Sa n d ra S p i j ke r m a n Waarom kijken schilders van de jongste generatie zo graag naar Caspar David Friedrich, de Duitse meester van de romantiek? En hoe zit dat met de computer en het ambachtelijke van het eeuwenoude schildersvak? De schilderkunst van dit moment is een veelkoppig ‘monster’. Zoveel was duidelijk bij de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst 2007, dit jaar in het Gemeentemuseum in Den Haag, en de Open Ateliers van de Rijksakademie in Amsterdam begin december. Kunstbeeld interviewde vier schilders, twee van de winnaars van de Koninklijke Prijs en twee van de Open Ateliers. Zij vertegenwoordigen een paar nieuwe ontwikkelingen. Over nieuwe abstractie, het persoonlijke en de eigen verbeelding.
De nieuwste generatie schilders zoekt het dicht bij huis
Terug naar de eigen verbeelding Pere Llobera: de versmelting van traditie en associatie Tijdens de Open Ateliers viel Pere Llobera (Barcelona, 1970) op met zijn pre sentatie van totaal uiteenlopende voorstellingen. Ze varieerden van familie portret en Amsterdam bij nacht tot een woestijnlandschap waar een man voor zijn auto poseert met een uitzinnige heavy metal gitaar. En dan was er nog dat poëtische harnasje dat middenin de ruimte lag. Maar misschien was nog wel het meest opvallend de stijl en compositie waarmee Llobera zijn onderwerpen op het doek zet. Die is vrij realistisch en soms haast traditioneel. De ene keer schildert hij met een lossere toets, dan weer preciezer. Opgeleid als klassiek schilder werkt hij het liefst direct naar model. Het is de combinatie van die meer traditionele werkwijze met de volkomen vrijheid aan associaties die het werk van deze Catalaanse schilder zo intrigerend en zo aantrekkelijk maakt. Llobera kwam door de tentoonstelling ‘Stupid objects’ (Stomme/nutteloze objecten) in Barcelona op het idee een harnas voor zijn kind te maken. “Ze groeien zo hard die kleintjes, dat je graag die groei zou willen bevriezen. Daar om bedacht ik dat harnas. Nooit om daadwerkelijk aan te trekken natuurlijk, want dat zou hun dood betekenen. Maar puur als idee, een romantisch en poëtisch idee”. Toen hij het harnas aan het maken was, is een van zijn kinderen gevallen. Het liep daarbij ernstige verwondingen aan het hoofd op. “Gelukkig is het allemaal goed afgelopen, maar daardoor kwam ik wel weer op het idee dat het harnas ook als bescherming kan dienen. Daarom heb ik in ‘Ex-voto I’ mijzelf met geharnast kind op mijn schouders in een boslandschap
22
kunstbeeld.nl nr 3 2008
geschilderd. Het harnas is voor mij dus ook een niet-religieuze ex-voto.” Zoals ook uit dit voorbeeld van het harnasje blijkt zijn er ondanks de diversi teit op het eerste gezicht wel verbanden tussen de verschillende werken aan te geven. Veel links ontstaan door toeval en een groot associatief vermogen. Want zo snel en veel als Llobera praat, zo snel gaan ook zijn gedachten en associaties. Hij switcht net zo gemakkelijk van het persoonlijke naar het universele als van popmuziek naar Goya en Buñuel, zijn grote helden. Afgezien van de kunstwerken van deze meesters is het vooral de geest achter deze mannen die Llobera bewondert en inspireert. Regelmatig bladert hij door Goya’s Los Caprichios, series etsen uit 1797-1799. Daarin ontdekte hij ‘Indiscreet mirror’ (Indiscrete spiegel): een aap vormt daarin het spiegelbeeld. Een tweede versie daarvan toont een skelet en een vallende spiegel. In de derde variant is de spiegel een venster naar het niets geworden: voor Llobera als niet-gelovige is dat hetgeen ons allemaal wacht. Goede schilderkunst is voor