Marc Theeboom ‘Weerbaarheid is meer dan een trukendoos vol vechtsporttechnieken’ Hij is als hoofdtrainer nog altijd actief in de omgeving waar hij als kleine jongen zijn eerste stappen in de sport zette. Maar die sport bracht hem wel tot bij de bronnen van zijn inspiratie in China. De vechtsporter Marc Theeboom maakte die sport bovendien tot thema van zijn wetenschappelijk werk aan de Vrije Universiteit van Brussel, waar hij doctor in de lichamelijke opvoeding en hoofddocent is. Het begon allemaal met een stoeipartij van een vader, zijn tienjarige zoon en een vier jaar oudere dochter op het strand aan de Vlaamse kust. ‘Mijn vader was helemaal niet zo sportief, maar nadat we aan het ravotten waren in het zand, opperde hij dat judo misschien wel wat voor mij zou zijn’, zegt de inmiddels 47jarige Theeboom. Korte tijd later stapte het gezin een sportschool binnen waarvan ze dachten dat het een judoclub was, maar waar in werkelijkheid Jiu-Jitsu werd gegeven, een zelfverdedigingsport. ‘Mijn ouders hadden helemaal niet het idee dat ik weerbaarder zou moeten worden. Ze zochten gewoon een leuke sport voor mij. Ik ben er vol overgave aan begonnen. Aanvankelijk zat ik ook nog op voetbal, maar dat heb ik een paar jaar later laten vallen. Ik kan me niet meer precies herinneren waarom, maar wel dat ik me toen al erg aangetrokken voelde tot vechtsporten.’ Zeven jaar later behaalde Theeboom de zwarte band. Hij was inmiddels ook begonnen met het Indonesische “Pencak Silat” en ontdekte korte tijd later “Bai Mei Quan”, een vechtsport in de Chinese wushu-traditie. Bakermat ‘Wushu is de bakermat van de vechtsporten, ook van de hier in het Westen meer bekende Japanse varianten, zoals judo, karate en aikido en het Koreaanse taekwondo’, zegt Theeboom. De worpen en het klemmen van het judo en de stoot- en traptechnieken van het karate, spelen alle een rol in wushu, dat letterlijk krijgskunst betekent. In die - in het Westen minder bekende - Chinese tak van de vechtsport zou Theeboom zich verder gaan ontwikkelen. ‘Bij de Olympische Spelen van Beijing zal het als een soort demonstratiesport op het programma staan. Het gaat, net als bij het turnen, om de juiste uitvoe-
66
13_44.indd 66
sport en kennis
25-5-2007 10:00:47
sport en kennis
13_44.indd 67
67
25-5-2007 10:00:50
‘Ik heb altijd een enorm respect voor mensen die iets kunnen.’ ring van de oefeningen en is dus een jurysport’, zegt Theeboom. ‘Helaas wil Jacques Rogge geen uitbreiding van het aantal sporten en zal wushu dus alleen écht Olympisch worden als een andere sport verdwijnt. Het was anders mooi geweest voor China, zoals Japan bij de Spelen van 1964 judo op het programma kreeg en Korea in 1988 het taekwondo.’ ‘Het is overigens nog altijd moeilijk om sommige vechtsporten als sport erkend te krijgen, zeker hier in België. Ik ben daar een warm pleitbezorger van. Juist met die erkenning krijg je toegang tot de opleidingen van leraren en trainers en kun je de kwaliteit verbeteren. Ik zit zelf in de Belgische (en Vlaamse) wushufederatie.’ Ontwikkelingsweg Theeboom vertelt over zijn eigen ontwikkelingsgang in de vechtsporten. Vanuit het Jiu-Jitsu vond hij een leraar die hem inwijdde in de Indonesische vechtkunst. Chinese leraren (‘een van hen noemde mij zijn tweede zoon’) maakten hem bekend met het traditionele en het moderne wushu en gaven hem na jarenlange training toestemming om zelf les te gaan geven. Thans krijgt hij nog begeleiding van mevrouw Wang Nan, een voormalig professioneel wushu-atlete en coach uit China, die momenteel in België woont. ‘Ik heb haar vijftien jaar geleden toevallig ontmoet bij een EK in Londen waaraan ik deelnam. We spreken Frans met elkaar. Ik ben haar enige leerling. En hoewel ze jonger is dan ik, spreek ik haar nog altijd met u aan.’ ‘Ik heb me de vechtkunst gaandeweg eigen gemaakt en ben nooit boeken gaan lezen om me te verdiepen in de achtergrond. Maar ik heb altijd een enorm respect voor mensen die iets kunnen, dan wil ik luisteren en absorberen. Ook als ik het niet met iemand eens ben, heb ik niet de behoefte om tegen te spreken, om inspraak te hebben. Onbewust had ik daardoor een houding die past binnen het wushu.’ ‘Belangrijk voor mijn ontwikkeling was ook dat ik in 1991 drie maanden kon trainen aan het wushu-departement van het Shanghai Institute of Physical Education. Daar ging een wereld voor mij open. Tussen de 2000 studenten was ik de enige en eerste buitenlander. Ik voelde me aanvankelijk verloren, werd door iedereen aangestaard. Maar ik heb nog steeds contact met studenten die ik daar toen heb leren kennen en die inmiddels professor zijn. Ik ga nog regelmatig naar China. Er is daar heel veel kennis, maar helaas is die stof nog maar weinig ontsloten. Ik heb me wel wat van de Chinese taal eigen gemaakt, maar onvoldoende om die bronnen te kunnen bestuderen.’
