar je voor staat, welke thema’s je wil aankaarten. Als je pagina’s van andere, relevante organisaties voor jouw werking volgt of ‘leuk vindt’, merk je ook welke thema’s er leven in je ruimer professioneel netwerk. Als je je pagina zo instelt dat berichten mogelijk zijn, dan geef je de bezoekers van de pagina ook de mogelijkheid om zich rechtstreeks naar jou te richten. Verder is Facebook een goede toeleider naar je website, waar je uitgebreide informatie kan plaatsen. Allemaal goede redenen om een aanwezigheid op deze sociaalnetwerksite te overwegen. Bedenk wel dat een goede pagina maken en onderhouden ook een tijdsinvestering vraagt. Je moet het internet en andere bronnen afspeuren naar inhoud die relevant is voor je doelgroep, eventueel afbeeldingen bewerken, regelmatig posten, … . Er komt dus één en ander bij kijken. Maar zoals bij elke ‘tool’ die we al beschreven hebben ga je eerst afwegen of dit voor jouw (potentiële) doelgroep relevant is en of je de nodige tijd en kennis in huis hebt. Pas als je op deze drie vragen positief kan antwoorden, loont het de moeite om je organisatie lid te maken van de Facebook-wereld. Dat aanwezigheid op sociaalnetwerksites niet altijd een succes is, bleek uit de Twitteravonturen van twee politiekorpsen in de Verenigde Staten. Hier krijgt de NYPD ervan langs en op deze link moet de Baltimore Police Department eraan geloven.
Auteursrechten Op internet zijn films, series, e-books, muziek, foto’s, … vlot te verkrijgen. Zowel legaal als illegaal. Illegale downloads zijn een inbreuk op het auteursrecht aangezien een muzikant, filmmaker, schrijver die een vergoeding wil voor zijn werk, geen enkele cent krijgt. Auteursrecht of copyright is een bijzonder complexe materie. We beperken ons tot een paar hoofdlijnen die van belang kunnen zijn voor je organisatie of voor je cliënten die zelf actief media maken.
118
De krachten van nieuwe media binnen de organisatie
10
Het auteursrecht verleent aan de auteur het exclusieve recht te beslissen over de manier waarop en de voorwaarden waaronder zijn werk voor het publiek toegankelijk is. De auteur kan beslissen om zijn werk te verspreiden tegen een bepaalde vergoeding of om het gebruik onder zeer strikte voorwaarden toe te staan (bijvoorbeeld enkel privégebruik, verbod tot het maken van reproducties of aanpassingen van het werk, enz.). Sommige auteurs kiezen ervoor om hun werk door zoveel mogelijk mensen te laten gebruiken. Ze geven dan toestemming tot vrije toegang en vrij gebruik. Er bestaat zoiets als vrije licenties of open source licenties. Deze geven veel vrijheid aan de gebruiker, maar laten aan de auteur de mogelijkheid om ook voorwaarden op te leggen. De meest gekende vrije licenties zijn GNU-GPL (General Public License, vooral voor computerprogramma’s) en Creative Commons (vooral voor artikelen, foto’s, muziek, video’s, …) die kopiëren, veranderen en distributie van het werk toelaat. Vaak zijn hier wel een aantal voorwaarden aan verbonden, die moet je telkens expliciet gaan nakijken. Voorwaarden kunnen zijn: niet gebruiken voor commerciële doeleinden, refereren naar de auteur, … . Op deze website vind je de verschillende logo’s van Creative Commons en hun betekenis. Open source programma’s zijn dus vaak helemaal gratis te gebruiken. De broncode is ook beschikbaar waardoor je zelf aanpassingen kan doen aan een bepaald programma. Bekende Open Source software is Apache OpenOffice, een gratis alternatief voor Microsoft Office. Google Chrome en Mozilla Firefox zijn ook Open Source. De open variant van Indesign is Scribus. Photoshop kan je vervangen door Gimp en een alternatief voor Illustrator is Inkscape. Op Sourceforge vind je een mooie inventaris van andere Open Source programma’s. Dit kunnen goede tips zijn voor cliënten die aan de slag willen met een aantal programma’s, maar niet altijd de middelen hebben om de (vaak) dure en beter gekende varianten aan te schaffen. Rond gebruik van afbeeldingen valt ook heel wat te zeggen. Er bestaat zoiets als portretrecht: je moet eerst aan iemand de toestemming vragen vooraleer je een foto neemt. Als je die foto’s bijvoorbeeld op je Facebook wil posten, moet je daar ook extra toestemming voor vragen. Als je bijvoorbeeld een actie doet en je wil wat sfeerfoto’s posten, dan kan dit enkel op voorwaarde dat de gefotografeerde personen hiervan op de hoogte zijn en er geen bezwaar tegen hebben dat hun foto gebruikt wordt. Uitzonderling daarop zijn bekende figuren. Aan hen moet je dus geen toestemming vragen, maar je moet er altijd wel op letten dat je foto’s geen inbreuk plegen tegen de privacy van die persoon. Er is ook een onderscheid tussen ‘gerichte’ en ‘niet-gerichte’ beelden. Hier kan je er meer over lezen.
119
Als je op zoek bent naar afbeeldingen die je gratis kan gebruiken, dan vind je op deze website een mooie oplijsting. Kijk bij elke website of specifieke afbeelding wel na onder welke voorwaarden je de foto’s mag gebruiken. Hoe zit het met auteursrechten voor dingen die je zelf post op een sociaalnetwerksite? Daarvoor moet je telkens gaan nakijken hoe het zit met de algemene voorwaarden. Bij deze meeste sociaalnetwerksites zal je zien dat je zelf het auteursrecht behoudt, maar je geeft wel een licentie aan Facebook, Linkedln, … . Dat betekent concreet dat je aan die website het recht geeft om die zaken te gebruiken, verspreiden, aan te passen en zelfs te commercialiseren zoals ze het zelf willen.
120
De krachten van nieuwe media binnen de organisatie
10
121
11. We zijn mee!
Als je deze bundel hebt doorgenomen, heb je er een hele wandeling op zitten in de wondere wereld van het internet. Een wandeling die niet rechtstreeks van punt A naar punt B gaat maar die zachtjes kronkelt, met af en toe een omweg. Waarschijnlijk ook een langere wandeling dan je voorzien had. Helemaal analoog met de manier waarop we op internet surfen. Op die wandeling ben je leuke dingen tegen gekomen, maar ook op harde, confronterende zaken gebotst. Met deze bundel hebben we een wandelroute met wegwijzers willen uitstippelen. Wegwijzers die zowel gevaren signaleren alsook mogelijkheden en kansen. Om jullie, de hulpverleners, wegwijs te maken in mediawijsheid. Zodat jullie al die wijsheid kunnen doorgeven aan de cliënten waar jullie dagdagelijks mee werken. Zowel online als offline. Veel succes!
122
11
123
12. Verklarende woordenlijst
124
adware
vorm van spyware die zich richt op het tonen van advertenties of het verwerven van marketinggegevens over het surfgedrag van de gebruiker
app
applicatie, ICT toepassing
beta(versie)
testversie van hard- of software
browser
programma waarmee je internetpagina’s kan bekijken. To browse: bladeren. Meest bekende voorbeelden: Internet explorer, chrome, Mozilla firefox, safari, android)
cookie
bestand dat opgeslagen wordt op de harde schijf van de surfer. Hierin wordt tijdelijke informatie over het contact met een bepaalde server bijgehouden
cyberslacking
gebruik op het werk van internet en mobiele technologie voor persoonlijke doeleinden
data mining
het zoeken naar relaties en patronen in grote databases, zonder vooraf de mogelijke relaties te definiëren
device
apparaat, in deze context om op internet te gaan (pc, laptop, tablet, smartphone)
early adopters
iemand die een bepaald product of een bepaalde technologie begint te gebruiken voordat de grote massa dat doet
ego-surfen
jezelf opzoeken op internet
flames/flamewar
scheldpartij op internet
FOMO
fear of missing out
FPS
first person shooter game, letterlijk een eerste persoonsperspectief schietgame. Het spel bestaat erin dat jij de schutter bent die zoveel mogelijk slachtoffers moet maken
geo-targetting
gerichte reclame op basis van locatie, de advertenties die je op internet ziet worden bepaald door de regio waar je je op dat moment in bevindt
googlewhacking
spel waarbij je twee zoektermen in google ingeeft met als doel maar één zoekresultaat te bekomen
ICT
informatie-en communicatietechnologie
knoppenkennis
operationele vaardigheden om hard- of software te bedienen
meme
een idee dat zich onder informatiedragers en sociale netwerken verspreidt, een besmettelijk informatiepatroon
MMORPG
massively multiplayer online role-playing game
netiquette
etiquette op het internet
12 netneutraliteit
principe dat internetgebruikers om het even welke webinhoud en applicaties mogen raadplegen en gebruiken zonder opgelegde beperkingen door hun internetprovider
newb(ie)
iemand die nieuw is op internet of in een bepaald spel of applicatie
owned/pwned
in je hemd gezet, belachelijk gemaakt, overmeesterd. De variant ‘pwnd’ is een typfout in World of Warcraft die een eigen leven is gaan leiden
peer to peer
internetnetwerk met gelijkwaardige deelnemers (peers= gelijken)
savvy - tech savvy
snugger, snel van begrip, technisch onderlegd
selfie
foto die je van jezelf maakt en vaak gebruikt wordt als profielfoto
sim
subscriber identity module. Een klein kaartje met een chip waarop een uniek identificatie nummer staat opgeslagen. Zo weet de telecom provider wie jij bent als je belt of gebeld wordt
spam
ongevraagde e-mails, vaak reclame
Streisand-effect
pogingen van een persoon of instantie om informatie te verbergen of te verwijderen en daardoor net veel meer aandacht trekken
tag
(binnen de context van sns) een zelfgekozen trefwoord dat door de gebruiker gekoppeld wordt aan een data-object
troll
een persoon die op fora, websites of chatkanalen berichten plaatst met het doel te provoceren en scheldpartijen uit te lokken
tut(orial)
een gebruiksaanwijzing of handleiding
url
Een Uniform Resource Locator (afgekort URL) is een gestructureerde naam die verwijst naar een stuk data. Bijvoorbeeld het unieke adres waarmee de locatie van een webpagina op internet wordt aangegeven.
