Ver. Uitg. Marc Thoulen - N°7317
Nieuwsbrief Stad en Gemeenten van Brussel-Hoofdstad
Nr 2004/02 - 6 april 2004
Aanvullende belastingen: de Vereniging houdt voet bij stuk! Hoewel de inningen van de aanvullende belastingen globaal behouden – en soms zelfs verbeterd - zijn in de loop van de voorbije twee jaar, blijven er toch nog veel problemen omtrent de regelmaat van de stortingen binnen de cyclus, wat overigens geleid heeft tot de toekenning van een nieuw voorschot op de aanvullende personenbelastingen door het ministerie van Financiën. Daar onze Vereniging steeds de belangen van de Brusselse gemeenten behartigt, heeft ze in een brief aan de minister van Financiën gepleit voor dringende structurele maatregelen om de regelmaat en de voorzienbaarheid van de gemeentelijke aanvullende belastingen te verbeteren. Voor de personenbelasting worden voorschotten toegekend, zonder dat de beloofde structurele oplossing ter bespreking aan de Vereniging voorgelegd is. Daarom hebben we de minister herinnerd aan zijn belofte een duurzame oplossing te zoeken. De Vereniging heeft tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt om er nogmaals op te wijzen dat het gemeentelijk aandeel in de bedrijfsvoorheffing gedurende 20 maanden in de schatkist blijft en de compensatie aan de gemeente van het kasvoordeel dat de overheid zo binnenrijft aangepast zou moeten te worden. De verdeling van de belasting is sinds de laatste compensatie immers fel geëvolueerd en het gemeentelijk forfaitair aandeel in de berekening van de bedrijfsvoorheffing zal vanaf aanslagjaar 2005 op 7 % gebracht worden.
EDITO
Maar de Vereniging is het voornaamste onderwerp van ongerustheid van de Brusselse gemeenten niet vergeten: de opcentiemen op de onroerende voorheffing, waarvan het onstabiele inningsritme het financieel beheer aanzienlijk bemoeilijkt. Wat de structurele oplossingen betreft, is er echter geen tekort aan inspiratiebronnen: Vlaanderen past al drie jaar een systeem van voorschotten toe … De Vereniging volgt de evolutie van de vastgestelde rechten en de overeenkomstige ontvangsten op de onroerende voorheffing op de voet, teneinde concrete oplossingen te vinden ter verbetering van de stabiliteit van de gemeentefinanciën, die sterk afhankelijk zijn van hun eerste bron van inkomsten. Die aandacht voor de onroerende voorheffing is gerechtvaardigd, te meer daar onze gemeenten in dat opzicht nog onder een andere kwaal lijden, de "dode hand" … Hoewel er compensaties zijn voor de gevolgen voor de gemeenten van de leegstand van bepaalde gebouwen op de onroerende voorheffing, blijven die gedeeltelijk en worden ze onrechtstreeks toegepast, zonder dat het mogelijk is een echte link te leggen met het nadeel dat de gemeenten ondervinden. De catastrofale implicaties van een eventuele Europese toekomst van de Madou-toren voor de financiën van de gemeente die hem herbergt, illustreren de begrenzingen van het huidige systeem goed. We zijn niet bang om in herhaling te vallen: voorzienbaarheid en stabiliteit zijn de hoekstenen van een degelijk financieel gemeentebeheer.
Céline Maertens, Marc Thoulen
DE VERENIGING IN ACTIE Aansluitend bij de brief aan de minister van Financiën die aan bod komt in het editoriaal artikel van dit nummer, heeft de Vereniging samen met haar Vlaamse en Waalse tegenhanger contact opgenomen met de federale minister van Tewerkstelling en Pensioenen, de heer Frank Vandenbroucke, aangaande het stelsel en de financiering van de loopbaanonderbreking. In een vorige brief werd reeds overleg gevraagd met de verenigingen van lokale besturen, maar die hebben nieuwe redenen gekregen om zich ongerust te maken toen ze ontdekten hoe het project geëvolueerd is. Naast andere technische punten hebben ze gevraagd de gemeenten expliciet te ontheffen van verplichtingen als de betrokkenen niet vervangen worden, geen onderscheid te maken naar gelang van de aard van werkgever en tot slot de wijzigingen niet toe te passen op de loopbaanonderbrekingen die reeds aan de gang zijn. Wat de gemeentelijke administratieve sancties betreft, heeft de Vereniging contact opgenomen met de Brusselse leden van het federaal Parlement, waar het project teruggekomen is na amendering door de Senaat. De Vereniging wou immers de aandacht vestigen op de logheid van het systeem, wat wel gerechtvaardigd is omdat er respect is voor de rechten van de verdediging, maar toch heel zware lasten voor de gemeenten met zich zal meebrengen. In dat verband heeft ze gevraagd hen niet te belasten met de behandeling van overtredingen die geen rechtstreeks verband houden met hun basisopdrachten. Bovendien vroeg de Vereniging ook om de doeltreffendheid van het systeem te verhogen door het verbod op de dubbele bestraffing op te heffen dat vervat is in artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, en het plafond van de boetes ten minste in geval van recidive op te trekken. Vervolg pagina 2
INHOUD pagina Op de agenda . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Homohuwelijk: het dilemma van de ambtenaar burgerlijke stand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Verlichte stedenbouwkundige lasten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Europese overheidsopdrachten: haast je langzaam . . . . . . . . 13 Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Eensluidend verklaring afgeschaft . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Federaal plan duurzame ontwikkeling: de gemeenten tellen mee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Voor u gelezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
DE VERENIGING IN ACTIE
Op 12 februari 2004 vond de Algemene Vergadering plaats van de afdeling Maatschappelijk Welzijn rond het thema van de Brusselse huisvestingscode en de implicaties voor de OCMW's: een bijzonder talrijk opgekomen publiek, meer dan 110 personen, heeft aan het debat deelgenomen. De heer Michel Colson, Voorzitter van de afdeling, leidde de vergadering in met de voorstelling van het activiteitenverslag. Vervolgens kwam het thema aan bod in verschillende uiteenzettingen, ondermeer over de normen voor veiligheid, salubriteit en uitrusting, en de juridische aspecten van het overheidsbeheer en de getuigenis van twee vertegenwoordigers van Brusselse OCMW's. Tot slot heeft de heer Etienne Lambert, adviseur bij de Staatssecretaris voor Huisvesting, na een korte uiteenzetting over wederhuisvesting geantwoord op de talrijke interpellaties en vragen van de aanwezigen. In het vooruitzicht van de verkiezingen van juni 2004 heeft de afdeling Maatschappelijk Welzijn van de Vereniging samen met de Conferentie van de Voorzitters en Secretarissen van de OCMW's van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een memorandum opgesteld met de voornaamste vragen van de 19 Brusselse OCMW's aan de komende gewest- en gemeenschapsregeringen en concrete voorstellen voor de verschillende beleidsdomeinen die de OCMW's aanbelangen. U vindt de tekst op de website van de Vereniging (www.vsgb.be). Het document werd op 5 maart jl. aan de pers voorgesteld en zal naar alle bevoegde instanties verzonden worden.
