© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Elobase Detailhandel Rekenopgaven over het onderwerp
rendement berekenen
kerntaak 2 Ondernemer / Manager handel Dit rekenwerkboek is van: _______________________ Telefoonnummer: _____________________ Klas: __________
1
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Rekenwerkboek, aanvullend op het theorieboek. Kerntaak 2 Beheer en verzorging van de goederenstroom en voorraad Rekenen, btw, prijs, schaprendement, schap-elasticiteit Wat ga je doen? Je kunt je via dit rekenwerkboek voorbereiden op de rekenvaardigheden welke in het theorie-examen van kerntaak 2 zitten.
Resultaat Rekenvaardigheden welke zich in de detailhandel voordoen. Naast dit theorie- en rekenboek is er ook nog een infoboek dat je begeleidt bij de overige vaardigheden van deze kerntaak en het maken van de werkstukken. Heb je de opleiding Verkoopspecialist of Eerste Verkoper al afgerond, dan heb je alles wat in dit boek staat al afgehandeld. Aanbevolen hulpmiddel: Rekenmachine. Aan bod komen achtereenvolgens:
Rendement van artikelpresentaties berekenen
Kwalificatie, werkprocessen en competenties Opleiding 90290 Opleiding 90490 Ondernemer detailhandel Manager Handel Werkproces 2.3 Beheert artikelpresentaties 2.4 Bewaakt de voorraad en bestelt 2.5 Maakt inkoopplannen voor het assortiment Beroepscompetenties C Begeleiden K Vakdeskundigheid toepassen S Kwaliteit leveren X Ondernemend en commercieel handelen
2.4 Beheert artikelpresentaties 2.5 Bewaakt de voorraad en bestelt
B Aansturen K Vakdeskundigheid toepassen S Kwaliteit leveren Y Bedrijfsmatig handelen
2
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Rekenen in de detailhandel In de opleiding Ondernemer en Manager Handel wordt heel wat afgerekend in de diverse examens. Dit boek dient enerzijds om je vertrouwd te maken met de begrippen waarbij in de detailhandel gerekend moet worden, anderzijds om je voor te bereiden op de toetsonderwerpen voorraadbeheer en bestellen in bovengenoemd examen ‘kerntaak 2 Beheer goederenstroom en voorraad’. Vertrouwd met de Btw Belangrijk voor het examen en het vervolg van je opleiding is, dat je snapt hoe de Btw wordt toegepast en wanneer je deze mag verrekenen met de fiscus. Je moet er in steeds terugkomende situaties mee kunnen rekenen. Hier: een samenvatting.
Btw berekenen met de verkoopprijs Bij het berekenen van de btw heb je te maken met twee soorten verkoopprijzen: 1. de nettoverkoopprijs, kortweg de verkoopprijs; 2. de brutoverkoopprijs, ook wel de consumentenprijs. De detaillist koopt artikelen bij de groothandel en betaalt daar een bepaalde prijs voor: de inkoopprijs. Daarna stelt hij de prijs vast waartegen hij de artikelen wil verkopen: de verkoopprijs of nettoverkoopprijs. Daarbij houdt hij rekening met de kosten die hij maakt en de winst die hij wil maken. Bij deze prijs is nog geen rekening gehouden met de btw, daarom heet de verkoopprijs ook wel de verkoopprijs exclusief btw. De consumentenprijs of brutoverkoopprijs is de prijs die de consument in de winkel moet betalen: de nettoverkoopprijs verhoogd met de btw. Voor deze verkoopprijs kom je ook de term verkoopprijs inclusief btw tegen. Verkoopprijs = nettoverkoopprijs + btw
Inkoopprijs
...
Gewenste winst
... +
Nettoverkoopprijs
...
Btw
... +
Consumentenprijs/brutoverkoopprijs
...
De prijs die je als consument betaalt, is opgebouwd uit een aantal onderdelen.
Een fabrikant verkoopt stoelen voor € 300 aan de groothandel. Dus: Verkoopprijs Btw (21%) Brutoprijs
300 63 + 363
3
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
De groothandel betaalt dus in totaal € 363 voor de stoelen. De btw die de groothandel heeft betaald, krijgt hij terug van de belastingdienst. Voorbeeld: De groothandel verkoopt de stoelen aan de detailhandel. Inkoopprijs
300,00
Gewenste winst
60,00 +
Verkoopprijs
360,00
Btw (21%) Brutoprijs
75,60 + 435,60
De detailhandel betaalt dus € 435,60 voor de stoelen aan de groothandel. De btw krijgt hij weer terug van de belastingdienst. Tot slot verkoopt de detailhandel de stoelen aan de consument. Inkoopprijs
360,00
Gewenste winst
80,00 +
Verkoopprijs
440,00
Btw (21%) Brutoprijs
92,40 + 532,40
De consument koopt de stoelen dus voor € 532,40 van de detailhandel. Btw berekenen vanuit de verkoopprijs De berekening staat uit twee stappen: 1. Je berekent het BTW-bedrag op basis van de verkoopprijs en het btw-tarief. 2. Je telt het BTW-bedrag bij de verkoopprijs op. Nu heb je de consumentenprijs. Voorbeeld:
Detaillist Caval heeft een parfumerie De verkoopprijs van het parfum Eau d'Automne is € 80. Het btw-tarief voor parfum is 21%. Detaillist Caval bepaalt de consumentenprijs. Stap 1 Verkoopprijs × btw-tarief = BTW-bedrag. Dus: € 80 × 21% = BTW-bedrag. Je berekent eerst wat 1% van € 80 is. Dit is hetzelfde als € 80 gedeeld door 100 = € 0,80. Het btw-tarief is 21%. 1% is € 0,80. Het BTW-bedrag is 21 × € 0,80 = € 16,80 Stap 2 Consumentenprijs = verkoopprijs + BTW-bedrag. De consumentenprijs is € 80 + € 16,80 = € 96,80
4
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Op de btw-bon aan de klant komen de volgende bedragen: Verkoopprijs
€ 80,00
Btw (21%)
€ 16,80 +
Consumentenprijs
€ 96,80
Btw berekenen met de consumentenprijs Je kunt de btw ook berekenen vanuit de consumentenprijs. Je begint dan aan de andere kant met rekenen. Dit doe je bijvoorbeeld als een klant een btw-bon wil en je alleen de consumentenprijs bij de hand hebt. Als je weet wat de consumentenprijs is en je weet welk btw-tarief er voor het artikel geldt, kun je het BTW-bedrag en de verkoopprijs berekenen. De consumentenprijs is de verkoopprijs met daarbij opgeteld een bepaald bedrag. We kunnen zeggen dat de verkoopprijs 100% van de prijs is. Dit is de hele prijs, een soort basis. De btw, 6 of 21% van die verkoopprijs, komt daarbij. Prijsopgave
De btw is 6%
De btw is 21%
Verkoopprijs
100%
100%
BTW-bedrag
6% +
21% +
Consumentenprijs
106%
121%
Afhankelijk van de hoogte van het btw-tarief, is de consumentenprijs gelijk aan 106% of 121% van de basis.
Lisa koopt levensmiddelen in Lisa koopt levensmiddelen in bij een supermarkt voor de zaak. Bij het afrekenen vraagt ze om een btw-bon. Ze heeft € 154 betaald, de consumentenprijs is dus € 154. Het btw-tarief is 6%. Stap 1 Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. Dus: € 154 = 106%. Stap 2 De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106. €154 : 106 = € 1,45. Stap 3 Het btw-tarief is 6%, dus het BTW-bedrag is 6 × € 1,45. Het BTW-bedrag is dus € 8,72.
