Opleidingsscholen: ‘Het hele onderwijs ontwikkelt zich dankzij het opleiden van jong talent’
MAGAZINE Interview: Regio Noord / Doorstroom is zaak van iedereen / Onderwijs 2032 / Vluchtelingen op school / Start-up-goeroe over innovatie Magazine voor voortgezet onderwijs December 2015 / jaargang 10
3
ADVERTENTIE
www.interteach.nl
Uitval? Uw invaller staat al klaar
Uitval betekent met spoed een vervanger regelen en dat valt haast niet te plannen. Maar dankzij de eigen vervangingspool van Interteach is dat probleem meteen opgelost. Dus schenk de koffie maar alvast in! Interteach garandeert altijd binnen twee uur een vervangende leerkracht op locatie.* Minder stress dus bij uitval en niet te vergeten ruim 20% minder kosten. Want kwalitatief onderwijs gaat verder dan alleen lesgeven.
* m.u.v. de Waddeneilanden
IN DIT NUMMER
06 Regio Noord Nuchter en bescheiden, dat is de stijl van het bestuur van Regio Noord. Bij schoolleiders en bestuurders raakt het de juiste snaar.
18 Vluchtelingen op school Duizenden leerlingen stromen het voortgezet onderwijs binnen. Wat hebben ze nodig?
10 Opleiden = leren Niet alleen aankomende docenten profiteren van opleiden in de school.
24 Onderwijs 2032 Hoe sorteren scholen voor op het curriculum van de toekomst? Een artikel over het onderwijs van morgen waarvan de contouren zich vandaag al laten zien.
En verder 4 5 14 22 30 34 38 40 42
Kort / agenda 1 Minuutje Doorstroomgegevens VO in beeld Geo Future School Reflectie voor bestuurders Collegiale bestuurlijke visitatie Leren van start-ups Wie werkt waar / Colofon
PAUL ROSENMÖLLER / VOORZITTER ‘Education is about touching life’ Met een aantal mensen uit het onderwijs was ik drie dagen in Singapore. Ondanks het feit dat de stadstaat niet bepaald een democratisch Walhalla in Zuidoost-Azië is, was het leerzaam. De wijze waarop men daar al lange tijd bezig is het op kennis gebaseerde curriculum te verbreden naar een veel meer holistisch en op waarden gebaseerd curriculum, gaf veel stof tot gesprek. Echt bijzonder is de enorme maatschappelijke waardering voor de leraar. Het vak heeft status. Eén op de zes studenten die leraar wil worden, wordt uiteindelijk toegelaten. De scherpe selectie houdt de kwaliteit hoog. Maar er is meer. De salarissen zijn marktconform, er wordt zeventien uur per week lesgegeven en wie stelselmatig onderpresteert, krijgt van de vakbond het dringende advies het onderwijs te verlaten. De beroepsgroep zelf houdt de standaard dus hoog. Bovendien is er een cultuur van ‘een leven lang leren’ met een opleidingsinstituut waar menig docent zijn vingers bij aflikt. In het National Institute of Education worden leraren opgeleid, bijgeschoold en zijn er mogelijkheden om te promoveren. Scholen, opleidingen, vakbonden en het ministerie zijn allemaal met elkaar verbonden. Het woord ‘alignment’ viel dan ook vaak. De hoge prijs is dat dit alles top-down wordt georganiseerd, met leraren in dienst van het ministerie en in een samen leving met op z’n minste dictatoriale trekjes. Een prijs die ik er niet voor zou willen betalen. En toch gaf het ons allen inspiratie. Omdat onderwijs er door iedereen als iets buiten gewoon waardevols wordt gezien. In de taxi vraagt de chauffeur zijn klanten waar hun kinderen op school zitten en wat het beste voor zijn eigen kinderen zou zijn. En in de gezinnen draait het, ook financieel, allemaal om de keuze voor de school. Zoals een van onze gesprekspartners zei: ‘Education is about touching life’. Zou het in onze open democratie mogelijk zijn echt samen te werken, een cultuur van vertrouwen te creëren, de status van de leraar te verhogen, ‘alignment’ te bevorderen en zo ons onderwijs te verbeteren? Onze divers samengestelde delegatie heeft zich gecommitteerd. Doet u mee?
VO-magazine 3 / December 2015
3
KORT
Uitbreiding Leerlabs gaat door In 2016 kunnen meer vo-scholen deelnemen aan een Leerlab, door een extra tranche van het ministerie van OCW. In het Doorbraakproject Onderwijs & ICT is overeenstemming bereikt over de verdere intensivering van de Leerlabs. Binnen Leerlabs krijgen scholen de kans om samen met andere scholen – onder begeleiding van het project Leerling 2020 – te werken aan een vraagstuk omtrent gepersonaliseerd leren.
Nieuwsbrief bedrijfsvoering Speciaal voor diegenen die zich binnen de school met bedrijfsvoering bezighouden, lanceert de VO-raad een nieuwe digitale nieuwsbrief over bedrijfsvoering. U leest hierin het laatste nieuws over bedrijfsvoering, krijgt een overzicht van actuele praktische informatie en ondersteuningsmogelijk heden en wordt verwezen naar interessante artikelen waarin scholen hun tips en ervaringen delen. U kunt zich nu aanmelden via www.vo-raad.nl. Wij vragen u vriendelijk ook uw collega’s en/of medewerkers op deze nieuwsbrief te wijzen.
Plenair debat maatwerkdiploma? Hoewel in de media na een negatief advies van de Onderwijsraad het beeld is geschapen dat het maatwerkdiploma van de baan is, is de werkelijk heid anders. De Tweede Kamer wil een brief van staatssecretaris Dekker waarin hij aangeeft hoe hij de aangenomen motie over het mogelijk maken van een maatwerkdiploma gaat uitvoeren. In een uitgebreide reactie noemt de VO-raad het advies van de Onderwijsraad eenzijdig en geschreven vanuit een te beperkte scope.
33
Nederlands onderwijs scoort goed
Vergeleken met onderwijsstelsels uit 33 landen presteert het Nederlandse onderwijs goed. Nederlandse leerlingen krijgen vergeleken met leerlingen uit andere landen meer les, worden minder vaak werkloos en zijn beter voorbereid op de arbeidsmarkt. Dat blijkt uit het rapport Education at a Glance 2015 van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Website VO2020 vernieuwd De afgelopen periode heeft de VO-raad vanuit het programma ‘Naar een ambitieus leerklimaat’ gewerkt aan het verbeteren van de samenhang tussen de projecten van de VO-raad. Dit heeft onder andere geresulteerd in een vernieuwde website VO2020.nl. Daar leest u alles over de projecten en hoe zij kunnen bijdragen aan het verbeter- en innovatieproces op uw school.
k Kijk voor het laatste
nieuws op www.vo‑raad.nl
AGENDA
10 DEC
15 DEC
4
16
Scholenconferentie ‘Passend graag’ Wie Schoolleiders, teamleiders, decanen Waar Zwolle Leertraject Strategisch Onderwijskundig Leiderschap (VO-academie) Wie Rectoren en algemeen directeuren Waar Den Dolder
VO-magazine 3 / December 2015
DEC
21
18
JAN
FEB
Masterclass Duurzame inzetbaarheid voor schoolleiders (VO-academie) Wie Schoolleiders Waar Den Bosch Conferentie Sociale Veiligheid: Op Koers! Wie Schoolleiders, afdelingsleiders Waar Amersfoort
1 MINUUTJE
Het Centrum voor Mondiaal Onderwijs, deel van de Faculteit Managementwetenschappen van de RU Nijmegen, maakt lesmateriaal voor basis- en voort gezet onderwijs. Harry de Ridder, stafmedewerker en ontwikkelaar van lesmateriaal, vertelt over de ambitie om beeldvorming van leerlingen over onderwerpen zoals ontwikkelingssamenwerking, oorlog & vrede, mensenrechten en vluchtelingen, completer en waarachtiger te maken.
CMO wil onder andere met de digitale nieuwsbrief ‘Ander Nieuws, actiekrant voor wereldburgers’ dat leerlingen nadenken over het gebrachte nieuws, empathie ontwikkelen en zich afvragen wat ze er zelf van vinden. Behoorlijk ambitieus. “Als je niet groot durft te dromen, kom je nergens. Ander Nieuws wil bewustwording creëren. Iedereen spreekt elkaar na, ook de traditionele media. Het gaat om de beeldvorming die daardoor ontstaat. Zo schatten kinderen de vluchtelingen toestroom naar Nederland tien keer hoger in dan werkelijk het geval is.”
‘Vluchten kan nog wel’ heet de vijfde editie van Ander Nieuws. Wat wil het CMO daarmee bereiken? “CMO brengt het nieuws vanuit het perspectief van ontwikkelingssamenwerking en het Zuiden. Vluchtelingen worden in de traditionele media vooral als een probleem gezien, neem alleen al het woord ‘vluchtelingenproblematiek’ of ‘vluchtelingencrisis’. Met Ander Nieuws kijken we verder dan de waan van de dag, geven de juiste feiten en achtergrond informatie waardoor kinderen het nieuws van alle kanten kunnen bekijken. De politiek is vaak opportuun in het neerzetten van vluchtelingen als probleem en ook voor media geldt dat goed nieuws geen nieuws is.” Zijn scholen niet prima in staat om zelf met leerlingen in gesprek te gaan over maatschappelijk relevante onderwerpen zoals vluchtelingen? “Onze ervaring is dat scholen snakken naar lesmateriaal om de juiste informatie over te kunnen brengen aan hun leer lingen. Er is heel weinig materiaal beschikbaar waar ze mee in de klas aan de slag kunnen. We hebben digitale leerlijnen over actuele onderwerpen zodat leerlingen echte kennis krijgen die hen tot zelfstandig nadenken uitnodigt. En niet hetzelfde antwoord met factor tien vermenigvuldigen.” Kijk voor meer informatie op www.cmo.nl
4 FEB
15 FEB
Havocongres 2016 ‘Trots op de havo’ Wie Schoolleiders en docenten Waar Ede De nieuwe vmbo-conferentie Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Utrecht
31 MAR
VO-congres 2016 Wie Leden VO-raad Waar Nog niet bekend
Kijk voor meer informatie op www.vo-raad.nl/bijeenkomsten
VO-magazine 3 / December 2015
5
INTERVIEW
DE NUCHTERHEID VAN HET BESTUUR VAN REGIO NOORD
‘WE MOGEN WEL EENS WAT TROTSER ZIJN’ Twee keer per jaar organiseert het bestuur van Regio Noord een bijeenkomst voor schoolleiders en bestuurders. De sfeer is altijd goed en de opkomst hoog. Het geheim schuilt in de combinatie van een goed programma en een ontspannen toon. ‘We laten zien dat de VO-raad niet ver weg staat, maar juist te vinden is in de regio.’ Tekst: Maaike Vos / Fotografie: Dirk Kreijkamp
6
VO-magazine 3 / December 2015
Regio Noord is groot en omvat een stuk of tachtig scholen uit Groningen, Friesland, Drenthe en de Noordoostpolder. Het bestuur van deze regio bestaat bewust uit een afspiegeling van de provincies. Voorzitter is Dries Koster, directeur-bestuurder van RSG Wolfsbos in Hoogeveen. Bernadette Pelgrum, rector van het Christelijk Gymnasium Beyers Naudé in Leeuwarden is secretaris en Wieteke Beernink, rector van verschillende scholen van de Openbaar Onderwijs Groep Groningen is lid. “Maar we doen eigenlijk alles met z’n drieën”, vertelt Koster. Twee keer per jaar organiseert het bestuur een regio bijeenkomst in het Abe Lenstrastadion in Heerenveen. Het doel is een inspirerend programma te organiseren voor de deelnemers, die zowel teamleider, bestuurder als docent zijn. Ze worden daarbij geholpen door Jeroen Baerveldt en Onne Folkeringa van het schoolleiders platform. “Eigenlijk is bestuur een beetje een apart woord”, zegt Beernink. “We hebben geen formele bestuursfunctie, maar zijn meer een soort verbinding tussen scholen”, legt Koster uit. Deelnemers kunnen bij zo’n bijeenkomst meedoen aan verschillende workshops en actuele zaken uit het onderwijs bespreken met de voorzitter van de VO-raad Paul Rosenmöller. De bijeenkomst heeft altijd een thema. Tijdens de workshops worden de verschillende kanten van dit thema belicht en ook de openingsspreker buigt zich over het overkoepelende thema. De opkomst is hoog: gemiddeld komen zo’n honderd belang stellenden. “Als er zeventig mensen zijn, zijn we een beetje teleurgesteld”, zegt Koster. Hoe verklaren jullie die hoge opkomst?
Beernink: “In de Randstad wordt heel veel georganiseerd voor mensen uit het onderwijs, daar moeten mensen kiezen.” De bijeenkomsten van Regio Noord worden omschreven als ‘altijd een feestje’. Waardoor komt dat?
Beernink, grappend: “Door Dries, want hij vertelt altijd dat we een feestcommissie zijn.” Dan serieus: “Ik denk dat we erin slagen een goed programma met een positieve insteek te bieden en een ontspannen toon aan te slaan. Daardoor worden onze bijeenkomsten nooit zwaar.” Pelgrum: “De mogelijkheid om te netwerken speelt ook mee. Na de bijeenkomst is er altijd een etentje, dat is gezellig. Je kunt dan bijpraten met elkaar en ideeën uitwisselen. En de locatie speelt een rol. Het Abe Lenstrastadion is een mooie locatie die centraal ligt.
Alles bij elkaar maakt dat het inderdaad een beetje een feestje is.” Hoe kiezen jullie het thema?
Pelgrum: “Het is altijd actueel, iets wat op dat moment speelt in het onderwijs. Het gaat om dingen waar we zelf ook mee te maken hebben, die we lastig of moeilijk vinden. Dat komt dan goed uit voor anderen.” Koster: “Elk thema dat je kunt bedenken, zou aan de orde kunnen komen. We raadplegen onze achterban van scholen en de VO-raad om te kijken wat daar op dat moment speelt. Ik vraag altijd wel aan de scholen waarmee ik nauw contact heb, of ze nog een idee hebben.” Beernink: “Een voorbeeld dat laat zien hoe we werken, is het thema dat we vorig jaar kozen voor de bijeenkomsten: ‘Er is meer ruimte dan je denkt’. Veel mensen klagen dat ze worden ingeperkt, maar wij laten zien dat er veel meer mogelijk is dan vaak wordt gedacht. We kiezen dan bewust voor een positieve invalshoek om deelnemers te helpen net even anders naar een kwestie te kijken. Die nuchtere houding en toon zijn kenmerkend voor onze bijeenkomsten.” Kiezen jullie altijd specifiek noordelijke thema’s?
Koster: “Ik denk niet dat er zoiets bestaat als een specifiek thema voor het Noorden. We zijn geen unieke regio met unieke thematiek. Dingen die hier spelen, spelen overal in het land.”
‘We zeggen altijd: de VO-raad, dat zijn we met z’n allen’ Beernink: “Dat is ook niet iets waar we naar streven, het past niet bij de aard van onze bijeenkomsten.” Koster: “In dat opzicht zijn we ook geen typisch bestuur dat een agenda opstelt en beleid uitzet. Wij zijn meer een soort verbindingscommissie dan een bestuur.” Verbinding is een woord dat vaak valt in het gesprek. Het is een van de belangrijkste doelen van de bijeen komsten. “Het zijn momenten van verbinding en ontmoeting. De gesprekken zijn serieus, maar de sfeer is niet heel zwaarbeladen”, vertelt Koster. Er is ook ruimte voor discussies in kleine groepen. “Het is vooral heel veel delen”, zegt Pelgrum. Koster stelt dat de mix van een stevig programma, aandacht voor de mensen en de ruimte voor netwerken de bijeenkomsten tot een succes maakt. “Ik denk dat mensen het ook fijn vinden dat er, in alle hectiek van de dag, even een moment is waarop je mensen van buiten je eigen organisatie kan ontmoeten”, voegt Beernink toe.
