MADAGASCAR Verkenningsreis April 2004
De verkenningsreis is op kostendelende basis uitgeschreven en met Voyages Bourdon hebben we een aantrekkelijke deal uitgewerkt. Wij kozen voor dit kleinere lokale agentschap vanwege de nadrukkelijke persoonlijke betrokkenheid van zijn bestuurder Gatien, die als enige gecontacteerde zijn visie durft te geven over hoe we wat moeten bezoeken voor de promotie van het meest interessante en toeristisch best ontwikkelde gedeelte van Madagascar. Achteraf een goede keuze, want Gatien bezorgt ons een schitterende 14-daagse, wellicht de basis van een veelbelovende samenwerking. Woensdag 21 april vertrekken we met Marcel, een mogelijke begeleider, Greet, een fervente avonturierster en fotografe, Marc, die 10 jaar geleden reeds onder de indruk kwam van Madagascar, en ikzelf. De Thalys brengt ons naar Parijs van waaruit Air Madagascar na goed 10 uur rechtstreekse vlucht landt in Antananarivo, de hoofdstad van het Rode Eiland. We kozen voor de vliegende reizigerspalm (het symbool van Air Madagascar) vanwege de aanzienlijke korting voor onontbeerlijke binnenlandse vluchten. Het vliegtuig zit vol, beenruimte is niet overdreven maar de service is uitstekend. Antananarivo Bij landing is het 04u20 in de ochtend, één uur later dan in België. We besloten tot de aanschaf van een visum bij aankomst wat goedkoper is (23 i.p.v. 40 euro in Brussel), administratieve rompslomp vermijdt en bovendien vlot verloopt. Wisselen is ook reeds mogelijk in dit vroeg ochtendlijke uur. Voor 1 euro ontvangen we ongeveer 10.000 oude Malagasische franken, het equivalent van 2000 Aviary, de nieuwe munteenheid die vanaf november 2004 definitief in gebruik wordt genomen en tot dan gemengd gebruikt, wat voor toeristen nogal verwarrend overkomt. Gatien verwelkomt ons persoonlijk en stelt Jean Razafimahatratra voor, onze Franstalige chauffeur-gids voor de komende dagen. Zich bewust van de complexiteit van de Malagasische benamingen verkort hij zijn roepnaam tot Tony. We nemen plaats in de comfortabele, zij het ietwat kleine terreinwagen, naar verluidt noodzakelijk voor enkele pistes in het zuiden. Het tweede gedeelte van onze verkenningsreis zal doorgaan met een minibus.
Het is 20°C bij zonsopgang. April/mei is een goede reisperiode. De regens zijn voorbij en in aanloop naar de winter vermijden we de hete zomertemperaturen die ook in de centrale hooglanden (1200 à 1500 m) tot 40°C in de schaduw kunnen klimmen. We laten de hoofdstad, door de vaza - de blanke colons - verkort tot Tana, links liggen en vervoegen de Route Nationale Sept (RN 7) naar het zuiden. Les Hautes Terres zijn het woongebied van de Merani, de dominante van Azië afkomstige etnische bevolkingsgroep. Rijstvelden flankeren de weg. Hiervoor werd bijna alle bestaande bos ontgonnen waardoor Madagascar vandaag met enorme erosieproblemen kampt. Een typische landschapsvorm zijn de lavakas, diepe kloven gevormd door regenwater dat zich een weg baant in de ontboste heuvelflanken. Bij gebrek aan hout zijn de huizen van de Merani opgetrokken uit leem en/of bakstenen, meestal met de rode kleur van het alom aanwezige lateriet. Uit het landschap rijzen overal kerktorens op, 40% van de bevolking is katholiek of protestant (Noors lutheriaans), een geloof dat apart staat van de voorouderverering. Het bouwpatroon van een dorp en woonst weerspiegelt volgens astrologische beginselen het hiernamaals waarin de voorouders leven. Ambatolampy In Ambatolampy snuiven we een eerste maal couleur locale van de bovenste plank op bij een kleurrijke lokale markt. In eenvoudige houten stalletjes worden groenten, vlees, Franse baguettes, fruit, rijst en houtskool in kleine zakjes aangeboden. Oorlogen en wanbeleid hebben geleid tot armoede, dat is duidelijk. Het gemiddelde maandloon van een Malagach bedraagt nauwelijks 20 euro per maand en daarmee draagt hij gelaten zijn lot, niet echt somber, soms zelfs met de glimlach, en dat zorgt voor mooie foto’s. Plastic zakjes zijn hier waardevol en ontsieren nergens het landschap. Resten aluminium worden als schroot opgekocht, gesmolten en gegoten tot marmieten (kookpotten) via een ambachtelijke techniek van zand en wassen moulures. Jongens vervullen blootsvoets dit gevaarlijke karwei. Het lokale leven is anderzijds spotgoedkoop. Bij een kruidenier kopen we 6 liter mineraal water voor 1 euro. Langsheen de weg worden verschillende soorten fruit verkocht. We proeven o.a. van kackies, een soort boomtomaat met feloranje kleuren. Verderop heeft men zich gespecialiseerd in de verkoop van houten miniatuur vrachtwagens, handmatig in elkaar geknutseld en levendig geverfd met populaire merknamen als Coca-Cola en Tiko, de nationale