olg v r e V
Sinds 1 januari 2004 is het systeem van de dienstencheques volledig overgenomen door de federale overheid en op huishoudelijke hulp gericht. Het staat ondermeer open voor OCMW's, gemeenten, PWA's, die zo de gelegenheid krijgen vanuit het lokaal niveau een buurtactie op te zetten of aan te vullen. Door dit mechanisme wil de federale regering ook 25.000 banen creëren. Om een stand van zaken op te maken van de uitdagingen en de krachtlijnen van deze verandering heeft de Vereniging in samenwerking met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op 10 maart een infovergadering georganiseerd voor de verantwoordelijken van OCMW en gemeente betreffende de doelstellingen en de werking van het systeem. Aan de wijziging van de regelgeving inzake vzw's waren reeds verschillende informatievergaderingen gewijd, maar de problematiek was nog niet behandeld vanuit gemeentelijke invalshoek. Daarom heeft de Vereniging in samenwerking met Dexia een vorming georganiseerd over de gemeentelijke vzw en de recente wijzigingen aan de wet van 27 juni 1921. Die voormiddag werd gecoördineerd door Marina Muller, adviseur bij de studiedienst van de Vereniging, en richtte de schijnwerpers op de hervorming van het recht inzake vzw's, de eigenheden van de gemeentelijke vzw, de overheidsopdrachten, het personeelsbeheer en de controlemechanismen. De vorming vond plaats op 19 maart, in samenwerking met Dexia Bank en in het kader van het Forum van Gemeentelijke Beleidsvoerders, en kon op heel ruime belangstelling rekenen. Marc Thoulen
OP DE AGENDA Europese programma's: de deadlines staan op onze website : Internationaal > Europese aangelegenheden > Oproepen tot indiening van voorstellen 9/4: Prijs Keizer Maximiliaan - 14/4: Tacis - 26/4: Volksgezondheid - 28/4: CARDS - 30/4: Interreg IIIC 3/5: Asia Pro Eco - 5/5: Prijs Information Society Technologies - 15/5: Prijs Jonge actieve burgers
Datum/plaats
Wat ?
20-21/4 Antwerpen Radisson SAS
Openbaar domein - Hoe gebruik, beheer en valorisatie optimaliseren? IFE
Anne Van der Elst - Charleroisesteenweg 51B - 1060 Brussel Tel. 00 33 1 44 09 29 77 - Fax 02 534 89 81
[email protected] -
[email protected] http://www.ifebenelux.com - Tarief: 750 – 1.120 euro
20/4 Jeugdherberg Jacques Brel
Federaal plan duurzame ontwikkeling – huisvesting en mobiliteit - debatavond Inter-Environnement Bruxelles
Inter-Environnement Bruxelles Tel. 02 223 01 01 - Fax 02 223 12 96
[email protected] - http://www.ieb.be
21-23/4 Le marketing urbain Rijsel - Hôtel des Residentieel seminarie (vorming in gemeentelijk Tours management) - GSOB 21/4 VUB - Aula QB
2
Inlichtingen
Marion Schuberth - ULB – CP 145 - F. Rooseveltlaan 19 1050 Brussel Tel. 02 650 45 47 - Fax 02 650 49 80 -
[email protected] Tarief: 250 euro
Brussel als kosmopolitische stad - Brussel als Stad - Seminaries: Pleinlaan M132 - 1050 Brussel - Tel. 02-629 20 93 Kernbegrippen uit het Witboek toegepast op Brussel Fax 02-629 21 39 -
[email protected] Instituut voor PostAcademische vorming van de VUB http://www.vub.ac.be/iPAVUB/eeuwvandestad - Tarief: 40 euro
Nieuwsbrief 2004/02
olg Verv
OP DE AGENDA
Datum/plaats
+
Wat ?
