Masterclass 2011 Op donderdag 7 april 2011 vond voor de zesde maal de Cunningham Masterclass plaats, met als thema de toename van het grensoverschrijdende verkeer en de schade, problemen en kansen die hierdoor kunnen ontstaan. Aan de hand van een casus van een Poolse werknemer die tijdens zijn werkzaamheden in Nederland overleed, werden de onderwerpen illegale schijnconstructie en affectieschade aangestipt.
Het publiek werd uitgenodigd om (inter)actief aan de Masterclass deel te nemen en gaf hier in groten getale gehoor aan. Ook werd een aantal stellingen geponeerd. De middag werd afgesloten met een stuk theater, dat menigeen niet onberoerd liet.
Dagvoorzitter De heer mr. Prem S.S. Radhakishun, werkzaam als, naar eigen zeggen, multimediaal informatieverstrekker.
Sprekers De heer mr. A.C.H. Franken, partner bij NautaDutilh nv, sectie internationaal privaatrecht. De heer Prof. dr. em. W. Shadid, werkzaam als Emeritus Hoogleraar Interculturele Communicatie aan de Universiteit van Tilburg en verbonden aan het departement van Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universiteit Leiden. De heer P. Jongsma, solo artiest. De opening van de Masterclass werd verzorgd door de heer J.G.W. Fröhlich, algemeen directeur van Cunningham Lindsey Nederland bv. De dag werd formeel afgesloten door de heer Prem Radhakishun en informeel door de heer M. de Haan, directeur Personenschade bij Cunningham Lindsey Nederland.
www.cunninghamlindsey.nl
T 088 - 286 64 64
F 088 - 286 64 65
[email protected]
2
Masterclass 2011 Masterclass Als aftrap van de Masterclass werd ons een filmpje getoond. Kort gezegd ging het om de volgende casus. Casus Een Poolse werknemer staat ingeschreven bij een Pools uitzendbureau. Via dit uitzendbureau wordt de werknemer samen met andere Polen te werk gesteld bij een onderaannemer / uitzendbureau in Duitsland. Een bedrijf in Nederland schakelt deze onderaannemer in voor werkzaamheden bij de werkmaatschappij (hoofdaannemer) in Nederland. De werkzaamheden bestaan uit het hijsen van zware materialen door middel van kettingen. Bij die werkzaamheden komt de Poolse werknemer te overlijden. Onderzoek wijst uit dat de kettingen waarmee werd gehesen te kort waren, omdat de loods dusdanig laag was dat niet met de vereiste langere kettingen kon worden gewerkt. De vragen die hierbij aan de orde kwamen, zijn: hoe kon dit gebeuren en wie is hiervoor verantwoordelijk? Het antwoord op de vraag hoe het ongeval kon gebeuren, ligt in de aanwezigheid van schijnveiligheid: hoewel de hijsconstructie als legaal en gebruikelijk werd aangemerkt, lijkt de casus aan te tonen dat er niet geïnvesteerd was in de veiligheid van de Polen. Voor de vraag wie hiervoor verantwoordelijk te houden zijn, is van belang in welke mate werkinstructies zijn gegeven en door wie. Daarbij is het belangrijk te weten welke werkmiddelen verschaft zijn, welke partij zeggenschap heeft over zijn werknemers, of de werknemers in kwestie beschikken over de vereiste diploma’s en wiens verantwoordelijkheid het is om hierop toe te zien. De heer A.C.H. Franken: affectieschade De heer Franken heeft de hierboven geschetste casus aangepast, in die zin dat de casus is verplaatst naar Letland en iets complexer is gemaakt. Het gaat om een Letse werknemer die ingeschreven staat bij een Lets uitzendbureau, m.a.w. op die overeenkomst is het Letse recht van toepassing. De Letse werknemer wordt te werk gesteld bij een Letse onderaannemer, die werk aanneemt in Nederland. De Letse werknemer overlijdt tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden in Nederland en zijn achtergebleven echtgenote claimt affectieschade. Kan zij aanspraak maken op bescherming van art. 7:658 BW en affectieschade claimen? Europese dimensie Probleem: in West-Europa gaat alles goed en alles is duurder. Om die reden wijkt men graag uit naar Oost-Europa voor minimale middelen en maximale profijt. Biedt het Europese recht bescherming in dergelijke gevallen, zoals bij het overlijden van de Letse werknemer?
www.cunninghamlindsey.nl
T 088 - 286 64 64
F 088 - 286 64 65
[email protected]
3
Masterclass 2011 In Europa wordt het civiele recht nog steeds door de lidstaten bepaald. Dit betekent niet dat de Letse werknemer volstrekt rechteloos is en aan zijn lot wordt overgelaten.