VO-magazine 3 / December 2015
7
INTERVIEW CV BERNADETTE PELGRUM Geboren 17 juni 1956, Aerdt November 2006 – heden Rector Christelijk Gymnasium Beyers Naudé Augustus 2004 – november 2006 Conrector Fivelcollege Augustus 2001 – augustus 2004 Sectorleider vwo bovenbouw CSG Liudger Augustus 1982 – augustus 2001 Docent en stagecoördinator opleiding Voeding en Diëtetiek Hanzehogeschool Groningen
Wisselwerking
Naast de verbindende functie van zo’n bijeenkomst vindt het bestuur de wisselwerking met de VO-raad belangrijk. De aanwezigen kunnen input geven over problemen waar ze tegenaan lopen, en voorzitter Rosenmöller geeft uitleg over wat er op dat moment speelt in de raad. “Ik merk dat hij de bijeenkomsten gebruikt om te horen wat er in het veld gebeurt”, zegt Koster. Die connectie met de VO-raad heeft een grote toegevoegde waarde. “We zeggen altijd: de VO-raad, dat zijn we met z’n allen.” Pelgrum: “We willen laten zien dat de VO-raad niet ver weg staat, maar juist te vinden is in de regio.” Een van de onderwerpen waar op dit moment landelijk druk over wordt gediscussieerd, is het maatwerkdiploma. De Onderwijsraad bracht vorige maand een negatief advies uit over dit concept. Dries Koster gelooft echter heilig in het maatwerkdiploma. “Op mijn school is er veel draagvlak voor. Ik heb tegen Rosenmöller gezegd: ‘niet opgeven!’” Bernadette Pelgrum legt uit dat de discussie een beetje aan haar voorbij is gegaan, omdat het maatwerkdiploma niet relevant is voor het categoriaal gymnasium waaraan zij leiding geeft. “Maar op zich sta ik er niet afwijzend tegenover.” Koster gaat nu rechtop in zijn stoel zitten. “Ik geloof echt dat dit kinderen een kans biedt. We remmen nu zoveel talent af.” Speelt de discussie over het maatwerkdiploma ook in het Noorden?
Wieteke Beernink: “Nog niet echt. Dat heeft volgens mij ook te maken met het relatief hoge aantal zwakke scholen dat de regio een tijdlang kende. Die hebben inmiddels een stevige inhaalslag gemaakt, maar voor
8
VO-magazine 3 / December 2015
dat maatwerkdiploma moet je de boel echt goed op orde hebben.” Koster: “Er komt heel wat bij kijken, je moet de basis inderdaad echt op orde hebben. Maar er zijn veel verbeteringen aangebracht.” Om wat voor verbeteringen gaat het dan?
Koster: “Het gaat vooral om visitaties. Bij elkaar in de klas kijken, binnen scholen en tussen scholen, heeft een enorme vlucht genomen.” Pelgrum: “Ook de media-aandacht speelt natuurlijk mee. Al die publiciteit over de prestaties van scholen, kranten die erover schrijven, rangen en standen die gepubliceerd worden. Dat komt veel frequenter voor tegenwoordig.” Zeggen die cijfers en lijstjes dan alles?
Alle drie tegelijk, stellig: “Nee!” Pelgrum: “Maar het is wel belangrijk dat scholen weten waarom ze bepaalde cijfers halen, en dat er discussie over wordt gevoerd. Je hebt een cijfertje, en dan ga je kijken: ‘wat zit daar nou achter?’” Beernink: “Cijfers zijn niet zaligmakend, maar je moet het wel minstens zo goed doen als andere scholen. En als je het minder goed doet, moet je weten waarom. De discussie hoeft zich trouwens niet alleen te richten op negatieve uitschieters. Als leerlingen van een bepaalde docent bijvoorbeeld systematisch betere eindexamen resultaten halen, kun je kijken wat je daarvan kan leren.” Koster vertelt dat docenten op zijn school tegen elkaar zeggen: ‘kom eens kijken bij mijn lessen, help me verder te komen’. “Dan ga je met elkaar in gesprek en heb je niet zo’n houding van: ‘kom niet bij mij, ik doe het goed’.” Deze open werkwijze is niet onopgemerkt
CV DRIES KOSTER
CV WIETEKE BEERNINK
Geboren 11 augustus 1959, Veenendaal
Geboren 17 juni 1957, Oudenhoorn
Augustus 2008 – heden
2014 – heden
Directeur-bestuurder RSG Wolfsbos
Rector Zernike College
Augustus 2005 – augustus 2008
2012 – heden
Directeur Deltion College
Rector H.N. Werkman College
Augustus 2002 – augustus 2005
2002 - 2012
Vestigingsmanager Metrium
Zelfstandig interim-manager en
Januari 1990 – juli 2002
organisatieadviseur
Diverse functies Hanzehogeschool Groningen
gebleven door de onderwijsinspectie: RSG Wolfsbos werd beoordeeld als de beste school van Drenthe. Koster was hier erg blij mee en belde direct de krant, maar stuitte op noordelijke nuchterheid. “Mensen in mijn omgeving zeiden: ‘ho’. We zijn soms echt te bescheiden hier, en mogen wel eens wat trotser zijn.” Digitalisering
Net als bij het maatwerkdiploma is ook de discussie over digitalisering en ICT in het onderwijs nooit ver weg. Pelgrum heeft een uitgesproken mening over dit onderwerp: “ICT is geen doel op zich, maar altijd ondergeschikt aan het onderwijs.” Beernink vertelt over de opening van het nieuwe schoolgebouw van het Zernike College in Haren. “We hadden duizend wifi access points geïnstalleerd, maar in de eerste twee weken lag de wifi volledig plat. Nu hebben we er vierduizend en het probleem is opgelost. Wie had een paar jaar terug kunnen denken dat het grootste drama bij de opening van een nieuw gebouw de wifi zou zijn?”
‘We kiezen bewust voor een positieve invalshoek om deelnemers te helpen net even anders naar een kwestie te kijken’ Ook het feit dat er nog maar weinig bekend is over de effecten van digitale leermethodes op het brein van kinderen, maakt de schoolleiders terughoudend. “Kinderen krijgen al zoveel prikkels. Ze moeten soms ook gewoon rustig op dingen kunnen kauwen”, zegt Pelgrum. ICT kan daarbij als hulpmiddel dienen: “Als school moet je zoeken naar de juiste mix.” Beernink zegt dat de ontwikkelingen op digitaal gebied ontzettend
snel gaan, en dat maakt het lastig om alles bij te houden en beleid te maken. “Een paar jaar geleden bestond WhatsApp nog niet. Dus hoe kan je op het moment dat je een fenomeen nog niet kent, beleid hebben?” Koster vertelt dat hij laatst aan een vmbo-klas uitlegde hoe hij zijn tijd vroeger doorbracht zonder computer en tv. “Ik zei dat ik boeken kon lezen of ging spelen met vriendjes. Dat vonden ze toen heel zielig voor me.” Tot slot: hoe ziet de toekomst van de docent eruit?
Koster: “Ik had laatst zo’n oudemensengesprek met iemand, die zei: ‘vroeger werd er nog geluisterd naar de docent, toen was er nog respect voor het vak’. Ik zou het mooi vinden als in deze tijden, met veel aandacht voor sociale media en waarin ook de assertiviteit van ouders toeneemt, het respect voor het vak blijft. Want het is een fantastisch vak, en niet gemakkelijk. Ik geef het je maar te doen.” Beernink: “Het is een mensenvak. Contact leggen is het allerbelangrijkste, zowel met leerlingen als met collega’s als met ouders. Je moet een groep kunnen boeien, want een klas zal nooit zestig minuten individueel gaan werken.” Pelgrum: “En aandacht is heel belangrijk. Wil je een leerling iets bijbrengen, op wat voor niveau dan ook, dan is het belangrijk dat hij zich goed voelt op een school. Maar die aandacht moet er ook voor docenten zijn. Ik denk dat wij te weinig schouderklopjes uitdelen. Docent zijn is een intensief beroep. Mensen stoppen er veel tijd en energie in, dan moeten ze ook aandacht en waardering terugkrijgen. Iedereen heeft onderwijs gevolgd en iedereen heeft wel een idee en een beeld over onderwijs, maar wat een docent nou echt doet, dat is een complex gebeuren.”
VO-magazine 3 / December 2015
9
Opleidingsscholen dragen bij aan lerende cultuur
SAMEN OPLEIDEN = SAMEN ONTWIKKELEN Met de recente aanpassing van de OCW-regeling ‘tegemoetkoming kosten opleidingsscholen’ wordt het aantal opleidingsscholen dit schooljaar flink uitgebreid. Opleidingsscholen stimuleren een professionele cultuur, een onder zoekende houding en hechte samenwerking tussen scholen en lerarenopleidingen. Dat is van grote betekenis voor de ontwikkeling van vo-scholen tot professionele leergemeenschappen – een van de ambities in het Sectorakkoord VO. Tekst: Martijn Laman / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“Werken in een professionele leergemeenschap betekent dat je elke dag weer zoekt naar nog betere manieren om leerlingen te bereiken. Daarvoor heb je naast reflectief ook onderzoekend vermogen nodig. Op weg naar die situatie levert de opleidingsschool momenteel een belangrijke bijdrage.” Aldus Carry Jeremiah, project leider van de Dunamare Opleidingsschool en school opleider van het deelnemende Haarlemmermeer Lyceum. Kort gezegd zijn opleidingsscholen samenwerkings verbanden van vo- en/of po-scholen en (academische) lerarenopleidingen waarin toekomstige leraren worden opgeleid. Dunamare Opleidingsschool bestaat bijvoor beeld uit zes voortrekkersscholen, de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. “Nadat er in de zomer ruimte kwam voor nieuwe opleidings scholen, hebben we in no time alle stukken leesklaar gemaakt voor de subsidieaanvraag. Het Steunpunt Opleidingsscholen heeft ons daar enorm bij geholpen”, zegt Jeremiah. Bijzonder aan opleidingsscholen is dat de opleiding van studenten tot bevoegd docent voornamelijk op de werkplek plaatsvindt: “In de opleidingsschool zorgen we ervoor dat theorie en praktijk elkaar ontmoeten.” Dunamare ambieert voor elke student met elk
10
VO-magazine 3 / December 2015
ontwikkeldoel een passende leer-/werkplek: “Als een van de grootste Nederlandse onderwijsstichtingen kunnen we een heel divers didactisch palet bieden: van praktijk onderwijs tot technasium en van regulier tot tweetalig en daltononderwijs.”
‘De praktijk is van onschatbare waarde voor het stevig equiperen van studenten en docenten’ Samen opleiden is daarbij ook samen ontwikkelen, zegt Jeremiah. “Met de instituutsopleiders van HvA en UvA delen we kennis en brengen we theorie en praktijk bijeen; studenten brengen de nieuwste ontwikkelingen de school in en ervaren collega’s leiden gezamenlijk de studenten op. Deze werkplekbegeleiders wonen inter visiebijeenkomsten bij en schoolopleiders consulteren elkaar regelmatig. Uiteindelijk ontwikkelt zo het hele onderwijs zich dankzij het opleiden van jong docenttalent.” Opleiden in de school
Opleiden in de school (OIDS) is een heel directe manier om de aansluiting tussen opleiding en praktijk te optimaliseren. “De praktijk is van onschatbare waarde
Liesbeth Bloeme: ‘Juist de wisselwerking tussen de geledingen vinden we belangrijk’
Carry Jeremiah: ‘In de opleidingsschool zorgen we ervoor dat theorie en praktijk elkaar ontmoeten’
voor het stevig equiperen van studenten en docenten en dat levert het beste onderwijs voor leerlingen op”, vertelt Liesbeth Bloeme, programmamanager van de opleidings school Rijnmond, rondom Rotterdam. “Onze opleidings school is een rechtstreekse voortzetting van het Platform Rijnmond. Dat samenwerkingsverband werd in 2008 opgericht toen we door knelpunten op de arbeidsmarkt als risicoregio werden gekwalificeerd. Sindsdien werken negen schoolbesturen met ruim dertig schoollocaties steeds hechter samen. Met elkaar, met de Hogeschool Rotterdam en met universitaire lerarenopleidingen in Leiden en Delft.” In samenwerking met de Hogeschool Rotterdam gaven twee van de drie clusters waarin de regio Rijnmond het werkproces heeft georganiseerd, al langer vorm aan OIDS-trajecten. “Initieel was dat vooral om eigen leer lingen te interesseren in een lerarenopleiding. Het concept bleek succesvol en werd uitgebreid naar alle categorieën studenten en naar het derde cluster”, zegt Bloeme. Individueel bleken de clusters echter te klein om een erkende opleidingsschool te kunnen worden: “Daardoor visten we vaak achter het net. We stonden achteraan bij het ontvangen van stagiairs van de universitaire op leidingen en ondersteuningsregelingen bleken exclusief voor erkende opleidingsscholen.” Toen was daar opeens
het sectorakkoord – met de afspraak om het aantal opleidingsscholen uit te breiden: “Om die kans niet te missen, hebben we onze krachten nog steviger gebundeld.” Professionele leercultuur
Een professionele leeromgeving vergt een op leren gerichte cultuur waaraan leraren, teams, schoolleiding en bestuur samen bouwen. “Juist de wisselwerking tussen die geledingen vinden we belangrijk”, vertelt Bloeme. “Daarom zetten we binnen de kaders van de opleidings school de eerste stappen naar een professionele leer gemeenschap voor bestuurders, schoolleiders en docenten. Door de regio heen zijn we leernetwerken aan het inrichten waarbinnen we concrete thema’s koppelen aan hun betekenis voor onderwijs, organisatie en personeels beleid. Een thema als digitale didactiek vergt een integraal samenspel tussen alle niveaus. Je moet gezamenlijk bedenken wat stappen in die richting voor het schoolplan betekenen, hoe je die in het HRM-beleid inbedt en welke competenties docenten en schoolleiders ervoor nodig hebben.” Op termijn zal er ook een Rijnmond Academie worden opgericht: “Als nascholingsinstituut, maar vooral om collegiaal leren beter te faciliteren.” Dunamare wil met de studenten van de opleidingsschool zowel nieuwe theorieën en ideeën rondom opleiden
VO-magazine 3 / December 2015
11
STEUNPUNT OPLEIDINGSSCHOLEN ‘Onze directies en het college van bestuur hebben de ontwikkeling van het HR-beleid nu permanent op de agenda staan’
in huis halen als een lerende cultuur aanwakkeren. Jeremiah: “We faciliteren kruisbestuiving op alle niveaus. Voor studenten staan de deuren hier overal open. Studenten leren van ons, wij van hen, van collega’s, van de instituutsopleiders van HvA en UvA. Zo worden we die professionele leergemeenschap waar het sectorakkoord op doelt.” Doorlopende lijnen
‘De versterking van de samenhang binnen scholen tussen opleiden, professionaliseren en het op professionele ontwikkeling gerichte personeelsbeleid, is de basis van de kwalitatieve impuls voor opleiden in de school.’ Die stelling uit het Sectorakkoord VO sluit aan bij de uitgangspunten van Dunamare. “We willen bereiken dat binnen ons onderwijs opleiden, ontwikkelen en reflectie integraal onderdeel van je carrière zijn”, vertelt Jeremiah. “Daarom werken we toe naar een doorlopende leerlijn gedurende de hele onderwijsloopbaan van een medewerker en naar inbedding van professionele ontwikkeling in het HRMbeleid.” Dunamare heeft reeds een intern opleidings instituut voor docenten, directies en bestuursleden. Jeremiah: “Zoals we aan leerlingen en met de opleidings school maatwerk willen leveren, is het onze bedoeling om ook het aanbod van de Dunamare Academie af te stemmen op de feitelijke behoeftes van onze onderwijs professionals.”
