Marktveld Diermanagement Projectvoorstel/plan: Datum: 22 oktober 2007
Status: Projectidee
Algemeen •
Projecttitel: Welzijn van circusdieren
•
Financier(s)
: LNV
•
Opdrachtgever
: LNV
•
Contactpersoon
: mw. drs. A.C.J. Vergossen-Otten
•
Contactpersoon ASG.
: Dr. Ing. H. Hopster
•
Uitvoerende instellingen
: Animal Sciences Group, Faculteit Diergeneeskunde en Van Hall Larenstein
•
Looptijd
: 2007-2009
1.1F001 Projectplan versie 001, 01-10-05
Pagina 1 van 5
Paraaf opdrachtgever akkoord
Marktveld Diermanagement Projectvoorstel/plan: Datum: 22 oktober 2007
Status: Projectidee
1. Inhoudelijke beschrijving Projectteam: mw.dr. M.C. van Dierendonck, mw.drs. T. Griede Begeleidingscommissie: prof. dr. J.A.R.A.M. van Hooff (voorzitter), dr.ing. H. Hopster (WUR, secretaris), prof. dr. B.M. Spruijt (UU, FD), mw. drs. J.M.C.H. Mensink en mw. drs. T. Griede.
1.1. Aanleiding en vraag In haar brief van 26 juli 2007 (TRCDL/2007/2077) verzoekt het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de Animal Sciences Group (ASG) van Wageningen Universiteit en Research centrum (WUR) om onderzoek uit te voeren naar het welzijn van circusdieren. Aanleiding voor dit verzoek zijn de vele vragen uit het parlement en het overleg met de vaste Kamercommissie voor LNV. Het welzijn van circusdieren staat politiek en maatschappelijk zeer in de belangstelling. Expliciet wordt in de brief verwezen naar aspecten als opvoeding van dieren door mensen, de trainingen, het optreden voor publiek, de frequente transporten, de huisvesting op gemeentelijke standplaatsen en in winterverblijven, de verzorging, de veiligheid voor mens en dier en de omgang met dieren die vanwege ouderdom niet langer kunnen optreden. Op al deze punten ontbreekt feitenmateriaal. Daarnaast vraagt LNV tevens om een analyse uit te voeren van de regelgeving in de Europese lidstaten en de motieven die landen hanteren om gebruik van dieren in circussen geheel of gedeeltelijk te verbieden. In maart 2007 brachten de Vereniging Nederlandse Circus Ondernemingen (VNCO) en het Breed Overleg Circusdieren (BOC) gezamenlijk richtlijnen uit voor het houden en het laten optreden van circusdieren. Deze richtlijnen zijn getoetst door de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) die concludeerde dat het een goed initiatief betrof. De RDA plaatste echter ook kritische kanttekeningen, met name betreffende uitgangspunten voor welzijn van dieren, streefdoel en afstemming met beleid in andere Europese lidstaten. De aanhoudende discussie over het welzijn van circusdieren en het ontbreken van feitenmateriaal waren aanleiding voor de minister van LNV om ASG te verzoeken dit in onderzoek te nemen.
1.2. Onze visie op de opdracht In dit project wordt onderzoek verricht met als doel antwoord te geven op de door LNV gestelde vragen. Het onderzoek zal een rapport opleveren dat als basis kan dienen voor een politieke en maatschappelijke discussie over het welzijn van dieren in circussen. Als startpunt zal allereerst de beschikbare relevante wetenschappelijke en vaktechnische literatuur in kaart worden gebracht. Ook worden gesprekken gevoerd met personen of vertegenwoordigers van organisaties die inzicht hebben in voor het onderzoek relevante aspecten van het circusbedrijf. Dit levert enerzijds een “state of the art” op van het onderzoek naar het welzijn van circusdieren. Anderzijds worden hiermee die aspecten gedefinieerd die uit oogpunt van welzijn circusdieren relevant zijn en die zich in de praktijk laten onderzoeken. Als vervolg wordt een inventarisatie uitgevoerd van de gangbare circuspraktijk. Hiervoor wordt in samenspraak met de VNCO/BOC bij hun leden en artiesten de verschillende aspecten van het circusbedrijf in de loop van een jaar in kaart gebracht. Dit gebeurt aan de hand van gestructureerde vragenlijsten, eigen waarnemingen aan dieren en dierenverblijven op gemeentelijke standplaatsen, in winterverblijven en tijdens transport en interviews met trainers/artiesten en dompteurs. Methoden voor inschatting van welzijnsimplicaties wordt zoveel als mogelijk afgestemd met de systematiek die momenteel in het Europese onderzoeksproject Welfare Quality voor landbouwhuisdieren wordt ontwikkeld. Het literatuuronderzoek, samen met de inventarisatie van de gangbare circuspraktijk zal uitmonden in een onderbouwde inschatting van het welzijn van dieren in circussen in Nederland. Deze evaluatie zal worden aangevuld met een analyse van de regelgeving in de Europese lidstaten en de motieven die landen hanteren om gebruik van dieren in circussen geheel of gedeeltelijk te verbieden.
