Universiteit Gent
Academiejaar 2008-2009
Faculteit van de Rechtsgeleerdheid Master in het Notariaat Masterproef Successierechten
MASTERPROEF NOTARIAAT
Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik en artikel 9 W.Succ.
Geert Wullepit Stamnummer: 20024203
Promotor: Professor N. Geelhand
INHOUDSOPGAVE INLEIDING HOOFDSTUK I. DE GEMENGDE INSCHRIJVING AFDELING 1. RATIO LEGIS VAN ARTIKEL 9 W.SUCC. AFDELING 2. EFFECTEN AAN TOONDER OF OP NAAM. § 1. Ruime interpretatie van de fiscale wet. § 2. De gedematerialiseerde effecten. AFDELING 3. DE INSCHRIJVING. § 1. Methodes van inschrijving. § 2. De opening van een bankrekening. § 3. Inschrijving als bevestiging van de onderliggende rechtshandeling. AFDELING 4. VOOR HET VRUCHTGEBRUIK OP NAAM VAN DE OVERLEDENE EN VOOR DE BLOTE EIGENDOM OP NAAM VAN EEN DERDE. § 1. Ruime interpretatie van het begrip “derde”. § 2. Enge interpretatie van het begrip “vruchtgebruik”. HOODSTUK II. HET VERMOEDEN VAN BEDEKTE BEVOORDELING. AFDELING 1. WEERLEGBAAR VERMOEDEN. AFDELING 2. DE SCHENKING MET VOORBEHOUD VAN VRUCHTGEBRUIK. § 1. Kenmerken eigen aan alle schenkingen. § 2. De notariële schenking. § 3. De handgift. 1. Begrip. 2. De handgift met voorbehoud van vruchtgebruik: een contradictio in terminis. 3. Alternatieven voor een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik. 4. Bewijs van de handgift. § 4. De onrechtstreekse schenking. 1. De bankgift. 2. Schenking van aandelen op naam via het register van aandelen. § 5. Voor buitenlandse notaris verleden schenkingsakte. 1. Rechtmatige vorm van belastingsontwijking. 2. De vlucht naar Nederland. 2
§ 6. De onderhandse schenking. § 7. De vermomde schenking. HOOFDSTUK III. DE HEFFING VAN DE SUCCESSIERECHTEN. BESLUIT BIBLIOGRAFIE
3
INLEIDING. 1. Steeds meer mensen doen aan vermogensplanning, en terecht zou ik zo zeggen. A. VERBEKE heeft overschot van gelijk wanneer hij zegt dat het erop aankomt zo arm mogelijk te sterven.1 Een goeie successieplanning begint bij het doen van schenkingen, maar niet blindelings. Men moet eerst aan zichzelf denken. Ten eerste moet men ervoor zorgen voldoende geld achter de hand te hebben om een zorgeloze oude dag in te gaan. Voor een bedrijfsleider situeert het probleem zich meestal op een ander niveau dan het louter financiële. Het gebeurt niet zelden dat na de schenking van de aandelen aan de kinderen, het bedrijf tenonder gaat aan megalomane beslissingen of wanbeheer. Psychologisch is het vrij zwaar dragen voor de bedrijfsleider om z’n bedrijf waarvoor hij z’n hele leven lang gewerkt heeft, kapot te zien gaan. De angst daarvoor wordt het “baronsyndroom”2 genoemd. De angst geen mooie oude dag te kunnen beleven, noemt men het naaktheidssyndroom. Deze angsten kunnen mijns inziens worden weggenomen door het schenken met voorbehoud van vruchtgebruik. 2. Het duivelse artikel 9 W.Succ. mag niet uit het oog worden verloren. Artikel 9 W.Succ. viseert de verkrijgingen door de erflater voor het vruchtgebruik en door een derde voor de blote eigendom. Artikel 9 W.Succ. onderscheidt twee fundamenteel verschillende hypotheses. Het eerste deel van artikel 9 W.Succ, “de roerende of onroerende goederen, verkregen ten bezwarenden titel voor het vruchtgebruik door de overledene en voor de blote eigendom door een derde”, wordt in de rechtsleer aangeduid als de “gesplitste aankoop vruchtgebruik-blote eigendom”. Essentieel hierbij is dat het om een verkrijging ten bezwarende titel gaat, wat betekent dat een schenking buiten het toepassingsgebied valt van de eerste zinsnede van artikel 9 W.Succ. Niettegenstaande de problematiek van de gesplitste aankoop een zeer boeiend en uitdagend juridisch vraagstuk is en de laatste jaren heel wat stof heeft doen opwaaien in de rechtsleer en notariële praktijk, ga ik hier niet verder op in aangezien ik hierna op zoek zal gaan naar het verband tussen artikel 9 W.Succ. en de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik.
1
A. VERBEKE, “Combi-schenking”, in H. CASMAN, Y-H. LELEU en A. VERBEKE (eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia-schenkingen 2, Gent, Larcier, 2005, (125) nr. 1, p. 127. 2 A. VERBEKE, “Combi-schenking”, in H. CASMAN, Y-H. LELEU en A. VERBEKE (eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia-schenkingen 2, Gent, Larcier, 2005, (125) nr. 3, p. 128.
4
De tweede situatie die artikel 9 W.Succ. in werking stelt is minder bekend. De wettekst spreekt van “effecten aan toonder of op naam, ingeschreven voor het vruchtgebruik op naam van de overledene en voor de blote eigendom op naam van een derde worden, voor de heffing van het uit hoofde van de nalatenschap van de overledene eisbaar successierecht en recht van overgang bij overlijden, geacht in volle eigendom in dezes nalatenschap voorhanden te zijn en door de derde als legaat te zijn verkregen, tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is.” De wetgever vermoedt dat de volle eigendom van de effecten toebehoorde aan de vruchtgebruiker en via deze “gemengde inschrijving” een bedekte bevoordeling wordt gerealiseerd. Daarom zal bij het overlijden van de vruchtgebruiker, de “derde” successierechten betalen op de volle eigendom, tenzij de blote eigenaar bewijst dat hij reeds vóór de inschrijving van effecten blote eigenaar was. Hoe hij die blote eigendom heeft verworven doet niet terzake. Met andere woorden, de verwerving mag zijn oorsprong vinden in een rechtshandeling ten bezwarende of ten kosteloze titel. Het is precies deze laatste hypothese die hierna verder wordt besproken. 3. Ruime aandacht zal hierna gaan naar de analyse van de verschillende begrippen uit artikel 9 W.Succ. Wat wordt precies bedoeld met “effecten”? Vallen daar de gedematerialiseerde aandelen onder? Is het effectief voldoende, zoals een vooraanstaand rechtsgeleerde bepleit, dat de opening van een bankrekening volstaat voor de inwerkingstelling van artikel 9 W.Succ? Er zal worden bekeken of een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik, voorafgaand aan de “inschrijving”, volstaat om het vermoeden van artikel 9 W.Succ. te weerleggen. Dit zal voor elke schenkingsvorm afzonderlijk gebeuren: de notariële schenking, de handgift, de bankgift, de voor een buitenlandse notaris verleden schenkingsakte en de vermomde schenking. Een kort woordje volgt over de formeel nietige onderhandse schenking.
5
HOOFDSTUK I. DE GEMENGDE INSCHRIJVING AFDELING 1. RATIO LEGIS VAN ARTIKEL 9 W.SUCC. 4. Het doel dat met artikel 9 W.Succ. wordt beoogd, bestaat erin te vermijden dat een persoon de blote eigendom van z’n effecten laat inschrijven op naam van de persoon aan wie hij het goed na z’n dood wil nalaten. Strikt genomen leidt het aanwassen van het vruchtgebruik bij de blote eigendom niet tot de heffing van successierechten. De wetgever zag in dat het voor de burgers zeer makkelijk zou worden zich aan de successierechten te ontrekken en daarom werd het fictief legaat van artikel 9 W.Succ. ingevoerd. De goederen worden geacht voor de volle eigendom deel uit te maken van de nalatenschap van de schenker. Zonder de vruchtgebruikconstructie zou het goed immers tot het actief van de nalatenschap behoren en successierechten opeisbaar maken.3 Wanneer de derde er niet in slaagt het tegenbewijs te leveren, maar het wel vaststaat dat de vruchtgebruiker werkelijk het vruchtgebruik heeft uitgeoefend, is artikel 12 W.Succ. aan de orde. Artikel 12 W.Succ. houdt in dat de heffingsgrondslag van artikel 9 W.Succ., de volle eigendom, wordt verminderd met de waarde van het genoten vruchtgebruik in functie van het aantal volledige jaren genot. AFDELING 2. EFFECTEN AAN TOONDER OF OP NAAM. § 1. Ruime interpretatie van de fiscale wet. 5. Niettegenstaande de Belgische rechtspraak4 en rechtsleer5 het principe van de strikte interpretatie van de fiscale wet huldigt, worden niet enkel de effecten aan toonder of op naam geviseerd door artikel 9 W.Succ. Aan de oorsprong van deze ruime interpretatie ligt de Memorie van Toelichting bij de Wet van 11 oktober 1919 die expliciet melding maakt van “placements d’argent” en “creances hypothécaires.”6 Algemeen wordt aangenomen dat artikel 9 W.Succ. ook van toepassing is op geldplaatsingen op bankrekeningen, schuldvorderingen en bewaargevingen, telkens gedaan op naam van de erflater voor het vruchtgebruik en op naam van de derde voor de blote eigendom.7
3
M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 339, p. 235.. 4 Cass. 14 januari 1935, Pas. 1935, I, 105. 5 S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Kalmthout, Biblo, 2005, nr. 8, p. 19; 6 M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 357, p. 247. 7 E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, nr. II/3330, p. 125.
6
Artikel 9 W.Succ. is niet enkel van toepassing op de ingeschreven effecten, maar ook op de effecten die ter vervanging van de ingeschreven effecten door de vennootschap zouden worden uitgegeven. Wanneer men kosteloos of nagenoeg kosteloos aandelen ontvangt van de vennootschap bovenop de reeds ingeschreven aandelen, dan zal de ontvanger der successierechten ook daarop artikel 9 W.Succ. mogen toepassen.8 6. Niettegenstaande een ruime meerderheid van de rechtspraak9 en de rechtsleer10 menen dat “geldbeleggingen” onder de noemer “effecten” valt, lijkt me dat flagrant in strijd te zijn met het beginsel van de strikte interpretatie van de fiscale wet. Artikel 9 W.Succ. is als fictiebepaling reeds een uitzonderingsbepaling, wat betekent dat een restrictieve interpretatie des te meer een noodzaak is.11 Daarenboven wordt in de Memorie van Toelichting weliswaar melding gemaakt van geldbeleggingen in hypothecaire en andere schuldvorderingen, van een bankrekening vindt men niets terug in de voorbereidende werken.12 H. DERYCKE sluit zich niet aan bij de meerderheidsstrekking binnen de rechtsleer13 Hij verwerpt, mijns inziens terecht, de al te ruime interpretatie van het begrip “effect” uit artikel 9 W.Succ. Dat de fiscale administratie het begrip “effect” ruim interpreteert wekt geen verbazing, aangezien hun streefdoel er in feite op neerkomt zoveel mogelijk successierechten te innen, maar van de rechtsgeleerden mag een kritischer houding worden verwacht. De tijd lijkt me aangebroken dat er een moedige burger, geconfronteerd met de toepassing van artikel 9 W.Succ. op “gelden”, opstaat en de beschikbare rechtsmiddelen uitput zodanig dat het Hof van Cassatie zich kan uitspreken over het begrip “effect” in het kader van artikel 9 W.Succ. Op die manier zou de ontvanger van successierechten z’n gedragspatroon 8
VAN ACOLEYEN, O, Successierecht, I, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, nr. 139, p. 178; L. WEYTS,
Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 447, p. 363. 9
Brussel 22 maart 1949, Rec. Gen. Enr. Not. 1949, 150. 10 A. CULOT, Manuel des droits de succession, in Cahiers de fiscalité pratique., Brussel, Larcier, 2006, nr. 255, p. 232 ; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 319, p. 224; L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 446, p. 362. 11 COLSON, V., “À propos du champ d’application de l’article 9 du Code des droits de succession, RGF 2003, afl. 3, nr. 13.6. 12 E. DE WILDE d’ESTMAEL, “Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié ?”, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, (165) 166. 13 H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) 490, nr. 622.
7
waarschijnlijk aanpassen en als ook dat geen ommekeer teweegbrengt, lijkt het de hoogste tijd voor een wetgevend ingrijpen. A priori ben ik niet tegen de toepassing van de fictiebepaling op geldplaatsingen, mits de wetgever er expliciet melding van maakt in het Wetboek van Successierechten.
De
burger
moet
zich
niet
zomaar
neerleggen
bij
dergelijke
ongrondwettelijke interpretatie van de fiscale wet. Overeenkomstig artikel 170 GW kan geen belasting worden ingevoerd dan door een wet. De successierechten in België zijn al extreem hoog, dat de burger zich niet nog eens extra in de luren moet laten leggen. We moeten elke kans grijpen om de ontvanger der successierechten juridisch aan te vallen. Voor effecten die op een effectenrekening worden geplaatst, mag artikel 9 W.Succ., naar mijn mening wel doorgang vinden,14 want uiteindelijk draait het daar om effecten en niet zomaar om “gelden.” § 2. De gedematerialiseerde effecten. 7. Gedematerialiseerde effecten bestaan niet materieel. Hun bestaan blijkt uit de boeking op een rekening op naam van de eigenaar. Toch mag men ze niet beschouwen als een bijzondere circulatievorm van effecten op naam, maar werkelijk als een afzonderlijke vorm van effecten.15 8. Niettegenstaande de “gedematerialiseerde effecten” niet expliciet in artikel 9 W.Succ. worden genoemd, lijken ze mij toch moeilijk aan de toepassing ervan te kunnen ontsnappen.16 Strikt genomen gaat de opgebouwde redenering bij “gelden” hier evenzeer op, maar toch meen ik enige nuance te moeten aanbrengen. Ingevolge de wet op de afschaffing van de effecten aan toonder17, moeten de effecten aan toonder uitgegeven vóór 1 januari 2008, ten laatste op 31 december 2013 worden omgezet in aandelen op naam of gedematerialiseerde effecten. De band die bestaat tussen effecten aan toonder die in artikel 9 W.Succ. uitdrukkelijk worden genoemd en gedematerialiseerde effecten, blijkt ondermeer uit het feit 14
Zie ook H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 622, p. 491. 15 MEULEMANS, D. en DE BRABANDER, A., “De schenking van (genoteerde) effecten, T.Fin.R. 2001, nr. 45, p. 95. 16 CONTRA B. COLMANT, S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, La suppression des titres au porteur-70 questions et réponses, Louvain-la-Neuve, Anthémis, 2007, 129; M. DELBOO en D. HERBOSCH, “Afschaffing van de effecten aan toonder: overzicht en eerste analyse”, TFR 2006, afl. 310, (831) nr. 21, p. 837 ; H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 623, p. 491; J. RUYSSEVELDT, “Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap”, in L. MAES, H. DE CNIJF, H. en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek. Indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (77) 95. 17 Wet 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, B.S. 6 februari 2006, 6111.