Inlichtingen
22/4 Antwerpen Radisson SAS
Publiek-private samenwerking - juridische, financiële en praktische knelpunten bij het realiseren van uw projecten IFE
22/4 Solvay bibliotheek
Over steden, stedelijke structuren en stadsgewesten: een Belgische 18-stedentocht - colloquium georganiseerd in het kader van het programma “Transversale Acties: Leefbare steden" - Federaal Planbureau
Anne Van der Elst - Charleroisesteenweg 51B - 1060 Brussel Tel. 00 33 1 44 09 29 77 - Fax 02 534 89 81
[email protected] -
[email protected] http://www.ifebenelux.com - Tarief: 750 euro Federaal Planbueau - Danielle Devogelaer Kunstlaan 47-49 - 1000 Brussel Tel. 02/507 74 38 -
[email protected] - http://www.plan.be Tarief: 50 euro
22-24/4 Boekarest
Comment rendre les transports urbains plus attractifs ? Codatu XI – Wereldcongres - Coopération pour le Développement et l’Amélioration des Transports Urbains (CODATU)
20, rue François Garçin - 69003 Lyon - France Tel. 00.33.4.78.62.23.09 - Fax 00.33.4.78.62.32.99
[email protected] - www.codatu.org Tarief: 1.700 euro
23/4
Werelddag van het boek
23/4
De crisis in de huisvesting in Brussel: probleem van toegang en/of tekort? Interdisciplinair netwerk voor onderzoek over Brussel, univ. fac. Saint-Louis en BBRoW
Yves Cartuyvels - RIS (Réseau interdisciplinarité et sociétés) Kruidtuinlaan 43 - 1000 Brussel Tel.02 211 79 62 - Fax 02 211 79 97 -
[email protected] http://www.fusl.ac.be/ris
23/4 – 2/5
Lezen in je gemeente Brusselse gemeenten, op initiatief van de Franse Gemeenschap en Texto
Uw gemeente of Texto (vzw), Axelle Demoulin Boulevard Jean-Théodore Radoux 38 - 4000 Liège Tel. 04/225 12 99 - Fax 04/225 12 99 -
[email protected] http://www.23avril.be
26-28/4 Brussel
Employment week - Human capital, a major asset in the elarged EU 11e jaarlijkse conferentie
Estelle Dubicq-Event Manager - Tarsus Touchstone - Commonwealth House - 2 Chalk Hill Road - London W6 8DW - UK - Tel. 00.44.208 846 2700 - Fax 00.44.208 846 2801 -
[email protected] www.employmentweek.com - Tarief: 948 – 1.095 euro
27-29/4 Elsene - Hotel Sofitel Toison d'or
Sites et sols pollués - Comment vous adapter au nouveau cadre juridique à Bruxelles et en Wallonie ? IFE
Laurence Carbonne - IFE - Charleroisesteenweg 51B - 1060 Brussel Tel. 02 533 10 13 - Fax 02 534 89 81
[email protected] -
[email protected] http://www.ifebenelux.com - Tarief: 750 – 1.450 euro
27-28/4 Brussel - Hotel Bristol Stéphanie
Comment mettre en place des actions de communication efficaces ? (27/4) - Adaptez votre journal interne aux spécificités de votre secteur (28/4) IFE Benelux
Annabelle Bejenne - IFE – Charleroisesteenweg 51 B - 1060 Brussel Tel. 00 33 1 44 09 24 19 of 02 533 10 15 - Fax 02 534 89 81
[email protected] -
[email protected] http://www.ifebenelux.com - Tarief: 700 – 1.120 euro
29/4 Heizel – Auditorium 2000
Bruggen slaan tussen overheden, ondernemingen en onderwijs Colloquium georganiseerd door 4Instance
Tel.02 534 94 51 -
[email protected] - http://www.mypublica.com
29/4 Oostende Thermae Palace Hotel
Lokale en regionale belastingen: vroeger en nu Vormingsinstituut voor ontvangers (vzw)
Die Keure - Rita Vermote - Oude Gentweg 108 - 8000 Brugge Tel. 050 47 12 68 - Fax 050 33 51 54 -
[email protected] Tarief: 107-210 euro
29-30/4 Nouvelles directives marchés publics - Comment vous y Brussel - Hotel préparer ? Bristol Stéphanie IFE Benelux
Annabelle Béjenne - Charleroisesteenweg 51 B - 1060 Brussel Tel. 00 33 1 44 09 24 19 of 02 533 10 15 - Fax 02 534 89 81
[email protected] -
[email protected] http://www.ifebenelux.com - Tarief: 1.120 euro
5/5 Auditorium Dexia Trier
Infosessie over de huisvestingscode
Françoise Lambotte – VSGB – Aarlenstraat 53 – 1040 Brussel Tel. 02 233 20 04 - Fax 02 280 60 90 –
[email protected] Meer details op www.vsgb.be of in deze Nieuwsbrief
5/5 VUB
Stadsdebat en stadsproject
Instituut voor PostAcademische vorming van de VUB Pleinlaan 2, M132 - 1050 Brussel - Tel. 02-629 20 93 Fax 02-629 21 39 -
[email protected] http://www.vub.ac.be/iPAVUB/eeuwvandestad - Tarief: 40 euro
8/5
Officieel feest van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vastgelegd bij de ordonnantie van 13 maart 2003 (B.S. 1 april 2003)
9/5
Feest van Europa
26/5
Réforme du code du logement en Région bruxelloise
8-9/6
Actualité du droit et du contentieux
Annabelle Bejenne - IFE – Charleroisesteenweg 51 B - 1060 Brussel Tel. 00 33 1 44 09 24 19 of 02 533 10 15 - Fax 02 534 89 81
[email protected] -
[email protected] http://www.ifebenelux.com
Nieuwsbrief 2004/02
3
ONDER DE LOEP
Moet de ambtenaar van de burgerlijke stand die een huwelijk voltrekt tussen personen van hetzelfde geslacht waaronder een vreemdeling de omzendbrief van 23 januari 2004 naast zich neerleggen? Door dergelijke huwelijken mogelijk te maken zonder rekening te houden met het nationaal recht van de vreemdeling, lijkt de omzendbrief immers in strijd met de wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en met het internationaal privaatrecht. In afwachting van de degelijke verduidelijking van de wetgeving is het minste wat we kunnen doen de allergrootste omzichtigheid aan te bevelen.
HET DILEMMA VAN DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND Ingaan op een maatschappelijke trend Sedert 1 juni 2003 is het mogelijk voor personen van hetzelfde geslacht om met elkaar te huwen 1. De wet van 13 februari 2003 2 stelt het huwelijk immers open voor personen van hetzelfde geslacht. Daarmee volgt de Belgische wetgever, net zoals de Nederlandse, een maatschappelijke tendens. Het huwelijk is vandaag namelijk veeleer een veruiterlijking van een innige band tussen twee personen, dan dat het nog zo gericht is op het procreatief karakter. Om die reden moet een zo groot mogelijke gelijkheid worden nagestreefd tussen partners van verschillend en partners van hetzelfde geslacht 3. Om te beantwoorden aan die maatschappelijke trend – het wegwerken van de ongelijkheid tussen heteroseksuele en homoseksuele partners 4 – had de wetgever keuze tussen twee mogelijkheden: een soortgelijke rechtsfiguur creëren of het huwelijk openstellen voor personen van hetzelfde geslacht. De wetgever in België heeft gekozen voor het openstellen van het huwelijk 5. Daarmee is hij niet ingegaan op tal van bemerkingen die zowel door de Raad van State als door de rechtsleer werden geopperd 6. Wat is in ons rechtstelsel echter de (juridische) essentie van het huwelijk? Zonder dat te willen verdiepen – deze bijdrage wil zich beperken tot de problemen van internationaal-privaatrechtelijke aard naar aanleiding van de wet en de omzendbrief – kan men toch stellen dat het
4
huwelijk vooral een zekerheid en een kader geeft over de afstamming 7. Op grond van het vigerende recht wordt immers vermoed dat het kind geboren binnen het huwelijk de echtgenoot tot vader heeft 8. Bovendien vloeien er uit het huwelijk een aantal verplichtingen voort ten aanzien van die kinderen en ten aanzien van de echtgenoten jegens elkaar en hun ascendenten. Dit geldt niet zo voor de homoseksuele huwelijken. Volgens de Raad van State is dan ook het uitgangspunt van de redenering die de wetgever aanvoerde, fout inzake discriminatie wegens de onmogelijkheid voor partners van hetzelfde geslacht om te huwen 9. De situatie van een homoseksueel paar is immers niet dezelfde als die van een heteroseksueel paar. De Wet Openstelling Huwelijk wijzigt de geslachtsvoorwaarde; voortaan kunnen ook personen van hetzelfde geslacht een huwelijk aangaan. De wet wijzigt als gevolg daarvan ook een aantal artikelen in het Burgerlijk Wetboek in verband met de huwelijksbeletsels. De wet wijzigt niets inzake afstamming. Kinderen in een homohuwelijk hebben derhalve niet automatisch de beide echtgenoten als ouder. Wat belangrijk is: de wet wijzigt evenmin de regels aangaande de principes van het internationaal privaatrecht. Daar werd bovendien tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de wet extra op gewezen 10. Nochtans verscheen er naast de Wet Openstelling Huwelijk eveneens een omzendbrief 11 die wel poogt bepaalde principes van het internationaal privaatrecht te wijzigen.