wet van Godwin
als een online discussie lang genoeg duurt, maakt één van de deelnemers onvermijdelijk de vergelijking met de nazi’s of Hitler
125
13. Bibliografie
Apestaartjaren. (2012). Apestaartjaren 4. Apestaartjaren. Apestaartjaren. (2014). Apestaartjaren 5. Apestaartjaren. Bernays, E. (2007 [1928]). Propaganda. Comment manipuler l’opinion en démocratie. Paris: Editions La Découverte. Boudry, E., Vanwynsberghe, H., Verdegem, P. (2013). Tools en richtlijnen voor het meten van sociale mediageletterdheid: jongeren en de opvoedingsstijlen van hun ouders. Gent: Emsoc. Coupland, D. (2006). Jpod. Bloomsbury: New York. d’Haenens, L. en Vandoninck, S. (2012). Kids Online. Gent: Academia Press. Guichard, E. (2009). Le Mythe de la fracture numérique. From http://barthes.enssib.fr/articles/Guichard-mythe-fracture-num. html Jones, G. and Stokes,A. (2009). Online counseling. New York: Palgrave Macmillan. Jones-Kavalier, B. R., & Flannigan, S. L. (2006). Connecting the Digital Dots: Literacy of the 21st Century. From http :// www.educause. edu /EDUCAUSE+Quarterly / EDUCAUSEQuarterlyMagazineVolum/ ConnectingtheDigitalDotsLitera /157395 Kintaert, T. (2013). Beeldvorming van holebi’s in de media. Beeldvorming van holebi’s in de media. Een framinganalyse van de nieuwsuitzendingen van de VRT en de VTM. HogeschoolUniversiteit Brussel. Studiegebied toegepaste taalkunde of taal- en letterkunde. Klein, N. (2001). No logo. Rotterdam: Lemniscaat. Koutropoulos, A. (2009). Digital natives: Ten years after. From MERLOT Journal of Online Learning and Teaching: http://jolt. merlot.org/vol7no4/koutropoulos_1211.htm Lieten, I., Smet, P. (2012). Conceptnota mediawijsheid. Brussel: Vlaamse overheid. Livingstone, S. (2004). Media litteracy and the challenge of new information and communication technologies. From LSE Research Online: http://eprints.lse.ac.uk/1017 Livingstone, S. (2004). What is media literacy? Intermedia, 1820. Livingstone, S., Helsper, E. (2007). Gradations in digital inclusion: children, young people and the digital divide. New Media and Society, 671-696. Madden, M., Lenhart, A., Cortesi, S. et al. (2013). Teens, Social Media, and Privacy. From Pew Research Center’s Internet & American Life Project: http://pewinternet.org/Reports/2013/ Teens-Social-Media-And-Privacy.aspx Margaryan, A., Littlejohn, A., Vojt, G. (2011). Are digital natives a myth or reality? University students’ use of digital technologies. Computers and education, 429-440. Mediawijzer. (2010). Meten van mediawijsheid. Een studie naar een raamwerk, meetmiddelen en toepassing hiervan. Zoetemeer: Mediawijzer.
126
13 Meerkerk, G. (2007). Pwned* by the Internet. Explorative research into the causes and consequences of compulsive internet use. Den Haag: Basement Grafische Producties. Oblinger, D. & Oblinger, J. (2005). Is it age or IT: first steps towards understanding the net generation. In D. O. Oblinger, Educating the net generation (pp. 212-220). Pariser, E. (2011). The Filter Bubble. What the internet is hiding from you. New York: The Pengiun Press. Prensky, M. (2001). Digital natives, digital immigrants. On the Horizon, 1-5. Prensky, M. (2001). Digital Natives, Digital Immigrants: Do they really think different? On the Horizon, 1-6. Provost, D. (2012). Wanneer gesproken woord txt wordt. In Psychoanalyse en jongeren (pp. 57-75). Gent: Academia Press. Provost, D. (2014). Veelgestelde vragen rond het gebruik van social media in het CAW. Berchem: Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Raad voor Cultuur. (2005). Mediawijsheid - De ontwikkeling van nieuw burgerschap. Den Haag: Raad voor Cultuur. Suler, J. (2004). The Online Disinhibition Effect. Cyberpsychology and behavior, 321-326. Tisseron, S. (2008). Virtuel, mon amour. Paris: Albin Michel. Tisseron, S. (2012). La Culture Numérique. From Culture mobile: http://www.culturemobile.net/visions/serge-tisseron-culturenumerique#ancre-pdf Tisseron, S. (2013). 3-6-9-12 Apprivoiser les écrans et grandir. Toulouse: Editions érès. Ugandera, J. e. (2012). Structural diversity in social contagion. University of California at San Diego, La Jolla, CA,. University of California at San Diego, La Jolla, CA. Van Cleemput, K. B. (2013). Zes jaar onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen, België en daarbuiten: een overzicht van de bevindingen. (White Paper Friendly Attac, IWT-SBO). Retrieved juli, 2014 from http://bit.ly/1neeWHb Van Deursen, A. (2010). Internet Skills. Vital assets in an information society. Enschede: Gildeprint Drukkerijen. Vermeersch, L., Van den Cruyce N., Vandenbroucke A., Segers, K. (2012). Werken aan mediawijsheid in Vlaanderen. Leuven: Hiva. Walrave, M., Van Ouytsel, J. (2014). Mediawijs online. Jongeren en sociale media. Leuven: LannooCampus.
127
14. Eindnoten
128
1
Van Driel, H. (2005). Digitale communicatie. Amsterdam: Boomonderwijs.
2
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Cookie_(internet)
3
Arendt, H. (1978) The Life of the Mind. New York, Harcourt Brace Jovanovich.
4
De lijst van de 400 rijkste mensen in de Verenigde Staten.
5
CLICK - CompuLsIve Computer use and Knowledge needs in Belgium, a multimethod approach – is een studie van BELSPO (Federaal Wetenschapsbeleid) in het kader van het federaal Onderzoeksprogramma Drugs, uitgevoerd door een onderzoeksteam met medewerkers van UNAMUR, Faculteit Sociale Wetenschappen KU Leuven, CRESAM en IVO. 2013.
6
zie verklarende woordenlijst.
7
idem.
8
zie https://www.alcoholhulp.be/zelfhulp/motivatie voor meer uitleg.
9
bron: http://bit.ly/1nMvyVs.
10
bronnen http://bit.ly/1r1UFHY en http://bit.ly/1w6mnRu.
11
Voorstelling op Federaal colloquium Sociale en digitale inclusie, Belgische Senaat, 26 april 2013.
12
http://bit.ly/ICG80P.
13
een mailadres waarin geen verwijzing gemaakt wordt naar de voornaam en naam.
14
129
COLOFON Auteur: Hannelore Akkermans (CAW Brussel) Eindredactie: Sandra Beelen (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) en Marleen Janssens (Thomas More) Druk: Eerste druk (september2014) Doel: Vormingsbundel Bestemming: Vorming Media-W
Media-W Praktische gids voor mediawijsheid in de hulpverleningsorganisatie
Deel 2
Inhoudstafel
0. Inleiding 6 1. Mediawijsheid in de hulpverlening!? 8 1.1. Doelstelling van Media-W 8 1.2. Drie basispijlers van mediawijsheid 11 2. Voor de start: randvoorwaarden 12 2.1
Investeer in voldoende en degelijk ICT-materiaal
12
2.2
Zorg voor duidelijke richtlijnen voor het werken met ICT-tools
12
2.3 Zorg voor draagvlak 13 3. Het Media-W model 14 Fase 1: Oriëntatie 14 Visie en richting bepalen 14 Nadenken over randvoorwaarden 15 De ‘mediawijsheids-medewerker’ 15 Informeren 16 Taakverdeling 16 Mijlpalen 16 Fase 2: Analyse 16 Het potentieel en goede praktijken blootleggen
16
SWOT-analyse uitvoeren 18 Top-down & bottom-up 18 Taakverdeling 19 Mijlpalen 19 Fase 3: Voorbereiding 19 Wie doet mee? 19 Kerngroep van sleutelfiguren samenstellen 20 And… action! 20 Taakverdeling 20 Mijlpalen 20 Fase 4: Vorming 21 Media-W 21
2
00 Kennis, vaardigheden en attitude 21 Emancipatie, methodieken en problematieken 21 Taakverdeling 22 Mijlpalen 22 Fase 5: Verspreiding 22 Oefening baart kunst 22 Train-de-trainer 22 Taakverdeling 23 Mijlpalen 23 Fase 6: Implementatie 23 De doelgroep bereiken 23 De drempel overwinnen 23 Mediawijsheid wijs toepassen 23 Mediawijsheid bij cliënten 24 Taakverdeling 24 Mijlpalen 24 Fase 7: Evaluatie en bijsturing 24
4.