5
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Stap 4 Verkoopprijs= consumentenprijs - BTW-bedrag. De verkoopprijs = € 154 - € 8,72 = € 145,28 Op de btw-bon komen de volgende bedragen: Verkoopprijs
€ 145,00
Btw (6%)
€ 8,72 +
Consumentenprijs
€ 154,00
Van verkoopprijs naar consumentenprijs en terug Bij het rekenen met btw geldt dat de verkoopprijs altijd 100% is. De consumentenprijs is de verkoopprijs + de btw.
De verkoopprijs is € 200. Bereken de consumenten prijs bij een hoog btw-tarief.
Uitwerking:
€ 200 is 100% –> Consumentenprijs is 100 + 21 = 121% 200 / 100 x 121 = € 238 Of : Verkoopprijs
Consumentenprijs
€
200
242
%
100
121
Wanneer de consumentenprijs en het btw-tarief zijn gegeven, kan ook de verkoopprijs worden berekend.
De consumentenprijs is € 530 Bereken de verkoopprijs bij een laag btw-tarief
Uitwerking:
Consumentenprijs is verkoopprijs + btw –> 100 + 6 = 106% 530 / 106 x 100 = € 500 Of Consumentenprijs
Verkoopprijs
€
530
500
%
106
100
6
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 11 Je werkt als verkoopspecialist in een grote kantoorboekhandel. Er is een nieuwe lading luxe agenda’s binnengekomen. De verkoopprijs van de agenda’s is € 42,50. Het btw-tarief is 21%. Stel de consumentenprijs vast aan de hand van de volgende stappen.
Stap 1: Verkoopprijs x Btw-tarief = BTW-bedrag Stap 2: Consumentenprijs = Verkoopprijs + BTW-bedrag. Consumentenprijs = ... + ... = ... Stap 1: 1% van de verkoopprijs = ... Het btw-tarief is ... %. Het BTW-bedrag = ... x ... = ...
Ga op de volgende pagina door met stap 2.
Stap 2: Consumentenprijs =….. + ….. =
Noteer ook steeds je berekening Opgave 12 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het BTW-bedrag. Volg telkens de volgende tussenstappen:
1% van de verkoopprijs = Het BTW-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 350 en het btw-tarief is 6%. 1% van de verkoopprijs =
Het BTW-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 525 en het btw-tarief is 21%. 1% van de verkoopprijs =
Het BTW-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
7
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
De prijs exclusief btw is € 7,95 en het btw-tarief is 6%. 1% van de verkoopprijs =
Het BTW-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 3,95 en het btw-tarief is 0%. 1% van de verkoopprijs =
Het BTW-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 1,90 en het btw-tarief is 6%. 1% van de verkoopprijs =
Het BTW-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 2.945 en het btw-tarief is 21%.. 1% van de verkoopprijs =
Het BTW-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
Opgave 13 Vul de volgende tabel in. Maak bij het berekenen van het BTW-bedrag en de consumentenprijs gebruik van de volgende stappen: De verkoopprijs is altijd 100% De consumentenprijs = verkoopprijs + btw. 1% van de verkoopprijs = Het BTW-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs Consumentenprijs = Verkoopprijs + BTW-bedrag
Btw-tarief
Verkoopprijs
21%
€ 230,45
21%
€ 30,43
21%
€ 168,51
6%
€
6%
€ 23,00
6%
€
BTW-bedrag
Consumentenprijs
4,50
6,59
Noteer ook steeds je berekening 8
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 14 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het BTW-bedrag. Volg telkens de volgende tussenstappen:
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het BTW-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ...
(kies het huidig geldende tarief)
De prijs van een bos bloemen is exclusief btw € 9,50.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het BTW-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het BTW-bedrag komt uit op:
(kies het huidig geldende tarief)
De prijs van een radio is exclusief btw € 110.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het BTW-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het BTW-bedrag komt uit op:
De prijs van een toegangskaartje tot de dierentuin is exclusief btw € 25.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het BTW-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het BTW-bedrag komt uit op:
De prijs van een gouden ketting is exclusief btw € 200.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het BTW-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het BTW-bedrag komt uit op:
De prijs van een toegangskaartje tot de bioscoop is exclusief btw € 8.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het BTW-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het BTW-bedrag komt uit op:
9
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 15 Noteer ook steeds je berekening Bereken de consumptieprijs. Maak bij het berekenen van het BTW-bedrag en de consumptieprijs gebruik van de volgende stappen:
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het BTW-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + BTW-bedrag.