68
13_44.indd 68
sport en kennis
25-5-2007 10:00:50
‘Ik wilde weten hoe je kinderen kunt motiveren voor vechtsporten.’ Ontdekkingstocht ‘Het was voor mezelf een ware ontdekkingstocht’, zegt Theeboom over zijn weg binnen de vechtsporten. ‘Ik ging me er steeds meer in verdiepen en deed daarnaast in Brussel een studie lichamelijke opvoeding, aanvankelijk met het idee les te gaan geven. Dat heb ik ook enige tijd gedaan, maar ik besloot in Brussel te blijven om verder te studeren, vrijetijdsagogiek. Voor mijn proefschrift heb ik in de VS een onderzoek kunnen doen in een zomerkamp voor kinderen. Ik wilde weten hoe je kinderen kunt motiveren voor vechtsporten.’ Voor dit onderzoek, maar meer in het algemeen voor de visie die hij ontwikkelde op vechtsporten en weerbaarheid, hanteert Theeboom een driedeling. ‘In de eerste plaats heb je de traditionele, zeg maar holistische benadering, waarin de eenheid van fysieke en spirituele of mentale aspecten van de training centraal staat. Vechtsport is veel meer vecht- en bewegingskúnst. Het beste voorbeeld is tai chi, dat in het Oosten erg populair is, maar niet zozeer wordt gezien als sport. Aikido is er een afgeleide van.’ ‘In de tweede plaats heb je de sportieve benadering, waar vechtsporten als een hedendaagse sport worden gezien, die je ook in competitieverband kunt beoefenen en waarvoor dus ook regels en reglementen gelden en federaties zijn opgericht. Dit is vooral door westerse invloeden ontstaan. Ik weet niet of het een anekdote is, maar er wordt wel gezegd dat de verschillende kleuren van de banden bij het judo pas in het begin van de twintigste eeuw zijn ingevoerd, omdat westerse beoefenaren behoefte hadden aan een duidelijk en overzichtelijk systeem.’ De derde benadering van vechtsporten noemt Theeboom de efficiënte of utilitaire. ‘Daarbij wordt vechtkunst gezien als een reeks technieken, die je kunt toepassen om de ander van je af te houden of om hem of haar te verslaan. Je hebt in het karate bijvoorbeeld een interessante ontwikkeling gezien. Aanvankelijk ging het om vormen en stijlen in de beweging. Het was juist de bedoeling om elkaar níet te raken. Nu is er een verharding, met varianten waarin semien full contact is toegestaan, tot excessen als ultimate fight en kooigevechten aan toe. De deelnemers zijn gladiatoren die aan zo min mogelijk regels zijn gebonden. Maar een heel andere vorm van deze utilitaire benadering is het gebruik van vechtsporttechnieken als vorm van zelfverdediging. Ik heb daar extreme voorbeelden van gezien in een Amerikaanse tv-show, waarin mensen leerden om het pistool van een tegenstander af te pakken als die hen bedreigde, met als ultieme stap dat ze die ander daarmee vervolgens moesten doden.’
sport en kennis
13_44.indd 69
69
25-5-2007 10:00:50
Sport en Kennis
Deze preview is een gedeelte uit het boek: De weerbare sporter Macht, misbruik en kwetsbaarheid Meer informatie
Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl