Media Arts &Design Faculty Sarah Rombouts Productdesign 2014-2015 Promotor: Luc Buelens
OVER DESIGN EN MIGRATIE
Media Arts &Design Faculty Sarah Rombouts Productdesign 2014-2015 Promotor: Luc Buelens
OVER DESIGN EN MIGRATIE
Inhoud
Abstract
7
Voorwoord
9
1. Inleiding
11
2. Oriëntatie en verkenning
13 13 18 21
2.1. Interviews 2.2. Literatuurstudie 2.3. Concept
3. Onderzoek naar asielzoekers en irreguliere immigranten 3.1. Fase 1: Asielzoekers
3.1.1. De procedure in een notendop 3.1.2. Kenmerken van asielzoekers uit de literatuurstudie
3.2. Fase 2: Uitgewezen asielzoekers in een terugkeercentrum
3.2.1. Open terugkeercentra 3.2.2. Norah 3.2.3. Gesloten terugkeercentra
3.3. Fase 3: Irreguliere immigranten
3.3.1. Kenmerken van irreguliere immigranten uit de literatuurstudie
4. Begeleiding bij vrijwillige terugkeer
4.1. Caritas International 4.2. IOM 4.3. Terug in het land van herkomst
5. De opleiding
5. 1. De rol van de ontwerper en de immigrant in het ontwerpproces
5.1.1. Conlusies uit de samenwerking
5.2. Een workshop als test voor de opleiding
5.2.1. Voorbereiding van de workshop 5.2.2. Indeling van de workshop 5.2.3. Een visuele handleiding 5.2.4. Het verloop van de workshop 5.2.5. Conclusies uit de workshop
4
23 24 24 24 25 25 26 28 29 29 30 30 31 31 34 35 37 39 39 39 41 45 46
6. Het product(engamma)
6.1. Marktanalyse 6.2. Materiaalonderzoek
6.2.1. Gereedschap voor lederbewerking 6.2.2. Afrikaans textiel
6.3. Eisen en wensen
6.4. Prototypes 6.5. Definitief model 6.6. Het productengamma 6.7. Kostenindicatie
48 51 55 55 56 59 60 65 68 71
7. Visuele handleidingen en patronen
73
8. Branding
77 77 77 79
8.1. Naam: Studio Refugee 8.2. Logo 8.3. Etikettering
9. Conclusie
80
10. Bijlagen
82 84 84 86 87
Bijlage 1: Verslag van de Participatie met Ali Bijlage 2: De samenwerking met Güler Bijlage 3: De dagindeling van de workshop Bijlage 4: Experimenten met de visuele handleiding
11. Bronnen
90
5
Abstract
Irreguliere immigranten vormen een kwetsbare groep binnen onze samenleving. In dit project wordt een set tools gecreëerd die de immigranten kunnen gebruiken wanneer ze ervoor kiezen om vrijwillig terug te keren. Samen met hen wordt een rugzak ontworpen. De rugzak staat symbool voor migratie en het aanleren van een nieuwe vaardigheid. In een opleiding leren de immigranten hoe ze de rugzak kunnen maken. Om de opleiding zo snel en efficiënt mogelijk te laten verlopen, worden ook een kussensloop, pennenzak en laptop-sleeve en de bijbehorende handleidingen ontworpen. Ieder product binnen de reeks introduceert een nieuwe naaitechniek die men moet kunnen toepassen om de rugzak te kunnen maken. Met de financiële steun en begeleiding van verschillende hulporganisaties kunnen de immigranten, eens terug in hun land van herkomst, een economische activiteit opstarten rond deze reeks producten. Een sterk branding-verhaal vergroot de verkoopwaarde van de producten op de Europese markt.
7
Voorwoord
Het afgelopen schooljaar heb ik een zeer boeiend traject doorlopen. Ik heb mij letterlijk in de wereld van “illegale” immigranten en asielzoekers geworpen. Verschillende organisaties werden in mijn onderzoek betrokken. Daarom wil ik graag de volgende personen bedanken: Frank Hontiers (Terugkeercentrum Fedasil), Sien Vangompel (Louie Brussel), Lin Vanwayenbergh (Fedasil), Hamid Hasari (CAW), Sofie de Mot en Sandra Fernandez (Caritas International), Yves Bocklandt (Filet Divers), Franc Rottiers (IOM) en in het bijzonder Marleen Moaerts (Fedasil). Daarnaast wil ik nog Marleen Germer bedanken voor het ter beschikking stellen van het naaiatelier in het Vrouwenhuis en voor haar sympathieke ontvangst. Een speciaal dankwoord gaat uit naar Güler, die me de waarde van het project niet alleen liet zien maar ook liet voelen. Tot slot wil ik graag mijn promotor Luc Buelens bedanken, die niet alleen mijn visie met me deelde maar me ook hielp mijn eigen acties beter te begrijpen en me gedurende het volledige traject de nodige begeleiding bood.
9
“ De toekomst is niet een plek waar we naartoe gaan, maar een plek die we creëren. De paden worden niet gevonden maar aangelegd, en het aanleggen ervan verandert zowel de maker als de bestemming.” – John Homer Schaar, professor politieke wetenschappen, Universiteit van California, Santa Cruz
1. Inleiding
Als productontwerper creëer je een deel van de toekomst. In de laatste vier jaar heb ik me afgevraagd wat ik aan deze toekomst wil bijdragen. Wil ik rijkdom creëren? Wil ik het milieu redden? Wil ik de toekomst nog sneller en efficiënter maken of ik wil hem net afremmen? Wil ik mensen helpen die het echt nodig hebben? In mijn zoektocht naar een geschikt thema voor mijn eindwerk werd het al snel duidelijk dat ik sociale thema’s boven de andere verkoos. Finaal had ik drie thema’s die me het meest wisten te boeien: migratie, verkeer en armoede. Na de drie thema’s naast elkaar te hebben gezet en hun “impact” te hebben vergeleken koos ik voor migratie als thema van mijn eindwerk. Migratie heeft geen direct verband met productdesign. Dit maakt het tot een moeilijke, maar tegelijkertijd interessante zoektocht naar wat productdesign hiervoor zou kunnen betekenen. Migratie is niet enkel een politiek probleem. Het is ook een menselijk probleem en heeft vele facetten. Iedere kleine bijdrage zou een verschil kunnen maken. Ten eerste wordt het thema migratie uitgespit aan de hand van boeken, onderzoekspapers en een uitgebreid veldwerk. Hieruit blijkt dat er veel ontreddering is binnen de groep “illegale” immigranten. Velen bevinden zich in een kwetsbare positie met weinig toekomstperspectief. Er bestaan organisaties die financiële steun en begeleiding bieden wanneer de immigrant ervoor kiest vrijwillig terug te keren. Maar die hulp gebruiken ze enkel als noodoplossing. Ik kies ervoor om hun kwaliteiten naar boven te halen, door ze dingen te laten maken. Dit kan bijdragen aan hun eigenwaarde en zelfvertrouwen en hun mentaal sterker maken om hun eigen levenskeuzes te herbekijken. Vervolgens wordt onderzoek gedaan naar de groep asielzoekers en “illegale” immigranten in België, de optie “vrijwillige terugkeer”, en de rol van reeds bestaande organisaties die begeleiding bieden bij vrijwillige terugkeer. Dit onderzoek vormt de basis voor het ontwerp van een opleiding enerzijds en een productenreeks en een branding anderzijds. In de opleiding leren de asielzoekers of “illegale” immigranten de vaardigheden die ze nodig hebben om de productenreeks te vervaardigen. Deze vaardigheden kunnen ze gebruiken om een economische activiteit op te starten wanneer ze kiezen om vrijwillig terug te keren naar hun land van herkomst. De branding stelt de immigranten in staat de producten succesvol op de markt te brengen.
11
2. Oriëntatie en verkenning
Allereerst wordt gekeken naar verschillende problematieken binnen het thema migratie. Dit gebeurt o.a. aan de hand van het boek “Migratiemaatschappij”. De grootste problemen zijn: werkloosheid, armoede, schooluitval en discriminatie. Zo is er bijvoorbeeld sprake van een groeiende gekleurde armoede. Daar waar de gemiddelde Belg 14% kans heeft om in armoede terecht te komen, heeft iemand uit de migrantenpopulatie hier gemiddeld 37% kans op. Maar er is ook een verborgen groep “illegalen” die onder de radar van de officiële instanties blijft. (Petrovic, Ravijts, & Roger, 2014) Wanneer we weten dat een immigrant die legaal in België verblijft, 37% kans heeft om in armoede terecht te komen, weet je dat illegalen, correct benoemd als “irreguliere immigranten”, nog grotere risico’s lopen.
2.1. Interviews
Om meer over deze groep te weten te komen, worden interviews afgenomen met personeelsleden van verschillende sociale organisaties. Er wordt zowel gekeken naar irreguliere immigranten in een extreme vorm van armoede, namelijk dakloosheid, als naar irreguliere immigranten die ook in armoede leven, maar wel nog een vorm van onderdak weten te houden. Eén van deze interviews vindt plaats bij “Samusocial”, een organisatie die zich ontfermt over daklozen in Brussel. Tijdens dit gesprek werd duidelijk hoe uitzichtloos de situatie van een dakloze irreguliere immigrant is. Het is al een zeer moeizaam proces om een dakloze van Belgische origine vooruit te helpen, terwijl zij, in tegenstelling tot irreguliere immigranten, wél het recht hebben om te werken en recht hebben op financiële steun van het OCMW. Omdat de irreguliere migranten deze rechten niet hebben, bevinden ze zich in een zeer kwetsbare positie in de maatschappij. Dit wordt ook door verschillende studies bevestigd. (Zie paragraaf “Kenmerken van irreguliere immigranten uit de literatuurstudie”) Een ander interview wordt afgenomen bij het CAW (Centrum voor Algemeen Welzijn) in Oostende, van Hamid Hisari. In Oostende waren, voor de sluiting van de haven, veel “transitmigranten” aanwezig. Zij waren ook vaak dakloos. Transitmigranten zijn migranten die in een land verblijven op doorreis naar een ander land, in dit geval, Engeland. Hamid vertelt: “Ze denken dat het hier (in Europa) veel beter is, maar dat is helemaal niet zo, je moet hier veel harder werken en alles is veel duurder, maar het is een droombeeld dat je niet zomaar kapot krijgt. Ze willen het per se geloven.”.
13
“Ze denken dat het hier (in Europa) veel beter is, maar dat is helemaal niet zo, je moet hier veel harder werken en alles is veel duurder, maar het is een droombeeld dat je niet zomaar kapot krijgt. Ze willen het per se geloven.” - Hamid Hisari
15
Vervolgens worden interviews afgenomen in enkele inloophuizen in Antwerpen, plaatsen waar daklozen of mensen in armoede overdag terecht kunnen om tot rust te komen. Eén van de personeelsleden vertelt dat veel van hun bezoekers zich schamen ten opzichte van hun familie in hun land van herkomst. De families hebben in hun reis geïnvesteerd, met als doel dat zij naar België kunnen komen, om hier “rijk” te worden en geld terug te sturen. Velen houden hun situatie jarenlang geheim en maken de familie wijs dat alles prima is. Ondanks eigen armoede, sturen immigranten, vaak toch geld op naar hun verwanten. Ten slotte wordt een participatie georganiseerd waarin ik gedurende één dag een irreguliere immigrant volg. Zijn naam is Ali. Hij is sinds twee maanden dakloos en woont in een auto. De dag wordt ingevuld met activiteiten die hij op een doordeweekse dag zou doen. Het objectief van de participatie is om voeling te krijgen met zijn leefwereld. Het volledige verslag kan in de bijlage gelezen worden. Ali kwam naar België om er te werken en “rijk” te worden. Hij zegt in Marokko veel Belgische Marokkanen te hebben ontmoet die lieten blijken dat ze heel welgesteld zijn in België. In het verleden was de wetgeving veel soepeler en was het gemakkelijk om een werk- en verblijfsvergunning te krijgen. In de “Gouden jaren ‘60” was er zelfs vraag naar arbeidsmigranten. Toen kon men inderdaad naar België komen om er te werken. Nu is dat niet meer zo evident. Als hij had geweten hoe het leven hier in België zou zijn was hij nooit gekomen.
