Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
4
Markten en meningen Griffels, Penselen en bekroningen door de Kinderjury 2015 Toelichting De Gouden en Zilveren Griffels en dito Penselen worden toegekend onder auspiciën van de CPNB, en de uitreiking van de meest invloedrijke Nederlandse kinderboekenprijs gaat niet zelden gepaard met knorrige reacties. Scholen kochten vaak blind de bekroonde titels – om achteraf te ontdekken dat sommige titels nauwelijks de kast uitkwamen. Kinderen oordelen gemiddeld nu eenmaal anders dan volwassenen. Zie toelichting bij Griffels en penselen 2013 voor de controverses die dat verschil kunnen oproepen. De toekenning verloopt in twee stappen: in juni worden de met Zilveren Griffels en Penselen en bijbehorende Paletten en de met Vlag-en-Wimpel geëerde titels bekendgemaakt. In oktober wordt uit de Zilveren Griffels en Penselen een winnaar van de Gouden Griffel en het Gouden Penseel bekendgemaakt aan de vooravond van de Kinderboekenweek. Via hun bibliotheek of school kunnen alle kinderen deelnemen aan het kiezen van de boeken die door de Kinderjury worden bekroond. Sinds 2013 is naast de Kinderjury een Senaat ingesteld die in kleiner comité boeken beoordeelt. De Kinderjury-prijzen worden in juni bekendgemaakt.
Zilveren Griffels Onderbouw Drew Daywalt De krijtjes staken (De Fontein, 2014)
Het is dat het om een prentenboek voor jonge kinderen gaat. Anders zou dit prentenboek prima gebruikt kunnen worden in een cursus conflictbeheersing voor bedrijfsmanagers. Het zit namelijk zo: als Teun, die kennelijk graag en veel tekent, een tekening wil gaan maken, zijn de kleurkrijtjes er vandoor. In plaats daarvan vindt Teun een stapeltje brieven, van elk krijtje één. En op het groene krijtje na, dat niets te klagen heeft over Teun (die graag krokodillen, dinosaurussen, kikkers en bomen tekent), hebben ze allemaal wel iets. Rood is overspannen omdat Teun hem zo veel gebruikt voor brandweerauto’s, aardbeien, kerstmannen en rode hartjes, grijs is boos dat Teun voor zijn kleur steeds hele grote dieren kiest als olifanten en walvissen, zwart is beledigd omdat hij alleen gebruikt wordt voor de lijntjes en niet voor het echte kleurwerk, het deftige paars klaagt over het feit dat Teun zo vaak buiten de lijnen kleurt. Wit voelt zich overbodig, geel en oranje zijn in een felle onderlinge strijd gewikkeld over ‘de enige echte kleur van de zon’ en roze voelt zich gediscrimineerd omdat Teun zo weinig prinsessen tekent.
1 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Elke brief is geschreven in de kleur van het krijtje en de prachtige krijttekeningen ernaast ondersteunen het gelijk van de briefschrijver. Heel erg oneerlijk vinden de krijtjes het en dat is iets dat kleuters ongetwijfeld herkennen. Wat een prachtig boek om aan kleuters (en kinderen in de onderbouw) voor te lezen. Om meerdere redenen is het een prachtig boek om met kinderen te bespreken. Bijvoorbeeld om te filosoferen over het feit dat de krijtjes zich om totaal tegengestelde redenen verongelijkt voelen (teveel gebruikt of juist te weinig). De brieven zelf zijn niet alleen erg geestig (‘je inmiddels afgestompte vriendje’), maar ook heel leerzaam voor het herkennen van het taalgebruik in brieven (de woordkeus is bepaald niet kinderachtig) en van briefconventies als aanhef en ondertekening. Ik ken de Engelse tekst niet, maar ik vermoed dat Koos Meinderts geen concessies heeft gedaan aan kleutertaal. Hier is dat ook niet nodig: uit de omschrijving blijkt wel wat overspannen, overbodig, of in de steek gelaten betekent: ‘het afgelopen jaar heb je me niet een keer uit het doosje gehaald. Is dat omdat je me eigenlijk een meisjeskleurtje vindt?’ Een juweel. (JK) Daan Remmerts de Vries Soms laat ik je even achter (Querido, 2014)
‘Soms laat ik je even achter’, zegt een klein meisje tegen haar beer. Tegen de lezer zegt ze vervolgens dat ze hem soms even achter laat en net doet of ze naar een hertje kijkt of hem gewoon vergeet. Beer is dan alleen. Alles ziet er ineens anders uit, hij mist het meisje, gaat op zoek, wordt bang, maar gelukkig komt hij ook wilde beren tegen die hem nieuwe liedjes leren, woest leren dansen en leren jagen. Dat alles wordt verteld via de gedachten en fantasie van het jonge meisje. Ze heeft zelfkennis en empathie genoeg om te weten dat het niet te lang moet duren (‘Een beetje bang is goed’). Ze vindt Beer snel weer terug en spreken samen af dat zoiets nooit meer zal gebeuren. Soms laat ik je even achter is terecht bekroond met een Zilveren Griffel. Op een bijzonder fantasierijke en troostrijke manier laat Remmerts de Vries de lezer/luisteraar omgaan met een van de allergrootste spookbeelden en angsten van jonge kinderen (achtergelaten worden) én van hun ouders (je kind op een onachtzaam moment uit het oog verliezen of erger nog, gewoon vergeten). Hoe kun je je beter wapenen en die verlatingsangst overwinnen dan door samen met je beer het spel te spelen van ‘even achter laten’. Een prachtboek over verlatingsangst voor kinderen en hun verzorgers. Lees het verhaal voor aan peuters en kleuters, en nog een keer en nog een keer. En laat dan de kinderen het verhaal zelf vertellen (of hun eigen verhaal) en praten over hun ervaringen met alleen zijn. De prachtige kleurige illustraties/collages (met steeds Beer prominent aanwezig) nodigen uit om de kinderen de verschillende emoties van Beer te laten ontdekken en benoemen. Omdat het verhaal vooral via de stem van het meisje verteld wordt, is het ook interessant om de kinderen in de huid van Beer te laten kruipen. Wat denkt Beer allemaal als hij daar op het bospad ligt, als het begint te regenen of als hij plotseling andere beren ziet. (JK.)
2 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Middenbouw Håkon Øvreås Bruno wordt een superheld (Querido, 2014)
Bruno wordt een superheld van de Noorse auteur Håkon Øvreås vertelt het verhaal van de kleine Bruno, van wie de opa is overleden. Omdat zijn ouders van alles moeten regelen voor de begrafenis wordt hij bij zijn tante gestald. Bruno hoeft niet te huilen en alles gaat goed, zegt hij als de volwassenen er naar vragen. Dat dat niet zo is, wordt tussen de regels duidelijk. Bruno is afwezig en hij trekt onnadenkend aan een van de wieltjes van het modelvliegtuigje van zijn vriendje Arthur tot het eraf valt. Ook de tekeningen van Ørvind Torseter laten een verdrietig jongetje zien. Als Bruno bij de hut die Arthur en hij hebben gemaakt, komt en ziet dat drie grote jongens die in elkaar trappen, weert hij zich flink, maar tegen drie jongens kan hij niet op. Nadat hij een film heeft gezien over een superheld, is er nog maar één mogelijkheid. Hij wordt ook zo’n superheld. En tot zijn grote verrassing begint het zakhorloge dat nog van opa was en dat na diens dood stil is blijven staan, weer te lopen zo gauw hij superheld Bruino wordt. Ook zit opa op een steen op hem te wachten als hij op zijn eerste nachtelijke superheldenmissie gaat. Bruino kwam dichterbij. ‘Opa? Ben jij het?’ ‘Jazeker ben ik het. Ik zit hier gewoon een beetje te genieten van deze heerlijke zomernacht.’ ‘Maar …je was toch dood?’ ‘Jazeker,’ zei opa. ‘Hoe kun je hier dan zitten?’ ‘Kijk naar jezelf,’ zei opa. ‘Lig jij niet eigenlijk te slapen?’ ‘Eh … ja,’ zei Bruino aarzelend. ‘Maar het is Bruno die ligt te slapen. Ik ben Bruino.
