• Kenmerken van managers/entrepreneurs
BEN IK EEN ENTREPRENEUR/MANAGER?
• Welke managementactiviteiten moeten worden ingevuld?
Prof. Dr. Roland Pepermans
• Heb ik een aantal minimale managementvaardigheden? • Ben ik een “goede” leider?
VUB - Startersseminaries 11 oktober 2007 WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
1
WOEPs
2
Work, Organisational and Economic Psychology
1. Kenmerken van managers/entrepreneurs hoog
BEHOEFTEN (McClelland) •Need for Achievement: behoefte aan succes, behoefte aan “iets bereiken”, hoge individuele prestatienormen
matig
•Need for Affiliation: behoefte aan sociale contacten, behoefte aan relaties met anderen, afhankelijkheid t.o.v. anderen op prijs stellen
laag
•Need for Power: behoefte aan macht, behoefte aan impact op anderen, dominantie
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
Nach
3
WOEPs
Naff
Work, Organisational and Economic Psychology
Npow
4
1
Trekken van entrepreneurs
hoog
matig managers entrepreneurs
laag
Nach
WOEPs
Naff
Npow
Work, Organisational and Economic Psychology
Entrepreneurial orientation
Need for achievement
• risk taking • proactiviteit • innovatie • autonomie • competitive agressiveness
Self-efficacy Interne locus of control Tolerance for ambiguity
5
6
Wat doet een manager?
2. Welke managementactiviteiten moeten worden ingevuld?
Fayol • plannen • controleren
Wat doet een manager?
• organiseren • coördineren
Situationele specificiteit
• bevelen
• leidinggeven
Mintzberg WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
7
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
8
2
Luthans communicatie •informatiegaring •papierwerk traditioneel management •planning •beslissen •controleren
WOEPs
human resource management •motiveren •disciplineren •conflict management •bestaffen •training netwerking •externe interacties •sociale relaties/politiek gedrag
Work, Organisational and Economic Psychology
9
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
10
Situationele specificiteit
• hiërarchische niveauverschillen (Mintzberg; Kraut ea) • cultuurverschillen: (Hofstede; Buelens en Pepermans) • organisatietypeverschillen (Miner) • functionele specialisatie (Storey ea)
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
11
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
12
3
Kraut ea Top 3: belang van taakaspecten
A. hiërarchische niveauverschillen Mintzberg
• Executives:
• Top apex: strategische plannen/organisatie-inzicht en
Planning en toekenning van middelen Coördinatie van interafhankelijke groepen Stafrepresentatie
veranderingen/omgevingsbetrokkenheid/beleidsvisie
• Middenmanagers: uitvoeren beslissingen van top apex, informatievoorziening naar top apex en operationele kern, coördinatie van activiteiten van operationele kern, vertikale en horizontale relatievorming
• Middenmanagers
Planning en toekenning van middelen Beheer van individuele prestaties Stafrepresentatie
• Support staff: ondersteuning van anderen (meer en meer outsourcing: bv. juridisch werk, drukkerij, bedrijfsrestauratie, etc.)
• Eerstelijn chefs
• Technostructuur: werk van anderen effectiever maken: planning, controle,
Beheer van individuele prestaties Stafrepresentatie Planning en toekenning van middelen
budgetanalyse, selectie en opleiding
• Eerste lijn (Peters, 1987): omgaan met brede “span of control”, coachen van een self-managed team, faciliteren van teamactiviteiten, “leadership by wandering around”. WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
13
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
14
Buelens ea. Onderscheid België/Nederland
B. cultuurverschillen
Relatief belang
Hofstede • Machtsafstand:
België :
hoog in Frankrijk
meer disciplineren meer controleren meer sociale relaties/politiek gedrag meer informeren meer externe interactie
Nederland:
• Individualisme hoog in Nederland
Tijd
• Masculiniteit hoog in Italië
België:
•Vermijding van onzekerheid
meer plannen meer beslissingen nemen meer controleren meer disciplineren meer informeren
hoog in België
Nederland: WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
15
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
16
4
C. organisatietypeverschillen Miner/Mintzberg • Hiërarchische organisatie (Mintzberg: bureaucratie) Regels, werking worden door het management bepaald; sterke formalisatie (vb. multinationale organisatie) -positieve relaties met oversten -competitie met collega’s -wensen opleggen aan medewerkers -assertief gedrag -opvallen binnen een groep -routinematige en administrative functies vervullen
-effectief interageren met collega’s -aanvaard worden door de groepsleden -positieve relaties onderhouden met collega’s -samenwerken met collega’s -democratisch handelen
-kennis verwerven -onafhankelijk handelen -status verwerven -anderen helpen en begeleiden -professionele betrokkenheid tonen 17
Work, Organisational and Economic Psychology
-individueel succes nastreven -risico’s vermijden -resultaatgericht gedrag vertonen -innovatief gedrag vertonen -plannen en doelen stellen
• Groepsorganisatie (Mintzberg: “missionary” organisatie) Een sterke groepsideologie en -cohesie; interpersoonlijke communicatie (vb. vrijwilligers- en politieke organisaties
• Professionele organisatie (Mintzberg: meritocratie) Dominantie van het kennisaspect; hoge graad van professionalisme (vb. consulting bureaus)
WOEPs
• Taakgerichte/entrepreneursorganisatie (Mintzberg: autocratie) Sterke algemene taakbetrokkenheid; persoonlijke en individuele betrokkenheid (vb. nieuwe organisaties; familieorganisaties)
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
18
D. functionele specialisatie Storey ea
3. Heb ik een aantal minimale managementvaardigheden?
proactief
BUSINESS MANAGER aandacht voor commerciële omgeving behoeftenbepaling bij klanten
MANUFACTURING MANAGER kostenreductie efficiëntieverbetering
Commerciële oriëntatie
Wat moet ik kennen en kunnen?
Technische oriëntatie SALES MANAGER verkoop klantencontact
PRODUCTION MANAGER productieplanning productie op peil houden
reactief WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
19
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
20
5
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
21
WOEPs
22
Work, Organisational and Economic Psychology
Situationeel leiderschap (Hersey & Blanchard)
Mensgericht
4. Ben ik een “goede” leider?
Wat moet ik doen als leider?
III.participating/ supporting
II.selling/coaching
IV.delegating/ observing
I.telling/directing
Taakgericht IV. Able and willing or confident WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
23
III. Able but unwilling or insecure WOEPs
II. Unable but willing or confident
Work, Organisational and Economic Psychology
I. Unable and unwilling or insecure 24
6
WOEPs
Work, Organisational and Economic Psychology
25
7