melkfabriek van president Mark Ravalomana. Vanuit de armoede schijnt toch iedereen binnen zijn mogelijkheden te ondernemen. Er is geloof in een betere toekomst en de toerist wordt daarin graag betrokken. Marcel bedenkt zijn kleinzoon met een één meter grote camion en heeft daar na zware onderhandelingen 50.000 Malagasische franken ontwikkelingshulp voor over, een bescheiden 5 euro. Antsirabe Tegen de middag bereiken we het op 1500 meter gelegen koloniale kuuroord Antsirabe, gesticht in 1872 door Noorse missionarissen. Vandaag is Antsirabe een druk bevolkt (1.000.000 inwoners) landbouw- en industriecentrum met o.a. een belangrijke zuivel-, katoen- en tabaksfabriek en de bierbrouwerij STAR. Een soort kastensysteem komt hier duidelijk aan de oppervlakte. De rijkere klassen van de lokale bevolking laat zich hier rondrijden of liever rondtrekken door de laagsten van de sociale ladder met pousse pousse, de Malagasische versie van de riksah. Onvermoeid lopen zij, doorgaans blootvoets, met de koetsen in het heuvelachtige straatpatroon. We verblijven in Hotel des Thermes, vergane koloniale glorie, waar prominente gasten zoals de destijds verbannen Marokkaanse koning Mohammed V kwamen kuren, profiterend van helende bronnen uit de omgeving. Onze verwachtingen staan niet hoog wat accommodatie betreft, zodat we best tevreden zijn ondanks enkele mankementen als versleten handdoeken, afbladerende verf, niet overal warm water... De lunchkaart is
uitnodigend samengesteld met tal van gerenommeerde Franse gerechten, maar we moeten helaas constateren dat de namen wel hebben overleefd maar niet de inhoud. Op het einde van de reis mogen we gelukkig besluiten dat het Hotel des Thermes veruit het minste van de rondreis is geweest. Tijdens een stadsrondrit ontdekken we trouwens een veel beter alternatief: Residence Camelia, een guesthouse in volle uitbreiding, sympathiek geleid met persoonlijke attenties en gelegen in een verzorgde tuin. ’s Namiddags bezoeken we in de omgeving Lac Andraikiba en Lac Tritiva, twee vulkanische meren bereikbaar via moeilijk bereidbare pistes. We rijden langsheen bekoorlijke plattelandsdorpen en zien de belangrijke familiegraven, waaraan vaak meer aandacht en geld wordt besteed dan de woonhuizen van de vergankelijke aardse leefperiode. Lac Tritiva is landschappelijk mooi en kent een liefdeslegende à la Romeo & Julietta, waarbij twee verboden geliefden liever verdronken dan de opgelegde scheiding van hun ouders te gehoorzamen. Bij Lac Andraikiba zien we nog de verouderde installaties van een koloniale Club Nautica. Tijdens het weekend wordt het verkoelende meer bezocht door rijkere hoofdstedelingen. Lokalen proberen dan fossielen en halfedelstenen waarvoor Antsirabe bekend is te verkopen. Tony brengt ons in de stad naar een bekend adres ‘Chez Joseph’ een specialist terzake die voor iedere bezoeker een geschenk klaar heeft. Voor 5 euro word ik de eigenaar van een mooie amoniet. De kathedraal is nog mooi verlicht. Andere koloniale gebouwen bezoeken we morgenvroeg. De vermoeidheid slaat toe en we kijken uit naar een welverdiende nachtrust. Van één zaak zijn we na één dag al overtuigd: qua couleur locale wordt dit een unieke reis, en dan mochten we nog niet proeven van de fauna en flora.Na een typisch Frans ontbijt met toast en croissants, confituur en thee, koffie of cacao zetten we ons bezoek aan Antsirabe verder met de kleurrijke overdekte markt, de Grande Avenue met het onafhankelijkheidsmonument (1950) en een stela met de vermelding van de 18 verschillende bevolkingsgroepen van Madagascar. De brede avenue loopt dood op het station waar de Chef de Gare ons met zichtbare fierheid, en dankzij ZuidAfrikaanse investeerders, de heropening van de spoorlijn aankondigt tegen juni. Het zijn allemaal veranderingen die de toekomstige horizon hoopvol kleuren. Fianar Dan vervolgen we onze weg in zuidelijke richting over de nog steeds voortreffelijke RN 7. We kronkelen langsheen alpiene landschappen met groene weiden, heraanplantingen van dennen en eucalyptus, die vooral in valleien worden afgewisseld met rijstvelden in terrasvorm. Nooit krijgen we de indruk in Afrika te zijn, veeleer in Indonesië, een gevoel dat nog wordt versterkt door de vele bakstenen huizen. Kerstrozen in boomvorm bloeien dieprood. Het zijn de voorbodes van de winter. Gember groeit met witte bloemen overal in het wild langs rivieren en beekjes. Waar de RN 7 dorpen passeert wordt hij geflankeerd door een levendig straatbeeld van marktventers die de streekspecialiteiten aanbieden gaande van gematigde groenten zoals wortelen en kolen tot een grote variëteit tropische vruchten zoals kackie, ananas, passievruchten, limoentjes, guava, misperas