Massale belangstelling voor conferentie Ouderen en Kunstbeoefening De belangstelling voor de conferentie Ouderen en Kunstbeoefening op 20 januari jl. was overweldigend. Belangrijkste spreker was prof. dr. Roelof Hortulanus, directeur van het Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie (LESI), die vijf aandachtspunten benoemde voor het stimuleren van kunstbeoefening door ouderen. Hij presenteerde een tussentijdse rapportage van onderzoek dat zal uitmonden in de ontwikkeling van een stimulerings- en faciliteringsprogramma voor ouderen en kunstbeoefening. Kunstfactor en de ouderenfondsen RCOAK en Fonds Sluyterman van Loo die de conferentie Ouderen en Kunstbeoefening organiseerden, kunnen dik tevreden zijn. Hun doel om aandacht te krijgen voor kunstbeoefening door ouderen was al bereikt voor er op 20 januari een woord was gesproken. Het aantal aanmeldingen was zo overweldigend dat de organisatoren zelfs moesten overstappen naar een grotere locatie. Vertegenwoordigers van kunstinstellingen, maar ook van welzijns- en zorginstellingen beseffen inmiddels goed dat er voor kunst voor ouderen nog heel wat terrein braak ligt. De uitdaging Hoe groot dat potentieel is en waarom kunstbeoefening door ouderen meer aandacht behoeft, maakte Tom de Rooij, directeur van Kunstfactor, in zijn welkomstwoord duidelijk. ‘Op dit moment telt Nederland al 2,6 miljoen 65+‘ers’, vertelde hij. ‘Dat aantal groeit de komende jaren snel, van 3,4 miljoen in 2020 tot 4,2 miljoen in 2030.’ Volgens De Rooij blijkt uit onderzoek dat kunstbeoefening de fysieke en psychische gezondheid van ouderen bevordert. Bovendien biedt ze een zinvolle tijdsbesteding en betekenisvolle sociale contacten. Roelof Hortulanus zou later die ochtend die bevindingen nog eens bevestigen. Ondanks die heilzame effecten van kunstbeoefening, neemt de actieve kunstbeoefening op oudere leeftijd af. ‘Gemiddeld 50 procent van de Nederlanders is actief met amateurkunst bezig’, aldus De Rooij. ‘Onder senioren is dat percentage echter maar 35.’ Daar ligt dus nog een enorm potentieel, mede omdat senioren niet alleen over voldoende tijd beschikken, maar vaak ook over de financiële middelen om met kunstbeoefening bezig te zijn. Verbinding van de amateurkunst met andere sectoren, zoals welzijn en zorg, vormen voor Kunstfactor een belangrijke doelstelling. Die focus leidde in januari 2010 tot een conferentie over kunstbeoefening door ouderen. Vertegenwoordigers uit de amateurkunst en van welzijn- en zorginstellingen presenteerden uiteenlopende voorbeeldprojecten. Bij een tweede expertmeeting, in november 2010, bleek er behoefte om de positieve effecten van actieve kunstbeoefening door senioren met gericht onderzoek te onderbouwen. Het LESI kreeg die onderzoeksopdracht, maar bovendien de taak om op basis van de onderzoeksresultaten voorstellen te formuleren voor een stimulerings- en faciliteringsprogramma gericht op ouderen en kunstbeoefening. ‘Doel is om samen met Centra voor de Kunsten, andere kunstinstellingen, zorg- en welzijnsinstellingen, kunstenaars en het bedrijfsleven de kunstbeoefening voor en door ouderen positief te beïnvloeden’, aldus de directeur van Kunstfactor. Overleven Voordat Roelof Hortulanus de contouren van dat stimulerings- en faciliteringsprogramma mocht schetsen, gaf dagvoorzitter Hedy d’Ancona (74 jaar) het woord aan schrijfster/columniste Marjan Berk. ‘Bijna 80’, meldde zij met onverholen trots, ‘maar nog steeds een homo ludens, een spelende mens, ondanks mijn wekelijkse deadlines.’ Voor
