www.mensenvanbijons.be Uitgeknipt
Marc de Coiffeur Er was een tijd dat mensen in ons eigenste Zele een naam èn een bijnaam hadden. Die laatste was vaak de belangrijkste want de meeste mensen kenden de eigenlijke naam niet. Marc de coiffeur is zo’n schoolvoorbeeld. Vele mensen kennen Marc Certyn niet wel de andere. Op oudejaarsavond 2009 is Marc De Coiffeur na 42 jaar gewoon terug Marc Certyn geworden. Een reden voor een babbel met deze praatvaar uit de eerste afdeling.
Hoe het begon...
jeugdfoto
Marc is een rasechte kloddezak. Zijn thuis was op ’t hoekse van de ‘Nieve straat’ (Drieputtenstraat) en de Driesstraat. In 1960 was er hoegenaamd nog geen sprake van leerplicht tot achttien jaar. Vele kinderen zetten toen op veertien een punt echter hun schoolcarrière. Sommigen met spijt in ’t hart, anderen waren in de zevende hemel. Marc hoorde duidelijk bij die laatste categorie. School was zijn dada niet en dus was het kiezen: naar de fabriek trekken of een ambacht leren. Marc had zin om schilder of elektricien te worden. Op een dag liet vader Certyn zijn haar snijden bij Godfried Verheirstraeten aan de Vrijheidsboom. Op de spiegel van het kapperssalon hing een kaartje met ‘Leerjongen gevraagd’. Ten huize Certyn werd die keuze besproken: een schone stiel, een proper beroep, thuis kunnen werken… Echt enthousiast was ik niet, vertelt Marc bijna vijftig jaar later maar de knoop werd doorgehakt en op 1 juli 1960 begon Marc zijn grote vakantie bij Godfried. Zijn vader had hem een fiets gekocht op de Vogelmarkt in Antwerpen en met korte broek begon hij aan zijn eerste ‘werkdag’. Hij kreeg onmiddellijk de vraag van Godfried om de volgende dag een lange broek aan te trekken.
Vier jaar lang was hij daar ‘op leercontract’. Een tijd waar hij met een goed gevoel aan terug denkt. In de startblokken dacht hij soms vloekend dat hij dat geen vier jaar zou doen maar Godfried was een goede leermeester en al snel was Marc er kind van den huize. In die jaren stierf ook Irene, de vrouw van Godfried en dat maakte de band nog sterker. Godfried was een speciaal man. Kapper, artiest maar ook dromer. Hij speelde iedere week op de Little Woods, een Engelse pronostiek en was er rotsvast van overtuigd dat hij ooit die vijf miljoen zou binnenrijven. Naast zijn coifferen produceerde hij ook op kleine schaal kappersproducten: scheercrème ‘Blitz’, shampoo ‘Neige’ en haarcrème met een naam die Marc vergeten is. Godfried had een bescheiden afzet maar met die vijf miljoen kon hij de hangars van Peer Carmeliet achter zijn huis kopen en zou heel de productie in een stroomversnelling komen. Die fabrieksdroom is nooit gerealiseerd omdat Little Woods niet sponsorde.