17
2.2. Literatuurstudie
Wanneer immigranten (met om het even welk statuut) willen, of “moeten”, terugkeren naar hun land van herkomst, kunnen ze voor “vrijwillige terugkeer” kiezen. Dit “moeten” is relatief omdat er ze er voor kunnen kiezen om als irreguliere immigrant in België te verblijven, maar dan lopen ze wel het risico “gedwongen” terug te moeten keren. In dat geval worden ze in een gesloten opvangcentrum opgesloten in afwachting tot hun terugreis. Als ze voor vrijwillige terugkeer kiezen, krijgen ze via twee grote hulporganisaties: Caritas International en IOM, begeleiding en financiële steun voor het oprichten van een onderneming in het land van herkomst. Deze dienst bestaat wereldwijd, en wordt door de staten en de Europese Unie, financieel ondersteund, in hun strijd tegen irreguliere immigranten. Nu blijkt dat 87% van de uitgewezen asielzoekers (dit zijn asielzoekers die een negatief antwoord hebben ontvangen, en binnen de maand moeten terugkeren) niet voor vrijwillige terugkeer kiest, maar voor een irregulier verblijf. Dit wil zeggen dat de steun die ze van de organisaties ontvangen, niet voldoende doorslaggevend is om voor vrijwillige terugkeer te kiezen. Natuurlijk zijn er ook mensen die, vanwege een reële bedreiging, (die door de Belgische staat niet als dusdanig wordt gezien), uit vrees voor hun leven, niet willen terugkeren. (Een asielaanvraag om economische redenen wordt nooit aanvaard, enkel wanneer het om een levensbedreigende situatie gaat). Het is onmogelijk te bepalen in welke gevallen het antwoord op de asielaanvraag correct was of niet. Uit het veldwerk blijkt wel dat een deel van de groep irreguliere immigranten vanuit een onrealistisch droombeeld naar België reisde, en dus niet vanwege een reële dreiging. Deze groep wil niet toegeven dat ze “gefaald” hebben en schamen zich voor hun familie in het land herkomst.
18
Vanuit deze problematiek wordt de volgende onderzoeksvraag opgesteld:
“Hoe kan men met behulp van productdesign vrijwillige terugkeer stimuleren, om te voorkomen dat asielzoekers of irreguliere immigranten in een precaire* situatie terechtkomen?”.
* precair bijv.naamw. Herkomst: «Latijn (van een toestand) heel ongunstig en instabiel Voorbeelden: `een uiterst precaire situatie`, `de precaire toestand van ‘s lands financiën`, `een precair evenwicht`
19
opleiding
productie
$
$
$
$
$
$$$
fairtrade
conceptstore
lokale winkel
2.3. Concept
Als stimulans kan de immigrant een vaardigheid aangeleerd worden, die hij kan gebruiken in de onderneming, die hij, eens terug in zijn land van herkomst, opricht met de financiële steun en begeleiding van Caritas International of IOM. Door het aanleren van een vaardigheid kan de immigrant i.p.v. het gevoel gefaald te hebben, het gevoel hebben dat het niet allemaal voor niets is geweest. De immigrant zou kunnen leren een bepaald product te vervaardigen, dat hij kan produceren en verkopen in het land van herkomst of op de Europese markt (waar er een groter marktpotentieel is). In dit geval is het de rol van de ontwerper om een product te ontwerpen waarvoor men geen dure machines of gereedschap nodig heeft, dat men snel kan leren maken, dat men snel en met weinig mankracht kan vervaardigen, en dat verkocht kan worden op de Europese markt. Dit model wordt in het onderstaande schema verduidelijkt. Het is nog abstract, er moeten nog veel vragen beantwoord worden. Deze vragen zijn: Wie zijn deze immigranten? Wat zijn de leefomstandigheden van de immigranten? Hoe kunnen ze bereikt worden? Waar zal de opleiding plaatsvinden? Wie zal de opleiding geven? Wat moet de opleiding inhouden? Welk product zal er vervaardigd worden? Hoe moet het product eruit zien? Wie zal dit product kopen? Hoe verloopt de begeleiding in het land van herkomst? Hoeveel geld krijgen ze? Welke andere redenen zijn er om niet te willen terugkeren? Het verdere onderzoek tracht deze vragen te beantwoorden.
21
22
3. Onderzoek naar asielzoekers en irreguliere immigranten
In eerste instantie wordt onderzoek gevoerd naar de leefomstandigheden, het profiel, en de problematieken van/binnen de groep asielzoekers, uitgewezen asielzoekers en irreguliere immigranten. Er wordt getracht een beeld te scheppen van hun leefwereld, om zo te kunnen zorgen dat de opleiding en het product goed geïntegreerd worden. Het traject van asielzoeker tot irreguliere immigrant kunnen we onderverdelen in drie fases. In een eerste fase heeft hij een asielaanvraag ingediend en is hij “asielzoeker”. In deze fase heeft hij recht op materiele steun en onderdak. Wanneer de procedure verloopt en hij géén vluchtelingenstatuut krijgt, wordt hij verzocht naar een open terugkeercentrum te gaan. Hier bevindt hij zich in de tweede fase en mag hij maximum een maand blijven tot hij daadwerkelijke het land moet verlaten. In de derde fase heeft hij ervoor gekozen om niet naar een open terugkeercentrum te gaan of, wel te gaan maar uiteindelijk toch niet te vertrekken. Hij heeft dan geen wettige verblijfvergunning meer en is een irregulier immigrant. Tijdens iedere fase zijn de leefomstandigheden van de immigrant anders. Tijdens de procedure heeft hij of zij bijvoorbeeld recht op materiele steun en onderdak, terwijl men in een irregulier verblijf vaak afhankelijk is van familie, vrienden of sociale organisaties. Anderzijds speelt de duur van de fase een rol. Wanneer men bijvoorbeeld in een open terugkeercentrum verblijft, heeft men slechts een maand de tijd om een opleiding te kunnen volgen. Een irregulier verblijf kan daarentegen zo lang duren als gekozen wordt, of tot men gedwongen teruggestuurd wordt. De drie fases worden onderzocht aan de hand van onderzoekspapers, interviews en observaties.
23
3.1. Fase 1: Asielzoekers
3.1.1. De procedure in een notendop Nadat een asielzoeker een asielaanvraag heeft ingediend bij DVZ (De Dienst Vreemdelingen Zaken), wordt hij naar een opvangcentrum gestuurd. Hier kan hij gedurende zijn asielprocedure genieten van materiële steun. Tijdens de procedure wordt door het CVGS (Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen) onderzocht of hij voldoet aan de voorwaarden om als vluchteling erkend te worden. (Federaal Overheidsdienst Binnenlandse Zaken - Vreemdelingenzaken, 2013) Deze voorwaarden werden tijdens de Conventie van Genève in 1951 vastgelegd in “Het verdrag van Genève”. Dit verdrag werd door 26 landen, waaronder België, ondertekend. De definitie van een vluchteling luidt als volgt: “Een persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren.” (Conventie van Genève, 1951) In een eerste fase verblijven de asielzoekers in de collectieve opvangcentra van Fedasil, het Rode Kruis of het OCMW. Na vier maanden kan de asielzoeker een aanvraag indienen om in een individuele woning te gaan wonen. Tijdens de procedure hebben de asielzoekers recht op materiële steun. Ze krijgen een kamer met een bed en een tafeltje, drie maaltijden per dag, sanitaire voorzieningen en een klein wekelijks budget.
3.1.2. Kenmerken van asielzoekers uit de literatuurstudie In april 2015 waren er 13.262 asielzoekers in België. In 2014 werden er iedere maand tussen de 1100 en 1800 nieuwe asielaanvragen ingediend. (Commisariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, 2015) Deze cijfers variëren van periode tot periode. (Pleysier, 2011) Het aandeel jongens binnen de groep asielzoekers is aanzienlijk hoger dan het aandeel meisjes. Gemiddeld is 60% van de asielzoekers mannelijk en 40% vrouwelijk. 40% is minder dan 25 jaar. Nog eens 40% is ouder dan 25 jaar. Over de scholingsgraad van vluchtelingen is moeilijk een beeld de scheppen omdat in 70% van de gevallen dit tijdens het onderzoek niet werd ingevuld. Van de resterende 30% is ongeveer de helft hooggeschoold en de helft laag- of niet geschoold. (Geets, Pauwels, Wets, Lamberts, & Timmerman, 2006) Uit onderzoek blijkt dat het onderwerp “vrijwillige terugkeer” moeilijk bespreekbaar is binnen het asielcentrum. De asielzoekers willen er niets over horen. De sociale assistenten vinden het, hoewel ze hierop getraind zijn, een moeilijk aan te knopen thema. Veel asielzoekers denken dat wanneer iemand kiest om vrijwillig terug te keren, zijn asielaanvraag niet gerechtigd was en langer ze volhouden dat ze recht hebben op het vluchtelingenstatuut, hoe groter hun kans wordt om geaccepteerd te worden. (Foblets & Vanbeselaere, 2006) 24
Het merendeel van de asielzoekers is er zich van bewust dat een irregulier verblijf geen gunstige situatie is. Ik citeer: “Het idee jaagt hen in die mate schrik aan dat velen zeggen te weigeren aan deze mogelijkheid te denken of geen rust meer te vinden uit angst voor de illegaliteit.” (Foblets & Vanbeselaere, 2006) Eén van de strategieën die in voorgaande onderzoeken wordt aanbevolen, is het implementeren van een opleiding tijdens de asielprocedure. De opleiding zou gericht moeten zijn op het kunnen uitvoeren van een economische activiteit die zowel in België als in het land van herkomst realistisch is. (Foblets & Vanbeselaere, 2006) (Van Meeteren, Van San, & Engbersen, 2007) Hier wordt door Vluchtelingenwerk Vlaanderen, in 2014, nog steeds voor gepleit. (Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2014)
3.2. Fase 2: Uitgewezen asielzoekers in een terugkeercentrum
3.2.1. Open terugkeercentra Sinds 2012 bestaan er binnen Fedasil vier open terugkeercentra. Deze zijn bedoeld voor asielzoekers die tijdens de procedure beslissen terug te keren, of voor asielzoekers die een negatieve beslissing kregen. Hiervoor worden 300 open terugkeerplaatsen voorzien. (Fedasil, 2014) Tijdens een verblijf van maximum vier weken, worden de bewoners voorbereid op de terugkeer naar hun land van herkomst. (Fedasil, 2015) Echter ongeveer 70% van de uitgewezen asielzoekers gaat niet naar een open terugkeercentrum. Van de 30% die wel gaan, keert slechts 4,4% daadwerkelijk terug. De rest verlaat het centrum voor de periode van 30 dagen of wordt na deze periode gedwongen teruggestuurd. (Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2014) Om te polsen wat Fedasil zou kunnen betekenen binnen het project, wordt contact opgenomen met de hoofdzetel in Brussel. De reactie is positief, maar door omstandigheden kan het gesprek pas een maand later plaatsvinden. Voor dat dit gesprek kan plaatsvinden, wordt er ook geen toestemming gegeven om in een open terugkeercentrum interviews af te nemen. Het gesprek vindt plaats in Brussel met Lin Vanwayenbergh (verantwoordelijke van de dienst communicatie), Mieke Candaele (directeur communicatie) en Peter Neelen (verantwoordelijke van de Cel Vrijwillige terugkeer). Er komt naar voren dat de periode dat een asielzoeker in het terugkeercentrum verblijft te kort is om een opleiding te geven. Desondanks wordt toch aangedrongen om toestemming te krijgen om interviews af te nemen in het open terugkeercentrum in Sint-Truiden. De eerste mail naar Fedasil in dit verband vertrok op 5 december 2014 en het interview vond plaats op 16 maart, ruim 3 maanden later.
25
3.2.2. Norah Na het gesprek met enkele leidinggevenden van Fedasil in Brussel, wordt toestemming gegeven om interviews af te nemen in een open terugkeercentrum. Men betwijfelt of de bewoners met me willen spreken. Er wordt contact gelegd met Frank Hontiens, de Coördinator van Vrijwillige Terugkeer in Fedasil in Sint-Truiden. Frank kent er de bewoners persoonlijk, en ook hij betwijfelt of ze hun verhaal met me willen delen Daarom stel ik voor om in de plaats van een interview af te nemen, een naailes te geven. Dit zou een meer ontspannen sfeer creëren waarin ik op een persoonlijk niveau de bewoner kan leren kennen. Frank brengt me in contact met Norah. Norah is afkomstig uit Tanzania en spreekt vloeiend Engels. Ze heeft, in tegenstelling tot het merendeel van de bewoners, wel beslist om terug te keren. Ze kan echter niet vertrekken omdat haar papieren niet in orde zijn. Op het moment van onze ontmoeting, wacht ze al drie maanden op antwoord van haar ambassade. Zolang dit niet in orde is, mag ze in het terugkeercentrum blijven. Wanneer ik dit hoor, denk ik het onvermijdelijke. Had ik geen vertraging opgelopen en Norah in december ontmoet, dan had ik haar misschien écht kunnen helpen. Ze is enthousiast over de naailes en zou graag in het project willen stappen. De naailes vindt plaats op een woensdagavond in de personeelsruimte van Fedasil in SintTruiden. Het naaien gaat Norah goed af. Het is gemakkelijker dan ze gedacht had. In de twee uurtjes dat we samen werken, kan ik al een beeld scheppen van hoe ze als persoon is. Ze vertelt bijvoorbeeld over sms’en die ze van vrienden in Tanzania krijgt, waarin ze haar terugkeer afraden. Ze gaat een nieuwe sim-kaart kopen zodat ze de sms’en niet meer kan ontvangen. Dat ze desondanks toch wil vertrekken, getuigt volgens mij van een sterke persoonlijkheid. Ze is ook erg gelovig en gaat iedere avond bidden. Ze kan niet begrijpen dat ik niet gelovig ben en is al helemaal in de war als ik vertel dat zo goed als iedereen die ik ken ongelovig is. Het blijkt inderdaad moeilijk te zijn om te praten over de reden waarom ze Tanzania verlaten heeft en naar België is gekomen. Het zal meerdere naailessen duren om een goede vertrouwensband op te kunnen bouwen. Binnen het afstudeerproject zal dit niet meer lukken. Als Norah in de zomer nog niet vertrokken is, wil ik haar de naailessen nog graag geven.
26
3.2.3. Gesloten terugkeercentra België telt 4 gesloten terugkeercentra. In tegenstelling tot een open terugkeercentrum mogen de bewoners hier het centrum niet verlaten. In totaal kunnen er meer dan 600 personen tegelijkertijd opgesloten worden. Ze verblijven hier in afwachting van hun terugkeer. De plaatsen zijn voorbehouden voor irreguliere immigranten die criminele feiten hebben gepleegd. Er worden zo gemiddeld 6730 immigranten per jaar teruggestuurd. De centra bevinden zich in: Steenokkerzeel, Brugge, Merksplas en Vottem. (Getting the voice out, 2014) Deze groep wordt niet in het project betrokken omdat het gaat om mensen die criminele feiten gepleegd hebben en de gesloten terugkeercentra negatief reageren om de vraag naar interviews en voorstel om een opleiding te implementeren.
“Probeer het eerst eens in een open terugkeercentrum, als dat succesvol is bel je nog maar eens terug”– contactpersoon gesloten terugkeercentrum
28
3.3. Fase 3: Irreguliere immigranten
3.3.1. Kenmerken van irreguliere immigranten uit de literatuurstudie De groep irreguliere immigranten is moeilijk in kaart te brengen. Ze leven onder de radar van officiële instanties en staan nergens geregistreerd. In een studie rond irreguliere immigranten in België, werd de grootte van de groep geschat op 100.000 personen. (Van Meeteren, Van San, & Engbersen, 2007) Latere schattingen zijn niet gemaakt. Of deze schatting nu nog accuraat is, is moeilijk te bepalen. We weten dus niet exact hoeveel irreguliere immigranten in België verblijven. We kunnen wel een profiel schetsen aan de hand van de gegevens uit een enquête bij 170 irreguliere immigranten. We spreken hier van een schets omdat de gegevens niet veralgemeend kunnen worden. Doordat de respondenten via hulporganisaties bereikt werden, hebben de meer zelfredzamen en de extreem uitgeslotenen, niet aan de enquête deelgenomen. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 35 jaar. De jongste is 18 jaar en de oudste 66. Het merendeel van de respondenten zijn alleenstaand (73%), hoewel de vrouwelijke respondenten vaker in een huishouden met meer dan drie gezinsleden leven (40%). Ongeveer de helft van de respondenten heeft een woning. Ongeveer een derde verblijft in een instelling en de rest (17,2%) leeft op straat. 80% Van de respondenten die in een woning leeft, geeft aan dat niet alle basisvoorzieningen aanwezig zijn. Er is bij meer dan de helft van de respondenten een ernstig probleem met de woning. Eén op de vijf respondenten werkt. Meestal is dit deeltijds werk. De helft van de respondenten moet rondkomen met een inkomen van minder dan 145 euro per maand. Bij 30% van de respondenten is het wel eens voorgekomen dat een loon niet werd uitbetaald. Meer dan de helft van de respondenten is meer dan twee jaar werkloos en 12% zit al tien jaar zonder werk. 60% van de respondenten heeft geen diploma hoger secundair onderwijs. 1 op 3 respondenten schat de eigen gezondheid in als slecht tot zeer slecht. Meer dan de helft van de respondenten geeft aan vaak tot zeer vaak nerveus en eenzaam te zijn. (Nicaise & Schockaert, 2010) In een onderzoek van de Erasmus Universiteit in Amsterdam uit 2007 wordt aangehaald dat irreguliere immigranten vaak hulp krijgen van familie en/of vrienden. Hun aanwezigheid in een bepaald land is een grote pull-factor om te migreren. De familie en/of vrienden komen onder druk te staan. Vooral wanneer de afhankelijkheid van de immigrant langer duurt dan aanvankelijk de bedoeling was. (Van Meeteren, Van San, & Engbersen, 2007) Dit kwam ook geregeld naar voren in gesprekken met hulporganisaties en irreguliere immigranten tijdens het veldwerk. Volgens Sofie de Mot van Caritas International wordt vrijwillige terugkeer vaak gekozen als noodoplossing wanneer de familie en/of vrienden de ondersteuning niet meer kunnen of willen bieden.
29
4. Begeleiding bij vrijwillige terugkeer
4.1. Caritas International
Caritas International is een Belgische hulporganisatie die zich op asiel en migratie richt. Ze bieden hulp bij: opvang en begeleiding aan asielzoekers, integratie van erkende vluchtelingen, familiehereniging, voogdij van niet-begeleide minderjarigen, vrijwillige terugkeer, re-integratie in het land van herkomst en bezoek aan gesloten centra. (Caritas International, 2014) De “Cel Vrijwillige Terugkeer” werd opgericht in 2004. Met deze dienst begeleidt de organisatie immigranten die willen terugkeren naar hun land van herkomst. Ze geven advies, zorgen voor het nodige papierwerk, regelen een vliegtuigticket en hebben contactpersonen in verschillende landen die de immigranten verder zullen begeleiden in het opstarten van een onderneming. In een bespreking met Sofie de Mot, Coördinator van de “Cel Vrijwillige Terugkeer” binnen Caritas International, wordt enthousiast gereageerd op het project. “Je bent hier echt een gat aan het opvullen”,- luidt het. Er worden enkele aandachtspunten aangehaald. Enerzijds willen de immigranten eens ze beslist hebben terug te keren, vaak zo snel mogelijk het land verlaten. Ze vertrekken soms in minder dan een week tijd waardoor er geen tijd meer is voor een opleiding. Daarom wordt er voorgesteld de opleiding tijdens de asielprocedure te laten volgen. De gemiddelde behandelingsduur van een asielaanvraag telt 101 dagen. (Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers, 2012) Deze periode is lang genoeg om een opleiding te volgen. Zo zou de opleiding kunnen fungeren als voorbereiding op het dagelijkse leven na de asielprocedure. De focus ligt dan zowel op een leven in België als op een terugkeer. Het nut van een dergelijke opleiding werd al eerder aangehaald in een studie over irreguliere immigranten in België. (Van Meeteren, Van San, & Engbersen, 2007) Anderzijds kan de financiële situatie van de immigrant een beperking vormen. Ze hebben vaak weinig tot geen geld. Dit maakt dat de opleiding gratis zal moeten zijn en dat de kosten voor de benodigdheden om het product te vervaardigen niet meer dan 2200 EUR mogen bedragen (dit is het bedrag dat ze ontvangen om een eigen onderneming op te starten).
30
4.2. IOM
Naast Caritas International biedt ook IOM (International Organisation for Migration) begeleiding aan immigranten die vrijwillig terug willen keren. De organisatie beschikt over een wereldwijd netwerk dat zich richt het op o.a. humanitaire noodgevallen, integratie, gezondheidszorg, migrantenrecht, vrijwillige terugkeer en re-integratie. In het PSC (Protestants Sociaal Centrum) in Antwerpen kan men terecht bij medewerkers van IOM. Er wordt contact opgenomen met Franc Rottiers (aanspreekpersoon Vrijwillige Terugkeer en Maatwerk. Zijn reactie is zeer positief. Volgens Franc zou een opleiding de doorslag kunnen geven aan verschillende immigranten die over terugkeer twijfelen.
4.3. Terug in het land van herkomst
Wanneer de immigrant met behulp van Caritas of IOM terugkeert kan hij gedurende enkele maanden begeleiding krijgen in zijn land van herkomst. Hiervoor kan hij terecht bij één van de partnerorganisaties van IOM of Cartias. Deze partnerorganisaties zijn lokale NGO’s die samenwerken met Caritas of IOM. De ondersteuning is economisch, psychosociaal en praktisch van aard. De terugkeerder kan de onkosten terugbetaald krijgen die nodig waren voor het oprichten van een eigen zaak. Daarbuiten kan de hij ook hulp krijgen bij het vinden van een nieuwe woonst en krijgt hij de kans om een business training te volgen. Uit de verhalen van hogervermelde terugkeerders kunnen we afleiden dat familie en vrienden een grote invloed hebben op de slaagkansen van het project. Het reintegratiebudget wordt vaak met andere middelen gecombineerd. Meestal gaat het over reeds bestaande bedrijfjes, gebouwen, grond, of kapitaal van vrienden of familie. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Shiva uit Nepal, die 1000 kippen kocht om ermee in de leegstaande boerderij van zijn vader te kweken. Rehan uit Irak, investeerde zijn 2200 euro in de zaak van zijn oom, waar hij vervolgens mocht werken. Rachid uit Irak investeerde zijn geld dan weer in het oprichten van een snackbar samen met een vriend. Zijn vriend investeerde 25.000 euro. Het verschil zou hij, om uiteindelijk evenwaardige partners te zijn, op termijn terugbetalen. Ten slotte is er nog Sarantuya uit Mongolië die met haar geld een naaiatelier oprichtte. Eerst volgde ze de business-training bij de lokale NGO. In een half jaar tijd slaagde ze erin haar onderneming op te richten. (Fedasil, 2014)
31
ASIELZOEKERS IN PROCEDURE
UITGEPROCEDEERDEN IN EEN OPEN TERUGKEERCENTRUM
UITGEPROCEDEERDEN DIE “VASTZITTEN” IN EEN OPEN TERUGKEERCENTRUM
KANSEN
UITDAGINGEN
KANSEN
UITDAGINGEN
KANSEN
UITDAGINGEN
De vaardigheid is ook nuttig wanneer ze een positief antwoord krijgen op hun asielaanvraag. Het beroep “stikster” is een knelpuntberoep in Vlaanderen.