En het is niet alleen opa die hem te hulp schiet, ook zijn vrienden laten hem niet in de steek. Bruno wordt een superheld is een fijn (voorlees)boek met onverwachte wendingen en een onorthodoxe manier om rouw te beschrijven. Het boek staat vol tekeningen die het eigentijdse karakter van een graphic novel a la Diary of a Whimpy Kidd geven, wat veel kinderen zal aanspreken. Dit boek, dat werd bekroond als beste Noorse kinderboek en dat werd vertaald door Edward van de Vendel, is fijn om (voor) te lezen. (EK) Sylvia Vanden Heede Een afspraakje in het bos (Lannoo, 2014)
De titel is intrigerend, net als de omslagtekening van dit groot formaat prentenboek. Dat is bij de eerste aanblik: op een door groen gebladerte vliegend hert met grote witte vleugels zit een vreemd diertje met heel grote ogen en lange oren. Onderaan de pagina staan allerlei dieren met grote ogen naar hen te kijken. De eerste regel van het verhaal maakt duidelijk welk diertje het is: een vleermuis. De vleermuis heeft weer eens een afspraakje, zo blijkt uit haar gesprek met de ijsvogel. De ijsvogel is niet echt complimenteus over de vleermuis - hij noemt haar vleugels ‘kale flappen’ en ‘fladderlappen’ - en op haar keuze van dieren voor afspraakjes heeft hij ook het nodige commentaar. De vleermuis moet zich bij haar eigen soort houden, vindt de ijsvogel. Maar met een vliegend hert, ook een zoogdier, doet ze dat toch ook? De vleermuis is helemaal klaar voor haar afspraak, met wie ze blijkbaar mailtjes heeft uitgewisseld waarin het vliegend hert ‘zo grappig en zo gevat’ was. De tafel staat vol
3 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
met vegetarische hapjes en er branden maar een paar kaarsen: ‘Voor een eerste afspraak moest je vooral niet overdrijven.’ De bel gaat. De vleermuis doet open. Er staat een soort tor voor haar deur. Omdat de vleermuis een hert met vleugels verwacht, herkent ze haar afspraakje niet direct … Dit in tekst en beeld zeer humoristische verhaal, dat niet alleen over dieren en hun eigenschappen gaat, is een grote knipoog naar de romantische liefde. Die kan ook ontstaan na een misverstand, en vooral ook in het donker … De illustraties volgen het verhaal, maar voegen er vaak nog meer verhalen en allerlei humoristische elementen aan toe. Achterin staan de illustraties nogmaals klein afgedrukt, met vragen eronder van informatieve aard. (KG) Bovenbouw Sjoerd Kuyper Hotel de Grote L (Lemniscaat, 2014)
Voetbal, (denken aan) seks, een jongen die zich verkleedt als meisje om aan een missverkiezing te kunnen meedoen, humor en hilariteit: het zit allemaal in Hotel de Grote L. Maar dat is niet het enige, want er is ook ruimte voor verdriet om een overleden moeder en een in het ziekenhuis opgenomen vader, voor frustratie vanwege zussen die zich commanderend gedragen en je stem niet mee laten tellen, voor verliefdheid die maar geen verkering wil worden, en voor volwassenen die je tegenwerken als je het hotel van je vader, met de naam die nog niet af aan de gevel hangt, probeert te redden van de ondergang. De dertienjarige Kos vertelt over dit alles in de vorm van uitgetypte bandrecorderopnamen. In die verslagen is af en toe ook in cursieve letter commentaar van Isabel te lezen, het meisje waar Kos smoorverliefd op is, en aan wie hij de opnamen op een gegeven moment heeft laten horen. Isabel is degene die de opnamen vervolgens heeft opgetikt. Kos beschrijft de periode van zondag 12 mei tot en met woensdag 29 mei. Het relaas is volgens Kos ‘allemaal echt gebeurd, er is geen woord van gelogen’, ook al heeft hij in werkelijkheid aan een stuk door gelogen … Kos schrijft: ‘Als je aan fantasie kon sterven was ik al lang dood’. Dat liegen was echter voor een goede zaak, namelijk het redden van het hotel van zijn vader nadat die aan de lijn van het voetbalveld een hartaanval kreeg en geopereerd moest worden. Kos en zijn drie markante zussen staan er dan alleen voor. Alles had goed kunnen uitpakken als er niet zoveel schulden waren geweest, waardoor het hotel met sluiting wordt bedreigd. Wanneer een van de zussen van Kos aan een missverkiezing meedoet waarmee veel geld te verdienen is, maar ze net voor de eindronde afhaakt vanwege alles overweldigend liefdesverdriet, wijzen de zussen Kos als haar vervanger aan. Dat levert hilarische situaties op, waarin Kos met Isabel omgaat alsof hij zijn zus is en Isabel niet doorheeft dat ze gesprekken heeft over intieme onderwerpen met een jongen. De vorm van het dagboek zorgt ervoor dat de lezer direct wordt aangesproken en dat er spanning ontstaat door de veelheid aan verwikkelingen waarover Kos wil vertellen; hij loopt soms in zijn verslaglegging wat achter, terwijl er in de werkelijkheid al heel veel plaats heeft gevonden. Op de koudste dag van het jaar is het feest in Winteroever. Matti 4 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
ervaart dat niet als feest, want grote neef Jarno, die sinds kort bij hen inwoont, wil een siervissenwedstrijd organiseren om wat geld te verdienen voor zichzelf en voor Matti’s moeder. Dat is nodig, want Matti’s vader is ziek. Althans, hij maakt geen glas-inloodramen meer (zijn oude beroep) en lijkt bijna verlamd, praat nauwelijks en komt zijn stoel niet uit. (KG) Dirk Weber De goochelaar, de geit en ik (Querido, 2014)
De goochelaar, de geit en ik speelt zich af in Noord-Limburg in de tijd waarin de hbs nog bestond. Het is het verhaal over de strijd van de elfjarige Camiel voor zijn eigen, zelfgekozen toekomst tegen de achtergrond van de strijd om het dagelijkse bestaan en van het fenomeen van verschillende sociale klassen dat van invloed is op gedrag, gewoonten en toekomstdromen. De vader van Camiel en zijn jongere broertje is goochelaar/illusionist. Wanneer hij weg is voor optredens, wonen Camiel en Joris bij hun grootouders. Camiel helpt vaak zijn opa, die schoenmaker is. Hij mist zijn vader, ook al krijgt hij brieven van hem waarin hij uitgebreid over zijn avonturen in het theater vertelt. Camiel wil hem dingen laten zien van school en zijn commentaar horen, ook al weet hij al wat zijn vader zal gaan zeggen, want alle andere volwassenen behandelen me alsof ik geen kind meer ben. Geen kind maar ook geen volwassene, en altijd de oudste broer.
Wanneer zijn grootouders hem vertellen dat zijn vader voorlopig niet naar huis komt, omdat hij in het Huis van Bewaring zit wegens ‘verduistering’, en opa daarna begint over in de leer bij hem komen (en dus van school af gaan), stort Camiels wereld in. Zijn meester had al een brief voor de middelbare school (hbs) geschreven, en nu beslist zijn opa dat hij schoenmaker moet worden … Ondertussen gaat hij naar school, helpt hij de dierenarts én ook nog de pastoor met allerlei klusjes. Hier krijgt hij echter weinig of niets voor, terwijl hij wel geld nodig heeft om een advocaat voor zijn vader te betalen en zijn schulden af te lossen. Om aan geld te komen, begint hij te sjoemelen. Het begint ermee dat hij de facturen van zijn opa wat aanpast en het verschil zelf houdt en het eindigt ermee dat hij gids is op een smokkelroute voor meneer Martens, de handelaar van wie zijn vader veel geld geleend heeft en van wie Camiel ook geld wil lenen voor een advocaat. Na een aantal verwikkelingen en vele morele dilemma’s bij Camiel, komt er een financiële oplossing. Camiels vader komt terug naar huis en treedt weer op als goochelaar. En Camiel kan weer trots zijn op zijn vader. En er ligt een toekomst voor hem op de hbs in het verschiet. De geit uit de titel is een geit die Camiel gekregen heeft, omdat de boer van wie deze was, het dier vanwege een gebroken poot wilde laten slachten. En de geit krijgt aan het eind nog een mooie rol in de acts van Camiels vader. Andere verhalen van Dirk Weber gaan over wat het leven volgens anderen voor jou in petto heeft en hoe je dit zelf kunt beïnvloeden. Zo hoopt het weesmeisje Fien in Kies mij! (Querido, 2005) dat er iemand komt bij wie ze zich geborgen kan voelen. Die komt er, en die maakt Fien duidelijk dat er van haar gehouden wordt om wie ze is, dat ze haar
5 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
talenten en ambities mag koesteren, en dat die zeker tot iets moois kunnen leiden. Voor lezers vanaf 11 jaar. (KG) Informatief Stine Jensen Lieve Stine, weet jij het? Met tekeningen van Sverre Fredriksen (Kluitman, 2014)
Al in de achttiende eeuw had je van die boekjes met een vraag-antwoord-opbouw. Kinderlijke vraag, volwassen antwoord. Een beroemde variant daarop was Oom Jan leert zijn neefje schaken, van Albert Loon en Max Euwe. Het is een even belegen als succesvol stramien, dat nog regelmatig wordt toegepast. Een voorbeeld daarvan is Lieve Stine, weet jij het? van Stine Jensen en Sverre Fredriksen. Er hoort een website bij. De uitvoering van het boek wekt de indruk dat de vragen ooit echt gesteld zijn. En inderdaad, op de website is het mogelijk om vragen te stellen. - al komt er waarschijnlijk geen enkele per brief. Dit zijn de vragen die Stine Jensen behandelt:
De vragen zijn gedrukt in een quasi-handschrift, als brief van steeds 1 pagina. De antwoorden beslaan zo'n 4 à 6 pagina’s en zijn vlot leesbaar. (HV)
6 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Annet Huizing Hoe ik per ongeluk een boek schreef (Lemniscaat, 2014)
Dertienjarige hoofdpersoon en verteller Katinka Kapteijn wil schrijver worden en gaat naar overbuurvrouw Lidwien voor advies, want Lidwien is een bekende auteur. Elke week helpt ze Lidwien tuinieren, terwijl ze tips krijgt over schrijven. Een houvast in roerige tijden, want haar vader krijgt kennis aan ene Dirkje en die gaat al snel een belangrijke rol spelen. Al schrijvend wordt ze bovendien nieuwsgierig naar haar moeder, die overleed toen ze drie was. In een pijnlijke scène ontploft ze als een dienster Dirkje aanziet voor haar moeder, nadat eerst al (ze waren juist gezellig samen aan het winkelen) Dirkje haar een jurk aanbeval die precies leek op een jurk van haar moeder. Dirkje ruimt even het veld, maar het komt allemaal goed, dit is een verhaal met een happy end. Het zijn eigenlijk twee verhalen in één. Katinka wil schrijver worden (verhaal 1) - en slaagt daar fictief in met dit boek. En, verhaal 2, Katinka leert opnieuw leven zonder moeder, ze maakt een ontwikkeling door volgens de beste tradities van de romankunst. Zoals ook uiteengezet in verhaal 1. Dat wordt bovendien door de verteller nog eens, zogenaamd achteraf, becommentarieerd, in blauwe letters. Een kunststukje dat hier goed uitpakt. Het verhaal start met de zin Best lastig als je moeder dood is.
