Masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) Vrije Universiteit Amsterdam
Mei 2007 Versie t.b.v. aanvraag accreditatie
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2007 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Woord vooraf van de voorzitter van de visitatiecommissie
7
Deel I
9
1. 2. 3. 4. 5.
Algemeen deel
Inleiding Samenvatting van de beoordeling Samenstelling en taak van de commissie Werkwijze van de commissie Beoordeling en referentiekader
Deel II
Opleidingsdeel
11 13 15 17 19
21
1. De masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) aan de Vrije Universiteit Amsterdam
23
Bijlagen
45
Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C:
Curricula Vitae van de commissieleden Het bezoekprogramma van de commissie Kerncompetenties en deelcompetenties
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
47 51 55
3
4
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (VU) van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelor-masterstructuur. De opleiding is beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de opleiding, het faculteitsbestuur en het College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee zij hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken opleiding voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Woord vooraf van de voorzitter van de visitatiecommissie Dit rapport geeft de bevindingen weer van de visitatiecommissie masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (VU), die door QANU is ingesteld om in opdracht van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam een onafhankelijk oordeel uit te spreken over de masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA). Het was de taak van de commissie om de opleiding te toetsen aan de criteria van de NVAO, onderverdeeld in 21 facetten. De commissie heeft de beoordeling in belangrijke mate gebaseerd op de zelfstudie die door de opleiding is geproduceerd, maar ook op de gesprekken die zijn gevoerd met staf en studenten tijdens het bezoek. Voorts is door de opleiding veel aanvullend informatiemateriaal in allerlei vormen aangeleverd. Bij deze opleiding heeft tevens een voorbezoek plaatsgevonden waarbij door de secretaris en de onderwijskundige van de commissie enkele proceskenmerken van kwaliteit zijn beoordeeld aan de hand van documenten- en dossieronderzoek. Als voorzitter van de visitatiecommissie dank ik de opleiding voor hun gedegen voorbereiding, voor het aangeleverde informatiemateriaal en voor de openhartige en goed georganiseerde gesprekken. Ik dank de leden van de commissie voor hun grote betrokkenheid en de goede samenwerking. Elk lid heeft vanuit zijn eigen perspectief, ervaring en achtergrond bijgedragen aan de visitatie en aan de totstandkoming van dit rapport. De commissie hoopt dat dit rapport bijdraagt aan een zinvol (zelf)beeld van de betrokken opleiding en een stimulerende rol vervult in de cyclus van kwaliteitszorg. Prof. dr. J.J. Sixma
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
7
8
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
9
10
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
1.
Inleiding
In deze rapportage brengt de visitatiecommissie Masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) (hierna: de commissie) verslag uit van haar bevindingen ten aanzien van de door haar beoordeelde masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Deze opleiding is getoetst aan het beoordelingskader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Het bezoek vond plaats op 26 en 27 juni 2006. Dit rapport bestaat uit twee delen: • •
Algemeen deel: dit deel beschrijft de betrokken opleiding, de visitatiecommissie, haar werkwijze en het gehanteerde referentiekader. Opleidingsdeel: dit deel bevat de afzonderlijke rapport over de gevisiteerde opleiding.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
11
12
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
2.
Samenvatting van de beoordeling
Deze samenvatting van de bevindingen is een bewerking van de mondelinge rapportage aan het einde van het bezoek. De commissie wil de opleiding in de eerste plaats danken voor de prettige ontvangst en de goede voorbereiding van het bezoek. De commissie heeft wel gesignaleerd dat accreditatie spanning met zich heeft meegebracht. Dat is niet nodig. De commissie heeft haar werk goed kunnen doen en heeft kunnen beschikken over alle informatie die ze voor haar taak nodig had. De opdracht van de commissie is tweeledig: • •
beoordeling ten behoeve van accreditatie en in dat verband vaststellen van basiskwaliteit bij de opleiding; aspecten bij de opleidingen identificeren die voor verbetering vatbaar zijn; de opleiding op die punten aanbevelingen doen.
Accreditatie is een simpel ja/nee-besluit dat de opleiding voldoet aan basiskwaliteit op de zes onderwerpen van het accreditatiekader. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding bij ieder van de zes onderwerpen aan de eisen voor basiskwaliteit voldoet. De commissie zal aan de NVAO adviseren om uw opleiding te accrediteren. Daarbij wil de commissie op dit moment aangeven dat ze de opleiding op twee punten zeer goed vond. Dat is op het punt van de studiebegeleiding, met name de rol van de mastercoördinator; dr. M. Zweekhorst. Tevens valt op dat de stakeholders een grote betrokkenheid bij de opleiding tonen. Hieronder volgt een bespreking van de opleiding vanuit de visitatiefunctie, waarin de commissie naast de beoordeling ook opmerkingen maakt ten behoeve van verbetering. In de eerste plaats heeft de commissie vastgesteld dat er een unieke en moedige opleiding tot stand is gebracht. Door haar bèta-gammakarakter heeft de opleiding een duidelijke functie in de maatschappij en een signatuur die door het bedrijfsleven en het beleid wordt herkend. De afgestudeerden kunnen op veel plaatsen goed terecht. De opleiding sluit aan bij het transdisciplinair onderzoek van het Athena Institute, dat nieuw en experimenteel is, en waarvoor ook internationale waardering bestaat. Het niveau van de opleiding is zorgvuldig vastgesteld aan de hand van de Dublin-descriptoren. De wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding zou een aanscherping van de methodologie van de opleiding behoeven, met name ten aanzien van het interdisciplinaire karakter. Het programma van de opleiding is goed, waarbij opvalt dat het programma in de afgelopen jaren duidelijk is verbeterd en nu volwassen begint te worden. De commissie is positief over de zorgvuldige uitwerking van de competenties met betrekking tot de leerdoelen in het programma en de criteria voor toetsing. De samenhang van het programma wordt gekenmerkt door de goede begeleiding bij het vormgeven van de individuele studiepaden van de studenten. De commissie heeft wel gesignaleerd dat voorlichting over het carrièreperspectief vroeg in de opleiding de studenten daarbij kan helpen. De werkvormen en opdrachten vragen een intensieve inzet van de studenten. De studielast is pittig maar niet overdreven, bij een normale inzet kan de opleiding binnen de gestelde tijd worden voltooid. Daarbij komt dat de opleiding veel contacturen heeft en door het kleinschalige karakter een goede begeleiding wordt geboden. De instroomeisen zijn helder en worden adequaat gehandhaafd. Het is een goede greep om de opleiding nu in de Engelse taal aan te bieden. De commissie heeft wel gesignaleerd dat de beoogde verhoging van de instroom van buitenlandse studenten met zich meebrengt dat het niveau van deze studenten veelal individueel moet worden getoetst. De commissie beveelt aan om daar nu systematisch over na te denken. Het is beleid van de opleiding dat de scripties door een tweede beoordelaar worden beoordeeld. Dat gebeurt niet altijd, maar zou volgens de commissie wel moeten gebeuren. Daarbij is het in sommige gevallen belangrijk om een inhoudsdeskundige te betrekken bij de beoordeling van scripties of stages die betrekking hebben op een bepaald domein waarin de begeleider niet deskundig is. De commissie ondersteunt van harte de recente inspanningen van de opleiding om de wetenschappelijke doelstellingen van het stageonderzoek beter te bewaken en de begeleiding te intensiveren. Dat was gezien de kwaliteit van sommige stageverslagen die de commissie heeft gelezen ook noodzakelijk. Het personeel is van goede kwaliteit, de staf onderhoudt relaties met een omvangrijk netwerk, waarvan ook de studenten kunnen profiteren.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
13
De gebouwen en het meubilair zijn zeer sober maar voldoen. Het gebrek aan computerwerkplekken heeft de aandacht van de opleiding en er zijn verbeteringen zichtbaar. Door het laptopbeleid dat door de universiteit wordt uitgevoerd, kan dit tekort in korte tijd worden weggewerkt. De commissie wil een pluim uitdelen voor de studiebegeleiding en met name de rol hierin van de mastercoördinator, dr. M. Zweekhorst. De commissie heeft een zorgvuldige begeleiding van de studieloopbaan vastgesteld, mede aan de hand van de studentendossiers. De studenten zijn tevreden. Verder zijn de docenten zeer toegankelijk, de kleinschaligheid van de opleiding is duidelijk een positieve factor. Dat de kwaliteitszorg functioneert, blijkt wel uit de forse verbeteringen die de opleiding heeft gerealiseerd in de laatste jaren. Het curriculum wordt constant verbeterd. De opleiding is daarbij opvallend flexibel en verandert gemakkelijk – dat is goed. Aan de hand van de verhalen van de afgestudeerden heeft de commissie kunnen vaststellen dat de opleiding sterk is verbeterd sinds het ‘pilotjaar’ en, zoals gezegd, nu volwassen is geworden. De betrokkenheid van studenten en docenten bij de kwaliteit van de opleiding is hoog. Er is op dit punt duidelijk een verbetering zichtbaar van de betrokkenheid van de studenten sinds het vorige bezoek van de voorzitter aan de bacheloropleiding Biomedische wetenschappen. De betrokkenheid van het afnemend veld en de alumni is hoog. De commissie is minder somber over de rendementen dan de opleiding in de zelfstudie. De instroom van studenten die nog een deel van de bacheloropleiding moeten afronden, verklaart waarom de ambitieuze streefcijfers van de opleiding niet worden gerealiseerd. De opleiding heeft daarnaast een actief beleid om de studievoortgang en de afronding van de bacheloropleiding te bewaken. Verder bestaat er voldoende sociale controle. De commissie betreurt het dat er niet wat meer studenten na afronding van de studie de wetenschap – de eigen vorm van wetenschap waar de opleiding voor staat – ingaan. Wel lijken zich nu een paar mogelijkheden voor te doen. De opleiding zou daar iets aan kunnen doen door de studenten daadwerkelijk te laten samenwerken met de promovendi van het Athena Institute. Studenten komen op die manier intensief in contact met onderzoek. U kunt trots zijn op een bijzondere opleiding en de commissie wenst u veel succes met de verdere verbetering van deze opleiding.
14
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
3.
Samenstelling en taak van de commissie
De samenstelling van de commisie is totstandgekomen mede aan de hand van suggesties vanuit de betrokken universiteit. De samenstelling is vervolgens in conceptvorm voorgelegd aan de hiervoor genoemde opleiding teneinde hen in de gelegenheid te stellen bezwaren aan te tekenen, een en ander conform C.2.2.1 van het QANU-kader. Van deze mogelijkheid is geen gebruikgemaakt. Vervolgens is de commissie door het QANU-bestuur vastgesteld. De visitatiecommissie masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) (VU) bestond uit de volgende personen: • • • • • •
prof.(em) dr. J.J. (Jan) Sixma (voorzitter), professor emeritus Hematologie, Universiteit Utrecht, oud-voorzitter van de gezondheidsraad; prof.(em) dr. J. (Jelte) van Andel, professor emeritus Plantenoecologie, Rijksuniversiteit Groningen; prof. dr. mr. B. (Bas) de Gaay Fortman, professor Politieke economie van mensenrechten, Universiteit Utrecht; prof. dr. H.G.J. (Bart) Gremmen, professor Ethische en maatschappelijke aspecten van genomics, Wageningen Universiteit; directeur van het centrum voor Methodische Ethiek en Technology Assessment (META), Wageningen Universiteit; drs. T. (Titia) Buising (onderwijskundige), zelfstandig onderwijskundige; de heer M. (Martijn) Holleman (studentlid).
De heer drs. F.J.M. (Frank) Wamelink, medewerker van het bureau van QANU, trad op als secretaris van de commissie. De heer Sixma was eveneens voorzitter van de visitatiecommissie Biomedische wetenschappen (2005), de heer Wamelink was secretaris van die commissie. Biomedische wetenschappen (VU) is een van de opleidingen waarbinnen de Maatschappelijke variant waaruit MPA is voorgekomen wordt aangeboden. Voorzitter en secretaris waren derhalve bekend met de bevindingen van die commissie. In bijlage A zijn de curricula vitae van de leden opgenomen. De commissieleden en de secretaris hebben door het tekenen van de onafhankelijkheidsverklaring kenbaar gemaakt een volkomen onafhankelijke positie ten opzichte van de te visiteren opleiding in te kunnen nemen en vrij te zijn van elk denkbare verstrengeling van belangen. De taak van de commissie was om op basis van de door de faculteit aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: 1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de opleiding, zoals beschreven in het QANU-kader; 2. vast te stellen of de opleiding naar haar oordeel voldoen aan de criteria voor basiskwaliteit; 3. de aspecten van de opleiding te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
15
16
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
4.