en ananaskers (l’amour en cage). In Ambositra verkopen schuwe Zafimaniry-vluchtelingen hun vakkundig houtsnijwerk. We passeren er rond de middag en hoewel we de lunch zouden beperken tot een picknick, laten we ons in het restaurant van het Violette Motel verleiden tot goedkope gegrilde langouste (7 euro) en gamba’s (4 euro). De N7 slingert zich verder door de Hautes Terres naar Fianarantsoa (verkort Fianar). We betreden het woongebied van de Betsileo die rijst verbouwen op schilderachtige terrassen. We moeten vanwege tijdsgebrek het nieuwe private Ialatsar-lemurenreservaat links laten liggen. Er is ook geen tijd meer voor het bekende Ranomafana Nationaal Park. In een dagexcursie wordt het bezocht vanuit Fianar voor wandelingen in een decor van granieten kloven, bergrivieren en watervallen omgeven door vochtig tropisch
regenwoud waarin twaalf lemuren- en tal van orchideeënsoorten voorkomen. In de vallei van Fianar verkoopt men honing in flessen. Fianar is een drukke stad met meer dan 1 miljoen inwoners. Het bezit een universiteit en kathedraal en staat bekend als rijst- en wijncentrum. We verblijven er in het nieuwe Zomatel Hotel en dineren er uitstekend met Boucheé à l’Ostende, Canard à l’orange en Crêpe Normande. We proberen de lokale wijn, Lanzan’ny Betsileo, naar verluidt de beste van het eiland. We zijn beter gewoon, maar voor 40.000 FMG voor een fles moet je tolerant blijven. Ambalavao Dat Madagascar zich ook klaarstoomt voor veeleisende luxetoeristen mogen we ’s anderdaags constateren bij de prospectie van het schitterende gueshouse Tsara, werkelijk smaakvol ingericht met alle allures van een beter ZuidAfrikaans gastenverblijf. Het landschap voorbij Fianar vertoont gelijkenissen met de Drakensbergen van Kwazulu Natal: graasweiden voor zebu’s en overal verspreide granieten rotsformaties. In Ambalavao wordt elke woensdag een belangrijke zebu-veemarkt gehouden. De zebu is nog steeds een belangrijk sociaal statussymbool in de Malagasische beschaving. De grootte van de kudde bepaalt de macht van een familie. Als prestigesymbool speelt dit heilige dier ook een grote rol bij tal van ceremonies. De hoorn van geofferde dieren prijken op de grafpalen (aloala) van gestorven voorouders. Wij bezoeken er een lokale wijnboer, maar een degustatie kan ons niet onmiddellijk overtuigen van de kwaliteit. Nog in Ambalavao bezoeken we een ambachtelijk produktiehuis van antemouro-papier. De schors van de Avoha-struik levert de nodige cellulose die, na een aantal bewerkingen met kleurrijke bloempjes, in tal van motieven wordt te drogen gelegd. Het resultaat wordt in briefpapier, enveloppen, fotoboeken en andere souvenirartikelen aangeboden. Ambalavao is ook de uitvalsbasis van trektochten in het Andringitra-massief. Hier kan je opnieuw lemuren waarnemen en de beklimming van de 2658 meter hoge Pic Boby overwegen. Naar verluidt zijn er zeer goede accommodatiemogelijk-heden in de luxetenten Tsara, Soa en/of Catta. Isalo Voorbij Ambalavao komen we in echt zebu-country terecht, het land van de Bara, veehouders en -dieven. De vrouwen hebben een bijzonder kapsel met een zijdelingse dot en laten zich niet gemakkelijk fotograferen. Zij trekken als zigeuners rond op het plateau van Horombe, één grote grassavanne, waar doorheen een 40 kilometerlange zandpiste ons naar het Parc National de l’Isalo brengt, het meest bekende en drukst bezochte park van Madagascar, een erosielandschap vergelijkbaar met Monument Valley in de States of Golden Gate en Kagga Kamma in Zuid Afrika. In Ranohira moet je bij Angap, het nationale beheersorgaan van de Malagasische nationale parken, een permit aanschaffen en een verplichte gids vastleggen voor wandelingen in het park. Terwijl Tony de nodige formaliteiten regelt, dwalen we rond op de lokale markt, waar vooral de vele vliegen op het uitgestalde vlees onze aandacht trekken. We verblijven twee nachten in Le Relais de la Reine, een schitterend hotel dat harmonieus is ingebouwd in de omliggende erosierotsen, met een zwembad, een voortreffelijk restaurant en mooi ingerichte kamers. We mogen op comfort gestelde reizigers geruststellen. Madagascar heeft onverwacht aangename verrassingen voor u in petto. De goede sfeer wordt beklonken met Spaanse cava en rhum arrangé, een lokale likeur met diverse fruitsmaken. De volgende ochtend start met een ontbijt op het terras, ditmaal opgewaardeerd met een mooi versierde fruitschotel. Het nationaal park biedt tal van excursieen wandelmogelijkheden in het grillige landschap van door wind en water geërodeerde zandsteen. We stoppen even bij een formatie die de vorm heeft van een op een troon zittende koningin, waaraan ons hotel haar naam ontleende.