1 Voor een eerste commentaar zie SENAEVE, P., De Wet van 13 februari 2003 tot invoering van het homohuwelijk in het Belgische recht, E.J., 2003, 4, p.50. 2 Wet 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, B.S., 28 februari 2003. 3 Wetsvoorstel tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, Gedr. St., Senaat, 2001-2002, 1173/1, p. 2. 4 Wetsvoorstel tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, Gedr. St., Senaat, 2001-2002, 1173/1, p. 3. 5 Dat is ook de oplossing die gekozen werd in Denemarken, Zweden, Bondsrepubliek Duitsland. Voor een wetenschappelijke benadering van deze problematiek zie SENAEVE, P., COENE, E., Geregistreerd partnerschap. Pleidooi voor de institutionalisering van de homoseksuele tweerelatie, Antwerpen, Maklu, 1998, 256 p. 6 Zie over de essentie van het huwelijk: DE PAGE, H., Traité elementaire de droit civil belge, 4e uitgave, Brussel, Bruylant, 1990, II, Vol. I, nr. 502, p. 526. 7 Zie Renchon, p. 43 – 44, Gedr. St., Senaat, 1173/3. 8 Art. 315 B.W. 9 Wetsvoorstel tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, Adv. R. v. St., Gedr. St., Kamer, 2001-2002, 1692/001, p. 18 en 22: “De grondwettelijke regels inzake de gelijkheid van de Belgen en inzake niet-discriminatie, vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, sluiten niet uit dat voorzien wordt in een verschillende behandeling van bepaalde categorieën van personen, voorzover het criterium van onderscheid objectief en redelijkerwijs kan worden verantwoord. Het bestaan van een zodanige verantwoording moet worden nagegaan rekening houdend met de strekking en de gevolgen van de betwiste maatregel, alsook met de aard van de beginselen waarvan sprake is; het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden indien vaststaat dat er geen redelijk proportionaliteitsverband bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. […] [D]e situatie van een homoseksueel paar [is] niet dezelfde als die van een heteroseksueel paar. […] Daarom ook is het verkieslijk zich de moeite te getroosten, wat voorzeker soms enigszins zwaar uitvalt, om nieuwe rechtsfiguren op te zetten, veeleer dan dat aan het beoogde doel wordt voorbijgegaan omdat men geoordeeld heeft dat de eigenheid van een bestaande rechtsfiguur onbeperkt kan worden uitgehold teneinde te beantwoorden aan de bedoeling van de steller van het ontwerp.” 10 Gedr. St., Senaat, 2001-2002, 1173/1, p. 4 –5. “Dit voorstel raakt niet aan de inzake het huwelijk geldende principes van het internationaal privaatrecht.…” 11 Omz. 23 januari 2004 tot vervanging van de circulaire (sic!) van 8 mei 2003 betreffende de wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, B.S. 27 januari 2004. Nieuwsbrief 2004/02
ONDER DE LOEP
Het huwelijk in internationale context Als twee Belgen van hetzelfde geslacht in België huwen, dan is er geen probleem. Zoiets verandert wanneer de echtgenoten besluiten buiten België te gaan wonen of wanneer één van de aanstaande echtgenoten geen Belg is. We bevinden ons dan in een situatie met een vreemd element. In een dergelijke situatie moeten de regels van internationaal privaatrecht worden aangewend 12. In België wordt er gekozen voor het persoonlijk statuut van de betrokkene. Er wordt dus aangeknoopt bij de nationaliteit van de vreemdeling en diens nationale wet 13. De wetgever wenste die regel niet te wijzigen 14. De aanknopingsfactor en de verwijzing worden bijgevolg door de Wet Openstelling Huwelijk ongemoeid gelaten 15. Voor het huwelijk geldt de distributieve verwijzing. Ondanks correcte toepassing van de verwijzingsregels kunnen er zich in het internationaal privaatrecht toch constellaties voordoen die aanleiding geven tot problemen. Het gaat om de exceptie van internationaal-privaatrechtelijke openbare orde, het renvoi 16 en het conflit mobile 17. Het kan gebeuren dat het toepasselijke vreemde recht niettemin toch wordt opzijgezet op grond van de toepassing van internationale openbare orde. Dat is het geval wanneer de toepassing van het vreemde recht tot resultaten zou leiden die onze rechtsorde onaanvaardbaar vindt. De exceptie van internationaal privaatrecht stelt gewoon het vreemde recht buiten werking door toe te laten dat het niet wordt aangewend. Dat werd reeds in 1950 door het Hof van
olg Verv
Cassatie gesteld 18. Ook hier geldt dat de internationale openbare orde een nationaal begrip is, dat zelfs beperkter is dan de interne openbare orde. Het gaat alleen om “die bepalingen die een wezenlijk beginsel van de ethische, politieke of economische ordening van de gemeenschap uitdrukken [en daarom] het ingrijpen van de internationaal-privaatrechtelijke exceptie van openbare orde rechtvaardigen” 19. Voor de internationale openbare orde wordt steeds in concretu geoordeeld. Meestal wordt voor het recht dat buiten werking wordt gelaten de lex fori in de plaats gesteld 20. Om het toepasselijke recht te bepalen wordt de rechtsfiguur van het huwelijk gesplitst en gelden er verschillende regels. Er wordt een verschil gemaakt tussen de vormvoorwaarden van het huwelijk en de grondvoorwaarden. Het beginsel van de vormvoorwaarden is locus regit actum: de wet van de plaats waar het huwelijk wordt gesloten 21. Dat betekent dus concreet dat ongeacht de nationaliteit van de personen, het huwelijk naar de vorm volgens de Belgische wet moet worden gesloten. De grondvoorwaarden betreffen de toelaatbaarheidsvoorwaarden van het huwelijk. Voor de grondvoorwaarden wordt er aangeknoopt bij de nationaliteit 22. Gaat het om echtgenoten van dezelfde nationaliteit, dan is de gemeenschappelijke nationale wet van toepassing van de toekomstige echtgenoten. Zijn de echtgenoten van verschillende nationaliteit, dan moet men een distributieve toepassing maken van de wetten. Elk van de echtgenoten moet voldoen aan de door zijn nationale wet gestelde voorwaarden. Toch zijn er bepaalde huwelijksbeletsels die kunnen doorwerken naar de andere echtgenoot 23.