beschrijft dan wat doorsnee-reacties van mensen, eindig met de opvallend andere reactie van Dirkje. Dirkje was anders. Dirkje schrok niet, ze sloeg haar hand niet voor de mond, ze sloeg haar armen niet om me heen, ze kreeg geen tranen in haar ogen en ze zei niet ‘o, wat erg’. Ze zei alleen maar ‘o’ toen ik het haar vertelde. Gewoon ‘o’, met haar rode gelipstifte lippen.
En dan volgt dit in blauwe letters, net als hier: Dit stukje heb ik twaalf keer herschreven. Twaalf! En dat is heel normaal volgens Lidwien. Zelfs doorgewinterde schrijvers produceren soms maar één zin op een dag, zegt ze. Eén! En die ene zin verdwijnt dan ook nog in de prullenmand.
Vlot geschreven, leesbaar voor de gemiddelde dertienjarige - maar niet noodzakelijkerwijs het product van een schrijvende dertienjarige. Dat beetje onwaarschijnlijkheid is echter makkelijk te aanvaarden. (HV) Poëzie Bette Westera & Sylvia Weve Doodgewoon (Gottmer, 2014)
7 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Graag citeer ik de volgende samenvatting van Doodgewoon uit Lestips bij de Woutertje Pieterprijs 2015 van Lieke van Duin en Jos van Hest: ‘Doodgewoon van Bette Westera en Sylvia Weve heeft het in zich om een klassiek poëzieprentenboek over de dood te worden. Het bevat een vijftigtal gedichten over de dood vanuit allerlei invalshoeken. Van filosofische bespiegelingen hoe het zou zijn als je niet kon sterven tot nadenken over hoe het in de hemel is. Van fantaseren over het voornumaals tot reïncarnatie. Van een bermmonumentje tot een hemelbegrafenis. Van zeven dingen die je niet moet zeggen tot iemand die net zijn vader heeft verloren tot oma’s jas die naar de kringloopwinkel gaat en waar je nog gauw een briefje in stopt dat dit de jas van jouw oma was. Van herinneringen aan je kindertijd tot een koffer vol herinner-dingen. Over gevoelige onderwerpen als een miskraam (een dood geboren kind), een hospice, zelfdoding, een bijna dood-ervaring. Over begrafenisrituelen in andere tijden en culturen zoals in het epische gedicht Narayama, waarin een Japanse vrouw van zeventig jaar moet sterven om plaats te maken voor jongeren.’ In hun lesbrief valt nog veel meer te vinden: welke titels passen bij welke leeftijden om (voor) te lezen (4 voor 4+, 8 voor 6+, 13 voor 8+, 10 voor 10 +, 10 voor 12+ en 3 voor 14+). Daarnaast onderscheiden ze 16 filosofische, 9 informatieve, 17 grappige/relativerende gedichten, 18 gedichten die empathie oproepen en 4 troostgedichten, en wijzen ze op troostboeken, boeken over kinderen, jongeren, vaders en moeders die sterven, een huisdier dat sterft en op grappige gedichten over de dood maar wel met een serieuze ondertoon. Een bron die niemand moet missen! Westera en Weve werden voor dit boek in de dag- en weekbladpers en in blogs bejubeld, ontvingen de Woutertje Pieterseprijs, een Zilveren Griffel en een Vlag en Wimpel. Gaat daar de Gouden Griffel op volgen? De Griffeljury prees Westera’s gevarieerde verstechniek, haar gedurfde thematiek, haar empathie, haar ontregelende humor en haar ontwapende luchtigheid. De Penseeljury daarentegen spreekt over ‘versjes over de dood’ en over ‘teksten die vaak maar een handvat of een aanreiking vormen voor de royale illustraties die Weve voor dit boek heeft gemaakt’. Van de andere kant vindt de jury het woord illustratie te beperkt voor ‘veel van deze bladzijde vullende, pagina-overschrijdende beelden die de kracht hebben van autonome kunst en van abstracte kunst’. Bij de versregels: ‘slapen is een beetje dood zijn/ Niet meer weten dat je leeft’ spreekt de penseeljury over een ‘gedichtje’, terwijl de griffeljury moest denken aan de klassieke regels van J.C. Bloem: ‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen/ en niet slapend denk ik aan de dood’. Met dit wat laatdunkend oordeel over de poëzie van Westera als Weves inspiratiebron gaat de Penseeljury voorbij aan de congenialiteit van beide kunstenaars. Dat blijkt bijvoorbeeld uit hun verbeelding van het realistische missen in Altijd overal, van de cartooneske huistiran in Vaas, van de repeterende taal- en beeldsymboliek in Nooit meer is voor altijd, van het iconische dragen op de rug in Narayama, van het carnavaleske tikkertje in Hein of van de rituele paardenbloem in Oma Els.
8 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Dat congeniale in gedicht en beeld betrekt leerlingen eerder bij het thema dood dan de autonome en abstracte verbeelding waar de penseeljury voor koos. Elke docent in een klas krijgt wel eens te maken met de dood (van een opa, een ouder, een klasgenoot). De bundel biedt dan menig passend gedicht met beeld als start voor gesprekken over ervaringen en emoties: Raakt het gedicht de kinderen? Herkennen ze de huistiran? Wat vinden ze van Nooit meer en de kruisen? Wat van de laatste tocht van de moeder in Narayama? Zouden ze ook een briefje in oma’s jas willen stoppen of een paardenbloem meenemen voor een ritueel afscheid? Helaas heeft de Penseeljury de kans voorbij laten gaan deze bundel ook een Gouden Penseel te geven. (PM)
Vlag-en-wimpels Griffeljury Onderbouw Michelle Robinson en Kate Hindley Hoe je een wollige mammoet moet wassen -
in tien lessen (Querido, 2014)
Lekker absurde instructie over het wassen van een mammoet. De vertaling door Imme Dros is soepel, maar de gein zit ‘m in de paginagrote, zich soms zelfs over twee pagina’s uitstrekkende illustraties van Kate Hindley. (De illustratie hiernaast toont een detail.) Het zal nog wat creativiteit vereisen om een kleuter uit te leggen wat een mammoet is. Vaders en moeders kunnen zich geroepen voelen zelf even voor mammoet te spelen en zich door hun kleuter in bad te laten doen. (HV) Bette Westera & The Tjong-Khing Kietel nooit een krokodil (Gottmer, 2014)
Roverhoofdman Rimpelbaard ligt op sterven en geeft zijn zonen nog wat wijze raad: maak ieder bos onveilig, kraak broze botten, laat sporen van vernieling na, hak koningen in mootjes, draai poten uit, ‘doe wat je wil, / beroof de koningin, maar kietel nooit een krokodil’. Zijn dochtertje vraagt nog’ waarom niet?’ maar dan blaast hij al zijn laatste adem uit. De zonen … deden geen van beiden wat de rover had bevolen. Integendeel, ze lachten om hun vaders laatste wil. Ze hadden van hun leven nog geen rooie cent gestolen en wilden nu op zoek naar een geschikte krokodil.