EU detacheringsrichtlijn 1996: Als een werknemer vanuit de ene EU-lidstaat tijdelijk in een andere lidstaat te werk wordt gesteld, dient deze werknemer tenminste de bescherming van de ontvangende lidstaat te genieten. Deze Europese richtlijn geldt in Nederland en in Letland. Zowel de Nederlandse als de Letse rechter zullen de Nederlandse wet moeten toepassen. De weduwe kan zich in ieder geval beroepen op art. 7:658 lid 1 BW: zorgplicht werkgever, in dit geval het Letse uitzendbureau en op lid 4 (‘hij’): de Letse onderaannemer als materiële werkgever. Of de weduwe de Nederlandse hoofdaannemer naar Nederlands recht kan aanspreken, hangt van de omstandigheden van het geval af. Het kan in ieder geval voorkomen dat er twee materiële werkgevers zijn, ten aanzien waarvan de beschermingsgedachte van lid 4 kan worden ingeroepen. De vraag of lid 4 per definitie van toepassing is op een hoofdaannemer, moet ontkennend worden beantwoord. Dit is alleen zo als vastgesteld wordt dat de hoofdaannemer te beschouwen is als de materiële werkgever. Uit de jurisprudentie hieromtrent lijkt te volgen dat zowel sprake moet zijn van gemaakte afspraken omtrent veiligheid, van materiële zeggenschap als van werkzaamheden die passen binnen de bedrijfsuitoefening van de hoofdaannemer (vgl. Hof Den Haag 22 april 2005, JAR 2005, 170; Rechtbank Haarlem, 9 januari 2008, LJN BC 1794 en Rechtbank Leeuwarden 5 maart 2003, JAR 2003, 86, Kantonrechter Groningen 4 oktober 2006 SES 2009, 72: heeft een onderaannemer een eigen opzichter, dan is geen sprake van zeggenschap van de hoofdaannemer) In casu is er geen feitelijke zeggenschap van de hoofdaannemer aangenomen. De weduwe kon zich dan ook niet jegens de hoofdaannemer op art. 7:658 lid 4 BW beroepen.
www.cunninghamlindsey.nl
T 088 - 286 64 64
F 088 - 286 64 65
[email protected]
4
Masterclass 2011 Affectieschade Ook in het geval van affectieschade komt de EU-detacheringsrichtlijn 1996 om de hoek kijken. Op 23 maart 2010 heeft Eerste Kamer echter uitgesproken dat het wetsvoorstel affectieschade in Nederland niet zal worden ingevoerd. De weduwe kan op grond van ‘een list’ mogelijk toch affectieschade claimen, door de zaak aanhangig te maken bij het EHRM in Straatsburg met een beroep op art. 13 EVRM (recht op daadwerkelijk rechtsmiddel), één van de grondrechten van burgers jegens een staat. Wat dit vooralsnog voor de affectieschade kan betekenen, is onduidelijk, nu er twee verschillende uitspraken liggen van het EHRM. EHRM 17 maart 2005 Bubbins/ Engeland Hof: aan burger staat geen effectief rechtsmiddel open, want kan geen affectieschade claimen. Dus toegewezen. EHRM 7 juli 2009 (Zavoloka/Letland) Hof: hier ook geen effectief rechtsmiddel, maar vordering tot affectieschade afgewezen. De stellingen:
1.
Nederlandse werkgevers mogen alleen met in Nederland gecertificeerde onderaannemers / uitzendbureaus werken.
2.
Er moet zo snel mogelijk een algemeen geldend Europees Arbeidsrecht komen.
3.
De verzekeringsmarkt reguleert zelf de lacunes/gaten in de Arbowet.
Ad 1. Een ruime meerderheid van de aanwezigen vond dat Nederlandse werkgevers alleen met in Nederland gecertificeerde onderaannemers / uitzendbureaus mogen werken. Enkelen noemden als tegenargument de vrije marktwerking, het algemene consumentenbelang en de eigen verantwoordelijkheid van alle landen, die niet de verantwoordelijkheid van Nederland gemaakt moet worden. Ad 2. De gehele zaal was het oneens met de stelling dat er zo snel mogelijk een algemeen geldend Europees arbeidsrecht moet komen. Reden hiervan is dat werknemers nu ‘the best of both worlds’ hebben en het harmoniseren van de huidige regels nieuwe problemen creëert, waarbij de werknemer er alleen maar op achteruit zal gaan. Ad 3. Over het algemeen vond een ieder van de aanwezigen dat de verzekeringsmarkt zelf de lacunes / gaten in de Arbowet reguleert. Verzekeraars kunnen zelf jurisprudentie maken door bijvoorbeeld coulancehalve wel affectieschade te vergoeden.
www.cunninghamlindsey.nl
T 088 - 286 64 64
F 088 - 286 64 65
[email protected]
5
Masterclass 2011 De heer Prof. dr. em. W. Shadid interculturele communicatie, identiteit en beeldvorming Na de pauze kwam de heer Shadid aan het woord. Hij illustreerde zijn verhaal over interculturele communicatie aan de hand van enkele korte videoclips.
