2.1 Met Ron naar school naam:
________________________
groep: ________________________
Kijk en vul in: 1 De rat van Ron is
Wie - wat – waar 2 Ron heeft Op de schouder van Ron zit zijn rat. De rat heet Marloes. In zijn hand draagt Ron haar jong. Het jong heet Snuf. Op de grond staat de kooi van Marloes en Snuf.
■ nog wild. ■ tam.
■ Marloes vast. ■ Snuf vast.
3 Marloes en Snuf gaan mee. Ron neemt ze mee ■ in de doos. ■ in de kooi. 4 Hoe heet de mamma-rat?
Marloes ___________________________________ 5 Wat ligt er in de doos?
een handdoek ___________________________________
Verwerkingsblad 2.1 51
© ThiemeMeulenhoff
Lees het verhaal en vul in:
6
☛
7
☛
1
1
8
☛
9
☛
1
1
regel 17
Het jonge ratje heet
■ Mar ■ Snuf ■ Marloes
Wie maakt de kooi schoon? ■ Ron ■ mamma ■ de rat
10
☛
11
☛
Waar is de rat? ■ in de kooi ■ op de vloer
☛ 3
regel 10-11
13 Zorg maar dat alles klaar staat. Wat bedoelt mamma met alles?
de kooi en de doos met de ratjes ___________________________________
2
regel 18
12
alles wat mee moet naar school, ___________________________________
2
☛ 3
regel 15
14
☛ 4
Wat doet Ron eerst? ■ Hij pakt een doos. ■ Hij pakt de kooi. Welke riem bedoelt mamma? ■ de riem in de auto ■ de riem van zijn broek Waarom stapt mamma uit de auto? ■ De auto doet het niet meer. ■ Ze wil Ron helpen. Waarom roept Ron de rat? ■ De doos is uit de kooi. ■ Hij ziet de rat niet. Waar zet Ron de doos? ■ op de bank ■ op de vloer
Verwerkingsblad 2.1 52
© ThiemeMeulenhoff
2.2 Pluis is stout naam:
________________________
Kijk en vul in:
groep: ________________________
1 De poef staat
■ voor de bank. ■ naast de bank.
2 Frenk zit
■ op zijn knie. ■ op zijn bips.
3 Pluis kijkt
■ naar zijn mamma. ■ naar de bal.
4 In de mand
■ zijn twee poesjes. ■ is één poesje.
5 De bal ligt
■ voor het kleed. ■ op het kleed.
6 Welk poesje slaapt nog? Wie - wat - waar Frenk zit naast zijn pappa op de bank. Achter de bank staat een poef. Daarop ligt Snoet, de mamma-poes. In de mand op de vloer slaapt een jong poesje. Dat is Pluk. Pluis zit rechtop in de mand. Hij heeft geen slaap meer.
Pluk ___________________________________
Verwerkingsblad 2.2 53
© ThiemeMeulenhoff
Lees het verhaal en vul in:
7
8
☛ 1
☛ 1
regel 11
Pluis ■ ligt in de mand. ■ zit in de mand. Ze ligt op de poef en slaapt. Wie is ze ? ■ Pluk ■ de mamma-poes
12
☛ 3
regel 4
13
☛ 3
regel 14-15
9
☛ 1
regel 15
10
11
☛ 2
☛ 2
regel 13
Hij loopt naar de bal toe. Wie is hij ? ■ Pluk ■ Pluis
14
☛
Waarom kan Pluis niet bij de bal. ■ De bal is te klein. ■ De bal ligt te ver weg.
15
☛
Hij wil van de bank. Wie is hij ? ■ Pappa ■ Frenk
4
4
‘dat doet de wesp niet,’ zegt pappa. Hoe weet hij dat? ■ Een wesp steekt nooit. ■ Dat denkt pappa. Waarom kan Pluis niet op de stoel? ■ De stoel is te klein. ■ Pluis is te klein. Waarom is de wesp boos op Pluis? ■ Pluis mag niet op de stoel. ■ De peer rolt weg. Wat gaat de mamma-poes doen?
open vraag zonder vast antwoord ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Verwerkingsblad 2.2 54
© ThiemeMeulenhoff
2.3 Een pad in huis naam:
________________________
groep: ________________________
Kijk en vul in: 1 Lies en mamma zijn 2 De kat ligt
■ in de plant. ■ achter de plant.
3 Wie zit op de stoel? 4 Een pad
■ in huis. ■ buiten.
■ Lies ■ mamma
■ is een kikker. ■ lijkt op een kikker.
5 Wat is waar? ■ De pad ziet de kat. ■ De kat ziet de pad. 6 Waaraan kun je zien dat het warm weer is?
aan de kleren ________________________________________ Wie - wat - waar Mamma en Lies zitten op het terras achter het huis. Moor, de kat, ligt tussen de planten. Hij doet net of hij slaapt, maar hij hoort en ziet alles. Een pad komt het terras opgehupt.
of aan de blote voeten van mamma ________________________________________
Verwerkingsblad 2.3 55
© ThiemeMeulenhoff
Lees het verhaal en vul in:
7
8
☛ 1
☛ 1
Moor, de kat
■ zit op het terras. ■ ligt op het terras.
Moor geeft de pad een duw. Dat deed hij ■ met zijn poot. ■ met zijn kop.
12
☛ 3
regel 8
13
☛ 3
regel 7
9
☛ 2
regel 4
10
☛ 2
regel 6
11
☛ 2
Moor doet de pad geen kwaad. Welke zin hoort daarbij? ■ De pad vindt het leuk. ■ De pad heeft geen pijn. Dat mag hij niet doen. Wie is hij ? ■ de kat ■ de pad
14
☛ 4
regel 3
15
☛ 4
De deur staat op een kier. Welke zin hoort daarbij? ■ De pad kan het huis in. ■ De pad kan het huis niet in. Wat moet Lies doen?. ■ op Moor letten ■ op de pad letten Maar hij kan niet bij hem. Wie is hem? ■ de kat ■ de pad ‘Vang haar dan,’ zegt mamma. Waarom moet Lies dat doen?
Zij heeft Moor vastgehouden, ___________________________________ Van wie rukt Moor zich los?
regel 13
van Lies ___________________________________
waardoor de pad weg kon. ___________________________________
___________________________________ Verwerkingsblad 2.3 56
© ThiemeMeulenhoff
2.4 Mamma let niet goed op naam:
4
________________________
☛ 1
Mamma wacht op Jos en Dik. Wie wacht er ook nog?
groep: ________________________
Rik ___________________________________
Lees en vul in:
___________________________________
1
Over wie gaat het verhaal?
5
☛
6
☛
7
☛
8
☛
over Jos, Dik, Rik en hun mamma ___________________________________ (eventueel ook hun pappa) ___________________________________ 2
1
Waar speelt het verhaal zich af?
in de auto ___________________________________ ___________________________________ 3
1
☛ 1
Wat doet pappa op het schip? ■ Hij werkt daar als matroos. ■ Hij kookt daar het eten.
2
2
Wie is er het eerst bij de auto? ■ Jos ■ Dik Waar gaat mamma met Jos en Dik naar toe? ■ naar school ■ naar het schip van pappa Wie hebben er geen riem om? ■ Jos en Dik ■ Dik en Rik Wie zit er naast Jos in de auto?
mamma ___________________________________
Verwerkingsblad 2.4 57
© ThiemeMeulenhoff
9
10
11
12
13
☛ 3
☛ 3
☛ 4
☛ 4
☛ 4
regel 14
14 Het verhaal in het kort Jos is boos op mamma, want ze denkt ■ dat mamma haar niet snapt. ■ dat mamma haar uitlacht.
Mamma let niet goed op
op school. Jos en Dik zijn _______________________________________ in de auto voor de school. Mamma wacht met Rik ________________________________
Wat vindt Jos wel leuk? ■ dat Ank ziek was ■ de dag op school
van pappa. Ze gaan naar het schip ________________________________ kok. Pappa werkt daar als _________________________________ komt hij naar huis. maar vandaag _______________________________________
Waardoor stoot Dik zijn hoofd? ■ Dik lette niet goed op. ■ De auto remde opeens heel hard.