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een doosje aardbeien is exclusief btw € 1,50.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het BTW-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + BTW-bedrag. De consumptieprijs komt uit op:
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een stoel is exclusief btw € 80.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het BTW-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + BTW-bedrag. De consumptieprijs komt uit op:
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een toegangskaartje tot het museum is exclusief btw € 14.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het BTW-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + BTW-bedrag. De consumptieprijs komt uit op:
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een pennenset is exclusief btw € 45.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het BTW-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + BTW-bedrag. De consumptieprijs komt uit op:
10
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een pijnstiller is exclusief btw € 9. (kies het huidig geldende tarief)
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het BTW-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het BTW-bedrag komt uit op:
Opgave 16 Als de verkoopprijs bekend is, wordt de consumptieprijs berekend door van de volgende stappen gebruik te maken:
1% van de verkoopprijs = € ... Het BTW-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw- bedrag. Schrijf de stappen in de vorm van een formule op.
Noteer ook steeds je berekening
Opgave 17 Je werkt bij een groothandel in bloemen en planten "GOEDKOOP". Je artikelen staan exclusief btw geprijsd. Je verkoopt aan bloemenwinkel "Vergeet me niet" in Vlaardingen de volgende producten: 200 bakken violen a € 2,-2 bloemenvazen a € 5,-Stel voor "Vergeet me niet" de onderstaande bon op: GOEDKOOP
Groothandel in bloemen en planten
Floriadestraat 6 -
Venlo
200 bakken violen 20 bloemvazen
a € 2,00 a € 5,00
Goederen zonder btw Btw 6% btw over € 21% btw over € Totaal aan btw Te betalen
11
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 18 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het BTW-bedrag dat in de winkelprijs verborgen zit. Volg telkens de volgende tussenstappen. In plaats van 6% kun je natuurlijk ook steeds 21% invullen.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus de 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106.
Een bak appels is geprijsd voor € 2,65 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus de 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106.
Een zilveren ketting is geprijsd voor € 44,03 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. De consumentenprijs is
Een spuitbus deodorant is geprijsd voor € 2,38 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. De consumentenprijs is
De toegang tot het museum bedraagt € 6,36 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. De consumentenprijs is
Een bankstel staat geprijsd voor € 1071 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. De consumentenprijs is
12
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 19
Bepaal voor elk artikel het juiste, nu geldende, Btw-tarief. Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het BTW-bedrag en de verkoopprijs.
Een bak druiven is geprijsd voor € 3,71 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het BTW-bedrag =
de verkoopprijs =
Een horloge is geprijsd voor € 128,52 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het BTW-bedrag =
de verkoopprijs =
Een tube haargel is geprijsd voor € 4,76 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het BTW-bedrag =
de verkoopprijs =
Een bioscoopkaartje kost € 7,95 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het BTW-bedrag =
de verkoopprijs =
Een dvd-speler staat geprijsd voor € 130,90 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het BTW-bedrag =
de verkoopprijs =
13
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 20 Bereken het BTW-bedrag en de verkoopprijs. De verkoopprijs is altijd 100% De consumentenprijs = verkoopprijs + btw Noteer ook steeds je berekening
Btw-tarief
Consumentenprijs
21%
€ 971,04
21%
€ 42,84
21%
€ 154,70
6%
€
6%
€ 23,85
0%
€
BTW-bedrag
Verkoopprijs
6,98
6,59
Opgave 21 Als de consumentenprijs bekend is, wordt het BTW-bedrag berekend door van de volgende stappen gebruik te maken:
Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106. Het btw-tarief is 6%, dus het BTW-bedrag is 6 × (consumentenprijs: 106). In plaats van 6% kun je natuurlijk ook steeds 21 % invullen Schrijf de stappen in de vorm van een formule op
Opgave 22 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het BTW-bedrag dat in de winkelprijs verborgen is, afgerond op de cent nauwkeurig Noteer ook steeds je berekening Een kilo tomaten is geprijsd voor € 0,99.