Werkwijze
De commissie is op de eerste dag van het bezoek (26 juni 2006) door de onderwijscoördinator van QANU, tevens secretaris van de commissie, drs. F.J.M. Wamelink, geïnstalleerd en geïnstrueerd. Na de installatievergadering is het formele instellingsbesluit vanuit de QANU verspreid onder de daarvoor in aanmerking komende instanties (colleges van bestuur, faculteitsbesturen, NVAO, VSNU, Ministerie OCW, et cetera). De voorbereiding van het bezoek was enigszins afwijkend van de gebruikelijk werkwijze van de QANUcommissies. Er is veel nadruk gelegd op het verzamelen van evidenties voorafgaand aan het bezoek. Daarmee werd beoogd de beoordelingslast voor de commissie te reduceren en meer ruimte te bieden aan een inhoudelijke beoordeling van de kwaliteit van de opleiding. Voorafgaand aan het visitatiebezoek hebben twee voorbezoeken plaatsgevonden waarin voor een aantal facetten onderbouwing van de kwaliteit van de opleiding is verzameld. In het eerste bezoek is met name de ontstaansgeschiedenis en de positie ten opzichte van de wetenschappelijke omgeving en de beroepspraktijk verkend. In het tweede bezoek zijn de volgende onderwerpen onderzocht aan de hand van documenten, studentendossiers en een toelichting daarop door de mastercoördinator en de directeur van het Athena Institute: 1. relaties van competenties naar inhoud van onderdelen en vervolgens naar toetsing; 2. rooster en werkvormen, normbelasting voor studenten, college versus zelfstudie; 3. samenhang: studieloopbaanbegeleiding vanuit een duidelijke beginvraag en eigen motivatie. De commissie heeft voor het bezoek een beknopt verslag van de bevindingen toegestuurd gekregen. Delen van dat verslag zijn, voor zover relevant, in het opleidingsrapport opgenomen. De commissie heeft het visitatiebezoek voorbereid op basis van de studiegids, de zelfstudie van de opleiding, de analyse van de zelfstudie en een verslag van de resultaten van het voorbezoek. Voor het bezoek zijn vragen van de commissieleden en de secretaris verzameld. Die vragen waren leidraad bij het bezoek. De commissie besloot om de eindkwalificaties zoals door de opleiding geformuleerd te valideren als ‘domeinspecifiek referentiekader’. De opleiding heeft haar eindkwalificaties uitvoerig extern getoetst, mede door analysen van de eisen van vakgenoten en het afnemend veld. Daarnaast heeft benchmarking plaatsgevonden door een vergelijking met verwante opleidingen. In het beoordelingsrapport wordt in de paragraaf 1.1., ‘Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken’, een beschrijving gegeven van het systematisch onderzoek ter ondersteuning van het ontwerp van de opleiding. De geformuleerde competenties en de opbouw van het programma zijn vervolgens gevalideerd door internationale vakgenoten en een maatschappelijke adviesraad. De commissie is van oordeel dat daarmee is aangetoond dat deze eindtermen voldoende aansluiten bij de maatstaven en eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk. De commissie is eveneens vanuit de eigen deskundigheid van oordeel dat de beoogde competenties goed definiëren wat van een afgestudeerde van deze opleiding verwacht mag worden. Dit wordt in het beoordelingsrapport nader onderbouwd bij de beoordeling van het onderwerp ‘Doelstellingen’. Het visitatiebezoek duurde anderhalve dag en verliep volgens het in bijlage B bijgevoegde programma. Tijdens het eigenlijke bezoek zijn gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen, waaronder de opstellers van de zelfstudie, docenten, de verantwoordelijken voor kwaliteitszorg (studenten apart), de leden van de opleidingscommissie (studenten apart), studenten uit de onderscheiden cohorten, vertegenwoordigers van de examencommissie, studieadviseur, hoofdrichtingadviseur, onderwijs/curriculumcoördinatoren en opleidingsmanagement. Bovendien werd door de commissie allerlei ter tafel liggend informatiemateriaal, zoals vakkenroosters, onderwijsliteratuur, tentamenopgaven, richtlijnen en regelingen voor stages en scripties, evaluatieverslagen van het onderwijs, Gids kwaliteitszorg, notulen van de opleidingscommissie en examencommissie en beleidsstukken geraadpleegd. Voorafgaand aan het bezoek is een selectie van de laatste 25 eindscripties opgevraagd. In dit geval heeft ieder commissielid een (literatuur)scriptie én een tweede stageverslag van twee studenten (totaal tien studenten) beoordeeld aan de hand van het beoordelingsformulier dat QANU daarvoor hanteert. De bevindingen zijn onderling besproken. De beoordeling van de commissieleden is vergeleken met de waardering door de opleiding om vast te stellen of het eindniveau van de opleiding adequaat wordt bewaakt. Daarnaast is de QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
17
beoordeling van de eindwerken een goede steekproef om vast te stellen of de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd (zie facet 20: ‘Resultaten’). Tijdens het bezoek bestond de tevoren breed aangekondigde mogelijkheid voor een spreekuur, waar zowel studenten als docenten de gelegenheid hadden om een specifiek punt in een persoonlijk gesprek onder de aandacht van de commissie te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Direct na afronding van de visitatiegesprekken heeft de commissie haar voorlopige oordeel over de opleiding geformuleerd, dat vervolgens bij monde van de voorzitter voor een breed gehoor aan de faculteit/opleiding werd gepresenteerd. Na opstelling van de concept-opleidingsrapportage door de secretaris heeft de commissie de tekst daarvan per e-mail besproken. Na vaststelling is de rapportage in het kader van de hoor- en wederhoorprocedure aangeboden aan het betrokken faculteitsbestuur. Ten slotte is, na bespreking van de ontvangen reacties en voor zover nodig bijstelling van de tekst, het integrale eindrapport per e-mail vastgesteld in de tweede week van mei 2007.
18
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
5.
Beoordeling en referentiekader
5.1.
Beoordeling
De opleiding is in de eerste plaats getoetst aan de criteria van de NVAO, de zogenaamde 21-facettenlijst. Deze 21 facetten zijn samengenomen in zes onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
doelstellingen; programma; personeel; voorzieningen; kwaliteitszorg; resultaten.
Voor elk van deze zes onderwerpen geeft de commissie een samenvattend oordeel, waarbij volgens de regels van de NVAO de tweedeling voldoende/onvoldoende is gehanteerd. Op het niveau van de 21 facetten is differentiatie in de oordelen aangebracht, met behulp van een vierpuntsschaal: Excellent Goed Voldoende Onvoldoende
‘Best practice’, kan (inter)nationaal als voorbeeld dienen De kwaliteit stijgt uit boven de basiseisen Voldoet aan de basiseisen van het facet; datgene wat van een universitaire wetenschappelijke opleiding verwacht mag worden Voldoet niet aan de basiseisen van het facet
De commissie heeft conform het verzoek van QANU de score ‘voldoende’ als standaardscore gehanteerd. Deze score ‘voldoende’ wordt gebruikt wanneer de opleiding voldoet aan het criterium. Voor een score ‘goed’ moet de opleiding zich duidelijk positief onderscheiden. In het opleidingsrapport wordt bij elk facet kort aangegeven op welke gegevens de commissie zich baseert en tot welk oordeel de commissie is gekomen. Daarbij is gebruikgemaakt van beschikbare documenten (waaronder vooral de zelfstudie) en informatie op grond van de gevoerde gesprekken. Informatie uit de ene bron is steeds geconfronteerd met informatie uit de andere. De commissie heeft tevens tot taak “die aspecten van de opleiding te identificeren welke naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn”. Daarom komen in het opleidingsrapport ook opmerkingen, kanttekeningen of aanbevelingen voor die niet alleen een rol spelen bij de onderbouwing van het oordeel en de score per facet, maar die tevens aangeven op welke aspecten verbetering mogelijk zou zijn. Het geven van suggesties tot verbetering impliceert op zich dus geenszins dat de opleiding op dit moment op dat facet noodzakelijk onvoldoende scoort. In haar afweging heeft de commissie waar nodig ook rekening gehouden met de gehele context en het ontwikkelingsstadium van de opleiding. Daarbij is steeds zorgvuldig afgewogen of eventuele verbeterpunten qua aantal of gewicht de basiskwaliteit van een facet niet aantasten. 5.2.
Referentiekader
Zoals hierboven is toegelicht, de commissie heeft de doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding overgenomen als haar referentiekader. Zie hiervoor bijlage C.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
19
20
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
21
22
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
1.
De masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Administratieve gegevens Masteropleiding MPA: Naam opleiding:
Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) CROHO-nummer: 60803M Niveau: master Oriëntatie: wo Studielast: 120 EC Graad: master of science Variant(en): voltijd Locatie(s): Amsterdam Einddatum accreditatie: 31 december 2007 Het bezoek van de commissie aan de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) vond plaats op 26 en 27 juni 2006. 1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De masteropleiding staat sinds 2002 in het CROHO vermeld onder de Nederlandstalige naam ‘Beleid, management en ondernemerschap voor natuur- en levenswetenschappers’ (BMO) (CROHO-nummer 60803M). In het onderhavige document wordt ook de de Engelstalige naam van de opleiding gebruikt: Policy Analysis, Management and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA), omdat de opleiding sinds het academisch jaar 2005-2006 in de Engelse taal wordt aangeboden. Tevens geeft de Engelstalige naam aan dat de ambitie van de opleiding van een bètabrede focus is bijgesteld en nu is toegespitst, qua inhoud en toelatingsbeleid, op de Health and Life Sciences. De masteropleiding MPA valt onder de School of Life Sciences van de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen (FALW) van de VU. De opleiding is verbonden aan het facultaire Athena Institute for research on innovation and communication in the health and life sciences (hierna kortweg Athena Institute genoemd). 1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
De opleiding is voortgekomen uit de Maatschappelijke variant (M-variant) van de bètafaculteit van de VU (de M-varianten van bètaopleidingen zijn een uitvloeisel van het bètaconvenant). Deze M-variant werd systematisch uitgewerkt in de vorm van een eigenstandige opleiding. In februari 2000 verschijnt de eerste Adviesnota ‘M-variant Biomedische wetenschappen, analyse van initiatieven op het gebied van bètagamma-integratie’. In deze nota worden de doelstellingen en inhoud van de opleiding gebaseerd op een aantal analysen van eisen van vakgenoten en het beroepenveld. In de nota worden de verwante opleidingen in Nederland beschreven en vindt een inventarisatie plaats van de interessegebieden van de faculteiten. Tevens wordt verslag gedaan van de consultatie van diverse personen in het afnemend veld en wordt er een analyse gemaakt van de banen voor biomedische wetenschappers. Verder is in de nota een analyse terug te vinden van een aantal wetenschappelijke artikelen, aan de hand waarvan het kennisdomein wordt afgebakend. Ook wordt een inventarisatie beschreven van de wensen van studenten voor het afstudeertraject. De nota komt op grond van deze uitgebreide en zorgvuldige analyse tot een invulling van de opleiding. Het materiaal onderbouwt de keuzen voor het faculteitsbestuur. Het ontwikkelen van de bredere uitstroomvariant is door de toenmalige faculteit Biologie als onderwijsvernieuwingsproject uitgevoerd. De benaming wordt uiteindelijk ‘Biomedisch beleid en management’.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
23
De faculteit heeft aanzienlijke financiële middelen beschikbaar gesteld voor deze onderwijsinnovatie. Het aspect van ondernemerschap wordt verder uitgewerkt door bijzondere samenwerking met externe adviseurs uit het bedrijfsleven. Dat is terug te vinden in de benaming waaronder de opleiding wordt geregistreerd: Beleid, management en ondernemerschap voor natuur- en levenswetenschappers (BMO). In 2002 is de opleiding voor het eerst operationeel geweest. De studenten die hebben deelgenomen aan deze pilot zijn als klankbordgroep betrokken bij de inrichting van de opleiding. In het archief van de opleiding zijn verslagen van de klankbordgroep aangetroffen. Aanvankelijk ligt het accent nog sterk op biomedische aspecten, daarna is de thematiek meer naar bestuur en beleid getrokken. Een belangrijke factor in de verbreding van de scope van de opleiding is de komst van een kerndocent die de verbinding legt naar ondernemerschap. Het faculteitsbestuur is nauw betrokken geweest bij de ontwikkelingen. In 2002 is een bedrijfplan opgesteld voor de tweejarige BMO-opleiding. Ten behoeve van het bedrijfsplan heeft de opleiding een marktanalyse gemaakt van de generalistische maatschappelijke functies waarvoor ze opleidt. Het gaat daarbij om een inventarisatie van de vraag naar inter- en transdisciplinair opgeleide wetenschappelijke onderzoekers (Van Hoëvell-van Dapperen, 2000). Deze analyse wordt gestaafd aan de hand van de plaatsen waar studenten in de afgelopen jaren een stage hebben gevonden. Naast deze analyse van de arbeidsmarkt wordt de positionering in relatie gebracht met de onderzoekszwaartepunten binnen de VU. Sinds het studiejaar 2005-2006 wordt de master in het Engels en onder de Engelstalige naam Management, Policy Analysis and Entrepreneurschip (MPA) aangeboden. De M-variant is operationeel gebleven naast de nieuwe tweejarige opleiding MPA. Er zijn derhalve geen studenten die een ongedeelde opleiding moeten afronden of die zijn overgestapt naar deze nieuwe tweejarige masteropleiding. De afbouwproblematiek ligt bij de opleidingen waarbinnen de M-variant wordt aangeboden. Hier is de masteropleiding onderwerp van beoordeling die is voorgekomen uit deze M-variant. De opleiding is in 2002-2003 gestart er zijn toen twaalf studenten ingestroomd vanuit de algemene master Biomedische wetenschappen. 1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1.