In 2020 moeten er in de sector minimaal 2200 extra opleidings plaatsen zijn Ook de regio Rijnmond kiest voor een integrale aanpak, vertelt Bloeme: “Als opleidingsschool willen we niet alleen studenten tot leraar opleiden en toekomstige leraren opnemen in onze infrastructuur.; we willen alles wat binnen ons onderwijs met professionalisering te maken heeft, er onderdeel van laten zijn. De afgelopen jaren zijn we bijvoorbeeld bezig geweest met een groot project rondom digitale didactiek en het inrichten van de schoolorganisatie op complexe vaardigheden en nieuwe mogelijkheden. Professionalisering in die zin
12
VO-magazine 3 / December 2015
Het Steunpunt Opleidingsscholen ondersteunt en faciliteert bestaande (academische) opleidings scholen bij de versterking van het samen opleiden en professionaliseren. Met diezelfde ambitie stimuleert het Steunpunt nieuwe en niet‑bekostigde opleidingsscholen om zich te ontwikkelen tot geaccrediteerde opleidings school. Daartoe organiseert het Steunpunt samen met DUO voorlichtingsbijeenkomsten, ontwikkelt handreikingen rond de aanvraag procedure en publiceert voorbeelddocumenten op de website. De helpdesk brengt nieuwe opleidingsscholen voor de beantwoording van vragen in contact met ervaren opleidings scholen. Rond de verdere inbedding van samen opleiden in het HR-beleid van de scholen werkt het Steunpunt samen met de VO-raadprojecten ‘Naar een ambitieus leerklimaat’ en Strategisch HRM. www.steunpuntopleidingsscholen.nl
gaat vooral over zittend personeel en HRM-beleid. Leren houdt nooit op. Wel heeft het in elke loop baanfase een andere betekenis, vorm en doel.” Extra opleidingsplaatsen
Door de aanpassing van de ‘Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen’ heeft de sector nu ruimte voor substantiële uitbreiding van het aantal opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs. In 2020 moet dat zich vertalen in minimaal 2200 extra opleidingsplaatsen. Opleidingsschool Rijnmond wil jaarlijks tweehonderd studenten gaan opleiden, “naast eenzelfde aantal studenten dat nu al bij ons via het klassieke voltijdsen stagemodel een opleiding volgt”, vult Bloeme aan. Kwantitatieve en kwalitatieve aspecten gaan bij Dunamare hand in hand, zegt Jeremiah: “We richten ons op die extra opleidingsplaatsen én op het vinden van jezelf in je docentschap. Zo’n zoektocht is per definitie maatwerk. Intervisie, supervisie, lesbeoordelingen, reflectiegesprekken, video-interactiebegeleiding, kennismaking met de verschillende vormen van voonderwijs via interne doorstroom, dat alles helpt daarbij. Tegelijkertijd willen we uitgaan van een eerlijke beoordeling over je geschiktheid als docent.” Onderzoekende houding
Het onderzoek dat studenten van academische opleidings scholen verrichten, bevordert schoolontwikkeling, inno vatie en een onderzoekende houding bij alle onderwijs professionals, weet Bloeme: “Daarnaast is de expertise
van hogescholen en universiteiten voor de professio nalisering van zittend personeel van enorme waarde. De bij onze opleidingsschool betrokken leraren opleidingen voeren bijvoorbeeld het project Begeleiding Startende Leraren uit: zij brengen in de leergemeen schappen academisch onderzoek in om te komen tot optimale programma’s voor begeleiding van starters. De schoolopleiders die daar van ons uit bij betrokken zijn, nemen onderzoeksvaardigheden en andere acade mische bagage mee die zij binnenschools weer kunnen toepassen en delen.” Ook Dunamare Opleidingsschool verkent de mogelijk heden van academisch onderzoek. Jeremiah: “Zulk praktijkonderzoek moet zich structureel richten op thema’s die relevant zijn voor onze scholen. Daarvoor moeten we in samenspraak met de directie kijken naar de vragen die ons bezighouden en of we die via onder zoek door een student kunnen en willen beantwoorden. Ad hoc gebeurt dat al. Hier op het tweetalig Haarlemmer meer Lyceum heeft een student Nederlands bijvoorbeeld onderzocht hoe je taalgericht vakonderwijs binnen een vmbo-afdeling beter tot zijn recht kunt laten komen.”
Bezegeling
Aanvragen voor bekostiging van een (aspirant-) opleidingsschool konden tot 1 oktober 2015 worden ingediend. In 2016 en 2017 volgen nog twee aanvraag rondes voor samenwerkingsverbanden. Opleidings scholen kunnen ook dan ondersteuning vinden bij het Steunpunt Opleidingsscholen van VO-raad en PO-Raad (zie kader). De aanvraag voor de Dunamare Opleidingsschool werkte tot op bestuursniveau als een katalysator, vertelt Jeremiah: “Onze directies en het college van bestuur hebben de ontwikkeling van het HR-beleid nu permanent op de agenda staan, in samenhang met professionele ontwikkeling en een lerende cultuur. Dat voelt als een bezegeling van ons werk. De project leiders van Dunamare Academie en de opleidingsschool hebben beiden zitting in het HR-team en in onze nieuwe kernwaarden zijn goed werkgeverschap en het faciliteren van professionalisering speerpunten. We brengen de link tussen professionalisering en beleid dus echt in praktijk.”
NIEUWE VO2020-TOUR: MELD U NU AAN! Begin 2016 trekt de VO2020-karavaan weer door het land. Deze keer staat ambitie 5 uit het sectorakkoord centraal: professionele scholen als lerende organisaties. Een ambitieus leerklimaat vraagt om voldoende ruimte voor de leraar. Want alleen in gesprek met elkaar kom je tot verbetering en vernieuwing van het onderwijs. En dus praten we dit jaar niet over maar samen mét leraren over dit belangrijke thema. De VO-raad nodigt u van harte uit om u - samen met enkele geïnteresseerde leraren uit uw school of organisatie - aan te melden voor één van de bijeenkomsten op scholen in de regio’s. Zie voor meer informatie en aanmelden de website VO2020.nl.
Dit is nu al bekend over de bijeenkomsten: Regio Noordwest: 11 januari, Haarlemmermeer Lyceum, Hoofddorp Regio Oost: 19 januari Regio Noord: 21 januari Regio Zuid: 27 januari, Stedelijk College, Eindhoven Regio Zuidwest: 2 februari, ZuidWestHoek College, Ossendrecht Regio Midden: 9 februari Regio West: 16 februari, Picasso Lyceum, Zoetermeer Amsterdam: 10 maart, Berlage Lyceum, Amsterdam
VO-magazine 3 / December 2015
13
BIJPRATEN
Waardevolle gegevens beter benutten
‘DOORSTROOM IS ZAAK VAN IEDEREEN’ Vo-scholen en instellingen voor het vervolgonderwijs zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de doorstroom van leerlingen. Zij werken veelvuldig samen om die doorstroom soepeler te laten verlopen. Doorstroomgegevens geven daar nog meer richting aan, zo blijkt uit onderzoek. Tekst: Martijn Laman / Illustratie: Robert Vulkers
Een soepele doorstroom naar het vervolgonderwijs is een kerntaak in het voortgezet onderwijs. Het vergt zowel onderwijs dat aansluit bij (regionale) maatschappelijke en economische veranderingen als gerichte begeleiding van leerlingen. Mede daarom behoren een hechte band met de omgeving en aandacht voor de loopbaan van leerlingen over de sectorgrenzen heen tot de ambities in het sectorakkoord VO. Om daar met doorstroombeleid op in te spelen, hebben scholen inzicht nodig in het studiesucces van leerlingen in het vervolgonderwijs. Goede samenwerking met het vervolgonderwijs is daarvoor een vereiste. Onderzoek
Uit inventariserend onderzoek dat Regioplan deed in opdracht van de VO-raad, blijkt dat de samenwerking tussen vo-scholen en (regionaal) vervolgonderwijs nadrukkelijk een soepeler doorstroom tot doel heeft. Neem decaan Frank Brouwers van het RodenborchCollege in Rosmalen. Hij haalt ‘de omgeving’ al vaak de school in: “Onze leerlingen waaieren uit naar Den Bosch, Eindhoven, Tilburg, Nijmegen. Met de universiteiten en hogescholen daar heb ik veel contact over de aansluiting, om materiaal en kennis uit te wisselen en te voorkomen dat we hetzelfde wiel uitvinden. In decanenkringen en VO-HO-platforms werk ik bewust samen met andere organisaties, ook om de link te leggen tussen vaardigheden die in het voortgezet onderwijs aan bod komen en competenties die het hoger onderwijs vergt. Zo zijn leerlingen met een C&M-profiel vaak best creatief. Ik zou wel willen onderzoeken wat zoiets in het hoger onderwijs
14
VO-magazine 3 / December 2015
betekent voor die leerlingen. Doorstroomdata vormen dan een mooie informatiebron.” Samenwerking met de buitenwereld begint volgens Brouwers bij goede samenwerking in de school: “Wij hebben het geluk dat onze rector heel LOBminded is en veel belang hecht aan hoe leerlingen het buiten de school doen. Dat enthousiasmeert de teamleiders en de conrector.” Feiten nodig
Het Regioplanrapport ‘ Samenwerking in het voortgezet onderwijs’ verscheen afgelopen september. Het laat zien dat (regionale) samenwerking vele vormen aanneemt en geeft een beeld van doelen, resultaten en kansen. Scholen werken vooral samen omdat het hun leerlingen ten goede komt: betere voorbereiding op de arbeidsmarkt, betere oriëntatie op het vervolgonderwijs, meer ontwik kelingsmogelijkheden. Daarnaast profiteert de schoolorganisatie er zelf van, via professionalisering van leraren, het behoud van instroom en onderwijsaanbod en meer efficiëntie.
Samenwerking met de buitenwereld begint bij goede samenwerking in de school Het onderlinge contact brengt samenwerkende partners nader tot elkaar; zij leren wat voor de ander belangrijk is. “Om ons doorstroombeleid gerichter vorm te geven, hebben we het vervolgonderwijs echt nodig”, vertelt Anneleine Houtzager, docent en decaan/LOB-
coördinator van Niekée, een vmbo-school in Roer mond. “Wij merken bijvoorbeeld dat relatief veel van onze leerlingen later dan gemiddeld een startkwalificatie halen. Alleen samen met het mbo kunnen we achter halen of dat werkelijk klopt, op welke vervolgopleidingen en niveaus dat precies speelt, en op welke punten we mogelijk de voorlichting moeten aanpassen.” Aan leiding voor intensieve(re) samenwerking rond de doorstroom, is vaak een gevoel op de werkvloer dat ‘er iets hapert’. Maar gevoelens vormen een wankele basis voor daadwerkelijke verbeteractiviteiten; daar voor zijn feiten nodig.
Doorstroomdata
De effectiviteit van de samenwerking tussen voortgezet en vervolgonderwijs wordt groter als deze wordt gevoed door gegevens over doorstroom. Deze doorstroomdata omvatten niet alleen de feitelijke doorstroomgegevens van leerlingen en hun leerloopbaan, maar ook informatie uit alumnionderzoek of terugkoppelingen over de loopbaan van studenten door het vervolgonderwijs. Analyse van kwantitatieve en kwalitatieve door stroomdata kan scholen inzicht geven in de aantallen leerlingen die na een jaar nog op dezelfde vervolgopleiding zitten, maar laat ook zien hoe
ZEVEN RANDVOORWAARDEN VOOR SUCCESVOLLE SAMENWERKING 1. Analyseer mogelijke samenwerkingspartners vanuit een heldere visie op de gewenste samenwerkingsthema’s. 2. Zorg voor voldoende tijd en direct contact tussen samenwerkende partijen om de samenwerking echt te laten groeien. 3. Zorg voor betrokkenheid op alle relevante niveaus van de schoolorganisatie: bestuurders, schoolleiders en leraren. 4. Bedenk en leg op bestuursniveau vast wat de verschillende partijen met de samenwerking willen bereiken, en op welke manier zij zich daarvoor willen inzetten.
5. Zorg dat de samenwerking een gezamenlijk doel dient, waarbij alle partners baat hebben. 6. Zorg voor coördinatie (en/of een coördinator) en maak heldere afspraken over wederzijdse verwachtingen. 7. Zorg voor een duidelijke geografische afbakening van de regio; dat maakt samenwerken vanzelfsprekender en draagt bij aan succes. (Bron: Eindrapport Samenwerking in het vo, Regioplan / VO-raad, 2015)
VO-magazine 3 / December 2015
15
BRON: MANAGEMENTV ENSTER
‘Met structurele samenwerking blijft wat we opbouwen, behouden voor de toekomst’
leerlingen de voorbereiding op het vervolgonderwijs hebben ervaren en welke knelpunten ze tegenkomen. Vanwege de waarde van die informatie voert de VO-raad momenteel de pilot ‘Optimaal werken met doorstroom data’ uit. De ruim 25 deelnemende vo-scholen beginnen de pilot met een eigen onderzoeksvraag, en beantwoor den deze via analyse en bespreking van doorstroomdata. Niekée Roermond formuleerde bewust een brede onderzoeksvraag, vertelt Houtzager: “We wilden weten hoe onze doorstroomcijfers zich verhouden tot het landelijke beeld. Tegelijk willen we dat keuzebegeleiding en doorstroom ook in de persoonlijke beleving van leerlingen goed verlopen. Door oud-leerlingen ernaar te vragen, krijgen we de bevestiging dat wat we doen, ook is wat we móeten doen. Maar de eerste winst is toch het bespreekbaar maken van doorstroomgegevens met collega’s in en buiten de school”, vindt Houtzager.
Waar de stroombestanden van DUO alleen ruwe data bevatten over de directe doorstroom, biedt het ManagementVenster van VenstersVO overzichtelijke en vergelijkbare bewerkingen van doorstroomdata per onderwijssoort in het vo, met en zonder diploma, en over vijf jaren:
pp Naar welke onderwijssectoren (mbo-hbo-wo-vo) stromen leerlingen door? pp Naar welk type opleidingen (vakgebieden) stromen leerlingen door, afgezet tegen de gekozen profielen en sectoren? pp Hoeveel procent van de leerlingen blijft na doorstroom in de eerste twee jaren in hetzelfde vakgebied en/of dezelfde sector; hoeveel procent switcht en valt uit? pp Wat is de uitstroom uitgesplitst naar jongens en meisjes? pp Wat is de startkwalificatie van uitstromende leerlingen (rapportage)?
ADVERTENTIE
Cursussen In Arnhem of op locatie Statistische prognose
Persoonlijk budget
Voor komend schooljaar en op lange termijn. Met de effecten van krimp/groei en pensionering.
Wetgeving, registratie en relatie met formatieplanning.
Financiën en formatieplanning Van begroting naar lessen en taken.
Het registreren van de vervanger en het berekenen van de eventuele uitbreiding.
Starterscursus
Lesplanning
Inrichten van programma, tips en trucs in het gebruik.
www.foleta.nl
16
Vervangingen
VO-magazine 3 / December 2015
Van de eerste prognose tot aan het basisrooster.
BIJPRATEN Nieuwe vragen
Datzelfde geldt voor decaan Brouwers: “De doorstroom is een zaak van iedereen. Deze pilot zet docenten, teamleiders, en directie aan het denken en creëert inzicht in de toepassing van doorstroomdata. Van daaruit vinden we weer makkelijker de samenwerking met het vervolgonderwijs.”
‘De eerste winst is het bespreekbaar maken van doorstroomgegevens met collega’s in en buiten de school’ De onderzoeksvraag van het Rodenborch-College betrof de studierichtingen die havo- en vwo-leerlingen met het profiel Cultuur & Maatschappij de afgelopen jaren kozen. Bespreking van de doorstroombestanden in het ManagementVenster leverde Brouwers en zijn collega’s in eerste instantie vooral nieuwe vragen op, mede doordat de interpretatie van harde cijfers afhankelijk bleek van visie en beleid. Brouwers: “Toch hebben we wat voorzichtige conclusies getrok ken. We willen onze profielcriteria nog eens onder de loep nemen, eerder in kaart brengen wat leerlingen denken over de profielen en onder eindexamenleer lingen onderzoeken of de kennis die ze nu hebben, een andere profielkeuze zou opleveren.” Na het eind examen raken leerlingen nog te vaak uit beeld. Contact met het vervolgonderwijs helpt scholen om zicht te
blijven houden op het studiesucces van oud-leerlingen en beleid af te stemmen op hun volledige leerloopbaan. Toekomst
Uiteindelijk wil Brouwers voor de onderbouwing van het doorstroombeleid niet langer afgaan op onderbuik gevoelens: “In mijn eentje kan ik echter niets met doorstroomcijfers. Daarom wil ik de analyse van doorstroomdata uiteindelijk cyclisch inbedden. Met structurele samenwerking, intern én extern, blijft wat we opbouwen, behouden voor de toekomst.” Ook Houtzager wil toe naar een situatie waarin zij en haar collega’s jaarlijks bijeenkomen om doorstroom cijfers te bespreken. “Gevoelens of vragen op de werk vloer blijven te vaak op de werkvloer. Door daar doorstroomdata aan te koppelen en leidinggevenden te betrekken, volgen er sneller acties op.” Daarbij werkt Houtzager ook samen met de doorstroomcoördinator van ROC Gilde Opleidingen, Piet Verstappen (zie kader). “We hebben al lang goed contact over doorstroom en warme overdracht. Dat maakt het eenvoudiger om vragen en informatie te delen en daar terugkoppeling op te krijgen. Samen met het mbo wil ik ervoor zorgen dat onze leerlingen straks veel vroeger, veel meer kunnen proeven van het mbo. Het zou mooi zijn als een tweedejaars leerling van ons straks heel laagdrempelig bij een mbo-opleiding kan binnenlopen en met een mbo-docent in gesprek kan.”