Eén van de klanten van Godfried was Miel Haen, een kolenmarsjang en een zwanzer eerste klas. Op een dag liet hij zijn haar laten knippen. Marc kreeg de opdracht om in de keuken een moor water op te zetten. Maar Godfried, zei Marc, we hebben hier in ’t salon toch warm water. Ik heb kokend water nodig, antwoordde zijn patroon, want ik ga hem pluimen. Eén dag per week moest Marc ook naar school voor zijn leercontract. Dat was in Gent en Brussel en in Zele was Remi Van Kerckhove als leersecretaris verantwoordelijk voor de leercontracten. De algemene vakken werden toen gegeven op woensdagnamiddag door Joris Laget, Etienne Quintyn en Jozef De Clerck. Zijn verdiensten waren niet om over naar huis te schrijven. Op leercontract moest je het doen van het drinkgeld. Een gewone week leverde ongeveer tweehonderd vijftig oude Belgische frankskes op en als ’t ker- Godfried Verheirstraeten mis was kon dat soms oplopen tot vierhonderd frank. Op zijn achttiende haalde hij zijn diploma en werd hij dus ‘halve gast’ en kon hij dus gaan werken. In Zele was dat echter niet zo gemakkelijk om een job te vinden. De meeste kappers werkten alleen. Een nonkel van Marc die militair was, stelde hem voor kapper te worden in het leger: een schone wedde, extra drinkgeld, gekleed door ’t leger, goedkope maaltijden… Marc zag dat wel zitten en vervroegd deed hij zijn ‘drie dagen’ in ’t Klein Kasteelke. De proeven (morse) vielen echter tegen en de legercarrière werd afgevoerd. Als halve gast vond Marc toen werk in Antwerpen op Sint-Anneke. Twee jaar lang heeft hij daar gewerkt. Een schone tijd, zegt hij achteraf. Er heerste daar een andere mentaliteit, veel opener en er werd niet gekommeerd. Die sinjoren van Antwerpen-Linkeroever bevielen hem wel: joviaal, kameraad-schappelijk… Marc had daar best willen wonen. Er was daar nog veel groen en door de Kleine Tunnel was je direct in ’t stad. In die twee jaar volgde hij ook de patronaatsopleiding in het Centrum voor Middenstandsopleiding in Sint-Niklaas. Dan kon hij als volle gast aan de slag. En toen was er weer het leger. Terug zijn drie dagen gedaan en daar kwam hij bij de transmissietroepen terecht. Een korte opleiding van drie-vier weken en dan kon hij aan de slag als kapper in de kazerne van Evere. Het werd een plezante tijd. Op het oude vliegplein waar hij zijn dienst klopte, was er eigenlijk te weinig werk voor hem en dus werd hij regelmatig naar andere kleine kazernes gestuurd. Ideaal was dat, zo konden ze mij niet controleren, ze wisten meestal niet waar ik was en dus was ik eigenlijk mijn eigen baas. Soms moest hij haar gaan knippen in de militaire hoofdapotheek van Nijvel en dan had ik zelfs een chauffeur die me met de jeep ernaar toe bracht. Van een luxe gesproken.
Op eigen benen
Tijdens zijn legerdienst peinsden de ouders van Marc na hoe het verder moest met hun coiffeur. Een kapper in loondienst verdiende toen met moeite het zout op zijn patatten en dus leek een eigen zaak het enige alternatief. Zijn ouders hadden een huisje in de Elststraat en tijdens zijn legerdienst werd dit ingericht als een kapperszaak. Heel enthousiast was ik niet, bekent Marc, na al die jaren. Ik had er eerlijk gezegd een beetje schrik van. Het werk, die verantwoordelijkheid… En toch ben ik ervoor gegaan. Ik wilde voor die tijd een eigentijdse zaak. Aan mijn gevel hing zo’n rood-wit-blauw draaiende cilinder (barbershop) en die spiegelwand in het salon gaf altijd de indruk naar buiten dat er veel volk zat. Ik was ook de eerste kapper met een etalage waarin telkens een bepaald thema vorm kreeg: carnaval, bloemen, muziekinstrumenten en ik zorgde voor een stereo-installatie waarmee ik moderne muziek speelde. Die aanpak werkte. Marc vertelt dat hij rap in ’t cliënteel zat. Veel jeugd maar ook het feit dat de Tuinwijk er was, werkte het succes nog in de hand en ook toen Florent De Smedt, een herenkapper uit de Elststraat op 1 januari 1969 ermee ophield vonden de meeste klanten de weg naar het salon van Marc.
Tweeënveertig jaar heeft Marc samen met zijn vrouw Anne-Marie zijn zaak gerund. Ik heb het graag gedaan maar het was hard werken en zeker in de aanvangsjaren was er geen sluitingsuur. De kapperskring pleitte ervoor om de zaak om acht uur te sluiten. Wel, zegt Marc, in die tijd was het tv-nieuws om acht uur. Ik heb het zelden of nooit gezien. Integendeel, dikwijls was het tien, elf, soms twaalf uur voor ik mijn deur kon dichtdoen. Ik had geen rolluiken en het gebeurde vaak dat mannen die ’s avonds in het café van Van Geytes gekaart hadden, nog snel hun haar lieten knippen voor ze gingen slapen want hij was toch nog open. De kermisweken waren zonder twijfel de drukste van het jaar. Mensen hielden hun grote kuis, ze stonden in ’t nief en hun haar moest gedaan worden.