Doelstellingen opleiding
F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving Uit de beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van de opleiding in de paragraaf ‘Invoering bachelormasterstructuur’ hierboven, wordt duidelijk dat de doelstellingen en beoogde kwalificaties van de afgestudeerden zijn gebaseerd op zorgvuldige analysen van diverse aspecten in de context van de opleiding: eisen van vakgenoten, literatuuranalyse, beoogde functies op de arbeidsmarkt, de relevante onderzoekszwaartepunten binnen de universiteit, enzovoorts. Bij facet 18, ‘Maatregelen tot verbetering’, zal worden onderbouwd dat de opleiding het niet heeft gelaten bij analysen in de ontwerp- en opstartfase, maar dat ook daarna systematische evaluaties en bijstellingen hebben plaatsgevonden. De aansluiting op de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk is op deze manier goed gewaarborgd. Andere indicaties daarvoor zijn de volgende. Het Athena Institute participeert in verschillende nationale en internationale wetenschappelijke en kennisinnovatienetwerken. Er worden daarnaast vele en intensieve contacten onderhouden met de beroepspraktijk, waaronder maatschappelijke organisaties, zoals patiëntenverenigingen, ministeries en gezondheidsfondsen in binnen- en buitenland. Ten behoeve van de zelfstudie heeft de opleiding drie binnenlandse en twee buitenlandse vakgenoten gevraagd naar hun mening over de opleiding, de eindkwalificatie (competenties) in relatie tot internationale standaarden en duur van de opleiding. Daarnaast is gevraagd of ze nog suggesties hadden voor verbetering. Alle vijf de vakreferenten bevestigen dat de kwaliteit van de opleiding aan de internationale eisen voldoet.
24
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Sinds het schrijven van de zelfstudie heeft de opleiding een maatschappelijke adviesraad in het leven geroepen. Die maatschappelijke adviesraad was ten tijde van het bezoek al eenmaal bijeen geweest. Naast de systematische analysen van de aansluiting bij het nog betrekkelijk nieuwe domein waarvoor wordt opgeleid, heeft de commissie in het gesprek met de vertegenwoordigers van het werkveld en de afgestudeerden kunnen vaststellen dat de doelstelling van de opleiding worden herkend en positief worden gewaardeerd. De afgestudeerden kunnen op veel plaatsen goed terecht. Eindkwalificaties van de opleiding MPA zijn: De afgestudeerde masterstudent beschikt over een academische attitude en academische vaardigheden op het gebied van interdisciplinair onderzoek op het raakvlak van zijn eigen bètavakgebied en de maatschappij ten behoeve van het formuleren van strategieën voor het oplossen van maatschappelijke problemen. Dit betekent dat kern- en deelcompetenties zijn ontwikkeld zoals hieronder beschreven. Oorspronkelijk waren de eindkwalificaties van de masteropleiding MPA weergegeven in de vorm van eindtermen geclusterd naar kennis en vaardigheden, maar omdat dit onvoldoende informatie geeft over het doel van de specifieke kennis en vaardigheden is in 2005 besloten de eindtermen om te zetten in kerncompetenties en daarbinnen specifieke deelcompetenties te formuleren. De kerncompetenties zijn: 1. analyseren van (complexe) maatschappelijke vraagstukken gerelateerd aan de Health and Life Sciences vanuit zowel de eigen bètadiscipline als relevante gammadisciplines; 2. effectief samenwerken en communiceren met onderzoekers van andere wetenschappelijke disciplines (dan de Health and Life Sciences) en met maatschappelijke actoren; en 3. formuleren van strategieën voor het oplossen van (complexe) maatschappelijke problemen door middel van het uitvoeren van interdisciplinair onderzoek. Per kerncompetentie worden de deelcompetenties uitgewerkt (zie bijlage C voor de uitwerking in deelcompetenties). De commissie heeft in het bijzonder aandacht besteed aan de wijze waarop deze kerncompetenties zijn vertaald naar deelcompetenties, het programma, de studieloopbaan van individuele studenten en toetsing. Hiertoe is in het voorbezoek een analyse gemaakt van de relevante documentatie en studentendossiers. De resultaten worden onder facet 5 besproken. Hier kan al worden gemeld dat de commissie positief was over de concrete uitwerking van de doelstellingen in de studie. Oordeel In de eerste plaats heeft de commissie vastgesteld dat er een unieke en moedige opleiding tot stand is gebracht. Door zijn bèta-gammakarakter heeft de opleiding een duidelijke functie in de maatschappij en een signatuur die door het bedrijfsleven en het beleid wordt herkend. De afgestudeerden kunnen op veel plaatsen goed terecht. De opleiding sluit aan bij het transdisciplinair onderzoek van het Athena Institute, dat nieuw en experimenteel is, maar waarvoor ook internationale waardering bestaat. De opleiding heeft de doelstellingen gevalideerd bij een aantal relevante stakeholders. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is goed. F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving De opleiding heeft een nauwgezette analyse uitgevoerd van het niveau van de opleiding. In de eerste plaats is aan referenten gevraagd of het niveau van de opleiding goed is, zie hierboven onder facet 1. Daarnaast zijn de competenties vergeleken met de Dublin-descriptoren (zie tabel 1 hieronder). Verder is de relatie met de onderdelen van het programma geëvalueerd (zie facet 5).
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
25
Tabel 1. Kern- en deelcompetenties in relatie tot de Dublin-descriptoren (zie voor een beschrijving van de deelcompetenties bijlage C) Kerncompetenties
1. Analyseren maatsch. vraagstukken
2. Effectief samenwerken/ communiceren
3. Aanpakken maatsch. problemen d.m.v. uitvoeren interdisciplinair onderzoek
Deelcompetenties
a
b
a
a
b
Verwerven kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en/of toepassing van ideeën, vaak in onderzoeksverband
X
X
X
X
Toepassing kennis en inzicht Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere context die gerelateerd is aan het vakgebied: is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan
c
d
b
c
d
X
X
X
Oordeelsvorming Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan de toepassing van de eigen kennis en oordelen
X
Communicatie Is in staat om conclusies alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en nietspecialisten
X
Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die hem in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter
X
X
d
e
f
X
X
X
X
g
h
X
X
X
X
X
X
c
X
Oordeel Het niveau van de opleiding is zorgvuldig vastgesteld, mede aan de hand van de Dublin-descriptoren. De opleiding heeft het niveau daarnaast door vakreferenten laten bepalen. Zoals blijkt uit de beschrijving bij de facetten 1 en 5 worden (kern)competenties en het niveau waarop die zijn gerealiseerd op verschillende manieren als referentiepunt genomen bij de inrichting van de opleiding, de individuele studieloopbaan en de toetsing. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is goed.
26
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving Onder facet 1 wordt beschreven op welke wijze de opleiding is afgestemd op de wetenschappelijke omgeving. Het gaat om een betrekkelijk nieuw interdisciplinair domein dat wordt aangeduid als Science and Technology Studies (STS). Binnen Nederland is de onderzoeksschool Wetenschap, Technologie en Moderne Cultuur (WTMC) een gevestigd netwerk van onderzoeksgroepen en promovendi die werken in deze vormen van interdisciplinariteit. In de zelfstudie worden de centrale concepten en theorieën die in dit vakgebied zijn ontwikkeld en die het referentiekader vormen van deze masteropleiding als volgt omschreven: • • • • • •
analyse van (toekomstige) ontwikkelingen van wetenschap en technologie en de (potentiële) maatschappelijke implicaties; onderzoek naar ‘New Governance’ met betrekking tot beleidsformulering en implementatie ten aanzien van wetenschap en technologie; interdisciplinaire en interactieve kennisproductie en –uitwisseling; kennis ten aanzien van methodologieën voor probleemanalyse en interventiegericht onderzoek verbeteren van het probleemoplossend vermogen van individuen, groepen en gemeenschappen in relatie tot maatschappelijke problemen; begrijpen en faciliteren van wederzijdse leerprocessen in veranderingsprocessen.
De opleiding heeft daarmee doelstellingen die aansluiten bij een gevestigd interdisciplinair wetenschappelijk domein. Binnen dat domein worden door de opleiding nieuwe perspectieven verkend die met name berusten op het veldonderzoek naar participatieve strategieën voor het ontwikkelen van een onderzoeksagenda. De commissie heeft tijdens de gesprekken wel een discussie gevoerd over de kenmerken van de wetenschappelijke methode die centraal staat in de interdisciplinaire benadering van de opleiding. De commissie heeft zich afgevraagd wat de kenmerken zijn van een "rigorous" interdisciplinaire onderzoeksmethodiek in dit domein. Dat is overigens een vraag die niet uniek is voor deze opleiding, en een vraag waarop het antwoord nog niet eenvoudig kan worden gegeven vanuit de stand van zaken in dit veld. Zonder een poging te doen om die discussie hier in detail te rapporteren, worden de uitgangspunten voor de opleiding kort weergegeven. Een onderzoeker vertrekt vanuit de eigen discipline en is in staat om op het grensgebied relevante kennis te ontwikkelen. Daarbij wordt een bèta-gamma-invalshoek gehanteerd waarbij een interactieve methodiek wordt gebruikt die wordt aangeduid als het multi-actormodel. Er wordt een proces van datacollectie georganiseerd en dan volgt een zogenaamde coanalyse, waarbij de stakeholders worden betrokken. De commissie heeft zich tijdens het bezoek langs verschillende lijnen op de hoogte gesteld van de wijze waarop die wetenschappelijke benadering wordt uitgewerkt; door de discussie met docenten en studenten, door bestudering van het betreffende onderwijsmateriaal, beoordeling van de stageverslagen en de eindwerken, een globale beoordeling van de kernpublicaties van de docenten en door een rondleiding langs verschillende promotieprojecten. De commissie heeft zich derhalve enige moeite moeten getroosten om zicht te krijgen op de methodologie van het transdisciplinaire onderzoek, maar wil daarmee geenszins suggereren dat de wetenschappelijke oriëntatie niet aan de maat is. Ze was bijvoorbeeld positief over de promotieonderzoeken waarmee ze heeft kennisgemaakt (zie ook facet 12, ‘Eisen wetenschappelijk onderwijs’, bij het onderwerp Personeel, voor een positieve waardering van het onderzoek). Wel blijft het in dit domein een uitdaging om scherp te definiëren wat de kenmerken zijn van gedegen wetenschappelijk werk en dat te vertalen naar normen voor bijvoorbeeld stageonderzoek.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
27
Oordeel De opleiding sluit aan bij een gevestigd interdisciplinair wetenschappelijk domein. De opleiding en het onderzoeksinstituut Athena onderhouden goede contacten met dit veld. Daarnaast zijn er goede contacten met de beroepspraktijk. De wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding zou een aanscherping van de methodologie van de opleiding behoeven, vooral ten aanzien van het interdisciplinaire karakter. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’. Voor de masteropleiding MPA luidt dat oordeel: voldoende. 1.2.2.