Doorlopend doorheen het proces: inzetten op duurzaamheid
25
Een gedeelde verantwoordelijkheid: over rollen en bevoegdheden
26
4.1 Directie - initiators 26 4.2 Middenkader – facilitators 26 4.3 Hulpverleners – executors 27 5. Bouwstenen van een mediawijsheidspakket 28
5.1 Kerngroep 28
Advies voor een goede kerngroep 28 5.2 Vorming 29 Inhoudelijk advies 29 Organisatorisch advies 30 5.3 Tools 30 Basisregels voor het gebruik van tools 30
3
5.4 De organisatie online 31 Externe communicatie 31 Interne communicatie 32 Interne kennisdeling 32 5.5 Train-de-trainer 32 5.6 Ruimte voor initiatieven op teamniveau 34 6. Eindnoten 36
4
Inhoudstafel
00
5
0. Inleiding
Deze praktische gids is bedoeld ter ondersteuning voor hulpverleningsorganisaties die mediawijsheid willen implementeren in hun organisatie. Zowel bestuur en directie, als middenkader en praktijkwerkers vinden hier tips en advies op hun maat. De bevindingen uit het analyserapport van Media-W (2013) en het eindrapport van het ‘pilootproject Media-W’ in het CAW Brussel (2014)1 vormen de basis voor deel twee van deze Wegwijzer. In hoofdstuk één bekijken we waarom inzetten op mediawijsheid in hulpverleningsorganisaties zinvol en relevant is. De ervaringen uit het project Media-W vormen ons startpunt. Vervolgens bespreken we de doelstellingen van mediawijsheid en “blended” hulpverlening. Daarna schetsen we de drie pijlers van een traject mediawijsheid. In hoofdstuk twee bekijken we de noodzakelijke randvoorwaarden in functie van een succesvolle implementatie. Het volgende hoofdstuk bevat een praktische handreiking. We stellen het model van Media-W voor met de concrete acties, taakverdelingen en te bereiken mijlpalen per fase. Vervolgens bespreken we in hoofdstuk 4 de specifieke rollen en verantwoordelijkheden binnen de organisatie. We ronden af met een overzicht van de bouwstenen voor een evenwichtig pakket Mediawijsheid en geven per onderdeel nog enkele praktische tips en advies.
6
00
7
1. Mediawijsheid in de
Een hulpverlener uit het pilootproject In CAW Brussel formuleerde kernachtig waarom het zo belangrijk is om mediawijsheid een plaats te geven in de hulpverlening: “We leven nu eenmaal in een technologische samenleving. Het gebruik van computer en media zal naar de toekomst toe enkel toenemen. Ook zal het aandeel van het cliënteel dat deze middelen gebruikt, toenemen. Willen we dat onze cliënten aansluiting kunnen vinden bij de samenleving, dan dienen wij als hulpverleners ook aansluiting te vinden bij de technologie en de manier waarop we hiermee dienen om te gaan. Om onze cliënten weerbaarder te maken, en hen te begeleiden in de gedigitaliseerde wereld.” Zowel praktijkwerkers als cliënten leven in een steeds groeiende digitale wereld. Een belangrijk deel van de dagelijkse activiteiten vindt plaats op het internet. Praktische zaken worden online geregeld, maar ook vrije tijd en ontspanning, contacten met vrienden en familie spelen zich voor een groot stuk online af. Mediawijsheid in de hulpverlening richt zich op het ten volle leren zien van de kansen en de mogelijkheden van (nieuwe) media voor de versteviging van de maatschappelijke positie van de meest kwetsbaren in de samenleving. Het is de taak van de sociale professional om mensen, waar nodig, te begeleiden naar en op de digitale snelweg. De vaardigheden die de kern uitmaken van Mediawijsheid zijn erop gericht mensen te versterken door het kritisch denken aan te scherpen, het inzicht te vergroten, attitudes bij te stellen (bijvoorbeeld ten aanzien van de eigen privacy en die van anderen), persoonlijke netwerken uit te bouwen of te versterken … . Het gaat om vaardigheden die in het dagelijks leven een verschil kunnen maken. Beschikken over deze competenties versterkt mensen in het maken van eigen keuzes en in het vorm geven aan hun eigen leven. Mediawijsheid ondersteunt deze centrale doelstelling van sociaal werk.
1.1. Doelstelling van Media-W Media-W wil maatschappelijk kwetsbare jongeren en hun gezinnen via hun hulpverleners meer mediawijsheid, ICT expertise en doeltreffend gebruik bijbrengen opdat ze op een adequate en efficiënte manier gebruik kunnen maken van ICT: “kennen” - “kunnen” - “willen” (kennis, vaardigheden, bewustzijn).
8
hulpverlening!?
01
“
We leven nu eenmaal in een technologische samenleving.
Het gebruik van computer en media zal naar de toekomst
toe enkel toenemen. Ook zal het aandeel van het cliënteel dat deze middelen gebruikt, toenemen. Willen we dat onze cliënten aansluiting kunnen vinden bij de samenleving, dan dienen wij als hulpverleners ook aansluiting te vinden bij de technologie en de manier waarop we hiermee dienen om te gaan. Om onze cliënten weerbaarder te maken, en hen te begeleiden in de gedigitaliseerde wereld.”
“
Media-W wil maatschappelijk kwetsbare jongeren en hun gezinnen via hun hulpverleners meer mediawijsheid, ICT expertise en doeltreffend gebruik bijbrengen opdat ze op een adequate en efficiënte manier gebruik kunnen maken van ICT: “kennen” - “kunnen” - “willen” (kennis, vaardigheden, bewustzijn).”
9
Om mediawijsheid in de hulpverlening aan te scherpen is het belangrijk om te weten wat er allemaal bestaat in de wereld van de nieuwe media, hoe het precies werkt en waarvoor het moet dienen. Hulp verlenen in een digitaal tijdperk betekent ook dat hulpverleners leren omgaan met de kansen én de bedreigingen die nieuwe media met zich meebrengen. De einddoelstelling van Media-W is een positief effect op de mediawijsheid bij de eindgebruiker van hulp- en dienstverlening, i.c. maatschappelijk kwetsbare jongeren en hun gezinscontext.
Om dat doel te bereiken scherpt Media-W de mediawijsheid bij de intermediaire doelgroep aan: de hulpverleners. Zij kunnen cliënten op een enthousiaste, motiverende, deskundige én veilige manier begeleiden op het terrein van ICT en media. Om adequaat te kunnen ingaan op de vragen en behoeften van cliënten, is een goed begrip nodig van de huidige online context waarin ze leven. Hulpverleners kunnen een sleutelpositie hebben in het bevorderen van mediawijsheid, maar zijn zelf niet altijd goed thuis op dit terrein. Vanuit het besef dat dit belangrijk is en dat je “mee” moet zijn, zijn hulpverleners vragende partij naar vorming en ondersteuning. De doelstelling van Media-W bevat twee componenten: 1. Mediawijsheid bij cliënten bevorderen via mediawijze hulpverleners. Dit zijn hulpverleners die via vorming en training competenties hebben verworven op vlak van inhoud en didactiek van mediawijsheid. Ze hebben oog voor het mediagebruik van hun cliënten. Ze brengen het thema proactief aan in het hulpverleningstraject. Ze gaan samen met cliënten op zoek naar antwoorden op vragen en behoeften van cliënten in verband met mediagebruik. Ze brengen hun cliënten mediawijsheid bij en vervullen naast ouders en scholen een opvoedende rol betreffende het mediagebruik bij jongeren.
10
Mediawijsheid in de hulpverlening!?
01
2. Evolueren naar blended hulpverlening, waarin online tools en ICTmethoden de face-to-face begeleiding op gepaste wijze aanvullen. Met de implementatie van mediawijsheid streven we naar een evenwichtige blended hulpverlening waar online tools en methodieken mogelijkheden bieden ter aanvulling op de ‘offline’ methodes. Mediawijsheid integreren veronderstelt een duurzaam blended hulpverleningsmodel waarbij zowel de hulpverlener als de cliënt de mogelijkheden van het aanbod ten volle kunnen benutten.