De zonen doen vervolgens alles wat vader verbood, ze slapen uit, betalen keurig voor brood en worst, en gaan op zoek naar de krokodil. Alleen de kleine meid volgt haar vaders laatste wil op: ze steelt en rooft en bindt een molenaar vast aan de wieken van de molen. Totdat ze het geschreeuw van haar broers hoort en de twee nog net op tijd uit de bek van de krokodil weet te redden: ‘vol bloederige beten, druipend van de kikkerdril’.
9 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Een mooi tegendraads prentenboek over stereotypen en rolpatronen, geheel in de geest van het eerder bekroonde Held op sokken (ook van Westera en Tjong-Khing). De zesregelige strofen (een voor elke episode) in stoer roversjargon met een vast rijmschema (ababcc) laten zich mooi theatraal voorlezen, daar zorgt Bette Westera wel voor. De illustraties van Thé Tjong-Khing zijn soms bijna idyllische landschappen, maar wel met bloedstollende details. Een feministisch jongensboek. Leuk om met wat oudere kinderen te praten over de onverwachte wendingen (de ongehoorzame zonen die keurig betalen maar wel een krokodil gaan kietelen, de brave dochter die uit roven gaat) en rolpatronen. (JK) Middenbouw Gerda Dendooven De Wondertuin (Querido, 2014)
Dit prentenboek is een vrije bewerking van het sprookje ‘De stukgedanste schoentjes van’ de gebroeders Grimm. Gerda Dendooven heeft het thema van de stukgedanste schoentjes constant gehouden en daarnaast gekozen voor de nodige varianten. Zo heeft ze met de titelwijziging extra accent gelegd op het lustprieel waar het allemaal gebeurde. Daardoor kon ze behalve als verteller ook als illustrator veel beter met het sprookje uit de voeten. Verder heeft ze als enige vrouwelijke vervanger van de gebroeders Grimm haar kans met twee handen aangegrepen om vrij baan te maken voor het thema van de twaalf prinsessen die hunkeren van verlangen om met prinsen te dansen en te kussen tegen de seksuele blokkades in van hun vader, de koning. Dat deed ze door het verhaal in een feministisch perspectief te plaatsen. En ze heeft het sprookje afgestoft door het in onze tijd te plaatsen en door hedendaagse (bij)figuren in parlandostijl en in alledaagse taal aan het woord te laten. Ze valt met haar dozijn meiden dan ook met de deur in huis: Ik zal jullie iets vertellen. Het is echt gebeurd. Het gaat over mij en mijn zussen: Mona, Rona, Dina, Nina, Dora, Flora, Zara, Zelda, Tina, Tinka en Renée. Mona had een varkenssnuitje, Rona scheve knietjes en Dina loenste. Nina liet stinkende winden, Dora had grote voeten (schoenmaat 46!) en Flora baste als een hond. Zara had vlechten van stro, Zelda een deuk in haar neus en Tina bloosde heel snel. Tinka had een bultje op haar rug en Renée zuchtte voortdurend: ‘Oooo. Ik verveel me zoooo …’ (Bij)figuren laat ze dit over hen zeggen: ‘Twaalf, dat is een voetbalploeg met reservespeler,’ zei de tuinman. ‘Da ’s bijna een klasje vol,’ kraste juffrouw Tang. ‘Da’ s veel,’ mompelde dokter Lombok, ‘want een mens heeft maar twee handen.’ Maar vader dacht: twee handen is meer dan één. Dus ging hij elke ochtend met twee van zijn dochters uit wandelen. Aan elke hand één. Vijf kilometer per dag. Zes dagen in de week. Behalve op zondag.
10 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Deze presentatie in parlandostijl gaat samen met schetsen in haar schetsboek, terwijl we zien hoe ze aan haar werktafel bezig is. Zo betrekt ze ons bij de start van haar sprookje. Dat de vader zielsveel houdt van zijn kroost staat wel vast, maar door elk avond af te tellen of ze er nog allemaal zijn, houdt hij de regie wél heel krampachtig in handen. Of in de woorden van Dendooven: Als zijn oogappels zouden trouwen, zou hij wel beslissen met wie, en wanneer en hoe laat en waar. Hij wilde zelfs onze trouwjurk kiezen.
Het laat zich raden dat de prinsessen daar heel anders over denken. Ze gaan zich vervelen, zien geen heil meer in dansles zonder uitzicht op een kerel, bink of bonk die hen na het dansen ‘meeneemt op zijn witte paard.’ Ze vinden een route die hen naar de wondertuin en het danspaleis voert, maar daarvoor moeten ze eerst aan de overkant van de vijver zien te komen. Op onderstaande prent roeien prinsen hen in bootjes naar de overkant, dansen ze samen, hangen er lampioenen in de bomen, stappen pauwen tussen de struiken en wiegt een beschilderde olifant op de muziek heen en weer. Overigens moet deze prent verwisseld worden met de prent die vier pagina’s eerder is afgedrukt, willen tekst en beeld parallel lopen. Elk nachtelijk bezoek aan dit lustprieel mondt uit in stuk gedanste schoentjes. De koning laat nieuwe kopen, treft strenge maatregelen die zijn land doen huiveren, maar het eind van het liedje is toch dat zijn dochters toestemming krijgen om hun eigen keuzes te kunnen maken. Hoe dat allemaal gaat in dit prachtige prentenboek blijft een verrassing. Voor kijkers en lezers vanaf acht jaar. (PM) Bovenbouw Rebecca Stevens Valentine Joe (Moon, 2014)
Als opa Brian, op weg notabene naar het graf van zijn oom George in Ieper, in de trein zit te snurken, schaamt zijn veertienjarige kleindochter Rose zich zo zeer dat ze andere passagiers in de trein er in haar fantasie voor laat boeten. Een vrouw, druk bezig op haar laptop, ontneemt ze haar prachtig appartement met uitzicht op een rivier, omdat ze veel liever cavia’s zou fokken op het platteland. En de man tegenover haar met zijn rode gezicht zou volgens haar zo hard met een fietspomp zijn opgepompt dat hij niet meer weet dat zijn dochter een tongpiercing heeft laten zetten en zijn zoon een slang koestert in een schoenendoos onder zijn bed.
11 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Rose put meestal met succes uit haar rijke fantasie, maar haar verdriet over de dood van haar vader, bijna een jaar geleden, weet ze er niet mee te stelpen. Dat geldt al net zo voor haar moeder. Samen vormen ze de twee afzonderlijke luchtbellen waar haar moeder en zij zelf in zaten en in wegdreven.
Toen ze besloot om met opa mee te gaan naar het graf van zijn oom, wilde ze zo ook de dood van haar vader die opa’s zoon was, samen delen. Zelf is ze haar dode vader blijven sms-en, zoals ze ook doet vanuit hun hotel in Ieper: DE STAD IS VREEMD OUD. MAAR NIET ECHT OUD. ZAL FOTO STUREN X . Intussen is een Duitse jongen door haar toedoen tegen haar op gefietst en een foxterriër kwispelend achter haar aan komen lopen. Bij hun bezoek aan Essex Farm Cemetery, daags voor Valentijnsdag, maken de rijen oorlogsgraven, de Eerstehulpposten, het graf van Oom George en vooral het graf van de vijftienjarige Valentine Joe Strudwick, die op 14 januari 1916 is gesneuveld, een verpletterende en tegelijk helende indruk. Maar als Rose na de Last Post-ceremonie aan de Menenpoort nog even de stad in gaat, komt ze voor het eerst midden in de parallelwereld van dood en verderf in de Grote Oorlog terecht. Rose weet zich met haar grenzeloze fantasie en haar empathisch vermogen zo in te leven in wat zich nog steeds roert onder de bestrating van de oude stad dat ze ooggetuige wordt van al het gruwelijks dat die oorlog in en rond Ieper teweeg heeft gebracht. In het ene hoofdstuk zijn dat de bombardementen en de granaatbeschietingen op de stad, in een ander de gifgasaanvallen in de loopgraven, in weer een ander hoofdstuk de paniek en de vlucht van de lokale bewoners uit de stad en nog een ander laat zien hoe een bevelhebbende met het pistool in de hand jonge Engelse soldaten de loopgraven uit joeg voor een bestorming boven het maaiveld met enkel de bajonet als verweer tegen het massieve geweld van granaten, kanonnen en geweren. Ook ziet ze met eigen ogen dat het kerkhof dat ze met opa bezocht, in 1916 nog geen nette rijen grafstenen had maar enkel een paar goedkope houten kruisen (…) en bulten aarde, die verse graven markeerden.