zover ze voor dat spelen rechtvaardiging nodig heeft, haalt ze die bij de Spaanse dichter Garcia Lorca die vond “dat we de plicht hebben om vrolijk te zijn”. Die vrolijkheid haalt Marjan Berk uit nachtelijk huppelen op muziek van Radio 6 en piano spelen dat zij na vele, vele jaren weer heeft opgepakt. ‘Natuurlijk heb ik stroeve vingers, maar ik word er buitengewoon tevreden van.’ Volgens haar zijn er ongetwijfeld meer ouderen die na hun pensioen eindelijk de ruimte hebben om rudimentaire talenten alsnog te benutten. ‘Wat let je? We zijn een rijk land qua mogelijkheden. Het aanbod is groot, er is veel te halen. In alle verschijningsvormen en op alle niveaus maakt kunst gelukkig.’ Of biedt kunst op z’n minst troost, zelfs onder extreme omstandigheden, zoals bleek uit een persoonlijk verhaal van Berk: ‘Bij ons ondergedoken joden vernamen op zeker moment dat hun ouders in Polen waren omgekomen. Dat leidde aanvankelijk tot luid geweeklaag. Tot andere onderduikers Jiddische liederen begonnen te zingen. Voor de verbaasde ogen van het tienjarige meisje dat ik toen was, ontwikkelde zich een feest en een ontlading. Nooit heb ik duidelijker gevoeld dat muziek - kunst - in staat is om mensen te laten overleven.’ Het filmpje dat diende als inleiding voor de presentatie van Roelof Hortulanus toonden begeleidende voorbeelden die indruk maakten. Zo kwam in de compilatie van actieve oudere amateurkunstenaars een oudere man aan het woord die vertelde dat hij wakker lag van het idee dat zijn stem het opeens niet meer zou doen. Zo belangrijk was zijn wekelijkse kooravond voor hem. Een andere krasse senior vertelde stralend hoe tango zijn leven had veranderd. ‘Ik ben weduwnaar en zat altijd thuis. Maar sinds ik ben gaan tango dansen, heb ik vrienden en ben ik bijna iedere avond op stap.’ Puur om de kunst ‘Als ik deze film zie’, begint Hortulanus zijn presentatie, ‘dan denk ik aan serieuze aandacht, toewijding, inspanning en ontspanning, levensenergie. We zien mensen die worden geraakt, er gebeurt hier iets dat mensen goed doet.’ Wat nu precies de factoren zijn die er voor oudere kunstbeoefenaars toe doen, is één van de onderzoeksvragen waarover het LESI zich in opdracht van Kunstfactor, het RCOAK en Fonds Sluyterman van Loo buigt. Het LESI sprak daarvoor met tientallen actieve oudere kunstbeoefenaars en ook met organisatoren van activiteiten. Een belangrijke conclusie is dat senioren niet in de eerste plaats voor kunstactiviteiten kiezen uit behoefte aan sociale contacten of verveling, maar vanwege een intrinsieke behoefte. Zij kiezen daar bewust voor, bijvoorbeeld omdat zij een oude passie nieuw leven willen inblazen, of omdat zij een al heel lang sluimerende motivatie hebben. Dat wil echter niet zeggen dat senioren als vanzelf creatieve activiteiten oppakken; volgens Hortulanus is daar een persoonlijk duwtje in de rug voor nodig. Maar ook dan moet aan bepaalde voorwaarden voldaan zijn, zoals een prikkelende sociale omgeving, ruimte om invulling te geven aan eigen ambities en bevlogenheid bij de docent/begeleider. Opvallend is dat deze voorwaarden ook gelden voor kunstprojecten voor ouderen die vanuit andere doelen zijn opgezet, zoals het creëren van sociale cohesie, of in een setting waarin sprake is van zorg en steun. ‘Dagbesteding of activering mag dan het doel van de initiatiefnemer zijn, voor de deelnemende senioren blijkt serieuze kunstbeoefening het echte motief’, aldus Hortulanus. ‘De boodschap is dan ook: initiatieven mogen nevendoelen hebben, maar het is verstandig om de liefde voor de kunst als uitgangspunt te hanteren. Want juist dan blijken gunstige spin off-effecten op te treden voor de gezondheid, voor het sociale functioneren en de bijdragen aan de lokale gemeenschap.’ Kwetsbaarheden