1.2. Drie basispijlers van mediawijsheid Media-W vertrekt vanuit drie basispijlers waarop het van ‘mediawijsheid in de hulpverleningscontext’ gestoeld emancipatorisch werken, (2) methodisch werken en (3) de behoeften of problemen van cliënten. We bevelen aan om integreren van mediawijsheid in de organisatie steeds oog te voor al deze facetten.
geheel is: (1) vragen, bij het hebben
Emancipatorisch werken Hulpverlening impliceert het ondersteunen en begeleiden naar zelfstandig functioneren. Het gebruik van ICT past in die emancipatorische gedachte. Om ook online in een sterke positie te kunnen staan moeten cliënten over voldoende mediawijsheid beschikken. Methodisch werken Media-W stelt een aantal “online tools” voor die methodisch kunnen ingezet worden in de hulpverlening. Er is een grote variatie aan tools te onderscheiden en de evoluties op dit vlak gaan razend snel. Problematieken Het vormingsaanbod van Media-W stelt de hulpverlener in staat om vragen en behoeften vanuit een context van informatie- en communicatietechnologie te beluisteren en te begeleiden. Concreet betekent dit dat we de koppeling maken tussen de aanpak van bestaande sociale vraagstukken én ICT. Een vraag om hulp in een situatie van bijvoorbeeld cyberpesten wordt bekeken vanuit de ICT context waarbinnen het pesten gebeurt. Dat houdt in dat de hulpverlener goed moet begrijpen hoe dit precies in zijn werk gaat, wat de draagwijdte is en wat de mogelijkheden en valkuilen zijn bij het zoeken naar oplossingen.
11
2. Voor de start: randvoorwaarden
Het organisatiebeleid heeft een belangrijke verantwoordelijkheid in het welslagen van een traject mediawijsheid. Starten met de implementatie van mediawijsheid in de organisatie veronderstelt een expliciete beleidskeuze, met daaraan gekoppeld een duidelijke visie en strategie. Op basis van de analyse uit het Media-W pilootproject, formuleren we drie cruciale randvoorwaarden.
2.1. Investeer in voldoende en degelijk ICTmateriaal Een degelijke ICT uitrusting is cruciaal. Voldoende, goed werkend materiaal met een vlotte internetverbinding is een absolute must. Voldoende materiaal: elke medewerker heeft de nodige ICTmiddelen ter beschikking. Niet alleen de bureauruimtes moeten voldoende uitgerust zijn, medewerkers moeten ook over materiaal beschikken om samen met cliënten aan de slag te gaan, ter plekke of op locatie. De gespreksruimte moet mogelijkheden bieden tot het werken met ICT. Daarbij moet nagedacht worden over de aanschaf van mobiel materiaal, zoals een laptop of tablet. Dit biedt een aantal mogelijkheden voor het werken op verplaatsing en voor het gebruik van apps. Degelijk materiaal: hardware én software die up-to-date is, en gehouden wordt, en waar moderne en veel gebruikte toepassingen op kunnen draaien. De werkplekken moeten uitgerust zijn met een snelle internetverbinding. Een draadloze verbinding maakt het gebruik van mobiele toestellen op de werkplek mogelijk.
2.2. Zorg voor duidelijke richtlijnen voor het werken met ICT-tools Hulpverleners moeten tools en methodieken kunnen gebruiken zonder dat dit problemen geeft met de beveiliging van het netwerk. Het is daarom belangrijk om duidelijke afspraken en richtlijnen te formuleren voor de volledige organisatie. Een doordacht, duidelijk en goed gecommuniceerd ICT-beleid met aandacht voor mediawijsheid in de hulpverlening is essentieel. Bij het formuleren van afspraken en richtlijnen moet rekening gehouden worden met de snelheid waarmee onlineomgevingen kunnen veranderen. De mogelijkheden op Facebook bijvoorbeeld, veranderen voortdurend. Wat vandaag nog niet tot de mogelijkheden behoort, kan morgen plots wel en omgekeerd. Het beleid moet voldoende flexibel zijn om hierop te kunnen inspelen. Kwaliteitsvoorwaarden zoals privacy, beroepsgeheim, bereikbaarheid, … krijgen bij het online werken een extra dimensie. De taak van het organisatiebeleid is om hulpverleners hierover een kader aan te reiken
12
02 dat veiligheid biedt en duidelijkheid schept over verwachtingen van de organisatie en de grenzen waarbinnen hulpverleners werken.
2.3. Zorg voor draagvlak Met mediawijsheid starten impliceert hulpverleners en middenkader enthousiasmeren en opleiden. Zo groeit de attitudeverandering van onderuit. Maar bottom-up dynamieken worden best gecomplementeerd met top-down acties. Het is cruciaal dat het organisatiebeleid achter het thema staat, zelf goed op de hoogte is en de meerwaarde ervan kan zien en aantonen. De directie heeft de taak om het initiatief te nemen, het thema op de agenda te plaatsen en er te houden. Door een strategisch kader te scheppen voor mediawijsheid, in de vorm van doelstellingen, mijlpalen en afspraken kan de directie medewerkers aansporen om zich hierin verder te bekwamen. Leidinggevenden hebben als taak om mediawijsheid in hun teams in te bedden en op te volgen.
13
3. Het Media-W model
Een goed mediawijsheidstraject zit in elkaar als een goed recept. Er zijn verschillende stappen die op elkaar volgen en er zijn ingrediënten die je eerst moet toevoegen alvorens je naar de volgende stap kan overgaan. In bovenstaande hoofdstukken hebben we de meerwaarde toegelicht van mediawijsheid in de hulpverleningsorganisatie. In dit hoofdstuk bespreken we “Media W-model” dat we ontwikkelden in het pilootproject in CAW Brussel. Dit model beschrijft het implementatieproces in de organisatie van A tot Z.
Fase 1: Oriëntatie In dit model neemt de directie het initiatief om te starten met de implementatie van mediawijsheid. Ze doet dit in functie van concrete doelstellingen van de organisatie en vanuit een doordachte visie en strategie. Men is het eens over de reikwijdte van de implementatie en er wordt een tijdspad uitgetekend. Visie en richting bepalen Een eerste noodzakelijke stap is het beantwoorden van onderstaande vragen in relatie tot het thema ‘Mediawijsheid in de hulpverlening’: Waar gaat het precies over? Afbakening, definiëring & conceptualisering is cruciaal zodat iedereen duidelijk weet wat eronder verstaan wordt en het erover eens is. Weten we waar we naartoe willen (op korte, middellange & lange termijn)?
14
03 Weten we hoe je dit thema ‘hoort’ aan te pakken? Wat zijn basisuitgangspunten van mediawijsheid in de hulpverlening? Een deontologische toets: hoe rijmen we de aanpak op dit thema met de algemene deontologische principes in de organisatie? Aandacht voor organisatorische aspecten en randvoorwaarden: is de aanpak vanuit pragmatisch oogpunt ook haalbaar/wenselijk binnen de organisatie? Nadenken over randvoorwaarden Hoever staat de organisatie wat betreft de nodige randvoorwaarden voor de implementatie van mediawijsheid in hulpverleningsprocessen? Wat moet nog in orde gebracht worden en op welke termijn willen we dat doen? Het ontbreken van bepaalde randvoorwaarden wil niet zeggen dat er geen start kan gemaakt worden met een traject mediawijsheid. Er zijn in de organisatie altijd mensen die kennis en interesse hebben met betrekking tot het thema, of die er (misschien zonder het te beseffen) al aandacht aan besteden in hun hulpverleningspraktijk. Het is wel belangrijk als organisatie om een engagement aan te gaan om de randvoorwaarden zo snel mogelijk op pijl te brengen in functie van de duurzaamheid van de implementatie. De ‘mediawijsheids-medewerker’ Elk implementatieproces is een gedeelde verantwoordelijkheid van heel wat mensen. De slaagkansen verhogen als er effectief werktijd vrijgemaakt wordt om dit proces te organiseren, op te volgen en te ondersteunen. Vanuit Media-W adviseren we daarom om een ‘mediawijsheidsmedewerker’ aan te stellen. De organisatie kiest dan best voor iemand (intern of extern) die het thema op organisatieniveau kan bekijken en alle teams mee kan ondersteunen. De mediawijsheids-medewerker heeft een belangrijke taak in het creëren van draagvlak en het enthousiasmeren van medewerkers met koudwatervrees. Om dit te kunnen doen krijgt de medewerker het mandaat en de nodige tijd en ruimte. Profiel: Over de nodige inhoudelijke kennis beschikken om te kunnen antwoorden op vragen van collega’s. Over de nodige sociale vaardigheden beschikken om met weerstanden om te gaan. Een grote motivatie hebben om met het thema aan de slag te gaan. Overtuigd zijn dat meer mediawijsheid in de hulpverlening een meerwaarde biedt voor cliënten, hulpverleners en voor de organisatie.
15
Informeren In deze stap brengen leidinggevenden de medewerkers op de hoogte van de plannen rond mediawijsheid. Goede, tijdige en duidelijke communicatie is essentieel voor het slagen van elk verandertraject. Het is daarom aan te raden om een communicatieplan op te maken dat de implementatie ondersteunt. Medewerkers moeten ook de mogelijkheid krijgen om vragen en bedenkingen te kunnen uiten. De directie is duidelijk in de manier waarop ze met die vragen en bedenkingen omgaat en tegen wanneer medewerkers verduidelijking kunnen verwachten.
Taakverdeling ¾¾ Directie neemt het initiatief, formuleert een visie en strategie. ¾¾ Leidinggevenden brengen hun teams op de hoogte van de plannen. ¾¾ Mediawijsheid-medewerker organiseert het traject, zorgt voor opvolging en ondersteuning.