14
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Een horloge is geprijsd voor € 99,99.
Een spuitbus haarlak is geprijsd voor € 2,50.
Een museumkaartje kost € 7,50.
Een digitale camera staat geprijsd voor € 125.
Opgave 23 Een ondernemer bekijkt een bankafschrift. Hierop staat dat er is afgeschreven: Water € 200,-- (excl. 6% btw) Gas- en lichtgedeelte € 714,-- (incl. 21% btw) Noteer ook steeds je berekening Hoeveel is er in totaal voor gas, water en licht afgeschreven?
Welk bedrag aan btw is in totaal voor gas, water en licht betaald?
15
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 24 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het BTW-bedrag en de verkoopprijs. Gebruik de volgende stappen: In plaats van 6% kun je natuurlijk ook steeds 21% invullen.
Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106. Het btw-tarief is 6%, dus het BTW-bedrag is 6 x ( Consumentenprijs : 106 ). Verkoopprijs = Consumentenprijs - BTW-bedrag.
De consumentenprijs is € 50 en het btw-tarief is 6%
De consumentenprijs is € 750 en het btw-tarief is 21%
De consumentenprijs is € 9,95 en het btw-tarief is 21%
Noteer ook steeds je berekening De consumentenprijs is € 0,90 en het btw-tarief is 6%
De consumentenprijs is € 1.762,50 en het btw-tarief is 21%
16
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 25 Geef bij elk van onderstaande beweringen aan of hij waar of niet waar is.
a. De verkoopprijs is de prijs die je als klant in de winkel betaalt. b. De consumentenprijs is de nettoverkoopprijs plus de btw.
Waar/niet waar Waar/niet waar
Opgave 26 De verkoopprijs = € 309,95. Het btw-tarief is 21%. Bereken het BTW-bedrag en de consumentenprijs.
Opgave 27 De consumentenprijs = € 17,45. Het btw-tarief = 6%. Bereken het BTW-bedrag en de verkoopprijs. Bereken het BTW-bedrag en de verkoopprijs.
Opgave 28 In de onderstaande tabel ontbreken een aantal gegevens. De verkoopprijs is altijd 100%. De consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Bereken alle ontbrekende gegevens. Rond, indien nodig, de bedragen af op 2 decimalen Btw-tarief
Consumentenprijs
BTW-bedrag
Verkoopprijs
21%
€
€ 16,94
€
6%
€ 119,95
€
€
21%
€ 120,25
€
€
6%
€
€
€ 112,00
6%
€
€ 0,12
€
0%
€ 65,00
€
€
€
€ 18,00
€ 300,00
€ 3,63
€
€ 3,00
€ 117,95
€ 20,47
€
17
© Noordhoff Uitgevers
Btw-tarief
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Consumentenprijs
BTW-bedrag
Verkoopprijs
€
€ 6,90
€ 115,00
€ 140,42
€ 29,49
€
€
€
€ 108,95
€
€ 0,19
€ 3,15
€ 78,42
€
€ 64,81
€ 1,21
€
€
€
€ 1,33
€
€
€ 0,52
€ 8,65
€ 10,47
€
€ 8,65
€
€
€ 7,95
€ 100,70
€
€ 95,00
€
€ 7,21
€ 37,95
€
€
€ 48,95
€ 100,00
€
€
€
€ 29,21
€
€ 77,35
€
€ 63,93
€ 13,99
€
€ 13,99
€ 79,67
€
€ 65,84
€
€ 51,18
€ 853,00
€ 1.470,84
€
€ 1.215,57
€
€ 123,65
€
6%
21% 21%
0%
21% 6% 21%
6%
18
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Rendement van artikelpresentaties berekenen Met artikelpresentaties heb je al eerder geoefend. Het komt hier echter terug, omdat het ook bij het examenonderdeel voorraadbeheer behoort. Het dient ook om je vertrouwd te maken met rekenvaardigheid voor de handel in het algemeen.
Schapbeheer Diverse winkelbedrijven hebben hun eigen systeem ontwikkeld om tot een goede schapindeling te komen. Grootwinkelbedrijven en andere winkelorganisaties maken gebruik van computers om schappenplannen tot in details te kunnen uitwerken. Daarin proberen ze zo goed mogelijk rekening te houden met opbrengst- en kostenoverwegingen. Dit noemen we schapbeheer. Schapbeheer is het op economisch en commercieel verantwoorde wijze benutten van de beschikbare schapruimte. Vier maten zijn daarbij van belang: 1. de breedte van de schapruimte; 2. de verticale schapoppervlakte (breedte maal hoogte); 3. de horizontale schapoppervlakte (breedte maal diepte); 4. het schapvolume (breedte maal hoogte maal diepte). De laatste twee maten, de horizontale schapoppervlakte en het schapvolume, zijn operationele aspecten. Deze maten geven een indicatie van de voorraad en de benodigde vulwerkzaamheden van de verschillende artikelen. Dit zijn de kosten die artikelen met zich mee brengen. De eerste twee maten zijn vooral van commercieel belang. De breedte van de schappen en de verticale schapoppervlakte, oftewel de schaphoogte, beïnvloeden de zichtbaarheid van artikelen. Ook zichtbaarheid van artikelen is heel belangrijk voor de opbrengst. Artikelen die slecht zichtbaar zijn, worden door minder klanten gezien en dus ook minder gekocht. De opbrengst van die artikelen zal bijgevolg laag zijn.
Schapruimte-elasticiteit Schapruimte-elasticiteit is een kengetal dat aangeeft in welke mate de omzet verandert als gevolg van een verandering van de hoeveelheid schapruimte. Wanneer de schapruimte wordt verdubbeld wil dat niet altijd zeggen dat de omzet ook verdubbeld. Met de schapruimte-elasticiteit wordt berekend hoeveel de omzet verandert ten opzichte van de verandering van de schapruimte. Bij een positieve schapruimte-elasticiteit betekent vergroting van de schapruimte een vergroting van de omzet.
De schapruimte verandert van 1,50 meter naar 1,80 meter. Na een maand blijkt dat de omzet is gestegen van € 180 naar € 270. Bereken de schapruimte elasticiteit. Uitwerking: Stap 1: Bereken de verandering van de schapruimte in procenten.
19
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Of: oorspronkelijk
nieuw
Verandering
Meter
1,50
1,80
0,30
%
100
120
20
Stap 2: Bereken de verandering van de omzet in procenten
Of: oorspronkelijk
nieuw
Verandering
Omzet €
180
270
90
%
100
150
50
Stap 3:
50 / 20 = 2,5 = schapruimte-elasticiteit
Wat betekent het getal 2,5? Dat betekent dat de stijging van de omzet 2,5 keer zo groot is als de stijging van de beschikbare ruimte. Wanneer de schapruimte-elasticiteit lager is dan 1 dan neemt de schapruimte in verhouding meer toe dan de omzet. Is de schapruimte-elasticiteit precies 1 dan is de omzet in percentage net zoveel veranderd als de beschikbare schapruimte.
Berekening schapruimte-elasticiteit De berekening van de schapruimte-elasticiteit gaat als volgt:
De verandering van omzet in procenten bereken je als volgt. Je berekent de toename van de omzet. Dat bedrag deel je door de eerste omzet en vermenigvuldig je met 100%. Vervolgens bereken je de verandering van de bezette schapruimte in procenten. Daartoe reken je eerst de toename uit. Je deelt dat door de oorspronkelijke ruimte en vermenigvuldigt weer met 100%. Je kunt nu de schapruimte-elasticiteit uitrekenen met de formule.