IN HET VERVOLGONDERWIJS Als doorstroomcoördinator van het Limburgse ROC Gilde Opleidingen bezoekt Piet Verstappen regelmatig de toeleverende scholen: “Voor de warme overdracht en voor leerlingen die extra aandacht nodig hebben trek ik samen op met zorgcoördinatoren, decanen en schooldirectie.” Verstappen vindt het ‘superbelangrijk’ hoe het leerlingen vergaat na hun opleiding: “Ook bij vo-scholen zie ik groeiende aandacht voor de vraag hoe hun onderwijs en begeleiding uitwerken bij de vervolgopleidingen. Je opleiding omvat maar een stukje van je leven. Daarom proberen we de loopbaanoriëntatie van leerlingen te focussen op de vorming van een toekomstbeeld en het beroep dat ze willen uitoefenen.” Binnen het samenwerkingsverband Noord- en MiddenLimburg richt Verstappen zich meer op macroniveau op een goede afstemming van het regionale onderwijs: “Samen met de regionale bestuursvoorzitters kijken we geregeld naar de macrodoelmatigheid van gekozen profielen.” Met vo-scholen werkt Verstappen ook aan
docentenuitwisseling: “Docenten van mbo, hbo en universiteiten moeten op de hoogte zijn van wat er op hun vakgebied gebeurt in het voortgezet onderwijs, en omgekeerd.” Bij de pilot van Niekée Roermond haakte Verstappen graag aan: “Alleen al de vernieuwing van het vmbo geeft aanleiding om de aansluiting gezamenlijker op te pakken. En als je zoals Niekée merkt dat een aantal leerlingen van zorg & welzijn toch kiest voor een economische opleiding, ga je op zoek naar signalen. Juist dan heb je doorstroomgegevens nodig.” Die kunnen ook trends blootleggen, merkt Verstappen. “Aan populaire opleidingen kleeft soms een geringe arbeidsrelevantie. Daarom vind ik het zo belangrijk er samen met het voortgezet onderwijs voor te zorgen dat leerlingen een reëel beeld krijgen van de mogelijk heden en gevolgen van hun keuzes. Wie een bakkers opleiding gaat volgen, moet beseffen dat dit veel nachtwerk inhoudt. Daar kun je licht over denken, maar zoiets heeft impact op je leven.”
VO-magazine 3 / December 2015
17
ACTUEEL
ONDERWIJS AAN ASIELZOEKERSKINDEREN
SCHOOL IS EEN PRETTIGE AFLEIDING Kinderen tussen twaalf en achttien jaar gaan na hun aankomst in Nederland eerst naar de internationale schakelklas (isk). In beleidstermen heet dit ‘eerste opvang anderstaligen’ (eoa). Een isk-programma omvat veel taalonderwijs (NT2) en algemeen vormende vakken. Gemiddeld zitten leerlingen twee jaar op een isk, daarna gaan ze naar het vervolgonderwijs. 70 procent stroomt door naar het mbo. Er zijn op dit moment 91 isk-afdelingen in Nederland, meestal verbonden aan een school voor voortgezet onderwijs, soms aan een mbo-instelling. Scholen werken met man en macht om de nieuwe instroom in goede banen te leiden. Bestaande voorzieningen moeten vaak worden uitgebreid: op verschillende locaties, zoals in Friesland, is sprake van een verdubbeling. De werk druk is hoog en besturen worstelen om aan voldoende en bekwaam personeel te komen. Hariëtte Boerboom is adviseur vo bij LOWAN, de organisatie voor ondersteuning van het onderwijs aan nieuwkomers. Zij zegt: “Er is een gebrek aan informatie en overzicht: waar moet je op anticiperen? Het is een
18
VO-magazine 3 / December 2015
lastig moment als je niet meer in je gebouw past. Er worden noodgebouwen geplaatst, scholen moeten naar een andere locatie gaan uitkijken, maar hoe is het over een half jaar? Waar moet je op rekenen?”
‘Het is een heel leuke doelgroep om les te geven’ Monique van der Kleijn is manager Onderwijs van School 23, een instelling waar voortgezet onderwijs anderstaligen (voat) wordt geboden aan jongeren van vijftien tot negentien jaar. De school maakt deel uit van het Summa College, een roc in Eindhoven met een votak . “Het lastigste op dit moment vind ik dat we de hele tijd achter de feiten aanlopen,” zegt Van der Kleijn. “We zijn alleen maar bezig met mensen aannemen en extra lokalen inrichten. Gemeenten, voogden, alle betrokkenen oefenen druk uit om leerlingen te plaatsen. Sorry, we kunnen niet sneller dan we nu gaan, we kunnen geen ijzer met handen breken. Ik krijg niet zo snel personeel gevonden als er leerlingen instromen.
OMGAAN MET TRAUMA’S EN OORLOGS VERWERKING
De toestroom van vluchtelingen houdt voorlopig aan. Dat betekent dat het aantal vluchtelingenkinderen op scholen blijft groeien, ook nu de teldatum van 1 oktober voorbij is. In oktober en november zijn volgens schattingen zo’n tweeduizend extra leerlingen het voortgezet onderwijs binnengekomen. Wat is er nodig om deze leerlingen goed op te vangen? Tekst: Mirjam van Teeseling / Fotografie: Hollandse Hoogte
Ik heb nu een beperkt aantal leerplichtigen op een wachtlijst staan en daar schaam ik me voor, maar je moet ook de kwaliteit zien te waarborgen.” Er zijn grote schommelingen in het aantal leerlingen en dus ook in het aantal benodigde docenten. Een mogelijke oplossing is docenten aannemen op project basis. “De werving en selectie vraagt veel”, aldus Van der Kleijn. “NT2-docenten zijn niet meer te krijgen. Er worden docenten ingezet met een pabo-diploma, vaak afkomstig uit het speciaal onderwijs. Die kunnen goed differentiëren, zijn goed in klassenmanagement en breed inzetbaar.” Uitklapsysteem
In Nijmegen, waar een grote tijdelijke noodopvang locatie voor vluchtelingen is, wil het Canisius College binnenkort voor zes tot negen maanden een extra isk‑afdeling openen, een nevenvestiging van de moederschool, om de kinderen die in deze nood opvang verblijven het onderwijs te kunnen bieden waar zij recht op hebben. Jan Müskens, locatieleider
Docenten hebben toegang tot kennis en expertise nodig om goed te kunnen omgaan met leerlingen die last hebben van posttraumatische stress en oorlogs trauma’s. Zo kan de Stichting Tussenspel worden ingezet voor speltherapie op scholen. De Augeo Foundation ontwikkelt een online cursus die docenten leert de veerkracht en het herstel van kinderen te bevorderen en om te gaan met symptomen van traumatische stress. Deze cursusmaterialen worden door Augeo vanaf december 2015 gratis verspreid. Aan vo-scholen biedt het Expertisec entrum gezondheids verschillen Pharos ondersteuning aan leerlingen en docenten in de vorm van lesmaterialen en kennis bevordering. (Bron: Kamerbrief over onderwijs aan asielzoekers, 26 oktober 2015)
isk van het Canisius College, vindt het “ethisch en maatschappelijk totaal niet verantwoord om niks te doen voor deze kinderen.” Hij heeft een blauwdruk gemaakt voor het snel opzetten van onderwijs aan nieuwkomers. “Een uitklapsysteem, als een campingtafel.” Zijn visie is doortimmerd. “Heel belangrijk: het is geen regulier onderwijs. Pas je curriculum, je aanbod daarop aan. Er zijn voortdurend enorme mutaties; leerlingen zijn over twee weken soms alweer weg. Wij gaan werken met themakaternen, in modules van zes à zeven weken NT2. Daarna gaan de leerlingen door naar een volgende groep, een groep van blijvers. Telkens gaat het om blokken van zeven weken. Je moet niet al te veel willen differentiëren, dat is niet te doen. Je hebt soms wel zeven verschillende niveaus in je groep.”
‘Ook na de isk is extra ondersteuning nodig; dat zie ik nog te weinig gebeuren in het vo’
VO-magazine 3 / December 2015
19
ACTUEEL
ONDERWIJS AAN ASIELZOEKERSKINDEREN
BEKOSTIGING Bovenop de reguliere bekostiging zijn er twee regelingen waarmee scholen extra financiering kunnen krijgen voor onderwijs aan vluchtelingen kinderen. Het gaat om bekostiging voor twee jaar. De regeling Nieuwkomers (€5000,- per leerling per jaar) is voor nieuwkomers die korter dan twee jaar in Nederland zijn en niet de Nederlandse nationaliteit bezitten. Voor de regeling Eerste Opvang Vreemde lingen (€4500,- per leerling per jaar) mogen alleen nieuwkomers worden meegeteld die korter dan een jaar in Nederland zijn. Deze regeling ter
vergoeding van tussentijdse in- en uitstroom loopt via de scholen en kent twee peildata: 1 oktober en 1 april. Scholen die door een exceptionele instroom in de problemen komen, kunnen contact opnemen met LOWAN-vo. LOWAN legt het voor aan OCW, waarna OCW in overleg met LOWAN en de VO‑raad naar een oplossing op maat zoekt. Een aantal scholen heeft inmiddels maatwerkbekostiging ontvangen.
Een goede intakeprocedure is cruciaal, zeggen alle betrokkenen. Müskens: “Je moet goed het profiel bepalen, zodat je leerlingen kunt indelen in categorieën: analfabeet, langzame leerders, snelle leerders. Syriërs zijn over het algemeen goed opgeleid en hebben vaak al Engels gehad, bij kinderen uit Eritrea is het beeld heel divers. Stel je ambities niet te hoog, maar organiseer je onderwijs wel goed. We bieden naast NT2 ook andere dingen: wiskunde, handvaardigheid, sport en spel. We willen zo’n dertig lesuren per week gaan geven op de nieuwe locatie, dagelijks van half negen tot drie, logistiek is dat handig met het oog op vervoer. Daarna heeft het personeel tot half vijf de tijd om ervaringen te delen en met het team zaken bij te stellen. Leerlijnen, klassen samenstelling, werkafspraken, klassenregels, wat is respect, wie surveilleert, hoe komen kinderen binnen, welke deuren mogen ze gebruiken, zijn er lunch pakketten tussen de middag? Het wordt onderschat wat er allemaal bij komt kijken.”
maar die hoeft niet specifiek op trauma’s gericht te zijn, is de boodschap van Pharos, expertisecentrum gezond heidsverschillen. Belangrijk is vooral het versterken van onderlinge sociale steun. Essentieel is dat scholen een goede zorgstructuur hebben, zegt Dionne Zeldenrijk, adviseur van de VO-raad: “Als er signalen zijn dat het niet goed gaat met een kind, moet je snel kunnen doorverwijzen. Docenten moeten oppassen dat ze niet zelf op de stoel van de hulpverlener gaan zitten. We zien dat deze kinderen juist behoefte hebben aan het normaliseren van het leven; daar hoort bij dat ze zoveel mogelijk gewoon en goed onderwijs krijgen.” “De groep nieuwkomers is eigenlijk helemaal niet de moeilijkste doelgroep,” zegt Boerboom van LOWAN-vo. “Het is een groep die heel graag wil leren. Natuurlijk zijn er veel kinderen die traumatische ervaringen hebben. Ze komen uit vluchtelingenkampen, voelen zich eindelijk een beetje veilig en gaan weer pubergedrag vertonen, eigenlijk heel gezond. De school kan heel veel betekenen door een veilig schoolklimaat te bieden, een goed pedagogisch klimaat te scheppen om weer tot leren te komen. Soms is er meer hulp nodig. Dan roep je die extern in, vanuit de zorgstructuur.”
Zorgstructuur
Hoewel deze kinderen uit een oorlogssituatie komen en ontworteld zijn, is hun veerkracht enorm. Vluchtelingenkinderen vragen wel specifieke aandacht,
20
VO-magazine 3 / December 2015
www.lowan.nl
ADVERTENTIE
58.000 AANTALLEN De verwachting van het COA is dat in 2015 in totaal zo’n 58.000 mensen instromen. 62 procent is uit Syrië afkomstig en 25 procent uit Eritrea. Ongeveer een op de drie vluchtelingen is kind en 7 procent is tussen de twaalf en achttien jaar. Veel van deze leerlingen zijn alleenstaande minderjarigen. De prognose is dat de instroom voorlopig rond dit niveau zal blijven en ook de komende jaren hoger zal zijn dan de afgelopen tien jaar. Maar er zijn veel onzekerheden over instroom, verdeling over Europa, verdeling binnen Nederland, en secundaire instroom door gezinshereniging.
Voor vertrouwen, veiligheid, rust en wederzijds respect • Preventief en curatief Opleiding voor individuele docenten en teams • Gratis volgsysteem, door COTAN positief beoordeeld • Aanpak van pesten, erkend effectief (NJi) Ouders, docenten en leerlingen verlangen een school die goede leerresultaten weet te behalen en de veiligheid weet te waarborgen.
(036) 548 94 05
[email protected]
“We zijn geen hulpverleners, dat moeten we niet willen,” zegt ook Van der Kleijn. “Het is een heel leuke doel groep om les te geven: ze willen zo graag naar school, weer aan een toekomstperspectief werken. Je krijgt er veel energie van.” Leerarrangementen
Omdat de leerlingen na de isk geen diploma hebben, stromen ze door naar een laag niveau, zoals de mboentreeopleiding, terwijl dat voor een deel van deze leerlingen zonde is van hun capaciteiten. “Het is heel moeilijk om deze kinderen door te laten gaan op het niveau dat aansluit bij hun potentie,” zegt Boerboom. “Om de taalachterstand weg te werken, is er ook na de isk extra ondersteuning nodig. Dat zie ik nog te weinig gebeuren in het mbo, hbo, of het reguliere vo.” In opdracht van LOWAN ontwikkelt het kennisinstituut voor taalontwikkeling ITTA momenteel een aantal leerlijnen of ‘arrangementen’ voor nieuwkomers, gekoppeld aan bepaalde uitstroomprofielen, zoals praktijkonderwijs, werk, of havo. Van der Kleijn werkt hieraan mee. “Per leerdersprofiel gaan we de keuze van materiaal en methodieken vastleggen, als handvat voor isk-scholen om hun lesprogramma’s in te richten, zodat
kanjertraining.nl
deze zo goed mogelijk zijn afgestemd op wat de leerling nodig heeft. Voor de moeilijk lerende groep zijn bijvoorbeeld praktijkvakken belangrijk, zoals koken en techniek, om leerlingen zelfredzaam te maken. De sneller lerende groep bied je eerder Engels aan, algemeen vormende vakken, staatsexamentraining NT2. De leerarrangementen verbeteren landelijk ook de onderlinge overdracht en afstemming van isk-scholen. Het komt vaak voor dat kinderen verhuizen en dan is het belangrijk dat de leerlingen op een andere school de draad weer goed kunnen oppakken.”
‘Het komt vaak voor dat kinderen verhuizen en dan is het belangrijk dat ze op een andere school de draad kunnen oppakken’ “Het is in dit gereguleerde landje geweldig om met deze doelgroep te werken, het is prachtig werk,” zegt Müskens van het Canisius College. “Je moet wel bepaalde competenties hebben: improviseren, vernieuwend werken. De leerling is de maat.”