In Ranohira doen we picknick-aankopen en halen we Jean, onze verplichte lokale gids, op voor de wandelingen in de Canyon des Singes en de Piscine Naturelle. Langsheen rijstvelden wandelen we naar de ingang van een smalle kloof. Jean toont ons verschillende vogelsoorten waaronder de Madagascar red fody en een bophis, een kleine boomkikker die enkel in Isalo voorkomt. We klauteren een kleine kilometer in de canyon tot onze aandacht wordt getrokken door witte aapachtige wezens, sifaka’s, de prophitecus verreauxi, onze eerste lemurensoort, de meest beroemde en typische diersoort voor Madagascar. Ongestoord kijken ze ons nieuwsgierig aan vanuit de boomtoppen en laten zich gemakkelijk fotograferen. Deze soort valt op door zijn vosachtige snuit, bekroond met een bruinzwarte diadeem. Tegen het middaguur, als andere – vooral Franse – toeristen pauzeren voor de lunch, wandelen we vrij gemakkelijk over een rotsachtig plateau naar een natuurlijke zwemkom. Onderweg passeren we de rotsgraven van Bara’s en noteren onze eerste pachypodiums, een dwergbaobab die lijkt op een olifantenpoot. Na drie kilometer bereiken we een vallei met weelderige plantengroei waar het heerlijk zwemmen is in een natuurlijke pool, die we voorlopig voor ons alleen hebben. Jean tovert op de terugweg nog een schorpioen vanonder een steen. We sluiten een boeiende dag af bij het Venster van Isalo. De ondergaande zon kleurt er een met palmbomen begroeide grassavanne goudgeel en laat decoratieve erosierotsen vuurrood gloeien. Door een gat in een rotswand verdwijnt de zon achter de horizon. Op culinair vlak genieten we weerom op hoogstaand niveau van de Frans getinte Malagasische keuken: salade van garnalen en inktvis, camarones met vanillesaus en een kaasschotel met warme Camenbert. Isalo heeft ons buiten verwachting verwend. Tulear We vervolgen onze weg naar het uiterste zuiden van het eiland, nog altijd over de perfect geasfalteerde RN 7. Vanuit een monotone grasvlakte met opvallend veel mangobomen, rijst plots een concentratie krotwoningen op, de tijdelijke verblijfplaats van avontuurlijke gelukzoekers die nabij de Ilakaka-rivier naar blauwe safir graven en er wettenloos in farwest-stijl samenhokken. De controlerende maffia-bazen wonen verderop in meer hygiënische omstandigheden in Sakaraha. We passeren verschillende nieuwe natuurreservaten, vooral ingericht om de dramatische ontbossing van het eiland tegen te gaan. De omgeving wordt droger en de eerste baobabs verschijnen in het landschap: stammen als pilaren met bladerloze takken die gelijken op een omgedraaid wortelstel. Madagascar telt 7 van de 9 op de wereld voorkomende baobabsoorten. Het droge zuiden wordt bewoond door de Mahafaly- en Antandroy-stammen, die er maïs en maniok telen en bekend zijn om hun prachtige graven met fijn uit hout gesneden grafpalen, die taferelen uit het dagdagelijkse leven van de overledenen voorstellen. De graven zijn totaal in wanverhouding gebouwd met het armoedige bestaan op aarde, dat slechts als een tijdelijke passage wordt beschouwd naar het leven na de dood, dat wordt gecontroleerd door de voorouders. Zij genieten daarom een onvoorstelbaar respect wat soms ook nadelig is voor ontwikkeling van welvaart: inboedel wordt mee begraven, land mag niet worden verkocht en dure begrafenisceremonies kosten veel energie en geld. Stoppen bij graven is niet meer evident sinds toeristen sommige graven hebben geplunderd en de begrijpelijke razernij van de lokale bevolking hebben opgewekt. De R 10, de minder bezochte toeristische piste naar Fort Dauphin is meer geschikt om deze meesterwerken te bewonderen. Een reeks Tafelbergen vormen de laatste verhoging die ons nog scheidt van Tulear, gelegen aan de zeestraat van Mozambique. Tulear is het centrum van de Vezo-vissers die er wonen in wanordelijke straten met veel rondslingerend vuil. Tony dropt ons bij het gerenommeerde restaurant Chez Alain, waar we
niet kunnen weerstaan aan de uitnodigende zeedelicatessen als langoest, krab, vissoep… Voor 5 euro genieten we als koningen in een schaduwrijke tuin met vele replica’s van graftotempalen. We brengen een bezoek aan de haven waar vele catamarans bij laagtij op het droge liggen en de Vezo-vrouwen vis verhandelen: opnieuw couleur locale waar fotografen van watertanden. We verblijven in de omgeving van Ifaty waar nogal wat strandhotels wachten op toeristen. Ondanks de goede reisperiode is er opvallend weinig volk. Madagascar is voor het toerisme vooral aangewezen op de Fransen en die reizen vooral in juli en augustus. In de namiddag steekt de stoffige vent du sud op, een wind met mistral-allures en die vooral in september waait. We verblijven er eerst in Hotel Mangily, geleid door een jonge Fransman en warm aangekleed. De houten chalets kijken uit op de zee en een smal