8
dat effecten die op een effectenrekening zijn geboekt, van rechtswege worden omgezet in gedematerialiseerde effecten. Het lijkt mij verre van onrealistisch dat de rechters in de toekomst zullen oordelen dat artikel 9 W.Succ. eveneens op gedematerialiseerde effecten van toepassing is. Binnen de rechtsleer is P. DE PAGE alleszins overtuigd van de toepasbaarheid van artikel 9 W.Succ. op de in gedematerialiseerde vorm omgezette effecten aan toonder, zonder dat de wet daarvoor moet worden gewijzigd.18 De Estate planners houden er alleszins best rekening mee dat de gedematerialiseerde effecten mogelijks onder artikel 9 W.Succ. vallen. De restrictieve interpretatie volgen, betekent dat vanaf 1 januari 2014, het moment van het volledig verdwijnen van de effecten aan toonder, artikel 9 W.Succ. quasi geen toepassing meer zal kennen. Niettegenstaande ik, wat betreft de gedematerialiseerde effecten, de ruime interpretatie verdedig, wens ik deze vaststelling in geen geval als argument aan te voeren. AFDELING 3. DE INSCHRIJVING. § 1. Methodes van inschrijving. 9. De “inschrijving” van effecten kan op diverse wijzen gebeuren. De meest voor de hand liggende methode is de inschrijving in het obligatie-en aandelenregister naar aanleiding van de uitgifte of de overdracht van effecten.19 De inschrijving die plaatsvindt op het moment van de vennootschapsoprichting of een kapitaalverhoging valt niet onder de “gemengde inschrijving”. Desalniettemin is artikel 9 W.Succ. erop van toepassing, zij het dan door dergelijke verwerving als “gesplitste aankoop” te kwalificeren.20 10. Naast de inschrijving in een aandelenregister ontsnapt ook de inschrijving in een effectenrekening niet aan de toepassing van artikel 9 W.Succ. De handelingen die in dit verband aanleiding geven tot de toepassing van artikel 9 W.Succ. zijn de creditering van de effectenrekening met de effecten of het ontstaan van de door de wet geviseerde eigendomsverhouding over een effectenrekening waarin reeds effecten zijn opgenomen.21 18
P. DE PAGE, “La supression des titres au porteur et la planification patrimoniale”, Rev. not. b. 2008, (198) nr. 37, p. 219. 19 Luik 22 december 1971, Rec. Gén. Enr. Not. 1972, 208. 20 H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 627, p. 492. 21 H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 628, p. 493.
9
11. Naast de inschrijving in het aandelen-en obligatieregister loopt men ook bij de bewaargeving van effecten het risico successierechten te moeten betalen op grond van artikel 9 W.Succ.22 Dit is geen uitbreiding van het begrip “effecten”, want achter de bewaargeving gaat een “inschrijving” bij de bewaarnemer schuil.23 Het kan zowel over een open of gesloten bewaargeving gaan.24 12. De inschrijving is aan geen enkele vormvereiste onderworpen. In geen geval moeten effecten aan toonder voorafgaandelijk in effecten op naam worden omgezet.25 De termijn tussen het moment van de “inschrijving” en het overlijden van de vruchtgebruiker is volstrekt irrelevant. Het is bijgevolg niet analoog aan artikel 7 W.Succ., waar als vereiste wordt gesteld dat de verwerving zich moet hebben voorgedaan in de periode van drie jaar vóór het overlijden opdat het fictief legaat van artikel 7 W.Succ. van toepassing zou zijn. Ook het tijdstip waarop de inschrijving gebeurde is irrelevant. De inschrijving mag zelfs dateren van vóór de inwerkingtreding van de wet van 11 oktober 1919 waaruit artikel 9 W.Succ. is ontstaan.26 De toepassing van artikel 9 W.Succ. vereist ex artikel 14, 1° W.Succ. wel dat de blote eigenaar langer leeft dan de vruchtgebruiker.
§ 2. De opening van een bankrekening. 13. Voor P. DE PAGE betekent de opening van een bankrekening in de door de wet geviseerde eigendomsverhouding, zelfs zonder dat er geld of effecten op worden geplaatst, de in werking stelling van artikel 9 W.Succ.27 Met dit standpunt staat hij vrij geïsoleerd. 22
Gent 15 december 1966, T.Not. 1967, 223. H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 629, p. 493 CONTRA E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, nr. II/3330, p. 125. 24 P. DE BRUYNE, “Schenking van delen en aandelen”, V&F 1997, (99) 106. 25 A. CULOT, Cahiers de fiscalité pratique. Manuel des droits de succession, Brussel, Larcier, 2006, nr. 255, p. 233 ;E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-opden-bos, Toth, 2003, nr. II/3330, p. 125. 26 L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 448, p. 363. 27 H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 643, p. 499; P. DE PAGE, “La supression des titres au porteur et la planification patrimoniale”, Rev. not. b. 2008, (198) nr. 38, p. 220 CONTRA E. DE WILDE d’ESTMAEL, “Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié ?”, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, (165) 167 ; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 143, p. 71; E. SPRUYT, “Schenking van een private effectenportefeuille met voorbehoud van vruchtgebruik: op welk tijdstip de nieuwe “gemengde” effectenrekening openen?”, Notariaat 2008, afl. 12, (8) 10. 23
10
Het vermoeden van artikel 9 W.Succ. geldt ten vroegste vanaf het moment van de creditering van de rekening met effecten.28 P. DE PAGE gaat in deze volledig door de bocht, aangezien zijn visie erop neerkomt dat een bankrekening wordt gelijkgesteld met een effect. Zelfs indien men nog zou aanvaarden dat geldplaatsingen op een bankrekening, artikel 9 W.Succ. toepasbaar maakt, dat betekent nog niet dat de “rekening op zich” kan worden gelijkgesteld met een “effect”. Pas op het moment dat er effecten op de rekening worden ingeschreven kan er sprake zijn van verarming van de vruchtgebruiker en verrijking van de blote eigenaar.29 Ten eerste, wanneer er niets wordt op ingeschreven is er geen voorwerp om te belasten.30 Bovendien houdt zoals gezegd artikel 9 W.Succ. een vermoeden van bedekte bevoordeling in. De opening van een bankrekening verbergt niets, het is een louter neutrale handeling. Het is slechts wanneer effecten worden ingeschreven dat er eventueel sprake kan zijn van een bevoordeling. Wat zou trouwens het nut zijn van het feit dat artikel 9 W.Succ. reeds van toepassing zou zijn vanaf het moment van de opening van de bankrekening? Ten tweede: als er nog niet werd overgeschreven en de vruchtgebruiker van de lege rekening overlijdt vóór de inschrijving, dan zal datgene wat men van plan is over te schrijven, belast worden op grond van de gewone regels van het Wetboek Successierechten en is daarvoor geen fictiebepaling nodig. § 3. Inschrijving als bevestiging van de onderliggende rechtshandeling. 14. Algemeen wordt aangenomen dat het louter materiële feit van de inschrijving het vermoeden van een bedekte bevoordeling creëert. Het is voldoende dat de vruchtgebruiker vóór de inschrijving volle eigenaar was en dat een derde zich heeft verrijkt met de blote eigendom tengevolge de inschrijving.31 De verarming en de verrijking moeten met andere woorden het gevolg zijn van de inschrijving.32
28
H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr 622, p. 491. 29 E. DE WILDE d’ESTMAEL, “Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié ?”, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, (165) 167. 30 H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 645, p. 500. 31 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 321, p. 224; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, nr. II/3330, p. 124; L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 447, p. 362; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 142, p. 70. 32 O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, I, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, nr. 139, p. 179.
11
De fiscale administratie en de rechtsleer steunen zich daarvoor in het bijzonder op de administratieve beslissing van 1 augustus 1962 waarin wordt gesteld “La présomption de l’article 9 du Code des droits de succession s’attache (…) aussi au fait matériel de l’immatriculation des titres (…). 15. Ook hier neemt H. DERYCKE een afwijkend standpunt in. Er wordt onterecht gesteund op deze administratieve beslissing. Aan de inschrijving ligt steeds een andere rechtshandeling ten grondslag. Via de inschrijving wordt de onderliggende rechtshandeling, die de oorzaak is van de splitsing vruchtgebruik-blote eigendom bevestigt of brengt de opdeling tot stand. Uit de administratieve beslissing mag enkel worden afgeleid dat het voor de ontvanger van successierechten irrelevant is of die onderliggende rechtshandeling een verrichting om niet dan wel ten bezwarende titel is.33 16. Voor het feit dat de inschrijving geen louter materieel en feitelijk gegeven is, vindt men steun in artikel 9 W.Succ. zelf. De slotzin luidt als volgt: “tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van een derde is”. Een bevoordeling impliceert een rechtshandeling en geen louter feitelijk gegeven. Dit betekent dat de inschrijving zelf de uiting van een rechtshandeling is en dus niet zomaar een louter materieel gegeven. Bovendien zou dat betekenen dat wanneer een willekeurige derde onterecht een inschrijving doet, artikel 9 W.Succ. reeds van toepassing zou zijn, hetgeen absurd is.34 De inschrijving in een register van aandelen op naam van de overdracht, is slechts een publiciteitsmaatregel, waarvan een andere rechtshandeling de grondslag vormt.35
33
H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 632, p. 494. 34 H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nrs. 632-634, p. 494. 35 B. WAUTERS, “Onrechtstreekse schenking/Voorwerp/aandelen op naam”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE, H. (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 351, p. 178.
12
AFDELING 4. VOOR HET VRUCHTGEBRUIK OP NAAM VAN DE OVERLEDENE EN VOOR DE BLOTE EIGENDOM OP NAAM VAN EEN DERDE. § 1. Ruime interpretatie van het begrip “derde”. 17. Artikel 9 W.Succ. spreekt over de verkrijging van de blote eigendom op naam van een derde. Artikel 14, 2° W.Succ. stelt dat artikel 9 W.Succ. niet van toepassing is indien de derde niet behoort tot de soort van personen vermeld in de alinea’s 1,2 en 3 van artikel 33 W.Succ. Anders gesteld: voor de toepasbaarheid van artikel 9 W.succ. moet de derde een erfgenaam, een legataris, een begiftigde of een tussenpersoon zijn. Het beoordelingstijdstip is het moment van het overlijden van de vruchtgebruiker.36 Men hoeft de hoedanigheid met andere woorden nog niet te hebben op datum van de inschrijving.37 Of men met een tussenpersoon te doen heeft, wordt beoordeeld op de dag van de inschrijving van de effecten én op de dag van het overlijden.38 Met “begiftigden” worden de begunstigden van een contractuele erfstelling bedoeld. De begunstigden van een schenking onder de levenden vallen buiten het toepassingsgebied van artikel 9 W.Succ.39 18. Deze begrippen dienen zeer ruim te worden geïnterpreteerd. Zo behouden de wettelijke erfgenamen hun statuut van erfgenaam, niettegenstaande men via uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling zou zijn onterfd. Onder het begrip legatarissen verstaat men alle legatarissen: algemene legatarissen, legatarissen ten algemene titel en bijzondere legatarissen, zelfs al zouden deze personen het legaat verwerpen. Belangrijke opmerking hierbij is dat de “fictieve legatarissen” ex artikel 4, 7 en 8 W.Succ. buiten het toepassingsgebied van artikel 9 W.Succ. vallen.40 Burgerrechtelijk zijn dit immers geen legatarissen.41 Ex artikel 911 lid 2 BW worden de ouders, de kinderen, de afstammelingen, de echtgenoot en de wettelijk samenwonende van de erfgenaam/legataris/begiftigde als tussenpersoon
36
E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-denbos, Toth, 2003, nr. II/3375, p. 126. 37 Gent 4 april 1968, Rec. Gén. Enr. Not. 1969, 30. 38 Adm. Besl. 23 januari 1959 nr. EE/77.054, Rep. RJ, nr. 14/01.01. 39 M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 342, p. 237. 40 D. DE GROOT en T. WUSTENBERGS, Handboek registratie- en successierechten, in Fiscale Handboeken, Antwerpen, Intersentia, 2008, 270. 41 Brussel 20 juni 1967, Rec. Gén. Enr. Not. 1968, nr. 21.105.
13
beschouwd. Ex artikel 1100 BW wordt daaraan iedere persoon van wie de erfgenaam vermoedelijk erfgenaam is, toegevoegd. § 2. Enge interpretatie van het begrip “vruchtgebruik”. 19. Uit het antwoord van de Minister van Financiën op een parlementaire vraag, blijkt dat de vestiging van het vruchtgebruik en de blote eigendom op het zelfde moment moet gebeuren.42 Daarin wordt ook bevestigd dat het over een werkelijk recht van vruchtgebruik moet gaan: “Luidens de tekst zelf van artikel 9 wordt bovendien vereist dat de overledene een daadwerkelijk vruchtgebruik bezit. Dat artikel kan bijgevolg geen toepassing vinden indien de overledene enkel een recht van gebruik of bewoning heeft bekomen.”43 In tegenstelling tot wat het geval is in de registratierechten, is er geen algemene gelijkstelling tussen de rechten van gebruik en bewoning enerzijds en het recht van vruchtgebruik anderzijds in de successierechten.44 20. Uit artikel 621 in fine BW kan worden afgeleid dat vruchtgebruik een einde kan nemen door de eenzijdige afstand door de vruchtgebruiker van z’n rechten. Het vermoeden van artikel 9 W.Succ. kan niet worden weerlegd door afstand te doen van het vruchtgebruik.45 Verzaken aan het vruchtgebruik versterkt alleen nog maar het vermoeden van een bedekte bevoordeling. De fiscale administratie eigent zich het recht toe om de ware aard van de afstand te bewijzen, zelfs via elementen vreemd aan de akte.46 De blote eigenaar kan niet ontkomen aan artikel 9 W.Succ. door zijn rechten vóór het overlijden van de vruchtgebruiker te vervreemden.47 Wanneer de toekomstige erfgenaam de blote eigendom overdraagt aan de erflater, dan zal de heffing van successierechten niet langer gebeuren op grond van artikel 9 W.Succ.48 De volle eigendom zal de erfgenaam dan gewoon toekomen als
42
J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 318, p. 224. 43 Vr. en Antw. Kamer 1984-1985, 7 mei 1985, 2733 (Vr. nr. 240 DETIEGE) 44 E. SPRUYT, “De juridische aspecten”, in BERQUIN, H. en SPRUYT, E. (eds.), Praktijkgids K.M.O.Overdracht, Mechelen, Kluwer, 2002, 276; A. VERBEKE en A. NIJS, “Voorbehoud van gebruik en bewoning: civiel en fiscaal”, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, en H. DERYCKE, (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking, Gent, Larcier, 2005, 385. 45 Rb. Ieper 2 april 1990, Rec. Gén. Enr. Not. 1991, 25; A. CULOT, “Comment échapper au piège de l’article 9 du code des droits de succession?”, Rec. Gén. Enr. Not. 1995, (281) 293. 46 Adm. Besl. 9 november 1993, Rep. RJ, R. 131/13.01 47 E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, nr. II/3410, p. 132. 48 A. CULOT, “Comment échapper au piège de l’article 9 du code des droits de succession?”, Rec. Gén. Enr. Not. 1995, (281) 294.