Programma
Beschrijving van het programma In het eerste jaar wordt middels de verplichte cursussen (Analysis of Governmental Policy [6 EC], Communication, Organisation and Management [6 EC] en Business Management in Health and Life Sciences [3 EC]) de basis gelegd voor de drie kerncompetenties. Deze competenties worden in het tweede jaar in de verplichte cursus (Research Methods [6 EC]) en diverse keuzecursussen verdiept. Het tweede jaar is tevens het jaar waarin de student zich kan specialiseren in een bepaald toepassinggebied. De volgende onderdelen van het programma zijn verplicht: • • • • • • • • • •
Analysis of Governmental Policy (6 EC) Communication, Organisation and Management (6 EC) Business Management in Health and Life Sciences (3 EC) Research Methods (6 EC) Managing Science and Technology in Society (3 EC) Scientific Writing in English* (3 EC) History of Life Sciences* (3 EC) Ethics* (3 EC) Twee stages* (60 EC; ieder 30 EC) Scriptie* (9 EC)
* Deze onderdelen zijn verplicht voor alle masterstudenten in de School of Life Sciences
Specialisatiedeel van het programma In het onderwijsprogramma krijgen de studenten de mogelijkheid zich middels keuzecursussen, scriptie en stage in drie richtingen te specialiseren: • • •
28
Health and Life Sciences-based Policy. Hierbij staat overheidsbeleid centraal en de mogelijkheid om middels overheidsbeleid maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. Diverse vormen van ‘governance’, in het bijzonder interactieve beleidsvorming, komen hierbij aan de orde. Health and Life Sciences-based Management and Entrepreneurship. Hierbij gaat het om het op verantwoorde wijze omzetten van wetenschappelijke kennis in voor de maatschappij interessante en relevante innovaties. International Public Health. Hierbij ligt de focus op de internationale context van gezondheidsproblemen, waarbij specifiek wordt gekeken naar het analyseren van gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld infectieziekten) en het ontwerpen van effectieve interventies.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Voor specialisatie moeten 12 EC aan keuzecursussen, de literatuurscriptie en één onderzoeksstage (bij voorkeur de tweede stage) in de specialisatierichting worden gevolgd of uitgevoerd. Voor de verschillende specialisatierichtingen is/wordt een beperkt aantal keuzecursussen geselecteerd/aangeboden. Uiteraard is het ook mogelijk geen specialisatierichting te kiezen en een ‘vrij’ programma te volgen. Keuzeonderwijs Het keuzeonderwijs (18 EC) kan naast de keuzecursussen die in de specialisatiedelen worden aangeboden ook worden ingevuld met cursussen uit een van de differentiaties van de algemene masterprogramma’s Biologie en Biomedische wetenschappen, zoals daar zijn de differentiaties Ecologie, Ontwikkeling en gedrag, Infectieziekten, Neurowetenschappen, en Biomoleculaire wetenschappen. Het individuele programma dient altijd (via de mastercoördinator) ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de examencommissie. Stages In de onderzoeksstages ligt de nadruk op bèta-gamma-integratie en een interactie met de maatschappij. Dit kan een stage zijn in onderzoek in de Health and Life Sciences waarbij de analyse van gerelateerde maatschappelijke aspecten een expliciet onderdeel is, of een stage in een gammadiscipline waarbij ontwikkelingen in de Health and Life Sciences centraal staan. De stage in het tweede jaar wordt bij voorkeur uitgevoerd in de specialisatierichting. Verplicht onderdeel van de stages is de zogenaamde stageterugkomweek. De doelstelling van de terugkomweek is om de student tijdens de rapportagefase van de stage te begeleiden bij een kritische reflectie op de stage, onder meer door de praktijkervaring te verbinden met de theorie die tijdens het cursorische gedeelte van de opleiding is verkregen. De koppeling tussen de theorie van de cursussen en de praktijk van de stage is een van de beoordelingscriteria. Vanaf het begin van de stage wordt hieraan gewerkt. Zo dient een student na vijf weken een gedetailleerd ontwerpdocument te bespreken met de stagebegeleider, waarin ook een beleidstheoretische en managementtheoretische positionering van de stageorganisatie is opgenomen. In de terugkomweek kan deze contextuele analyse weer worden gebruikt om achteraf de ervaringen in de uitvoering te positioneren in een theoretisch kader en de eigen rol te leren begrijpen. F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving Het Athena Institute is onderzoeksgedreven, dat komt onder andere tot uitdrukking in het betrekkelijk grote aantal promotieplaatsen en publicaties in goede tijdschriften. De kwaliteit van de opleiding houdt direct verband met het onderzoek. De studenten moeten met het bedrijf van de wetenschap in contact komen. Uitgangspunt is dat de studenten participeren in het onderzoek van docenten en promovendi. De opleiding heeft onderkend dat in de eerste jaren dat de opleiding operationeel was die aansluiting niet sterk genoeg was. Dat is versterkt, het vrij grote aantal promovendi kan daaraan een bijdrage leveren. De opleiding biedt de student de mogelijkheid een groot deel (eerste stage 30 EC + scriptie 9 EC + Policy Research Project 6 EC + Interactive Research in Practice 6 EC = 51/120 = 43%) van zijn onderwijs te volgen in het kader van het onderzoeksprogramma van het Athena Institute. De opleiding geeft in de zelfstudie diverse aansprekende voorbeelden van de wijze waarop studenten hebben bijgedragen aan het onderzoeksprogramma van het Athena Institute.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
29
Het Athena Institute bestaat uit twee afdelingen: ‘Biologie en samenleving’ en ‘Wetenschapscommunicatie’. De kerndocenten van de opleiding zijn voornamelijk afkomstig uit de afdeling Biologie en samenleving, die als doel heeft het analyseren en optimaliseren van wetenschaps- en technologieontwikkeling. Het meer fundamenteel wetenschappelijk onderzoek van de afdeling is deels methodologisch van aard. De studenten worden voorbereid op het wetenschappelijk benaderen van problemen door: • • • •
een probleemgerelateerde en interactieve onderwijsaanpak in diverse cursussen; expliciete vaardigheidstrainingen; scriptie; stages.
Ook verwerft de student inzicht in de plaats en functie van wetenschappelijk onderzoek in de samenleving. De opleiding beoogt verder de student in staat te stellen zelfstandig de ontwikkelingen in zijn vakgebied bij te houden. Drie verplichte programmaonderdelen onderzoeksvaardigheden: • • •
zijn
expliciet
gericht
op
de
verwerving
van
verplichte cursussen: Analysis of Government Policy en Research Methods; literatuurscriptie; twee onderzoeksstages.
Oordeel De opleiding is gesitueerd in een relevante onderzoeksomgeving. Studenten worden theoretisch en methodologisch voldoende gevormd. De opleiding brengt daarnaast in voldoende mate een kritische en academische houding bij. In de stages komen de studenten in het algemeen in aanraking met een wetenschappelijke werkomgeving waarin zij een vraagstuk wetenschappelijk moeten bewerken. De opleiding sluit aan bij actuele maatschappelijke thema’s. Er zijn wel een paar kanttekeningen te plaatsen. Naar het oordeel van de commissie is de theoretische achtergrond niet erg nieuw. Hier zou bekeken kunnen worden of actualisering nodig is. Wel worden in de uitwerking nieuwe perspectieven verkend. Het wetenschappelijk gehalte van de stages moet iets consequenter worden bewaakt (zie facet 10: ‘Afstemming vormgeving en inhoud’). Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving De opleiding heeft een uitgewerkte structuur die waarborgt dat de beoogde competenties door de individuele student worden gerealiseerd. In een voorbezoek hebben de QANU-medewerker en de onderwijskundige door middel van documentenonderzoek en bestudering van studentendossiers vastgesteld dat die structuur werkt zoals is beoogd. Hieronder volgt een beschrijving van wat werd aangetroffen. De opleiding heeft een matrix opgesteld waarin per cursus wordt ingegaan op: • • •
30
de leerdoelen; de competenties die per leerdoel worden bereikt; in welk cursusonderdeel deze leerdoelen en competenties aan de orde komen;
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
• •
de wijze waarop deze leerdoelen en competenties worden getoetst; de tentamenvragen die hierbij horen (indien relevant).
Het merendeel van de cursussen wordt afgerond met een tentamen. Hiernaast wordt voor veel cursussen naast het tentamen ook een essay/rapportage opgesteld, een presentatie gegeven of een individueel assessment uitgevoerd. Ook hiervoor wordt in bovengenoemde matrix aangegeven welke leerdoelen en competenties het betreft. De tentamens hebben als doel het toetsen van de kennis, de rapportages hebben als doel het toetsen van de mate van inzicht in en het begrip van de theorie (zie verder facet 11: ‘Toetsing’). De basiskerncompetenties worden gerealiseerd met de verplichte onderdelen. In de zelfstudie wordt de hierboven beschreven structuur gedetailleerd inhoudelijk uitgewerkt voor de programmaonderdelen, waarbij tevens een relatie wordt gelegd naar de Dublin-descriptoren. Naast deze structuur op het niveau van het curriculum bestaat er tevens een individuele begeleiding van de studieloopbaan van de student. De studenten worden begeleid bij het vormgeven van een opleiding die aansluit bij de eigen motivatie en vraagstelling. De opleiding onderkent dat studenten met een breed scala aan motivaties en loopbaanperspectieven binnenkomen. In de voorlichting wordt al aandacht besteed aan de wensen van de studenten en de vraag of dit de goede opleiding is voor de studenten. In het eerste jaar vindt in oktober een individueel gesprek plaats. De studenten nemen daarbij een plan mee, de eigen achtergrond is daarin geëxpliciteerd. Verder wordt de stand van zaken met betrekking tot de bachelor beschreven en is een plan voor stages opgenomen. Tot de stages kunnen de studenten met vragen bij de mastercoördinator terecht. De individuele studieloopbaanbegeleiding verloopt zoals is beschreven in de zelfstudie. De opleiding heeft per individuele student een compleet archief waarin het studieverloop volledig is te volgen en waarin alle contacten met de opleiding worden gearchiveerd. Studieloopbaanbegeleidingsinstrumenten die daarin voor iedere studenten zijn opgenomen, zijn onder andere het planningsformulier waarop de vooropleiding en interessegebieden worden vermeld en de stageplannen. Daarnaast geeft het inschrijvingsformulier voor het masterprogramma een duidelijk beeld van de onderdelen die nog moeten worden afgerond. De opleiding bevordert dat die onderdelen snel worden afgerond. Naar aanleiding van het planningsformulier wordt een gesprek gevoerd over de studieplanning, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de voorbereiding op de stages. De studenten krijgen een advies voor de keuzevakken. Het aanvraagformulier voor de stage of de scriptie legt de afspraken duidelijk vast. Het formulier bevat administratieve gegevens van de student, lengte van de stage, begeleiders, uren per week, afspraken over supervisie, et cetera. De einddatum wordt duidelijk vastgelegd. Dit stagecontract wordt door alle partijen ondertekend. Bij de stageovereenkomst hoort een ontwerpdocument waarin zijn opgenomen een beschrijving van de achtergrond, probleemsituatie, onderzoeksvraag planning en methode. Dat geheel gaat naar de examencommissie. De mastercoördinator toetst op inhoud en geeft commentaar, de examencommissie keurt per rondschrijfprocedure goed. Na zes weken vindt een eerste evaluatiegesprek plaats tussen beide stagebegeleiders en de stagiaire. Dit is een belangrijk evaluatiemoment. Na zes weken kan de stage nog worden gestopt, er worden in ieder geval actiepunten geformuleerd. Die kunnen zowel aan de kant van de student liggen als aan de kant van de opleiding (bijvoorbeeld beschikbaarheid van computer en werkplek). Tijdens dit gesprek na zes weken wordt een eerste schriftelijk product van de studenten besproken, bijvoorbeeld een hoofdstuk of een uitgebreide opzet. Er volgt een telefonisch contact tussen de eerste en de tweede begeleider. Aan het einde van de stage wordt een afrondingsformulier gebruikt, dat tekenen de begeleiders af. De criteria voor beoordeling zijn daarop zorgvuldig uitgewerkt. Er zijn verslagen van enkele stageterugkomdagen bestudeerd, namelijk de stageterugkomdagen die in februari 2003 hebben plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat er wordt gereflecteerd op de doelen van de stage. De doelstellingen worden naar aanleiding daarvan nader gespecificeerd. De reflectie hierop vindt plaats
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
31
aan de hand van stukjes theorie, in dit geval organisatietheorieën en kennismanagement. Er wordt eveneens expliciet werk gemaakt van het integreren van de theorie in de praktijk. Een onderdeel van de terugkomdagen is de intervisie. Vooraf worden de stageopdrachten op Blackboard geplaatst, zodat de studenten geïnformeerd zijn over de stage van de andere studenten. De intervisie wordt gestructureerd uitgevoerd. Onderdelen van de terugkomweek zijn onder andere: presentaties, koppeling theorie–praktijk en evaluatie van de opleiding. De evaluatie van de opleiding heeft tot een aantal concrete verbeteringen geleid, waaronder de uitbreiding van de terugkomdagen naar een terugkomweek, aanpassingen van de website en meer pr-inspanningen. Beoordelingen en evaluaties worden gestructureerd aan de hand van heldere criteria. De samenhang van het programma komt expliciet aan de orde. Met behulp van een beknopte beschrijving van de studieonderdelen die de studenten hebben gevolgd, wordt gereflecteerd op de plaats van de studieonderdelen in de opleiding en de samenhang daartussen. Na deze reflectie worden de persoonlijke leerplannen opgesteld. Ten behoeve van de persoonlijke leerplannen worden vijftienminutengesprekken georganiseerd. Dat persoonlijke leerplan bestaat uit het inschrijfformulier waaraan een persoonlijk leerplan is toegevoegd. Dit is tevens een moment om na te gaan of de bacheloropleiding is afgerond en om differentiatie, keuzevakken stage en scriptie te bespreken. Tijdens de stageterugkomweek wordt eveneens een informatiemarkt georganiseerd, waar het afdelingsonderzoek wordt gepresenteerd en wordt gekoppeld aan de stages. Oordeel Het programma van de opleiding is goed, waarbij opvalt dat het programma in de afgelopen jaren duidelijk verbeterd is en nu volwassen begint te worden. De commissie is positief over de zorgvuldige uitwerking van de competenties naar leerdoelen in het programma en de criteria voor toetsing. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is goed. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving Zoals al is beschreven onder facet 5, ‘Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma’, kent de opbouw en inhoudelijke samenhang van het programma twee dimensies: • •
de overkoepelende dimensie, waarbij het van belang is dat alle studenten de eindcompetenties verwerven middels de verplichte programmaonderdelen; de individuele dimensie, waarbij het studieprogramma van de individuele student centraal staat en moet leiden tot een coherente invulling van keuzevakken, scriptie en stages.