strand. Het driegangen diner is weerom uitstekend, evenals de Zuid-Afrikaanse wijn uit de persoonlijke kelder van de eigenaar. Morgen verhuizen we naar Le Paradisier, naar verluidt het beste hotel van Madagascar, met inderdaad naar Malagasische normen stijlvol ingerichte en ruime kamers, maar dat by far de persoonlijke uitstraling van Mangily niet kan evenaren en bovendien beduidend duurder is. In de omgeving bezoeken we nog enkele hotels waarvan alleen Bamboo Club met zijn duik- en snorkelmogelijkheden als alternatieve accommodatie wordt weerhouden. Wie niet houdt van zon, zee en strand kan in het achterland gaan wandelen in het doornige stekelbos, één grote wilde botanische tuin van bijzondere planten en bomen met grillige vormen. De takken van de merkwaardige dideracea richten zich als tentakels steeds naar het zuiden. Verder groeien er talrijke baobabs, de flessenboom en reuzen pachypodiums. Uit de givotia-stam, een balsa-soort, hakken de lokale vissers hun prauwen. Ornithologisch is de wandeling al even interessant. We observeren grey headed lovebird, Madagascar flycatcher, nightjar, kestrel en coucal, de greater Vasa parrot, Chabert’s Vanga, crested drongo, common newtonia…. Berenty ‘s Anderendaags verlaten we deze merkwaardige stekelwoestijn en rijden van deze relaxerende kustzone terug naar Tulear voor de korte binnenlandse vlucht naar Fort Dauphin. Het ligt aan de vochtige zijde van het Antonosybergmassief en wordt gedomineerd door de Pic Luis (530 meter). Vanwege zijn moeilijke bereikbaarheid is het een geïsoleerde verwaarloosde stad met vervallen koloniale gebouwen, weliswaar mooi gelegen aan de Baie Dauphin, die veelvuldig wordt geteisterd door verwoestende cyclonen. Dat merken we o.a. aan de vele scheepswrakken voor de kust. Toeristisch is de gehele infrastructuur van de omgeving in handen van de Franse colonfamilie Heaulme. Om het privé lemurenreservaat van Berenty te bezoeken dien je een pakket te onderschrijven met overnachtingen in hotel Dauphin en/of Maramar in Fort Dauphin en in Berenty zelf, anders kom je het reservaat echt niet in. Met David en Werner, lokale gids en chauffeur van het Heaulme-imperium, rijden we in een minibus richting Berenty zowat 100 kilometer landinwaarts gelegen in een bocht van de Mandrare-rivier. In de omgeving van Fort Dauphin bezoeken we een tuin met vleesetende planten en olifantoorvarens. Vervolgens rijden we in de vochtige zone langsheen rijstvelden. Er worden ook aardappelen en casave (maniok) geteeld waarmee het traditionele rijstdieet wordt afgewisseld. We stoppen in een lokaal dorp en kopen bananen, appelsienen en een heerlijke ananas. Iets verderop liggen de graven van Antanosy, opgesmukt met zebuhoorns en gebeeldhouwde aloala-totems. We passeren dan een overgangszone naar het doornige stekelbos. We zien nu de eerste triangle palmbomen, een soortgenoot van de reizigerspalm en die enkel voorkomt in deze transitzone. Deze verschillende vegetatiegordels danken hun bestaan aan het Antanosy massief waarop de vochtige oceaanwolken uitregenen. Morgen
zullen we in het nieuw ingerichte Andohahela nationaal park een prachtige botanische wandeling maken. Maar eerst richten we onze aandacht op het Berenty-reservaat waarin we vijf lemurensoorten hopen te ontdekken. Op 240 ha besloot de Heaulme-familie in 1936 een dicht galerijbos van voornamelijk tamarindbomen te beschermen waarvan o.a. ringstaartlemuren leven. Deze zijn vandaag de grote attractie van het reservaat dat is uitgegroeid tot een succesvol toeristencomplex met comfortabele houten chalets, een botanische tuin, een museum, een reconstructie van een lokaal Antandroy-dorp, mogelijkheid tot bezoek aan een sesalfabriek en tal van wandelmogelijkheden in het galerijbos aan de Mandrare-rivier en een stekelbos iets verderop. De ringstaartlemuren of makis zijn gewend aan de toeristen en dwalen rond de chalets. Ook sifaka’s laten zich bewonderen op het lodgedomein. Zij springen zijdelings van boom tot boom en dansen rechtopstaand over de grond, onbekwaam om op vier poten te lopen. De derde soort daglemuur verraadt zichzelf met een knorrend geluid tijdens een wandeling in het Ankobabos. Het gaat om de geïntroduceerde bruine lemuren met een rood voorhoofd. Voor ons op het wandelpad zien we de reuzen coua, een loopvogel en één van de bijna honderd vogelsoorten die op het Berenty-domein voorkomen. Na zonsondergang bezoeken we het stekelbos waar Werner, met de hulp van een wetenschapper en een zaklamp, de twee andere op Berenty voorkomende lemurensoorten weet te belichten: de white footed sportive lemuur en de kleine grijze muislemuur, inderdaad niet veel groter dan een muis. Ondanks de aangename reisperiode is de bezetting van de lodge opvallend laag. Berenty profiteert prijsmatig van zijn monopoliepositie