Mijlpalen 99 De organisatie heeft een visie op mediawijsheid en strategie en doelstellingen zijn uitgeklaard. 99 Alle medewerkers in de organisatie zijn op de hoogte van de mediawijsheidsplannen. 99 Er is een mediawijsheids-medewerker aangeduid.
Fase 2: Analyse Het potentieel en goede praktijken blootleggen Deze stap draait erom het potentieel van de organisatie te ontdekken. Dit kan via overleg en brainstormmomenten. Het is aan te raden het perspectief van alle medewerkers hierbij te betrekken. Richtvragen ter inspiratie: Waar willen we in de teams mee aan de slag? Waar liggen de mogelijkheden en de behoeften medewerkers, de leidinggevenden en de organisatie? Met welke vragen komen cliënten?
van
de
Welke teams zijn al bezig met media en ICT? Wat kan er van hen geleerd worden? Tijdens deze overleg- en brainstormmomenten komen bestaande ‘inspirerende praktijken’ en initiatieven uit de organisatie bovendrijven. Medewerkers kunnen elkaar inspireren en van elkaar leren.
16
Het Media-W model
03
Tip vanuit het pilootproject: dit uitwisselen kan ondersteund worden door het opzetten van een eigen pagina of groep op een online platform zoals Yammer2 , Ning3 of een andere bruikbare sociale mediatoepassing (Sharepoint).
17
SWOT-analyse uitvoeren Een manier om zicht te krijgen op de kansen en obstakels op vlak van mediawijsheid in de organisatie is het uitvoeren van een SWOT-analyse. Een SWOT-analyse bestaat uit een interne en externe omgevingsanalyse die een zicht geeft op sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen op vlak van mediawijsheid voor de organisatie. De strengths en opportunities geven weer wat de kansen voor de organisatie zijn. De weaknesses en threats kan je bekijken als kritische succesfactoren: waar kunnen we samen, als organisatie, oplossingen voor vinden? De SWOT-analyse kan tot het takenpakket van de mediawijsheids-medewerker behoren, maar kan ook uitgevoerd worden door bijvoorbeeld een staf- of beleidsmedewerker in overleg met de leidinggevenden. Input voor de SWOT wordt verzameld tijdens de brainstormsessies in de teams. Deze input kan aangevuld worden met materiaal uit documentanalyse (visieteksten, jaarverslagen, jaarplannen, beleidsplannen, rapportagegegevens, literatuur, wetenschappelijk onderzoek, ...). Het doel van deze informatieverzameling is het in kaart brengen van de prioritaire thema’s op vlak van mediawijsheid die de komende periode een uitdaging vormen voor de teams en de organisatie. Hierrond kunnen doelstellingen en activiteiten worden opgezet. Tip vanuit het pilootproject: voor het uitvoeren van een SWOT- analyse kan het onderzoek en de resultaten uit het Media-W pilootproject als referentiekader gebruikt worden. Top-down & bottom-up De input vanuit de werkvloer is van onschatbare waarde voor het verdere verloop van het traject. Om een optimale gedragenheid te creëren, combineren we een top-down benadering met een bottom-up aanpak. Dit wil zeggen: richtlijnen en opdrachten die van bovenaf (directie) komen, maar met ruimte voor de medewerkers die instaan voor de uitvoering om hun input en feedback te geven en initiatieven of verbeteringen voor te stellen. De directie biedt het nodige kader, de grote lijnen en afspraken, de medewerkers vullen zelf verder in en aan en maken concreet. Hulpverleners moeten gemotiveerd zijn én blijven. Dit kan enkel indien zij de relevantie van het project vanaf het begin inzien en voelen dat er met hun behoeften en wensen rekening gehouden wordt. Zelf verantwoordelijkheid kunnen en mogen dragen, versterkt dit proces.
18
Het Media-W model
03
Taakverdeling ¾¾ De directie zet het thema op de agenda en houdt het levendig. Zij biedt een kader voor de hulpverleners. De directie laat zich daarbij ondersteunen door de mediawijsheids-medewerker. ¾¾ Middenkader: organiseert brainstormmomenten op teamniveau en verzamelt de input uit de brainstorms. Samen met de mediawijsheidsmedewerker brengen ze via een SWOT-analyse de kansen en de bedreigingen op team- en organisatieniveau in kaart. ¾¾ Hulpverleners: geven hun input over hun ervaringen met mediawijsheid. Zij bepalen in overleg met hun rechtsreeks leidinggevenden het verdere verloop van het traject op teamniveau. ¾¾ Mediawijsheidsmedewerker: ondersteunt de directie en de teams waar nodig en leidt alles in goede banen.
Mijlpalen 99 Er is een SWOT-analyse opgemaakt die als startpunt dient voor het verdere traject. 99 Er is inzicht verworven in de kansen, bedreigingen en uitdagingen voor de organisatie op vlak van mediawijsheid. 99 De hulpverleners zijn betrokken: de eerste stap naar duurzaamheid is gezet.
Fase 3: Voorbereiding Wie doet mee? Op basis van de oriëntatie en analyse heeft de organisatie intussen zicht op wie er enthousiast is over het project en waar zich nog weerstanden bevinden. Hier kan de organisatie twee keuzes maken. In het eerste geval gaat de organisatie van start met de medewerkers die vanaf het begin enthousiast zijn over de mediawijsheidsplannen. Het gevaar hiervan is dat de restgroep achteraf misschien moeilijker te betrekken is. Anderzijds kunnen ‘early adopters’ wel zorgen voor inspiratie en overdracht naar hun collega’s toe. Ofwel gaan alle medewerkers en/of teams meteen mee het bad in. De keerzijde van starten met een grotere groep is dat de flexibiliteit en het tempo lager liggen. Tip vanuit het pilootproject: mediawijsheid implementeren betekent een gestaag veranderingsproces aangaan. Iedereen zal op zijn tempo de meerwaarde van dit project inzien. Start alvast met de meest gemotiveerde mensen, maar houd de deelname open voor iedereen die gaandeweg geïnteresseerd raakt. Zorg regelmatig voor de mogelijkheid tot “aanhaken”.
19
Kerngroep van sleutelfiguren samenstellen In deze fase kan een kerngroep worden samengesteld om het implementatieproces te ondersteunen en concreet mee vorm te geven. Zij zijn als het ware de ambassadeurs van het project die mediawijsheid in hun teams en bij hun collega’s telkens opnieuw op de kaart zetten. Investeren in een kerngroep verhoogt de kans op duurzaamheid van het implementatieproces. Leidinggevenden zijn best geplaatst om de oproep voor de kerngroep te doen. Ideaal is één deelnemer uit elk team. And… action! Stap 3 draait volledig om het klaarstomen van de organisatie en de medewerkers voor de eigenlijke start van het mediawijsheidstraject. Werken met media en ICT impliceert dynamiek en ruimte voor verandering. Een rigide, te geïnstitutionaliseerde manier van werken heeft bij een mediawijsheidstraject dan ook geen zin. De organisatie moet net inzetten in het opvolgen van nieuwe mogelijkheden en kennis, en die flexibel kunnen inzetten binnen zijn dagelijkse werking. Een visieen strategiebepaling is noodzakelijk (in fase 1), maar ook binnen een redelijke termijn overgaan tot actie is de boodschap. Al doende leert men en dat geldt zeker ook voor mediawijsheid. Hoe sneller de hulpverleners de nieuwe mediawijze attitude kunnen oppikken, hoe beter.
Taakverdeling ¾¾ Directie: neemt de eindbeslissing over de ‘selectie’ van deelnemers, stoomt de organisatie klaar. ¾¾ Middenkader: zorgt ervoor dat er afgevaardigden voor de kerngroep zijn uit elk team. ¾¾ Medewerkers: de meest gemotiveerde en geschikte medewerkers gaan een engagement aan. ¾¾ Mediawijsheidmedewerker: ondersteunt het proces en trekt indien mogelijk de kerngroep. Mijlpalen 99 Deelnemers kerngroep zijn bepaald. 99 De organisatie beschikt over een kerngroep van ‘ambassadeurs’ of ‘sleutelfiguren’: de tweede stap naar duurzaamheid. 99 De organisatie en de medewerkers zijn warm gemaakt en klaar voor actie.