14
deel van de nalatenschap. A fortiori zal het leeghalen van de rekening niet aanvaard worden door de ontvanger der successierechten.
HOODSTUK II. HET VERMOEDEN VAN BEDEKTE BEVOORDELING. AFDELING 1. WEERLEGBAAR VERMOEDEN. 21. Het vermoeden ex artikel 9 W.Succ. heeft geen iuris et de iure-karakter.49 De “derde” kan aan de heffing ex artikel 9 W.Succ. ontkomen door het bewijs te leveren dat hij reeds vóór de inschrijving blote eigenaar was van de effecten50 en dat deze verkrijging regelmatig is verlopen.51 Artikel 9 W.Succ. is van toepassing indien de verarming en verrijking uitsluitend door de inschrijving wordt bewerkstelligd.52 De inschrijving mag dus in feite slechts een loutere bevestiging zijn van de reeds voor de inschrijving bestaande toestand en niet de schenking zelf inhouden. De blote eigendom moet met andere woorden verkregen zijn vóór de inschrijving en niet door de inschrijving.53 22. Niettegenstaande de administratieve beslissing van 10 juli 2002 strikt genomen betrekking heeft op een geval van gesplitste aankoop, kan er toch worden uit afgeleid dat wanneer de schenking en de inschrijving gelijktijdig gebeuren, successierechten zullen worden geheven ex artikel 9 W.Succ. De administratieve beslissing stipuleert dat de schenking van de middelen moet hebben plaatsgevonden “vóór de verrichting bedoeld in artikel 9.” Dit kan worden doorgetrokken naar de hypothese van de inschrijving van effecten.54 Deze beslissing was positief voor de rechtsonderhorige in die zin dat het nu vaststaat dat de bevoordeling die
49
Rb. Bergen 9 februari 2000, FJF, nr. 2001/299. A. CULOT, “Droits de succession et de mutation par décès taxe compensatoire des droits de succession”, in G. DE LEVAL, J-F. TAYMANS en M. RENARD-DECLAIRFAYT, (eds.) Rép.Not., XV, II, Brussel, Larcier, 2009, nr. 359, p. 552. 51 Adm. Besl. 10 juli 2002; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 326, p. 227; H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 638, p. 497. 52 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 227, nr. 326, p. 227. 53 A. CULOT, “Droits de succession et de mutation par décès taxe compensatoire des droits de succession”, in G. DE LEVAL, J-F. TAYMANS en M. RENARD-DECLAIRFAYT, (eds.) Rép.Not., XV, II, Brussel, Larcier, 2009, nr. 359, p. 552. 54 H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, a afl. 5, (487) nr. 641, p. 498. 50
15
artikel 9 W.Succ. tracht te bestrijden kan worden weerlegd door precies het bewijs te leveren van een voorafgaande schenking, hetgeen tot dan toe door A. CULOT werd betwist.55 23. De inschrijving mag niet meer zijn dan een loutere bevestiging van de reeds bestaande toestand. De inschrijving zelf vermomt dan immers geen legaat of liberaliteit in hoofde van de derde.56 Artikel 9 drukt het uit als volgt: “tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is.” Of de blote eigendom om niet dan wel onder bezwarende titel werd verkregen is irrelevant. Hierna wordt enkel de hypothese behandeld waarbij de eigendom via een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik was overgedragen. Een schenking van blote eigendom voorafgaand aan de inschrijving verhindert de toepassing van artikel 9 W.Succ.57 Als men artikel 9 W.Succ. wil ontwijken, is het van essentieel belang de effecten pas in te schrijven na de schenking en ervoor te zorgen dat het bewijs van de schenking vaste datum heeft vóór de inschrijving.58 24. Het tegenbewijs kan door alle middelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed worden geleverd.59 Eenvoudige beweringen zijn onvoldoende.60 Een verklaring uitgaande van de schenker dat hij met voorbehoud van vruchtgebruik heeft geschonken is een bewijsmogelijkheid. Men laat de verklaring best registreren tegen het algemeen vast recht, zodanig dat het document vaste datum krijgt.61 25. Heel vaak gaat aan de inschrijving een rechtsgeldige schenking vooraf maar slaagt de derde er niet in daarvan het bewijs te leveren. Slaagt de derde er niet in het tegenbewijs te leveren, dan zal artikel 9 W.Succ. van toepassing zijn, niettegenstaande de inschrijving in de 55
A. CULOT, “Comment échapper au piège de l’article 9 du code des droits de succession?”, Rec. Gén. Enr. Not. 1995, (281) 299 CONTRA G. KLEYNEN, “A propos d'une étrange prise de position concernant l'art. 9 du Code des droits de succession”, RGF 1995, 353. 56 I. VERHULST, “ Inschrijving van effecten en toepassing van het artikel 9 Wetboek Successierechten”, (noot onder Rb. Luik 13 september 2007), TFR 2008, afl. 347, (830) 831. 57 Luik 9 mei 1995, Rec. Gén. Enr. Not. 1995, 304, noot; Rb. Verviers 17 februari 1992, Not. Fisc. M. 1993, afl. 1, 4. 58 Vr. en Antw. Kamer 1995-96, 22 januari 1996, 1909 (Vr. nr. 168 HUTS); H. PELGROMS, “Artikel 9 W.Succ.: Bezint eer ge begint”, in C. CASTELEIN, A. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariele Clausules: Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (493) nr. 26, p. 507. 59 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 323, p. 225; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, p. 130, nr. II/3395. 60 M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 361, p. 249. 61 L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 458, p. 372..
16
realiteit zou neerkomen op de loutere uitvoering van de schenking.62 Wanneer men in het bewijs slaagt, is de inschrijving op naam van de erflater en erfgenaam/legataris/begiftigde een louter formeel gevolg van de schenking en kunnen geen successierechten worden geheven op grond van artikel 9 W.Succ.63 26. Supra werd reeds vermeld dat P. DE PAGE de opening van een bankrekening gelijkstelt met “inschrijving”. Dit heeft ook z’n gevolgen op het leveren van het tegenbewijs. De schenking met voorbehoud van vruchtgebruik zal moeten gebeuren voor de opening van de bankrekening, zoniet kan men ontsnappen aan artikel 9 W.Succ., want de schenking zal dan gebeuren na de inschrijving. Mocht een rechter P. DE PAGE volgen, wat wel zeer onwaarschijnlijk is, zal dit zeer grote gevolgen hebben. Daarom is het aangewezen om nooit ter voorbereiding van de op gang zijnde schenking, reeds een rekening te openen in de verhouding vruchtgebruik/blote eigendom, wat in de praktijk nochtans veel het geval is. Alleszins moet worden vermeden dat er wordt gestort op de nieuw geopende rekening. Anderzijds kan het toch zo moeilijk niet zijn aan te tonen dat een voorafgaande opening van de bankrekening geen bedekte bevoordeling inhoudt.64 Zoals eerder aangegeven, ben ik, net zoals andere rechtsgeleerden, niet eens met P. De Page: het doet er weinig toe of de rekening werd geopend vóór of na de schenkingsakte. 65 Zowel de notariële schenking, de handgift, de onrechtstreekse schenking, de voor een buitenlandse notaris verleden schenkingsakte, de vermomde schenking als de formeel nietige onderhandse schenking komen aan bod.
62
L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 458, p. 371. 63 F. DEREME, “Les donations mobilières abordées sous deux angles particuliers: les donations d'oeuvres d'art – la donation avec réserve d'usufruit d'un portefeuille de titres”, Rec.gén.enr.not. 2000, (497) 608-609 ; H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 639, p.497; E. SPRUYT, “Schenking van een private effectenportefeuille met voorbehoud van vruchtgebruik: op welk tijdstip de nieuwe “gemengde” effectenrekening openen?”, Notariaat 2008, afl. 12, (8) 9. 64 H. PELGROMS, “Artikel 9 W.Succ.: Bezint eer ge begint”, in C. CASTELEIN, A. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariele Clausules: Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, nr. 26, p. 507. 65 H. CASIER en N. LABEEUW, “Een hand- of bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik…Een never ending story?”, Successierechten 2006-2007, afl. 10, (8) 10; H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 645, p. 500; E. DE WILDE d’ESTMAEL, “Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié ?”, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, (165) 167 ; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 143, p. 71 CONTRA O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, I, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, nr. 139, p. 179.
17
AFDELING 2. DE SCHENKING MET VOORBEHOUD VAN VRUCHTGEBRUIK. § 1. Kenmerken eigen aan alle schenkingen. 27. Alle schenkingen moeten een verarming van de schenker en een verrijking van de begiftigde tot gevolg hebben.66 Dit is echter niet voldoende: de schenker moet het inzicht hebben gehad om de begiftigde te begunstigen67 en de verrijking moet met de verarming verbonden zijn.68 In principe zijn alle schenkingen onherroepbaar. De belangrijkste uitzonderingen zijn de herroepbaarheid tussen echtgenoten (artikel 1096 BW), de herroepbaarheid wegens ondankbaarheid en niet-vervulling van de voorwaarden. Het recht van terugkeer wordt eveneens meer en meer toegepast. Aangezien de schenking een overeenkomst is, moeten alle grondvereisten van een geldige overeenkomst worden nageleefd, met name de geldige toestemming, de bekwaamheid tot beschikken en ontvangen, de geoorloofde oorzaak en het geoorloofd voorwerp. Hierop dieper ingaan, zou ons te ver leiden. In tegenstelling tot wat bij andere overeenkomsten het geval is, moet een schenking uitdrukkelijk aanvaard worden en dit tijdens het leven van de schenker. § 2. De notariële schenking. 28. In principe moet elke schenking op straffe van nietigheid via een notariële akte gebeuren.69 De schenking is een vormgebonden rechtshandeling, hetgeen betekent dat de vormvereisten tegelijk geldigheidsvereisten zijn. Tijdens het leven van de schenker is de sanctie de absolute nietigheid.70 De gebreken kunnen niet worden hersteld.71 De schenking zal opnieuw moeten worden gedaan, nu conform artikel 931 e.v. BW Na het overlijden van de schenker wordt de nietigheid relatief van aard.72 Elk van hen kan dan voor zichzelf de nietigheid bevestigen
66
Cass. 3 april 1970, Rev. Not. B. 1970, 606, noot. Bergen 2 december 1981, Rev. Not. B. 1982, 478. 68 W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, nrs 555-556, p. 184. 69 Art. 931 BW 70 Cass. 14 mei 1981, Pas. 1981, I, 1066. 71 Art. 1339 BW 72 Art. 1340 BW 67
18
De aanwezigheid van twee getuigen is niet langer vereist ex artikel 10 Organieke Wet Notariaat.73 Ex artikel 19, 1° W.Reg. dient elke voor een Belgische notaris verleden akte te worden geregistreerd. Naar aanleiding van de registratie van deze akte zullen schenkingsrechten worden geheven.74 Voor de heffing van de schenkingsrechten maakt het geen verschil uit of het gaat over een zuivere schenking, dan wel een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik. De registratierechten zullen in elk geval op de volle eigendom worden geheven.75 Over de verenigbaarheid van een notariële schenking met een voorbehoud van vruchtgebruik bestaat de minste twijfel: Het is de schenker geoorloofd zich het genot of het vruchtgebruik van de geschonken roerende of onroerende goederen voor te behouden, of daarover ten voordele van een ander te beschikken. (artikel 949 BW) 29. In het geval van een schenking daterend van voor de inschrijving van de effecten hoeft men artikel 9 W.Succ. niet te vrezen. Overeenkomstig artikel 938 BW is de schenking voltrokken en de eigendom overgegaan vanaf het moment van het verlijden van de notariële schenkingsakte. De levering van de schenking, die in feite neerkomt op de inschrijving, doet men best pas na het verlijden van de authentieke akte, zoniet zou de fiscale administratie kunnen argumenteren dat de schenking plaatsvond na de inschrijving en artikel 9 W.Succ. bijgevolg ten volle van toepassing verklaren.76 Een gedateerde notariële akte is het middel bij uitstek om het vermoeden ex artikel 9 W.Succ. te weerleggen.77 Qua rechtszekerheid is de notariële schenking de beste schenkingsvorm, maar het kent zijn prijskaartje. Toch valt dit nog goed mee, zeker in het geval dat de begiftigde een persoon is die aan de 45%-55%-65%- tarieven wordt belast in de successierechten. Voor schenkingen onder levenden van roerende goederen betaalt men in de rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden 3%.78 Voor schenkingen aan andere 73
Wet 16 maart 1803 tot regeling van het Notarisambt, Bull., 258, nr. 2440. Art. 131 W.Reg. 75 Art. 133 lid 3 W.Reg. juncto art. 48 W.Reg.; A. NIJS, hep 2005 p 367 nr. 595; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, afl. 10, (20) nr. 432, p. 97. 76 H. PELGROMS, “Artikel 9 W.Succ.: Bezint eer ge begint”, in C. CASTELEIN, A. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariele Clausules: Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (493) nr. 28, p. 508. 77 J. RUYSSEVELDT, “Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap”, in L. MAES, H. DE CNIJF, H. en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek. Indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (77) 92 78 Art. 132 W.Reg. 74
19