Niet alleen de kunst-beoefenende ouderen, maar ook de aanbieders van creatieve activiteiten zijn onderwerp van het onderzoek van het LESI. ‘We zien veel initiatieven die van ouderen zelf, of liever, van burgers zelf komen. Voorbeelden zijn twee tangoliefhebbers die inmiddels honderd tangodansers om zich heen verzameld hebben. Of het Zeister Mannenkoor dat al ruim honderd jaar mannen aan zich weet te binden. Daarnaast zien we een ruim aanbod van individuele kunstenaars.’ Volgens het LESI is er niets mis met dergelijke informele verbanden of initiatieven van kunstenaars, al dan niet in samenhang met zorginstellingen. Zeker niet omdat vrijwel altijd gezorgd wordt voor professionele begeleiding. Dat neemt niet weg dat elk soort initiatiefnemer zo zijn kwetsbaarheden heeft. Hortulanus somt op: ‘Informele verbanden zijn moeilijk financieel te ondersteunen, omdat er geen formele organisatie omheen staat. Verenigingen leunen op een grote mate van vrijwillige inzet. Individuele kunstenaars hebben te maken met allerlei regels en logica van de ondersteunende organisatie, bijvoorbeeld een zorgcentrum. En traditionele kunstencentra moeten zien in te spelen op de behoeften en vragen van potentiële deelnemers.’ Kortom, ondanks succesvolle projecten is van structureel aanbod nog geen sprake. Toch is er volgens Hortulanus alle reden om daar wel naar toe te werken. ‘Ten eerste verdienen de leefsituatie van ouderen en hun welzijn in alle opzichten meer aandacht. Ten tweede is er het maatschappelijke discours over ouderen dat de nadruk ligt op beperkingen en toenemende zorgconsumptie, terwijl er daarnaast toch echt ook behoefte is aan het stimuleren van identiteitsontwikkeling, creativiteit, leervermogen en eigen initiatief.’ Uiteraard beseft Hortulanus dat de economische omstandigheden niet optimaal zijn voor structureel kunstaanbod voor ouderen. Maar hij laat zich daardoor niet uit het veld slaan: ‘In een tijd dat zekerheden onder druk staan, ontstaat vaak de ruimte en de noodzaak om nieuwe zienswijzen te creëren, nieuwe manieren uit te proberen en nieuwe verantwoordelijkheden uit te delen aan verschillende partijen. Kortom, de omstandigheden vragen om een strategische visie. En die hebben we geprobeerd te ontwikkelen.’ Vijf focuspunten Die visie is door Hortulanus en zijn collega’s vormgegeven in de eerste contouren van een stimulerings- en faciliteringsprogramma Ouderen en Kunstbeoefening. Centraal daarin staan vijf focuspunten. Proeftuinen Ten eerste stelt hij voor om lokaal proeftuinen in te richten gericht op drie speelvelden met kunstactiviteiten voor ouderen: kunst om de kunst, kunst en maatschappelijke participatie en kunst in de zorg. Hortulanus: ‘Doel hiervan is om te onderzoeken wat op elk van die speelvelden de stimulerende factoren zijn op het gebied van werving, begeleiding, organisatiekracht en ondersteuning. Bovendien willen we hiermee werkmodellen ontwikkelen die overdraagbaar zijn.’ Maatschappelijke servicenetwerken Tweede focuspunt is het ontwikkelen van maatschappelijke servicenetwerken – al dan niet als onderdeel van bestaande ondersteuningsstructuren in de kunst- en cultuursector. Doel daarvan is het ondersteunen van bestaande en nieuwe kunstbeoefeningsinitiatieven van en voor ouderen. Denktank financiering Ook de financiering krijgt aandacht in de visie van Hortulanus. Hij vindt dat de huidige basisinfrastructuur geschikt gemaakt moet worden voor initiatieven voor ouderen, maar