Bert Jansen is eigenaar van een slijterij. Onlangs heeft hij een nieuwe soort likeur ingekocht. Deze likeur zet hij op een schapruimte van 40 cm breed. Na zes maanden heeft het artikel een omzet van € 1.500. Dit is een teleurstellende omzet voor Bert Jansen. Hij had verwacht dat de opbrengst na zes maanden minstens € 2.500 zou zijn. Daarom besluit hij de schapruimte te verdubbelen tot tot 80 cm. Weer zes maanden later blijkt de omzet van de likeur gestegen te zijn naar € 2.625.
20
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
De toename van de omzet in procenten is € 2.625 - € 1.500 = € 1.125. De eerste omzet is € 1.500. De verandering van de omzet in procenten is dan:
De toename van de schapruimte is 80 cm - 40 cm = 40 cm. De eerste schapruimte was 40 cm. De verandering van de bezette ruimte in procenten is dus:
De schapruimte-elasticiteit wordt dan:
Een schapruimte-elasticiteit van 0,75 betekent dus een vergroting van de schapruimte met 100% een omzetverhoging geeft van 75%. Was de schapruimte met 10% verhoogd, dan zou de omzet met 7,5% zijn toegenomen. Dat is niet veel.
In sommige gevallen kun je de opbrengst vergroten door de schapbreedte te vergroten. Maar in andere gevallen maakt het niets uit of wordt de opbrengst juist lager. Dit is afhankelijk van de schapruimte-elasticiteit van het product. Voor producten met een lage schapruimte-elasticiteit heeft het geen zin de schapruimte te vergroten, omdat dit geen of zelfs een negatieve invloed heeft op de opbrengst. De kosten van de schapruimte zijn dan hoger dan een eventuele omzetverhoging. In het algemeen kun je van het volgende uitgaan:
Huismerkproducten zijn meer ruimte-elastisch dan bekende merkartikelen met grote marktaandelen. Impulsartikelen zijn meer ruimte-elastisch dan gewone producten. Artikelen in kleine verpakkingen zijn meer ruimte-elastisch dan artikelen in grote verpakkingen.
Huismerken, impulsartikelen en kleine pakjes moeten dus relatief veel schapruimte krijgen vergeleken met merkartikelen, gewone artikelen en artikelen in grote verpakkingen.
Schaprendement Een hogere omzet lijkt mooi. Maar een hogere omzet wil niet altijd leiden naar een hogere winst. Vaak wordt, uit concurrentieoogpunt, een prijs verlaagd. Hierdoor zal meer worden verkocht maar aan elk product wordt minder verdiend. Naast de schapruimte-elasticiteit is dus ook het schaprendement van belang. Het schaprendement is de brutowinst per meter schapruimte. Als je dit hebt uitgerekend, kun je de artikelen met het hoogste schaprendement de beste en meeste schapruimte te geven. Zo haal je uit elke schapopstelling de maximale winstbijdrage.
21
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Uitrekenen Het schaprendement bereken je met behulp van de OBM-formule. O staat voor omzet, B voor brutowinst in procenten van de omzet en M voor aantal meters schapruimte.
Schaprendement =
De omzet pindakaas bij AH is € 3.500 per jaar. De brutowinst is slechts 5% van de omzet. De beschikbare schapruimte is 0,40 meter. Bereken het schaprendement. Uitwerking: 3.500 x 0,05/0,4 = € 437,50 per meter
DPP-model Tegenwoordig is er een automatiseringsmodel waarmee je het schaprendement kunt berekenen: het DPP. Dit model berekent het Direct Product Profijt, de opbrengst per artikel. Dit is dus de bijdrage die het artikel levert aan het totale bedrijfsresultaat. Om het DPP te berekenen, moet je de brutowinst per artikel verminderen met de kosten voor datzelfde artikel. Deze kosten worden aangeduid met de term DPC: Direct Product Costs. DPC bestaat uit kosten die worden gemaakt tijdens de gehele distributieweg en uit de variabele kosten. Al deze kosten worden aan de afzonderlijke artikelen toegerekend. Consumentenprijs (gecorrigeerd voor kortingen)
€ ...