12 KEGEL, SCHURIG, Internationales Privatrecht, München, Beck, 8ste uitgave, 2000, p. 4: “Internationaal privaatrecht (IPR) is het geheel van rechtsregels die bepalen van welke Staat het privaatrecht moet worden aangewend. IPR is noodzakelijk zolang er a) verschillende Staten bestaan en b) er in die Staten elk hun eigen privaatrechtelijke regels gelden.” De oplossingen voor IPR kunnen zowel vanuit cultureel standpunt worden opgevat met respect voor de cultuur van “het vreemde element” als vanuit het oogpunt van de wederkerigheid. De rechtsorde heeft respect voor de vreemde rechtsorde met het oog op wederkerigheid. Zie MEEUSEN, J., Nationalisme en Internationalisme in het Internationaal Privaatrecht, Intersentia, Antwerpen, 1997, 565 p.; VAN DEN EECKHOUT, V., De wisselwerking tussen materieel recht en internationaal privaatrecht: eenrichtings- of tweerichtingsverkeer?, R.W., 1999-2000, 1249 – 1265. Het internationaal privaatrecht blijft evenwel nationaal. Het gaat om een Belgische oplossing voor grensoverschrijdende gevallen. 13 Art. 3 B.W.; Cass., 19 januari 1882, Pas., 1882, I, 36; “De wetten betreffende de staat en de bekwaamheid van de personen volgen de vreemdeling in België, tenzij die wetten in strijd zijn met de Belgische internationale openbare orde.” 14 Gedr. St., Kamer, 2002-2003, 2165/002, p. 19: “De minister verduidelijkt dat, overeenkomstig de algemene principes van het internationaal privaatrecht, dit wetsontwerp niet van toepassing is op buitenlanders die in België resideren. Krachtens het internationaal privaatrecht kan het homohuwelijk ook voor buitenlanders gelden, mits hun eigen status zulks mogelijk maakt.” 15 Gedr. St., Senaat, 2001-2002, 1173/1, p. 2: “Dit voorstel raakt niet aan de inzake het huwelijk geldende principes van internationaal privaatrecht. Aldus is het huwelijk, ook voor personen van hetzelfde geslacht, slechts mogelijk wanneer door beide partijen is voldaan aan de door hun persoonlijk statuut voorgeschreven grondvoorwaarden om een huwelijk te mogen aangaan.” 16 Het kan dat volgens de Belgische verwijzingsregel de buitenlandse wet van toepassing is, maar dat die zelf verwijst naar een ander recht. Er bestaan twee vormen van renvoi. Het volgens de Belgische wet toepasselijke recht verwijst terug naar de Belgische wet; men noemt dit renvoi simple (vb. iemand van de Britse nationaliteit wenst in België te trouwen met een Belg of iemand van een andere nationaliteit. De vorm van het huwelijk moet worden gesloten naar Belgisch recht. De grondvoorwaarden worden beheerst door de wet van de persoon van Britse nationaliteit. Die wet verwijst voor de grondvoorwaarden als toepasselijke wet naar de plaats waar het huwelijk wordt gesloten, dus weer de Belgische wet). Renvoi au second degré bestaat wanneer het volgens de Belgische wet toepasselijke recht verder verwijst naar een andere wet van een derde land. 17 Conflit mobile doet zich voor wanneer er zich een verandering van aanknopingsfactoren voordoet. In de rand hiervan moet men soms eerst een Vorfrage oplossen. Dat is het geval voor personen die twee nationaliteiten hebben. Volgens de Belgische wet is in geval van samenloop van een vreemde nationaliteit met de Belgische nationaliteit, alleen de Belgische nationaliteit van tel. Gaat het om een samenloop van twee vreemde nationaliteiten, dan moet eerst onderzocht worden welke de effectieve nationaliteit is. 18 Cass., 4 mei 1950, Pas., 1950, I, p. 624. 19 Idem 20 D’HAEYER, I., Overzicht van het Belgische IPR, Gent, Mys en Breesch, 1992, p. 21. 21 ERAUW, J. CLAEYS, M., LAMBEIN, K., ROOX, K. en VERHELLEN, J., Internationaal privaatrecht en Nationaliteitsrecht 1993 – 1998, Overzicht van rechtspraak, T.P.R., p. 1394, §2: “Een huwelijk is naar vorm geldig wanneer het werd gesloten met inachtneming van de pleegvormen voorgeschreven door de wet van de plaats van de huwelijksvoltrekking. De verwijzingsregel locus regit actum werd bevestigd in diverse uitspraken.” Zie aldaar gecit. rechtspraak. 22 Artikel 3, lid 3 B.W. Bij personen met verschillende nationaliteit moet dus eerst worden uitgemaakt welke hun effectieve nationaliteit is. 23 Voorbeeld: de leeftijdsvoorwaarde Nieuwsbrief 2004/02
5
ONDER DE LOEP
Problemen bij het toepassen van de verwijzingsregels Aangezien nog maar weinig Staten het huwelijk tussen partners van gelijk geslacht hebben erkend, rijzen er een aantal problemen.