realiseert zich dat die basisinfrastructuur onder druk staat. ‘Co-financiering wordt vaak belemmerd omdat fondsen geoormerkt zijn of omdat organisaties elkaar niet kennen’, verklaart hij. Zijn oplossing is het derde focuspunt: richt een denktank in die nieuwe financierings- en verantwoordingsmodellen ontwikkelt. Artistieke begeleiders Focuspunt vier richt zich op artistieke begeleiders. Zoals eerder opgemerkt vormen die een belangrijke stimulerende factor. Maar kunstvakopleidingen besteden nauwelijks aandacht aan leeftijdspecifieke factoren. ‘We hebben dubbeltalenten nodig, met artistieke en sociale bagage’, aldus Hortulanus. ‘Daarvoor is het nodig dat we kunstvakopleidingen toerusten met deskundigheid in het werken met ouderen.’ Beeldvorming Het vijfde focuspunt betreft de beeldvorming van “knutselende oudjes”. Hortulanus: ‘De impact van kunstbeoefening op het welzijn en de gezondheid van ouderen wordt maatschappelijk slechts mondjesmaat onderkend. Bovendien beïnvloedt de beeldvorming van wat normaal is bij ouderen de deelname van ouderen aan kunst.’ Kortom, het wordt tijd om onterechte stereotiepe beelden te ontkrachten en te vervangen door een realistisch, productief beeld van ouderen en kunstbeoefening. ‘Een beeldvormingscampagne zou de werkelijke betekenis van kunstbeoefening voor ouderen èn de samenleving moeten duidelijk maken.’ Hortulanus eindigt zijn presentatie met een oproep en een belofte: ‘Laten we de relatie tussen kunst en welzijn op een vitaliserende en nietproblematiserende wijze benaderen. Daar is alle reden toe. Want het gaat allereerst om een intrinsieke behoefte, om welk krachtenveld het ook gaat. Laten we ervaringen uitwisselen. In april komt ons definitieve rapport, daarna kunnen we uitvoering geven aan het stimulerings- en faciliteringsprogramma. Denkt en doet u mee?’ Verschotting Een panel van deskundigen mocht vervolgens zijn mening geven over de contouren van het programma dat Hortulanus had geschetst. Het meest kritisch was Sandra Trienekens, zelfstandig onderzoekster en voormalig lector Burgerschap en Culturele Dynamiek. Haar viel op dat het programma zich richt op het stimuleren van ouderen los van bestaande initiatieven. ‘Mijn uitgangspunt zou zijn om ouderen veel meer op te nemen in bestaande structuren. Die proeftuinen hebben de smaak van iets totaal nieuws. Maar er is al zoveel. Het lijkt me beter om daarop voort te bouwen. Want ik ben er heilig van overtuigd dat je dit soort dingen niet van bovenaf in modellen kunt opleggen.’ Hortulanus antwoordde dat het wel degelijk zijn bedoeling is om waar mogelijk aan te sluiten bij wat er al is. ‘Essentieel is echter om verschillende mogelijkheden tot stand te laten komen, daar zoveel mogelijk partijen bij te betrekken en te inventariseren wat werkt en wat niet. En wat de knelpunten precies zijn.’ Overigens ondersteunde Trienekens wel Hortulanus’ visie dat het om kunst én samenleving gaat. ‘Er zijn veel initiatieven waarbij je dat onderscheid niet kunt maken en betrokken kunstenaars dat onderscheid ook niet maken.’ Bovendien onderstreepte ze het belang dat Hortulanus ook stelde in de ontwikkeling van verbindingen, bijvoorbeeld tussen zorginstellingen en culturele instellingen. ‘Iedere maatschappelijke agenda is ook met behulp van kunst uit te voeren, zonder dat je daarbij de kunst als kunst hoeft te verliezen.’