Llobera niet louter technische vaardigheid, het gaat ook om het verbeelden van gevoelens. Zelf doet hij dat doorgaans aan de hand van gebeurtenissen en personen uit zijn directe omgeving vermengd met ideeën en beelden uit de kunstgeschiedenis en zijn eigen verbeelding. Vanuit zijn persoonlijke wereld roert hij universele thema’s aan. Dat bete kent een grote verandering in vergelijking met de werkwijze van schilders uit voorgaande jaren. Zij baseerden hun voorstellingen op collages samengesteld uit fragmenten van bestaand beeldmateriaal uit krant, tijdschrift, reclame, televisie en internet. Llobera en anderen bewijzen dat er een nieuwe manier van kijken en schilderen is bijgekomen. Schilderijen van Pere Llobera zijn vanaf 26 maart bij Galerie Fons Welters te Amsterdam te zien. www.perellobera.com
Pere Llobera, ‘Divorce’, 2006, olieverf op doek, 73 x 102 cm, privé-collectie, Nederland, foto: Edo Kuipers
Pere Llobera, ‘Harmour to protect children from growing’, 2007, geklopt en geponst staal, ca. 80 x 40 x 20 cm, gravure: ‘Per Sempre’, foto: Pere Llobera, Collectie kunstenaar
kunstbeeld.nl nr 3 2008
23
De gaten van Micha Patiniott In 2006, zijn eerste jaar aan de Rijksakademie, wilde Micha Patiniott (1972) vooral gaten schilde ren. “Eigenlijk is een schilderij zelf al een gat en in mijn voorstellingen wil ik ook altijd een element hebben dat niet strookt met de rest en met de realiteit. Een beeld dat kantelt. Mijn gaten zijn verwant aan die in de muziek. Daarin heb je mo menten waarin je even weg bent, waarin je je kunt verliezen”. Muziek is nooit ver weg bij Patiniott. Hij speelt niet alleen in bandjes, ook in onderwerp en titel verwijzen zijn schilderijen naar muziek. Bij ‘The Fugue’ vormt meerstemmigheid het uitgangspunt, terwijl in ‘Loud Shirt’ een andere dynamiek ontstaat. Hier contrasteren een fel shirt en een veel groter en scheef geplaatst hoofd. Een schilderij begint bij Patiniott met kleine invalletjes die ontstaan naar aanleiding van heel alledaagse gebeurtenissen en ervaringen. ‘Laatst zat ik op bed en keek ik naar mijn handen. Ze bevonden zich iets uit elkaar. Ik bedacht wat er zou gebeuren als mijn ene hand naar de andere zou kunnen toegroeien. Daaruit is ‘The Conductor’ voortgekomen’. Typerend voor Patiniotts werk is de ondertitel van zijn kunstenaarsboek ‘Broken Stereo’. Voorin deze publicatie, gerealiseerd tijdens zijn werktijd aan de Rijksakademie, staat: ‘On the ability and failure of the human voice’ (Over de mogelijkheden en het falen van de menselijke stem). Patiniott ‘praat’ in zijn doeken met een verwonderde blik over uiterst persoonlijke en bovendien heel menselijke ervaringen. Zo probeert hij contact te leggen of een spiegel voor te houden. Humor is daarbij altijd een belangrijk instrument. Net als Llobera roert Patiniott dus vanuit persoon lijke ervaringen en de eigen verbeelding de grotere thema’s aan. Patiniott sluit zich daarvoor zelfs af van de lawine aan (beeld)informatie. Dat levert rustige, heldere schilderijen op. Met gaten. Want juist door twee tegengestelden in één beeld te combineren, gaat het beeld in je hoofd kantelen. Zo weet Patiniott nieuwe, poëtische betekenissen te ontsluiten. In zeker zin is Patiniott verwant aan het roman tische gedachtegoed van Caspar David Friedrich. De nietigheid van de mens ten opzichte van de natuur, of actueler gezegd het leven, is bij bei den terug te vinden. “Friedrich is voor mij nog steeds relevant. Hij maakt op een vergelijkbare manier gebruik van tegenstellingen. Laatst zag ik zijn ‘Woman at the window’ (1822, National Galerie Berlijn). Het contrast tussen het donkere interieur en de lichte lucht en de compositie van het bovenste raam: dat is eigenlijk heel actueel”. Actueel is ook het gebruik van computers door schilders. Voor Patiniott is het een ‘tool’. Hij schetst op een tekentableau. “Zo’n computer schets heeft een bepaalde hardheid. Ik schilder liever want ik houd van onvolkomenheden in een voorstelling. Dat ene kwasthaartje dat net even de andere kant op gaat. Dat geeft warmte en mense lijkheid eraan”. Zie voor tentoonstellingen: www.micha.patiniott.nl
24
kunstbeeld.nl nr 3 2008
Micha Patiniott, ‘The Conductor’, 2007, olieverf op doek, 60 x 50 cm, foto: Willem Vermaase
Micha Patiniott, ‘Small Plane’, 2007, olieverf op doek, 60 x 50 cm, foto: Willem Vermaase
Micha Patiniott, ‘Loud Shirt’, 2007, olieverf op doek, 70 x 90 cm, foto: Willem Vermaase
kunstbeeld.nl nr 3 2008
25
Pascal van der Graaf: diversiteit in zwartwit Hij viel op met zijn landschappen. Pascal van der Graaf (1979), een van de winnaars van de Konink lijke Prijs, schildert ze in zwartwit. En regelmatig met tekst: niet echt een gebruikelijke combinatie. In zijn hoofd stelt hij de composities samen om ze vervolgens als tekening op het doek te zetten. Ook bij hem komt daar geen foto aan te pas. Daarna begint het invullen van de ‘kleurplaat’. In de meest uiteenlopende manieren zet Van der Graaf de verf op het doek. Hoewel het resultaat haast grafisch oogt, valt er veel verfplezier te beleven. Het contrast tussen het beperkte kleurgebruik en het afwisselende penseel- en verfwerk maakt beslist dat je langer blijft kijken. Vult Van der Graaf het ene deel van de compositie in met korte, ruwe penseelstreken, elders giet hij de verf op het doek om het vervolgens hard op zijn kant te laten vallen voor de gewenste grilligheid. In zijn luchten maakt hij meestal gladdere streken. Ze doen in de verte denken aan graffiti en streetart. Geen onbe kend terrein overigens voor Van der Graaf. Pas anderhalf jaar geleden begon hij aan zijn serie monochrome landschappen. Daarvoor had Van der Graaf uitsluitend bloemen geschilderd: kleurrijk, expressief en met de eeuwenoude vanitassymboliek als vertrekpunt. Op een bepaald moment was hij daarop uitgekeken. “Ik had wel eens een landschap geschilderd, maar daar wilde ik meer engagement inbrengen. Uiteraard zonder dat het te pamflettistisch wordt”. De combinatie landschap en tekst bood uitkomst. De teksten die Van der Graaf heel subtiel in som mige van zijn landschappen verwerkt, ontleent hij aan popmuziek en internet. Zo staat in een schilderij de beroemde uitspraak van Bush ‘You are either with us or against us’ op de stam van een kronkelende boom te lezen. Aan weerzijden van de boom hangt een strop. Zonder opdringerig te zijn, is de boodschap volkomen helder. Ondanks het contrast tussen de uitbundige en kleurrijke bloemschilderijen en de zwartwitte landschappen vertonen ze belangrijke overeen komsten. In beide is de grote voorkeur voor verf en techniek zichtbaar. Bovendien ligt aan beide het romantische gedachtegoed ten grondslag. De nietigheid van de mens ten opzichte van de natuur en het leven zelf en de melancholie die dat besef met zich meebrengt, is voelbaar in al zijn doeken. Daarmee bouwt Van der Graaf net als veel tijdgenoten, voort op de traditie van schilders als Friedrich. Intussen maakt Van der Graaf evenals Patiniott bij het schilderen gebruik van de com puter. Als middel. Op de computer verkleint en kantelt hij een gedigitaliseerde foto van een doek, hij haalt wat weg of voegt juist iets toe. “Om te kijken wat er gebeurt”.
Pascal van der Graaf, ‘EITHER..OR’, 2007, olieverf, acryl en alkyd op doek, 150 x 130 cm. Foto: Rutger Brouwer
Pascal van der Graaf, ‘For the birds’, 2007, olieverf en alkyd op doek, 190 x 170 cm. Foto: Studio Gijs Assmann en Pascal van der Graaf, Galerie 10 te Utrecht,
Tom Haartsen, Ouderkerk
8/2 t/m 19/3, www.pascalvandergraaf.nl
aan de Amstel
26
kunstbeeld.nl nr 3 2008
Malin Persson: abstracte poëzie
Malin Persson, ‘Reflection’, 2007, 200 x 300 cm, inkt en olieverf op doek, foto: Studio Tom Haartsen, Ouderkerk aan de Amstel
Malin Persson, ‘Red dust with blue’, 2007, olieverf en inkt op polyester doek, 60 x 80 cm. Courtesy Galerie Juliette Jongma, Amsterdam
Persson heeft net als Van der Graaf anderhalf jaar geleden een grote omslag in haar werk gemaakt. Schilderde zij tot dan toe figuratieve landschap pen tijdens haar verblijf aan de Rijksakademie (2005/2006) heeft zij – althans in haar schilde rijen, niet in haar aquarellen – de overgang naar totale abstractie gemaakt. Deze doeken laten zich lezen als landschappen. Ze zijn echter niet langer op specifieke locaties geïnspireerd, maar verbeel den eerder universele ideeën over het landschap. “Doordat ik destijds zo’n drie jaar niet in Zweden was geweest, begonnen die landschappen voor mij langzamerhand te vervagen. Daarbij kwam dat ik hier in een stedelijk gebied woon en dus andere indrukken op doe”. Het praktische punt van het verdwijnen van de herinneringen aan de landschappen van haar geboorteland was niet het enige dat Persson tot totale abstractie bracht. “Ik wilde al langer probe ren abstractere voorstellingen te maken. Eigenlijk vindt er in je hoofd altijd een soort abstrahering proces plaats. Je bent nu eenmaal geen camera die alles één op één vastlegt. Dat idee heb ik in de abstracte doeken verder doorgevoerd. Nu probeer ik te kijken hoe ver ik kan gaan. Het moet nog net als landschap herkenbaar zijn.” Naast het landschap is Persson gefascineerd door het platte van een doek. Meestal biedt zij de toeschouwer een extra wereld die ergens achter verborgen zit. Zo hebben de twee schilderijen die ze als winnaar van de Koninklijke Prijs toonde een structuur die lijkt op glas-in-lood. Daarmee refereert zij aan de structuur die aan de natuur ten grondslag ligt. “Ik stop van alles in een mixer. De natuur zelf, de structuur erachter, maar ook de stedelijke landschappen en de structuur daarvan.” Ook voor Persson vormt het mentale beeld in haar hoofd het uitgangspunt en niet een collage van bestaand beeldmateriaal. Het ene doek komt voort uit het andere. Bovendien gaat Persson in een volgend schilderij altijd een stap verder. Dat blijkt als je bijvoorbeeld het donkerste doek van de Koninklijke Prijs, ‘Reflection’ vergelijkt met ‘Vattenström’ uit 2005. Beide tonen een water spiegeling. ‘Vattenström’ doet dat veel realisti scher. Met haar even poëtische als abstracte doeken vertegenwoordigt Persson een nieuwe generatie abstracte schilders. De abstractie van deze nieuwe generatie doet denken aan de kleurvelden van collega’s uit jaren vijftig en zestig zoals Barnett Newman, Ellsworth Kelly en Mark Rothko. De nieuwste generatie zorgt echter heel duidelijk voor een persoonlijke noot. Bij Persson is dat zichtbaar in haar kleurgebruik en het strakke grit. Beide zijn net even minder rigide. Het resultaat is een abstract, universeel landschap dat net zo romantisch en puur is als haar eerder figuratieve landschappen.
Werk van Malin Persson is 17-20 april te zien tijdens Düsseldorf Contemporary in Duitsland bij Galerie Hidde van Seggelen uit London. www.malinpersson.nl
kunstbeeld.nl nr 3 2008
27