en is daarom relatief duur, maar toch meer dan de moeite waard. Ook de volgende ochtend blijven we genieten. We worden gewekt door het katachtig gemiauw van de makis. Tijdens een nieuwe wandeling, ditmaal in het Malaza-gedeelte van het galerijbos, zien we onder andere vliegende vossen (fruit bats) die de dag slapend doorbrengen hangend aan de takken van een imposante banian of ficusboom. De drie daglemurensoorten laten zich opnieuw van dichtbij fotograferen. We horen de luidruchtige crested coua, zien zwarte wouw en magpie robin, een pill duizendpoot, die zich bij gevaar oprolt tot een balletje, en tal van hagedissen. Op de terugweg naar Fort Dauphin maken we een buitengewoon mooie wandeling in het Andohahela nationaal park onder deskundige begeleiding van de lokale Angap-gids Christophe. We bewandelen een drie kilometerlang circulair pad langsheen beide zijden van een rivier met natuurlijke zwemkommen en granieten rotsblokken en hellingen waarop spiny tailed lizzards en een pas recent ontdekte hagedis (laboua oreo pulcata) zonnen. Botanisch is de wandeling enig met witbloeiende pachypodiums, shampobomen met gele bloemen, vaza-bomen met schilferende schors, de fony baobab waarop we langoestachtige kevers met buitengewone camouflagekleuren vinden, triangle palmbomen, dideracea, rosy periwinkle met roze bloemen. Een picknick is mogelijk bij een natuurlijke swimmingpool met wateval. Een recente cycloon heeft helaas de infrastructuur van een campingplaats verwoest, een uitnodigend alternatieve reisformule voor de meer avontuurlijk ingestelde reizigers. We bekronen onze wandeltocht met het goddelijke sap van overheerlijke schijven ananas. Fort Dauphin Terug in Fort Dauphin logeren we twee dagen in het Dauphin Hotel, waar we aangename kamers bezetten in de vernieuwde linkervleugel. ’s Anderendaags bezoeken we de kleurrijke en drukke lokale markt, bezoeken de botanische tuin van Saiadi eveneens eigendom van de familie Heaulme - en na Andohahela overbodig - en genieten nog het meest van een strandwandeling in het gezelschap van een meute lokale kinderen die met ons gaan zwemmen in de Baie Dauphiné. Voor een kreeftenlunch bezoeken we het restaurant van het Miramar Hotel, prachtig gelegen op een hoger gelegen schiereilandje met zicht
op de Baie des Galions en de kleinere Baie de Libanona, waar enkele piroques liggen gemeerd op het strand. Een goedkoper maar even degelijk alternatief is het Panorama-restaurant aan de Baie Dauphiné. De rest van de namiddag kuieren we wat rond in het oude stadsgedeelte waar het lokale politiekantoor met een oude Renault 4 politiewagen met drie wielen uitblinkt in verval. In plaats van de Saiadi-tuin hadden we beter de Ranomafana-vallei bezocht met naar verluidt de mooiste piste van het eiland geflankeerd door talrijke Antanosy-graven. Gezien deze vallei niet tot het Heaulme-imperium behoort wordt er lokaal weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Antananarivo ’s Anderendaags vliegen we naar de hoofdstad Antananarivo waar we verblijven nabij het presidentiële paleis in het aangename Hotel Le Louvre (voorheen Ibis). Gatien leidt ons persoonlijk rond in het centrum dat met smalle steegjes van kasseien veel weg heeft van het Parijse Montmartre. Talrijke oude 2PK en R4 geven de stad nog meer Franse allures. In het Tsimbazaza Parc, een zoo met botanische tuin, worden we rondgeleid achter de schermen en krijgen zo de meeste van Madagascars lemurensoorten te zien. We bezoeken de kleurrijke bloemenmarkt aan het Anosymeer, omgeven door jacaranda’s die vanaf oktober bloeien met paarse bloemen. Voor een bezoek aan de musea in de oude Merina-paleizen is er geen tijd meer. Het in 1995 uitgebrande Rova-paleis zou tegen 2005 gerestaureerd worden. Ook in Madagascar wordt op 1 mei het Feest van de Arbeid gevierd en zijn de meeste, soms verrassend moderne, winkels gesloten. De Merina-elite leeft hier samen met de colons duidelijk op een eiland van geïsoleerde luxe. Dat constateren we later ook in het Colbert Hotel, een comfortabel hotel voor zakenlui met een uitstekend restaurant. Onze volgende bestemming, de Vakona Forest Lodge, behoort tot dezelfde eigenaars als het Colbert Hotel en dat biedt aangename vooruitzichten. Na een ongewoon uitgebreid ontbijt met fruit, eieren naar keuze en verschillende kazen en charcuterie, nemen we de drukke en opnieuw goed geasfalteerde RN2 naar de havenstad Tamatave. Het is zondag en de overwegend katholieke bevolking in de Hautes Terres is mooi uitgedost op weg naar de kerk. Vakona Forest Lodge Wij rijden aanvankelijk over kaalgekapte heuvelruggen en volgen de spoorlijn die tegen het einde van het jaar terug in gebruik zou zijn. Na 150 kilometer bereiken we de weelderig beboste Mandraka-vallei. In het privé reservaat Madagascar Exotic