20
Het Media-W model
03
Fase 4: Vorming Media-W Hulpverleners die hun cliënten mediawijsheid willen bijbrengen moeten zelf mediawijs zijn. Veel hulpverleners willen op dit vlak nog heel wat bijleren. Dat is één van de conclusies uit de analyse van Media-W. Daarom biedt Media-W een vormingspakket aan aan hulpverleners uit de CAW’s en andere hulpverleningsorganisaties. Media-W ontwikkelde dit pakket vanuit expertise, onderzoek en praktijkervaringen. De vormingen worden georganiseerd door het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk voor de duur van het project (tot eind 2015). Op basis van deze vorming kan je ook zelf aan de slag met de Wegwijzer. Verdere informatie vind je in hoofdstuk 5. We raden aan om van bij de start minimaal de sleutelfiguren uit de kerngroep en de mediawijsheid-medewerker in te schrijven voor de vorming. Kennis, vaardigheden en attitude De eerste leerdoelstelling van de vorming Media-W is dat praktijkwerkers in dialoog kunnen gaan met cliënten rond verschillende facetten van (online) mediagebruik. Ze kunnen in tweede instantie antwoorden op vragen en behoeften van cliënten op dit levensdomein, zonder het gevoel te hebben daarvoor naar andere instanties te moeten doorverwijzen. Idealiter kunnen de hulpverleners ook aanbodgericht informatie geven aan cliënten rond mediawijsheid en hen begeleiden naar verantwoord mediagebruik. Een vorming in mediawijsheid beoogt de volgende doelstellingen: Hulpverleners kennis aanreiken en mediawijs maken, zodat zij deze kennis kunnen gebruiken en doorgeven in dialoog met cliënten. Hulpverleners de vaardigheden aanleren om ICT-tools in te zetten als één van de mogelijke hulpverleningsmethodieken: evolueren naar een meer ‘blended hulpverlening’, waarin online & offline hulpverlening elkaar complementeren. Hulpverleners een mediawijze attitude aanleren; ze hebben aandacht voor het mediagebruik van de cliënt: zich ‘online’ bewegen is ook een levensdomein van de cliënt! Emancipatie, methodieken en problematieken Een inleiding in mediawijsheid is nodig alvorens de vorming te kunnen starten. De strategie die Media-W gebruikt, is eerst breed starten met mediawijsheid in het algemeen, om dan verder te verdiepen naar emancipatorisch en methodisch werken en naar vragen, behoeften en problematieken.
21
Taakverdeling ¾¾ Directie: maakt het mogelijk dat medewerkers de vorming kunnen volgen. ¾¾ Middenkader: ziet erop toe dat minstens één persoon per team de vorming volgt. ¾¾ Hulpverleners: een deel van de hulpverleners volgt de vorming. ¾¾ Mediawijsheidmedewerker: volgt zelf de vorming (en weet dus waar de medewerkers in het traject staan) en volgt, indien nodig, nog extra bijscholing. Mijlpalen 99 Een groep hulpverleners is gevormd in mediawijsheid en ICT-tools. Ze kunnen met de opgedane kennis nu verder aan de slag met hun collega’s en kunnen hun cliënten “bestuiven”.
Fase 5: Verspreiding Oefening baart kunst In deze fase gaan de medewerkers die de vorming gevolgd hebben aan de slag met de opgedane kennis en vaardigheden. Ze bekwamen zich verder in hun mediawijze competenties en leren kijken door een mediawijze bril, ontwikkelen hun ‘mediawijze voelsprieten’ en maken zich de tools eigen, zodat ze mediawijsheid vlot kunnen inzetten in verschillende hulpverleningscontexten en hun collega’s kunnen inspireren. Train-de-trainer Media-W biedt, aansluitend op het hierboven beschreven vormingspakket, ook een train-de-trainer module. Deze module is gericht op het verder implementeren van mediawijsheid in de organisatie en is enkel toegankelijk voor medewerkers die de basisvorming volgden. Zij krijgen in de TTT-module de nodige vaardigheden en methoden aangereikt om hun collega’s mediawijs te maken. Het is belangrijk dat de kandidaattrainers van de organisatie de nodige tijd en het mandaat krijgen om via het opzetten van leerprocessen mediawijsheid in de eigen organisatie aan te scherpen.
22
Het Media-W model
03
Taakverdeling ¾¾ Directie: volgt de verspreiding op, zorgt voor de inbedding en verspreiding van de opgebouwde expertise, stelt een timing en richtlijnen op voor een optimale verspreiding. ¾¾ Middenkader: neemt initiatief om in samenspraak met de VTOverantwoordelijke en de trainers de leertrajecten op te zetten in de teams, maakt tijd vrij op de teamagenda voor informatieverspreiding, ziet toe op het respecteren van de timing … ¾¾ Mediawijsheid-medewerker: ondersteunt de trainers, beantwoordt vragen, zorgt voor coaching waar mogelijk en nodig. ¾¾ Hulpverleners volgen vorming, nemen deel aan leertrajecten en bekwamen zich verder in de mediawijsheid.
Mijlpalen 99 De informatie uit de vormingen (kennis, vaardigheden en attitude) is doorgegeven aan zoveel mogelijk medewerkers. 99 De medewerkers hebben zich de informatie eigen gemaakt en voelen zich zelfzeker genoeg om over te gaan tot integratie van mediawijsheid in hun hulpverleningspraktijk.
Fase 6: Implementatie De doelgroep bereiken In deze fase bereiken we de einddoelgroep: de cliënten. Als we het hebben over mediawijsheid, leggen we ons in het kader van het project Media W in het bijzonder toe op kwetsbare jongeren en bij uitbreiding hun gezinnen. Jongeren bezitten meestal wel de knoppenkennis, maar worstelen nog vaak met inzicht en attitudes. Hulpverleners zijn goed geplaatst om hiermee aan de slag te gaan in het kader van een begeleiding. De drempel overwinnen Hulpverleners moeten zich zelfzeker genoeg voelen om het gesprek over mediawijsheid aan te gaan met jongeren en hun ouders. Een vertrouwdheid met het thema en met het materiaal dat Media-W aanbiedt is cruciaal. Hulpverleners moeten voldoende tijd en ondersteuning krijgen om zich hier gaandeweg in te bekwamen. De organisatie en de leidinggevenden spelen hier zoals reeds aangehaald, een belangrijke rol. Zij voorzien de nodige randvoorwaarden en helpen hulpverleners waar nodig om drempels te overwinnen. Mediawijsheid wijs toepassen Een vertaalslag moet plaatsvinden in de hoofden van de hulpverleners: de gekregen informatie moet nu toegepast worden en er ontstaat gaandeweg een “praktijk”. Door intervisie en collegiaal beraad kunnen collega’s deze praktijk in teamverband verder ontwikkelen. Vragen die aan bod komen zijn onder meer de volgende: Hoe breng je mediawijsheid in cliëntcontacten in? Wanneer en op welke manier breng je mediawijsheid of tools aan bij de cliënt? Wat zijn grenzen? … Uit het pilootproject
23
nemen we de volgende wijsheid mee die voor elke hulpverlener relevant is: “een mediawijze hulpverlener kan de context van de cliëntsituatie interpreteren, weet wanneer het wel of niet zinvol is om tools en/of mediawijsheid in te zetten.” Mediawijsheid bij cliënten Wanneer zijn cliënten Mediawijs en waar kan je dat aan zien? Cliënten kunnen media en ICT inzetten om hun eigen positie te versterken. Ze kunnen op een veilige, positieve en constructieve manier omgaan met media en ICT. Ze kunnen bewust online gaan, zonder dat dit hen in de problemen brengt; ze zijn zich bewust van de eigen mogelijkheden en de valkuilen. Ze weten hoe ze betrouwbare informatie op het net kunnen vinden. Ze zijn zich bewust van hun online aanwezigheid en weten welke stappen ze kunnen zetten om hun privacy te beschermen.
Taakverdeling ¾¾ Directie, middenkader en mediawijsheidmedewerker: moedigen hulpverleners aan om tot integratie over te gaan, ondersteunen hen, superviseren, zoeken mee naar mogelijke tussenstappen, … ¾¾ Hulpverleners: brengen mediawijsheid tot bij de cliënten en gaan creatief aan de slag met ICT-tools. Ze werken met de cliënten rond het thema om zo de bovenstaande doelstellingen voor cliënten te bereiken. Mijlpalen 99 Hulpverleners passen kennis en vaardigheden toe in het cliëntcontact en weten dit op een (media)wijze manier te doen: de cirkel is rond.
Fase 7: Evaluatie en bijsturing Het proces van mediawijsheid werkt cyclisch: het beleid moet de vinger aan de pols houden en er op toezien dat de afgesproken doelstellingen nagestreefd en behaald worden. De kerngroep kan de opdracht krijgen om dit op te volgen. Na verloop van tijd is aan te bevelen om opnieuw te oriënteren en analyseren; zo blijft de focus op de noden van de cliënten én hulpverleners en kan het mediawijsheidstraject toegepast worden op de hulpverleningscontext. De organisatie kan ook best blijven openstaan voor bijscholing rond dit thema, van tijd tot tijd een nieuwe vorming volgen of organiseren is geen overbodige luxe. De implementatie en de eigen initiatieven van de teams moeten ook steeds opnieuw gestimuleerd worden.