personen bedraagt het tarief 7%.79 Voor het schenken van effecten die minstens 10% van de stemrechten in de algemene vergadering of van de totaliteit van de aandelen van de vennootschap vertegenwoordigen, betaalt men 2% mits aan de voorwaarden in artikel 140bis en 140ter W.Reg. is voldaan. 30. Wanneer de inschrijving vooraf zou gaan aan de notariële schenkingsakte, dan zal deze akte niet de hoedanigheid van authentieke schenking hebben. Die notariële akte zal in feite enkel het vermoeden ex artikel 9 W.Succ. bevestigen. 31. Het zal van groot belang zijn dat de geschonken effecten in de notariële schenkingsakte worden gepreciseerd. Het is aangewezen de nummers op te geven van de effecten en te vermelden of ze al dan niet volstort zijn.80 H. PELGROMS acht het niet noodzakelijk het rekeningnummer in de schenkingsakte te vermelden.81 Daarenboven moet overeenkomstig artikel 948 BW een beschrijvende schatting, ondertekend door schenker en begiftigde, aan de akte worden gehecht. Deze verplichting geldt ook voor buitenlandse akten maar niet voor de hand- en bankgiften.82 Voor roerende goederen aanvaardt de rechtspraak ook andere schenkingsvormen: de gift van hand tot hand, de onrechtstreekse schenking en de vermomde schenking.83 Aangezien de gemengde inschrijving ex artikel 9 W.Succ. betrekking heeft op roerende goederen zal ook aandacht uitgaan naar de andere schenkingsvormen. § 3. De handgift. 1. Begrip. 32. De handgift is een volwaardige schenking.84 De geldigheid ervan wordt unaniem aanvaard85, niettegenstaande het een contra legem-constructie is.86 79
Art. 131 § 2 W.Reg. D. MEULEMANS en A. DE BRABANDER, “De schenking van (genoteerde) effecten, T.Fin.R. 2001, (86) nr. 75. 81 H. PELGROMS, “Artikel 9 W.Succ.: Bezint eer ge begint”, in C. CASTELEIN, A. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariele Clausules: Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (493) nr. 28, p. 508. 82 H. CASMAN, Notarieel Familierecht, Gent, Mys en Breesch, 1991, nr. 1166, p. 472. 83 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, Brussel, Bruylant, 1962, nr. 491. 84 C. VAN HEUVERSWYN, “de handgift: geldigheidsvoorwaarden”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE, H. (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 248, p. 133. 85 Cass. 14 maart 1889, Pas. 1889, I, 147; Cass. 5 februari 1863, Pas. 1863, I, 424. 86 M. MOREAU, “Over handgiften en bankgiften”, AFT 1999, 2. 80
20
In tegenstelling tot de notariële schenking, is de gift van hand tot hand geen vormelijk maar een zakelijk contract, aangezien pas van een handgift kan worden gesproken op het moment van afgifte van de geschonken zaak
87
en de vormvereisten van een notariële schenking hier
niet van toepassing zijn.88 Voor een handgift is dus meer nodig dan de loutere wil van de partijen. Een geschrift is niet vereist, zelfs niet indien er modaliteiten aan de handgift verbonden zijn, maar dit is wel aangewezen met het oog op het bewijs.89 Conditione sine qua non voor een handgift is de traditio: de schenker moet zich onmiddellijk en op onherroepelijke wijze van de geschonken zaak ontdoen. In tegenstelling tot een notariële schenking die voor alle goederen mogelijk is, kunnen enkel lichamelijke roerende goederen in de zin van artikel 528 BW en onlichamelijke roerende goederen waarvan het recht is geïncorporeerd in de titel en die via loutere traditio kunnen worden overgedragen,90 het voorwerp van een handgift uitmaken. De handgift is de makkelijkste en goedkoopste manier van schenken maar ze is enkel mogelijk voor effecten aan toonder en niet voor aandelen op naam91 zodat het belang sterk aan het afnemen is tengevolge de Wet op de afschaffing van effecten aan toonder. Bij aandelen op naam zit het recht niet in het aandeel zelf maar behoren ze toe aan de personen die in het register van aandelen als aandeelhouder worden aangemerkt.92 Een handgift van gedematerialiseerde aandelen is uitgesloten.93 2. De handgift met voorbehoud van vruchtgebruik: een contradictio in terminis. 33. Over de al dan niet verenigbaarheid van een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik is reeds veel inkt gevloeid en tot op de dag van vandaag kan men de vraag niet met zekerheid beantwoorden. Is men de stelling genegen dat het een onverenigbare combinatie is, dan worden de effecten geacht nooit het vermogen van de schenker te hebben verlaten en zullen successierechten worden geheven op grond van artikel 9 W.Succ..94 De inschrijving zal dan immers geacht worden de schenking in te houden, want men slaagt er niet in aan te tonen dat men zich reeds vóór de inschrijving in de vruchtgebruik-blote eigendomverhouding bevond. 87
Cass. 2 februari 1961, Arr. Cass. 1961, 525. Cass. 13 februari 1829, Pas. 1829, I, 59. 89 N. TORFS, “De handgift “met modaliteiten”, Not. Fisc. M. 1996, (261) 262. 90 Brussel 28 juni 1967, JT 1968, 154; A. MEYUS en S. WILIKENS, “De gemodaliseerde hand-en bankgift- een instrument voor estate planning”, AFT 2001, afl. 4, (165) nr. 3, p. 167. 91 Rb. Brussel 3 januari 1986, Rec. Gén. Enr. Not. 1989, 395. 92 B. WAUTERS, “Onrechtreekse schenking/Voorwerp/Aandelen op naam”, in VERBEKE, A., BURSSENS, F. en DERYCKE, H. (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 346, p. 177 93 D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, afl. 41, (1698) nr. 25, p. 1708. 94 J. RUYSSEVELDT, “Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap”, in L. MAES, H. DE CNIJF, H. en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek. Indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (77) 93. 88
21
34. In tegenstelling tot wat bij de notariële schenking het geval is, zegt de wet niets over een voorbehoud van vruchtgebruik bij een handgift. In de rechtsleer is er geen eensgezindheid over de vraag of de handgift te combineren valt met een voorbehoud van vruchtgebruik. N. GEELHAND onderscheidt drie periodes: de periode van de ontkenning, de periode van de erkenning en de periode van de renaissance van de ontkenning van de geldigheid van de handgift met voorbehoud van vruchtgebruik. Voor een uiterst gedetailleerd overzicht verwijs ik naar de bijdrage van deze auteur in het Tijdschrift voor Fiscaal Recht.95 Het feit dat rechtsgeleerden voortdurend op zoek zijn naar technieken om het recht van vruchtgebruik en de handgift te verzoenen, is een teken aan de wand dat er wel iets mankeert aan deze formule.96 Dat de schenker de effecten bij zich hield om er het vruchtgebruik over uit te oefenen leek het Hof van Beroep te Bergen in 1969 de normaalste zaak van de wereld.97 Ook binnen de rechtsleer zijn er verdedigers van de geldigheid van een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik.98 Recent oordeelde het Hof van Beroep te Gent dat het “niet steeds en zonder meer uitgesloten is dat een handgift gepaard gaat met een voorbehoud van vruchtgebruik”.99 Het Hof vergat er wel bij te vermelden hoe aan de traditio-vereiste kan worden voldaan.100 Ook de gedachtengang van J. VAN BAEL verdient aandacht: het is inderdaad correct dat een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik neerkomt op een schenking van blote eigendom. Welnu, blote eigendom is geen lichamelijk roerend goed en kan dus niet het voorwerp uitmaken van een handgift.101 35. Mijns inziens is het een onmogelijke combinatie aangezien de twee wezenskenmerken van vruchtgebruik en schenking, het recht van de vruchtgebruiker op afgifte van de zaak respectievelijk de overhandiging aan de begiftigde, niet tegelijk realiseerbaar zijn.102 De 95
N. GEELHAND, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, 475-512. N. GEELHAND, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, (475) nr. 56, p. 506. 97 Bergen 13 februari 1996, Rev. Not. B. 1996, 350. 98 A. KLUYSKENS, Beginselen van burgerlijk recht, III, Antwerpen, Standaard, 1947, 200. 99 Gent 17 april 2007, FJF, nr. 2008/207. 100 H. CASIER en N. LABEEUW, “Een hand- of bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik…Een never ending story?”, Successierechten 2006-2007, afl. 10, (8) 9 101 H. CASMAN, “Schenkingen en successierechten”, Not. Fisc. M. 1994, afl. 7, (1) 13 CONTRA Rb. Dendermonde 4 mei 1912, Pas. 1912, III, 362. 102 H. CASIER en N. LABEEUW, “Een hand- of bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik…Een never ending story?”, Successierechten 2006-2007, afl. 10, (8) 9; H. CASMAN, “Schenkingen en 96
22
handgift en een voorbehoud van vruchtgebruik zijn als water en vuur en vallen eenvoudigweg niet te combineren. M. MOREAU103 drukt dit perfect uit: “Een overhandiging laat geen compromissen toe; men overhandigt of men overhandigt niet; en als men overhandigt, dan overhandigt men alles (bedoeld wordt: de volle eigendom van wat overhandigd wordt) “ Het vermoeden van bedekte bevoordeling kan niet worden weerlegd in geval van een voorafgaande handgift met voorbehoud van vruchtgebruik. Zonder traditio is er immers eenvoudigweg geen handgift geweest en speelt het vermoeden ex artikel 9 W.Succ. ten volle. De traditio is niet zomaar een vormgebrek dat na het overlijden enkel nog met een relatieve nietigheid is behept. De traditio moet effectief plaatsvinden. Een document waaruit slechts de belofte tot het doen van een handgift blijkt, is onvoldoende. De effecten hebben het vermogen van de schenker nooit verlaten en worden bij zijn overlijden belast als deel van z’n gewone nalatenschap. Een beroep op artikel 9 W.Succ. is zelfs niet nodig om successierechten te heffen.104 Slaagt men er wel in de fiscus te overtuigen, maar is er geen drie jaar verlopen tussen de handgift en het overlijden van de schenker, dan zullen successierechten worden betaald op grond van artikel 7 W.Succ. 3. Alternatieven voor een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik. 36. R. BARBAIX acht het wel mogelijk dat de schenker na de handgift terug in het bezit komt van het goed om het te beheren.105 Daarmee wordt geen afbreuk gedaan aan de onherroepelijkheid, want dat een schenking onherroepbaar moet zijn, betekent enkel dat de schenker zich geen middelen mag voorbehouden om op de gedane schenking terug te komen. De traditio vereist slechts een effectieve buitenbezitstelling maar deze hoeft niet successierechten”, Not. Fisc. M. 1994, afl. 7, (1) 13; E. DE WILDE d’ESTMAEL, “Les consequences patrimoniales de la disparition des titres au porteur”, JT 2008, (452) 456 ; J. DU MONGH, J., De erfovergang van aandelen, Antwerpen, Intersentia, 2003, nr. 168, p. 244 ; M. MOREAU, “Over handgiften en bankgiften”, AFT 1999, (2) 5; A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE, “Schenken met behoud van bezit”, TEP 2005, afl. 1, (10) nr. 20, p. 24; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, “Overzicht van rechtspraak. Giften 1993-1998”, TPR 1999, (779) nr. 155, p. 881 ; A. VERBEKE, “Combi-schenking”, in H. CASMAN, Y-H. LELEU, en A. VERBEKE (eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia-schenkingen 2, Gent, Larcier, 2005, (125) nr. 58, p. 166. 103 M. MOREAU, “Over handgiften en bankgiften”, AFT 1999, (2) 5. 104 A. NIJS, “Handgift: fiscale gevolgen”, in VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 338, p. 171-172. 105 R. BARBAIX, “Last en modaliteit/Handgift”, in Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nrs. 790-791, p. 499-500 CONTRA C. VAN HEUVERSWYN, “De handgift: geldigheidsvoorwaarden, in A. VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nrs 252-254, p. 134-135
23
onherroepelijk te zijn. Zo kunnen de geschonken goederen terug in het bezit komen van de schenker om ze in naam en voor rekening van de begiftigde te beheren.106 De “dadelijkheid” ex artikel 938 BW van een schenking heeft betrekking op het recht op de zaak maar niet op het bezit ervan.107 Deze techniek leunt zeer dicht aan bij de figuur van de veinzing, zeker in het geval de partijen reeds vanaf het moment van de schenking de intentie hadden om een met de traditio onverenigbare last te bedingen.108 Sommigen zien in de inbewaargeving van de effecten bij een bankinstelling die de aandelen vervolgens onder zich houdt op naam van de schenker voor het vruchtgebruik en op naam van de derde voor de blote eigendom,109 een valabel alternatief. Dat hier nu sprake zou zijn van een traditio, betwijfel ik ten zeerste. Gelet op de ruime interpretatie van artikel 9 W.Succ., zoals supra besproken, biedt ook deze constructie geen oplossing om te ontkomen aan de heffing van de successierechten.110 H. CASMAN ziet in deze constructie een onrechtstreekse schenking onder de vorm van een bewaargevinscontract ten behoeve van een derde.111 Wanneer de bewaarnemer bij de schenking meteen optreedt als lasthebber van de schenker en de begiftigde zal artikel 9 W.Succ. alleszins van toepassing zijn. Mocht de handgift daarentegen duidelijk vóór de inschrijving hebben plaatsgevonden, zou artikel 9 W.Succ. eventueel nog kunnen worden vermeden. 37. Een derde techniek is de mantel van een aandeel, dat de blote eigendom vertegenwoordigt, over te dragen via een handgift aan de begiftigde en het couponblad, dat het vruchtgebruik 106
C. DE WULF, “De schenking van hand tot hand”, in X (ed.), Exequatur van vriendschap. Liber discipulorum et amicorum Egied Spanoghe, Antwerpen, Kluwer, 1981, (32) 39; GEELHAND, N., “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, (475) nr. 56, p. 506 ;N. TORFS, “De handgift “met modaliteiten”, Not. Fisc. M. 1996, (261) 267. 107 BARBAIX, R., “De schenking als successieplanningsinstrument. Civielrechtelijke grenzen aan de contractvrijheid”, TEP 2008, afl. 3, (190) nr. 196, p. 198. 108 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2002, nr. 1067, p. 506. 109 C. DE WULF, “De schenking van hand tot hand”, in X (ed.), Exequatur van vriendschap. Liber discipulorum et amicorum Egied Spanoghe, Antwerpen, Kluwer, 1981, (32) 56-57. 110 N. GEELHAND, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, (475) nr. 43, p. 500; M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, “Overzicht van rechtspraak. Giften 19931998”, TPR 1999, (779) nr. 179, p. 893-894; J.F. TAYMANS, “Les donations de sommes ou de titres”, in A. DELIEGE (ed.), Les arrangements de famille, Brussel, Story-Scientia, 1990, (79) nr. 14, p. 87-88. 111 H. CASMAN, “Schenkingen en successierechten”, Not. Fisc. M. 1994, afl. 7, (1) 14.
24
vertegenwoordigt, bij de schenker te laten.112 Hier vindt er wel een traditio plaats, maar het probleem is dat de schenker zich evenmin het vruchtgebruik heeft voorbehouden, want het recht op vruchtgebruik is niet geïncorporeerd in het couponblad.113 Daarin zit enkel het recht op dividend en niet het stemrecht. Vruchtgebruik eindigt bij het overlijden van de vruchtgebruiker, terwijl wanneer de schenker sterft, de coupons door z’n erfgenamen zullen worden geërfd en bijgevolg niet automatisch bij de houder van de mantel terechtkomen. Men zou hierin ook een handgift in volle eigendom van de mantel zonder de coupons kunnen zien.114 Dit betekent dat de begiftigde de volle eigendom bezit en dat artikel 9 W.Succ. niet van toepassing zal zijn bij het overlijden van de schenker. 38. Om de nadelige fiscale gevolgen van artikel 9 W.Succ. te vermijden, kunnen de aandelen in volle eigendom worden geschonken waarbij een last wordt opgelegd aan de begiftigde om elk jaar een bepaalde som gelijk aan de intresten/dividenden uit te keren aan de schenker.115 Op die manier wordt de discussie vermeden over de vraag naar de geldigheid van een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik.116 Nadelen zijn hier dat de schenker z’n stemrecht verbonden aan de aandelen verliest en dat bij insolvabiliteit van de begiftigde, samenloop zal ontstaan met andere chirografaire schuldeisers.117 Het zakelijk recht van vruchtgebruik wordt hier omgezet in een persoonlijk vorderingsrecht.118 Toch kan hieraan worden verholpen. Een eerste techniek bestaat erin dat de begiftigde een zakelijke zekerheid stelt.119 Een tweede mogelijkheid is de geschonken effecten bij een bank in bewaring te geven op naam van de begiftigde, met daaraan gekoppeld een onherroepelijke volmacht om de inkomsten op de rekening van de schenker te storten.120 112
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, Brussel, Bruylant, 1962, nr. 535, p. 631. H. CASMAN, “Schenkingen en successierechten”, Not. Fisc. M. 1994, afl. 7, (1) 13 ; B. COOPMAN, “De handgift: specialia”, Not. Fisc. M. 1999, afl. 4, (91) nr. 15, p. 96; J. DU MONGH, De erfovergang van aandelen, Antwerpen, Intersentia, 2003, nr. 168, p. 245; N. GEELHAND, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, (475) nr. 40, p. 497; N. TORFS, “De handgift “met modaliteiten”, Not. Fisc. M. 1996, (261) 264-265;C. VAN HEUVERSWYN, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 322, p 165; X, noot onder Rb. Gent 22 juni 2005, Fisc. Koer. 2005, (621) 624. 114 A. MEYUS en S. WILIKENS, “De gemodaliseerde hand-en bankgift- een instrument voor estate planning”, AFT 2001, afl. 4, (165) nr. 48, p. 184. 115 J. DU MONGH, De erfovergang van aandelen, Antwerpen, Intersentia, 2003, nr. 168, p. 246. 116 Gent 15 maart 1994, RW 1995-96, 1374. 117 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2002, nr. 2124, p. 963. 118 Gent 15 maart 1994, RW 1995-96, 1374 ; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, Brussel, Bruylant, 1962, nr. 535. 119 G. DEKNUDT, “Schenkingen”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2006, Antwerpen, Kluwer, 2006, (173) nr. 348, p. 210. 120 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 129, p. 113
25
De Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge121 kwalificeert deze laatste methode, mijns inziens terecht, eveneens als een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik.122 39. P. DELNOY oppert het idee om de geschonken waardepapieren te blokkeren zodat de vruchtgebruiker zeker is de inkomsten te ontvangen.123 Hier kan de vraag worden gesteld of dit niet strijdig is met het verbod van onvervreemdbaarheid van het geschonkene.124 Aangezien het verbod beperkt is tot het moment van het overlijden van de schenker, betekent dit geen schending van het principe van het verbod van onvervreemdbaarheid.125 Overigens de schenker zou dit verbod ook eenvoudigweg kunnen omzeilen door “een zekerheid” te eisen zonder daarbij te preciseren dat het geschonken goed zelf voorwerp moet uitmaken van de blokkering. Een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik kan niet worden gelijkgesteld met een schenking onder last omdat een schenking onder last de verplichting impliceert iets te geven, iets te doen of niet te doen.126 De schenker zou over een stevig recht beschikken wanneer hij een rechtstreeks recht zou hebben op de effecten. In deze hypothese beschikt de schenker slechts over een recht tot betaling van dividenden/intresten tegen de begiftigde zelf.127 40. Een andere methode is de schenker een handgift in volle eigendom te laten doen, gevolgd door een handgift door de begiftigde in z’n hoedanigheid van volle eigenaar van het vruchtgebruik aan de schenker.128 Na de eerste handgift van de volle eigendom kan een vestiging van vruchtgebruik volgen ter uitvoering van de schenking die dergelijke last oplegt.129 65. Rb. Brugge 26 november 1993, TBR 1994, 36. 122 CONTRA E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) 65, voetnoot 284. 123 P. DELNOY, P., “Virement de sommes ou de valeurs mobiliéres”, in DELIEGE, A. (ed.), Les arrangements de famille, Brussel, Story-Scientia, 1990, (113) 138. 124 C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, I, Mechelen, Kluwer, 2003, nrs. 476-478, p. 430-431. 125 N. TORFS, “De handgift “met modaliteiten”, Not. Fisc. M. 1996, (261) 266. 126 M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND en F. BUYSSENS, “Overzicht van rechtspraak. Giften 19931998”, TPR 1999, (779) nr. 176, p. 892. 127 N. GEELHAND, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, (475) nr. 36, p. 494495. 128 H. CASIER en N. LABEEUW, “Een hand- of bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik…Een never ending story?”, Successierechten 2006-2007, afl. 10, (8) 10; C. VAN HEUVERSWYN, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 322, p. 165 129 J. BYTTEBIER, “De handgift”, T.Not. 1998, (67) nr. 17; P. DE PAGE en I. DE STEFANI, “Les opérations atypiques. Effet libéral en droit fiscal”, in X (ed.), Droit des successions et donations : Actualité civile et fiscale, Brussel, Bruylant, 2006, (23) 88. 121
26
41. De toekomstige schenker doet een inbreng van zijn aandelen in een maatschap. Vervolgens schenkt hij de aandelen in de maatschap aan z’n rechtverkrijgenden. Men kan ook de techniek hanteren waarbij de effecten worden geschonken en de begiftigden hun gift inbrengen in een maatschap.130
De schenking moet gebeuren zonder voorbehoud van
vruchtgebruik, zoniet brengt de techniek van de maatschap niets bij in het licht van artikel 9 W.Succ. aangezien men dan weer in de verhouding vruchtgebruik/blote eigendom zit. De schenker behoudt controle over de effecten door zich te laten aanstellen als zaakvoerder met een vetorecht van die maatschap.131 42. Ook het werken via een administratiekantoor kan een oplossing bieden.132 4. Bewijs van de handgift. 43. Indien men de techniek van de handgift met voorbehoud van vruchtgebruik toch zou aanvaarden als een rechtsgeldige schenking, dan moet men nog het bewijs leveren dat deze dateert van vóór de inschrijving. De regel actor incumbit probatio is hier aan de orde.133 Niettegenstaande de schenking door alle middelen van recht mag worden bewezen, is het niet evident het animus donandi aan te tonen. Zonder een “geschrift ad probationem” of “pacte adjoint” is men zoiezo kansloos en zelfs indien men nog over een geschrift beschikt, dan staat het nog niet vast dat de fiscus de schenking wel zal erkennen. Enkele jaren terug werd nog geoordeeld dat de eenzijdig geregistreerde verklaring van de schenker waarin hij bevestigt een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik te hebben gedaan, geen bewijs van traditio in zich houdt. Zelfs een overeenkomst tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar over wie het stemrecht verbonden aan de aandelen uitoefent, levert geen bewijs van traditio.134 44. Daarenboven moet men goed opletten in het geval men die documenten vrijwillig laat registreren.135 Het is van belang dat het geschrift pas wordt ondertekend na de wilsovereenstemming, de traditio en de aanvaarding, zodat het enkel de bevestiging inhoudt 130
H. DERYCKE, “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 648, p. 501. 131 WEYTS, L., “Vlucht niet naar Nederland, vlucht naar uw notaris: over schenkingen van roerend goed”, T. Not. 2006, (366) nr. 7, p. 372. 132 PRELLER, J. en VAN GERVEN, D., “Het administratiekantoor naar Belgisch en naar Nederlands recht”,
TEP 2006, afl. 4, 310-316. 133
N. GEELHAND, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, (475) nr. 11, p. 482.
134
Gent 17 april 2007, FJF, nr. 2008/207.
135
E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-denbos, Toth, 2003, nr. III/2145, p. 566.
27
van reeds gepleegde feiten en niet de titel van de schenking uitmaakt.136 In dat geval vormt het geschrift de titel, maar deze schenking is wel behept met een absolute nietigheid aangezien de vormvereisten van artikel 931 e.v. BW niet zijn nageleefd.137 45. Werd het geschrift zowel door de schenker als de begiftigde ondertekend, dan zullen schenkingsrechten worden geheven. Er dient wel te worden opgemerkt dat er geen verplichting tot registratie bestaat.138 De vrijwillige aanbieding van een geschrift uitgaande van de schenker dat tot bewijs dient van de handgift, zal slechts aanleiding geven tot het algemeen vast recht.139 Een volledig bewijs betekent dit niet, want het bewijs van de aanvaarding wordt hier niet door geleverd.140 Gaat het geschrift uit van de begiftigde, dan worden evenredige schenkingsrechten geheven.141 Gelet op de administratieve beslissing van 30 januari 2007142, valt het te verwachten dat in de nabije toekomst ook deze laatste hypothese geen aanleiding meer zal geven tot schenkingsrechten. Daarin stelt de fiscus dat op de registratie van een eenzijdig document dat tot bewijs strekt van een bankgift geen registratierechten moeten worden betaald. Het is immers niet omdat de begiftigde verklaart dat het een verrichting onder kosteloze titel betreft, dat dit ook effectief de realiteit is.143 Het geschrift mag niet de titel van de schenking uitmaken. In de afzonderlijke documenten mag enkel worden vermeld dat de schenker een schenking heeft gedaan, dat de begiftigde heeft aanvaard en dat de schenking gepaard gaat met modaliteiten.144 Zou het de titel van een schenking uitmaken, dan krijgt men te doen met een nietige notariële schenking.145
136
Gent 15 maart 1962, T.Not 1963, 179 ; C. DE WULF, “De schenking van hand tot hand”, in X (ed.), Exequatur van vriendschap. Liber discipulorum et amicorum Egied Spanoghe, Antwerpen, Kluwer, 1981, (32) 59. 137 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 81, p. 47. 138 C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, I, Mechelen, Kluwer, 2003, nr. 502, p. 452; A. NIJS, “Handgift: fiscale gevolgen”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, 169-172 139 F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007, III, Mechelen, Kluwer, 2007, nr. 376, p. 1902. 140 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 78, p. 46. 141 Cass. 29 juni 1989, RW 1989-1990, 576; Adm. Besl. 1 augustus 1966, T.Not. 1967, 61. 142 J. RUYSSEVELDT, “Bankgift-Eenzijdige erkenning zowel van de begiftigde als de schenker”, Registratierechten 2006-07, afl. 3, 16-18. 143 C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) Successieplanning “in extremis” in Vlaanderen. Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning. Bijzonder deel: De schenkingen als techniek van fiscale successieplanning in extremis”, TEP 2008, afl. 1, (7) nr. 53, p. 37;J. RUYSSEVELDT, “BankgiftEenzijdige erkenning zowel van de begiftigde als de schenker”, Registratierechten 2006-07, afl. 3, (16) 17; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 10, (20) nr. 231, p. 27. 144 Rb. Mechelen 8 oktober 1991, T.Not. 1996, 457. 145 R. BARBAIX, hep 2009 nr 791 p 500-501
28
§ 4. De onrechtstreekse schenking. 1. De bankgift. 46. De vormvoorschriften van artikel 931 e.v. BW moeten hier niet worden nageleefd aangezien bij een onrechtstreekse schenking gebruik wordt gemaakt van een op zichzelf neutrale rechtshandeling met een eigen autonoom statuut, waardoor een voordeel kan worden verschaft.146 Het volstaat de eigen rechtsregels na te leven.147 De bankoverschrijving is geen vermomde schenking want de overschrijving heeft niet tot doel het begiftigingsinzicht te verbergen.148. Met “neutraal” wordt bedoeld dat het niet zomaar mogelijk mag zijn om uit de overschrijving af te leiden of de eigendomsoverdracht dan wel om niet, dan wel onder bezwarende titel heeft plaatsgevonden.149 Als wordt vermeld “schenking”, dan is de overschrijving niet langer neutraal en wordt het een notariële schenking die vernietigbaar is wegens niet-naleving van de vormvereisten.150 47. Bankgift moet niet louter bekeken worden als de overschrijving van geld langs een bankrekening. De overboeking van effecten en gedematerialiseerde aandelen volgen dezelfde regels.151 Er is geen enkele reden om onderscheid te maken tussen de overschrijving van geld en de overschrijving van op rekening geboekte effecten.152 De administratie besliste expliciet dat de onrechtstreekse schenking van gedematerialiseerde aandelen die tot stand komt door
146
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, Brussel, Bruylant, 1962, nr. 492. W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, nrs. 685-687, p. 220; J. RUYSSEVELDT, “Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap”, in L. MAES, H. DE CNIJF, H. en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek. Indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (77) 94. 148 CONTRA H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, Brussel, Bruylant, 1962, nrs 510 en 520. 149 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 44, p. 35; C. VAN HEUVERSWYN, “Bankgift/de onrechtstreekse schenking” , in p 159 nr 309 150 Rb. Brugge 11 april 1984, TBBR 1984, 22; P. DELNOY, “La qualification de la donation par virement”, RCJB 1984, (196) 234 ; A. MEYUS en S. WILIKENS, “De gemodaliseerde hand-en bankgift- een instrument voor estate planning”, AFT 2001, afl. 4, (165) nr. 4, p. 167 CONTRA H. CASMAN, “Schenkingen en 147
successierechten”, Not. Fisc. M. 1994, afl. 7, (1) 9. 151
Rb. Brussel 5 maart 1996, RW 1996-1997, 785; Vr. en Antw. Kamer 1999-2000, 16 oktober 2000, 5648-5649 (Vr. nr. 305 PIETERS)A. CULOT, “De schenking en de fiscale gevolgen ervan voor de successierechten”, TAA 2006, afl. 6, (7) 8;C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, I, Mechelen, Kluwer, 2003, nr. 489, p. 440; A. MEYUS en S. WILIKENS, “De gemodaliseerde hand-en bankgift- een instrument voor estate planning”, AFT 2001, afl. 4, (165) nr. 4, p. 168; D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, afl. 41, (1698) nr. 25, p. 1709. 152 M. MOREAU, “Over handgiften en bankgiften”, AFT 1999, (2) 5..
29
een overboeking via de bank, niet ter registratie moet worden aangeboden.153 Voor de overdracht van de gedematerialiseerde aandelen is een overschrijving van rekening op rekening vereist. Een notariële schenkingsakte op zich volstaat niet voor tegenwerpelijkheid aan derden.154 De overschrijving van gedematerialiseerde effecten is een op zichzelf neutrale rechtshandeling. Is er daarbij een animus donandi aanwezig, dan leidt dit tot de kwalificatie als onrechtstreekse schenking. B. WAUTERS wijst er terecht op dat niet de aandelen zelf worden overgedragen maar de schuldvordering op de emittent.155 48. De bankgift is verenigbaar met een voorbehoud van vruchtgebruik aangezien hier geen traditio vereist is. Aan artikel 9 W.Succ. zal mijns inziens zowel voor wat de gedematerialiseerde als de geïmobiliseerde aandelen op naam betreft, niet te ontsnappen vallen, want ex artikel 9 W.Succ. moet men bewijzen eigenaar te zijn van de blote eigendom vóór de inschrijving maar bij een bankgift is de verkrijging van blote eigendom uitgerekend het gevolg van de inschrijving.156 De schenking ontstaat pas op het moment van de aanvaarding door de begiftigde.157 Die aanvaarding kan
ten vroegste gebeuren na de
inschrijving, wat impliceert dat de schenking steeds zal ontstaan na de inschrijving en artikel 9 W.Succ. niet buitenspel kan worden gezet.158 Wanneer geld of gedematerialiseerde effecten worden overgeschreven op een bankrekening, op naam van de erflater voor het vruchtgebruik en op naam van de derde voor de blote eigendom, geldt het vermoeden van artikel 9 W.Succ. ten volle en zullen successierechten worden geheven.159 Zoals vroeger becommentarieerd, 153
Adm. Besl. 25 april 2005, E.E. 100.528; J-P. BONTE en S. VAN DER CRUYSSE, “De patrimoniumvennootschap: een stand van zaken”, DAOR 2009, afl. 89, (21) 31. 154 D. PIGNOLET en K. VANWINCKELEN, “De aandeelhouder schenkt…”, (noot onder Kh. Veurne 12 december 2001), TRV 2003, (88) nr. 15, p. 91. 155 B. WAUTERS, Onrechtstreekse schenking/Voorwerp/Geld en gedematerialiseerde effecten ”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS, en H. DERYCKE (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 345, p. 176. 156 J. RUYSSEVELDT, “Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap”, in L. MAES, H. DE CNIJF, H. en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek. Indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (77) 95. 157 C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, I, Mechelen, Kluwer, 2003, nr. 487, p. 439 158 H. CASIER en N. LABEEUW, “Een hand- of bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik…Een never ending story?”, Successierechten 2006-2007, afl. 10, (8) 10. 159 A. NIJS, “Onrechtstreekse schenking: fiscale gevolgen”, in ”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS, en H. DERYCKE (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr 365 p 186; D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, afl. 41, (1698) nr. 25, p. 1709. M. MOREAU, “Over handgiften en bankgiften”, AFT 1999, (2) 5.. Adm. Besl. 25 april 2005, E.E. 100.528; J-P. BONTE en S. VAN DER CRUYSSE, “De patrimoniumvennootschap: een stand van zaken”, DAOR 2009, afl. 89, (21) 31. D. PIGNOLET en K. VANWINCKELEN, “De aandeelhouder schenkt…”, (noot onder Kh. Veurne 12 december 2001), TRV 2003, (88) nr. 15, p. 91. B. WAUTERS, “Onrechtstreekse schenking/Voorwerp/Geld en gedematerialiseerde effecten”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS, en H. DERYCKE (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met
30
meen ik dat dit voor geld niet het geval zou mogen zijn en betwist H. DERYCKE dit voor de gedematerialiseerde effecten.
2. Schenking van aandelen op naam via het register van aandelen. 49. Door een deel van de rechtsleer160 en rechtspraak161 wordt de loutere inschrijving van de verklaring van overdracht van aandelen op naam in het register van aandelen als een geldige onrechtstreekse schenking beschouwd. De inschrijving in het register heeft een abstract en neutraal karakter, aangezien de reden van de overdracht niet wordt weergegeven. Precies daarom wordt de inschrijving door sommigen als een onrechtstreekse schenking gezien.162 C. DE WULF meent dat een overschrijving in het register van aandelen van dezelfde aard is als een schenking via een bankrekening en zou het daarom onredelijk vinden dat de ene niet en de andere wel als een onrechtstreekse schenking wordt gekwalificeerd.163 50. L. WEYTS pleit ervoor in het aandeelhoudersregister de titel van verkrijging te vermelden.164 Zo zal men meteen ook zien of het al dan niet over een schenking gaat. 51. De tegenstanders voeren, mijns inziens terecht, aan dat de inschrijving slechts een gevolg is
van
een
voorafgaande
schenking.165
Het
is
niet
de
inschrijving
zelf
die
effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 345, p. 176. J. RUYSSEVELDT, “Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap”, in L. MAES, H. DE CNIJF, H. en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek. Indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (77) 95. C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, I, Mechelen, Kluwer, 2003, nr. 487, p. 439 H. CASIER en N. LABEEUW, “Een hand- of bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik…Een never ending story?”, Successierechten 2006-2007, afl. 10, (8) 10. A. NIJS, hep 2009, nr 365 p 186 160 A. CULOT, “De schenking en de fiscale gevolgen ervan voor de successierechten”, TAA 2006, afl. 6, (7) 8; P. DE PAGE, “La supression des titres au porteur et la planification patrimoniale”, Rev. not. b. 2008, (198) nr. 21, p. 211. 161 Rb. Brussel 31 oktober 2002, TRV 2003, 546, noot E. SPRUYT. 162 D. MEULEMANS en A. DE BRABANDER, “De schenking van (genoteerde) effecten, T.Fin.R. 2001, (86) nr. 88. 163 C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, I, Mechelen, Kluwer, 2003, nr. 490, p. 442. 164 L. WEYTS, “Naar meer formalisering bij de overdracht van aandelen op naam”, in X (ed.), Liber Amicorum Paul De Vroede, II, Diegem, Kluwer, 1994, (1561) nrs 6-7, p. 1567-1568. 165
B. COLMANT, S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, La suppression des titres au porteur-70 questions et réponses, Louvain-la-Neuve, Anthémis, 2007, 142 ; M. DELBOO en D. HERBOSCH, “Afschaffing van de effecten aan toonder: overzicht en eerste analyse”, TFR 2006, afl. 310, (831) nr. 41, p. 843; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, Brussel, Bruylant, 1962, nr. 417 ; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 51, p. 37 ; E. SPRUYT, “Omtrent schenking van aandelen op naam via het register van aandelen: een stand van zaken”,
31
eigendomsoverdragend is maar de rechtshandeling die er de oorzaak van is. Men moet een onderscheid maken tussen de overdracht zelf en de tegenwerpelijkheid ervan aan
de
vennootschap en de derden. Via de aantekening van de overdracht in het register bekomt men de tegenwerpelijkheid.166 Dit vindt steun in artikel 504 W.Venn en artikel 250 W.Venn. Het aandeelhoudersregister vervult de functie van een bewijsmiddel, doch vormt geen titel op zich.167 Dit kan mijns inziens perfect gaan over een schenkingsakte. De inschrijving in het register mag niet worden voorafgegaan door een nietige onderhandse schenking, want dan is de inschrijving de uitvoering van een nietig stuk, wat de gehele overdracht nietig maakt.168 52. Anderen zien de aantekening in het register van aandelen als een zelfstandige rechtstechniek die een nieuw recht verschaft aan de nieuwe titularis en dus niet louter als de uitvoering van een vooraf gesloten overeenkomst van overdracht.169 Ligt aan de grondslag daarvan een notariële schenkingsakte of een voor een buitenlandse notaris verleden akte, dan zullen geen successierechten worden geheven ex artikel 9 W.Succ. Ligt aan de grondslag een onrechtstreekse schenking, dan zal artikel 9 W.Succ. van toepassing zijn want om dat artikel uit te schakelen moet men bewijzen, eigenaar te zijn van de blote eigendom vóór de inschrijving, maar bij een onrechtstreekse schenking is de verkrijging van de blote eigendom uitgerekend het gevolg van een inschrijving. De heffing ex artikel 9 W.Succ. zal in deze hypothese niet te vermijden zijn. De handgift van aandelen op naam kan niet worden ingeroepen, aangezien aandelen op naam niet via deze weg kunnen worden geschonken. 53. Zelfs al zou men nog aanvaarden dat aandelen rechtsgeldig worden geschonken via een aantekening in het register van aandelen, dan nog biedt dit geen oplossing voor artikel 9 W.Succ. Laten we artikel 9 W.Succ. buiten beschouwing, dan zou het aanvaarden van een geldige onrechtstreekse schenking tot gevolg hebben dat in het geval van overlijden van de schenker binnen de drie jaar, successierechten zouden worden geheven op grond van artikel 7 W.Succ. Aanvaarden dat een geldige onrechtstreekse schenking tot stand komt door de loutere inschrijving in het register van aandelen, is in het licht van artikel 9 W.Succ. helemaal niet voordelig voor de schenker en de begiftigde want de inschrijving stelt artikel 9 W.Succ. (noot onder Rb. Brussel 31 oktober 2002), Not. Fisc. M. 2003, afl. 4, (112) 117. Kh. Veurne 12 december 2001, TRV 2003, 86, noot D. PIGNOLET en K. VANWINCKELEN 167 P. DE BRUYNE, “Schenking van delen en aandelen”, V&F 1997, (99) 101. 168 A. VAN HOESTENBERGHE, “De overdrachten om niet van vennootschapsaandelen op naam en de praktijk”, in X (ed.), Mélanges en hommage au professeur Jean Baugniet, Brussel, Services auxiliaires des revues notariales, 1976, (801) nr. 19, p. 826. 169 J. RENAULD, “Le transfert à titre gratuit des titres nominatifs des sociétés anonymes”, in X (ed.), Liber Amicorum baron Louis Fredericq, II, Gent, RUG, 1965, 807. 166
32
in werking en zoals besproken in hoofdstuk I, is de toepassing van het fictieartikel niet afhankelijk van enige termijn tussen de inschrijving en het overlijden van de vruchtgebruiker. Uiteraard in de hypothese dat men het vermoeden van bedekte bevoordeling niet kan weerleggen. Niettegenstaande de fiscus de loutere inschrijving niet als geldige onrechtstreekse schenking beschouwt, zullen toch slechts successierechten worden geheven in het geval de aantekening dateert van minder dan drie jaar vóór het overlijden van de schenker. Dit zal gebeuren op grond van artikel 7 W.Succ.170 § 5. Voor buitenlandse notaris verleden schenkingsakte. 1. Rechtmatige vorm van belastingsontwijking. 54. Het bewijs dat de derde reeds blote eigenaar was van de effecten, mag eveneens worden geleverd door een voor een buitenlandse notaris verleden schenkingsakte. Men zal daarbij wel moeten aantonen dat de schenking conform het Internationaal Privaatrecht tot stand is gekomen. Ex artikel
98 §1 Wetboek IPR wordt het toepasselijk recht op schenkingen
vastgesteld door het EVO-Verdrag,171 dat als algemene regel bepaalt dat partijen kunnen kiezen door welk recht hun overeenkomst wordt beheerst. Doen ze zelf geen keuze, dan zal de schenking worden beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie levert, haar gewone verblijfplaats heeft.172 Aangezien de schenker de meest kenmerkende prestatie levert is het recht van het land waar hij z’n gewone verblijfplaats toepasselijk. In casu dus het Belgisch recht.173 Wat betreft de vorm kan worden gekozen voor het recht dat inhoudelijk op de schenking van toepassing is of het recht van het land waar de overeenkomst is gesloten.174 55. L. WEYTS beschouwt het gebruik van een voor een buitenlandse notaris verleden akte als internationaal privaatrechtelijk rechtsmisbruik en steunt zich daarvoor op artikel 18 Wetboek IPR dat geen wetsontduiking toelaat in materies waarin partijen niet vrij over hun rechten kunnen beschikken. De rechtsgeleerde schijnt hier te vergeten dat er zoiets bestaat als het principe van de vrije keuze van de minst belaste weg. Er kan bezwaarlijk van wetsontduiking
170
E. SPRUYT, “Omtrent schenking van aandelen op naam via het register van aandelen: een stand van zaken”,
(noot onder Rb. Brussel 31 oktober 2002), Not. Fisc. M. 2003, afl. 4, (112) 117. 171
Verdrag 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, in J. ERAUW en C. ROMMELAERE, Bronnen van Internationaal Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2004, 107114. 172 Art. 4 lid 1 en 2 EVO 173 J. ERAUW, Handboek Belgisch Internationaal Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2006, nr. 563, p. 519. 174 Art. 9 lid 1 EVO
33
worden gesproken want in de praktijk wordt bijna altijd voor het Belgisch recht gekozen. Dat de fiscale wet dergelijke schenkingen niet viseert, kan niet aan de burger worden verweten.
J. ERAUW bevestigt de geldigheid van zo’n schenkingsakte naar aanleiding van de vraag die hem werd gesteld door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat over de rechtsgeldigheid van schenkingen door Belgen verleden voor een buitenlandse notaris.175 Dit is een perfect legale vorm van belastingsontwijking.176 Zolang men geen wettelijke verplichting schendt en alle civiel-en fiscaalrechtelijke gevolgen aanvaardt van hun handeling is er geen probleem.177 De stellingname van L.Weyts is des te merkwaardiger aangezien zelfs de fiscus de praktijk van de Nederlandse schenkingsakte heeft aanvaard.178 De schenkingen voor een buitenlandse notaris wordt gelijkgesteld met een handgift en een onrechtstreekse schenking.179 Ook de Minister van Financiën heeft impliciet de geldigheid van een buitenlandse schenkingsakte bevestigd.180 56. L.Weyts lijkt zo zwaar te tillen aan het feit dat via een schenking voor een Nederlandse notaris wordt ontkomen aan de schenkingsrechten. Waarom uit hij niet eenzelfde kritiek op andere alternatieven voor een notariële schenking, zoals een handgift die toch ook geen aanleiding geeft tot schenkingsrechten. Zelfs al zou de schenkingsakte nog nietig zijn, dan nog zou de fiscus de nietigheid niet op eigen initiatief inroepen.181 2. De vlucht naar Nederland. 57. Het is pas interessant naar het buitenland te lonken wanneer men een land kiest dat geen of zeer lage schenkingsrechten heft.
175
KONINKLIJKE FEDERATIE VAN HET BELGISCH NOTARIAAT, Verslagen en debatten van het Comité voor studie en wetgeving 2006-2007, Brussel, Bruylant, 2008, dossier 6343, 551. 176 DE PAGE, P., “La supression des titres au porteur et la planification patrimoniale”, Rev. not. b. 2008, (198) nr. 11, p. 205; N. LABEEUW en R. DEBLAUWE, “Schenking voor een Nederlandse notaris: geldig? Waarom niet?”, Successierechten 2006, afl. 8, (1) 7. 177 Cass. 6 juni 1961, Pas. 1961, I, 1082. 178 Circ. nr. 4/2005, 5 april 2005, AFZ 7/2005-Dos. E.E./L. 149, punt 8.4. 179 Circ. nr. 5/2004, 7 april 2004, AFZ 9/2004-Dos. E.E./L.137; Geelhand, rechtskroniek notariaat V, 2004, (173) 226 180 Vr. en Antw. Senaat 2001-2002, 8 januari 2002, 2411. (Vr. nr. 1316 DE CLIPPELE) 181 Adm. Besl. 1 juli 1957, Rec. Gén. Enr. Not. 1959,, 451.
34
In België wordt vooral gekeken naar de Nederlandse notaris. De Nederlandse fiscale administratie heft geen successierechten op een door een Nederlandse notaris verleden akte van schenking door een niet-rijksinwoner.182 Wanneer het een schenking van roerende goederen betreft is dergelijke akte in België ook niet verplicht registreerbaar.183 58. Mijns inziens volstaat het bijgevolg aan te tonen dat de ingeschreven effecten via Nederlandse schenkingsakte, daterend van vóór de inschrijving, werden verkregen om het vermoeden van artikel 9 W.Succ. te weerleggen. Sinds de verlaging van de schenkingsrechten tot 3% en 7% lijkt het steeds minder zinvol zich naar Nederland te begeven want men loopt nog steeds het risico successierechten te moeten betalen op grond van artikel 7 W.Succ.184 De Belgische fiscus wordt op grond van het verdrag van 24 mei 1845 tussen Nederland en België op de hoogte gebracht van een Nederlandse schenking met oog op de toepassing van artikel 7 W.Succ. Een schenkingsakte laten verlijden in bepaalde Zwitserse kantons (Luzern en Schwyz) geeft evenmin aanleiding tot de heffing van schenkingsrechten.185 Zwitserland heeft als nadeel dat het niet vlak bij de deur ligt. Het voordeel is dat er geen informatie wordt uitgewisseld tussen de Zwitserse en Belgische fiscale administratie.186 Wanneer men het risico van artikel 7 W.Succ. niet wil nemen, maar men toch niet bereid is zich naar Zwitserland te begeven, kan men nog steeds het risico van een overlijden binnen drie jaar laten verzekeren. Het is dan de verzekeringsmaatschappij die de successierechten zal betalen in geval van overlijden binnen de drie jaar.187
182
Art. 1 Nederlandse successiewet 28 juni 1956 inzake de heffing van de rechten van successie, van schenking en van overgang. 183 Art. 19 lid 2 W.Reg. 184 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 36, p. 33. 185 A. MEYUS en S. WILIKENS, “De gemodaliseerde hand-en bankgift- een instrument voor estate planning”, AFT 2001, afl. 4, (165) nr. 53, p. 186. 186 A. NIJS, “Notariële akte/Buitenland: fiscale aspecten”, in A. VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE, (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 241, p. 131; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 33, p. 35. 187 L. WEYTS,“Vlucht niet naar Nederland, vlucht naar uw notaris: over schenkingen van roerend goed”, T. Not. 2006, (366) nr. 4, p. 367.