Er bestaat een taboe over het thema “vrijwillige terugkeer”
De terugkeerrealiteit staat dichterbij. De optie zal sneller overwogen worden.
Er is slechts een maand tijd om de vaardigheid aan te leren.
Men mag in het open terugkeercentrum blijven tot dat het papierwerk in orde is.
Wanneer de papieren in orde zijn moet de persoon het terugkeercentrum verlaten, het is onduidelijk wanneer dit zal zijn.
Er is zijn gemiddeld 101 werkdagen tijd om vaardigheid aan te leren. Ze hebben een stabiele huisvestiging en zijn gemakkelijk bereikbaar.
Men bereikt enkel degene die een asielaanvraag hebben ingediend.
De gemoedstoestand van de persoon is fragiel.
Ze hebben een stabiele huisvestiging en zijn gemakkelijk bereikbaar.
Men bereikt enkel degene die een asielaanvraag hebben ingediend.
Er is een budget beschikbaar voor projecten die vrijwillige terugkeer stimuleren.
De persoon heeft al gekozen voor vrijwillige terugkeer. Ze hebben een stabiele huisvestiging en zijn gemakkelijk bereikbaar. Er is een budget beschikbaar voor projecten die vrijwillige terugkeer stimuleren.
Fedasil is geïnteresseerd in een samenwerking, mits het project een concretere vorm aanneemt.
32
Men bereikt enkel degene die een asielaanvraag hebben ingediend.
IMMIGRANTEN IN EEN GESLOTEN TERUGKEERCENTRUM
KANSEN
IRREGULIERE IMMIGRANTEN
IRREGULIERE IMMIGRANTEN DIE DE BESLISSING MAAKTEN TERUG TE KEREN
UITDAGINGEN
KANSEN
UITDAGINGEN
KANSEN
UITDAGINGEN
Het zijn vaak “criminelen”.
Men bereikt zowel uitgeprocudeerde asielzoekers, als immigranten die nooit een asielaanvraag hebben ingediend.
Ze zijn enkel via hulporganisaties bereikbaar, dit wil zeggen dat ze al in een ongunstige situatie zitten voor ze geholpen kunnen worden.
Men bereikt zowel uitgeprocudeerde asielzoekers, als immigranten die nooit een asielaanvraag hebben ingediend.
Vrijwillige terugkeer is vaak een noodoplossing, Wanneer ze de beslissing gemaakt hebben willen ze zo snel mogelijk vertrekken.
Ze blijven gemiddeld tussen de 1 a 3 maanden. De gesloten terugkeercentra zijn niet geïnteresseerd in het project.
Er zijn verschillende hulporganisaties die zouden kunnen en willen meewerken.
Ze hebben geen stabiele huisvestiging. Ze zijn emotioneel instabiel.
33
Ze zijn bereikbaar via Caritas International en IOM Ze weten vaak niet wat ze willen gaan doen met het geld dat ze van IOM of Cartias International krijgen.
Ze zijn emotioneel instabiel. Soms willen ze terugkeren omdat ze hun huisvestiging verloren hebben. Er zou dus ook een opvangstructuur aan gekoppeld moeten worden.
5. De opleiding
De opleiding moet zodanig ontworpen worden zodat ze binnen de verschillende groepen geïmplementeerd kan worden. Dit houdt in dat ze binnen een maand gegeven moet kunnen worden, toegankelijk moet zijn voor laaggeschoolden, een vaardigheid moet zijn die ook in België nuttig kan zijn, dat er in groep gewerkt kan worden en dat ze de activiteit kunnen opstarten met een bedrag van 2200 euro. Om immigranten van alle nationaliteiten te kunnen betrekken, is het wenselijk de nood aan taal te minimaliseren. Rekening houdend met deze aandachtpunten wordt gekozen voor het aanleren van naaivaardigheden. In vergelijking met andere materialen en technieken, zijn de opstartkosten van een naaiatelier relatief laag. Bovendien is textiel een materiaal dat wereldwijd gebruikt wordt. Er kan dus van uitgegaan worden dat het beroepsmogelijkheden schept. In Vlaanderen is het beroep “stikster” momenteel zelfs een knelpuntberoep. (CLB, 2015) Dit laatste speelt een grote rol voor de doelgroep die nog in procedure zit. Zij hebben nog een kans op een wettelijk verblijf en kunnen door de opleiding hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. De focus van de opleiding ligt op het aanleren van vaardigheden waarmee men zowel zelfstandig kan werken, als in het alternatieve economie kan meedraaien. Buiten de algemene naaitechnieken, wordt er dus ook aangeleerd hoe men een specifiek product zal kunnen maken. Het product zal een rugzak worden. Dit enerzijds omdat hiermee het verhaal van migratie versterkt wordt. Wanneer men migreert is de bagage het stukje thuis dat men meeneemt. Anderzijds symboliseert de rugzak ook het aanleren van de vaardigheden. Een rugzak wordt namelijk vaak geassocieerd met wie we zijn. Wat we meedragen in onze rugzak, is wat ons definieert. Door nieuwe vaardigheden aan te leren, creëert men iets positiefs en waardevols om mee te nemen in de eigen rugzak. Er dient te worden onderzocht hoe het maken van de rugzak binnen een maand aangeleerd kan worden, welke problemen er zijn met taal, wat de eigenschappen van de rugzak moeten zijn.
34
5. 1. De rol van de ontwerper en de immigrant in het ontwerpproces
De immigrant(en) moet(en) betrokken worden in het ontwerpproces. Zo wordt het een project van henzelf, en niet iets dat van buitenaf aangereikt wordt. Hoe meer men bij met het project betrokken is, des te meer men er ook zelfvoldoening uit kan halen. De ontwerper zal dus enkel een coördinerende rol innemen. Hij of zij zal moeten werken vanuit de vaardigheid van de immigrant(en) om een ontwerp te realiseren. Dit kan inhouden dat de ontwerper eerst zelf de vaardigheid zal moeten leren. De zoektocht naar een irreguliere immigrant of asielzoeker met zo een vaardigheid verloopt niet soepel. Zo wordt er bijvoorbeeld bij Caritas International gezegd dat ze contacten kunnen leggen, maar dit gebeurt uiteindelijk niet. Het contact met Fedasil verloopt dan op zich zo traag, dat we al drie maanden verder zijn voordat de kwestie besproken kan worden. Daarom wordt er op zelfstandige basis op zoek gegaan naar de geschikte vaardigheid. (zie vorige paragraaf….) Uiteindelijk kan, via Frank Rottiers van IOM en Marleen Germer, de verantwoordelijke van de Vrouwenwerking in Antwerpen wel contact gelegd worden met irreguliere immigrant, die over naaivaardigheden beschikt. Haar naam is Güler. In een traditioneel ontwerpproces wordt vertrokken vanuit de eisen en wensen van een product, om de restricties te bepalen waarbinnen het ontwerp kan ontstaan. In dit ontwerpproces echter, staat de wisselwerking tussen de ontwerper en de immigrant centraal. Er zal dus vetrokken worden vanuit de vaardigheid van de immigrant, en het ontwerp wordt achteraf aan de eisen en wensen aangepast.
35
5.1.1. Conlusies uit de samenwerking Hieronder worden de conclusies uit de samenwerking beschreven. Een uitgebreid verslag kan in de bijlage bij “Bijlage 2: De samenwerking met Güler” gevonden worden. Een minimum aan gemeenschappelijke talenkennis is wel degelijk noodzakelijk. Er is een kleine taalbarrière maar die kan overbrugd worden met tekeningen of door het voorstel uit te voeren. De rol van de immigrant is het aanleren van de vaardigheid en de rol van de ontwerper is het (achteraf) uitwerken van het tot stand gekomen product. Güler toont hoe het product gemaakt kan worden, en welke technieken zij ervoor zou gebruiken. Hier komt echter, desondanks de aanmerkingen van de ontwerper, geen marktwaardig product uit. Het is dus noodzakelijk achteraf het ontwerp om te vormen naar een product dat dit wel is, zonder de inbreng van de immigrant te verliezen. Met dit ontwerp kan dan terug naar de immigrant gegaan worden om het samen af te werken. De betrokkenheid van de immigrant zal afhankelijk zijn van zijn of haar vaardigheden en motivatie. In het geval van Güler is de betrokkenheid groot. Ze heeft verder niets om handen en naaien is haar passie. Ze wil graag zoveel mogelijk aan het project werken. Door de nauwe samenwerking kan Güler tijdelijk haar depressieve gevoelens en gedachten aan de kant te zetten. Het geeft haar enorm veel zelfvoldoening. Later helpt Güler me ook bij het geven van een workshop.
37
5.2. Een workshop als test voor de opleiding
5.2.1. Voorbereiding van de workshop Via Franc Rottiers van IOM, wordt er contact gelegd met Marleen Germer, de verantwoordelijke van de Vrouwenwerking in Antwerpen. In het Vrouwenhuis hebben ze een klein naaiatelier. Er zijn een 6-tal naaimachines, en materiaal in overvloed: dikke en dunne stoffen, ritssluitingen, biaisbanden, elastieken en knopen in alle vormen en kleuren. Marleen gaat in op het voorstel om in dit atelier de opleiding te testen. Dit gebeurt in de vorm van een workshop, die, gedurende de maand maart, iedere dinsdag van 13u tot 17u, zal plaats vinden. De participanten zullen vrouwen zijn die al regelmatig naar het vrouwenhuis komen. In totaal zullen er 5 verschillende nationaliteiten deelnemen. Omdat mannen niet welkom zijn in het Vrouwenhuis, zal de workshop uitsluitend aan vrouwen gegeven worden. Ik zal de workshop samen met Güler geven. De objectieven van de workshop worden hieronder op een rij gezet. Objectief voor de participant: - - - -
Leren werken met een naaimachine Een rugzak leren maken Verschillende materialen leren kennen (stof, canvas, zeil, leder) Ruimte voor ontspanning en zelfvoldoening
Objectief voor het onderzoek: - Hoeveel tijd heeft de participant nodig om de vaardigheden onder de knie te krijgen? - Hoe kan er met de participant gecommuniceerd worden, is er een taalbarrière? - Kunnen de participanten onderling kennis overbrengen?
5.2.2. Indeling van de workshop Enkele van de participanten hebben nog nooit naaimachine aangeraakt. Daarom wordt er begonnen met wat “willekeurig” stikken. Een paar keer op en af stikken op een stukje stof zou voldoende moeten zijn om de naaimachine te leren kennen. Daarna volgt een kleine oefening, namelijk: een zakje met ritssluiting en voering. Voor een beginneling is dit moeilijker dan verwacht. Enerzijds moet men recht langs de ritssluiting kunnen stikken. Anderzijds moeten om de stoffen aan de ritssluiting mooi af te werken, de stukken stof op een op het eerste zicht onlogische manier, gestikt worden. Toch wordt dit als eerste oefening gekozen omdat het, net omdat het moeilijker is, ook sneller voldoening zal opleveren. Dit zou voldoende basis moeten geven om aan de rugzak te beginnen. In de bijlage is een uitgebreidere dagindeling te vinden in “Bijlage 3: Dagindeling”.