VO-magazine 3 / December 2015
21
22
VO-magazine 3 / December 2015
VO IN BEELD Wat Bewegen tijdens het leren Waar Stanislas College, Rijswijk Wanneer Donderdag 19 november, 14.10 uur Waarom Leerlingen leren én bewegen tegelijkertijd om het leren te vergemakkelijken. Fotografie: Josje Deekens
VO-magazine 3 / December 2015
23
360 °
Onderwijs 2032 brengt brede discussie op gang
SCHOOL VAN DE TOEKO BEGINT VANDAAG Hoe sorteren scholen voor op het curriculum van de toekomst zoals voorgesteld door het Platform Onderwijs 2032? Is er ook aandacht voor het ‘hoe’, voor maatwerk en gepersonaliseerd leren? Welke rol spelen docenten in de ontwikkeling van een nieuw curriculum? Een artikel over het onderwijs van morgen waarvan de contouren zich vandaag al laten zien. Tekst: Carolien Nout / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“Het onderwijs moet helemaal op de schop”, stelt Paul van Meenen, lid van de Tweede Kamer voor D66. “Alleen vernieuwing van het curriculum is niet genoeg; de ideeën hierover rusten op het bestaande onderwijs bestel. En dat bestel is failliet.” In het debat dat de PO-Raad en de VO-raad onlangs in Nieuwspoort organiseerden, mocht een standpunt best scherp worden neergezet. Want is er wel genoeg ruimte en flexibiliteit in het systeem om het onderwijs van de toekomst voor elkaar te krijgen? Het vertrekpunt was het onlangs uitgebrachte conceptadvies van het Platform Onderwijs 2032, over de vraag wat leerlingen in 2032 moeten kennen en kunnen als ze van school gaan. Het resulteerde in een levendige discussie met politici en met betrokkenen uit het onderwijs, met name over de vraag wat er allemaal moet veranderen in het onderwijssysteem. Onmisbaar
Het Platform, voorgezeten door Paul Schnabel, brengt begin volgend jaar een definitief advies uit over het onderwijs van de toekomst. Eerst wil het echter de hoofdlijnen met zo veel mogelijk mensen uit het onderwijs bespreken. Die hoofdlijnen zijn dat er in het onderwijs meer aandacht moet komen voor de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen en hun voorbereiding op deelname aan de maatschappij (burgerschap). Inspelen op de nieuwsgierigheid van leerlingen en talentontwikkeling zijn daarvoor belang
24
VO-magazine 3 / December 2015
rijk. Verder moeten leerlingen een beperkte kern van kennis en vaardigheden aangereikt krijgen. Taal en rekenen blijven onverminderd belangrijk. Digitale en sociale vaardigheden zijn ook onmisbaar in de komende tijd, aldus het Platform, dat tevens voorstelt om meer vakoverstijgend onderwijs aan te bieden. Dit moet een einde maken aan de versnippering van vakken en het overladen programma. Verder moeten leerlingen de mogelijkheid krijgen hun basiskennis verder te verdiepen en te verbreden naar eigen capaciteit, interesse en perspectief. Het Platform stelt voor drie domeinen in het onderwijs te onderscheiden: Natuur & Technologie, Mens & Maatschappij, en Taal & Cultuur. Samenspel
Visie, doelen, materiaal, toetsing: in een onderwijs programma hangt alles met elkaar samen, vindt Luc Sluijsmans, die als leerplanontwikkelaar bij SLO ook betrokken is bij het Platform Onderwijs 2032. “Bij het vernieuwen van het onderwijscurriculum gaat het om een samenspel op verschillende niveaus: de sturing van de overheid die bepaalt waarom en wat belangrijk is op (inter)nationaal niveau; de scholen, die lokale en regionale keuzes maken; en de leraar, die vanuit zijn vakgebied in overleg met collega’s het leerplan ontwerpt.”
‘Het betrekken van de wereld buiten de school is meer dan ooit nodig’
OMST
‘Niet iedere docent hoeft een curriculumontwerper te zijn, maar je moet wel iemand in je team hebben die dat kan’
Nederlandse leraren en schoolleiders vragen om heldere kaders en een gedeelde visie op het ‘waartoe’ van het onderwijs en leren. Dat bleek uit de Curriculumspiegel 2015, die SLO begin dit jaar presenteerde. Nu het Platform Onderwijs 2032 een schets op tafel heeft gelegd, is het interessant om te zien hoe scholen daarmee verder kunnen. Sluijsmans wijst op het collectieve leerplangesprek dat zo belangrijk is om samen een curriculum te ontwikkelen. “Bouwen aan een cultuur waarin die systematische discussie creatief in de school gevoerd kan worden, is een vereiste. Schoolleiders moeten dat faciliteren en aanjagen. Het is belangrijk om duidelijke, samenhangende keuzes te maken. Een evenwichtig curriculum bevat ook eigen accenten van de school. Vanuit de visie op leren kijk je eerst naar doelen, dan naar de wijze van beoordelen en vervolgens naar andere curriculumaspecten zoals het materiaal dat je gebruikt en de leeractiviteiten die je onderneemt. De rol van de leraar in dat gesprek is essentieel. Nu hoeft niet iedere docent een curriculumontwerper te zijn, maar je moet wel iemand in je team hebben die dat kan, iemand die de juiste vragen stelt.” De leerplanontwikkelaar geeft regelmatig workshops over curriculumontwerp. Het verbaast hem wel eens hoeveel misverstanden er zijn over wat moet en mag in het onderwijsprogramma waarin scholen en docenten eigenlijk veel vrijheid
VO-magazine 3 / December 2015
25
SLO: CURRICULUM VAN DE TOEKOMST Wat is de moeite waard om te leren? Met die vraag opent de themawebsite van SLO, www.curriculumvandetoekomst.slo.nl. De Curriculumspiegel helpt om het gesprek over het leerplan op gang te helpen. Ook is er een overzicht te vinden van ontwikkeling van het curriculum in andere Europese landen. Doorlopende leerlijnen van primair onderwijs tot eind voortgezet onderwijs, tips voor samenhang en leermiddelen zijn te vinden op www.leerplaninbeeld.slo.nl.
hebben - en hoe weinig leraren weten van elkaars programma en uitvoering. “Aan de ene kant willen docenten vrijheid, aan de andere kant willen ze houvast. Onder andere uitgeverijen spelen daarop in met uit gebreide lesmethodes. Het begint echter altijd met de vraag: wat wil je jouw leerlingen leren en wat heb je ervoor nodig?” Sluijsmans vindt de brede landelijke discussie over het curriculum van de toekomst uniek en bijzonder waarde vol. “Het onderwijs is een van de weinige plekken waar kinderen met kennis en onderwerpen in aanraking komen die voor velen niet vanzelfsprekend zijn. Juist op school kun je verborgen talenten aanwakkeren. Ik hoop dat scholen bij alle ontwikkelingen niet vergeten het perspectief van de leerling te betrekken. Bij de start van mijn teamleiderschap in de bovenbouw, liep ik eerst een paar dagen mee ‘als leerling’ om te ervaren hoe het is om alle vakken te volgen in het voortgezet onderwijs. Ik was bekaf! Ik ervaarde naast de bevlogenheid van collega’s ook de onduidelijkheid die je als leerling kan tegen komen: wat wil die leraar nou van mij? Hoe komt een cijfer tot stand? Wat is de relatie met een ander vak? Het gaat om de samenhang tussen al die onderwerpen, die is er vaak niet.” Curriculumwerkers
Het professionele gesprek voeren op school en de docent een belangrijke rol geven zijn dus essentieel voor het onderwijs van de toekomst. Maar hoe denken de docenten daarover; willen zij dat eigenlijk wel? Een groep leraren hield hierover een peiling onder leraren en schreef het manifest ‘In het curriculum toont zich de meester!’, gericht aan het Platform Onderwijs 2032. Zij willen een dynamisch curriculummodel dat op alle niveaus, in verschillende opleidingen en schoolsoorten kan worden geïmplementeerd. Daarnaast vinden ze
26
VO-magazine 3 / December 2015
dat leraren een centrale rol dienen te hebben bij de curriculumontwikkeling, op school en landelijk. Een van de auteurs van het manifest is Alderik Visser, docent geschiedenis op het Thorbecke VO in Rotterdam. Op zijn weblog noemt hij docenten curriculumwerkers die centraal moeten staan in het onderwijs van de toekomst: “(…) Zij moeten met hun collega’s kennis en ervaringen kunnen uitwisselen via horizontale netwerken (peer review, professionele leergemeenschappen). Dit kan zowel fysiek, via bijeenkomsten binnen de eigen zuil, regio of vakgebied worden georganiseerd alsook virtueel, via digitale platforms en virtual learning communities. Dat zal veel vragen van de betrokken docent-curriculum ontwerpers, zeker, maar die krijgen daar ook wat voor terug: ‘eigenaarschap’ en zo mogelijk ook andere vormen van professionele ontwikkeling, een nieuw carrièreperspectief.” Buiten de school
Ab van der Touw, lid van het Platform Onderwijs 2032 en CEO van Siemens, stelt dat scholen meer vrije ruimte moeten krijgen. “Meer doen aan minder verplichte vakken is één. En twee: het benutten van vrije ruimte, zo’n 30 à 40 procent van de onderwijstijd, waarin docenten samen, vakoverstijgend, nieuwe dingen kunnen ontwikkelen. Dit betekent dat je regionale verschillen krijgt tussen scholen en dat ook moet accepteren. Belangrijk is verder dat leerlingen niet alleen op school leren. Het betrekken van de wereld buiten de school is meer dan ooit nodig: ouders, bedrijven, non-profitorganisaties en andere onderwijsinstellingen dragen bij aan de ontwikkeling van leerlingen en aan hun voorbereiding als op de maatschappij.” Dat is koren op de molen van Judit Weekenborg, rector van de Scholengemeenschap Lelystad (SGL). “Ik vind het essentieel dat de gemeenschap waar je
360 °
als school deel van uitmaakt, ook verantwoordelijk is voor het onderwijs. Wij betrekken alle partners in de buurt: sportclubs, de gemeente, cultuurinstellingen en bedrijven. Onderwijs is niet alleen een taak van de school. We zitten niet op een eiland, maar zijn maatschappelijk verbonden. Leerlingen kunnen leren en ervaring opdoen buiten de school en dat is niet vrijblijvend.”
om te werken met een kernteam van docenten waar je tijdelijk mensen van buiten aan toevoegt, als een flexibele schil. Dan maak je gemakkelijker die verbinding met nieuwe kennis en ontwikkelingen in de buitenwereld.” Gepersonaliseerd leren
Verandering van het hele onderwijsbestel of niet: scholen zijn in de praktijk al volop bezig met de toekomst. De VO2020-tour van begin 2014 leverde ambities op waar Kernteam de sector de komende jaren aan werkt om het onderwijs SGL werkt samen met Scholengemeenschap De Riet toekomstbestendig te maken. Ze zijn uitgewerkt in het landen en ISG Arcus aan een nieuw schoolconcept. sectorakkoord voor de komende jaren. Scholen ontwik De scholen, die onder hetzelfde bestuur vallen (SVOL), kelen zich in de richting die het advies van het Platform ontwikkelen samen nieuwe clusters voor vmbo en havo/ ook aangeeft: verbinding met de omgeving, eigentijds vwo die in 2018 van start zullen gaan. Er wordt veel onderwijs in een professionele lerende organisatie, een gesleuteld aan het onderwijsconcept. Weekenborg, brede vorming en maatwerk. De contouren van het verantwoordelijk voor het vmbo-cluster, is alvast blij met onderwijs van de toekomst tekenen zich af op tal van de nieuwe vmbo-profielen die zoveel meer ruimte geven. scholen die aan deze onderwerpen werken. Alleen, in Voor het vmbo wil de school de verplichte vakken Leerlabs of samen. afsluiten in het derde leerjaar en in het vierde jaar een gezamenlijk programma met het mbo opzetten. “Het ‘Docenten maken natuurlijk hele programma, van de brugklas tot en met het mbo, altijd een planning, maar nu wordt in kleine stapjes opgebouwd. Alle leerlingen denken ze meer in leerdoelen’ hebben halfjaarlijkse gesprekken waarna zij keuzes kunnen maken. Zo krijgen ze steeds beter zicht op waar ze goed in zijn en wat ze willen leren.” Neem de Vlaardingse Openbare Scholengroep (VOS). Ook het Technasium is zo’n plek waar leerlingen op De school maakt deel uit van Zo.Leer.Ik!, een een andere manier aan kennis en vaardigheden werken. samenwerkingsverband van twaalf scholen die de Havo- en vwo-leerlingen van de SGL werken in blokken mogelijkheden van het Zweedse Kunskapsskolan-model van zeven weken ongeveer zes uur per week aan een voor Nederlandse scholen onderzoeken. Zo.Leer.Ik! realistische opdracht van een echte opdrachtgever. werkt aan talent en biedt onderwijs waarmee elke Weekenborg is blij met de ideeën van het Platform leerling het beste uit zichzelf haalt. Hoge leeropbrengsten, omdat ze richting geven. “Scholen moeten geholpen het efficiënt benutten van onderwijstijd en uitgaan van worden hun systemen te veranderen, door te laten zien het talent van leerlingen zijn de kernbegrippen. hoe het ook zou kunnen. Onze manier van werken, Bètadocenten van de VOS maakten voor de bovenbouw met vaste uren, vakken, lokalen en docenten moet van havo/vwo gepersonaliseerd leren mogelijk. Zij veranderen. Ik zie in de toekomst graag mogelijkheden hebben samen leerdoelenprofielen gemaakt waaraan
VO-magazine 3 / December 2015
27
ADVERTENTIE
LOB van visie naar resultaat
LOB staat volop in de belangstelling. De vernieuwing die nu in het VMBO wordt doorgevoerd maakt LOB tot een verplichting. In visie vinden we elkaar al snel. Maar dan. Hoe zit het op de werkvloer? Hoe kan LOB ook daadwerkelijk zinvol worden georganiseerd binnen scholen? Een interview met John Mulder van AMN. Wat is de visie van AMN op LOB? In onze visie is LOB een proces, geen momentopname. Wil je het echt goed doen, dan hoort daar dialoog en reflectie bij. Dat kan nu eenmaal niet in een halfuurtje. Maar wel in 3 of 4 jaar; je moet namelijk echte ervaringen opdoen. Wij vinden dat dit proces “van de leerling is”. Maar wel onder leiding van mentoren. Deze hebben de verantwoordelijk er voor te zorgen dat leerlingen daadwerkelijk iets doen. Mentoren zullen de leerlingen moeten aansporen de opdrachten volgens de planning te maken, zodat ze op tijd hun keuzes kunnen maken. Verder zeggen wij dat LOB “van iedereen is”. Dus ook de docent geschiedenis heeft bijvoorbeeld een rol. De decaan voert de regie op het hele proces. Hij/zij zorgt ervoor dat mentoren volgens een jaarplanning kunnen werken en stuurt op voortgang en resultaat.
U zegt resultaat, maar wat is dat resultaat dan volgens u? Resultaat is misschien wel in de eerste plaats dat leerlingen gaan nadenken, gaan reflecteren op ervaringen. Dat ze rijper worden als mens, dat er een bewustwording ontstaat. Dat ze leren kiezen. Vaak denken we bij resultaat alleen aan een eindresultaat, zoals een onderbouwde keuze voor een vervolgopleiding of profielkeuze. Maar als je gelooft in LOB als proces, dan is er ook tussentijds resultaat. Bij ons is dat naast de genoemde persoonlijke ontwikkeling bijvoorbeeld een niveaukeuze, een profielkeuze maar ook verslagen en bezoekrapporten. En, heel belangrijk, de TalentMatch, een 360 graden competentiemeting. Dat is de rode draad waar alles samenkomt. Hieruit genereert het systeem de best passende opleidingen die de leerling verder onderzoekt.
De Intaketest, met ruim 100.000 afnames per jaar de grootste in zijn soort, is uiteindelijk de afsluitende controle. Daarnaast bouwen de leerlingen ook aan de loopbaancompetenties van Marinka Kuipers. Alle resultaten worden bijgehouden in een digitaal portfolio. De essentiële resultaten kunnen digitaal worden overgedragen aan een vervolgopleiding.
En dan de praktijk? Hoe gaat het op de “werkvloer”? Met een jaarplanning kunnen de mentoren gestructureerd aan de slag. Zij geven opdrachten voor thuis en bespreken zaken in de les. Veel kan klassikaal worden besproken, andere zaken beter in een een-op-een dialoog. De geplande opdrachten staan klaar in een digitaal portfolio van de leerling. Deze kan daarmee zelfstandig aan de slag. De mentor houdt overzicht op het gemaakte werk en kan bijsturen wanneer dat nodig is. Tegelijk moet ik wel zeggen dat dit vooralsnog een ideaalplaatje is. We merken dat nog veel mentoren en decanen moeten groeien in hun rol van loopbaanbegeleider. Dat is ten dele bewustwording en ten dele zoeken naar die rol; wat wordt er dan van mij verwacht? Hoe integreer ik LOB met mijn andere verantwoordelijkheden als mentor? Wij willen ze daar graag bij ondersteunen. ik roep dan ook mentoren en decanen op om met ons hierover in gesprek te gaan. We willen onze LOB methode Entree verder ontwikkelen, zodat deze door iedereen in de school gedragen wordt.