Behalve met zulke oorlogslittekens krijgt ze contact met de soldaten zelf in hun loopgraven of hulpverleningsbedden. Zelfs raakt ze verliefd op Joe, maar ze weet hem niet te overtuigen zich af te laten keuren, want hij wil koste wat kost bij zijn kameraden blijven. Wat ze wel doen, is elkaar een gedenkteken achterlaten. Rose brengt Joe voor zijn laatste veldslag de verloren geluksmunt terug. En hij laat op zijn beurt in een holletje van de stadswal een uit hout gesneden hart achter met de woorden VOOR MIJN ROSE VAN JOUW VALENTINE. Zulke rituelen passen volop bij een jeugdroman. Dat hart weet de jonge Duitser die in het eerste hoofdstuk tegen haar op was gefietst, voor haar uit het holletje te halen. In zijn familie is een soldaat aan het einde van de oorlog nog om het leven gekomen. Daardoor zijn de zussen die zijn graf kwamen 12 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
verzorgen, getrouwd en wel in de streek van Ieper gaan wonen. En de foxterriër die toen al voor haar kwispelde doet dat nu in zijn zoveelste hondenleven nog steeds. Hij mag oversteken naar Engeland, wanneer de asielpapieren zijn vrij gegeven. Rebecca Stevens is erin geslaagd om het leed van een familie te helen en de pijn van drie generaties over de grenzen heen te overstijgen, om de kameraadschap van jonge soldaten en een romance voor het leven literair leven in te blazen, om een jong meisje met een rijke fantasie twee werelden op te laten roepen en om met feit en fictie een historische jeugdroman aan de Grote Oorlog toe te voegen. (PM) David Almond De jongen die met piranha’s zwom (Querido, 2014)
Stan Potts beschouwt zichzelf als een doodgewone jongen met doodgewone wensen, dat wil zeggen: doodgewoon wonen bij doodgewone mensen in een doodgewoon huis en doodgewoon weer de kleine Stanley Potts zijn (p. 94).
Hij schreeuwt deze woorden uit wanneer hij zich in een rondreizend kermisgezelschap bevindt en de meest vreemde opdrachten moet uitvoeren. Hij is hier beland toen hij wegliep bij zijn oom en tante, bij wie hij opgroeide nadat zijn vader een vreselijk ongeluk kreeg en zijn moeder stierf aan een gebroken hart. Zijn oom had namelijk het onzalige plan opgevat om in hun huis een fabriek te beginnen in vis in blik. En Stans oom had ook nog eens bijna alle goudvisjes die Stan op de kermis had gewonnen en verdiend, ingeblikt. Of het leven op de kermis beter is, is de vraag, want de grote Pancho Pirelli heeft voor Stan een bijzondere toekomst in gedachten als zwemmer in een aquarium vol piranha’s. ‘Niet de piranha is je vijand’, zegt Pirelli tegen hem, ‘Angst is je vijand’ (p. 139). Almond schreef eerder verhalen over ogenschijnlijk gewone hoofdpersonen, die tot bijzondere dingen in staat blijken te zijn, zoals in De schaduw van Skellig (1999). In De jongen die met piranha’s zwom staat de behoefte van Stan aan geborgenheid centraal en tevens de noodzaak om op te groeien en dapper de wereld om je heen te verkennen, op zoek naar je talenten, je lot, of hoe je het ook wil noemen. Het bijzondere aan dit verhaal is de luchtige toon waarop het geschreven is en de humor, waarbij de vismetaforen een belangrijke rol spelen, ondanks de tragiek die het verhaal heeft. Ook opvallend zijn de interventies van de auteur: hij spreekt de lezer een aantal keren direct aan om duidelijk te maken dat hij een verhaal vertelt dat ook andere wendingen had kunnen krijgen. Aan het eind laat hij lezer zelf nadenken over het verdere verloop van Stans leven. Voor lezers vanaf 9 jaar. (KG) Sjoerd Kuyper De duik (Lemniscaat, 2014)
Sjoerd Kuyper moet vaak op het terras van De Gouverneur in Willemstad hebben gezeten. Hij beschrijft namelijk al op de eerste bladzijde van De duik nauwgezet de geluiden, de geuren en vooral ook het uitzicht op de huizen van de Handelskade, op de Annabaai, het zeegat en op de pontjesbrug die centraal staat in het verhaal. Hij doet dat
13 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
zo minutieus dat je op basis van zijn beschrijving een kaart zou kunnen tekenen. Dat hoeft niet meer, want illustratrice Sanne te Loo heeft dat al prachtig en heel precies gedaan op twee uitklapbare pagina’s. De duik is het verhaal van de jongen Roly en het meisje Mila, die al van kleins af aan met elkaar optrekken. Roly is de zoon van de brugwachter van de pontjesbrug en een Nederlandse moeder. Maar het is ook het verhaal van de voorouders van Roly en Mila en de belangrijkste historische gebeurtenissen van Curaçao. Daar gebruikt Kuyper een list voor. De pontjesbrug (zo wordt de pontonbrug genoemd) heeft namelijk een geheim. Als je bij nieuwe maan onder de brug doorzwemt, kom je in het verleden terecht; afhankelijk van de plaats waar je duikt in een andere periode. Aan het begin van het verhaal hoort Roly van zijn moeder dat ze teruggaan naar Nederland. Zijn vader is namelijk verdwenen, volgens zijn moeder (zo zijn zwarte mannen, denkt ze) is hij er met een andere vrouw vandoor. Maar Roly weet wel beter, omdat hij al een aantal keren met zijn vader in het verleden is geweest. Het verleden van Curaçao wel te verstaan. Zo lezen we dat bij de afschaffing van de slavernij in 1863 niet de slaven geld kregen van de Nederlandse regering, maar de slavenhouders omdat ze hun ‘personeel’ kwijtraakten. We zijn getuige van de opening van de pontjesbrug in 1888 en raken verzeild in het begin van de eerste Wereldoorlog, toen een Nederlands marineschip op de terugweg van Curaçao getorpedeerd zou worden door de Duitsers. Een van de matrozen was Michiel Langeree, die stapel verliefd was geworden op barmeisje Edsilia (Silie in zijn brieven). Langeree was de overgrootvader van Roly en zijn vader moest nog een keer het verleden in om met terugwerkende kracht de matroos Langeree tegen te houden. Van die duik is hij niet teruggekomen, en nu moet Mila (Roly zit immers al in Nederland) hem terug gaan halen. Een mooi en geestig boek, dat heel goed te gebruiken is in een aardrijkskundeles over de Nederlandse Antillen en de geschiedenis daarvan: het klimaat, de baaien, de pontjesbrug, de handelsschepen, de cruiseschepen, flamingo’s, schildpadden en kolibries. Maar op het eerste oog ook een grillig boek, omdat Sjoerd Kuyper heel verschillende schrijfstijlen in dit ene boek stopt: er staan gedichten in, dagboekfragmenten, brieven, een opstel van Roly (met commentaar in de marge), toneelstukjes en regieaanwijzingen voor scènes. De blauwe letters in een soort handschrift zullen overigens niet plezierig lezen voor kinderen met leesproblemen. Sanne te Loo varieert in haar illustraties tussen paginagrote schilderijen, verfijnde tekeningen van bootjes, benen en mensen, silhouetten, potloodtekeningen en een stripverhaal (over Mila die de vader van Roly terugvindt). En vaak met een heel verrassend perspectief. (JK)
14 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Informatief Sylvia Vanden Heede en Inge Bergh Hond weet alles en Wolf niets (Lannoo, 2014)
Sylvia Vanden Heede is vooral bekend van haar verhalen over Vos en Haas, maar sinds 2009 is er ook het duo Hond en Wolf. In beide series heeft Vanden Heede rekening gehouden met de leesvaardigheid van beginnende en iets gevorderde lezers door gebruikmaking van korte zinnen die steeds op één regel zijn afgedrukt. Verder is er sprake van veel dialoog, van rijm en van talige spelletjes en grapjes, die bij jonge lezers zeker in de smaak zullen vallen. Hoewel Hond en Wolf neven van elkaar zijn, verschillen ze als dag en nacht. Hond is tam en wijs, Wolf is wild, sluw en snel boos. Wolf is ook gemakkelijk voor de gek te houden, want hij neemt woorden of uitdrukkingen vaak letterlijk en hij kan niet lezen. Hond weet veel, onder meer omdat hij kennis uit boeken heeft opgedaan. Hond lijkt geen held te zijn, maar sinds hij Kat uit het bos van Wolf heeft verjaagd, is hij in de achting van Wolf gestegen, want Wolf is erg bang voor Kat. In Hond weet alles en Wolf niets laat Vanden Heede vier afzonderlijk te lezen verhalen op ingenieuze wijze in elkaar doorlopen. In alle verhalen speelt techniek een belangrijke rol. In ‘Mummies en skeletten’ leidt de vondst door Wolf van een bot van een koe via het misverstand bij Wolf dat een mummie bloed drinkt, tot een spannende episode waarin Wolf het plan heeft opgevat om van Kat een mummie te maken. In het verhaal erna, ‘Robots, ridders en piraten’, wil Wolf dat Hond zijn troep opruimt, maar Hond blaft boos dat hij zijn slaaf, meid of robot niet is. Wolf