Het verloop van interculturele communicatie wordt door diverse factoren beïnvloed: de boodschap gaat altijd door een culturele bril, vervolgens door de vaardighedenbril en de beeldvormingsbril. Deze laatste twee worden vaak verwaarloosd, terwijl deze juist moeilijk te overbruggen zijn. De heer Shadid heeft ons uitgebreid uit de doeken gedaan dat een ieder zich in meer of mindere mate schuldig maakt aan het hebben van vooroordelen, die worden ingegeven door de manier waarop wij met elkaar communiceren, op welke wijze en aan de hand waarvan wij onszelf identificeren en hoe wij onszelf en anderen zien en in hokjes plaatsen (opgedrongen identiteit). Culturele afstand, etnische achtergronden en de sociale omgeving zijn factoren die hierin een belangrijke rol spelen. De heer Shadid concludeerde hieromtrent dat vooroordelen meer voorkomen dan ons lief is: iedereen heeft vooroordelen. Mensen hebben vooroordelen hard nodig, omdat vooroordelen:
•
De wereld vereenvoudigen.
•
Houvast (zekerheid) geven.
•
Een positief zelfbeeld geven.
•
Hoewel ongewenst, echter normaal en geen ziekte zijn.
Mensen verschillen alleen in de mate van bevooroordeeldheid, maar… Vooroordelen zijn funest voor de groep in kwestie, vooral bij groepen met herkenbare uiterlijke kenmerken. De heer Shadid merkte overigens op dat jezelf op voorhand aan een ander aanpassen, hoewel goed bedoeld, een ongewenst effect kan hebben. Dit komt mogelijk over als een vooroordeel.
www.cunninghamlindsey.nl
T 088 - 286 64 64
F 088 - 286 64 65
[email protected]
6
Masterclass 2011 De heer Shadid merkte overigens op dat jezelf op voorhand aan een ander aanpassen, hoewel goed bedoeld, een ongewenst effect kan hebben. Dit komt mogelijk over als een vooroordeel. Om interculturele ontmoetingen wel goed te laten verlopen, raadt de heer Shadid het volgende aan:
•
Het gebruik van woekeridentiteit te vermijden (deze identiteit overwoekert andere sociale identiteiten).
•
De gedachte aan de bi-culturele identiteit te accepteren.
•
Het ‘wij’-gevoel in communicatie uit te dragen.
•
Personen niet te zien als vertegenwoordiger van hun etnische groepen en naar overeenkomsten te zoeken en niet naar de verschillen.
De heer P. Jongsma, acteur: hoe persoonlijk is personenschade? Het sluitstuk van de Masterclass was een solo-theaterstuk van Pieter Jongsma over de ingrijpende gevolgen van het auto-ongeluk van zijn vrouw, waarbij zij zwaar hersenletsel heeft opgelopen. Het stuk werd gelardeerd met muziek. De vraag ‘Hoe komt het dat ik jou zo aardig vind?’ die zijn vrouw hem ooit na het ongeval stelde, gaf treffend weer hoe groot de emotionele gevolgen zijn voor degene die achterblijft na een ongeval waardoor zijn partner niet meer is wie zij was. Naderhand gaf de heer Jongsma aan, dat, hoewel het theaterstuk niet volledig autobiografisch is, het opvoeren van het stuk voor zijn rouwproces een goede stap is geweest. Dagafsluiting Prem Prem Radhakishun had het formele laatste woord. Hij gaf aan zeer onder de indruk te zijn van de voorstelling. Verder gaf hij aan als dagvoorzitter een erg leuke dag te hebben gehad. Martin de Haan Bij zijn informele woord van dank aan de Masterclasscommissie en de aanwezigen haalde Martin de Haan, Directeur Personen, de woorden van de heer Shadid nog maar eens aan: men moet naar de overeenkomsten kijken, niet naar tegenstellingen. De middag werd onder opzwepende muziek en een compilatie van foto’s van de dag zelf afgesloten. Spetterend hoogtepunt van de afsluiting was het diner op het podium. Al met al was het weer een geslaagde Masterclass!
www.cunninghamlindsey.nl
T 088 - 286 64 64
F 088 - 286 64 65
[email protected]