Huwelijk tussen vreemdelingen of een vreemdeling en een Belg in België - De nationale wet van de echtgenoten erkent het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht: ofwel geldt de nationale wet van de beide echtgenoten (indien zij beiden dezelfde nationaliteit hebben) ofwel wordt een distributieve toepassing gemaakt. Elke echtgenoot mag volgens de door zijn nationale wet gestelde voorwaarden huwen: dan is er geen probleem. - Is volgens de nationale wet van één van de echtgenoten het huwelijk enkel mogelijk tussen personen van verschillend geslacht, dan is het huwelijk ontoelaatbaar, aangezien aan de grondvoorwaarden van het geslacht niet is voldaan. - De nationale wet van de echtgenoten verwijst naar de Belgische wet: er is geen probleem, want de Belgische wet mag worden toegepast.
Huwelijk tussen een Belg en een vreemdeling in het buitenland Hier moeten de verwijzingsregels van de desbetreffende Staat worden gehanteerd. Het kan zijn dat het huwelijk niet toelaatbaar is.
Vestiging in het buitenland Er kunnen nog problemen rijzen, vooral wanneer het huwelijk geldig werd gesloten in België maar de echtgenoten zich in het
6
olg Verv
buitenland vestigen. Ook hier bestaan weer verschillende constellaties. De echtgenoten vestigen zich in de Staat van de nationaliteit van één van de huwelijkspartners. Het kan zijn dat die Staat het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht niet erkent. Dat gevaar bestaat ook wanneer de echtgenoten verhuizen naar een derde Staat.
Soortgelijke rechtsfiguren Een verder probleem bestaat met de soortgelijke rechtsfiguren. In andere Staten werd niet het huwelijk opengesteld, maar werden er nieuwe rechtsfiguren in het leven geroepen die hetzelfde doel beogen: de gemeenschap van twee personen van hetzelfde geslacht juridisch te erkennen. Deze rechtsfiguren zouden kunnen worden gelijkgeschakeld met het opengestelde huwelijk naar Belgisch recht. In het verleden werden inzake echtscheiding sommige soortgelijke rechtsfiguren onder strikte voorwaarden erkend 24. Zonder dat hierover reeds uitsluitsel werd gegeven door de rechtbanken, kan worden aangenomen dat zulks wellicht ook het geval zal zijn voor soortgelijke rechtsfiguren als het huwelijk 25.
Besluit Het lijkt erop dat door de toepassing van het internationaal privaatrecht aanstaande huwelijkskandidaten verschillend zullen worden behandeld op grond van hun persoonlijk statuut. Enkel wanneer hun nationale wet het zou toelaten, zouden de aanstaande huwelijkskandidaten met elkaar in het huwelijk kunnen treden in België. Toch kan men niet gewagen van discriminatie, omdat de rechtsverhoudingen met een vreemd element onderworpen worden aan andere rechtsregels dan de interne rechtsverhoudingen 26. Het verschil in behandeling wordt in het geval van de mogelijkheid voor personen van hetzelfde geslacht tot het aangaan van een huwelijk verantwoord door hun nationale wet. Zoals reeds hoger gesteld, volgen niet alle Staten dezelfde maatschappelijke ontwikkelingen op juridisch vlak. De erkenning van een dergelijk huwelijk is zeker niet gegarandeerd. Deze in België aangegane rechtsverhouding is bijgevolg hinkend 27.
24 Cass., 11 december 1995, Arr. Cass., 1995, 204, R.W., 1995-96, 1339, noot Erauw, J. 25 Zie SENAEVE, P., De wet van 13 februari 2003 tot invoering van het homohuwelijk in het Belgische recht, E.J., 2003, 50-62: “ Het zou toch al te absurd, willekeurig en onrechtvaardig zijn dat bijvoorbeeld een Belgische vrouw en een Deense vrouw – of een Belgische man en een Finse man – die in België met elkaar een relatie hebben, en voor hun relatie de juridische gevolgen van een huwelijk wensen, in België geen (homo)huwelijk zouden kunnen aangaan, en dit terwijl zowel het Deense recht als het Finse en thans het Belgische recht in de mogelijkheid voorziet voor een tweerelatie van hetzelfde geslacht om toe te treden tot een met het (hetero)huwelijk parallelle instelling.” 26 VAN DEN EECKHOUT, V., De wisselwerking tussen materieel recht en internationaal privaatrecht: eenrichtings- of tweerichtingsverkeer?, R.W., 1251. 27 Dit wordt uitstekend verwoord in een brief van de staatssecretaris van Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De redenering gaat evenzeer op voor België: “De consulaire praktijk bevestigt dat de wereld niet “één groot Nederland” is. Hoewel de consulaire ambtenaar in zijn handelen vanuit de Nederlandse optiek opereert, […] blijkt met grote regelmaat dat in het buitenland heel anders, met verschillende gradaties van felheid, wordt gedacht over naar Nederlandse begrippen volstrekt acceptabele opvattingen of situaties. Een goed voorbeeld hiervan zijn alternatieve vormen van samenleving. Het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht en adoptie van kinderen door gehuwden van hetzelfde geslacht is in Nederland voor vrijwel iedereen aanvaardbaar. Deze acceptatie is de aanleiding om deze samenlevingsvormen ook wettelijk te regelen. In een aanzienlijk aantal landen is dit onderwerp echter minder of niet bespreekbaar en in sommige landen volstrekt onaanvaardbaar. In deze landen is het niet mogelijk om als personen van hetzelfde geslacht een huwelijk aan te gaan of samen te wonen, en is de afkeuring hiervan soms zo sterk dat hierop strafrechtelijke sancties zijn gezet. Het is zeker denkbaar dat een al dan niet tijdelijk in het buitenland verblijvende Nederlander met een dergelijke juridische procedure wordt geconfronteerd en op grond daarvan een beroep doet op de Ambassade. […] De mogelijkheden die de consulaire ambtenaar in dergelijke situaties ter beschikking staan zijn ook zeer beperkt. Op grond van het Verdrag van Wenen is het hem immers niet toegestaan zich te mengen in de lokale rechtsgang, noch is het hem mogelijk om bij de lokale autoriteiten een andere behandeling dan lokaal gebruikelijk voor de betrokken Nederlander te verwerven. ” (eigen onderstreping) Nieuwsbrief 2004/02
ONDER DE LOEP
Deze hinkende huwelijken hebben een beperkte ruimtelijke gelding. De betrokkenen zullen met praktische en juridische problemen worden geconfronteerd wanneer zij zich vestigen in het buitenland. De Nederlandse Raad van State stelt daarom uitdrukkelijk voor dat “[d]e oplossing enerzijds [moet worden] gezocht in de voorlichting aan de aanstaande echtgenoten van hetzelfde geslacht over het probleem van de “hinkende rechtsverhouding” en anderzijds in het opstellen van eigen internationaal-privaatrechtelijke regels 28.” Ook in België acht de Minister van Justitie het noodzakelijk dat de ambtenaar van burgerlijke stand de aanstaande echtgenoten wijst op de problemen.