denkt ‘bot’ te horen, maar krijgt een lesje van Hond in wat robots zijn en wat ze allemaal kunnen. Wolf denkt op zijn beurt slim te zijn door een boek over robots te lezen en aan Hond te vragen hem te overhoren. Hij heeft echter robots verward met ridders, omdat hij niet kan lezen (en ook de plaatjes niet goed heeft geïnterpreteerd). Nadat Hond Wolf voor de gek heeft gehouden met een zelfgemaakte schatkaart en voor straf moet gaan graven, komen we als vanzelf uit bij ‘Dino’s en draken’, waarin Hond een bot van een dinosaurus vindt en het verschil tussen de echt bestaande dinosauriërs en de fictieve draken duidelijk wordt gemaakt. Na het graven valt Hond in een diepe slaap. Wakker geworden waant hij zich op de maan, wat het begin is van het laatste verhaal: ‘Raketten en de maan’. Dat Hond steeds degene is geweest met de juiste kennis, doet Wolf vaak verdriet, tot hem te binnen schiet dat hij toch wel degelijk iets belangrijks weet: “Hond is mijn neef / Zo lang als ik leef / Geen uur, geen dag, geen week / Laat hij mij in de steek”. Naast de verhalen is in iets kleinere letter informatie afgedrukt over de hoofdonderwerpen uit de verhalen. Verder wordt de tekst regelmatig onderbroken door een ‘Watje’ of een ‘Doetje’: een ‘Watje’ is een quizvraag met drie antwoorden waaruit je moet kiezen (de antwoorden staan achter in het boek) en een ‘Doetje’ is een knutseltip. Bij de gekleurde tekeningen van Marije Tolman is vaak ook nog een zin ter informatie opgenomen. Dit boek is al met al een knappe symbiose van verhaal en informatie; Hond geeft Wolf informatie, iets wat een terugkerend element is in hun relatie, en tegelijkertijd leert de lezer er iets bij. De verhalen in Hond weet alles en Wolf niets zijn voor te lezen vanaf 5 jaar en zelf te lezen vanaf 7 jaar. De informatieve gedeelten vergen een iets hogere leesvaardigheid (KG)
15 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Zilveren Penselen Onderbouw Annemarie van Haeringen Sneeuwwitje breit een monster (Leopold, 2014)
Sneeuwwitje is geen beeldschoon meisje met gitzwarte haren en bloedrode lippen, maar een sneeuwwit geitje dat geitenwollen sokken breit. Maar vandaag even niet, ze breit (zeven) geitjes, totdat ze uitgedaagd wordt door mevrouw Schaap. Die vindt schapenwol veel beter en beweert ook nog dat ze veel beter kan breien. Sneeuwwitje breit een wolf die achter de geitjes aangaat, maar op de volgende plaat het schaap verslindt. Vervolgens breit ze een tijger die de wolf opeet (en voor de kast gaat liggen waar Sneeuwwitje zich verstopt heeft), een groot monster dat de wolf opeet en dan haalt Sneeuwwitje razendsnel al het breiwerk weer uit. Mevrouw Schaap is gered en prijst de breikunst van Sneeuwwitje. Even geen avonturen meer, Sneeuwwitje breit een mals grasveldje. Althans dat zegt ze; de tekening suggereert een volgend gruwelijk avontuur. Tot zover het verhaal. Deze Sneeuwwitje creëert haar eigen variant op de Wolf en de zeven geitjes. Anders dan in het sprookje creëert ze zelf de levensbedreigende situatie die ontstaat, maar net als in het sprookje verzint ze een list. Geen schaar, naald en draad deze keer om je bloedeigen kinderen uit de buik van de wolf te bevrijden, Sneeuwwitje haalt haar breiwerk uit. De illustraties van Annemarie van Haeringen vullen de ruimte: een groot sneeuwlandschap met huisje en geit, een pagina vol dartelende geitjes, een prachtige mevrouw Schaap waar de arrogantie van afspat, een paginavullende angstaanjagende wolf en tijger en tenslotte het levensgrote gevaarlijke Monster. En het verslinden is ook duidelijk te zien. De zeven geitjes kijken door het raam mee naar deze moordpartijen. Annemarie van Haeringen kreeg een Zilveren Penseel voor deze geschilderde, gebreide en bloeddorstige dierenwereld in kleuren die herinneren aan het sprookje van Sneeuwwitje: veel wit, zwart en rood. De illustraties vinden jonge kinderen ongetwijfeld heerlijk om bij te griezelen (liefst op schoot of dicht bij juf). Er zullen genoeg kinderen zijn die al bij het zien van het monster willen gaan bladeren. Maar ik vraag me af wat ze van het verhaal vinden en of ze de tekst kunnen volgen. Het technisch brei-jargon (averecht, van de pen afglijden, afhechten, uithalen) zal de meeste kinderen niet vertrouwd zijn. En het spelen met volwassen idioom en gezegden (geitenwollen sokken, de draad kwijtraken, steken laten vallen, broddelwerk), is wel geestig gevonden, maar ook wat gekunsteld; de humor ervan zal jonge kinderen ontgaan. Het spel met de intertekstualiteit zullen jonge kinderen (die de oorspronkelijk sprookjes nog maar net kennen) niet begrijpen of niet waarderen. Eerlijk gezegd begreep ik niet eens welk spel met intertekstualiteit hier precies gespeeld wordt. Lekker griezelen dan maar met de peuters en kleuters in de groep. Of misschien toch maar (eerst) gewoon De wolf en de zeven geitjes voorlezen. En als je voor oudere kinderen een mooi verhaal mocht zoeken waarin breimetaforen gebruikt worden, dan is er nog het ontroerende Moedertje Brei van Uri Orlev in de vertaling van Judith Herzberg (zie hoofdstuk 21 van Verborgen Talenten). (JK)
16 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Alice Hoogstad Monsterboek(Lemniscaat, 2014)
Een mooie kleurplaat voor kinderen die heel veel van kleuren houden. Dat is de eerste gedachte als je het Monsterboek van Alice Hoogstad openslaat. Je ziet namelijk een grote zwart-wit plaat van een dichtbebouwde stad met allerlei soorten huizen en een groot aantal bewoners. Je ziet onder meer een politieagent, een moeder met een kinderwagen, een man die een auto aan het wassen is, een poetsvrouw, een fietser en een schilder. Op straat trekt een meisje met een krijtje een prachtige rode streep, die eindigt in een hartje op een muur. Op de volgende pagina verschuift het beeld: de rode streep is inmiddels de lijn van een losgebroken hond, en het meisje is midden op straat een draak aan het tekenen. Die komt tot leven en de kijker krijgt al een vermoeden wat er met de dinosaurus in wording gebeurt. Geleidelijk aan vult het witte stadje zich met kleurrijke monsters die steeds groter worden en die ook de smaak te pakken krijgen: de muren, de daken, de deuren en de stoepen worden allemaal ingekleurd. En hoe! Elke stoeptegel, steen en dakpan krijgt een eigen kleur. Kennelijk zijn de bewoners niet zo gecharmeerd van die verkleuring van hun stad, want even later komen ze met emmer, afwaskwast of tuinslang hun huizen uit. Onder het toeziend oog van de agent wordt het meisje (met haar vriendje) aan het schoonmaken gezet. Een enorme plensbui schiet te hulp. De stad is weer wit. Bijna tenminste: in een klein hoekje, waar meisje en monsters zich verschanst hebben, zijn ze zo te zien weer begonnen de eerste muren een leuk kleurtje te geven. Tekst is er niet bij dit boek. Maar tekstloze prentenboeken zijn heel geschikt om te werken aan de productieve taalontwikkeling van kinderen. Laat de kinderen kijken en benoemen wat ze zien (dat is nogal wat) en dan het verhaal vertellen. Of laat ze een van de personages kiezen (het jongetje op de step bijvoorbeeld) en daarover het verhaal vertellen. Een andere leuke verwerkingsvorm: ga met de groep een mooi eigen monsterboek maken. (JK)
Zilveren Paletten Onderbouw Lemony Snicket & Jon Klassen Het donker (Gottmer, 2014)
Onze kleinzoon van twee verstopt zich graag in een kluisje in de kleedkamer van het zwembad. Ik moet dan het deurtje dichtmaken. Echt bang in het donker lijkt hij niet te zijn. Alhoewel, af en toe duwt hij even de deur op een kiertje, misschien is hij zijn angst aan het bezweren. Veel jonge kinderen zijn namelijk (een tijdlang) bang voor het donker. Met dat gegeven spelen Snicket en Klassen een prachtig spel in Het donker. Dat doen ze door het donker te personifiëren: het donker woont in hetzelfde huis als Laszlo die bang is voor het
17 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