Zelf ook resultaat boeken op LOB? Wilt u meer informatie over Entree, of zelf uitproberen hoe u resultaat boekt met LOB? Neem contact op met AMN. 026 3557333 /
[email protected]
360 °
‘Wat ik heel jammer vind, is dat het maatwerkdiploma nog niet mogelijk is’
leerlingen onder andere werken in keuzewerkuren. Leerlingen tekenen daarop in en werken individueel of groepsgewijs. Esther Slaa, afdelingsleider havo/vwo: “Het is volop in ontwikkeling. Voordeel is dat leerlingen de doelen waaraan ze werken precies voor ogen hebben en kunnen laten afvinken als ze gehaald zijn. Ze weten dus hoe ver ze zijn. We doen dat nog een beetje ouderwets op papier, maar gaan dat later zeker digitaal doen. Ons digitale systeem is daar nu niet op berekend.” De school wil deze werkwijze - na een testperiode volgend jaar uitbreiden naar de onderbouw en ook andere vakgebieden, zoals de talen, gepersonaliseerd aanbieden via een leerportaal waarin de leerdoelprofielen zijn verwerkt. Het is een andere manier van denken, merkt Slaa. “Docenten maken natuurlijk altijd een planning van wat ze in een leerjaar willen behandelen, maar nu denken ze meer in leerdoelen. Ze ontwikkelen een goed curriculumbewustzijn. Deze manier van werken heeft de openheid onder docenten vergroot, er is meer kennisdeling. Elke dag is er een half uur docentenoverleg, waarin ze informatie over leerlingen uitwisselen en kijken of iedere leerling wel met zijn vragen terecht kan.” Slaa zorgt als afdelingsleider dat de praktische, organi satorische kant goed is geregeld, zodat docenten daar geen tijd aan kwijt zijn. Het inroosteren van de keuzewerkuren is wel eens lastig, vindt zij. “Soms kiezen leerlingen voor een docent bij wie ze willen werken, niet vanwege de vakinhoud, maar omdat ze hem aardig vinden of omdat er een rustige werksfeer is. Ik merk hoe belangrijk de persoonlijke contacten tussen leerling en leraar zijn: als je elkaar niet meer op vaste momenten treft, is het moeilijker een persoonlijke relatie op te bouwen. Wat ik heel jammer vind, is dat het maat werkdiploma nog niet mogelijk is. Juist als je leerlingen
op verschillende niveaus laat werken is het mooi om dat in hun diploma terug te zien.” Toetsing in balans
Het Platform Onderwijs 2032 wil tot slot de huidige nadruk op het overdragen van kennis meer in balans brengen met de twee andere hoofddoelen van onderwijs: persoonlijke ontwikkeling en voorbereiding op deelname aan de maatschappij. Bij die andere balans past volgens het Platform een eigentijdse manier van toetsen en examineren. Het Platform vindt dat vormen van centrale examinering van belang blijven, zodat leerlingen voldoen aan de eisen voor vervolgonderwijs. Maar sommige vaardigheden zijn alleen ‘merkbaar’ en niet meetbaar. Bijvoorbeeld in de ervaringen die leerlingen hebben opgedaan, de verantwoordelijkheid die ze hebben laten zien en het zelfvertrouwen dat ze hebben ontwikkeld. Het is belangrijk zulke kwaliteiten op maat te beoor delen en waarderen. Het toezicht op onderwijs kan de aandacht daarvoor stimuleren, aldus het Platform. Het gesprek over wat leerlingen moeten leren moet steeds weer worden gevoerd; de eisen die aan het onderwijs worden gesteld blijven immers veranderen. Hoe onze maatschappij er precies uitziet in 2032 kan niemand zeggen. Hoe dan ook zal elk onderwijssysteem zo flexibel moeten zijn om ook de uitdagingen die we nog niet kennen, aan te gaan. Met alle ‘checks and balances’ die daarbij horen. Daarover waren de politici bij het debat in Nieuwspoort het uiteindelijk van harte met elkaar eens. De weblog van Alderik Visser leest u op alderikvisser.blogspot.nl.
VO-magazine 3 / December 2015
29
IN DE PRAKTIJK
CSG HET STREEK PIONIERT MET GEO FUTURE SCHOOL
GROTE VRAGEN, PRAKTISCHE OPLOSSINGEN Geo Future School maakt modules die leerlingen stimuleren na te denken over de toekomst van de aarde. CSG Het Streek verkent de mogelijkheden: “Wij denken ons onderwijs hiermee interessanter, meer divers en vooral meer toekomstgericht te maken.” Tekst: Mirjam van Teeseling / Fotografie: Dirk Kreijkamp
In Geo Future School staan de grote uitdagingen op het gebied van klimaatverandering, energie, water, voedsel, geopolitiek, gezondheid en logistiek centraal. Deze thema’s komen aan bod in vakoverstijgende modules, waarin leerlingen leren onderzoek te doen, hun kritisch denken scherpen, samenwerkings vaardigheden en probleemoplossend vermogen ontwikkelen. Rob Adriaens is docent aardrijkskunde bij Het Streek en vanuit het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) betrokken bij de ontwikkeling van Geo Future-modules. Zijn school is het afgelopen jaar als een van de eerste scholen in Nederland begonnen met de uitvoering daarvan. Inmiddels zijn enkele tientallen scholen ermee bezig.
Opdrachten zijn bijvoorbeeld het ontwikkelen van een app of het verzorgen van een TED-sessie
vermogen van een oppervlak meten, of door in de meterkast de meterstanden zelf bij te houden met een app. De leerlingen vinden het leuk om erop uit te gaan. Ze werken gedurende de module aan een uitdagende eindopdracht die de inzet van kennis, creativiteit en hogere denkvaardigheden vraagt, bijvoorbeeld bij het maken van een korte documentaire.” Rector Wilfred Nep: “De leerlingen leren analyseren en verbanden leggen. Vanuit het overkoepelende thema van een smeltende ijskap zelf meten hoe weerkaatsing werkt op een ondergrond, vind ik een mooie verbinding van groot naar klein en weer terug.” Andere opdrachten zijn bijvoorbeeld het ontwikkelen van een app, het ontwerpen van een duurzame woon wijk, het opstellen van een evacuatieplan voor een overstroming, het maken van een interactieve kaart of het verzorgen van een TED-sessie. Niet vaag
Diederick Schipper, Anouk Evers en Janne Fuchs zitten in 6 vwo en hebben eind vorig schooljaar een Geo Adriaens: “De grote 21e-eeuwse vraagstukken proberen Future-module gedaan: ‘Energie in de wijk van de we dicht bij de belevingswereld van de leerling te toekomst’. Een lessenreeks, door Het Streek ontwikkeld brengen, zodat die leerling actuele kennis van zaken in samenwerking met Shell. heeft en daarmee praktisch aan de slag kan gaan. Of dat “De opdracht was het ontwerpen van een nieuwe wijk nu in een eenvoudig experiment is, zoals het reflecterend die energiezuinig is, met aandacht voor het milieu,”
30
VO-magazine 3 / December 2015
Docent aardrijkskunde Rob Adriaens, leerlinge Anouk Evers en twee medeleerlingen, en rector Wilfred Nep
vertelt Janne. “Je hoefde niet buiten de les dingen te doen, alles gebeurde in de les. We werkten in kleine groepjes.” Diederick vond de lessen ‘erg anders’. “We deden meer met ICT, ook je telefoon gebruikte je. We gingen kijken op de locatie van de oude kazernes in Ede en onderzochten daar hoe de grond in elkaar zit.” Janne vult aan: “Dat vond ik heel erg leuk, dat het niet vaag over een of andere plek op de wereld gaat. Je ziet waar je het wilt realiseren. Met andere vakken is alles theoretischer. Ook een leuke opdracht was om voor je eigen huis na te gaan waar je op kan besparen, bijvoorbeeld een regenton plaatsen in de tuin, of een waterzuinige douchekop. Hele simpele dingen die best wel verschil maken.”
‘Een leerling had laatst aan de leraar geschiedenis verteld hoe leuk het nu bij aardrijkskunde is’ “Je was behoorlijk vrij in hóe je de opdracht uitvoerde,” vond Anouk. “De eindpresentatie was niet voor de hele klas maar steeds voor een groepje van twee of drie mensen. Daardoor moest je het vaker doen; niet uit je hoofd leren, maar echt uit jezelf vertellen.
Het was fijn dat je niet iets hoefde te reproduceren, maar gewoon kon vertellen over iets waar je verstand van hebt.” Diederick: “Omdat we allemaal met hetzelfde bezig waren geweest, was je echt benieuwd wat anderen ervan hadden gemaakt. Er kwamen heel aparte oplossingen uit. Bijvoorbeeld dat mensen grond krijgen om zelf hun eten te kunnen verbouwen.” Anouk: “Bij die presentaties dacht ik vaak: Oh, dat hadden wij ook wel kunnen doen, hun idee is veel beter. Of: hé, dat hadden wij óók. Dan onthoud je het veel beter. Je gaat toch meer de diepte in, denk ik.” Dwingende kaders
De Geo Future-projecten vinden momenteel vooral in 3 vwo-klassen plaats. Adriaens: “Doordat we ANW niet meer verplicht hoeven aan te bieden is ook in 4 vwo ruimte ontstaan. Daar doen we nu een project over het weer, in samenwerking met het KNMI.” Dit jaar gaat de school in 3 havo starten, met een module over het watervraagstuk. Het is nog een puzzel om de zelfstandige modules van Geo Future School echt een plaats te geven in de bovenbouw. “Ik zit vast aan de wettelijke kaders”, zegt Nep. “De lestabellen, de tweede fase: alles ligt redelijk
VO-magazine 3 / December 2015
31
IN DE PRAKTIJK
Geo Future School is een onderwijsstroom die leerlingen stimuleert na te denken over de toekomst van de aarde. ‘Grand Challenges’ op het gebied van klimaatverandering, energie, water, voedsel, geopolitiek, gezondheid en logistiek staan centraal. Deze thema’s komen aan bod in vakoverstijgende modules die zijn gemaakt door docenten in samenwerking met bedrijven of instellingen. Er wordt gebruik gemaakt van geo-ICT en het lesmateriaal biedt mogelijkheden voor differentiatie.
vast. In de huidige structuur kun je dit alleen in de vrije ruimte doen.” Op termijn is het de ambitie om Geo Future-modules meer als vak te bundelen, of als samenwerkende vakken, zegt de rector. “Er zijn al contacten geweest met economie en geschiedenis. Maar als die vakken daarvoor een uur in moeten leveren, dan raak ik ze waarschijnlijk kwijt. We hebben een vorm gevonden om er alvast van te kunnen proeven zonder dat de organisatie overstuur raakt, maar uiteindelijk zullen we serieus keuzes moeten maken. In de tussentijd hoop ik dat de collega’s over tuigd raken van de meerwaarde van deze manier van werken. Een leerling had laatst aan de leraar geschiedenis verteld hoe leuk het nu bij aardrijkskunde is.” (Lachend:) “Dat soort dingen helpen wel!” Multidisciplinair
Geo Future School beoogt ook een brug te slaan tussen het gepolariseerde alfa-bèta-denken. “Initiatieven als Onderwijs 2032 wijzen in de richting van multidisci plinair werken, in grotere opdrachten,” zegt Rob Adriaens. “Met Geo Future School doen wij dat al. ‘Grand challenges’ zijn per definitie multidisciplinair. Een onderwerp als klimaatverandering kun je aardrijks kundig benaderen, maar het komt ook bij natuurkunde ter sprake en er zijn zelfs berichten dat het de economie gaat raken. En op het gebied van presentatie- en schrijf vaardigheid kan de docent Nederlands een essentiële bijdrage leveren. Elk vak heeft z’n eigen insteek, maar we willen het echt geïntegreerd aanbieden, zodat leerlingen verbanden gaan zien.” Adriaens vindt de samenwerking met bedrijven en weten schappers erg leuk. In de module over landijs kunnen leerlingen via een portal direct hun vragen stellen aan een wetenschapper. “Zij willen graag hun ideeën spiegelen aan jongeren en horen hoe die er onbevangen
32
VO-magazine 3 / December 2015
over denken.” Het is een win-win-winsituatie: “Zelf kijk ik mijn ogen uit bij Shell of de waterschappen. Daar zijn ze volop bezig met nieuwe ontwikkelingen, dat neem je allemaal mee terug de klas in.” Hoofdauteur
De docent is de spil bij het vertalen van de stof naar de leerlingen. Hij is vaak de hoofdauteur van een module. Adriaens: “Vaak willen de wetenschappers met wie je samenwerkt te veel. Als docent moet je ook durven zeggen: dit gaat te ver. We zijn al blij als leerlingen dit ene stapje kunnen zetten.” Een voordeel is dat de vraag ‘wat wil ik met mijn onder wijs?’ veel meer centraal komt te staan. Adriaens mist in het traditionele onderwijs nog te vaak dat de docent vooraf duidelijke doelen bepaalt. “Wat wil je dat leerlingen kunnen aan het eind van zo’n blok? Dat is toch het allerbelangrijkste? Veel docenten beginnen gewoon met het boek, er wordt niet echt over nagedacht.”
‘Wij gaan naar het kazerne terrein, in Eindhoven gaan ze naar een oude Philipsfabriek. Maar het verhaal stáát’ Vraagt dit alles niet een flinke extra tijdsinvestering? Adriaens vindt dat het meevalt. “In de lessen heb je vaak juist meer tijd. De leerlingen werken zelfstandig in hun eigen tempo en ze kunnen dóór. Als ze maar tot opdracht 6 mogen, gaan ze vervolgens met de buurman kletsen. Een collega aardrijkskunde die hiermee aan de slag ging, ontdekte dat hij in de lessen veel meer tijd had om de leerlingen te observeren en daardoor meer te vertellen had bij de rapportvergadering.”
‘Als docent kijk ik mijn ogen uit bij Shell of bij de waterschappen’
Het KNAG helpt bij het opzetten van Geo Future School en verschillende scholen maken al modules, dus het groeit. Wel moeten scholen modules vaak een beetje aanpassen aan de lokale context, zegt Adriaens: “Wij gaan naar het kazerneterrein, in Eindhoven gaan ze naar een oude Philipsfabriek. Maar het verhaal stáát. Je hoeft niet opnieuw het wiel uit te vinden.” Minder stof
Ook de leerlingen moeten nog wat wennen aan de vrijheid in deze vorm van onderwijs. Anouk zegt: “In het begin iets meer richtlijnen over hoe je zoiets aanpakt, is misschien toch wel handig. Sommige groepjes hadden er meer werk van gemaakt dan andere, je merkt dat mensen soms niet zo goed de tijd kunnen indelen. Dan krijg je wel grote niveauverschillen.” Ook het elkaar beoordelen is geen alledaagse bezig heid. Janne constateert dat je je medeleerlingen niet zo snel een slecht cijfer geeft. “Ik dacht vaak: het is wel prima. Maar je moest bij elke presentatie wel een tip en een top geven, dat zet je aan het denken over andermans ideeën.” Diederick noemt het ‘een langzamere manier van leren’. “Je hebt het idee dat je veel minder stof verwerkt in die tijd, maar je leert het wel beter te begrijpen. Het werken aan een grote opdracht en zelf onderzoek doen is een leuke manier om het onderwijs afwisselender te maken.” Rector Nep: “Ik vind dit de ideale manier van onderwijsvernieuwing: het komt van onderaf, vanuit de beroepsgroep zelf. We maken het onder wijs interessanter, meer divers en vooral meer toekomstgericht. Ik geloof er absoluut in dat dit aansluit bij het onderwijs van de toekomst.”
VO-magazine 3 / December 2015
33
BESTUURSGESPREKKEN
Hoe bestuur je een lerende schoolorganisatie?