Nieuwe omzendbrief
olg Verv
minister, steeds op grond van het feit, dat een “verbod van een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht […] discriminerend [is] en in strijd met onze internationale openbare rechtsorde, dat “die bepaling [van vreemd recht] evenwel niet van toepassing [is] ten voordele van de Belgische wet”. Om toestanden zoals in Las Vegas te vermijden moet er voor die vreemde echtgenoten wel een aanknopingspunt zijn met België, namelijk ofwel moet een van de toekomstige echtgenoten Belg zijn ofwel als geen van beide echtgenoten dat is, moet er minstens één van de twee zijn of haar gewone verblijfplaats hebben in België. De Minister gaat met deze omzendbrief duidelijk in tegen hetgeen door de wetgever was beslist en bevestigd in de vorige omzendbrief van 8 mei 2003. Om te beginnen wenste men niet te raken aan het internationaal privaatrecht wat impliceert dat vreemdelingen nu eenmaal ongelijk zullen worden behandeld. Hun nationale wet bepaalt immers of hetzelfde geslacht een huwelijksbeletsel is of niet. Verder is het nog geen uitgemaakte zaak of de gelijkstelling tussen hetero- en homoseksuele paren wel een zo fundamenteel grondrecht is. Voorts dient er in internationale context te worden op gewezen dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het recht op huwen nog niet zo ruim interpreteert. Ook de Raad van State stelt in zijn advies dat de definitie van huwelijk als echtverbintenis tussen man en vrouw door zowel het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten als de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens gehuldigd wordt. Als het huwelijk vooral slaat op de echtverbintenis tussen man en vrouw en de hieruit voortvloeiende afstamming, dan is het maar zeer de vraag of de nieuwe rechtsfiguur die in België werd gecreëerd, plots als een fundamenteel en universeel mensenrecht kan worden gehuldigd. Bovendien moet men vaststellen dat de Belgische interpretatie van een fundamenteel mensenrecht zeer recent is, aangezien hierover nog geen sprake was in de omzendbrief van 8 mei 2003.
Tot voor het verschijnen van de nieuwe omzendbrief van 23 januari 2004 was gesteld dat een verschillende behandeling gerechtvaardigd is, al naar gelang de nationaliteit van de betrokkenen of de vestiging in het buitenland van een in België getrouwd homokoppel. Die verschillende behandeling vloeit immers voort uit het feit dat de wetgever de verwijzingsregels inzake huwelijk niet wenste te wijzigen 29. Deze redenering vindt men ook terug bij de Nederlandse wetgever die de nationale wet van de trouwlustige vreemdeling in Nederland ongemoeid laat. Inmiddels blijkt de Minister van Justitie haar standpunt herzien te hebben aangezien ze verdedigt dat het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht in België voor iedereen moet kunnen 30: “Aangezien het Belgisch recht het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht heeft opengesteld, ben ik van oordeel dat een bepaling van buitenlands recht betreffende het geslacht van de echtgenoten, op grond waarvan het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht is verboden, als discriminerend en in strijd met onze internationale openbare rechtsorde moet worden beschouwd. Daarom meen ik dat een bepaling van buitenlands recht die het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht verbiedt, niet moet worden toegepast indien één van die personen de nationaliteit bezit van een Staat waarin, krachtens het nationale recht, een dergelijk huwelijk is toegestaan of op het grondgebied van een dergelijke Staat zijn gewone verblijfplaats heeft.”
De eerste omzendbrief 31 naar aanleiding van deze wet liet geen twijfel bestaan:
De Minister gebruikt als techniek de exceptie van de internationale openbare orde om het vreemde recht niet te moeten toepassen. De minister wijkt eveneens af van de distributieve toepassing. Het volstaat volgens haar dat het huwelijk toelaatbaar is voor één van de toekomstige echtgenoten. Alhoewel aan de principes van de distributieve toepassing van de verwijzingsregels wordt herinnerd, meent de
“Deze wet doet geen afbreuk aan de beginselen van het internationaal privaatrecht die van toepassing zijn op het huwelijk. Het feit of twee personen van hetzelfde geslacht al dan niet met elkaar mogen trouwen valt onder de grondvoorwaarden van het huwelijk. In het internationaal privaatrecht zijn deze voorwaarden onderworpen aan het persoonlijk statuut van de echtgenoten […].
28 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 672 en 26 673, B, wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht (Wet openstelling huwelijk), Advies Raad van State en nader rapport, p. 2. 29 Gedr. St., Senaat, 1173/1, p. 4. 30 Omz. 23 januari 2004. 31 Omz. 8 mei 2003 betreffende de wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, B.S., 16 mei 2003. Nieuwsbrief 2004/02
7
ONDER DE LOEP
Met betrekking tot twee toekomstige echtgenoten met dezelfde nationaliteit is hun gemeenschappelijke nationale wet van toepassing […] [of] moet ieder van hen beantwoorden aan de voorwaarden die worden opgelegd voor in het buitenland gesloten huwelijken […].” Voorts kan er niet worden voorbijgegaan aan de hiërarchie van de rechtsnormen. Strikt genomen heeft een omzendbrief niet dezelfde rechtskracht als een wet. Niettemin rekenen Mast en Dujardin “ministeriële omzendbrieven en dienstorders” tot de bronnen van het administratief recht 32. Volgens de Raad van State zijn de interpretatieve omzendbrieven wettelijk niet bindend voor de personen die niet tot de overheidsdiensten behoren. De overheidsdienst slaat uiteraard op de dienst die de omzendbrief opstelde 33. In het administratief recht maakt men gewoonlijk het onderscheid tussen verschillende soorten omzendbrieven: de interpretatieve, de indicatieve en de verordenende omzendbrieven. De indicatieve omzendbrieven gaan uit van de overheid voor zichzelf 34. Ze stellen de ambtenaren op de hoogte van nieuwe regels of bestaande regels. In de indicatieve omzendbrieven vaardigt de overheid richtlijnen uit die zij zich voorneemt te volgen of te doen volgen door een ondergeschikt bestuur. Mast en Dujardin stellen hierover: “… dergelijke omzendbrieven [hebben] enkel het karakter van aanbeveling, die, in welke gebiedende voorwaarden ook gesteld en hoe dringend noodzakelijk ook voorgesteld, toch geen rechtsregels zijn 35.” De verordenende omzendbrieven hebben wel een bindend karakter en zijn derhalve ook vatbaar voor vernietiging door de Raad van State. In een principearrest van de Raad van State 36 wordt gesteld dat er cumulatief moet worden voldaan aan vier voorwaarden: 1) de omzendbrieven willen nieuwe regels aan de bestaande toevoegen, 2) de overheid wil die richtlijnen verplichtend stellen, 3) de overheid is bevoegd om degene die ze moet toepassen te binden, 4) de overheid beschikt over de middelen om zelf de handhaving van de richtlijnen af te dwingen 37. Het is in geen geval toegelaten dat het gaat om verhulde rechtsregels die door een wet hadden moeten worden tot stand gebracht, want dan ontbreken ze een substantieel en op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorschrift, namelijk het voorafgaande advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State 38.