mamma. Jos zit naast _________________________________________ zitten op de achterbank. en Dik en Rik _______________________________________ Jos. Mamma praat met ____________________________________
Waar heeft Dik pijn aan? ■ aan zijn hoofd ■ aan zijn lip Wat zal mamma nooit meer doen? ■ opeens hard remmen ■ niet goed op het verkeer letten
op het verkeer. Daardoor let ze niet __________________________________ heel hard. Plots remt ze ________________________________________ de vloer. Rik valt op __________________________________________ zijn hoofd zijn lip. Dik stoot ___________________ en _____________________ niet goed oplet. Dik zegt dat mamma __________________________________ Mamma zegt dat ze het
nooit meer zal doen. ________________________ Verwerkingsblad 2.4
58
© ThiemeMeulenhoff
2.5 Geen meid in de hut naam:
4
☛
5
☛
Wie geeft Maartje een duw? ■ Luuk ■ Gijs
6
☛
Wat doet Maartje als ze niet mee mag doen?
________________________
1
groep: ________________________ Lees en vul in: 1
Over wie gaat het verhaal?
over Maartje, Luuk, Rik, Gijs en Jan ___________________________________
1
1
___________________________________ 2
Ze maakt de hut stuk. ___________________________________ ___________________________________
Waar speelt het verhaal zich af?
in de wei ___________________________________
7
☛
8
☛
of op een boerderij ___________________________________ 3
☛ 1
Waar is de hut van gemaakt? ■ van hout ■ van hooi
Waarom mag Maartje niet mee doen? ■ Luuk is boos op haar. ■ Ze is een meisje.
1
2
Wie loopt er dicht achter Maartje? ■ Luuk ■ Rik Wie zitten er vast in de modder? ■ Luuk en Maartje ■ Maartje en Rik
Verwerkingsblad 2.5 59
© ThiemeMeulenhoff
9
☛ 3
regel 12
10
11
12
☛ 3
☛ 3
☛ 3
regel 2
13
☛ 4
regel 14
14 Het verhaal in het kort Waarom huilt Maartje zo hard? ■ Haar laars loopt vol modder. ■ Ze wordt heel bang. Wat weet je van Jan? ■ Hij is ook een jongen. ■ Hij is een man. Jan legt een plank op de modder. Waarom doet hij dat? ■ Dan zie je de modder niet meer. ■ Nu zakt hij niet in de modder.
Geen meid in de hut
Rik en Gijs. Maartje en Luuk zijn bij _______________________________ van hooi gemaakt. Rik en Gijs hebben een hut ____________________________ de schuur. De hut is in _________________________________________ in de hut (naar de schuur), Maartje mag niet mee _________________________________ meisje. want ze is een _______________________________________ stuk Maartje maakt de hut _________________________________ de wei. en loopt hard weg naar _______________________________ modder. Daar zakt ze in de ___________________________________
Maartjes laars blijft staan in de modder, omdat: ■ Jan niet hard genoeg trekt. ■ Maartjes voet uit de laars schiet. Wie zegt dat Maartje mee mag doen? ■ Luuk ■ Gijs
modder. Luuk zakt ook in de __________________________________ modder, Rik trekt Luuk uit de __________________________________ Maartje. maar hij kan niet bij __________________________________ Een man legt een plank op de modder
trekt Maartje eruit. en _________________________________________________ Als ze weer schoon zijn,
spelen. mag Maartje wel mee _________________________________ Verwerkingsblad 2.5 60
© ThiemeMeulenhoff
2.6 Op het strand naam:
4
☛
5
☛
________________________
groep: ________________________ Lees en vul in:
1
1
regel 9
1
Over wie gaat het verhaal?
over Jung, Bob en hun mamma’s ___________________________________
6
☛ 2
regel 1
___________________________________ 2
Waar speelt het verhaal zich af?
7
☛
8
☛
2
op het strand ___________________________________ ___________________________________ 3
☛ 1
2
regel 9
Wie is er het eerst op het strand? ■ Jung ■ Bob
9
☛ 3
Bob holt vooruit. ■ Dat vindt Jung heel leuk. ■ Dat vindt Jung niet leuk. Wat is waar? ■ Het strand ligt tussen duin en zee. ■ Het strand ligt achter de zee. Op wie wacht Bob niet? ■ op zijn mamma ■ op Jung Wat doet Bob eerst? ■ zijn bloes uit ■ zijn tas op het zand gooien Wie roept er naar Jung? ■ de mamma van Jung ■ de mamma van Bob Wat is waar? ■ Jung loopt naar Bob. ■ Bob loop naar Jung. Verwerkingsblad 2.6
61
© ThiemeMeulenhoff
10
11
12
13
☛ 3
☛ 3
☛ 3
☛ 4
regel 1
14
☛ 4
15 Het verhaal in het kort Wat is waar? ■ Jung voelt de schelp niet. ■ Jung voelt de schelp wel. Als de golf komt, ■ blijft Bob staan. ■ blijft Bob niet staan. Jung houdt zich flink, wil zeggen: ■ ze huilt niet. ■ ze heeft geen pijn.