Een pittige anekdote was deze van een buur die aan de dop stond. De hele week voor kermis kwam hij alle dagen binnen om een babbelke te slaan. Eén keer schoof hij mee aan en als het uiteindelijk aan hem was, besliste hij om toch nog maar te wachten tot het einde van de week. Voor Marc was dat geen probleem Die vrijdag kwam hij ’s avonds om half twaalf binnen. Ik had op dat moment nog drie vrouwelijke klanten in de stoel zitten voor een permanent, om te kleuren… Hij kwam voor zijn haar. Dat vond Marc een brug te ver en zei vriendelijk dat hij de volgende dag mocht terug komen. Een kwartier later stond de buurman daar met zijn moeder die verbolgen vroeg of hij ’t misschien niet meer nodig had.
Ik ben de laatste coiffeur die ’s zondags nog gewerkt heeft, vertelt Marc. Einde van de jaren zestig was een Farah Diba kapsel erg in trek. Een mise en plie (watergolf) waarbij het haar heel hoog werd opgekamd. Dames kwamen de vrijdag of de zaterdag ‘met hun haar’ en wilden dit op zondag nog eens laten opkammen. Halverwege de jaren zeventig sloot hij als laatste ook op zondag. Het sop was de kool niet meer waard. De tijd van The Beatles was ook een roemruchte periode waar kappers het niet onder de markt hadden. Jongeren lieten in navolging van hun idolen hun haarbos weelderig groeien en dat gaf thuis de nodige spanningen. Je kon als kapper voor niemand goed doen. Hoe minder dat ik er afknipte hoe liever de Zeelse beatles het hadden maar dat strookte helemaal niet met de visie van moeder of vader met af en toe de nodige discussies als gevolg. Ook de tijd van de pruiken en postiches heeft hij meegemaakt. Marc vertelt dat Godfried Verheirstraeten erg handig was in het maken van haarvlechten. Godfried bewaarde alle lange haren die hij afsneed en de haarvlech-
ten die hij maakte waren echt kwaliteit. Het aanbod was in die dagen erg groot. Europese pruiken waren duurder dan de Aziatische want daar was er ook nylon in verwerkt. André De Vuyst, een collega die bij Godfried de stiel had geleerd, kreeg op een dag een vraag naar zo’n haarvlecht. Hij zei dat Godfried zo haarvlechten maakt en dat die van goede kwaliteit zijn, beter dan die uit Brussel. De dame ging bij Godfried maar even later stond ze terug bij André om te zeggen dat de vlecht haar niet beviel en of hij dan toch maar ene in Brussel wou bestellen. Geen probleem, zei André maar die kost dan wel geen 1500 fr. maar 2000 fr. Enkele dagen later leverde André dezelfde vlecht van Godfried waarop de dame zei: ’t is wel 500 fr. meer maar ge ziet het toch. Een andere leuke anekdote is deze van dat vrouwtje van 80. Haar haar was wit en al sterk uitgedund. Op een dag had haar Turkse buurvrouw voorgesteld om haar haar te kleuren met henna. Dit product heeft een mooi effect op zwart haar maar een heel ander op wit of grijs. Met een rode haardos kwam het vrouwtje bij Marc vragen of hij haar niet kon helpen.
Uitbollen heeft Marc nooit gedaan. Hij zag verschillende malen nieuw cliënteel verschijnen op momenten dat oudere collega’s het voor bekeken hielden: Michel De Backer, Roger Corveleyn, Dolf D’hollander, Staf De Bruyne… Die klanten wilden een kapper die op dezelfde wijze werkte als hun vorige.