De mastercoördinator geeft per cursus een inleiding waarin wordt toegelicht hoe het vak staat in relatie tot de andere vakken. De evaluatie van samenhang vindt plaats in de terugkomweken, waarin het programma als geheel wordt geëvalueerd en gekeken wordt naar de doelen van de opleiding. Voor een beschrijving van de wijze waarop de individuele samenhang wordt gewaarborgd, verwijst de commissie naar het vorige facet 5, ‘Relatie tussen doelstellingen inhoud programma’, en facet 16, ‘Studiebegeleiding’. Daar wordt beschreven hoe een relatie wordt gelegd tussen het verplichte programma en de persoonlijke leerplannen. Tevens wordt daar beschreven hoe de vorming van de individuele studieloopbaan wordt begeleid. Oordeel De samenhang van het programma wordt gekenmerkt door een systematisch ontwerp van de opleiding vanuit de beoogde competenties en de goede begeleiding bij het vormgeven van de individuele
32
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
studiepaden van de studenten. De commissie heeft wel gesignaleerd dat voorlichting over het carrièreperspectief vroeg in de opleiding de studenten daarbij kan helpen. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving De vakken hebben een omvang van 6 EC (en soms 2 x 3 EC). Dit betekent dat een student in een periode van vier weken één of twee vakken volgt. Per periode van vier weken wordt een rooster opgesteld, waarin ook de onderdelen zelfstudie en projectgroepen zijn opgenomen. In principe kan een student na het niet behalen van een cursus gewoon meedoen aan de cursussen in de volgende periode. Halverwege het jaar worden herkansingsmogelijkheden geboden. Studenten rapporteren dat zij per week ongeveer twintig contacturen hebben; in de ochtend de hoorcolleges en ’s middags de werkgroepen. De studenten vinden de opleiding intensief. Alle vakken worden serieel in de tijd geschakeld. Ook uit de evaluaties van de vakken blijkt dat het onderwijs als intensief wordt ervaren. Iedere student overlegt met de mastercoördinator over de invulling van het studieprogramma. De mastercoördinator let daarbij expliciet op de studeerbaarheid van dit programma. De examencommissie moet ieder individueel studieprogramma goedkeuren. De belangrijkste problematiek die vertragingen veroorzaakt, is de afronding van onderdelen uit de bacheloropleiding. De opleiding heeft op dit punt adequate maatregelen genomen (zie facet 8: ‘Instroom’). Oordeel De werkvormen en opdrachten vragen een intensieve inzet van de studenten. De studielast is pittig, maar niet overdreven, bij een normale inzet kan de opleiding binnen de gestelde tijd worden voltooid. Daarbij komt dat de opleiding veel contacturen heeft en door het kleinschalige karakter een goede begeleiding geboden wordt. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is goed. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving De doelgroepen van de MSc MPA zijn universitaire bachelors in een van de volgende bètawetenschappen: Biologie, Biomedische wetenschappen, Medische natuurwetenschappen, Medische informatica, Bioinformatica, Biochemie of Farmaceutische wetenschappen; Studenten die deze bachelors hebben behaald aan de VU kunnen direct instromen in de opleiding. Voor toelating tot de masteropleiding voor overige studenten wordt basiskennis ten aanzien van beleid en management als toelatingseis gesteld. Bij buitenlandse studenten wordt de toelating centraal door de VU geregeld. Voor enkele hbo-bachelors geldt dat zij onder voorwaarden kunnen worden toegelaten tot de opleiding. Dit betreft hbo-bachelors van de opleidingen ‘Biologie en medische laboratoriumopleiding’ en ‘Life Sciences’ van het Hoger Laboratorium Onderwijs.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
33
Voor alle studenten die niet direct aan de toelatingseisen voldoen, geldt voorts dat de uiteindelijke beslissing over hun toelating wordt genomen door de examencommissie, die tevens de eventuele aanvullende voorwaarden stelt. Bij de bestudering van de studentendossiers tijdens het voorbezoek is vastgesteld dat deze procedure zorgvuldig wordt uitgevoerd. Zie facet 5: ‘Relatie tussen doelstellingen inhoud programma’. De opleiding hanteert als instroomeis dat bachelorstudenten 168 EC moeten hebben gehaald. De eersteof tweedejaarsvakken moeten zijn afgerond. De opleiding heeft op dit punt ‘de teugels aangehaald’. De cursussen zijn erg intensief en het blijkt moeilijk om daarnaast nog bachelorvakken af te ronden. De problematiek bij vertragingen heeft veel te maken met de afronding van de bacheloropleiding. De mastercoördinator geeft inhoudelijke voorlichting met betrekking tot de studieprogramma’s, instroomvoorwaarden en aanmeldings- en toelatingsprocedure aan aspirant-studenten. Daar waar nodig wordt doorverwezen naar Bureau Werving en Internationalisering. In overleg met de examencommissie draagt de mastercoördinator studenten voor VU-beurzen voor. De omvang van de instroom viel aanvankelijk wat tegen. Daarop is besloten de werving veel actiever op te pakken en aantrekkelijker vorm te geven. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen en heeft in het academisch studiejaar 2005-2006 tot een veel grotere instroom geleid (verdrievoudiging ten opzichte van het voorgaande jaar). De omvorming naar een Engelstalige opleiding heeft daar zeker ook aan bijgedragen. De commissie heeft zich in het algemeen wel afgevraagd hoe toetsing van buitenlandse studenten zou moeten worden uitgevoerd wanneer de afstand een belemmering is om een intakegesprek te voeren en er weinig bekendheid is met het hogeronderwijssysteem ter plaatse. Dat kan het probleem met zich meebrengen dat het niveau van deze aankomend studenten moet worden getoetst. Mogelijk kan via de ambassades door een lokale attaché een toets worden uitgevoerd. Buitenlandse studenten die niet aan de instroomeisen voldoen, kunnen een bedreiging vormen voor het niveau van de opleiding. De commissie beveelt aan om daar nu systematisch over na te denken. Oordeel De instroomeisen zijn helder en worden adequaat gehandhaafd. Het is een goede greep om de opleiding nu in de Engelse taal aan te bieden. De opleiding hanteert een adequate toelatingsprocedure die zorgvuldig wordt uitgevoerd. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving De opleiding voldoet aan de formele eisen ten aanzien van de omvang van het programma: de opleiding bestaat uit 120 EC, verdeeld over twee jaar van 60 EC. Het eerste jaar bestaat uit een 30 EC vakken en 30 EC stage; het tweede jaar beslaat 21 EC vakken, 30 EC stage en 9 EC scriptie. Het programma van de masteropleiding MPA omvat 120 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende.
34
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De masteropleiding MPA onderscheidt de volgende werkvormen: hoorcollege groot, hoorcollege klein, werkcollege, pgo-groepen, scriptie/essay, zelfstudie en stage. Het grote hoorcollege vindt plaats bij drie vakken/onderdelen van het programma (dit zijn verplichte faculteitsbrede cursussen, 45 studiebelastingsuren [SBU] in tweede jaar). De omvang van de stage is in beide jaren gelijk. Ook de omvang van de zelfstudie is voor beide jaren nagenoeg gelijk (235 SBU in eerste jaar, 230 SBU in tweede jaar). De kleine hoorcolleges vinden vooral plaats in het eerste jaar (150 SBU in eerste jaar, 45 SBU in tweede jaar), de werkgroepen (40 SBU in eerste jaar, 120 SBU in tweede jaar) en pgo-groepen (160 SBU in eerste jaar, 335 SBU in tweede jaar) vooral in het tweede jaar. Scriptie/essay vindt vooral plaats in het eerste jaar (255 SBU in eerste jaar, 65 SBU in tweede jaar). Het didactisch concept sluit aan bij de drie competentiedomeinen: kennis, vaardigheden en attitude. Alle cursussen hebben globaal de opzet van twee/drie weken theorie gevolgd door één/twee weken trainen van vaardigheden aan de hand van actuele casussen. De (eind)opdracht van de cursus kan een individuele of groepsopdracht zijn om een ontwerp voor een onderzoeksproject te maken (Communication, Organisation and Management), een beleidsnotitie op te stellen (Policy Research Project en Interactive Research in Practice), een beleidsanalyse uit te voeren (Analysis of Governmental Policy), of een businessplan op te stellen (Entrepreneurship in the Health and Life Sciences). Er wordt in de cursussen aandacht besteed aan attitude in de trainingen, de werkgroepen, het teamwerk en in de mondelinge en schriftelijke presentatie van de rapporten. Dit gebeurt met name in de cursus Ethics. Er wordt volgens de zelfstudie gebruikgemaakt van activerende leervormen. Gedurende de opleiding wordt toegewerkt naar zelfstandig werken, waarbij (volgens de opleiding) zelfstandigheid altijd is geplaatst in een context van begeleiding. Het wetenschappelijk gehalte van de stage wordt de laatste tijd beter bewaakt. De terugkomweken zijn een goede vorm om de stages te verbinden met de rest van de opleiding. Oordeel De opleiding biedt veel contacturen aan de studenten. Mogelijk zou iets meer aandacht kunnen worden besteed aan het toewerken naar zelfstandigheid. De onderwijsvormen die bij de cursussen worden gehanteerd, zijn gevarieerd. Studenten zijn tevreden over de vormgeving van het onderwijs. De commissie heeft echter zwaar meegewogen in haar oordeel dat de opleiding voor een substantieel deel bestaat uit stageonderzoek. De commissie ondersteunt van harte de recente inspanningen van de opleiding om de wetenschappelijke doelstellingen van het stageonderzoek beter te bewaken en de begeleiding te intensiveren. Dat was gezien de kwaliteit van sommige stageverslagen die de commissie heeft gelezen ook noodzakelijk. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving Zoals onder facet 5 al is beschreven, is er een heldere relatie tussen de competenties, leerdoelen en tentamenvragen, die concreet is uitgewerkt in een schema. Het merendeel van de cursussen wordt afgerond met een tentamen. Bovendien wordt voor veel cursussen naast het tentamen ook een essay/rapportage opgesteld, een presentatie gegeven of een individueel assessment uitgevoerd. Ook hiervoor wordt in bovengenoemd schema aangegeven welke leerdoelen en competenties het betreft. De tentamens hebben als doel de toetsing van de kennis, de rapportages hebben als doel de toetsing van de mate van inzicht in en het begrip van de theorie.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
35
De rapportages/essays die worden opgesteld, verschillen van vorm en aard. Dit hangt af van de inhoud van de cursus en varieert van het opstellen van een businessplan tot het schrijven van een onderzoeksvoorstel. Dit betekent dat ook de eisen die aan een rapportage/essay worden gesteld verschillen. Alle rapportages/essays worden beoordeeld door twee docenten, waarbij het beoordelingskader ook door twee docenten is vastgesteld. Alle onderdelen van de toetsing (tentamen, rapportage, presentatie, et cetera) tellen mee. De weging verschilt echter per cursus en is afhankelijk van de kennis en vaardigheden die in de cursus aan de orde komen. De weging staat van tevoren vast en wordt van tevoren met de studenten gecommuniceerd. De studenten waarderen de wijze waarop binnen de opleiding wordt getoetst. Zij voelen zich door de toetsen uitgedaagd om zelf na te denken en krijgen ruimte voor eigen creativiteit. In het algemeen zijn het inzichtvragen en moet de student zijn antwoord beargumenteren. Bij de eerste drie vakken wordt gebruikgemaakt van openboektentamens. Onderdeel van de toetsing is het presenteren en interviewen. De toetsing draagt bij aan een kritische houding. De faculteit heeft per 1 september 2000 een handleiding ‘Toetsen & Beoordelen’ voor docenten samengesteld. Deze handleiding is een uitwerking van het ‘Handboek kwaliteitszorg onderwijs’, dat de VU op centraal niveau heeft vastgesteld. Voor de beoordeling van stages en scripties zijn de regels en criteria vastgelegd in de facultaire ‘Stage- en scriptiehandleiding’. Studenten krijgen na beoordeling van een schriftelijke toets altijd inzage in het tentamen. De verantwoordelijke docent maakt hiervoor een datum en tijd bekend via de cijferlijst en Blackboard. Op de betreffende dag bespreekt de docent de normantwoorden en de wijze van beoordeling en bestaat de mogelijkheid tot het stellen van vragen. De commissie heeft tijdens het bezoek vrijwel alle toetsen kunnen bekijken. De drie commissieleden die deze beoordeling hebben uitgevoerd, waren het er over eens dat het vrij pittige toetsen zijn die een behoorlijke beheersing van de aangeboden theorie vergen. Oordeel De studenten krijgen adequate feedback op toetsing en stageverslagen. Het is beleid van de opleiding dat de scripties door een tweede beoordelaar worden beoordeeld. Dat gebeurt niet altijd, maar zou volgens de commissie wel moeten gebeuren. Daarbij is het in sommige gevallen belangrijk om een inhoudsdeskundige te betrekken bij de beoordeling van scripties of stages die betrekking hebben op een bepaald domein waarin de begeleider niet deskundig is. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Programma’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘ Programma’. Voor de masteropleiding MPA luidt dat oordeel: voldoende. 1.2.3.