HET CADEAU VAN ONGEMAKKELIJKE VRAGEN Stimuleer en ondersteun ik met mijn aanpak het leren van de schoolorganisatie of zit ik het leren juist in de weg? Bestuurders kunnen behoefte hebben aan een onafhankelijke gesprekspartner om te reflecteren op hun bijdrage aan de ontwikkeling van een lerende schoolorganisatie. Kritische-vriendgesprekken vormen een goed instrument. Tekst: Rick Steur
34
VO-magazine 3 / December 2015
“Hoe kan ik de schoolontwikkeling meer van onderop laten ontstaan en meer initiatief leggen bij de teamleiders? Op die vraag heb ik kunnen reflecteren”, zegt Sixtus Haverkamp, rector/bestuurder van RSG Magister Alvinus in Sneek. “De komende maand gaan we hier tijdens een 24-uurs sessie met het MT direct werk van maken. Daarnaast ga ik participeren in het Directeuren met Durf-leernetwerk ‘Schoolontwikkeling van onderop’ van de VO-academie.” Haverkamp was een van de in totaal 35 bestuurders die in 2014 en 2015 met experts van School aan Zet het gesprek aangingen over de vraag hoe zij als bestuurder kunnen bijdragen aan het versterken van een lerende organisatie. Het verzoek hiertoe kwam bij henzelf vandaan. Voor een lerende organisatie is een gedragen visie en ambitie op alle lagen in de schoolorganisatie van groot belang – een alignment van leerling, leraar, middenmanager, schoolleider én bestuurder –, en de bestuurders wilden de ontwikkelingen binnen hun organisaties vanuit hun eigen rol ondersteunen. De keuze viel op het aanbieden van een serie kritischevriendgesprekken omdat dergelijke gesprekken de mogelijkheid bieden om met meer diepgang te verkennen of een bestuur zich bewust is van zijn invloed op het leren van de organisatie. Is er expliciet aandacht voor de besturingsfilosofie, maakt het bestuur die filosofie ook waar in de praktijk, hoe zitten de bestuurders er persoonlijk in? Vertaalslag
Elk gesprek werd voorbereid vanuit vier thema’s (zie kader), maar daarbinnen konden de bestuurders zelf aangeven welke vragen en dilemma’s voor hen zwaar wegen. In de praktijk bleken dat vooral vragen te zijn uit het eerste thema: besturing van een lerende organisatie. Zo bleek dat veel besturen in hun filosofie weliswaar begrippen als professionele cultuur, veranderprocessen of leerprocessen van mensen en teams noemen als middelen om de ambitie waar te maken, maar dat de vertaalslag naar de praktijk en het gedrag van leiding gevenden lastig is. Als essentiële aandachtspunten kwamen boven tafel: een gedeelde opvatting van leidinggevenden over sturen en inspireren; kaders die richting geven én eigen beslisruimte aan de mensen laten, focus op samenwerken en kwalitatief goede informatie over lopende ontwikkelingen. Uit de gesprekken bleek verder dat het leren van individuele medewerkers meestal goed gestimuleerd en gefaciliteerd wordt, maar dat het verband met de
SUCCESFACTOREN VOOR REFLECTIE GESPREKKEN Experts van School aan Zet voerden ruim 70 gesprekken met 35 besturen die samen verantwoordelijk zijn voor ruim 220 scholen en een veelvoud aan vestigingen. Welke factoren hebben aan het succes van deze gesprekken bijgedragen? pp Bestuurders reflecteerden op de effectiviteit van hun eigen besturing, vanuit hun streven naar een meer professionele en lerende cultuur. pp Elke bestuurder kreeg twee gesprekspartners, een schoolexpert die ook scholen van het bestuur begeleidde en een expert met ruime bestuurlijke ervaring. pp Het ging om een serie van maxi maal 3 gesprekken van 2 uur, gespreid over een langere periode. pp Het eerste gesprek was alleen met de bestuurder(s); bij vervolg gesprekken konden ook anderen betrokken worden. pp De experts werkten vanuit een gemeenschappelijk referentiekader, met de lerende organisatie als hoofdthema. pp In de bepaling van de onder werpen, de focus en de matching met de experts was het bestuur leidend: het ging om de meer waarde voor het bestuur. pp De opstelling van de experts was die van kritische vrienden: vertrouwelijk, open en scherp waar nodig.
VO-magazine 3 / December 2015
35
BESTUURSGESPREKKEN
REFLECTIEVRAGEN VOOR BESTUURDERS Is uw manier van besturen ondersteunend voor het leren van de organisatie? Een selectie van voorbeeldvragen uit de bestuursgesprekken van School aan Zet die bij reflectie op deze hoofdvraag behulpzaam kunnen zijn:
THEMA Besturing van een lerende organisatie pp Wat is uw besturingsfilosofie en welke betekenis heeft deze voor het gedrag van u en uw leidinggevenden in de dagelijkse praktijk? pp Hoe bepalend is het ideaal van de lerende organisatie voor uw opvattingen over besturing en professionaliteit? pp Op welke terreinen aarzelt u om nadrukkelijk te sturen en waarom?
e
ontwikkelbehoeften van het team of de school lang niet altijd wordt gelegd. Diverse bestuurders namen zich op grond hiervan voor om dit in de gesprekscyclus beter op elkaar af te gaan stemmen. Een derde conclusie was dat een ruimere opvatting van de leerfunctie op organisatieniveau belangrijk is. Professionals leren immers lang niet altijd via scholing, maar bijvoorbeeld ook via projectleiderschap of het ontwikkelen van een nieuwe onderwijsmodule. Moed
Andere vraagstukken die op tafel kwamen, hielden indirect verband met het aansturen van een lerende organisatie. Sommige bestuurders aarzelden bijvoorbeeld om op bestuursniveau expliciet onderwijskundig beleid te maken met consequenties voor de scholen: zij benoemden dat als een decentrale verantwoordelijkheid. Tijdens de gesprekken groeide bij sommigen de over tuiging dat dit eigenlijk een kerntaak van het bestuur is. Het vraagt dan moed om de bestuursrol onderwijskundig te gaan invullen en dat zo te doen dat mensen op andere niveaus beslisruimte houden om eigen keuzes te maken en verantwoordelijkheid te nemen. Verder noemden nogal wat bestuurders de aansluiting tussen de diverse managementlagen als aandachtspunt. In de dagelijkse hectiek en drukte kan dit zomaar ondersneeuwen. Het is een uitdaging om regelmatig ruimte te maken om met de leidinggevenden en met de leraren in gesprek te zijn over wat er echt toe doet.
36
VO-magazine 3 / December 2015
THEMA Weten hoe het zit pp Hoe wilt u als bestuur ‘in control’ zijn en waaruit blijkt of dit ook lukt? pp Hoe weet u écht hoe het zit met uw eigen ambities: de ontwikkelingen en resultaten binnen uw scholen (anders dan de inspectienormen)? pp Hoe ondersteunt of belemmert de uitwisseling van welke informatie het leren in uw organisatie?
r
Voor bestuurders is ook een rol weggelegd in het stimuleren van de ontwikkeling van teams en afdelingen. Omdat zij de professionele ruimte van leraren willen respecteren, leggen bestuurders in de praktijk een grote nadruk op het stimuleren van veranderingen en scheppen van voorwaarden (‘push’). Tijdens de gesprekken kwam naar voren dat zij de verhoudingen ook spannender zouden kunnen maken door nadruk kelijk iets te verwachten in termen van doelen, samenwerking of prestaties (‘pull’).
‘Het leren van individuele medewerkers wordt meestal goed gefaciliteerd, maar het verband met de ontwikkelbehoeften van het team of de school wordt lang niet altijd gelegd’
Spiegel
Al met al hebben de bestuurders de gesprekken als bijzonder zinvol ervaren. Doordat velen de experts in het gesprek dichtbij lieten komen (wat zou jij als bestuurder willen of moeten doen en wat houdt je daarbij tegen?), kwam het gesprek dikwijls in een hogere versnelling. Bij deelnemers ontstond nieuw of verdiept inzicht in processen en hun rol daarin. “Aan de vragen die
THEMA Organiseren verander- en verbeterproces pp Komen onderwijskundig beleid (wat willen we?) en organisatieontwikkeling (wat is daarvoor nodig?) in samenhang aan de orde op alle niveaus van de organisatie? pp Zitten uw leidinggevenden met u op één lijn als het gaat om de doelen en wijze van sturing? Ook als het om veranderprocessen gaat?
t
THEMA Focus op aspecten pp Hoe verbindt u buiten (maatschappelijke ontwikkelingen) met binnen en werkt u aan de ‘responsiviteit’ van uw organisatie? pp Hoe schept u de voorwaarden om tot een lerende cultuur te komen? pp Hoe houdt u de spanning tussen leren en afrekenen hanteerbaar?
u
(Bron: School aan Zet)
schuurden, die mij een ongemakkelijk gevoel gaven, heb ik het meeste gehad. Want dat gebeurt me niet zo vaak”, zegt een bestuurder. Voor een andere bestuurder was het “een cadeau om uit de waan van de dag te stappen en met een paar stevige mensen die geen enkele rol of belang hebben, te reflecteren op mijn keuzes en mijn aanpak”. Hier klinkt iets door wat bij meer bestuurders opvalt, zeker bij eenhoofdige besturen: het besturen heeft eenzame kanten. Natuurlijk zijn bestuurders voortdurend in gesprek met allerlei betrokkenen binnen en buiten de organisatie, maar vrijwel altijd is daar een agenda in de dubbele betekenis van het woord: inhoud en belang. Hier was ruimte om in een stevig en vertrouwelijk gesprek vrijuit te onderzoeken hoe een bestuur de eigen aanpak verder kan ontwikkelen. Ambitieus leerklimaat
De huidige programmering van School aan Zet wordt eind dit jaar afgerond en bestuurders kunnen zich dan ook niet meer aanmelden voor bestuursgesprekken. Maar de les die zij kunnen meenemen, is dat het belangrijk is om voor zichzelf doelbewust soortgelijke vormen van reflectie te organiseren. Bestuurders kunnen bijvoorbeeld deelnemen aan het traject voor collegiale bestuurlijke visitatie van de VO-academie. Daarnaast start de VO-raad het programma Ambitieus leerklimaat, waarin ook besturen met ondersteuning vanuit de VO-raad verder kunnen
gaan met het uitwisselen van kennis en ervaringen over vragen als: hoe komen we tot een meer ambitieus leerklimaat en hoe houden we dit ‘levend’ binnen de organisatie? Wat is daarvoor nodig, welke rol heeft ieder hierin en hoe organiseren we dit? En wat zijn goede methoden en instrumenten die hierbij kunnen helpen? De verzamelde kennis, ervaringen en tools zullen voor alle scholen ontsloten worden.
‘Het is een cadeau om uit de waan van de dag te stappen en met een paar stevige mensen die geen enkele rol of belang hebben, te reflecteren op mijn keuzes’ Als het aan de deelnemers aan de bestuursgesprekken ligt, horen reflectieve gesprekken daar zeker bij. Zoals een van de bestuurders besluit: “Dit heeft mij geholpen in mijn zoektocht. Ik heb ook niet alle wijsheid in pacht en ook ik wil mijzelf blijven ontwikkelen. De experts hebben mij een spiegel voorgehouden en wisten de vinger op de zere plek te leggen. Het was een persoonlijk traject waarvan ik veel geleerd heb.” Zie ook het artikel over collegiale bestuurlijke visitaties op pagina 38 van dit nummer. Meer informatie over het programma Ambitieus leerklimaat op www.vo-raad.nl/themas/ambitieus-leerklimaat.
VO-magazine 3 / December 2015
37
VO‑ACADEMIE
Pilot collegiale bestuurlijke visitaties van start
KIJKJE IN DE KEUKEN Met collegiale bestuurlijke visitaties kunnen bestuurders hun denken en handelen op een hoger plan brengen en vernieuwing in gang zetten. De VO-academie is een pilot gestart waaraan zestien bestuurders deelnemen. Leren en verbeteren staan centraal: ‘Je hoeft niet ziek te zijn om beter te worden.’ Tekst: Cindy Curré / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“Als bestuur kun je ongelooflijk veel leren van collegiale bestuurlijke visitaties.” Dit zegt Truus Vaes, voorzitter CvB van IRIS uit Heemstede. Zij neemt deel aan de pilot collegiale bestuurlijke visitaties van de VO-academie. “Een bestuurder moet de momenten van feedback organiseren. Ik zoek die graag op. Daar komt bij dat wij op onze scholen al interne visitaties houden en we die allemaal als heel zinvol ervaren.” Vaes is er daarnaast van overtuigd dat het goed is om als sector een signaal af te geven door het organiseren van collegiale bestuurlijke visitaties: “We laten zien dat we als beroepsgroep gericht zijn op kwaliteitsverbetering. Daar hoort bij dat je je deur openzet en anderen een kijkje in jouw keuken geeft.”
evaluatie en formuleert één of meerdere leervragen waar het graag feedback op wil krijgen van de commissie. De visitatiecommissie komt vervolgens een dag langs en spreekt dan eerst met het bestuur en daarna met verschillende panels van de raad van toezicht, eind verantwoordelijk schoolleiders, ouders, docenten, leerlingen en bijvoorbeeld het stafbureau. Aan het einde van de dag heeft de visitatiecommissie een overleg met het bestuur om de belangrijkste zaken die zijn opgevallen, terug te koppelen. De commissieleden kijken daarbij of het beeld van de zelfevaluatie klopt met het beeld dat zij hebben gekregen uit de panelgesprekken en de stukken die zij hebben gelezen. Enige tijd later volgt een schriftelijke rapportage van de visitatie.
Zelfevaluatie en leer vragen
Stortvloed aan adviezen
Aan de pilot collegiale bestuurlijke visitaties, die nog tot eind 2016 duurt, nemen zestien bestuurders van in totaal veertien besturen deel. De pilot kent drie rondes en is zo opgezet dat de visitatiecommissie steeds een andere samenstelling heeft, vertelt Marie-Anne van Reijen, projectleider Bestuurskracht van de VO-academie: “Drie bestuurders gaan visiteren, samen met een externe voorzitter en een secretaris. Het is niet wederkerig: als bestuurder A bij bestuurder B visiteert, komt B niet bij A.” Voorafgaand aan de eerste ronde is in september een trainingsbijeenkomst geweest. De deelnemers zijn tevens gecoacht bij het schrijven van een zelfevaluatie en het geven van goede feedback. Elk deelnemend bestuur maakt voorafgaand aan de visitatie op basis van een inhoudelijk kader een zelf
Kees Schouten is directeur-bestuurder van de Purmerendse ScholenGroep (PSG). Hij ontving in de laatste week van november een visitatiecommissie in het kader van de pilot: “We hebben de afgelopen jaren het bestuursmodel van onze zes scholen opnieuw opgebouwd. Ik wilde graag medebestuurders laten kijken naar dit model. Voldoet het aan de kwaliteitscriteria van onze sector?” Schouten had een specifieke vraag over sturing van zijn onderwijs organisatie: “Ik wil graag weten of mijn visie, die te maken heeft met hoe we samenwerken bij de PSG, tot uiting komt in de manier waarop de organisatie is ingericht. Is daar iets van terug te vinden? En wat moet ik doen om de zes verschillende scholen te verenigen tot een geheel met één gemeenschappelijke boodschap die
38
VO-magazine 3 / December 2015
Kees Schouten: ‘Dit is een ervaring die ik iedereen van harte gun’
Truus Vaes: ‘Het mag kritisch zijn, maar wel vanuit een positieve grondhouding’
door iedereen gedragen wordt? In hoeverre werkt die boodschap mee aan een efficiënte samenwerking?” Schouten was van tevoren niet zenuwachtig, maar vond het wel spannend. “Nu, na het bezoek, kan ik zeggen: ‘het was grandioos’. Wanneer tref je vijf professionele collega’s die zich zo gecommitteerd met jouw organisatie willen bemoeien en daarna een gratis stortvloed van adviezen en ervaringen met je delen? Ook al weet je bepaalde dingen wel, zij plaatsen zaken toch in een ander licht. Dit is een ervaring die ik iedereen van harte gun.” Positief-kritisch
Truus Vaes heeft deelgenomen aan een visitatie bij een ander bestuur. Ze benadrukt dat collegiale bestuurlijke visitaties gericht zijn op leren en verbeteren: “Het gaat niet om de beoordeling, we zijn geen inspectie. Belang rijk is dat je een bestuurder iets meegeeft waar hij of zij over na kan denken. Je hoeft immers niet ziek te zijn om beter te worden. Het mag kritisch zijn, maar wel vanuit een positieve grondhouding. Het gesprek aan het eind van de visitatiedag was echt een dialoog en geen eenrichtingsverkeer. Er ontstond door te reflecteren al meteen een leermoment, voor beide partijen.” Was het moeilijk om lastige vragen te stellen? Vaes: “Nee, totaal niet. Je focust immers op de leervragen. De ander vraagt om feedback en je geeft hem of haar positief-kritische suggesties mee.” Meer weten over collegiale bestuurlijke visitaties? Kijk op www.vo-academie.nl/bestuurskracht/ collegiale-bestuurlijke-visitaties.