ook wel Mandraka of Peyrieras genaamd naar de lokale naturalist, die hier een indrukwekkende verzameling kameleons, kikkers, insecten, nachtvlinders, gekko’s, slangen en fruitbats tentoon stelt. We kunnen er naar hartelust de grootste zeldzaamheden fotograferen zoals de 60 centimeter grote parson’s kameleon, de grootste nachtvlinder van de wereld (argema mittrei), goed gecamoufleerde bladstaartkameleons, verschillende mantella-boomkikkers, reuzen flying sticks, zelfs de fossa, een roofdier dat op lemuren jaagt. In Moramanga lunchen we in Le Coq d’Or met op de kaart heerlijke Chinese soepen, maar ook huisspecialiteiten als Coq au Coca- Cola en kikkerbillen (cuisses de nymphe). In de vroege namiddag bereiken we Andasibe, een houten dorp in westernstijl, waarvan de meeste inwoners tewerk gesteld zijn in de nabij gelegen grafietmijnen, eigendom van de Franse familie die ook Vakona Forest Lodge en het Colbert Hotel in Tana bezit. Vakona Forest Lodge lost volledig de verwachtingen in: prachtig gelegen in het groen, omgeven door een vijver, accommodatie in mooi ingerichte bungalows met zitterras, zwembad, gebouwd naar model van de safari lodges op het Afrikaanse vasteland. Op het menu vinden we tal van Franse specialiteiten als foie gras, magret de canard, salade Périgord, maar ook carpacio van zebra, calamares, crevettes en andere delicatessen. ’s Namiddags bezoeken we l’Islot aux lémuriens. Op een aantal eilandjes leven
een viertal lemurensoorten, waaronder de mooie panda-achtige black and white ruffed lemuren, twee soorten bruine lemuren met hun interbreed jongen en de ringstaartlemuren. Hoewel enigszins kunstmatig, bieden de eilanden toch weerom mooie fotografeer- en observatiemogelijkheden. Helemaal authentiek is ons bezoek ’s anderendaags aan het Andasibe nationaal park, of liever het deelreservaat Amalamazaotra, speciaal opgericht voor het behoud van de Indri Indri, met zijn 70 centimeter de grootste lemurensoort, een opvallend korte staart en een territoriale roep die tot drie kilometer ver draagt. Ze laten zich in het vroegochtendlijke uur echter niet horen zodat onze toegewijde gids samen met een stel collega’s de heuvelachtige vallei afspeurt. Eénmaal een familiegroep is gelokaliseerd, klauteren we à l’improviste over de hellingen om ze van dichtbij te bewonderen. Het park bevat een zestigtal groepen met samen 850 individuen, waarvan sommige mannetjes nu wel hun luidruchtige calls exposeren, gelijkend op indringende walvisgeluiden. De niet aflatende lokale gids trekt onvermoeibaar verder over het golvende terrein en toont ons de slaapplaats van nachtlemuren, zoekt naar boomkikkers en groene gekko’s in de reuzen Vakona-orchideeën, toont ons cicaden en spinnen en determineert een aantal vogelsoorten als cuckoo roller, hook billed vanga en spectacular greenbull. Na vier uur inspannend exploreren in tropische omstandigheden doet een lokaal Three Horse Beer meer dan deugd. In de namiddag genieten we van de lodge en zijn omgeving of rusten bij het zwembad, zodat we weer in vorm zijn voor een avondtocht bedoeld voor het opsporen van nachtlemuren. Vanwege de volle maan zijn deze vandaag schuwer dan anders en moeilijk zichtbaar. Toch ontdekken de arendsogen van de lokale gids enkele muislemuren, boomkikkers, nachtvlinders en kameleons. Pangalanes-kanaal Morgen moeten we helaas deze prachtige locatie verlaten en reizen we verder naar het Pangalanes-kanaal. We rijden verder over de drukke RN2 en dalen kronkelend af uit het hoogplateau langs ontboste heuvelruggen. Op lagere niveau’s verschijnen nu steeds meer reizigerspalmen en zien we bamboe, bananenplantages en suikerriet. Op lokale marktjes worden voor ons nieuwe vruchten te koop aangeboden als ramboetan, curasol en cacao. Via Brinckaville rijden we naar Manambato, de rivierhaven aan Lac Rasoabe, dat we na 7 kilometer slechte, maar wel betalende, piste bereiken. Een speedboot vaart ons hier over 25 kilometer aangename waterwegen te snel naar Hotel Palmarium. In 1896 importeerden de Fransen een 4000-tal Indochinezen die in vijf jaar de verschillende voor de kust liggende lagunen met elkaar verbonden tot het 654 kilometerlange Pangalanes-kanaal. Van het drukke goederenverkeer waarvan sommige reisgidsen gewag maken merken we niets, maar de natuur is des te uitnodigender. De waterwegen zijn afgeboord met olifantsoor en pandalusplanten waarop de green backed heron poseert. Sternen scheren over het wateroppervlak. Het dagdagelijkse leven van de plaatselijke bevolking aan de waterkant is kleurrijk en boeiend, en geconcentreerd op de visserij. Overal zijn visfuiken gemonteerd aan houten trechterconstructies. Het Palmarium Hotel bestaat slechts uit vier eenvoudige chalets, die met een rustgevend terras met hangmat en ligstoelen uitziet op Lac Ampitabe (Ankanin’ny Nofy). In de onmiddellijke nabijheid ligt een privaat wildreservaat waarin we ’s anderendaags met Sylvain, een enthousiaste lokale gids, op pad gaan. De black and white ruffed lemuur (varecia variagata) zagen we al rond de logde, maar zien we dieper in het woud samen met Coquerel’s sifaka, de zwarte macaco- en de kroonlemuur. In het bos groeit o.a. wilde koffie met blauwe bessen, vogelnestvaren, vakona’s en tal van andere orchideeën, die meestal bloeien vanaf september. Vlakbij horen we de luide indringende roep van een bijna zwart indri indri mannetje. We ruilen dan het vochtige regenwoud voor een heidelandschap met erica’s. Bij een beekje vinden we een aantal vleesetende planten (nepeuthes madagascariensis). De
buitengewoon interessante ochtendwandeling eindigt bij een natte duinpan begroeid met mossen, een ideaal kikkerbiotoop. Sylvain houdt er verschillende in een bonte kleurenvariëteit in enkele terraria die de eetzaal opfleuren, o.a. de veelkleurige gottlebei (pas in 1992 ontdekt in Isalo), de rode tomato frog, de groene pustoloza en de betsileo, een kleine groenbruine kikker met zwarte flanken. De lunch hebben we gereserveerd in Hotel Pagalanes aan de overkant van het meer, dat hoger gewaardeerd wordt in sommige reisgidsen, maar daar kan de taaie kip ons niet van overtuigen. In tegendeel, de onmiddellijke toegang tot het natuurreservaat is een absolute troef van het veel charmanter geleide Palmarium Hotel. ’s Namiddags bezoeken we, in een bootexcursie, twee dorpen in de omgeving. Het eerste ligt aan de Indische Oceaan. De mannen trotseren met hun schamele prauwen de hoge oceaangolven, terwijl vrouwen zorgen voor onverantwoord grote kindergezinnen. Anticonceptiva worden door vrouwen als slecht en ongezond ervaren. Een ander dorp leeft van de illegale houtkap. Grote zakken houtskool, de enige energiebron van de armen, maar ook waardevolle blokken palisander- en ebbenhout liggen te wachten op clandestien vervoer door de smalle waterwegen van dit lagunegebied. Ons bezoek is gemeld aan een onderwijzeres die met ijzeren hand een lokaal schooltje leidt. Ze zendt haar leerlingen naar huis en enkele minuten later komen ze mooi uitgedost terug om de blanke vazas te verwelkomen met gedisciplineerd gebrachte liederen en dansen. Ontroerd schieten we in onze zakken en zowel onze financiële bijdrage als een zak afgedragen kledingstukken worden onder groot applaus van de leerlingen en enkele nieuwsgierige dorpelingen door de dankbare onderwijzeres in ontvangst genomen. Een onvergetelijke dag sluiten we af met carpacio van tonijn, gebakken vis en banane flambée. Tana Het einde van een verrassend geslaagde verkenningsreis nadert nu snel. Morgenochtend varen we via het Pangalanes-kanaal naar de rivierhaven van Tamatave. Onderweg dreigt dichtslibbing en ook de rivierhaven ligt er onderkomen bij. De luchthaven is reeds gemoderniseerd met elektronische vluchttabellen. Vanuit Tamatave vertrekken er internationale vluchten naar de nabijgelegen eilanden Reunion en Mauritius, te overwegen als mogelijke verlenging voor een exclusief strandverblijf om na te genieten van uw actieve ontdekkingsreis op Madagascar. Wij nemen de binnenlandse vlucht naar Tana, lunchen een laatste maal met stijl in het Colbert Hotel en doen nog wat aan last minute shopping, wat nog best lukt in het moderne Score warenhuis en de Marché Artisanal, een straat vol marktkraampjes met houtsnijwerk, vanille, fossielen, schilderijen, vlechtwerk… Met een uurtje vertraging vliegt Air Madagascar ons om 22u30 terug naar Parijs. We kunnen terugblikken op één van de mooiste reizen uit mijn toch reeds rijkelijk gevulde reiscarrière. Twee jaar politieke stabiliteit heeft het eiland geopend voor een veelbelovende toeristische ontwikkeling. Club Exotica zal in elk geval Madagascar gemotiveerd promoten met groepsreizen die vanaf 2005 worden aangeboden in april/mei, juli en oktober/november en waarbij we ons niet zullen beperken tot de geprospecteerde beschreven comfortabele rondreis. We zullen met veel genoegen Madagascar verder exploreren in westelijke richting met de fameuze Allées des Baobabs in Morondava, het geërodeerde kalksteenplateau van de Tsingy en een driedaagse avontuurlijke cruise in de Gorges van Bemaraha. In noordelijke richting wacht ons nog het nationale park van de Montagne d’Ambre, de Tsingy van Ankarana en de Mitsio-koraaleilanden en Nosy Be. In oostelijke richting schijnt de treinrit van de havenstad Manakara naar Fiannar een onvergetelijke en landschappelijk wondermooie ervaring te zijn. Hoewel Madagascar zich veeleer leent tot een groepsreis met beperkt aantal deelnemers (maximum 12), kunnen we u via onze uitstekend gebleken lokale agent, een programma op maat maken voor een individuele reis. See you soon in Madagascar!