39
5.2.3. Een visuele handleiding Als oplossing voor de taalbarrière wordt een visuele handleiding ontworpen. Hiervoor wordt met iconen en tekeningen geëxperimenteerd. (Deze zijn te vinden in de bijlage: Bijlage 4: Experimenten met de visuele handleiding) Eerst worden simpele tekeningen en iconen gemaakt die de handelingen uitleggen. Hier blijkt al snel dat de gekozen vormentaal niet gedetailleerd genoeg is om een ingewikkelder proces, zoals dat van het “zakje met ritssluiting en voering”, weer te geven. In een volgende ontwerp worden de tekeningen groter en gedetailleerder. Het proces wordt in veel verschillende stappen uitgebeeld. Dit lijkt eerder verwarring dan duidelijkheid te scheppen. Daarom worden de verschillende stappen ingekort en de individuele tekeningen uitgebreider. Het uiteindelijke ontwerp wordt afgeprint en op houten patronen geplakt. Voor iedere participant wordt 1 set patronen gemaakt.
41
42
43
5.2.4. Het verloop van de workshop -
Kan de participant op 16u tijd een rugzak leren maken?
Op de eerste dag van de workshop waren vier participanten aanwezig. Eén van hen is de tweede dag gestopt en is daarom niet aan de rugzak begonnen. De tweede en derde dag kwamen er nieuwe participanten bij, maar zij zijn niet aan de rugzak begonnen omdat hier niet genoeg tijd voor zou zijn. In totaal zijn drie participanten een rugzak beginnen maken. Eén participant is erin geslaagd, hoewel de afwerking niet geweldig was, op 12u tijd een rugzak te leren maken. Ze had al ervaring met stikken, maar dit was al 10 jaar geleden. Toch heeft ze de twee eerste oefeningen overgeslagen en is ze onmiddellijk aan de rugzak begonnen. Opvallend was vooral hoe geconcentreerd, kalm en gemotiveerd ze was. Een andere participant, Carolien genaamd, heeft haar rugzak op de valreep niet kunnen afmaken. Die miste nog de voering en de gaatjes voor het koord. Carolien had géén ervaring met stikken maar was wel erg gemotiveerd. Hoewel ze het de eerste dag erg moeilijk had om controle te krijgen over de naaimachine, heeft ze toch bijna het volledige traject kunnen doorlopen. Ze bleef gemotiveerd en kalm. Een derde participant, Daunnia genaamd, wilde graag alles snel klaar hebben. Dit leidde tot fouten, spanning en demotivatie. Hierdoor kon ze maar één deel van de driedelige rugzak afwerken. -
Hoe kan er met de participant gecommuniceerd worden, is er een taalbarrière?
Vier van de zes participanten konden min of meer Nederlands spreken en verstaan. Eén participant sprak enkel Frans en nog een andere participant sprak geen enkele taal die één van de participanten of ikzelf wel sprak. Verbale communicatie was dus niet mogelijk. Het voordoen of aanwijzen van de handelingen schepte meer duidelijkheid dan het volgen van de handleiding. Met uitzondering van twee, konden alle handelingen juist uitgevoerd worden. Deze handelingen waren: het dichten van het begin- en eindstiksel door op en af te stikken in het begin en het einde van een stiksel, en hoe men de draad in de naald kan steken. Dit laatste was trouwens bij de meeste participanten een probleem omdat ze niet goed genoeg konden zien. Er is dus wel degelijk een taalbarrière, maar die kan grotendeels omzeild worden door de handeling uit te beelden. De rol van de handleiding wordt dus in vraag gesteld. Zolang er een lesgever aanwezig, is een handleiding niet nodig.
45
- Zijn het “willekeurig stikken” en het maken van het “zakje met ritssluiting en voering”, voor een leek, voldoende voorbereiding op het maken van een rugzak? Vier van de zes participanten hadden geen ervaring met een naaimachine. Drie hiervan kregen de naaimachine wel snel onder controle. Bij de vierde persoon ging het echter al snel beter wanneer ze met een tragere machine werkte. Eén van de participanten had problemen met het “zakje met ritssluiting en voering”. Het was volgens haar te moeilijk. Ze stopte voor het zakje af was en kwam de volgende les niet opdagen. Om deze reden werd een derde, makkelijkere, oefening toegevoegd. De extra oefening werd een kussensloop. Een kussensloop is eenvoudig te maken en moet niet precies gestikt worden, in tegenstelling tot het “zakje met ritssluiting en voering” wel nodig is. Bovendien zullen scheve stiksels niet storen omdat ze enkel op de achterkant van het kussen zichtbaar zijn.
5.2.5. Conclusies uit de workshop Het is mogelijk op vier lessen tijd een rugzak te leren maken. In dit geval ging het om een simpele rugzak. Voor een ingewikkeldere rugzak kan men meerdere dagen in de week workshops geven. Een handleiding is tijdens de workshop niet noodzakelijk. Achteraf zou het wel een naslagwerk kunnen zijn. Een handleiding met plaats voor notities zou wel zijn nut moeten kunnen bewijzen. De twee handelingen: “dichten van een stiksel” en “draad insteken” moeten wel afgebeeld worden. De oefeningen “willekeurig stikken”, “kussensloop” en “zakje met ritssluiting en voering” bieden voldoende voorbereiding om een simpele rugzak te kunnen maken.
46
6. Het product(engamma)
In de workshop werden naaitechnieken aangeleerd die de participant in staat stelde om in 16u tijd een rugzak te leren maken. Deze rugzak was echter nog niet volledig ontwikkeld. Dit gebeurt in de volgende fase. De rugzak wordt ontworpen alsof hij gemaakt werd door Norah, de Tanzaniaanse vrouw uit het terugkeercentrum. Eerst wordt gekeken naar rugzakken van concurrerende merken. Hieruit kan de prijscategorie afgeleid worden. Daarna wordt onderzoek gedaan naar leder en Afrikaans textiel. Hieruit wordt een deel van de eisen en wensen afgeleid. Vervolgens worden enkele prototypes gemaakt om uiteindelijk bij het definitieve ontwerp te eindigen. Hierna worden enkele producten ontworpen die stapsgewijs een nieuwe naaitechniek introduceren die men nodig zal hebben bij het maken van de rugzak. Van ieder product worden patronen en een handleiding gemaakt. Tot slot wordt een branding ontwikkeld die de producten op de Europese markt zou helpen verkopen.
48
6.1. Marktanalyse
Om de eisen en wensen van de rugzak te bepalen wordt eerst onderzoek gedaan naar andere rugzakken op de markt. We kunnen de markt onderverdelen in “Premium” en “Goedkoop” langs een eerste as, en “Eenvoudig” en “Uitgebreid” langs een tweede as. Specifieke categorieën zoals trekkersrugzakken en sportrugzakken worden uit het onderzoek gelaten. Deze rugzakken spreken een specifiek doelpubliek aan, dat zich bij de aankoop van de rugzak, voornamelijk op functionele aspecten richt. Met deze functionaliteit zal, vanwege beperkte financiële middelen en kennis, niet geconcurreerd kunnen worden. De merken die wel in het marktonderzoek opgenomen worden zijn merken met: simpele rugzakken, ambachtelijk vervaardigde rugzakken of rugzakken waarbij het sociale aspect belangrijk is. Dit zijn namelijk de rugzakken waarmee direct geconcurreerd zal worden. Deze merken zijn: Eding Studio (ambachtelijk vervaardigd), Eastpak (simpel), Kipling (simpel), Sobag (ambachtelijk vervaardigd), Treesizeverse (ambachtelijk vervaardigd), Abury (ambacht vervaardigd + sociaal), Freitag (milieuvriendelijk), Korchmar Garrett (sociaal), Forzieri , en Mulholland (ambachtelijk vervaardigd). Wanneer we deze rugzakken op de bovengenoemde assen plaatsen, kunnen we zien dat eenvoudige maar ambachtelijk vervaardigde rugzakken, of eenvoudige rugzakken die een sociale bijdrage leveren, in prijs variëren tussen de 170 en 360 euro. Er is dus een grote marge in de prijscategorie van een “premium” rugzak. De kans is reëel dat het in dat deel van de markt verkocht zal moeten worden omdat het ambachtelijk vervaardigd wordt en er transportkosten in rekening gebracht moeten worden. Bovendien moet er in België een organisatie opgezet worden dat de rugzakken verdeeld en zorgt voor de dienst na verkoop.
51
PREM
Free People Men’s Backpack ABURY 360 euro Duitsland
SIMPLE SIMPEL Bucket Backpack SADDLE BACK LEATHER 260 euro USA (ROUGH LEATHER)
Vic FREITAG B 260 e Duits
Treesizeverse 170 euro (8vzk) België
Kowalski FREITAG BACKPACK 155 euro Duitsland
Sobag 110 euro (20vzk) China
Firefly N KIPLING 80 euro USA
Padded Pakr EASTPAK 49 euro USA
CHE
MIUM PREMIUM
ctor BACKPACK euro sland
Mulholland American Alligator Drawstring Backpack STERLING AND BURKE LTD 11.660 euro USA Deerskin Rucksack THE MULHOLLAND BERKELEY STORE 1460 euro USA
The Bridge FORZIERI 1105 euro FRANKRIJK
Wool Rucksack THE MULHOLLAND BERKELEY STORE 470 euro USA (WOOL) Coolidge FREITAG BACKPACK 360 euro Duitsland Korchmar Garrett Backpack STERLING AND BURKE LTD 350 euro USA
Eding Studio 40 euro (20vzk) ETSY China
EAP GOEDKOOP
ADVANCED UITGEBREID
6.2. Materiaalonderzoek
De rugzak zal uit leder vervaardigd worden. Dit is een kwalitatief materiaal met een “premium”-uitstraling. Allereerst wordt onderzoek gedaan naar het gereedschap en de machinerie dat nodig is om leder te bewerken. Naast de kwalitatieve uitstraling moet de rugzak ook de Afrikaanse cultuur weerspiegelen. Daarom worden authentiek Afrikaanse doeken gezocht.
6.2.1. Gereedschap voor lederbewerking Leder kan zowel machinaal, als met de hand tot een product vervaardigd worden. Het met de hand vervaardigen is een zeer arbeidsintensief proces. Dit zou het product zo duur maken dat het een deel van de markt aanspreekt dat te klein is (3% van de bevolking) om tegen de andere merken te kunnen concurreren. (van Waterschoot, Lagasse, De Haes, & Bilsen, 2009) Bovendien kan men met het budget van €2200 euro, wel al een degelijke leder-naaimachine aanschaffen. Om de specificaties van de leder-naaimachines te bepalen, worden gesprekken gevoerd met verkopers van huishoud-naaimachines en Bert Boesen, “een expert in”, en “hersteller van” leder-naaimachines. Een huishoudnaaimachine is niet bedoeld voor dagelijks gebruik en zal daarom snel slijten. Het is belangrijk dat men een degelijke industriële naaimachine aankoopt. Nieuw zijn deze machines voor de terugkeerders te duur, maar in het tweede-handscircuit zijn er voor een goede prijs, genoeg van deze modellen te vinden. In essentie verschillen de machines van elkaar in: de sterkte van de motor, het soort transport en het platform. De sterkte van de motor bepaalt welke dikte van leder gebruikt kan worden, en door hoeveel lagen men kan stikken. Een gewone huishoudnaaimachine heeft een vermogen van 50 tot 90 watt, terwijl de industriële leder-naaimachine al snel aan 550 watt zit. Het transport van een naaimachine is het mechanisme dat de stof of het leder, na iedere steek, naar achter trekt. Bij een gewone naaimachine gebeurt dit aan de hand van een geribbeld plaatje dat naar achter beweegt. Omdat leder snel over mekaar schuift, wordt het transport bij deze machines uitgebreid. De naald blijft in het leder steken wanneer het naar achter getrokken wordt, terwijl een extra voetje helpt het leder naar achter te trekken. Dit mechanisme noemt men “triple transport”. Ten laatste is er een verschil tussen een vlakbed-naaimachine en een vrij-arm-naaimachine. Met een vrijearm-naaimachine kan men stikken waar men met een vlakbed-naaimachine niet bij kan komen. Echter zijn de vrij-armnaaimachines gemakkelijk het dubbele in prijs. Daarom zal de rugzak zodanig ontworpen worden dat het op een vlakbed-naaimachine gemaakt kan worden. Zelf koop ik een Adler 151, triple transport, vlakbed-naaimachine van 550 watt, ter waarde van 650 euro. Later zal ook blijven dat een paspelband-voetje nodig zal zijn om de rugzak te kunnen vervaardigen. Dit voetje kost ongeveer 90 euro.
55
6.2.2. Afrikaans textiel De rugzak ontstaat vanuit een sociaal en multicultureel verhaal. Dit geeft een meerwaarde aan het product. Om dit verhaal te ondersteunen wordt er met etnische materialen gewerkt die in het land van herkomst, liefst ambachtelijk, gemaakt worden. Zo zou men, wanneer er terugkeerders van verschillende herkomstlanden in het project stappen, de rugzakken kunnen onderscheiden aan de culturele stijlkenmerken van de materialen. Zo kan er van hetzelfde productgamma een Afrikaanse reeks, een Russische reeks, een Braziliaanse reeks, etc. op de markt gebracht worden. Omdat er geen tijd noch geld is om naar Afrika te reizen, worden twee doeken via internet besteld. Om een beeld te vormen of de materialen samen zouden passen, worden ze in een visualisatie ten opzicht van mekaar gezet. Er wordt gekozen voor een “Mudcloth” van “The African Fabric Shop” en een “Shoowa Velours” van “Afrika Textiel”. De “Mudcloth” is afkomstig uit Mali, en bestaat uit aan mekaar genaaide stroken handgewoven katoen, waarop traditionele Afrikaanse patronen geverfd worden. Hij krijgt zijn naam van één van de gebruikte natuurlijke verfsoorten, namelijk gedroogde modder. (International Bycicle Fund, 2015) De “Mudcloth” kost €77,21 en heeft een grootte van 100 op 170 centimeter. De “Shoowa Velours” is afkomstig uit Congo, is gemiddeld 45 op 55 cm groot, en wordt gemaakt van de Raffia-plant. Het werd oorspronkelijk vervaardigd in het “Kuba-rijk”, dat in de zestiende eeuw over een bepaald gebied in Congo heerste. Het productieproces van een “Shoowa Velours” is enorm tijdrovend en het werd dan ook als een statussymbool gezien. Het vervaardigen van kwalitatief stuk kon wel een jaar lang duren. (Afrika Textiel, 2015) De website verkoopt de Shoowa Velours voor €45 voor een stuk van 50 op 60 cm. Wanneer de doeken aankomen, blijken ze andere eigenschappen te hebben dan aanvankelijk gedacht werd. De Mudcloth is dikker en de Shoowa Velours is fragieler. In het geval van de Mudcloth is dit positief. De Shoowa Velours daarentegen is te fragiel om in de rugzak te gebruiken. Wanneer iemand effectief terugkeert, zal men ambachtslieden moeten zoeken in het land van herkomst. Dit kan via verschillende kanalen gebeuren. Enerzijds is er de terugkeerder zelf, die al over een netwerk zou kunnen beschikken. Daarnaast kan er contact opgenomen worden met de webshops die Afrikaans textiel verkopen. Zij beschikken over een netwerk in verschillende landen en zijn via het internet makkelijk bereikbaar. Daarnaast kan men ook via Flanders Investment & trade de lokale leveranciers en ambachtslieden verkennen. Zij hebben in ieder land een contactpersoon en een lijst met leveranciers. Bovendien vergoeden ze ook een deel van de reis die gemaakt dient te worden om de leveranciers of ambachtslieden te bezoeken. Ten laatste kan de zoektocht ook geholpen worden door de aanwezige NGO die de terugkeerder zal opvangen. Zij beschikken over directe kennis van de omgeving en zullen, volgens Sofie de Mot van Caritas International, met veel plezier helpen.
56
6.3. Eisen en wensen
Uit het voorgaande onderzoek konden enkele eisen en wensen opgesteld worden. Eisen: Kwalitatief: leder Garendikte tussen 40 en 20 Vervaardigbaar op een vlakbed-ledernaaimachine met maximum 1 extra voetje Simpel proces Prijs tussen 170 en 360 euro Wensen: Stijlvol Cultuur weerspiegelen door het gebruik van etnische materialen Eerlijk
Andere eisen worden afgeleid uit de eigenschappen van reeds bestaande rugzakken. Eisen: Aanpasbare lengte van de riemen tussen 55 en 70 cm Volume van minstens 10 liter (minimum volume voor een dagrugzak)
59
6.4. Prototypes
Om de doelgroep zo veel mogelijk in het project te betrekken, werd met een irreguliere immigrant (Güler) samengewerkt om de rugzak te ontwerpen. (zie “De rol van de ontwerper en de immigrant in het ontwerpproces”) In twee weken tijd werden twee rugzakken ontworpen. Deze rugzak moet nu aan de eisen en wensen aangepast worden. De opbouw van deze rugzakken kan grotendeels behouden worden. Hij wordt opgebouwd uit: een groot volume dat bestaat uit twee grote vlakken die met elkaar verbonden worden met een langwerpig vlak dat tussen de twee vlakken in komt, met aan de voorkant een zakje dat op dezelfde manier opgebouwd wordt. Om te verwijzen naar het thema migratie, krijgt de rugzak de allures van een traditionele reiskoffer. De randen worden afgerond en de koord-dichting vervangen door een ritssluiting. Het grote volume en het kleine zakje krijgen beiden een ritssluiting, zodat de benodigde kennis om de rugzak te kunnen vervaardigen beperkt blijft. Zo wordt ook de duur van de opleiding ingeperkt. De prototypes worden vervaardigd uit goedkoop leder, dat rechtstreek van een looierij komt. In het eerste prototype worden de maten van de rugzak aangepast zodat het een volume van minstens 10 liter heeft en er een 13 inch laptop in past. Om de rugzak comfortabel te maken, wordt er aan de achterkant schuim in gestopt. In de rugzakken die samen met Güler gemaakt werden, werd de voering aan de bovenkant van de rugzak vastgemaakt. Omdat daar nu een ritssluiting zit, moet er nagedacht worden over hoe de voering vastgemaakt kan worden. In het eerste prototype wordt een deel van de voering op voorhand aan de ritssluiting vastgemaakt, om hier later de rest van de voering aan vast te maken. Er blijkt echter aan de zijkanten een opening te ontstaan tussen de voering en het leder. Deze openingen kunnen met een vlakbed-naaimachine niet gedicht worden. Daarbuiten komen nog enkele problemen naar voren. Omdat leder dik en stijf is gaan de randen bol staan, de ritssluitingen blijven aan de binnenkant nog onbedekt en het geheel slap en zakt in.
60
62
In het tweede prototype worden de randen van het leder met de hand geschalmd (met een mesje dunner gemaakt) en wordt een paspelband (een met leder overtrokken draadje) tussen de randen gezet. Dit voorkomt dat de randen bol gaan staan. De voering wordt eerder vastgemaakt, om te vermijden dat de openingen ontstaan. Dit blijkt niet te helpen. De uiteinden van de ritssluitingen worden met de voering gedicht. In het eerste prototype werden de riemen nog niet aan de achterzijde vastgemaakt. In het tweede prototype gebeurt dit wel. Wanneer de rugzak door enkele personen getest wordt, blijken de riemen vanboven te breed te zijn en zitten ze aan de onderkant tegen de rug aan.
63
64
6.5. Definitief model
Het definitieve model wordt vervaardigd uit kwalitatief donker leder met een dunne bruine voering van polyester en accenten “Mudcloth” aan de voor- en achterkant van de rugzak. De voering wordt aan het leder vastgemaakt nog voor dat het leder aan mekaar wordt genaaid. Op die manier kan het ontstaan van de openingen vermeden worden. De randen aan de binnenkant worden afgewerkt met een lederen band. De ritssluitingen worden ook met een stuk leder afgedicht. Dit oogt beter. De riemen achteraan worden aan de bovenkant smaller en vanonder aan de zijkanten vastgemaakt zodat ze niet tegen de rug aanzitten. Om de rugzak in zijn geheel te verstevigen wordt aan de voering verstevigende stof gestreken. Deze stof is een alternatief voor karton of plastiek, wat ervoor zou zorgen dat de rugzak niet meer binnenstebuiten gedraaid zou kunnen worden. Dit binnenstebuiten draaien is nodig om de rugzak met een vlakbed-naaimachine te kunnen vervaardigen.
65
6.6. Het productengamma
In de opleiding worden als voorbereiding een kussensloop, pennenzak en laptop-sleeve gemaakt. In de kussenssloop wordt het binnenstebuiten draaien geïntroduceerd. De juiste kanten van het leder en het textiel worden op elkaar gelegd en aan mekaar genaaid. Zo ontstaat er een mooi afgewerkte naad aan de buitenkant van de kussensloop. In de oefening van de pennenzak wordt de ritssluiting geïntroduceerd. Eerst en vooral worden de uiteinden van de ritssluiting met een stuk leder afgesloten. Vervolgens wordt de voering met de juiste zijdes aan de achterkant van de ritssluiting vastgemaakt. Zo kan de voering omgeplooid worden en de naad bedekken. Dit geeft een mooie afwerking. Daarna wordt het leder aan de ritssluiting vastgemaakt. Het leder en de voering worden vervolgens met de goede zijdes op elkaar gestikt. De rand die aan de binnenkant ontstaat wordt met een biasband afgewerkt. Het geheel wordt binnenstebuiten gedraaid en de pennenzak is klaar. De laptop-sleeve introduceert de paspelband. Hier leert men eerst hoe men met behulp van een speciaal voetje, zelf een paspelband kan maken. Deze band wordt aan de goede kant van het leder vastgemaakt voordat het geheel aan mekaar gestikt wordt. De rest gebeurt volgens hetzelfde principe als de pennenzak. In de rugzak worden de voorgaande naaitechnieken gecombineerd. Het enige nieuwe is het aan mekaar naaien van de twee delen, de volgorde waarin alles gemaakt moet worden, en de riemen aan de achterkant.