Op verschillende manieren kwamen in de paneldiscussie vormen van ongewenste verschotting ter sprake. Ten eerste is meer samenwerking nodig tussen zorginstellingen en kunstenaars c.q. kunstinstellingen. Anne-Marie Bruggert, programmamanager Cultuur bij de gemeente Arnhem, had daar een mooi voorbeeld van: ‘Welzijn op recept nodigt huisartsen uit om mensen met vage fysieke klachten eens anders te bekijken. Immers, soms gaat niet echt om fysieke klachten maar bijvoorbeeld om eenzaamheid. Als een huisarts dat vermoeden heeft, dan kan hij doorverwijzen naar welzijnsactiviteiten. Dat kan een beweegactiviteit zijn, maar ook kunst en cultuur, afhankelijk van de wensen van de persoon. In ieder geval blijven we zo aan de preventiekant in plaats van aan de medicatiekant.’ Een Zeeuwse deelneemster uit de zaal bevestigde dat de cultuurwereld en de zorgwereld elkaar niet of nauwelijks kennen. ‘Reden voor SCOOP om op 25 april in Vlissingen een gezamenlijke kennis- en informatiedag te organiseren.’ Voor dagvoorzitter D’Ancona was dat een aha-erlebnis. ‘Onder minister Marga Klompé vormden cultuur, recreatie en maatschappelijk werk één departement (CRM). Toen ik minister was, hoorden volksgezondheid, cultuur en welzijn ook bij elkaar. Daarna leek het logisch dat cultuur bij onderwijs kwam. Nu zie je weer tendensen om cultuur en welzijn bij elkaar te betrekken.’ In de uitwerking daarvan is echter nog veel terrein te winnen, bleek uit de woorden van Annet den Hoed, afdelingshoofd bij directie Maatschappelijke Ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. ‘Het uitgangspunt van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) is dat mensen zo lang mogelijk blijven meedoen in de samenleving’, legde zij uit. ‘In de uitvoering daarvan denken gemeenten nog zelden aan kunst- en cultuuractiviteiten. Gemeenten zouden zich niet alleen maar moeten afvragen of ouderen een scootmobiel nodig hebben. Zij zouden ook oog moeten hebben voor de behoeften van senioren aan kunstactiviteiten.’ Logischerwijs bracht D’Ancona hierop het gesprek op de financiering van dergelijke activiteiten. Arjan in ‘t Veld, directeur van Bureauvijftig, gespecialiseerd in marketing en communicatie gericht op 50+‘ers, stelde dat er kansen liggen voor alternatieve financiering. ‘Er zijn veel belanghebbenden die iets willen met kunst voor ouderen. Het is een heel sympathiek onderwerp. Voor bedrijven kan het interessant zijn om daarmee geassocieerd te worden.’ Maar ook binnen de cultuurwereld liggen er volgens Jan Jaap Knol, directeur van het Fonds voor Cultuurparticipatie, mogelijkheden. ‘De cultuursector zou ouderen niet alleen als een goed betalende doelgroep moeten zien, maar ook als geweldige ambassadeurs binnen hun eigen netwerken. Culturele instellingen zouden ouderen dus veel meer naar zich toe moeten halen.’ Knol noemde ook zijn bezoek aan een theater in Engeland dat de deuren overdag voor optredende amateurs opende en pleitte ervoor dat culturele instellingen in Nederland dat ook vaker gaan doen. Een goed voorbeeld op dit gebied is het Haags gemeentemuseum, dat met de Zomerexpo amateurs een professionele omgeving voor exposeren bood. Sandra Trienekens merkte op dat zelfs binnen de amateurkunst een vorm van verschotting bestaat. Volgens haar is de afstand tussen Centra voor de Kunsten en amateurkunstverenigingen en -groepen te groot. ‘Kietel die centra een beetje los’, was haar aanbeveling. Finale Misschien zouden die Centra voor de Kunsten zich nadrukkelijker kunnen profileren als podia en musea voor amateurkunstenaars in het algemeen, want aan het eind van de conferentie bleek dat actieve senioren nog wel wat meer noten op hun zang hebben dan alleen de mogelijkheid tot kunstbeoefening: ze willen ook aandacht voor hun uitingen. Een oudere amateurschilderes uit het publiek klaagde dat zij nergens haar werk tentoon kon
stellen. En Mijntje van der Meulen (in de 90!), een van de zangeressen/actrices van De Niet-Meer-Zo-Piep-Show, beperkte haar optreden niet, zoals afgesproken, tot één liedje. Het enthousiaste applaus inspireerde tot snel overleg met de pianist en nog een lied. Deze afsluiting was daarmee een prachtig voorbeeld van de levensenergie die kunstbeoefening kan geven en onderstreepte nogmaals het belang van het thema Ouderen en Kunstbeoefening. Roel Mazure (50+)