BTW
€ ... –
Verkoopprijs
€ ...
Inkoopprijs (gecorrigeerd voor kortingen, bonussen, enz.)
€ ... –
Brutowinst
€ ...
Direct Product Costs
€ ... –
Direct Product Profijt
€ ...
Het voordeel van zo’n automatiseringsmodel is dat er veel meer informatie beschikbaar is. De kosten van elke artikelgroep worden duidelijk. Het is mogelijk verschillende producten met elkaar te vergelijken. De gegevens die uit het DPP-model naar voren komen, kun je gebruiken voor: een betere schapindeling; assortimentbeslissingen; wijziging van de logistiek (bijvoorbeeld andere bestelgrootte of bestelfrequentie); productontwikkeling; leveranciersmanagement. Het DPP-model kun je het beste toepassen in de foodbranche omdat in deze branche het assortiment, in tegenstelling tot in de non-foodbranche, niet wisselt per seizoen.
22
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 50 Vul de volgende zin in.
Schapruimte
……………………
…………………
is een kengetal dat aangeeft in welke mate de
verandert als gevolg van een verandering van de hoeveelheid
………………………………..
Opgave 51 Wat houdt een schapruimte-elasticiteit van 0,75 precies in?
Opgave 52 Bert Jansen is eigenaar van een slijterij. Niet lang geleden heeft hij een nieuw soort likeur ingekocht. Deze likeur zet hij op een schap van 40 cm breed. Na zes maanden heeft het artikel een omzet van € 1.500. Bert had verwacht dat de opbrengst na zes maanden minstens € 2.500 zou zijn. Daarom besluit hij de schapruimte te verdubbelen tot 80 cm. Weer zes maanden later blijkt de omzet van de likeur gestegen te zijn naar € 2.625. Bereken de schapruimte-elasticiteit.
Stel je voor dat Bert Jansen zijn schapruimte met 10 cm verbreed in plaats van verdubbeld had. En de omzetverhoging was hetzelfde. Wat was dan de schapruimte-elasticiteit van de likeur geweest?
23
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 53 Een artikel heeft een schapruimte van 1,45 meter. De omzet is € 1.200. Nadat de ondernemer de schapruimte heeft vergroot tot 2,775 meter, is de omzet € 1.632 geworden. Bereken de schapruimte-elasticiteit.
Wat houdt deze schapruimte-elasticiteit in?
Opgave 54 Een artikel heeft een schapruimte van 1,75 meter. De omzet is € 1.500. Nadat de ondernemer de schapruimte heeft verkleind tot 1,50 meter, is de omzet € 1.400 geworden. Bereken de schapruimte-elasticiteit.
Wat houdt deze schapruimte-elasticiteit in?
Opgave 55 Welke formule kun je gebruiken om het schaprendement te berekenen?
24
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer / Manager Kerntaak 2 Rekenwerkboek (Theorie - 2)
Opgave 56 De jaaromzet van de likeuren is € 11.000. De brutowinst is 20% van de omzet. De likeuren nemen 4 meter schapruimte in. Bereken het schaprendement van Bert Jansens likeuren.
Opgave 57 De omzet van de gehele slijterij dat jaar is € 281.250. De brutowinst is € 33.750. De totale schapruimte is 45 meter. Bereken het schaprendement.
Vergelijk het totale schaprendement met het schaprendement van de likeuren.
Opgave 58 Leg uit in welke mate de berekening van het DPP en de DPC kan bijdragen aan een beter schapbeheer.
25