Pensioen
Op 31 december legde ook hij kam en schaar neer. Marc is bijna 64. De laatste jaren was het iets rustiger in de zaak en dat vond hij niet zo erg. Toch heeft hij nooit afgeteld of verlangd naar zijn pensioen. Hij ging door tot de laatste dag. De voorbije feestdagen gaven Marc wel een dipje. Het is niet makkelijk om afscheid te nemen van mensen die twintig, dertig jaar lang trouwe klant waren. Marc heeft nu nog het gevoel dat hij zijn vrouwelijke klanten in de steek liet. Mannen vinden allicht een andere kapper maar voor de vrouwen ligt het iets moeilijker, verduidelijkt hij. Een permanent, een mise en plie zijn woorden uit de vorige eeuw maar toch was er nog vraag naar. 42 jaar lang heeft hij zijn ‘ambacht’ uitgeoefend met liefde voor zijn vak. Hij deed dat al die jaren zonder afspraak en aan erg sociale prijzen. Wat hij het meest zal missen zijn de mensen en de sociale contacten. Zijn salon was een ontmoetingsplaats waar er altijd tijd was voor een babbeltje, een grap of een nieuwtje. Marc kan zich ergeren aan de mentaliteit van nu. Zeven mensen staan aan het frietkot. Niemand die een woord zegt en allen staan ze d’r met een gezicht van ‘kan-het-nie-wa-rapper’. Ik begrijp hem maar al te best. Zijn laatste weken waren erg zwaar, vooral omdat zovele klanten hem oprecht bedankten voor de vele jaren. Marc is er blijkbaar nog van onder de indruk als hij het vertelt. Ik ben veel eer aangedaan, zegt hij nagenietend. En nu het pensioen… Momenteel woont hij tijdelijk in een appartement op de Lokerenbaan want in de Elststraat zijn er volop verbouwingswerken bezig. Binnen enkele weken merk je niets meer van de kapperszaak waar Marc en Anne-Marie tweeënveertig jaar lang hun boterham verdienden. Hoe hij zich voelt? ’t Gemak ben je snel gewoon, bekent hij. Die werken zullen ons nog wel een paar maanden bezig houden. Echte hobby’s heeft hij niet. Jarenlang was hij lid van Fodiaz. hij maakte graag mooie diareportages die hij dan presenteerde met de passende muziek. Van Frans Van Wiele heeft hij toentertijd veel geleerd. Door omstandigheden is hij in de club gestopt en toch zou hij graag terug die draad opnemen. Alleen dia’s en analoge fotografie is niet meer van deze tijd. Van computers heeft hij geen kaas gegeten en van digitale fotografie evenmin. Daar wil hij de volgende jaren werk van maken. Verder heeft hij al een stukje van de wereld gezien. Reizen is iets wat hij en zijn vrouwtje verschrikkelijk tof vinden. Mexico, het westen van de USA, Sri Lanka, de Rocky Mountains, Rusland, Noorwegen, Zuid-Afrika, Turkije… Ieder jaar staat ook een reisje naar Saas-Fee geprogrammeerd, gewoon om te wandelen in de prachtige natuur van Zwitserland. Op de vraag of hij voor hetzelfde beroep zou kiezen… Zou ik voor iets anders geschikt zijn?, vraagt hij zich af. Ik heb een schone carrière gehad, een gemakkelijk cliënteel en ik ben gezond. Ik heb mijn beroep doorheen de jaren graag leren doen. Het is en blijft een erg soci-
ale stiel en je krijgt heel veel dankbaarheid van de mensen. Mijn babbel met Marc de coiffeur zit er bijna op. Als ik hem vraag naar een laatste woord, dan moet hij er niet lang over nadenken. In al die jaren, zegt hij, heb ik zoveel gezochte en niet gezochte miserie gehoord van mensen die niet overeenkomen. Ik had en heb het daar erg moeilijk mee. D’r loopt zoveel mis. En het kan ook anders. Mocht er wat meer kameraadschap, vriendelijkheid, gedienstigheid, respect zijn… het zou er anders uit zien. Het leven is zo kort, zo kort… Zijn laatste woord is een woord van dankbaarheid voor al zijn klanten. Ik wil hen echt bedanken voor de vele jaren dat ze klant waren en maar vooral voor de vriendschap die ik van hen kreeg, zegt hij tot slot. Bedankt, Marc, voor den babbel ! mark
24.01.2010
met dank aan Maria Verheirstraeten en Alfons De Wilde