35
§ 6. De onderhandse schenking. 59. Wanneer de handeling die aan de inschrijving ten grondslag ligt een schenking was die mondeling werd gedaan, zullen ex artikel 9 W.Succ. successierechten worden geheven.188 Dergelijke handeling heeft immers geen enkele juridische waarde.189 Supra vermeldde ik reeds dat de schenking op straffe van nietigheid een notariële akte vereist. Een halve eeuw geleden nam de ontvanger der successierechten reeds het standpunt in de nietigheid wegens vormgebrek niet op eigen initiatief te zullen inroepen om successierechten te kunnen heffen.190 Men kan aan artikel 9 W.Succ. ontsnappen door het bewijs te leveren van een voorafgaande onderhandse schenking.191 De moeilijkheid zal zich echter situeren op het vlak van het bewijs, aangezien een onderhandse akte in principe geen vaste datum heeft. Dat is de hypothese die werd behandeld door het Hof van Beroep te Gent op 13 september 2007192. De schenking van aandelen vond plaats bij onderhandse akte en vervolgens werden de geschonken aandelen in het aandelenregister van de vennootschap ingeschreven voor de blote eigendom op naam van de begiftigde en voor het vruchtgebruik op naam van de schenker. Het Hof van Beroep oordeelde dat de schenkingen onderhands plaatsvonden en dat de inschrijving slechts het gevolg daarvan was, zodat geen successierechten ex artikel 9 W.Succ. werden geheven. In dit concreet geval meende de rechter dat op basis van relevante feiten de schenking moet worden geacht vaste datum te hebben, maar men moet er rekening mee houden dat dit wel eens een toevalstreffer voor de belastingsplichtige kan geweest zijn.
§ 7. De vermomde schenking. 60. De gift van aandelen op naam kan enkel plaatsvinden mits een notariële of verdoken schenking.193 De vermomde schenking is een schenking die wordt gedaan onder het mom van een contract ten bezwarende titel.194 De vorm en de grondvereisten van de gesimuleerde rechtshandeling 188
Cass. 24 oktober 1968, Rec. Gén. Enr. Not. 1969, 141. J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 326, p. 227. 190 Adm. Besl. 1 juli 1957, Rec. Gén. Enr. Not. 1959, 451. 191 P. DE PAGE, “La supression des titres au porteur et la planification patrimoniale”, Rev. not. b. 2008, (198) nr. 38, p. 220 192 Gent 17 april 2007, FJF, nr. 2008/207. 193 Rb. Brussel 3 januari 1986, Rec. Gén. Enr. Not. 1989, 395; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, Brussel, Bruylant, 1962, nr. 417. 194 Bergen 15 februari 2005, Rev. Not. B. 2005, 449, noot. 189
36
moet worden nageleefd.195 Uit die handeling mag het animus donandi niet blijken, zoniet is de schenking nietig, zowel als verdoken schenking maar ook als rechtstreekse schenking omdat de vormvereisten van artikel 931 e.v. BW niet werden nageleefd.196 Het Hof van Cassatie aanvaardt de rechtsgeldigheid van de vermomde schenking.197 Hieruit meen ik te mogen afleiden dat om aan artikel 9 W.Succ. te ontsnappen, de “derde” zou kunnen aantonen dat hij in het verleden de blote eigendom van de aandelen heeft aangekocht met kwijtschelding van de prijs.198 Ook mogelijk is een verkoop van de volle eigendom gevolgd door een tweede overeenkomst waarbij de prijs wordt kwijtgescholden mits de modaliteit van het voorbehoud van vruchtgebruik wordt nageleefd.199 Wanneer de fiscale administratie erin slaagt de veinzing te bewijzen, dan mag ze overgaan tot de heffing van evenredige schenkingsrechten.200
HOOFDSTUK III. DE HEFFING VAN DE SUCCESSIERECHTEN. 61. De effecten worden geacht zich in volle eigendom in de nalatenschap te bevinden en door de derde als legaat te zijn verkregen. Dit betekent dat de ingeschreven effecten in de nalatenschap moeten worden aangegeven en dat successierechten verschuldigd zijn op basis van de staat en de waarde van de ingeschreven effecten op moment van het overlijden.201 Wanneer de vruchtgebruiker bijgevolg overlijdt op een moment waarop de koers van de aandelen zeer hoog is, zal de erfgenaam zeer veel successierechten betalen. De inkomsten die de effecten hebben opgebracht, moeten eveneens als actief van de nalatenschap worden aangegeven.202 62. Opnieuw neemt P. DE PAGE een afwijkend standpunt in: op alle effecten die zich op de “gesplitste rekening” bevinden op het moment van het overlijden van de vruchtgebruiker 195
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, K. en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, nr. 679, p. 218. 196 C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, I, Mechelen, Kluwer, 2003, nr. 511, p. 458. 197 Cass. 5 januari 1950, Pas. 1950, I, 287; Cass. 19 november 1838, Pas. 1838, 390. 198 P. DE BRUYNE, “Schenking van delen en aandelen”, V&F 1997, (99) 102. E. DE WILDE d’ESTMAEL, “Les consequences patrimoniales de la disparition des titres au porteur”, JT 2008, (452) 456. 199 M. DELBOO en D. HERBOSCH, “Afschaffing van de effecten aan toonder: overzicht en eerste analyse”, TFR 2006, afl. 310, (831) nr. 42, 843. 200 D. MEULEMANS en A. DE BRABANDER, “De schenking van (genoteerde) effecten, T.Fin.R. 2001, (86) nr. 29, p. 90. 201 Adm. Besl. 21 april 1928, Rec. Gén. Enr. Not 1928, 329. 202 O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, I, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, nr. 145, p. 185.
37
moeten successierechten worden geheven op grond van artikel 9 W.Succ. Deze stelling kan niet worden gevolgd, want stel dat de vruchtgebruiker en de blote eigenaar reeds voordien een rekening hadden geopend en daarop een door hen in dezelfde verhouding geërfd vermogen hadden geplaatst, zal op dat eerder geërfd vermogen tweemaal successierechten moeten worden betaald. Het zou absurd zijn om deze reden een nieuwe rekening in dezelfde verhouding te moeten openen.203 Daarenboven zou het zeer makkelijk zijn om artikel 9 W.Succ. te omzeilen. Het volstaat dat vlak voor het overlijden de rekening wordt leeggehaald dat geen successierechten verschuldigd zullen zijn. In de visie van P. DE PAGE is het moment van overlijden van de vruchtgebruiker immers determinerend om na te gaan of er effecten zijn waarop artikel 9 W.Succ. wordt toegepast. 63. Zeer terecht wijst N. GEELHAND204 ons op het gegeven dat wanneer de inkomsten en de dividenden van de ingeschreven effecten zomaar op dezelfde rekening worden gestort als de effecten zelf, artikel 9 W.Succ. ook van toepassing zal zijn op de inkomsten. Inkomsten komen in volle eigendom toe aan de vruchtgebruiker. Wanneer ze op de gesplitste rekening worden geplaatst, is dit volgens de meerderheidsstrekking een “gemengde inschrijving” ex artikel 9 W.Succ. Het valt te vrezen dat artikel 9 W.Succ. zal worden toegepast op de volledige effectenportefeuille aangezien het niet eenvoudig zal zijn het kapitaal en de intrest te onderscheiden waarop het fictieartikel niet, respectievelijk wel wordt toegepast. Dit uiteraard in de hypothese dat de voorafgaande schenking wordt bewezen. De oplossing bestaat erin de inkomsten te storten op een afzonderlijke rekening van de vruchtgebruiker.205 64. Zowel het bewijs van een geregistreerde als een niet-geregistreerde schenking met voorbehoud van vruchtgebruik volstaat voor de weerlegging van het vermoeden.206 Wanneer laatstgenoemde schenkingen zich situeerden minder dan drie jaar vóór het overlijden, zullen successierechten verschuldigd zijn op de in de schenking begrepen goederen op grond van artikel 7 W.Succ. 203
E. DE WILDE d’ESTMAEL, “Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié ?”, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, (165) 167. 204 N. GEELHAND,“Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning”, in X (ed.), Familiale Vermogensplanning. XXX Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-04, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) nr. 54, p. 317. 205 N. GEELHAND,“Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale vermogensplanning”, in X (ed.), Familiale Vermogensplanning. XXX Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-04, Mechelen, Kluwer, 2004, (275) nr. 54, p. 317. 206 M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 362, p. 250.
38
65. Wanneer de “derde” een tussenpersoon is, zullen de successierechten desalniettemin ten laste van de erfgenaam, legataris of begiftigde worden vereffend.207 66. De verlaagde tarieven en vrijstellingen in het W.Succ. zijn ook van toepassing op de fictieve legaten. Met betrekking tot de inschrijving van effecten moet men vooral denken aan de vrijstelling voor de verkrijging van aandelen in een familiale vennootschap ex artikel 60bis Vl. W.Succ.208
207
M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 345, p. 240. CONTRA Adm. Besl. 14 september 1926, Rec. Gén. Enr. Not. 1927, 330-331. 208 H. PELGROMS, “Artikel 9 W.Succ.: Bezint eer ge begint”, in C. CASTELEIN, A. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariele Clausules: Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, nr. 14, p. 500.
39
BESLUIT. 67. De vraag naar de al dan niet toepasselijkheid van artikel 9 W.Succ. zal in de komende jaren in het centrum van de belangstelling komen te staan. Wat zal er immers gebeuren met de effecten aan toonder die in het verleden werden geschonken via een handgift en nu worden omgezet in gedematerialiseerde aandelen of louter worden ingeschreven in het aandeelhoudersregister? Heel vaak zullen burgers mislukken in het leveren van het bewijs van de voorafgaande handgift. Zal dit tot een golf van processen tegen de fiscus leiden? Zal het Hof van Cassatie gedwongen worden een standpunt in te nemen? 68. Men stelt zich de vraag waarom iemand nog voor een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik zou kiezen in plaats van de notariële of in het buitenland verleden akte, waar een voorbehoud van vruchtgebruik geen problemen stelt. De reden daarvoor is de discretie. GEELHAND209 wijst erop dat in de toekomst de inhoud van de in het buitenland verleden notariële akten niet langer geheim zullen blijven voor de fiscus. Discrete overdracht van aandelen zal dan enkel nog via een handgift kunnen worden gerealiseerd. Men kan de in België heersende discussie of een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik rechtsgeldig is, ontlopen door zich naar een Nederlandse notaris te begeven en daar vaste datum te verwerven via een notariële akte. Burgerrechtelijk kan er immers een voorbehoud van vruchtgebruik worden verbonden aan de Nederlandse schenking.210 Dit of de Belgische notariële akte is de aangewezen manier om artikel 9 W.Succ. volledig buitenspel te zetten. Zoals reeds in inleiding aangebracht is artikel 9 W.Succ. een zeer gevaarlijke bepaling, zeker nu blijkt dat de fiscus er een extensieve interpretatie aan geeft. 69. Zoals supra reeds vermeld, creëert de inschrijving van effecten een vermoeden van bedekte bevoordeling ten gunste van de blote eigenaar. Een verarming en verrijking is bijgevolg onontbeerlijk opdat artikel 9 W.Succ toepassing krijgt.211 Het is duidelijk dat de loutere opening van een bankrekening geen verarming en verrijking tot gevolg heeft. 209
N. GEELHAND, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, (475) nr. 66, p. 509-510. 210 A. VERBEKE, “Schenken in binnen-en buitenland”, TEP 2006, afl. 5, (377) nr. 447, p. 383. 211 Adm. Besl. 1 augustus 1962, Rec. Gén. Enr. Not. 1964, 272; A. CULOT, “Droits de succession et de mutation par décès taxe compensatoire des droits de succession”, in DE LEVAL, G., TAYMANS, J-F. en RENARDDECLAIRFAYT, M. (eds.) Rép.Not., XV, II, Brussel, Larcier, 2009, nr. 358, p. 550, nr. 358.
40
70. Als laatste punt wil ik erop wijzen dat het in vruchtgebruikconstructies opletten geblazen is voor de schoonkinderen.212 Voorzie daarom het best een beding van conventionele terugkeer in de schenking. Het is immers zo dat wanneer men de blote eigendom aan een getrouwd kind schenkt en het kind overlijdt vóór de schenker met voorbehoud van vruchtgebruik, het schoonkind een eventueel vruchtgebruik verwerft op de geschonken goederen.
212
X, “Let op als u het vruchtgebruik behoudt”, Vermogen 2009, afl. 3, (2) 3.
41
BIBLIOGRAFIE I. RECHTSPRAAK. Cass. 29 juni 1989, RW 1989-1990, 576. Cass. 21 april 1983, RW 1983-84, 1969. Cass. 14 mei 1981, Pas. 1981, I, 1066. Cass. 3 april 1970, Rev. Not. B. 1970, 606, noot. Cass. 24 oktober 1968, Rec. Gén. Enr. Not. 1969, 141. Cass. 6 juni 1961, Pas. 1961, I, 1082. Cass. 2 februari 1961, Arr. Cass. 1961, 525. Cass. 5 januari 1950, Pas. 1950, I, 287 Cass. 14 januari 1935, Pas. 1935, I, 105. Cass. 14 maart 1889, Pas. 1889, I, 147 Cass. 5 februari 1863, Pas. 1863, I, 424 Cass. 19 november 1838, Pas. 1838, 390 Cass. 13 februari 1829, Pas. 1829, I, 59. Gent 17 april 2007, FJF, nr. 2008/207. Bergen 15 februari 2005, Rev. Not. B. 2005, 449, noot. Luik 7 maart 2000, JLMB 2000, 1079 Gent 31 mei 1999, T. Not 2000, 456, noot F. BLONTROCK. Bergen 13 februari 1996, Rev. Not. B. 1996, 350. Luik 9 mei 1995, Rec. Gén. Enr. Not. 1995, 304, noot. Gent 15 maart 1994, RW 1995-96, 1374. Bergen 2 december 1981, Rev. Not. B. 1982, 478. Luik 22 december 1971, Rec. Gén. Enr. Not. 1972, 208. Gent 4 april 1968, Rec. Gén. Enr. Not. 1969, 30. Brussel 28 juni 1967, JT 1968, 154 Brussel 20 juni 1967, Rec. Gén. Enr. Not. 1968, nr. 21.105. Gent 15 december 1966, T.Not. 1967, 223. Gent 15 maart 1962, T.Not 1963, 179. Brussel 22 maart 1949, Rec. Gen. Enr. Not. 1949, 150. Luik 31 mei 1893, Pas. 1893, II, 333. Rb. Luik 13 september 2007, Rec. gén. enr. not. 2008, afl. 1, 34. Rb. Gent 22 juni 2005, TFR 2006, afl. 303, 528. 42
Rb. Brussel 31 oktober 2002, TRV 2003, 546, noot E. SPRUYT. Rb. Bergen 9 februari 2000, FJF, nr. 2001/299. Rb. Brussel 5 maart 1996, RW 1996-1997, 785. Rb. Verviers 17 februari 1992, Not. Fisc. M. 1993, afl. 1, 4 Rb. Mechelen 8 oktober 1991, T.Not. 1996, 457. Rb. Ieper 2 april 1990, Rec. Gén. Enr. Not. 1991, 25. Rb. Antwerpen 30 juni 1988, T.Not 1989, 264 Rb. Brussel 14 april 1987, RW 1988-89, 1240 Rb. Brussel 3 januari 1986, Rec. Gén. Enr. Not. 1989, 395 Rb. Brugge 11 april 1984, TBBR 1984, 22 Rb. Luik 15 maart 1913, J.L. 1913, 142. Rb. Dendermonde 4 mei 1912, Pas. 1912, III, 363. Kh. Veurne 12 december 2001, TRV 2003, 86, noot D. PIGNOLET en K. VANWINCKELEN.