24
Het Media-W model
03
Doorlopend doorheen het proces: inzetten op duurzaamheid Om mediawijsheid op een duurzame wijze te integreren in de organisatie, dus te zorgen dat de integratie blijft doorgaan op lange termijn, moet het verantwoordelijkheidsgevoel van alle lagen van de organisatie aangesproken worden. Er moet ownership gecreëerd worden: iedereen in de organisatie heeft een aandeel in, en baat bij de integratie van mediawijsheid. De leden van de kerngroep mediawijsheid zijn de ambassadeurs van de mediawijze gedachte en zijn mede verantwoordelijk voor het duurzaam houden van de opgemaakte doelstellingen. Een degelijke ondersteuning vanuit het beleid is hier onmisbaar; het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Het beleid staat voor de uitdaging om mediawijsheid en digitale methodieken op te nemen in het vaste hulpverleningsaanbod. Dit zorgt voor een rijkere, creatievere hulpverlening; een onmisbare meerwaarde voor de organisatie. Zoals een deelnemer aan het pilootproject het formuleerde: “Het is geen ‘optie’, mediawijsheid moet een onderdeel van het basisaanbod zijn, het is een noodzakelijke en broodnodige investering.” Om dit thema een volwaardige plaats te geven, is een visiebepaling en verankering van het thema in de doelstellingen van de organisatie nodig. De hulpverleners zijn gemotiveerd en de werkgroep heeft de kracht om de implementatie van mediawijsheid verder te zetten, mits ze daar ook in ondersteund worden. Hulpverleners moeten er tijd en ruimte voor krijgen en kunnen werken met degelijk materiaal. Media-W wil met deze Wegwijzer en het vormingsaanbod een gestaag veranderingsproces inzetten dat hopelijk nog lang en duurzaam zal verder leven in vele CAW’s en andere hulpverleningsorganisaties. Want naast zinvolle veranderingsprocessen binnen de organisatie, mogen we niet vergeten dat we starten met een mediawijsheidsaanbod om cliënten te ondersteunen, weerbaarder te maken, en hun maatschappelijke positie te versterken.
25
4. Een gedeelde verantwoordelijk-
Elke laag van de organisatie heeft zijn eigen rol, bevoegdheid en verantwoordelijkheid in het implementatieproces van mediawijsheid. In grote lijnen onderscheiden we drie lagen:
4.1. Directie - initiators Zoals we reeds zagen in het implementatiemodel wordt de integratie van mediawijsheid gestart en gestuurd vanuit een duidelijke keuze op niveau van het organisatiebeleid. De directie krijgt in dit model de rol van initiator. Ontwikkel een visie en strategie omtrent mediawijsheid. Maak werk van het optimaliseren van de randvoorwaarden voor de implementatie. Stel een duidelijke planning op en definieer de mijlpalen. Volg de voortgang op en stuur bij waar nodig. Zorg voor draagvlak door alle medewerkers vertrouwd te maken met het thema en duidelijk de meerwaarde ervan aan te tonen. Zorg ervoor dat medewerkers de nodige competenties kunnen aanscherpen en geef mediawijsheid een plaats binnen het VTObeleid. Zorg dat je goed op de hoogte bent van de mogelijkheden die nieuwe media bieden voor je organisatie en school jezelf indien nodig bij.
4.2. Middenkader – facilitators Facilitators hebben de opdracht om het thema op teamniveau op de agenda te plaatsen en het team te enthousiasmeren op vlak van mediawijsheid. Ze krijgen vanuit het beleid ook het mandaat om de nodige voorwaarden te scheppen op teamniveau in de operationele werking. Daarnaast bekijken ze samen met de trainer welke leeractiviteiten kunnen opgezet worden.
26
04
heid: over rollen en bevoegdheden Operationaliseer de visie en doelstellingen en volg de uitvoering ervan op. Houd de directie op de hoogte van de evoluties op teamniveau. Zet mediawijsheid op de teamagenda en zet samen met het team acties op. Zorg voor een positieve attitude tegenover mediawijsheid, erken weerstanden op teamniveau en maak die bespreekbaar. Zorg dat je goed op de hoogte bent van de mogelijkheden die nieuwe media bieden voor je team en school jezelf, indien nodig, bij.
4.3. Hulpverleners – executors Hulpverleners vormen de ruggengraat van dit implementatieproces. Ze leren nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes aan en vullen hun hulpverleningspraktijk aan met nieuwe methodieken. Ze zorgen voor de verspreiding van onderuit. Volg vorming (bij Media-W of de trainer uit je team). Oefen op het ‘kijken door een mediawijze bril’. Ontwikkel een positieve attitude tegenover mediawijsheid en het gebruik van ICT in je werk. Scherp mediawijze competenties aan: zorg dat je vragen van cliënten over dit domein kan beantwoorden en maak mediawijsheid bespreekbaar in hulpverleningscontacten. Versterk de positie van cliënten in de digitale wereld. Zorg dat je de digitale leefwereld van je cliënten kent: wees nieuwsgierig en probeer eens een aantal nieuwe dingen uit. Bespreek de mogelijkheden en de risico’s die het gebruik van nieuwe media met zich meebrengen.
27
5. Bouwstenen van een mediawijs-
In het vorige hoofdstuk overliepen we het volledige implementatiemodel voor mediawijsheid. In dit hoofdstuk bekijken we meer inhoudelijk waaruit het totaalpakket van mediawijsheid bestaat. Het is intussen duidelijk dat de drie theoretische pijlers van mediawijsheid complementair werken. Het gaat om méér dan enkel methodieken. Als mediawijze hulpverlener moet je mediawijze kennis, vaardigheden én attitudes hebben. Op basis van het programma van het pilootproject van Media-W hebben we overdraagbare opbrengsten kunnen definiëren. Dit wil zeggen: bouwstenen van het pilootproject, die overdraagbaar zijn naar andere settingen en andere hulpverleningsorganisaties. We zijn ervan overtuigd dat een goede combinatie van al deze bouwstenen leidt tot een succesvolle implementatie van mediawijsheid en ICT-tools. De verschillende activiteiten vullen elkaar ook aan. Het is belangrijk om een gestructureerd vormingstraject aan te bieden, maar ook ruimte te laten voor initiatieven van onderuit. Een kerngroep met gemotiveerde sleutelfiguren is essentieel om de expertise binnen de organisatie te verzamelen en het project te trekken. Online (communicatie)tools gebruiken in de organisatie is vooral een indicatief voorbeeld om te tonen dat een online component van het project ook nodig is. Ten slotte biedt de Wegwijzer inhoudelijke ondersteuning voor praktijkwerkers.
5.1. Kerngroep Het opzetten van een kerngroep met gemotiveerde sleutelfiguren die het project trekken is aan te raden. Om dit succesvol te realiseren formuleren we enkele adviezen. Deze zijn vooral gericht naar het beleid, die het initiatief zal nemen om de kerngroep op te starten. Advies voor een goede kerngroep Beschrijf voor de sleutelfiguren vanaf het begin duidelijk de verwachtingen en het gevraagde engagement. Zorg voor een goede opvolging en ondersteuning vanuit het beleid. Formuleer verantwoordelijkheden naar de teams toe en zorg voor opvolging door een rechtstreeks leidinggevende. Een gevarieerde samenstelling met medewerkers uit verschillende teams zorgt voor een interessante kruisbestuiving. Maak de groep niet te groot: hoe groter, hoe minder flexibel (8 tot 10 deelnemers is ideaal). Houd de groep open voor geïnteresseerde nieuwkomers die er later bij kunnen komen. Eén keer per trimester samenkomen lijkt de ideale frequentie voor de kerngroep. Zet in op de verspreiding vanuit deze groep naar de organisatie: het is belangrijk om de groep in te bedden in de organisatie en te zorgen voor ontsluiting, zodat de kennis en expertise ook kan doorvloeien naar de rest van de organisatie.
28
heidspakket
05
Idealiter worden hulpverleners gedeeltelijk vrijgesteld om zich met dit thema bezig te houden, maar we beseffen dat dit niet altijd praktisch haalbaar is.
5.2. Vorming Wat de vormingen betreft biedt Media-W een kant-en-klaar pakket voor CAW’s en andere hulpverleningsorganisaties. Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk zal in het najaar van 2014 in heel Vlaanderen aan de CAW’s opleidingen aanbieden die de inhoud behandelen die in de Wegwijzer terug te vinden is. Andere organisaties kunnen contact opnemen met het Steunpunt om in de loop van 2015 (nog binnen de projecttiming) een opleiding te organiseren. Na deze vormingsperiode zal het didactisch materiaal online beschikbaar worden gesteld. Wanneer je zelf aan de slag gaat met het opmaken van een leerproces in je eigen organisatie, houdt dan rekening met onderstaande tips. Inhoudelijk advies Stel het leerproces praktisch, interactief en ervaringsgericht op en zorg voor aansluiting bij de concrete hulpverleningscontext. Benadruk de meerwaarde van mediawijsheid en ICT-tools, laat je niet vangen door de tendens om enkel de negatieve kant (risico’s, nieuwe problematieken, …) van media en internet te belichten. Geef praktische tips mee en plaats de ICT-tools meteen in een concrete hulpverleningssituatie, naast de technische uitleg. Leg de link naar de cliënten en naar de concrete hulpverlening: gebruik zo concreet mogelijke voorbeelden en casussen. Pas de theorie toe in rollenspelen en/of oefeningen. Dit is voor hulpverleners een zeer nuttige eerste ervaring om met de tools en kennis aan de slag te gaan binnen een veilige omgeving. Voorzie voldoende tijd voor oefening in groep tijdens de vormingsmomenten, zodat de deelnemers vragen kunnen stellen en elkaar kunnen helpen. Inzetten op individuele oefentijd achteraf is een veel groter en moeilijker engagement voor hulpverleners dan het inoefenen ter plekke, binnen de gereserveerde tijd. Start met een inleiding tot mediawijsheid, verdiep daarna op ICTtools en problematieken. De basisregel is dat de drie componenten van mediawijsheid aan bod moeten komen!