68
69
6.7. Kostenindicatie
Om een indicatie te geven van de kosten van de producten wordt gekeken naar de tijd die nodig is om het product te vervaardigen enerzijds en de materiaalkosten anderzijds. Het maken van het kussen neemt 15 minuten in beslag, de pennenzak 45 minuten, de laptop-sleeve 2 uur en de rugzak 12 uur. In dit geval zijn de producten vervaardigd door één persoon, die semi-ongeoefend is en in een ongestructureerde omgeving werkt. Hoe meer de persoon oefent en zijn omgeving aan het proces aanpast, hoe sneller het productieproces zal verlopen. Omdat we dit niet kunnen testen, maken we de berekening aan de hand van de bovengenoemde gegevens. Het minimum uurloon in Tanzania is €0,31/ uur, oftewel €49/maand. Volgens een berekening van de “Wage Indicator Foundation” is dit echter €510 te weinig om een redelijk maandloon te zijn. Een beter loon zou €560/ maand zijn oftewel €3,5/uur. (WageIndicator Foundation, 2015) De kosten van uurloon per product zijn dan: €1,75 voor het kussen, €5,25 voor de pennenzak, €10,50 voor de laptopsleeve en €42 voor de rugzak. De materiaalkosten zijn moeilijker te bepalen omdat er een uitgebreid onderzoek nodig is naar de leveranciers in Tanzania. Omdat hier meer tijd voor nodig is, wordt er enkel een indicatie gemaakt. Er werd wel al een leverancier van leder in Tanzania gevonden. Deze verkoopt zijn huiden aan €5,27/m2. Dit is zeer goedkoop ten opzicht van de prijs in België, die €37,66/m2 bedraagt. Wanneer we de prijs van de materialen bereken aan de hand van het oppervlakte dat we nodig hebben voor het product, is dit voor de kussensloop €5,75, voor de pennenzak €3,92, voor de laptop-sleeve €11,43 en voor de rugzak €27,04. In deze berekening zijn enkel het leder en de Afrikaanse stof opgenomen in de prijs die men er in Tanzania aan zou betalen. De andere materialen zoals: ritssluitingen, koord, voering, mousse, en verstevigingsmateriaal zijn volgens Belgische prijzen in de berekening opgenomen. Als we de ruime schatting doen dat de prijzen in Tanzania slechts de helft van de prijzen in België zullen zijn, zijn de materiaalkosten per product: €2,40 voor de kussensloop, €7,82 voor de laptop-sleeve en €18,05 voor de rugzak. Wanneer we de materiaalkosten en de loonkosten optellen komen we op een bedrag van: €7,50 voor de kussensloop, €9,17 voor de pennenzak, €21,93 voor de laptopsleeve en €60,05 voor de rugzak. Hier komen nog kosten bij kijken, zoals: transportkosten, verbruikskosten, promotiekosten, etc. Daarom is het slechts een indicatie.
71
7. Visuele handleidingen en patronen
Om de opleiding vlot te laten verlopen worden alle patronen uit hout gelaserd. Hout is, in tegenstelling tot papier, stevig genoeg om vlot langs af te kunnen tekenen. In het midden van iedere zijde wordt een inkeping gemaakt. Het aanduiden van deze “middens” is handig om tijdens het naaien de stukken op de juiste plaats te kunnen houden. Op het patroon van de voor- en achterkant van de rugzak worden inkepingen gemaakt die aanduiden waar het zakje, de riemen en het handvat vastgemaakt dient te worden. Met een visuele handleiding, kan de participant achteraf het proces zonder begeleiding herhalen. Naast iedere tekening is ruimte voorzien om notities te maken. Zo kan de participant in zijn eigen taal de handleiding vervolledigen. De handleiding van de rugzak wordt opgedeeld in drie delen. Zo kan er gemakkelijk met drie samengewerkt worden aan één rugzak. Deze patronen verschillen van kleur, afhankelijk van het deel van de rugzak waar ze bij horen.
73
2
1
3
2
1
3
2
1
3
8. Branding
De branding is een handige tool om de verkoopwaarde van een product te verhogen. Hiervoor is een goede samenhang tussen het verhaal, het product en de waarden van het merk, een vereiste. Als merkwaarden wordt gekozen voor: “eerlijk”, “kwalitatief” en “stijlvol”.
8.1. Naam: Studio Refugee
Als merknaam word gekozen voor “Studio Refugee”. Het woord “studio” verwijst naar een plaats waar op een creatieve manier kwalitatieve producten tot stand komen. Om deze reden wordt het woord wel vaker gekozen door designers, zoals bijvoorbeeld: Piet Stockmans, met Studio Piet Stockmans en Nienke Tynagel en Job Smeets, met Studio Job. Het woord “refugee” is de Engelse vertaling van het woord “vluchteling” en is dus een directe verwijzing naar de doelgroep. De combinatie van de twee woorden is ongewoon, en zal daarom de nieuwsgierigheid van de consument prikkelen. Het verwijzende karakter van de naam geeft een probleem wanneer men ze in het merkregister wil opnemen. Te directe verwijzingen worden namelijk altijd afgekeurd. De merknaam wordt wel goedgekeurd wanneer er een duidelijk vormelijk verschil is, in bijvoorbeeld het lettertype of een bijbehorend logo. In dit geval zal het dus geen probleem vormen aangezien de naam met een logo vergezeld zal worden.
8.2. Logo
In het logo worden twee vogels afgebeeld. De vogel staat symbool voor vrede en vrijheid, en verwijst zo naar het sociale aspect. Tegelijkertijd staat het dier ook bekend om zijn migrerende levensstijl. Zo vertegenwoordigt hij het thema migratie. Daarnaast is er ook sprake van een samenwerking die landsgrenzen en culturen overschrijdt. Deze samenwerking wordt afgebeeld door de twee vogels met elkaar te verbinden. Het verschil in kleur duidt eveneens op de verschillende culturen. Bovendien zijn de lijnen waar de vogels uit zijn opgebouwd, een draad, en zijn de bekken van de vogels, naalden. Dit verwijst naar de naaitechnieken die de immigranten zich eigen maken om de producten te vervaardigen. Omdat het logo met een stempel in leer gedrukt moet kunnen worden, bestaat het uit slechts twee kleuren.
77
8.3. Etikettering
De terugkeerder staat centraal in het branding-verhaal. Het product is door de terugkeerder ambachtelijk vervaardigd en dit moet voor de koper voelbaar zijn. Daarom wordt aan ieder product een etiket vastgemaakt. Dit etiket kan door de terugkeerder zelf gemaakt worden. Het krijgt de vorm van een reispaspoort. Het wordt uit hetzelfde leder gesneden dat voor de rugzak gebruikt wordt. Aan de voorkant zal in de plaats van het logo van een land, het logo van Studio Refugee ingedrukt worden. Aan de binnenkant wordt een vel papier met de hand aan het leder genaaid. De terugkeerder krijgt bij vertrek een persoonlijke stempel mee. Op het papier aan de binnenkant zal de terugkeerder een persoonlijke boodschap plaatsen en zijn stempel zetten. De vorm van het reispaspoort en de stempel verwijzen naar het thema migratie en versterken zo het verhaal.
79
9. CONCLUSIE
De problematieken rond het thema migratie werden onder de loep genomen aan de hand van onderzoeks-papers, veldwerk met irreguliere immigranten, asielzoekers en de betrokken organisaties. Uit dit onderzoek bleek een kwetsbare groep irreguliere immigranten in onze samenleving te leven, wiens complexe en precaire situatie hun ervan weerhoudt terug te keren naar hun land van herkomst.
“het pragmatisme biedt geen allesomvattende oplossing voor het ethische probleem dat trots op het werk stelt, maar het biedt wel een gedeeltelijke correctie. Deze betreft de nadruk op de middelen en de doelen.” ……” het pragmatisme wil de waarde benadrukken van ethische vragen gedurende het werkproces; het betwist ethiek achteraf, ethisch onderzoek dat pas begint als feiten in de praktijk zich al hebben voltrokken.” Richard Sennett. De ambachtsman. “De mens als maker” (p.329) J.M. Meulenhoff bv, Amsterdam 2008
We stellen ons de vraag: “Hoe kan men met behulp van productdesign vrijwillige terugkeer stimuleren, om te voorkomen dat asielzoekers of irreguliere immigranten in een precaire situatie terechtkomen?”. Door hen dingen te laten maken kunnen we hen de zelfvoldoening geven die ze nodig hebben om hen, hun situatie te doen vergeten en zo de kans te geven hun toekomstkeuzes te herbekijken.
80
Door onderzoek te doen rond de groepen asielzoekers en irreguliere immigranten kunnen opportuniteiten en valkuilen gedefinieerd worden. We leren hoe steun van familie of vrienden in het land van herkomst cruciaal is. We leren over de taboe en schaamte rond het thema “vrijwillige terugkeer” en de korte periode tussen iemands beslissing terug te keren en zijn effectieve vertrek. We leren over de rol van Caritas International en IOM, die hen financiële steun en begeleiding bieden. Dit onderzoek stelt ons in staat een opleiding te ontwikkelen op maat van asielzoekers en irreguliere immigranten. De opleiding moet aan een aantal fundamentele criteria voldoen. De lessen moeten binnen een tijdspanne van een maand gegeven kunnen worden, met de focus op praktijk en zo laagdrempelig mogelijk zodat voorkennis niet noodzakelijk is. Verder dienen de vaardigheden ze die aangeleerd krijgen ook in België nuttig te zijn en moeten de opstartkosten om het product te kunnen vervaardigen uiterst laag zijn. In deze opleiding zullen naaitechnieken aangeleerd worden. Dit gebeurt aan de hand van een reeks producten die telkens een nieuwe naaitechniek introduceren. Uiteindelijk kan men in een voltijdse opleiding van een maand tijd leren zelfstandig een marktwaardige rugzak te vervaardigen. Achter deze rugzak zit een verhaal en een branding, die ons in staat stelt het eindproduct succesvol op de markt te brengen. Als tool worden houten patronen ontworpen die tijdens de opleiding gebruikt dienen te worden. Een visuele handleiding die als naslagwerk kan dienen vervolledigt het geheel. Een workshop en nauwe samenwerking met de doelgroep heeft tot het inzicht geleid dat de opleiding een nuttig instrument is. Uit het gesprek met Norah blijkt een levendige interesse om het concept verder uit te werken. Om dit doel te bereiken dienen er eerst nog heel wat administratieve en organisatorische stappen gezet te worden. Enerzijds moet de opleiding binnen Fedasil in Sint-Truiden geïmplementeerd worden. Daarnaast moet een onderneming opgestart worden die de producten gaat verkopen en zal zorgen voor de dienst na verkoop. Uiteindelijk zal getest moeten worden of de terugkeerder de vaardigheden voldoende beheerst en of hij er in slaagt zijn onderneming op te starten vooraleer er van een samenwerkingsverband sprake kan zijn. Ondertussen kan het merk “ studio refugee “ al naambekendheid krijgen door asielzoekers in beeld te brengen die vanuit dit kleinschalig initiatief slagen in hun opzet en geaccepteerd worden.
81
10. BIJLAGEN
Bijlage 1: Verslag van de Participatie met Ali
Ali is een Marokkaanse irreguliere immigrant uit Antwerpen die de laatste twee maanden in een auto heeft geslapen. Na een serieus ongeval op z’n werk een jaar geleden, is hij diep in de armoede terecht gekomen. Nadat hij bij familie niet meer terecht kon, was zijn laatste optie te slapen in de auto van een vriend. Omwille van zijn slechte medische toestand is Filet Divers tussengekomen in de huur van zijn kamer, 250 euro per maand. Op die manier heeft hij een adres en kan hij een regularisatie aanvragen. Zo probeert Ali uit de armoede te raken. Als hij had geweten hoe de toestand voor migranten in België zou zijn, was hij nooit gekomen. Nu is het te laat om terug te gaan. Hij denkt dat hij in Marokko geen medische zorg zou krijgen. De dag begint in Filet Divers. We gaan via Marokkaanse cafés en een Marokkaans restaurant, het inloophuis “De Steenhouwer” en “’t Vlot”, tot bij de auto waar hij de laatste twee maanden zijn nachten doorbracht. In de inloophuizen spreek ik ook met het personeel en andere bezoekers. We eindigen met een kom soep in een Marokkaanse Bar. De momenten die het meeste indruk op me maakten: - De solidariteit en exclusiviteit van de Marokkaanse gemeenschap. - Drugsverslaafden in De Steenhouwer. - De rust, stilte en verveling in ‘t Vlot. - De muzikaal getalenteerde dakloze in de kapel van ‘t Vlot - De plek waar Ali in een auto sliep, mezelf voorstellend dat dit “thuiskomen” zou betekenen - De goedheid die heerst binnen de hulporganisaties Conclusie: De problematiek van dakloze irreguliere immigranten is van veel factoren afhankelijk en zeker niet alle gevallen zijn op te lossen. De verschillende organisaties hebben elk een aparte focus die samen een geheel van doorverwijzingen en hulp vormen om zo dakloosheid efficiënt te bestrijden. Iedere stap is belangrijk, maar te grote stappen zorgen voor terugval.