VO-ACADEMIE OP TWITTER Blijf altijd op de hoogte van het laatste nieuws over professionalisering. Volg ons ook op Twitter! twitter.com/voacademie
KATERNEN – VRAAG ZE NU AAN VO-academie geeft jaarlijks diverse publicaties uit. Hieronder treft u het overzicht van onze katernen, die u kosteloos kunt aanvragen via
[email protected]
pp Katern 1 ‘Al doende Leren’ over non- en informeel leren pp Katern 2 ‘Samenspel en dialoog’ over financieel leiderschap in het vo pp Katern 3 ‘Doelgericht vertrouwen’ over strategisch hrm pp Katern 4 ‘Richting geven aan professionele ontwikkeling’ over de beroepsstandaard pp Katern 5 ‘Samen leren in netwerken’ over professionele leernetwerken
VO-magazine 3 / December 2015
39
BLIK VAN BUITEN
‘DOEN WAAR JE HÉÉL GOED IN BENT’ Naam k Guus Meulendijks (1982) Achtergrond k medeoprichter B. Amsterdam, een snel groeiende incubator voor start-ups met momenteel 253 bedrijven en ruim 650 creatieve geesten Gespreksonderwerp k innovatie Standpunt k focus op talent, niet op middelmatigheid Tekst: Suzanne Visser / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Je haalde je havodiploma op het Dendron College in Horst. Hoe heb je de middelbare school ervaren? “Ik was een superjonge leerling, de jongste van de klas, en ik wilde heel snel volwassen worden. Ik begon heel ijverig, maar al snel was het leven fascinerender dan school. Daarom werd het ook havo en geen vwo. Ik zorgde wel dat ik deed wat nodig was, ook omdat ik snapte dat ik die havo toch echt wel moest halen. De omslag kwam toen ik een profiel kon kiezen, dat heeft me uit mijn comfortzone gehaald. Toen gingen mijn punten ook omhoog.”
brug slaan tussen start-ups, die uit rebellie geboren zijn en de wereld willen veroveren, en grote bedrijven die dromen van kleine speedbootjes om snel te kunnen innoveren.”
‘Als je kansen ziet, moet je het doen’
Veel scholen willen vernieuwen om hun leerlingen beter voor te bereiden op wat er in de 21e-eeuw van mensen wordt gevraagd. Hoe breng je innovatie op gang? “Het is belangrijk om een niche te Je bent een van de oprichters van B. kiezen en daar zo min mogelijk Amsterdam, een ‘ecosysteem voor concessies aan te doen. Die niche is de innovatie, educatie en groei’ dat in kern waar je voor staat, op dat stukje ga 2,5 jaar tijd is uitgegroeid tot een van je zoveel mogelijk waarde toevoegen. de grootste incubators voor startende Waar wij bij B. Amsterdam voor staan, bedrijven ter wereld. Hoe hebben is ‘start-ups, innovatie en groei’. Er is jullie dat voor elkaar gekregen? plaats voor alles wat daarmee te maken “Goede vraag. Waarschijnlijk kwam heeft. Daarom bieden we niet alleen alles op het juiste moment samen. Er office spaces aan start-ups, maar ook was een eigenaar met een kansarm pand” event spaces, en innovation spaces aan (het voormalige IBM-hoofdkantoor in corporate bedrijven. Je kunt bij ons Amsterdam- Nieuw West, red.) “en wij werken en sporten, evenementen hadden de droom om de start-up-scene organiseren en bijwonen, relaxen op de te verbinden en een omgeving voor groei daktuin en studeren. De laatste schakel en innovatie te creëren. Wij wilden een die we willen toevoegen, is kapitaal. We
40
VO-magazine 3 / December 2015
zijn aan het onderzoeken hoe we dat toegankelijker kunnen maken voor startups met sterke ideeën.” Onlangs zijn jullie ook een school begonnen, de B. Startup School Amsterdam. Hogeropgeleide jongeren kunnen hier IT-vaardigheden opdoen om een baan bij een startup te bemachtigen. Hoe kom je op zo’n idee? “Wij zagen een misfit in de arbeidsmarkt. De jeugdwerkeloosheid groeit, terwijl start-ups staan te springen om IT-talent. Bovendien hebben we anderhalf jaar geleden in New York gezien hoe talentvolle jongeren in drie maanden kunnen worden omgeschoold tot junior developer. Dat doen ze daar waanzinnig slim. Wij zijn dus op zoek gegaan naar partners: Manpower, de Amsterdam Economic Board en vijf start-up academy’s van over de hele wereld. Half november is de pilot begonnen met een bootcamp voor acht jongeren, samen met de New York Coding Academy. Het is de bedoeling dat komend jaar driehonderd jongeren tussen de 23 en 26 jaar worden opgeleid. Door een Europese subsidie kunnen de eerste honderd studenten gratis aan de slag; met de plaatsingsvergoedingen van
‘Wat wij nu in feite zeggen, is: hoe talentvol je ook bent, als je niet overal middelmatig genoeg bent, laten we je niet door’
bedrijven willen we het lesgeld voor de volgende groep verminderen. Hoe dat uitpakt, weten wij ook nog niet. Maar ook dat is innovatie: als je kansen ziet, moet je het doen.” Zouden scholen die kansen beter moeten pakken? “Ja, al moet ik zeggen dat wij natuurlijk minder vastzitten aan wet- en regel geving dan scholen. Aan de andere kant verbaast het me af en toe hoe groot de verschillen tussen scholen zijn. Op de ene school zijn mensen vol passie aan de slag met vernieuwing, op de andere school gebeurt bijna niets. Dus mis schien kan er veel en zit het minder in de regelgeving dan in de manier van denken. Je kunt wel vrijheid hebben, maar dat wil niet zeggen dat je weet hoe je die ondernemend moet oppakken.” Geven we jongeren de juiste dingen mee op school? “Als ik bij ons in het gebouw rondkijk, zie ik mensen die worden gedreven door passie. Zo is het ook mijn persoonlijke keus geweest om B. Amsterdam te beginnen. Maar toen ik twaalf was, koos ik er niet voor om geschiedenis te leren. Heel veel van de keuzes voor leerlingen
worden door leraren gemaakt. Terwijl leren veel interessanter en leuker kan zijn als je meer zelf kunt kiezen wat je doet. Intrinsieke motivatie is zó belangrijk. Ook dat zie je bij start-ups: mensen zijn er 24 uur per dag, zeven dagen per week mee bezig. Dat houd je niet vol als je het niet leuk vindt, als je hart er niet in ligt. Zelf heb ik dat ervaren toen ik op mijn 28e directeur/ eigenaar werd van een grote sales organisatie. Je zou zeggen: mooie plek. Maar ik kon niet voor de volle honderd procent omarmen wat ik aan het doen was. Toen ik daar toch mee doorging, kreeg ik een burn-out. Wat ik ervan heb geleerd, is dat je mensen altijd in hun kracht moet zetten.”
op sociale ontwikkeling. Zet program ma’s op met mensen van buiten de school, waarin leerlingen zelf de wereld kunnen verkennen.”
‘Zet programma’s op waarin leerlingen zelf de wereld kunnen verkennen’
Moet er ook iets veranderen in de diplomering? “Ik geloof heel erg in talentontwik keling. Op school zouden we jongeren zo snel mogelijk datgene moeten laten ontwikkelen waar ze héél goed in zijn. Hun talenten dus, niet hun zwakke punten. In de toekomst is er voor Voor iedere leerling een persoonlijk iedereen een heel klein stukje markt leertraject? en dan moet je zorgen dat je het op “In elk geval meer vrijheid. Het lijkt me dat stukje beter doet dan wie dan ook. heel goed dat elke leerling belangrijke Dat past niet bij een onderwijssysteem basisvaardigheden mee krijgt; die kern waarin bijna het hele programma moet je goed bewaken. Maar daarnaast voorgeschreven is en je kunt struikelen denk ik dat het goed zou zijn als er meer over een enkel vak. Wat wij nu in feite aandacht komt voor persoonlijke ont zeggen, is: hoe talentvol je ook bent, als wikkeling. Op school heb ik van alles je niet overal middelmatig genoeg bent, geleerd, maar wie ik was en wat ik wilde, laten we je niet door. Dat vind ik daar kwam ik op mijn 28e door mijn onbegrijpelijk.” burn-out pas achter. En focus daarnaast
VO-magazine 3 / December 2015
41
WIE WERKT WAAR
STICHTING BESTUUR OPENBAAR ONDERWIJS ROTTERDAM (BOOR)
ACHTERHOEK VO
Erasmiaans Gymnasium, Rotterdam
Roelof Louwsma is per 1 februari 2016 benoemd tot rector van het Almende College. Hij volgt Jozef Geurtzen op. Louwsma is nu nog werkzaam als rector van Openbare Scholengemeenschap Graaf Engelbrecht in Breda.
Almende College, Ulft en Silvolde
Op het Erasmiaans Gymnasium is met ingang van dit schooljaar Jacques van Hoof rector. Hij volgt Paul Scharff op. Van Hoof was rector van Gymnasium Novum in Voorburg.
ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS (OMO)
ST. SVO WOLVEGA/STEENWIJK
Maaslandcollege, Oss
Janny Visser is per 1 februari 2016 de nieuwe rector van RSG Tromp Meesters. Visser is op dit moment locatiedirecteur op Groenhorst Nijkerk, onderdeel van de Aeres Groep te Ede. Visser volgt rector/bestuurder Johan Timmermans op, die met pensioen is gegaan.
RSG Tromp Meesters, Steenwijk
Ivo Vis (44) is benoemd tot rector van het Maaslandcollege in Oss. Hij volgt Jacques van Meegen op, die met pensioen gaat. Nu is Vis nog conrector op Lyceum Bisschop Bekkers in Eindhoven.
GOOISE SCHOLEN FEDERATIE
ONDERWIJSSTICHTING ZELFSTANDIGE GYMNASIA (OSZG)
Roland Holst College, Hilversum
Gymnasium Felisenum, Velsen-Zuid
Het Roland Holst College heeft al snel na het vertrek van Louis van Kaam als rector een (tijdelijke) opvolger gevonden in de persoon van Angela Koot. Haar opdracht loopt tot het einde van dit schooljaar.
Marcel Kemper wordt met ingang van 1 maart 2016 rector van het Gymnasium Felisenum en tevens lid van het bestuur van de OSZG. Kemper werkt nu als plaatsvervangend rector van het Murmellius Gymnasium in Alkmaar.
STICHTING SCHOLENGROEP RIJK VAN NIJMEGEN
ALMEERSE SCHOLEN GROEP
Kandinsky College, Nijmegen
Montessori Lyceum Flevoland, Almere Buiten
Per 1 november is Astrid Wassink (56) benoemd tot rector van het Kandinsky College te Nijmegen. Zij volgt Yolande Ulenaers op, die nu directeurbestuurder van de Scholengroep Rijk van Nijmegen is. Wassink werkte op het Kandinsky als conrector/ plaatsvervangend rector.
Diana Kwast-Hoekstra gaat op 1 maart 2016 aan de slag als rector van het Montessori Lyceum Flevoland. Zij neemt het stokje over van San van Donselaar.
Colofon VO‑magazine is een uitgave van de
Redactieadres VO‑raad, Postbus 8282,
Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam,
VO‑raad, de sectororganisatie van het voortgezet
3503 RG UTRECHT, T 030 232 48 00,
T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl.
onderwijs. VO‑magazine verschijnt 7 keer per jaar
redactie@vo‑raad.nl, www.vo‑raad.nl.
Issn 1873-1163
in een oplage van 4.500 exemplaren.
Fotografie Josje Deekens, Dirk Kreijkamp
Abonnementen Besturen en de daarbij horende
Redactie Cindy Curré, Ingrid Janssen, Stan Termeer
(ook voorpagina), Hollandse Hoogte, iStockphoto
scholen, die lid zijn van de VO‑raad ontvangen het
Suzanne Visser (eindredactie), Linda Zeegers.
Illustratie Robert Vulkers
VO‑magazine gratis. Een abonnement kost € 75,-
Medewerkers: Martijn Laman, Hanneke van der
Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht
per jaar. Beëindiging van het abonnement dient
Linden, Emmanuel Naaijkens, Marijke Nijboer,
Druk Drukkerij Damen, Werkendam
schriftelijk te geschieden voor 1 juli.
Carolien Nout, Mirjam van Teeseling en Maaike Vos.
42
VO-magazine 3 / December 2015
ADVERTENTIE
ers Speciaal voor schoolleid ijs in het voortgezet onderw
Digitalisering
van het onderwijs
Digitalisering speelt een grote rol in de maatschappij en komt
Praktische handvatten voor schoolleiders
ook uw school binnen: een uitdaging voor u als schoolleider. Hoe zet u ICT effectief in voor het onderwijs op uw school?
Locatie:
Wat zijn de mogelijkheden van digitaal toetsen? En hoe
Leerhotel het Klooster, Amersfoort
draagt gedigitaliseerd onderwijs bij aan differentiatie in de klas? Maak bewuste keuzes op het gebied van ICT op uw school!
Datum: Donderdag 31 maart 2016 Inschrijven: www.medilexonderwijs.nl/digitalisering
edilexonderwijs.nl
Kijk eens verder op www.m Medilex Onderwijs - Congressen en cursussen voor het onderwijs
MEDI0911JS_Digitalisering_VOmagazine_179,5x266,5_HIRES.indd 1
T. (030) - 657 51 57 E.
[email protected]
09-11-2015 11:49:15
2064589_Comeet_VO_Dec2015:2061064_Comeet_VO_april2014 12-11-2015 ADVERTENTIE
10:29
Pagina 1
t rtificaa lingsce o h c s t Me
De ni e c u r s u u we sd voor 2 ata 016
Professionalisering financieel schoolmanagement
2016
Bezuinigingen, onderwijsvernieuwingen en horizontale verantwoording stellen nieuwe eisen aan de onderwijsmanager. Om bestuurders, bovenschools managers, schooldirecteuren, beleidsadviseurs en beleidsmedewerkers een handreiking te bieden bij het vormgeven van het financieel schoolmanagement organiseert Comeet de leergang onderwijsfinanciën. In deze leergang worden alle facetten van het financieel management behandeld. De leergang bestaat uit 4 modules van elk 2 cursusdagen. U kunt per module inschrijven.
Module 1: Elementaire financiële kennis 2016 donderdag 21 en vrijdag 22 januari in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 2: Financiële kennis 2016 dinsdag 12 en woensdag 13 januari in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes 2016 dinsdag 8 en woensdag 9 maart in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 3: Verdiepingscursus financiële kennis 2016 donderdag 14 en vrijdag 15 januari in Ede: Zalencentrum ROVC 2016 donderdag 10 en vrijdag 11 maart in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes 2016 dinsdag 12 en woensdag 13 april in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 4: Het maken van uw eigen financieel beleidsplan 2016 dinsdag 15 en woensdag 16 maart in Ede: Zalencentrum ROVC 2016 donderdag 14 en vrijdag 15 april in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes 2016 dinsdag 13 en woensdag 14 september in Eindhoven: Zalencentrum Aristo NIEUW: 1 daagse opfriscursus Leergang Onderwijsfinanciën: 2016 dinsdag 19 januari in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes 2016 donderdag 24 maart in Eindhoven: Zalencentrum Aristo De cursussen kunnen ook op verzoek incompany worden uitgevoerd. De kosten van deelname aan deze tweedaagse modules zijn e 580,00 (per module); module 4 e 630,00; de Opfriscursus e 305,00. Prijs incl. lesmaterialen, koffie/thee, lunch en excl. BTW.
www.comeet.nl
Voor nadere informatie over deze cursussen verwijzen wij u naar onze website: www.comeet.nl Direct inschrijven: 1. www.comeet.nl 2. Stuur een e-mail naar
[email protected] 3. Telefonisch via 010-2424200 Zwolseweg 27, 2994 LB Barendrecht T: 010-2424200 E:
[email protected]