Inzet van personeel
F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Het Athena Institute werkt met een betrekkelijk groot aantal deeltijdhoogleraren om de verschillende domeinen van de opleiding en het onderzoek te vertegenwoordigen. Dat bevalt het instituut en de faculteit 36
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
goed. De deeltijdhoogleraren blijken zeer betrokken bij de opleiding en zijn ook voldoende aanwezig op het instituut. De docenten zijn allen (met uitzondering van twee) gepromoveerd. Enkele docenten maken deel uit van de onderzoeksschool WTMC. Daarnaast is er een groot aantal gastdocenten die een vooraanstaande positie vervullen in de wetenschap of de beroepspraktijk betrokken bij het onderwijs middels het geven van gastcolleges in de verplichte programmaonderdelen. Er heeft nog geen onderzoeksbeoordeling plaatsgevonden van het onderzoeksprogramma. De commissie heeft daarom gedurende het bezoek aan de opleiding gevraagd om een selectie van kernpublicaties te overleggen van de betrokken docent/onderzoekers. De commissie heeft aan de hand daarvan kunnen vaststellen dat die set er globaal goed uitziet. Het gaat om publicaties in internationale gereviewde tijdschriften, zowel in het STS-veld als in de disciplinaire tijdschriften. Oordeel De docenten participeren in relevante nationale en internationale onderzoeksnetwerken. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving De studenten studeren in een kleinschalige opleiding. Het is niet eenvoudig om de beschikbare capaciteit in getallen uit te drukken. Alle indicaties wijzen er echter op dat er voldoende inzet beschikbaar is. De faculteit heeft in de afgelopen jaren substantieel extra geïnvesteerd om de ontwikkeling van de opleiding mogelijk te maken. De opleiding werkt met een relatief groot aandeel (deeltijd)hoogleraren, die grote betrokkenheid bij de opleiding tonen. De opleiding is nog in de opbouwfase. Voor die ontwikkeling zijn ruime middelen en daarmee capaciteit beschikbaar gesteld (zie Invoering bachelor-masterstructuur). Oordeel De opleiding kent een gunstige staf-studentratio. Er is een ruime capaciteit beschikbaar. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is goed. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving De wetenschappelijke kwaliteit is onder facet 12 besproken. De docenten en de gastdocenten leggen daarnaast een relatie met een zeer omvangrijk netwerk in de internationale beroepspraktijk. Studenten kunnen daarvan profiteren bij het zoeken naar interessante stageopdrachten. De onderwijsorganisatie is strak geregeld, waarin de mastercoördinator een belangrijke rol speelt. Verreweg het meeste personeel dat betrokken is bij de master heeft jaren ervaring in het geven van onderwijs en wordt door de studenten goed tot zeer goed geëvalueerd. Op dit moment stelt de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen van de VU extra geld beschikbaar om de kwaliteit van de onderwijsvaardigheden van het onderwijzend personeel te verhogen. Junior onderwijzend personeel participeert in een trainingcursus van één jaar die wordt georganiseerd door het Centrum voor Onderwijs Training, Assessment en Onderzoek van de VU. Senior onderwijzende stafleden begeleiden juniorstafleden in dit programma. De onderwijsdirecteur is verantwoordelijk voor het monitoren en uitvoeren van het professionaliseringsbeleid. In overleg met het hoofd van de afdeling kan de onderwijsdirecteur besluiten QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
37
om docenten specifieke cursussen te laten volgen, zoals ‘Toepassing van ICT in onderwijs’, ‘Blackboard’ of ‘Probleem-gestuurd onderwijs’. Professionele competentie in onderwijs is een van de speerpunten van het faculteitsbeleid en vormt een belangrijk onderdeel bij de beoordeling van stafleden. Studenten brengen in het gesprek met de commissie naar voren dat zij de docenten in het algemeen positief beoordelen. Wanneer in evaluaties problemen naar voren komen, wordt daar iets mee gedaan. Oordeel Het personeel is van goede kwaliteit, de staf onderhoudt relaties met een omvangrijk netwerk, waarvan ook de studenten kunnen profiteren. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’. Voor de masteropleiding MPA luidt dat oordeel: voldoende. 1.2.4.
Voorzieningen
F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De opleiding heeft in de zelfstudie een gedetailleerde beschrijving gegeven van de kwaliteit van de onderwijsruimten. Daarbij wordt nauwgezet aangegeven welke ruimten inmiddels zijn gerenoveerd en welke apparatuur beschikbaar is. Verder worden beschreven: de ICT-voorzieningen, de wetenschappelijke informatievoorziening en de overige voorzieningen. Het handhaven van de kwaliteit op deze punten is onderdeel van regulier instellingsbeleid. Oordeel De commissie heeft de gebruikelijke rondleiding gehad om zich van de toestand van de faciliteiten op de hoogte te stellen. De gebouwen en het meubilair zijn op een aantal plaatsen nog (zeer) sober maar voldoen. Het gebrek aan computerwerkplekken heeft de aandacht van de opleiding en er zijn verbeteringen zichtbaar. Door het laptopbeleid van de universiteit kan dit tekort in korte tijd worden weggewerkt. Over het geheel zijn de voorzieningen echter voldoende om het onderwijs te verzorgen. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving Uit de beschrijving bij de overige facetten blijkt dat de mastercoördinator een spilfunctie heeft in de opleiding. Naast het organiseren van het programma gaat ook veel aandacht uit naar de individuele studieloopbaan van de student. De mastercoördinator verzorgt de voorlichting en intake; de onderdelen worden door haar inleiding met elkaar in verband gebracht, zij praat met studenten over studie- en stageplannen en verzorgt de bewaking van het niveau daarvan. Tijdens de terugkomweken legt zij een verband tussen theorie en praktijk aan de hand waarvan de plannen kunnen worden bijgesteld. Daarbij wordt voldoende aandacht besteed aan de studievoortgang. De begeleiding is gestructureerd vormgegeven en wordt consequent uitgevoerd, zoals blijkt uit de complete studentendossiers. Door deze zorgvuldige archivering is de begeleiding ook overdraagbaar.
38
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Studenten geven aan dat zij vanaf het begin van de studie persoonlijk worden begeleid. Daarbij merken zij op dat de begeleiding niet opdringerig is, maar het is gemakkelijk om contact te leggen, bijvoorbeeld voor het regelen van de stage. Daarnaast is er ook een structuur waarin de student per jaar ten minste twee gesprekken heeft met de mastercoördinator. Oordeel De commissie wil een pluim uitdelen voor de studiebegeleiding en met name de rol van de mastercoördinator hierin. De commissie heeft een zorgvuldige begeleiding van de studieloopbaan vastgesteld, mede aan de hand van de studentendossiers. De studenten zijn tevreden. Verder zijn de docenten zeer toegankelijk, de kleinschaligheid van de opleiding is duidelijk een positieve factor. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is excellent. Oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’. Voor de masteropleiding MPA luidt dat oordeel: voldoende. 1.2.5.
Interne kwaliteitszorg
F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving De evaluatie van de cursussen vindt systematisch plaats door middel van schriftelijke evaluatieformulieren die bij het tentamen worden uitgedeeld. Deze formulieren worden door het Onderwijscentrum van de VU verwerkt. De docenten en de opleidingsdirecteur krijgen de uitwerking van de resultaten van de evaluaties. De opleidingsdirecteur maakt opmerkingen over positief en negatief gewaardeerde aspecten van de cursus en vraagt aandacht voor mogelijke verbeterpunten. Daarnaast worden de resultaten besproken in de opleidingscommissie. Naast deze schriftelijke evaluatie worden ook evaluatiegesprekken gehouden. Hierbij wordt een eenvoudige maar effectieve methodiek van SWOT-analyse gehanteerd. Iedere student wordt gevraagd om twee Post-it-stickers in te leveren met sterke en zwakke punten. Deze methodiek is bij de start van de opleiding systematisch toegepast voor ieder onderdeel, op dit moment gebeurt het alleen nog maar steekproefsgewijs. De resultaten van deze gesprekken gaan eveneens naar de opleidingscommissie. Elders in dit rapport worden de analysen van de arbeidsmarkt en de ontwikkelingen in het wetenschappelijke domein, het alumnibeleid en de maatschappelijke adviesraad als evaluatie-instrumenten beschreven. Wanneer de evaluatieresultaten tegenvallen, wordt de docent aangesproken door de opleidingscommissie. De studenten hebben de indruk dat de kritiekpunten zeker worden aangepakt. Wanneer er problemen zijn geweest, wordt het volgende jaar verplicht nagegaan of deze zijn opgelost. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding in al haar aspecten regelmatig wordt geëvalueerd. Naast schriftelijke evaluaties van onderdelen vinden ook meer informele evaluaties plaats die het gehele curriculum betreffen, bijvoorbeeld tijdens de terugkomweken. De Opleidingscommissie en de Facultaire Studenten Raad functioneren naar behoren. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
39
Beschrijving De opleiding demonstreert in de zelfstudie dat ze naar aanleiding van evaluaties systematisch verbeteringen doorvoert door een opsomming te geven van de belangrijkste wijzigingen. Ter illustratie wordt die hieronder overgenomen. Het programma heeft sinds het eerste jaar waarin de opleiding werd aangeboden (2002-2003) bijna jaarlijks veranderingen ondergaan. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste veranderingen uit het verleden en voorgenomen veranderingen voor 2006-2007. Academisch jaar 2004-2005: • • • •
•
Introductie verplichte cursus ‘Interactieve onderzoeksmethoden’ in het tweede jaar in plaats van onderzoeksmethoden verspreid aanbieden over diverse afzonderlijke cursussen. Uitbreiding van het aanbod aan keuzecursussen vanuit het Athena Institute. Verschuiving van de verplichte cursus ‘Managing Science and Technology in Society’ van het eerste naar het tweede studiejaar. Bij de stage vervallen de oorspronkelijk ontwikkelde tussentijdse terugkomdagen. De terugkomweek blijft bestaan. De theoretische reflectie en begeleiding worden ondergebracht in de startfase (goedkeuring ontwerpdocument) en rapportagefase (terugkomweek). Met de mastercoördinator kan men afspraken maken en iedere stage wordt door een tweede begeleider gevolgd. Introductie van een MPA-stageleidraad met een stageprotocol voor studenten en begeleiders.
Academisch jaar 2005-2006: • •
• • • •
Alle cursussen worden aangeboden in de Engelse taal (‘Analysis of Government Policy’ vanaf 20062007). Omvorming alle cursussen naar 3 of 6 EC. Dit heeft vooral geresulteerd in wijziging van de cursussen ‘Beleidswetenschappen’ (was 5 wordt 6 EC), ‘Organisatie & management’ (was 7 wordt 6 EC) en ‘Interactieve onderzoeksmethoden’ (was 8 wordt 6 EC). Deze cursussen kregen ook een andere naam, respectievelijk ‘Analysis of Government Policy’, ‘Communication, Organisation and Management’ en ‘Interactive Research in Practice’ (6 EC). Uitvoering van het beleid om de readers door (betaalbare) Engelstalige studieboeken te vervangen. Instelling van de mogelijkheid om drie specialisatierichtingen te kiezen. Organisatie van de keuzecursus ‘Ondernemerschap’ (Engelse naam: Entrepreneurship in Health and Life Sciences) is overgegaan van Athena Institute naar het Centrum voor Innovatie en Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen (CIMO). Toespitsing van de opleiding op het domein van de Health & Life Sciences (was voorheen breder: Natuur- en levenswetenschappen).
Academisch jaar 2006-2007: • • • •
De verplichte cursus ‘Analysis of Governmental Policy’ krijgt een meer praktisch deel, waarbij studenten een beleidsstudie moeten uitvoeren. Verplaatsing van de verplichte cursus ‘Research Methods’ naar het eerste jaar. Het verder doorvoeren van het facultaire beleid om de cursusomvang standaard 6 EC te laten zijn. Dit heeft tot gevolg dat de cursussen ‘Business Management in Health and Life Sciences’ en ‘Managing Science and Technology in Society’ worden verlengd van 3 naar 6 EC. Cursus ‘Business Management in the Health and Life Sciences’ wordt een keuzecursus.
Veel van deze wijzigingen zijn doorgevoerd naar aanleiding van studentenevaluaties (formeel en informeel), docentenevaluaties en voorstellen van de opleidingscommissie. Voorstellen voor wijzigingen in het programma worden altijd eerst in de opleidingscommissie besproken en daarna ter goedkeuring voorgelegd aan de opleidingsdirecteur en de onderwijsdirecteur.
40
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Oordeel Dat de kwaliteitszorg functioneert, blijkt wel uit het forse aantal verbeteringen dat de opleiding heeft gerealiseerd in de laatste jaren. Het curriculum wordt constant verbeterd. De opleiding is daarbij opvallend flexibel en verandert gemakkelijk, dat is goed. Aan de hand van de verhalen van de afgestudeerden heeft de commissie kunnen vaststellen dat de opleiding sterk is verbeterd sinds het eerste ‘pilotjaar’ en, zoals gezegd, nu volwassen is geworden. De betrokkenheid van studenten en docenten bij de kwaliteit van de opleiding is hoog. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is goed. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving De studentleden van de opleidingscommissie worden via Facultaire Studentenraad (FSR) voorgedragen. Deze studenten zijn actief betrokken bij de kwaliteit van de opleiding. Illustratief daarvoor was dat studenten van de vorige generaties en de alumni gedetailleerd konden aangeven wat er allemaal is verbeterd in de opleiding. Daarbij moet wel worden bedacht dat dit de ‘pioniers’ van de opleiding zijn geweest. Alumni en het afnemend veld vormen de belangrijkste schakels met de maatschappij, waar uiteindelijk de opleiding haar bestaanrecht moet vinden. De opleiding voert vanaf het studiejaar 2005-2006 een actief alumnibeleid, met als doelstellingen feedback van alumni te krijgen op de opleiding en de ontwikkeling van een bestand van alumni die bereid zijn gastbijdragen te verzorgen binnen het kader van de opleiding. De grote betrokkenheid van de delegatie alumni en het afnemend veld waarmee de commissie heeft gesproken, is een indicatie van dat de opleiding slaagt in de realisatie van deze doelstellingen. Oordeel Er is een verbetering zichtbaar van de betrokkenheid van de studenten sinds het vorige bezoek van de voorzitter aan de bacheloropleiding Biomedische wetenschappen (zie: QANU 2004, Biomedische wetenschappen en Medische informatiekunde). De betrokkenheid van het afnemend veld en de alumni is hoog. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ . Voor de masteropleiding MPA luidt dat oordeel: voldoende. 1.2.6.
Resultaten
F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving De commissie heeft een selectie beoordeeld van de eerste eindwerken van de opleiding. Ieder commissielid heeft van twee studenten zowel de (literatuur)scriptie als het verslag van de tweede stage beoordeeld (totaal tien studenten). Daartoe behoorde een aantal hooggewaardeerde scripties/verslagen die ook door de commissie als bijzonder goed werden beoordeeld. Overwegend trof de commissie echter zevens aan. Deze verslagen zijn voldoende en geven geen reden tot twijfel aan de handhaving van het eindniveau, maar zijn ook geen bewijs van wetenschappelijke ambities. Enkele van deze scripties
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
41
vertoonden problemen die de commissie er mede toe hebben gebracht om de degelijkheid van de wetenschappelijke aanpak nog een keer scherp op de agenda te plaatsen. In een enkel geval was de gebruikte literatuur betrekkelijk oppervlakkig, bleken definities niet te kloppen, maakte het verhaal een wat eclectische indruk of ontbrak reflectie op de gebruikte methode. De oorzaak leek te liggen bij de externe begeleiding. Zoals elders is beschreven, heeft de opleiding dit probleem aangepakt. Bij een enkele scriptie was de beoordelaar/begeleider niet voldoende thuis in het wetenschappelijke/professionele domein waarop het onderzoek werd uitgevoerd. Daarom beveelt de commissie aan om daar waar het onderzoek plaatsvindt op bijvoorbeeld het grensvlak van een medisch vraagstuk, er voor zorg te dragen dat de begeleiding/beoordeling ook vanuit het medische domein plaatsvindt. De arbeidsmarktanalysen die de opleiding heeft uitgevoerd en de reacties van het afnemend veld en de alumni rechtvaardigen de verwachting dat afgestudeerden snel een baan zullen vinden. De eerste generatie afgestudeerden is in belangrijke mate weggezogen door de farmaceutische industrie. Oordeel De commissie heeft de eindwerken bestudeerd. Deze zijn in enkele gevallen goed, maar worden in het algemeen als voldoende gehonoreerd; het karakter ervan is meer beleidsmatig/managerial dan wetenschappelijk. De commissie betreurt het dat er niet wat meer afgestudeerden kiezen voor de wetenschap – de eigen vorm van wetenschap waar de opleiding voor staat. Wel lijkt zich nu een aantal mogelijkheden voor te doen. De opleiding zou daar iets aan kunnen doen door de studenten daadwerkelijk te laten samenwerken met de promovendi van het Athena Institute. Studenten komen op die manier intensief in contact met onderzoek. Masteropleiding MPA: het oordeel van de commissie is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving De opleiding is recent gestart. Hierdoor zijn op dit moment slechts rendementscijfers beschikbaar van de eerste cohorten, waarvan er pas twee zijn afgestudeerd. De commissie citeert uit de zelfstudie: “De streefcijfers voor het onderwijsrendement die voor de masteropleiding MPA zijn geformuleerd, zijn conform de streefcijfers die door de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen voor de algemene masteropleidingen haalbaar en noodzakelijk worden geacht. De doelstelling ten aanzien van het ECrendement voor de masteropleiding is als volgt: Studierendement
1e jaars 90% 2e jaars 90%
De doelstelling aangaande studieduur is: Afgestudeerde na
2 jaar 40% 2,5 jaar 75% 3 jaar 90%
Rendement per jaar in % EC: 2002-2003 1e jaars 2003-2004 1e jaars 2e jaars 2004-2005 1e jaars 2e jaars Totaal
42
94% 77% 65% 84% 85%
1e jaars 83% 2e jaars 75% ” QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
De rendementscijfers liggen in het algemeen iets onder het streefcijfer. De belangrijkste reden is dat VUstudenten mogen instromen in een masteropleiding met een onvoltooide bachelor (om de aansluiting van de bachelor- op de masteropleiding te versoepelen). De opleiding heeft goed en effectief beleid ontwikkeld om dit probleem aan te pakken. Oordeel De commissie is minder somber over de rendementen dan de opleiding in de zelfstudie. De instroom van studenten die nog een deel van de bacheloropleiding moeten afronden, verklaart waarom de ambitieuze streefcijfers van de opleiding niet worden gerealiseerd. De opleiding heeft daarnaast een actief beleid om de studievoortgang en de afronding van de bacheloropleiding te bewaken. Verder bestaat er voldoende sociale controle. Masteropleiding MPA: Het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’. Voor de masteropleiding MPA luidt dat oordeel: voldoende.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
43
Samenvatting van de oordelen van de commissie Masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA): Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Goed Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Excellent Voldoende Goed Goed
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoende Goed
Eindoordeel van de commissie over de masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De masteropleiding Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life Sciences (MPA) voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
44
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
BIJLAGEN
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
45
46
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Bijlage A: Curricula Vitae van de commissieleden Prof.(em) dr. J.J. (Jan) Sixma (voorzitter) Professor Jan J. Sixma (IJlst, 1936) studeerde geneeskunde aan de VU te Amsterdam van 1954-1961. Na zijn militaire dienst (1961-1963) was hij faculteitsassistent op Electronenmicroscopie van 19631966 en daarna van 1966-1970 assistent in opleiding tot internist aan het Academisch Ziekenhuis (AZU), beide te Utrecht. Hij promoveerde in 1966 op een proefschrift getiteld ‘De localisatie van fibrinogeen in bloedplaatjes’. In 1970 werd hij stafmedewerker van de afdeling Interne Geneeskunde van het AZU en hoofd van de divisie Haemostase en Trombose. In 1974 werd hij lector en in 1975 hoogleraar in de Haematologie. Vanaf 1996 was hij tevens voorzitter van de Gezondheidsraad. In 2001 ging hij van beide functies met emeritaat. Professor Sixma was Council Chairman en President van de International Society on Thrombosis and Haemostasis, waarvan hij thans ‘lifetime honorary member’ is. Hij was van 1985-1993 hoofdredacteur van Thrombosis and Haemostasis. Hij was voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Haematologie, van de afdeling Orgaansystemen van Medische Wetenschappen van NWO, van de Wetenschappelijke adviesraad van de Hartstichting en van de KNAW-fellowshipcommissie voor de Levenswetenschappen. Hij is lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en fungeerde als secretaris van de sectie Geneeskunde. Professor Sixma fungeerde als promotor voor 81 proefschriften en was auteur of coauteur van meer dan 400 wetenschappelijke artikelen. In 2001 werd hij benoemd tot commandeur in de orde van de Nederlandse Leeuw. Hij was lid van de KNAWcommissie Disciplineplan Geneeskunde en voerde verscheidene wetenschappelijke visitaties en evaluaties uit. Hij is lid van de commissie Biomedische researchmasters van de KNAW. Prof.(em) dr. J. (Jelte) van Andel Jelte van Andel (1943) studeerde biologie aan de VU. In 1974 promoveerde hij aan deze universiteit op een plantenoecologische studie, waarna hij aldaar werkzaam bleef als wetenschappelijk medewerker. In 1982 werd hij benoemd tot hoogleraar Plantenoecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn onderzoek richt zich op de conceptuele en experimentele analyse van vegetatiesuccessie, waarbij ‘restoration ecology’ een belangrijk toepassingsgebied is. Hij heeft 37 promovendi begeleid tot aan hun doctoraat, vaak op het raakvlak met andere disciplines. Regelmatig gaf hij leiding of nam hij deel aan programma- en begeleidingscommissies van NWO (ALW en WOTRO) en aan visitaties van onderzoekinstituten in binnen- en buitenland. In 2002-2003 was hij vicevoorzitter van de visitatiecommissie voor het biologie-onderwijs aan zeven universiteiten in Nederland. Voorts beoordeelde hij voorstellen voor nieuwe masteropleidingen Biologie en Biotechnologie in Vlaanderen. Gedurende twintig jaar heeft hij een continue bijdrage geleverd aan curriculumontwikkeling op het gebied van ecologie en milieuwetenschappen, zowel aan de Rijksuniversiteit Groningen als aan de Université de Ouagadougou (Burkina Faso). In 2004 is hij met vervroegd pensioen gegaan, om zich te kunnen wijden aan problemen in de relatie tussen bètawetenschap en maatschappij. Tot september 2006 had hij een nul-aanstelling aan de Rijksuniversiteit Groningen, om leiding te geven aan de door hem opgerichte Science & Society Group in de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen. Prof. dr. mr. B. (Bas) de Gaay Fortman Professor of political economy of human rights, Netherlands Institute of Human Rights (SIM), Faculty of Law, Utrecht University (since 2000); Msgr Willy Onclin Professor of Comparative Canon Law at the Catholic University of Louvain (2003-2004); Emeritus Professor of Political Economy at the Institute of Social Studies (The Hague). Since 1992 core researcher in both CERES, the Netherlands Research School on Development Studies, and the School of Human Rights Research. Research topics: • Political economy of law and jurisprudence (with a focus on political economy of human rights) • Political economy of conflict and collective violence
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
47
Other activities Since 2000 Chair of the Working Programme on State, Society and Conflict of the Netherlands Research School in Development Studies CERES. Prof. dr. H.G.J. (Bart) Gremmen Bart (H.G.J.) Gremmen (Oss, 1956) studeerde wijsbegeerte (cum laude) aan de Radboud Universiteit Nijmegen en promoveerde aan de Universiteit Twente bij professor Arie Rip op een onderwerp over het benutten van wetenschap in de maatschappij. Vanaf 1989 is hij universitair (hoofd)docent bij de leerstoelgroep Toegepaste filosofie van Wageningen Universiteit. Hij is directeur van het Centrum voor Methodische Ethiek & Technology Assessment (META) van Wageningen Universiteit en Researchcentrum, programmaleider Society and Genomics van het Centrum voor BioSystems Genomics in Wageningen en programmaleider Society van het Coeliac Disease Consortium in Leiden. Sinds 2006 is hij aangesteld als professor Ethische en maatschappelijke aspecten van genomics, Wageningen Universiteit. Deze leerstoel is de eerste in zijn soort in Nederland en wordt door het Centrum voor BioSystems Genomics (CBSG) gefinancierd met middelen van het Nationaal Regieorgaan Genomics. Professor Gremmen gaat instrumenten ontwikkelen waardoor onderzoekers, burgers en groeperingen op verantwoorde wijze kunnen omgaan met genomics en toepassingen daarvan) in de samenleving. Zijn onderwijs en onderzoek concentreren zich rond de ethische en sociale positie en rol van de biowetenschappen in de maatschappij. Binnen de biowetenschappen zijn belangrijke resultaten geboekt die veel sociale en ethische effecten kunnen hebben. Het ontrafelen van het genoom van talrijke organismen, het overhevelen van overerfbare eigenschappen van het ene organisme naar het andere, DNA-fingerprinting voor bijvoorbeeld forensisch onderzoek en medische diagnostiek of de recente DNA-chiptechnologie zijn concrete voorbeelden. De wetenschappelijke successen blijken echter complexe ethische en sociale vragen op te roepen. Het gaat daarbij vooral om het toepassen van de resultaten van onderzoek voor biomedische of agro- en food-doeleinden, zoals het verhogen van de gezondheidsbevorderende stoffen in tomaten of het maken van phytophthora-resistente aardappelen via gentechnologie. Ook opereren onderzoekers zelf in een omgeving waarbij andere dan wetenschappelijke belangen een rol spelen, zoals commerciële belangen. Het ontwikkelen en implementeren van methoden en instrumenten voor onderzoekers, maar ook voor burgers en maatschappelijke groeperingen om te bepalen hoe verantwoord met (toepassingen van) genomics om te gaan, vormt de inhoud van het onderzoeksgebied van professor Gremmen. Drs. T. (Titia) Buising (onderwijskundige) Titia Buising (Leeuwarden, 1971) heeft Toegepaste onderwijskunde gestudeerd aan de Universiteit Twente. Zij heeft daarna bij diverse adviesbureaus gewerkt (EB Management, KPMG) aan vraagstukken op het gebied van onderwijsontwikkeling, ontwikkeling van (onderwijs) organisaties en de relatie onderwijs–arbeidsmarkt. Dit in zowel voorgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Sinds januari 2006 is zij werkzaam als zelfstandig onderwijskundige. De heer M. (Martijn) Holleman (studentlid) Martijn Holleman is vierdejaarsstudent Biomedische wetenschappen in Leiden. Hij maakte in 20042005 deel uit van het bestuur van studievereniging M.F.L.S. als Lid Onderwijs Biomedische Wetenschappen. Vanuit die functie is hij een jaar lang betrokken geweest bij de belangbehartiging van de studenten, wat inhoudt het monitoren van het onderwijs en het bijwonen van vergaderingen van onderwijscommissies. Holleman volgt de masteropleiding Management en daarbinnen de cursus Science Based Business, waardoor hij bekend is met de inhoud van de beoordeelde masteropleiding. Daarnaast is hij momenteel als voorzitter betrokken bij het BioMedisch Studenten Overleg (BMSO), waarin de studentenvertegenwoordigingen landelijk vergaderen en van daaruit actie ondernemen. Drs. F.J.M. (Frank) Wamelink, medewerker van het bureau van QANU, trad op als secretaris van de commissie. Is sinds 2003 coördinator onderwijsvisitaties, aanvankelijk bij de VSNU, later bij het verzelfstandigde QANU-bureau. Hij is vanaf 2001 werkzaam geweest als medewerker kwaliteitszorg