1.4. Randvoorwaarden Voor een inventarisatie van de gangbare circusdierenpraktijk is medewerking van de bij de VNCO/BOC aangesloten circussen noodzakelijk. De analyse van de regelgeving in de verschillende Europese lidstaten zal alleen worden uitgevoerd als de landbouwattachés in deze lidstaten de daarvoor benodigde informatie aanleveren.
1.1F001 Projectplan versie 001, 01-10-05
Pagina 2 van 5
Paraaf opdrachtgever akkoord
Marktveld Diermanagement Projectvoorstel/plan: Datum: 22 oktober 2007
Status: Projectidee
1.5. Aanpak Fase 1: Literatuuronderzoek Dit onderzoek zal worden uitgevoerd op basis van (wetenschappelijke) literatuur zoals beschikbaar via de elektronische databases Scopus, WebofScience, CAB Abstracts en Biological Abstracts. Aanvullende gegevens komen van gedocumenteerde observaties, uit rapporten en uit interviews met deskundigen (bvb. VNCO, BOC, ECA, DB) uit het veld. Het literatuuronderzoek levert de voor het welzijn van dieren relevante aspecten van het circusbedrijf op en de methoden en technieken om in het circusbedrijf betrouwbare informatie te kunnen verzamelen. In die zin levert het literatuuronderzoek een plan van aanpak (blauwdruk) op voor een inventarisatie van het van het welzijn van dieren (fase 3) in het circusbedrijf. Daarnaast levert deze fase de achtergrondinformatie die nodig is voor het opstellen van vragen aan landbouwattachés (fase 2). Fase 2: Analyse circusdieren wet-en regelgeving in Europa De vragenlijst wordt in nauwe samenspraak met LNV opgesteld en verzonden. Hierin verzoekt LNV de landbouwattachés van de Europese lidstaten om informatie over nationale regelgevingen initiatieven in het private domein aangaande het welzijn van dieren in circussen. Deze informatie wordt in dit project gerubriceerd en geanalyseerd als basis voor een vergelijking van vigerend circusdierenbeleid en onderliggende motivaties binnen Europa. Onderdeel van de vraagstelling is ook of er in Kroatië, Israël, Costa Rica en Singapore een verbod bestaat op het gebruik van dieren in circussen, zoals door een fractie in de Tweede Kamer is gemeld. Fase 3a: Inventarisatie gangbare circuspraktijk Deze fase betreft veldonderzoek dat als doel heeft om de gangbare circuspraktijk in kaart te brengen en dan met name de wijze waarop dieren worden gebruikt, gehuisvest en getransporteerd. De invulling van de meest relevante aspecten gebeurt deels op aangeven van LNV (zie opdrachtbrief) en deels op basis van het literatuuronderzoek en gesprekken met deskundigen (fase1). Fase 3b: Interviews met trainers / dompteurs Het is bekend dat als je dieren een act wil laten uitvoeren, daar niet alleen grondige kennis over de dieren voor nodig is, maar ook geduld en/of fysieke dwang om dieren zo te trainen dat ze weten wat er van het wordt verwacht en dat ze bereid zijn om hun kunsten op afroep te vertonen. Trainers en dompteurs zijn daarmee in principe bij uitstek de mensen die emoties van dieren zouden moeten herkennen en deze zouden moeten kunnen interpreteren in termen van frustratie, angst, apathie, agressie, plezier of tevredenheid. Alvorens over te gaan tot observaties van dieren in het circus, worden met trainers en dompteurs gesprekken gevoerd over hoe zij denken over het gebruik van dieren in circussen, over kwalitatieve aspecten van soorten en individuen, over de rol van aanleg, opvoeding en training en gebruik van geweld en over de noodzaak van een hechte band tussen hen en het circusdier. Ook het onderwerp wat je doet met dieren die in het circus niet langer bruikbaar zijn komt hierbij aan de orde. Deze interviews worden eerst afgenomen bij 6 voormalige trainers/dompteurs en vervolgens bij 6 actieve trainers/dompteurs. Hierbij wordt vermeden dat er voormalige trainers en dompteurs worden geselecteerd met een te zeer gedateerde ervaring. Alle interviews worden geanonimiseerd. De waarde van deze interviews wordt in belangrijk mate bepaald door de vragen die gesteld worden en door de bereidheid van de geïnterviewde om daar eerlijk antwoord op te geven. Om de kans op succes te maximaliseren wordt op dit punt expertise van de Social Sciences Group van WUR, sectie Communicatiewetenschappen (dr. Renes) betrokken. Fase 3c: Gedragsobservaties In overeenstemming met in ontwikkeling zijnde standaarden voor het beoordelen van het welzijn van (landbouw)huisdieren, ligt de nadruk op (video)observaties en metingen aan de dieren zelf, aangevuld met karakteristieken van de omgeving waarin ze worden gehuisvest en gehouden. Hierbij moet rekening worden gehouden met praktische en methodische belemmeringen voor het uitvoeren van gedragsonderzoek in de praktijk. Desondanks lijkt het niet onmogelijk om via (video)observaties relevante aspecten van het gedrag van circusdieren in kaart te brengen, dit te vergelijken met hun natuurlijk gedragsrepertoire en afwijkend gedrag en op basis hiervan voorspellingen te doen over de mate waarin dieren in hun welzijn zijn beperkt. Voor de uitvoering van gedragsobservaties bij circusdieren op gemeentelijke standplaatsen worden WO- en HBO-studenten ingeschakeld. Fase 4: Rapportage
1.1F001 Projectplan versie 001, 01-10-05
Pagina 3 van 5
Paraaf opdrachtgever akkoord
Marktveld Diermanagement Projectvoorstel/plan: Datum: 22 oktober 2007
Status: Projectidee
Een integrale rapportage van de resultaten uit dit 4-fasen onderzoek wordt voorzien rond Kerstmis 2008 en zal in overleg met LNV publiekelijk worden gemaakt.