Naar het strand
strand (de zee). Jung en Bob gaan naar het ____________________________ duin (het strand). Bob is het eerst op het ________________________________ het strand (de zee). Hij holt naar _________________________________________ dat hij moet wachten Zijn mamma roept ____________________________________ luistert niet (hoort haar niet). maar Bob ___________________________________________ bloes uit Bob doet zijn ________________________________________ de zee. en loopt naar ________________________________________
Jung staat al weer. Wat deed ze daarvoor? ■ Ze lag in de zee. ■ Ze zat in de zee. Wat is waar? ■ Jung heeft haar badpak al aan. ■ Jung heeft haar badpak niet aan.
niet uit. Jung doet haar jurk ___________________________________ Bob in de zee. Ze loopt naar ________________________________________ niet aankomen. Jung ziet de golf _____________________________________ haar omver. De golf gooit ________________________________________ is nat. De jurk van Jung _____________________________________ boos. Haar mamma is niet __________________________________ leuk uit. Jung ziet er wel ______________________________________ Verwerkingsblad 2.6
62
© ThiemeMeulenhoff
2.7 Weet je wat? 5 naam:
________________________
Een geluid hoort altijd bij iets. Waar denk je aan als je hoort:
groep: ________________________
slang; water dat kookt sissen: ____________________________
Lees en vul in:
bij; soort bel zoemen: __________________________ muis; deur piepen: ___________________________
1
Welke vraag wordt in het gedicht gesteld? Schrijf de vraag hieronder op.
6
Weet je wat ik hoor? ___________________________________ 2
blaffen; janken een hond: _________________________
Welke woorden rijmen op elkaar? Schrijf de woorden naast elkaar. Doe het zo: nee-zee; nee-thee oor – hoor; ________________________
mauwen; blazen een poes: _________________________ 7
___________________________________
Een kopje maakt geen geluid, maar je kunt wel aan geluiden denken die erbij horen. Aan welke geluiden denk je bij:
Je kunt bij een kopje aan thee denken. Waar kun je aan denken bij:
zweven; feest een ballon: ________________________ 3
Weet je wat ik hoor? Aan wie wordt dat gevraagd? ■ aan iemand op het strand ■ aan de lezer van het gedicht
schrijven; tekenen een potlood: _______________________ gooien; schoppen; rollen een bal: ___________________________ eten; prikken een vork: __________________________
4 63
Welk geluid maakt de zee?
de golven (het water) het geluid van ______________________
Verwerkingsblad 2.7 © ThiemeMeulenhoff
2.8 Sterren naam:
4
Waarom zie je ’s nachts soms geen sterren? ■ Dan zijn ze er niet. ■ Dan zitten er wolken voor.
5
Waarom zijn de sterren niet te tellen? ■ Ze zijn te ver weg. ■ Het zijn er te veel.
6
Er staat: ‘en ze zien mij ook … misschien’. Waarom staat er misschien? ■ Het is te donker om te kijken. ■ De schrijver weet niet of sterren kunnen kijken.
7
zien-misschien ___________________________________
Waar denk je aan als je naar de sterren kijkt? (Je mag ook zelf iets invullen.) ■ Dat ze zo ver weg zijn. ■ Dat je zelf zo klein bent.
Wat betekent ‘heel in de verte’? ■ heel ver weg ■ dicht bij de maan
… ■ ________________________________
________________________
groep: ________________________ Lees en vul in: 1
Het jongetje kijkt naar de sterren. Wanneer kun je dat doen?
als het donker is en er geen ___________________________________ wolken zijn ___________________________________ 2
Welke woorden rijmen op elkaar? Schrijf ze twee aan twee naast elkaar op.
tellen-stellen; ___________________________________
3
Verwerkingsblad 2.8 64
© ThiemeMeulenhoff