48
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
bij de VSNU. Doorvoor werkte hij als beleidsadviseur mee aan de uitvoering van de ‘proefaccreditatie’ door de HBO-Raad. Na afronding van zijn studie filosofie aan de Universiteit van Amsterdam voerde hij projecten uit voor organisaties in het wetenschapsbeleid, onder andere de Raad voor Gezondheidsonderzoek en de stichting FOM. Vervolgens heeft hij in diverse aanstellingsvormen taken gehad als docent, (contract)onderzoeker, studieadviseur, onderwijscoördinator en voorlichter van de vakgroep Wetenschaps- en technologiedynamica aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte mee aan onderwijsinnovatieprojecten, onder meer de ontwikkeling van een onderwijstraject voor gevorderde biologie- en medische-biologiestudenten: ‘Maatschappelijke biologie’. Daarnaast voerde hij als (contract)onderzoeker projecten uit met betrekking tot wetenschapsbeleid en technologieontwikkeling in een breed scala wetenschappelijke velden, waarbij de nadruk lag op evaluatieonderzoek.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
49
50
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Bijlage B: Het bezoekprogramma van de commissie Eerste dag visitatie MPA maandag 26 juni 2006 16.00 Vergadering commissie zaal C 161 17.00 Vergadering commissie zaal C 161 18.00 – 19.00 Alumni en vertegenwoordigers van het afnemend veld zaal C 161 Afnemend veld 1 Drs. Joop van den Wijngaard 2 Dr. Hans Houweling 3 Dr. Bart Bergstein 4 Drs. Bas Sprengers 5 Drs. Sander Mager Alumni 1 Drs. Eveline Verheijen 2 Drs. Marianne Heijndijk 3 Drs. Gülsüm Bagseven 4 Drs. Maryse Kok 5
Drs. Merel Linthorst
Ministerie VWS Gezondheidsraad ABN AMRO Rijnconsult Ministerie LNV en Transforum Bayer CRA Astellas CRA Roche Nederland BV Onderzoeker Ministerie VWS, directie preventieve gezondheidszorg Beleidsmedewerker ZON-MW Projectmedewerker
19.00 – Afsluiting zaal C 161 19.30 Diner 1 2
Prof. dr. Bauke Oudega Dr. Karel Kits
3 4 5 6 7
Prof. dr. Joske Bunders Prof. dr. Eric Claassen Prof. dr. Tjard de Cock Buning Prof. dr. Joost Ruitenberg Dr. Marjolein Zweekhorst
Vicedecaan Onderwijsdirecteur Faculteit der AardLevenswetenschappen (FALW) Voorzitter examencommissie Kerndocent Management en ondernemerschap Kerndocent Beleid Kerndocent International Public Health (IPH) Visitatiecoördinator/mastercoördinator
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
en
51
Tweede dag visitatie MPA dinsdag 27 juni 2006 9.00 -9.45 studenten betrokken bij Kwaliteitszorg en bestuur zaal C 161 1 2 3 4 5 6 7
Marnix van de Weijden Lobke Blokdijk Nelleke Honingh Clarissa Mebius Anne Hoes Martijn van Marle Helena Noordermeer
Lid opleidingscommissie Lid opleidingscommissie Voormalig lid opleidingscommissie Lid Facultaire Studenten Raad (FSR) Voormalig lid FSR Gekozen lid toekomstig FSR Voorzitter studentenvereniging Gyrinus
9.45- 10.30 Management en verantwoordelijken voor kwaliteitszorg van de opleiding zaal C 161 1 2 3 4
Prof. dr. Joske Bunders Prof. dr. Tjard de Cock Buning Prof. dr. Joost Ruitenberg Prof. dr. Eric Claassen
5 6 7
Dr. Jacqueline Broerse Dr. Karel Kits Dr. Marjolein Zweekhorst
Voorzitter examencommissie Lid examencommissie diff. Beleid Lid examencommissie diff. IPH Lid examencommissie diff. Management en ondernemerschap Voorzitter opleidingscommissie Onderwijsdirecteur Mastercoördinator
10.30 – 10.45 pauze koffie en thee zaal C 161 10.45 – 11.30 Studenten masteropleiding zaal C 161 1
Sjoerd Balk
2
Mark de Leeuw
3 4 5 6 7 8 9 10
Soundos Beauty Maylin Meincke Janneke de Groot Marleen ten Hoorn Sarah Oud Tessely Kramers Hielke van Rijn Melissa van Alst
Eerstejaars MPA diff. Management ondernemerschap Tweedejaars MPA diff. Management ondernemerschap Eerstejaars MPA diff. IPH Eerstejaars MPA diff. IPH Eerstejaars MPA diff. Beleid Eerstejaars MPA diff. Beleid Eerstejaars MPA diff. Beleid Tweedejaars MPA diff. Beleid Tweedejaars MPA diff. Beleid Tweedejaars MPA
en en
11.30 -12.15 Docenten masteropleiding en stage- en studiebegeleiders, studieadviseurs en internationalisering (masteropleiding) zaal C 161 1 2 3 4
52
Prof. dr. Eric Claassen Prof. dr. Tjard Cock Buning Prof. dr. Joost Ruitenberg Dr. Jacqueline Broerse
Kerndocent Management en ondernemerschap Kerndocent Beleid Kerndocent IPH UHD
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
5 6 7 8
Dr. Francisca Caron-Flinterman Drs. Balram Bissumbhar Dr. Marjolein Zweekhorst Drs. Ciska Heuvelman
UD Docent Mastercoördinator/UD Medewerker onderwijs/stagecoördinator
12.15 – 13.00 lunch zaal C 161 13.00 – 13.45 rondleiding en spreekuur rondleiding verzorgd door Nelleke Honing (student), Anne Hoes (student), Prof. dr. Joske Bunders, Prof. dr. Tjard de Cock Buning en dr. Marjolein Zweekhorst zaal C 161 13.45 – 14.30 Faculteitsbestuur zaal C 161 1 2 3
Prof. dr. Bauke Oudega Dr. Rob Neutelings Dr. Karel Kits
Vicedecaan Financieel directeur Adviseur Bestuur
14.30 – 15.30 Vergadering van de commissie: invullen van de checklist zaal C 161 15.30 – 16.30 Vergadering van de commissie: beraadslagingen zaal C 161 16.30 Mondelinge rapportage zaal C 121 16.45 Borrel ter afsluiting visitatiebezoek F 131: ‘Wim’s Inn’
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
53
54
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
Bijlage C: Kerncompetenties en deelcompetenties Kerncompetenties: 1. analyseren van (complexe) maatschappelijke vraagstukken gerelateerd aan de Health and Life Sciences vanuit zowel de eigen bètadiscipline als relevante gammadisciplines; 2. effectief samenwerken en communiceren met onderzoekers van andere wetenschappelijke disciplines (dan de Health and Life Sciences) en met maatschappelijke actoren; en 3. formuleren van strategieën voor het oplossen van (complexe) maatschappelijke problemen door middel van het uitvoeren van interdisciplinair onderzoek. Per kerncompetentie worden hieronder de deelcompetenties uitgewerkt. Uitwerking van de kerncompetenties in deelcompetenties: Kerncompetentie 1 Na afloop van de masteropleiding MPA is de student in staat tot het analyseren van (complexe) maatschappelijke vraagstukken gerelateerd aan de Health and Life Sciences vanuit zowel de eigen bètadiscipline als relevante gammadisciplines. Deelcompetenties: a.
De student heeft een aantoonbare wetenschappelijke verdieping van kennis en inzicht in het eigen bètavakgebied op minimaal één toepassingsgebied, ten opzichte van de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor-kennis. b. De student is op de hoogte van meerdere relevante disciplines uit de maatschappij- en gedragswetenschappen en van relevante actuele ontwikkelingen daarbinnen. In het bijzonder heeft de student: • inzicht in belangrijke concepten en theorieën op het gebied van de beleidswetenschappen, managementstudies, toegepaste filosofie en wetenschap-, technologie- en samenlevingstudies; • inzicht in de relatie van deze gammadisciplines met de natuurwetenschappen, in het bijzonder de Health and Life Sciences; • bekendheid met de algemene wetenschappelijke tijdschriften, zoals Nature en Science, en met de vaktijdschriften in de desbetreffende specialisatierichting, zoals Beleidswetenschap, Research Policy, Health Policy, Science, Technology & Human Values, Social Science and Medicine en International Journal on Technology Management. c. De student is in staat om kennis en inzicht van de bèta- en de gammadisciplines te integreren. d. De student heeft daarnaast de volgende onderzoeksvaardigheden ontwikkeld: • het zelfstandig verwerven van informatie op de terreinen van de Health and Life Sciences en relevante maatschappij- en gedragswetenschappen door middel van bestudering van de wetenschappelijke literatuur en het uitvoeren van empirisch onderzoek; • het begrijpen en samenvatten van deze informatie; • het kritisch en in samenhang analyseren van de verzamelde informatie; • het inhoudelijk bijdragen aan wetenschappelijke discussies met betrekking tot het plannen van onderzoek of het bespreken van onderzoeksresultaten.
Kerncompetentie 2 Na afronding van de masteropleiding MPA is de student in staat tot effectief samenwerken en communiceren met onderzoekers van andere wetenschappelijke disciplines (dan de Health and Life Sciences) en met maatschappelijke actoren.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam
55
Deelcompetenties: a.
De student heeft kennis en inzicht in de voor effectieve communicatie en samenwerking relevante concepten en theorieën. b. De student heeft vaardigheden ontwikkeld om te kunnen communiceren en samenwerken met onderzoekers uit diverse wetenschappelijke disciplines alsmede met professionals uit het bedrijfsleven en gezondheidszorg, beleidsmakers en burgers. c. De student kan fundamentele aannames en theoretische stromingen uit zijn toepassingsgebied inzichtelijk maken voor wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke doelgroepen, rekening houdend met diverse invalshoeken en is in staat zich in te leven in hun zienswijze. d. De student is in staat de bevindingen vast te leggen in schriftelijke verslaggeving en mondelinge presentatie in het Nederlands en Engels. Kerncompetentie 3 Na afloop van de masteropleiding MPA is de student in staat tot het formuleren van strategieën voor het oplossen van maatschappelijke problemen door middel van het uitvoeren van interdisciplinair onderzoek. Deelcompetenties: a.
b. c. d. e. f. g. h.
56
De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in interdisciplinair onderzoek ten behoeve van het oplossen van maatschappelijke problemen. De student heeft: • beheersing van het begrippenapparaat, kennis van de stand van zaken met betrekking tot theorievorming en inzicht in de belangrijkste onderzoeksvragen binnen interdisciplinair onderzoek; • inzicht in de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van interdisciplinair onderzoek; • inzicht in de methodologische aspecten van interdisciplinair onderzoek. De student is in staat tot het opstellen van een (interdisciplinair) onderzoeksplan, waarin opzet, uitvoering en analyse van het onderzoek worden beschreven. De student is in staat tot projectmatig werken. De student heeft inzicht in groepsprocessen en kent methoden en technieken om groepsprocessen ten behoeve van interdisciplinair onderzoek effectief te laten verlopen. De student weet oplossingen voor maatschappelijke problemen te formuleren en deze te beoordelen op geschiktheid en maatschappelijke relevantie, rekening houdend met ethische en normatieve kwesties. De student beschikt over de vaardigheden die hem in staat stellen zelfstandig methoden en technieken te selecteren, aan te passen, te combineren en toe te passen in interdisciplinair onderzoek en deze kritisch te evalueren. De student is in staat tot het stellen van eigen leerdoelen en het evalueren van het eigen functioneren, zowel door zelfreflectie als in gesprek met anderen. De student bezit de vaardigheid om zelfstandig in een toekomstige situatie nieuwe kennis en vaardigheden aan te leren (op basis van eigen leerdoelen) in het kader van levenslang leren in de beroepspraktijk.
QANU / Masteropleiding MPA, Vrije Universiteit Amsterdam