82
De organisaties zijn onder te verdelen in: - Straatwerkers: eerste contact, zij gaan de straat op om daklozen aan te spreken en hulp aan te bieden - inloophuizen en katholieke organisaties zoals ’t vlot: laagdrempelig contact met de samenleving, een ruimte om tot rust te komen; iets te drinken, soep te eten, te babbelen en eventueel het beantwoorden van vragen en doorverwijzingen - vrijwilligerswerk voor daklozen om aan eigenwaarde te werken zingeving, ook wel “damagecontrol”-strategie genoemd - actieve en persoonlijke begeleiding Hun beeld word gevormd door de “rijke” Europeanen die in de Afrikaanse landen op reis gaan, de media en migranten die wèl papieren hebben gekregen en hun weg hebben gevonden in het Europa (Ook met papieren is het voor buitenlanders in deze tijd van economische terugval zeer moeilijk om in België rond te komen). “Ze geloven wat ze willen geloven, ze willen zelf hun kans kunnen wagen”, vertelt Ali me. Binnen de Marokkaanse gemeenschap is solidariteit één van de belangrijkste waarden. Dit maakt dat Ali kan eten en drinken zonder dat hij hiervoor geld nodig heeft. Hij kan bij verschillende Marokkaanse cafés en restaurants langs gaan voor koffie, thee, soep of een babbel. Religie is het belangrijkste in het leven van Ali. Iedere avond leest hij in de Koran. Zo komt hij helemaal tot rust. Na z’n ongeval is zijn toewijding aan religie toegenomen. Het is een vorm om met tegenslag om te gaan. Waar anderen drinken of drugs gebruiken, haalt Ali zijn vertrouwen bij God en het grotere geheel.
83
Bijlage 2: De samenwerking met Güler
Is er sprake van een taalbarrière? Güler spreekt voldoende Nederlands om over het ontwerp van de rugzak te kunnen communiceren. Wanneer er moeilijkheden ontstaan, worden ze aan de hand van tekeningen verholpen. Wanneer ook het gebruik van tekeningen faalt, kan het uitvoeren van het voorstel helpen de taalbarrière op te heffen. Er is een kleine taalbarrière maar die kan overbrugd worden. Een minimum aan gemeenschappelijke talenkennis is wel degelijk noodzakelijk. Hoe verhoudt de rol van de immigrant zich t.o.v. de rol van de ontwerper? Wat kan op twee weken tijd gerealiseerd worden? Op de eerste dag van de samenwerking wordt aan Güler gevraagd hoe ze zelf een rugzak zou maken. Ze deelt haar idee aan de hand van een tekening. Er worden haar ook enkele modellen voorgesteld. Samen wordt er besproken welk model uitgewerkt zal worden. Er wordt gekozen voor een combinatie van het model van Güler en een model van de ontwerper. Vervolgens toont Güler hoe de rugzak gemaakt moet worden. Ze neemt dan de rol van lesgever in. Wanneer de eerste rugzak klaar is, wordt ze samen met … geëvalueerd. De uitwerking is verrassend goed fenomenaal, maar de verhoudingen kloppen niet helemaal. Op dit moment neemt de ontwerper opnieuw de leiding en doet voorstellen het model aan te passen. Ook het tweede model lijkt niet volledig de juiste verhoudingen te hebben, terwijl op de afwerking niets op aan te merken valt. Ondertussen heeft de ontwerper wel de juiste vaardigheden ontwikkeld om, grotendeels zelfstandig een rugzak te kunnen maken. Zij kan nu op zelfstandige basis het model verder uitwerken. De rol van de immigrant is het aanleren van de vaardigheid en de rol van de ontwerper is het (achteraf) uitwerken van het tot stand gekomen product. Güler toont hoe het product gemaakt kan worden, en welke technieken zij ervoor zou gebruiken. Hier komt echter, desondanks de aanmerkingen van de ontwerper, geen marktwaardig product uit. Het is dus noodzakelijk achteraf het ontwerp om te vormen naar een product dat wel marktwaardig is, zonder de inbreng van de immigrant te verliezen. Met dit ontwerp kan dan terug naar de immigrant gegaan worden om het te finaliseren. (Dit gedeelte van het ontwerpproces wordt verder toegelicht in het hoofdstuk “Het product”)
84
In welke mate kan de immigrant betrokken worden en haalt hij/zij er zelfvoldoening uit? Wanneer ik Güler voor het eerst ontmoet is ze erg schuchter. Ze zegt weinig, lacht niet, en doet er alles aan om oogcontact te vermijden. Later blijkt ze zwaar depressief te zijn. Ze toont wel veel enthousiasme wanneer we over naaien praten. Het is duidelijk dat het haar passie is. Naarmate de samenwerking vordert, voel ik de band met haar sterk groeien. Op een gegeven moment begint ze me te vertrouwen en heb ik de indruk dat mijn aanwezigheid haar steunt. Gedurende de twee weken, hebben we veel over haar situatie gepraat. Op een gegeven moment werd het voor mij heel zwaar te zien hoe moeilijk ze het eigenlijk heeft. De tweede week had ze een afspraak met haar sociale assistente bij de “Dokters van de Wereld”. Ik mocht meegaan. Haar assistente had haar nog nooit zo zien stralen. Güler vertelde vol enthousiasme over de rugzakken. Ze dacht niet meer na over haar problemen. Ze dacht alleen nog maar aan rugzakken. Maar de sfeer in de kamer sloeg om toen ze vertelde over haar angst bij de gedachte dat ik na de workshop weer weg zou gaan. Ze was bang om zich opnieuw slecht te gaan voelen. Het raakte me enorm om dit horen. Ik wilde graag blijven maar dat was uiteraard niet mogelijk.
85
Bijlage 3: De dagindeling van de workshop
Dag 1: Objectief: - de naaimachine leren kennen - basis naaitechnieken leren kennen Inleiding: Wie ben ik en hoe gaat de workshop verlopen? Wie zijn de participanten, waar komen ze vandaan en wat verwachten ze van de workshop? Wat gaan we vandaag doen? Midden: Aan de hand van patronen, een visuele handleiding en begeleiding, een zakje met ritssluiting en voering, uit stof leren maken. Slot: Wat vonden jullie van de eerste dag?
Dag 2, 3 en 4: Objectief: Van A tot Z een rugzak leren maken. Inleiding: Wat gaan we vandaag doen? Midden: Aan de hand van patronen en begeleiding, maar zonder visuele handleiding, een rugzak uit stof leren maken. Slot: Wat vonden jullie van de workshop vandaag?
86
Bijlage 4: Experimenten met de visuele handleiding
1mm 1mm
87
88
89
11. Bronnen
Afrika Textiel. (2015). Afrika Textiel. Geraadpleegd op 16/05/2015, op Textiel: http://www. afrikatextiel.com/textiel.php Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers. (2012). Schriftelijke vragen en antwoorden, QRVA 53 077. Brussel: Centrale drukkerij. Bob, P. (2011). 25 jaar asielopvang. Samenleving en politiek , pp. 4-12. Caritas International. (2014). Statistieken Re-integratie 2013. Geraadpleegd op 14/03/ 2015, op Caritas-Int: http://www.caritas-int.be/nl/news/statistieken-re-integratie-2013 Caritas International. (2014). Wie zijn wij. Geraadpleegd op 13/03/2015, op caritas-int: http://www.caritas-int.be/nl/page/wie-zijn-wij CLB. (2015). Beroepen. Geraadpleegd op Onderwijskiezer: http://www.onderwijskiezer. be/v2/beroepen/beroep_detail.php?beroep=58 Commisariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. (2015). Asielstatistieken overzicht 2014. Brussel: CGVS. Conventie van Genève. (1951). Internationaal verdrag betreffende de status van vluchtelingen. Conventie van Genève (p. 12). Genève: Verenigde Naties. Fedasil. (2014). Begeleiding . Geraadpleegd op 18/03/2015, op Fedasil: http://fedasil.be/ nl/inhoud/begeleiding Fedasil. (2014). Documenten. Geraadpleegd op 14/03/2015, op Kruispuntmi: http:// www.kruispuntmi.be/sites/default/files/bestanden/documenten/criteria_fedasil_ vrijwilligeterugkeerprogramma_2014.pdf Fedasil. (2014). Mongolië, oprichting van een micro-onderneming voor naaiwerk. Geraadpleegd op 21/04/2015, from Fedasil: http://fedasil.be/nl/inhoud/mongolieoprichting-van-een-micro-onderneming-voor-naaiwerk Fedasil. (2014). Verhalen over terugkeer en re-integratie. Geraadpleegd op 21/04/2015, op Fedasil: http://fedasil.be/nl/inhoud/verhalen-over-terugkeer-en-re-integratie
91
Fedasil. (2015). Vrijwillige terugkeer in 2014. Brussel: Fedasil. Federaal Overheidsdienst Binnenlandse Zaken - Vreemdelingenzaken. (2013). Gids van de procedures. Geraadpleegd op 29/04/2015, op ibz: https://dofi.ibz.be/sites/dvzoe/NL/ Gidsvandeprocedures/Pages/Asielprocedure.aspx Foblets, M.-C., & Vanbeselaere, N. (2006). Asielzoekers en Terugkeer. K.U. Leuven, Leuven. Geets, J., Pauwels, F., Wets, J., Lamberts, M., & Timmerman, C. (2006). Nieuwe migranten en de arbiedsmarkt. Leuven. Getting the voice out. (2014). Centres fermé en Belgique. Geraadpleegd op 20/03/2015, from Getting the voice out: http://www.gettingthevoiceout.org/welke-zijn-de-geslotencentra-in-belgie/ International Bycicle Fund. (2015). Overview of textiles in Africa. Geraadpleegd op 16/05/2015, op Ibike: http://www.ibike.org/africaguide/textile/textile1.htm Kruispunt Migratie-Integratie. (2015). Mensen zonder wettig verblijf. Geraadpleegd op 13/05/2015, op kruispuntmi: http://www.kruispuntmi.be/thema/bijzondere-groepen/ mensen-zonder-wettig-verblijf Nicaise, I., & Schockaert, I. (2010). De leefomstandigheden van dak- en thuislozen en mensen zonder wettige verblijfsvergunning. Leuven: K.U. Leuven. Petrovic, M., Ravijts, F., & Roger, E. (2014). Migratiemaatschappij. Leuven: Acoo. Pleysier, B. (2011). 25 jaar asielopvang. Samenleving en politiek , pp. 4-12. Protestants Sociaal Centrum. (2014). Jaarverslag 2013. Antwerpen: PSC. Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. (2012). Schriftelijke vraag nr. 5-5374. Geraadpleegd op 06/04/2015, op senate: http://www.senate.be/www/?MIval=/Vragen/ SchriftelijkeVraag&LEG=5&NR=5374&LANG=nl
92
Van Meeteren, M., Van San, M., & Engbersen, G. (2007). Irreguliere immigranten in België, inbedding, uitsluiting en criminaliteit. Erasmus Unitversiteit Rotterdam, RISBO BV, Rotterdam. Van Waterschoot, W., Lagasse, L., De Haes, J., & Bilsen, R. (2009). Marketingbeleid. Antwerpen: De Boeck nv. Vluchtelingenwerk Vlaanderen. (2014). Jaarverslag 2013. Brussel: Paperland. WageIndicator Foundation. (2015). Tanzania, home, salary, minimum-wages. Geraadpleegd op 21/05/2015, op Africapay: http://www.africapay.org/tanzania/home/salary/minimumwages
93