Fase 1: Literatuuronderzoek en interviews met deskundigen.
a.
b. Fase 2: Analyse circusdieren wet-en regelgeving in Europa
c.
Fase 3: Inventarisatie gangbare circuspraktijk
Bezoeken aan circussen (gemeentelijke standplaatsen); Diepte interviews met trainers / dompeurs en bezoeken aan winterverblijven; Gedragsobservaties bij circusdieren
Fase 4: Rapportage
Fig1: Schematische voorstelling van de projectopzet.
2. Beheersaspecten
2.1. Projectorganisatie Het project wordt uitgevoerd door het projectteam en begeleid door de wetenschappelijke commissie. Waar dit mogelijk is om met behoud van de kwaliteit van het onderzoek WO- of HBO-studenten voor het onderzoek in te zetten, worden deze onder zorgvuldige begeleiding van de leden van het projectteam geplaatst. De betrokken onderzoeker wordt voor de duur van het project voor 3 dagen/week aan de Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde, hoofdafdeling Dier, Wetenschap en Maatschappij. De interviews worden in samenwerking met onderzoekers van de Social Sciences Group van WUR uitgevoerd. LNV stelt voor het bespreken van de definitieve opzet van het onderzoek en de resultaten een klankbordcommissie waarin de belangrijkste stakeholders (VNCO/BOC, ECA, DB, de Club van Circusvrienden Nederland en Alle dieren de tent uit) zijn vertegenwoordigd.
2.2. Planning Activiteit
Tijdsbeslag
Doorlooptijd
Literatuuronderzoek Gesprekken met deskundigen Uitgewerkt plan van aanpak
15 dagen 6 dagen
November 2007 – maart 2008 November 2007 – maart 2008
3 dagen
November 2007
1.1F001 Projectplan versie 001, 01-10-05
Pagina 4 van 5
Paraaf opdrachtgever akkoord
Marktveld Diermanagement Projectvoorstel/plan: Datum: 22 oktober 2007
Status: Projectidee
Analyse beleid EUlidstaten
12 dagen
December 2007 – Maart 2008
Gesprekken met trainers/dompteurs (incl. voorbereiding) Inventarisatie gangbare praktijk winterverblijven / gedragsobservaties Inventarisatie gangbare praktijk gemeentelijke standplaatsen Bijeenkomsten wet.beg.cie. Bijeenkomsten klankbordcie Rapportage Engelstalig wetenschappelijk artikel
20 dagen
Januari 2007 – september 2008
20 dagen
December 2007 – april 2008
60 dagen
Mei 2008 – september 2008
7 dagen
November 2007 – december 2008
3 dagen
November 2007 – december 2008
10 dagen 12 dagen
November 2008 – december 2008 Januari 2009
2.3. Kosten Materiële kosten Personele kosten Machteld van Dierendonck Van Hooff, Mensink, Griede, Spruijt Social Sciences Group, sectie Communicatiewetenschappen
2007
2008
2009
Totaal
13340
26680
13340
53360
2000
4000
1000
7000
15000
15000
WDD (extern)
15,340
45,680
14,340
75,360
Reis en congreskosten Overige Materiele Kosten Directe materiele kosten Projectleiding (272 uur)
1000 0 16,340 4,520
7500 7000 60,180 24,000
250 2000 16,590 5,160
8750 9000 93,110 33,680
1,043
4,209
1,088
6,340
21,903
88,389
22,838
133,130
Onvoorzien Totale kosten
5%
3. Communicatie De resultaten van de deelprojecten worden met de opdrachtgever besproken. De resultaten van het onderzoek worden daarnaast gepubliceerd in een ASG-rapport met Engelstalige en journalistieke samenvatting, in 5 nader te bepalen magazines en/of weekbladen en in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift. Beeldmateriaal en resultaten worden via de DierenWelzijnsWijzer om niet beschikbaar gesteld voor gebruik in het onderwijs.
1.1F001 Projectplan versie 001, 01-10-05
Pagina 5 van 5
Paraaf opdrachtgever akkoord