donker. Het verstopt zich in kasten, achter gordijnen, maar meestal houdt het zich schuil in een hoek van de kelder waar ook een oud ladekastje staat. En ’s nachts gaat het naar buiten. En in de illustraties van Klassen kruipt het onder kieren uit en sluipt het door het huis. Er is trouwens meer angstaanjagends in het huis: een dak kraakt, gladde, koude ramen en een heleboel trappen. Laszlo gaat elke morgen even naar het donker kijken (‘Hoi donker’), dan laat het hem misschien met rust. Dat blijkt niet zo te zijn, het donker roept hem op een nacht (met krakende stem), net als het lampje in zijn kamer het begeeft. Laszlo gaat zoeken op alle donkere plekken in huis, tot hij, uiteindelijk, in de kelder gewezen wordt op de onderste la van een ladekastje. Daar vindt Laszlo een lampje. Die neemt hij mee naar zijn donkere kamertje, dat nu niet meer donker is. De volgende ochtend reageert het donker niet op zijn roepen, maar Laszlo ziet wel dat de onderste la van het kastje openstaat. Het spel met licht en vooral donker wordt prachtig geïllustreerd door Jon Klassen die pikzwarte donkere ruimtes weet te creëren te midden van heel veel dat lijkt te kraken en te piepen, en bundels geel/bruin licht die de duisternis nog eens extra accent geven. Een prachtig bezweringsboekje dat je vooral op klaarlichte dag voor moet lezen. Om vervolgens met de kinderen bezweringsrituelen te bedenken om het monster van het donker te verjagen. (JK) Bovenbouw Toon Tellegen en Marc Boutavant Is er dan niemand boos? (Querido, 2014)
De verhalen uit Is er dan niemand boos? van Toon Tellegen maakten deel uit van een bundel met dezelfde titel die in 2002 verscheen. Marc Boutavant illustreerde twaalf verhalen opnieuw en dat heeft geleid tot een wonderschoon boek dat terecht werd bekroond met een zilveren palet. De verhalen van Toon Tellegen worden te pas en te onpas voorgelezen. Als opening van vergaderingen, bij bruiloften en partijen. En op school. Er is er altijd wel eentje die past bij een thema dat op enig moment aan de orde is. De verhalen uit de dikke en spaarzaam geïllustreerde bundels van Tellegen (zoals Langzaam, zo snel als zij konden of Misschien wisten zij alles) lenen zich er in de bovenbouw van het basisonderwijs in de meeste gevallen niet zo erg voor om sec te worden voorgelezen. Ze blijven dan te veel in de lucht hangen. Tot leven komen ze pas in gesprek met de leerlingen. Maar omdat het om filosofisch getinte verhalen gaat, is het voor leerkrachten niet altijd eenvoudig de juiste ingangen te vinden voor zo’n gesprek. De illustraties in deze bundel zullen daar een belangrijke hulp bij zijn. Het is niet alleen dat ze een gezicht geven aan onbekende dieren als klipdassen en aardvarkens, ze weten ook steeds prachtig de essentie van de verhalen te verbeelden. Daarnaast is het zo dat deze bundel –anders dan de beide eerder genoemde- een duidelijk thema heeft: boos zijn. Dat geeft houvast bij het (voor)lezen en naar aanleiding van het thema zullen als vanzelf gesprekken ontstaan: soms ben je boos op dingen waar je niets aan kunt veranderen. Ben je wel eens boos op jezelf omdat je iets doet waarvan je weet dat je het beter niet kunt doen? Sommige kinderen worden sneller boos dan andere. Hoe kun je er eigenlijk voor zorgen dat je boos wordt als je daar niet zo goed in
18 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
bent? Op welke manier kun je boosheid laten verdwijnen. Kortom, een prachtig boek om in de klas te gebruiken. ‘Ik ben heel boos,’ zei de tor, op een avond in de winter. ‘Maar ik ben nog veel bozer,’ zei de aardworm. Ze zaten naast elkaar in de schemering, onder de rozenstruik. ‘O nee,’ zei de tor, ‘Daar is geen sprake van.’ ‘O nee?’ riep de aardworm. ‘Nee!’ riep de tor. Ze sprongen overeind en werden nog veel bozer. Hun hoofden en hun schouders werden rood van woede en algauw stonden er dieren om hen heen die hen met verbazing bekeken. ‘Wat zijn díé boos …’ zeiden ze.
(EK)
Vlag-en-wimpels Penseeljury Middenbouw Adrienne Barman Vreemde vogels, bizarre beesten (Querido, 2014)
Een fijn idee was het: een boek vol beesten, gerangschikt op gemeenschappelijke eigenschappen. Zo krijg je hoofdstukken als ‘De architecten’ (republikein- en tavetawevers, bevers, weefmieren, prairiehonden, spin, oeverzwaluwen, termieten, rosse ovenvogels), ‘De bosbewoners’ (ree, neushoornkever, kruisboomkikker, indri, gewone tuinslakken, rode eekhoorn, slanke lori, smaragdvaraan, relmuis, sabeldier, witgevlekte glaskikker, vliegend hert, Indische tapir, houtsnip en meer), ‘De fabelachtigen’, ‘De allerkleinsten’, ‘De gladiatoren’ en zo nog 36 hoofdstukjes. Mooi uitgevoerd in harde band en leeslint met achterin een register van dierennamen. Helaas is er wel iets op aan te merken: dieren zijn samengevoegd op pagina’s die elkaar in werkelijkheid nooit tegenkomen (bijvoorbeeld de capibara en de gorilla op p. 65), en ze zijn getekend op een licht karikaturale manier, met strip-ogen, zodat de lezer nog niet weet hoe ze er in werkelijkheid uitzien. Als naslagboek heb je er niets aan. Op de titelpagina staat trots ‘vertaald door Bibi Dumon Tak’. Die hoefde echter niets anders te doen dan de dierennamen te vertalen en fungeert zo vooral als verkoopbevorderaar. Het idee was fijn, de uitwerking niet. Dit was een misgreep van de Penseeljury. (HV) Cruschiform In volle vaart (Rubinstein, 2014)
In volle vaart is een groot formaat non-fictie prentenboek, met op de rechter pagina afbeeldingen van onder meer mensen, dieren, voertuigen en natuurverschijnselen, en op de linker pagina informatie over de snelheid per uur die wordt afgelegd. Verrassend aan dit boek is vooral hoe auteur en illustrator Cruchiform (Marie Laure Cruschi) dat alles ordent. Zij plaatst niet soort bij soort ( geen vogels bij vogels, vissen bij vissen), maar kiest er voor om op één plaat dieren, mensen en voertuigen bijeen te brengen al naargelang ze zich even snel of even langzaam voortbewegen. Bijvoorbeeld de spin, de kleine graafmachine en de wandelaar omdat ze 3 kilometer per uur halen. Het sportvliegtuig, de skiër en de tennisbal omdat ze gemiddeld 250 kilometer per uur
19 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
maken. En het zeepaardje en de reuzenschildpad (300 meter per uur) als de traagste en de vallende ster (100.000 km/u) als de snelste. De titel, de focus en de vorm die voor de afbeeldingen is gekozen, doet sterk denken aan het Russische constructivisme van met name Lissitzky die getallen verbindt met objecten en sporters in volle vaart in beeld brengt. Het al maar stroomlijnen van voertuigen die steeds hogere topsnelheden weten te bereiken krijgt in dit boek dan ook de meeste aandacht. Achterin staat een verklarende woordenlijst met meer, vooral ook historische informatie over alle afgebeelde diersoorten, voertuigen, objecten en menselijke manieren om de vaart erin te houden. Dit meten is weten-boek past het beste bij een vak als rekenen dat afstand, tempo en tijdsduur bij deze groepen het meest precies met elkaar kan vergelijken. Een docent kan bijvoorbeeld kiezen voor makkelijke opzoekvragen: Wie is sneller, een slechtvalk of een sportvliegtuig? Hoeveel sneller is een bromfiets dan een kameel? Of voor wat moeilijkere: Zijn er nog snellere raketten dan het ruimteschip dat hier genoemd wordt (40.000 km per uur)? Bij de echte rekenvragen gaat het vooral om varianten van opgaven waarbij twee gegevens bekend zijn, en het derde, onbekende gegeven nog berekend moet worden. Dat zijn bijvoorbeeld vragen als: Een hogesnelheidstrein en een helikopter vertrekken tegelijkertijd van Amsterdam naar Parijs. Wat is het tijdsverschil bij aankomst? Of een hagedis, een spin, een haas en een luipaard houden een wedstrijd hardlopen over 1 km. Hoe lang moet de scheidsrechter bij de finish blijven staan om de aankomsttijd van alle vier te kunnen meten? Bij rekenen in groepjes zijn herordeningsvragen waarschijnlijk speelser, wanneer leerlingen alle objecten op de platen in een nieuwe ordening mogen neerzetten. Bijvoorbeeld zet alle dieren op een pagina bij elkaar met als maat van langzaam naar snel (van zeepaardje naar slechtvalk). Of doe dat apart voor elke diersoort of voor voertuigen. Of neem eens een landkaart (van Europa bijvoorbeeld) en plaats alle dieren en/of voertuigen op een uur gaans van de Arc de Triomphe in Parijs (het zeepaardje is dan op de Champs-Élysées, de olifant in Versailles, het verkenningsvliegtuig in Moskou). Ten slotte, leerlingen in de midden- en bovenbouw kunnen denk- en redeneervragen voorgelegd krijgen. Bijvoorbeeld: waarom komen er op de laatste zeven pagina’s geen dieren en mensen meer voor? Hoe zijn er nog snelheden te verbeteren? Kan de mens nog wat leren van natuurverschijnselen zoals een vallende ster? (PM) Bovenbouw Bette Westera& Sylvia Weve Doodgewoon (Gottmer, 2014)
Zie p. 7-9. Samenstellers titellijst: Karen Ghonem-Woets (KG), Erna van der Koeven (EK), Jeanne Kurvers (JK), Piet Mooren (PM) en Herman Verschuren (HV).