29
Organisatorisch advies Verdeel het leerproces over verschillende momenten, met opdrachten tussendoor en steeds de mogelijkheid tot feedback en vragen over de vorige vormingsmomenten. 2 à 3 bijeenkomsten zouden moeten volstaan om een voldoende basis voor mediawijsheid te creëren. Werk met kleine groepen, zo kan iedereen zijn inbreng doen en vragen stellen. 10 à 15 deelnemers per vorming is het maximum. Je kan met verschillende kennisniveau’s werken: de groep kan dan complementair werken en elkaar helpen. Zorg ervoor dat alle deelnemers een computer ter beschikking hebben tijdens de vorming, of op zijn minst per twee een computer kunnen delen. Naast de aanwezigheid van het materiaal; zorg voor een goede internetverbinding en up-to-date software!
5.3. Tools De verschillende mogelijkheden zijn uitgebreid en evolueren snel. Binnen het pilootproject van Media-W stonden drie tools centraal: Google Maps: het sociale netwerk visueel in kaart brengen. Mijndoelen stellen: concrete doelen opstellen en hoe deze te behalen. Timerime levenslijn: een (gedeelte van de) levensloop visueel voorstellen. Daarnaast zijn er nog tal van andere tools beschikbaar. Werken met sociale media, zelftesten, apps, … is ook allemaal mogelijk. Mobiele media lenen zich heel goed tot blended hulpverlening op maat. In de toekomst kan verder werk gemaakt worden van een duidelijk overzicht van voor de hulpverlening bruikbare tools. Een goede kennisdeling en uitwisseling van inspirerende praktijken binnen de organisatie, maar ook tussen organisaties is hier belangrijk.
Basisregels voor het gebruik van tools Gebruik de eenvoudigste tools eerst Gebruik tools die eenvoudige handelingen vereisen, waar de knoppen duidelijk zijn en waar je weinig tussenstappen voor nodig hebt om iets te bereiken. Google Maps bijvoorbeeld: dit kent vrijwel iedereen uit het dagelijks leven en is gebruiksvriendelijk. Gebruik de best passende tool Wanneer je binnen één cliëntcontact tot een resultaat moet komen, gebruik je beter geen tools die veel tijd in beslag nemen. Het werken met de tool en tot een resultaat komen moet haalbaar zijn. Kies dus voor tools die het best passen bij de aard en de duur van het cliëntcontact, die de doelstellingen van je cliënt ondersteunen en waar de cliënt verder zelf nog mee aan de slag kan.
30
Bouwstenen van een mediawijsheidspakket
05
Houd rekening met het tempo en de aanwezige vaardigheden bij je cliënt Het is belangrijk om vooraf met je cliënt te bespreken hoe hij of zij staat tegenover het gebruik van internettools en welke kennis en vaardigheden aanwezig zijn. Pas je aan het tempo en de vaardigheden van cliënten aan. De cliënt centraal De cliënt staat centraal bij de beslissing of en welke tool je zal gebruiken, niet het comfort van de hulpverlener: de dialoog hierover moet gevoerd worden en de volgorde van de basisregels moet gerespecteerd worden. Werken met tools vergt een attitudewijziging. Vaak roepen internettools en online methodieken weerstand op. Werkers zijn bang dat het de hulpverlening zal ontmenselijken, of dat hun vertrouwensrelatie met de cliënt eronder kan lijden. Anderen zijn overtuigd van het tegendeel: “tools kunnen een ontmoeting tussen de cliënt en hulpverlener creëren, en de vertrouwensband versterken”. Tools kunnen ook als ‘ijsbreker’ of ‘buffer’ dienst doen. Door de computer in de cliënt-hulpverlener relatie te brengen, kunnen sommige cliënten makkelijker praten over moeilijke onderwerpen. Online kan je bepaalde dingen bespreekbaar maken die anders moeilijk aan te kaarten zijn.
5.4. De organisatie online Een basisregel voor een mediawijze organisatie: “Ga zelf online; wees waar je cliënten zijn”. Online zijn kan zich uiten op verschillende manieren. Het vergt een visie en strategie. Zowel op vlak van interne als externe communicatie kan je als organisatie tools en sociale media gebruiken. Door online aanwezig te zijn en dagelijks met de toepassingen te (moeten) werken, creëer je een grotere vertrouwdheid met ICT-tools en inzicht in sociale media. Door online tools te gaan gebruiken in het dagelijkse werk raken hulpverleners daarenboven meer vertrouwd met het werken met tools. Enkele voorbeelden van concrete toepassingen: Externe communicatie Maak een Facebookpagina voor je organisatie. Hier kan je een groter en zeer divers publiek bereiken. Denk aan de afsprakenkaders voor je aan de slag gaat. Maak als hulpverlener een werk-profiel, een professioneel profiel aan op sociale media. Zo kan je onder dit profiel online samenwerken en contact houden met cliënten, maar blijft je persoonlijke levenssfeer afgeschermd.
31
Interne communicatie Maak een online platform aan binnen de organisatie. Yammer is daarvoor een geschikte tool. Zeker voor de kerngroep kan dit nuttig zijn. Er bestaan tal van gratis onlinetoepassingen die ingezet kunnen worden naast telefoon en mail. Zo is er bijvoorbeeld Skype, om online te bellen. Interne kennisdeling Symbaloo is een tool om favoriete links (de vroegere bladwijzers) te verzamelen. Deze verzameling is visueel aantrekkelijk en overzichtelijk. Een mogelijke werkvorm kan een gedeelde Symbaloo per team zijn. Zo kunnen medewerkers kennis over goede en nuttige websites met elkaar delen. Ook voor de cliënten kan een Symbaloo zinvol zijn. Binnen een residentiële voorziening bijvoorbeeld kan je samen met een leefgroep een Symbaloo aanmaken: welke websites gebruiken zij veel? Welke vinden ze leuk? Welke zijn nuttig? Welke kunnen hun maatschappelijke positie versterken? Samen met cliënten Symbaloo gebruiken is een stap naar zinvol en emancipatorisch gebruik van ICT.
Andere tools voor kennisdeling zijn ook mogelijk: Dropbox, om documenten te delen, en Google Drive, om documenten te delen en samen te bewerken.
5.5. Train-de-trainer Opzet van de train-de-trainer Media-W biedt naast het vormingspakket voor hulpverleners ook een train-de-trainer-formule aan. In de eerste stap volgen de toekomstige trainers de MediaW basisvorming. Deze focust zich op het versterken van inhoudelijke kennis en praktische vaardigheden. Daaraan koppelen we een specifieke module waarin het overbrengen van mediawijsheid
32
Bouwstenen van een mediawijsheidspakket
05
in de organisatie centraal staat: zowel op vlak van het opzetten van leertrajecten en didactische vaardigheden, als op vlak van noodzakelijke voorwaarden om mediawijsheid en ICT-tools in de dagelijkse praktijk te integreren.
Een succesvol train-de-trainer traject veronderstelt een inspanning van de volledige organisatie. Voldoende gedragenheid bij het beleid, leidinggevenden en medewerkers is hier essentieel. Een train de trainer-traject past idealiter binnen een globaal plan van aanpak rond mediawijsheid. Advies voor het volgen van de train-de-trainer De kandidaat trainers zijn gemotiveerd en zijn vertrouwd met ICT en sociale media. Zij hebben de basisvorming Media-W gevolgd en krijgen binnen de organisatie het mandaat en de tijd om hun collega’s mediawijsheid bij te brengen. De trainers zetten samen met kernteam, de mediawijsheidsmedewerker of de VTO-verantwoordelijke een leertraject mediawijsheid uit in de organisatie. De trainers maken in overleg met de teams en de leidinggevenden (en/of de mediawijsheid-medewerker) een inhoudelijke selectie uit het vormingspakket zodat de leeractiviteit aansluit bij de specifieke noden van de teams. Algemene tips: zorg voor voldoende interactie en ervaringsuitwisseling, maak de vorming praktijkgericht en toegepast op de eigen context, zorg voor voldoende oefenmomenten, geef ruimte voor vragen en verdieping en zorg voor de aanwezigheid van voldoende en degelijk ICT-materiaal. Stimuleer de leidinggevende om het thema op regelmatige basis op de teamagenda te plaatsen.
33
5.6. Ruimte voor initiatieven op teamniveau Zoals we eerder aangaven verloopt een mediawijsheidstraject optimaal als een top-down benadering gecombineerd wordt met een bottom-up dynamiek: een duidelijk kader met voldoende ruimte voor experimenten, initiatieven en ideeën van de hulpverleners vergroot het draagvlak en de duurzaamheid van de integratie van mediawijsheid. Op basis van de SWOT-analyse kan elk team bekijken waar er kansen liggen en wat ze zelf kunnen organiseren. Enkele voorbeelden uit het pilootproject van Media-W: Een mediawijsheidsvorming voor cliënten. Basisopleidingen voor cliënten rond gebruik van e-mail, administratie online, … . Een geheime Facebookgroep voor een groep cliënten in residentiële setting. …
Uiteraard zijn er talloze creatieve initiatieven uit te werken, start dus een brainstorm en experimenteer er op los!
34
Bouwstenen van een mediawijsheidspakket
05
35
6. Eindnoten
36
1
beide rapporten kunnen per mail aangevraagd worden bij
[email protected]
2
https://www.yammer.com/
3
http://www.ning.com:
06
37