II. LITERATUUR. II. A. BOEKEN-REEKSEN-LOSBLADIGE WERKEN BARBAIX, R., Hoe anders is de overeenkomst schenking, en waarom ? Rechtsvergelijkende studie van het contractuele statuut van de schenking., proefschrift tot het behalen van de graad van doctor in de rechten, Universiteit Antwerpen, 2007. CASMAN, H., Notarieel Familierecht, Gent, Mys en Breesch, 1991, 654p. COLMANT, B., DE GEYTER, S., DELBOO, M. en LALEMAN, P., La suppression des titres au porteur-70 questions et réponses, Louvain-la-Neuve, Anthémis, 2007, 176p. CULOT, A., “Droits de succession et de mutation par décès taxe compensatoire des droits de succession”, in DE LEVAL, G., TAYMANS, J-F. en RENARD-DECLAIRFAYT, M. (eds.) Rép.Not., XV, II, Brussel, Larcier, 2009, losbladig. CULOT, A., Manuel des droits de succession, in Cahiers de fiscalité pratique, Brussel, Larcier, 2006, 279p. DECUYPER, J. en RUYSSEVELDT, J., Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 1018p. DE GROOT, D. en WUSTENBERGS, T., Handboek registratie- en successierechten, in Fiscale Handboeken, Antwerpen, Intersentia, 2008, 405p.
43
DEKNUDT, G., “Schenkingen”, in PINTENS, W. en DU MONGH, J. (eds.), Patrimonium 2006, Antwerpen, Kluwer, 2006, 173-225. DELNOY, P., “Virement de sommes ou de valeurs mobiliéres”, in DELIEGE, A. (ed.), Les arrangements de famille, Brussel, Story-Scientia, 1990, 113-144. DE PAGE, P en DE STEFANI, I., “Les opérations atypiques. Effet libéral en droit fiscal”, in X (ed.), Droit des successions et donations : Actualité civile et fiscale, Brussel, Bruylant, 2006, 23-89. DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, Brussel, Bruylant, 1962, 897p. DE WULF, C., Het opstellen van notariële akten, I, Mechelen, Kluwer, 2003, 956p. DE WULF, C., “Schenkingen van roerend goed. Bedenkingen en formulieren.”, in CASTELEIN, C., VERBEKE, A. en WEYTS, L. (eds.), Notariele Clausules: Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 163-176. DE WULF, C., “De schenking van hand tot hand”, in X (ed.), Exequatur van vriendschap. Liber discipulorum et amicorum Egied Spanoghe, Antwerpen, Kluwer, 1981, 32-70. DONNAY, M., Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, 1109p. DU MONGH, J., De erfovergang van aandelen, Antwerpen, Intersentia, 2003, 550p. ERAUW, J., Handboek Belgisch Internationaal Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2006, 615p. GEELHAND, N., “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale
vermogensplanning”,
in
X
(ed.),
Familiale
Vermogensplanning.
XXX
Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-04, Mechelen, Kluwer, 2004, 275-348. GHYSELEN, M., Handboek Registratie-en Successierechten 2001-2002, in Fiscale Handboeken, Antwerpen, Intersentia, 2001, 321p. KLUYSKENS, A., Beginselen van burgerlijk recht, III, Antwerpen, Standaard, 1947, 200. KONINKLIJKE FEDERATIE VAN HET BELGISCH NOTARIAAT, Verslagen en debatten van het Comité voor studie en wetgeving 2006-2007, Brussel, Bruylant, 2008, 605p. PELGROMS, H., “Artikel 9 W.Succ.: Bezint eer ge begint”, in CASTELEIN, C., VERBEKE, A. en WEYTS, L. (eds.), Notariele Clausules: Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 493-510. PINTENS, W., VAN DER MEERSCH, B. en VANWINCKELEN, K., Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2002, 997p. PINTENS, W., VANWINCKELEN, K. en DU MONGH, J., Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 365p.
44
RENAULD, J., “Le transfert à titre gratuit des titres nominatifs des sociétés anonymes”, in X (ed.), Liber Amicorum baron Louis Fredericq, II, Gent, RUG, 1965, 795-813. RUYSSEVELDT, J., “Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap”, in MAES, L., DE CNIJF, H. en DE BROECK, L. (eds.), Fiscaal Praktijkboek. Indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, 77-116. SPRUYT, E., RUYSSEVELDT, J. en DONS, P., Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, 1032p. SPRUYT, E., “De juridische aspecten”, in BERQUIN, H. en SPRUYT, E. (eds.), Praktijkgids K.M.O.-Overdracht, Mechelen, Kluwer, 2002, 61-444. TAYMANS, J.F., “Les donations de sommes ou de titres”, in DELIEGE, A. (ed.), Les arrangements de famille, Brussel, Story-Scientia, 1990, 79-102. TISON, M. en BUYLE, J-P., Bank en Familie, in Cahiers EVBFR-Belgium. Nr. 19, Brussel, Bruylant, 2006, 286p. VAN ACOLEYEN, O, Successierecht, I, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, 515p. VAN CROMBRUGGE, S., De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Kalmthout, Biblo, 2005, 67p. VAN HOESTENBERGHE, A., “De overdrachten om niet van vennootschapsaandelen op naam en de praktijk”, in X (ed.), Mélanges en hommage au professeur Jean Baugniet, Brussel, Services auxiliaires des revues notariales, 1976, 801-828. VERBEKE, A, BUYSSENS, F en DERYCKE, H. (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking, Gent, Larcier, 2005, 496p. VERBEKE, A., “Combi-schenking”, in CASMAN, H., LELEU, Y-H en VERBEKE, A. (eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia-schenkingen 2, Gent, Larcier, 2005, 125-177. WERDEFROY, F., Registratierechten 2006-2007, III, Mechelen, Kluwer, 2007, 2160p. WEYTS, L., Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, 526p. WEYTS, L., “Naar meer formalisering bij de overdracht van aandelen op naam”, in X (ed.), Liber Amicorum Paul De Vroede, II, Diegem, Kluwer, 1994, 1561-1570.
45
II. B. TIJDSCHRIFTEN. BARBAIX, R., “De schenking als successieplanningsinstrument. Civielrechtelijke grenzen aan de contractvrijheid”, TEP 2008, afl. 3, 190-276. BONTE, J-P. en VAN DER CRUYSSE, S., “De patrimoniumvennootschap: een stand van zaken”, DAOR 2009, afl. 89, 21-42. BYTTEBIER, J., “De handgift”, T.Not. 1998, 67-85. CASIER, H. en LABEEUW, N., “Een hand- of bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik…Een never ending story?”, Successierechten 2006-2007, afl. 10, 8-11. CASMAN, H., “Schenkingen en successierechten”, Not. Fisc. M. 1994, afl. 7, 1-16. COLSON, V., “À propos du champ d’application de l’article 9 du Code des droits de succession, RGF 2003, afl. 3, 13-20. COOPMAN, B., “De handgift: specialia”, Not. Fisc. M. 1999, afl. 4, 91-100. CULOT, A., “Comment échapper au piège de l’article 9 du code des droits de succession?”, Rec. Gén. Enr. Not. 1995, 281-299. CULOT, A., “Le don manuel et sa preuve”, (noot onder Gent 17 april 2007), Rec. Gén. Enr. Not. 2008, afl. 7, 265-266. CULOT, A., “De schenking en de fiscale gevolgen ervan voor de successierechten”, TAA 2006, afl. 6, 7-13. DE BRUYNE, P., “Schenking van delen en aandelen”, V&F 1997, 99-109. DECKERS, C., DE HERDT, J. en GEELHAND, N., “(Fiscale) Successieplanning “in extremis” in Vlaanderen. Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning. Bijzonder deel: De schenkingen als techniek van fiscale successieplanning in extremis”, TEP 2008, afl. 1, 7-60. DEKNUDT, G. en DELBOO, M., “Hoe roerende goederen schenken in Vlaanderen?Handgift, bankgift of toch notarieel?”, Successierechten 2002-2003, afl. 5, 5-8. DELBOO, M. en HERBOSCH, D., “Afschaffing van de effecten aan toonder: overzicht en eerste analyse”, TFR 2006, afl. 310, 831-845. DELBOO, M., “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, Successierechten 2004-2005, afl. 7, 3-5. DELNOY, P., “La qualification de la donation par virement”, RCJB 1984, 196-235. DE PAGE, P., “La supression des titres au porteur et la planification patrimoniale”, Rev. not. b. 2008, 198-222.
46
DEREME, F., “Les donations mobilières abordées sous deux angles particuliers: les donations d'oeuvres
d'art
-
la
donation
avec
réserve
d'usufruit
d'un
portefeuille
de
titres”, Rec.gén.enr.not. 2000, 497-613. DE ROECK, A., “Successierechten en de erfopvolging in familiale ondernemingen: quo vadimus?(I)”, V&F 1997, 256-268. DERYCKE, H., “De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene”, TEP 2007, afl. 5, 487-502. DE WILDE d’ESTMAEL, E., “Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié ?”, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, 165-167. DE WILDE d’ESTMAEL, E., “Les consequences patrimoniales de la disparition des titres au porteur”, JT 2008, 452-456. DU FAUX, H., “Over de onrechtstreekse schenking van vennootschapsaandelen op naam”, T.Not. 2001, 195-198. GEELHAND, N., “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, afl. 303, 475-512. KLEYNEN, G., “A propos d'une étrange prise de position concernant l'art. 9 du Code des droits de succession”, RGF 1995, 353-355. LABEEUW, N. en DEBLAUWE, R., “Schenking voor een Nederlandse notaris: geldig? Waarom niet?”, Successierechten 2006, afl. 8, 1-10. MEULEMANS, D. en DE BRABANDER, A., “De schenking van (genoteerde) effecten, T.Fin.R. 2001, 86-113. MEYUS, A. en WILIKENS, S., “De gemodaliseerde hand-en bankgift- een instrument voor estate planning”, AFT 2001, afl. 4, 165-190. MOREAU, M., “Over handgiften en bankgiften”, AFT 1999, 2-6. NIJS, A., VAN ZANTBEEK, A. en VERBEKE, A., “Hoe roerende goederen schenken in Vlaanderen?-Handgift, bankgift of toch notarieel?”, Successierechten 2002-2003, afl. 5, 5-8. NIJS, A., VAN ZANTBEEK, A en VERBEKE, A., “Schenken met behoud van bezit”, TEP 2005, afl. 1, 10-47. PIGNOLET, D. en VANWINCKELEN, K., “De aandeelhouder schenkt…”, (noot onder Kh. Veurne 12 december 2001), TRV 2003, 88-91. PRELLER, J. en VAN GERVEN, D., “Het administratiekantoor naar Belgisch en naar Nederlands recht”, TEP 2006, afl. 4, 310-316.
47
PUELINCKX-COENE, M., GEELHAND, N. en BUYSSENS, F., “Overzicht van rechtspraak. Giften 1993-1998”, TPR 1999, 779-1117. RUYSSEVELDT, J., “Bankgift-Eenzijdige erkenning zowel van de begiftigde als de schenker”, Registratierechten 2006-07, afl. 3, 16-18. SPRUYT, E., “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, afl. 8-9, 17-104 (deel 1) en AFT 2008, afl. 10, 20-138 (deel 2). SPRUYT, E., “Schenking van een private effectenportefeuille met voorbehoud van vruchtgebruik: op welk tijdstip de nieuwe “gemengde” effectenrekening openen?”, Notariaat 2008, afl. 12, 8-10. SPRUYT, E., “Omtrent schenking van aandelen op naam via het register van aandelen: een stand van zaken”, (noot onder Rb. Brussel 31 oktober 2002), Not. Fisc. M. 2003, afl. 4, 112-119. TORFS, N., “De handgift “met modaliteiten”, Not. Fisc. M. 1996, 261-269. VAN GERVEN, D., “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, afl. 41, 1698-1710. VAN LAERE, D., “De civiel- en fiscaalrechtelijke grenzen van schenkingen met voorbehoud van quasi-vruchtgebruik”, Not. Fisc. M. 2002, afl. 6-7, 188-209. VERBEKE, A., “Schenken in binnen-en buitenland”, TEP 2006, afl. 5, 377-388. VERHULST, I, “ Inschrijving van effecten en toepassing van het artikel 9 Wetboek Successierechten”, (noot onder Rb. Luik 13 september 2007), TFR 2008, afl. 347, 830-832. WEYTS, L., “Goed nieuws slecht nieuws, of het boemerangeffect van het recent antwoord van de administratie omtrent art. 9 W.Succ”, T.Not. 2006, 503-507. WEYTS, L., “Vlucht niet naar Nederland, vlucht naar uw notaris: over schenkingen van roerend goed”, T. Not. 2006, 366-376. X, “Let op als u het vruchtgebruik behoudt”, Vermogen 2009, afl. 3, 2-3. X, noot onder Rb. Gent 22 juni 2005, Fisc. Koer. 2005, 621-625. III. ANDERE. Vr. en Antw. Senaat 2001-2002, 8 januari 2002, 2411. (Vr. nr. 1316 DE CLIPPELE) Vr. en Antw. Kamer 1999-2000, 16 oktober 2000, 5648-5649 (Vr. nr. 305 PIETERS) Vr. en Antw. Kamer 1995-96, 22 januari 1996, 1909 (Vr. nr. 168 HUTS) Vr. en Antw. Kamer 1995-96, 25 maart 1996, 3190 (Vr. nr. 103 CREYF) Vr. en Antw. Kamer 1984-1985, 7 mei 1985, 2733 (Vr. nr. 240 DETIEGE)
48
49