20 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
Bekroningen door de Kinderjury Kinderen houden van serieboeken, dat wordt in de bekroningen van de Kinderjury ook dit jaar weer duidelijk zichtbaar. Het lijkt erop dat over Coco (Niki Smit) een aparte 100%-reeks gaat ontstaan; dit is alweer het tweede deel over de modeblogster. Net als vorig jaar valt ze ook nu in de prijzen. Eerdere delen van de drie andere series (Geronimo Stilton, Superjuffie en Leven van een Loser) werden vorig jaar getipt en dit jaar bekroond. Fijn aan de website van de Kinderjury is dat ieder eerste hoofdstuk van de boeken van de tiplijst digitaal beschikbaar is. In de klas kunnen deze hoofdstukken worden voorgelezen (liefst uit het echte boek natuurlijk) en tegelijk op het digibord worden geprojecteerd. Zo kunnen kinderen beslissen of een boek ze aanspreekt en of ze verder willen lezen. Middenbouw Bekroond door de Kinderjury Geronimo Stilton Fantasia IX. De fenomenale reis. Geïllustreerd door Danilo Barozzi (De Wakkere Muis, 2014)
Waar de wakkere muis vorig jaar de feeënkoningin behoedde voor veroudering en daarmee Fantasia redde, gaat superleesbevorderaar Stilton ditmaal op zoek naar zeven magische voorwerpen. Fantasia IX is een goudkleurig mega jubileumboek met extra veel effecten. Geronimo is namelijk tien jaar schrijver. Het begin van zijn zoektocht gaat zoals altijd gepaard met de hem kenmerkende tegenzin, maar uiteindelijk komt het allemaal toch goed. De Stilton-boeken hebben veel te bieden. Behalve dat dezelfde personages en dezelfde plekken terugkeren, is er ook sprake van herhaalde frasen: ‘Mijn naam is Stilton, Geronimo Stilton’. Het taalgebruik gaat voorbij aan alle AVI-eisen met woorden als ‘supersonisch, mega-magisch, fenomenaal’. Bovendien zijn er aan de muizenwereld aangepaste uitdrukkingen: ‘Ja, ik ben het, van staart tot snuit’. En passant maken kinderen zich ook nog culturele begrippen eigen. In dit deel leren ze bijvoorbeeld wat een Fenix is. Hoeveel creatieve leerkrachten zouden er zijn die taal- en wereldoriëntatielessen bij de Stilton-boeken bedenken? (EK) Pluim van de Senaat Janneke Schotveld. Superjuffie in de soep (Van Holkema & Warendorf, 2014)
In het vorige Superjuffie-boek redde Superjuffie olifanten in Afrika. In dit boek bekommert ze zich om dieren die het moeilijk hebben vanwege de plasticsoep in zee.
21 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
De boeken van Schotveld zijn een schot in de roos. Ze komen tegemoet aan de dierenliefde van veel kinderen, ze besteden aandacht aan het milieu en het schoolperspectief is herkenbaar en veilig. Bovendien zijn ze zijn spannend doordat de ideeën van Superjuffie en het schoolhoofd niet matchen én doordat precies de juiste dosis magie is toegevoegd. Een geweldig recept voor een aantrekkelijke serie die ook nog eens heel mooi past bij de lessen natuur in basisschoolklassen. (EK) Bovenbouw Bekroond door de Kinderjury Jeff Kinney Het leven van een loser: Gedumpt. (De Fontein, 2014)
Bram Botermans’ vriend Theo heeft een vriendinnetje. Volgens zijn moeder is het heel gewoon dat vriendschappen komen en gaan, maar Bram vindt er niets aan zonder Theo. Of eigenlijk zonder dat Theo de hete kolen voor hem uit het vuur kan halen. De zoektocht naar een Theo-vervanger levert helaas niet veel op en ook verder lopen de dingen niet op rolletjes, dus probeert Bram in dit negende deel uit de loser-serie het lot te beïnvloeden. In de loser-boeken komen veel onderwerpen aan bod die tieners aanspreken zonder dat ze expliciet benoemd worden: de veranderende plek die je in je familie inneemt als je ouder wordt, ouders, pesten, school, verliefdheid … De illustraties expliciteren de tekst. Als Bram in de tekst vertelt dat er niets meer aan is om met een meisje erbij bellen te blazen in de chocolademelk, zien we Theo’s vriendinnetje in een spreekwolkje nuffig ‘kinderachtig’ zeggen. Veel kinderen en volwassenen houden onvoorwaardelijk van de slungelige filosoferende tiener die zichzelf zo geweldig vindt. Speciaal voor hem heeft uitgeverij De Fontein de site graphic novels in het leven geroepen. (EK) Pluim van de Senaat Niki Smit 100% Coco Paris. (De Fontein, 2014)
In de populaire 100%-serie heeft Niki Smit tien delen gewijd aan steeds andere jonge vrouwelijke hoofdpersonen. In het tiende deel introduceerde ze de dertienjarige Coco, die anoniem een modeblog begint nadat ze op haar eerste schooldag merkt dat haar opvallende kledingstijl niet wordt gewaardeerd. Haar docent Engels geeft haar zelfs de bijnaam ‘Coco de Clown’. Dit boek, het elfde deel dus, gaat eveneens over Coco. Ondanks dat niet iedereen op haar school haar stijl waardeert, is haar modeblog zeer succesvol geworden. Coco moet de verleiding weerstaan om zichzelf bekend te maken. Toch doet ze dat, want als haar moeder er achter komt dat zij zoveel met haar blog bezig is, en dus niet met huiswerk, volgen er zeker beperkende maatregelen. Wanneer Coco ontdekt dat er een MTV-wedstrijd voor de beste modeblogger van 13 tot 16 jaar is uitgeschreven, neemt ze dat risico en schrijft zich in. Na diverse rondes en opdrachten bereikt ze met twee anderen de finale, die in Parijs wordt gehouden. Het grappige is dat Coco in dagboekvorm over haar avonturen schrijft, in een ouderwets papieren dagboek. Dat weten we omdat ze een keer haar dagboek moet afgeven, waarin ze blijkbaar op school ook zit te schrijven. Ze reflecteert echter nooit op het schrijven zelf. In het dagboek zijn ook appjes afgedrukt, briefjes, schetsen van outfits en
22 van 23
Titellijst bij hoofdstuk 4 van Verborgen talenten
informatie over modeontwerpers. Oude en nieuwe media worden zo met elkaar verweven. In de snelle wereld van appjes en blogs speelt tegelijkertijd het verhaal over de tijdloze communicatieproblemen van Coco, met name die met de jongen op wie ze verliefd is, en ook met haar beste vriendin Jada, wanneer Coco opgeslorpt lijkt te worden door haar eigen succes. Modegevoelige meiden vanaf een jaar of 11 zullen dit tweede verhaal over Coco zeker weer waarderen. Maar ook lezers die niet thuis zijn in mode of blogs kunnen van dit verhaal genieten; het persoonlijke verslag van twee hectische maanden leest zeer vlot en is vaak erg grappig vanwege de droge humor van Coco en haar grote dosis relativeringsvermogen en zelfspot. (KG)
23 van 23