8
olg v r e V
Ofwel is de omzendbrief van 23 januari geen verordenende omzendbrief en mist hij enig reglementair karakter, ofwel wenst de minister desalniettemin nieuwe regels aan bestaande rechtsregels toe te voegen. In dat laatste geval is de omzendbrief vatbaar voor vernietiging. De Raad van State stelt namelijk: “[h]et ontbreken van een substantieel en op straffe van nietigheid voor geschreven vormvoorschrift is een middel tot vernietiging. Gelet op het verordenend karkater van [een] omzendbrief had de […] overheid het verplicht voorafgaand advies van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State moeten inwinnen” 39. Bovendien gaat de Minister in tegen wat oorspronkelijk werd beoogd; de nationale wet van de echtgenoten wordt gerespecteerd. Als de omzendbrief evenwel slechts vermag een licht te werpen op de bestaande wetgeving, dan kan men enkel concluderen dat de verwijzingsregels ongemoeid blijven. Bijgevolg kan de ambtenaar van de burgerlijke stand niet anders dan de nationale wet van de vreemdeling toepassen en in voorkomend geval vaststellen dat er wel degelijk een huwelijksbeletsel bestaat bij gelijk geslacht. Uit de aangewende techniek kan trouwens afgeleid worden dat de auteur van de omzendbrief zich terdege bewust is van de hiërarchie van de rechtsnormen. Niet doordat er een nieuwe verwijzingsregel in het leven wordt geroepen, is het homohuwelijk tussen vreemdelingen mogelijk, maar door de exceptie van internationale openbare orde toe te passen. Deze techniek is op zijn zachtst gezegd merkwaardig. Deze exceptie raakt namelijk aan de fundamenten van ons rechtsbestel. Is het openstellen van het huwelijk dermate fundamenteel dat het enkel door de rechtsfiguur van het huwelijk kan worden opgelost? Is dit huwelijk dan een universeel recht? Tot nog toe werd de exceptie van internationaal privaatrecht vooral toegepast bij kindhuwelijken, polygamie, het verbod van interraciale huwelijken, het verschil tussen natuurlijke en wettelijke kinderen, … 40 Uit de jurisprudentiële praktijk blijkt dat de hoven en rechtbanken rekening houden met hoe zwaarwichtig de vreemde rechtsregel met ons rechtsbestel onverzoenbaar is, hoe zwaar het “rattachement” van de vreemdeling met de lex fori is en wat voor gevolgen de vreemde rechtsregel beoogt 41.
32 Zie MAST, A., DUJARDIN, J., VAN DAMME, M., VANDE LANOTTE, J., Overzicht van het Belgische Administratief Recht, 16e uitgave, Kluwer, 2002, p.43. 33 R.v.St., De Jaegere, nr. 17332 van 10 december 1975, Van de Vyvere en cons., nr. 38371, 19 december 1991. Toch mag hun belang niet onderschat worden. Zodra de ambtenaar die omzendbrief toepast in een geval dat de rechtsonderhorige rechtstreeks raakt, ontstaat er eigenlijk een regel de facto. 34 MAST en DUJARDIN halen als voorbeeld de richtlijnen van de toezichthoudende overheid ten opzichte van het onderschikte bestuur aan. “…[D]ergelijke omzendbrieven [hebben] enkel het karakter van aanbevelingen, die, in welke gebiedende voorwaarden ook gesteld en hoe dringend noodzakelijk ook voorgesteld, toch geen rechtsregels zijn”. o.c., p.44. 35 MAST, A., o.c., p.43.. 36 R.v.St, nr. 13.666, 8 juli 1969, Bestendige Deputatie Provincieraad Oost-Vlaanderen. 37 Zie MAST, A., o.c., p. 44, voetnoot 58 en de aldaar geciteerde rechtspraak. 38 R.v.St., Stad Huy, nr; 72.369, 11 maart 1998, T.Gem., 1999, 274 met noot Backs, A. 39 Idem 40 RIGAUX, F., Droit International Privé, T. I, Larcier, 1973, nr. 266, 41 FOBLETS, M.C., FRANSSENS, G., L’établissement et la validité du lien conjugal entre époux d’une même nationalité étrangère ou de nationalité différente. Les grands pricipes et leur application en droit international privé belge, illustrés au moyen de la jurisprudence, R.D.E., 1997-1998, 712. Zie ook RIGAUX, F., o.c., p. 358. Nieuwsbrief 2004/02
olg Verv
ONDER DE LOEP
Wat moet de ambtenaar van de burgerlijke stand nu doen? Het is de taak van de ambtenaar van de burgerlijke stand om na te gaan of alle vorm- en grondvoorwaarden voor het aangaan van het huwelijk worden vervuld. Hij moet dat doen vooraleer het huwelijk wordt gesloten 42. De vraag rijst hoe uitgebreid de bevoegdheid is van de ambtenaar. Volgens het Hof van Beroep te Luik mag de ambtenaar niet weigeren het huwelijk te voltrekken wanneer de objectieve voorwaarden vervuld zijn 43. Andere rechtspraak geeft een ruimere appreciatiebevoegdheid 44. Die bevoegdheid slaat vooral op de toetsing van de bedoeling van de echtgenoten met het doel een duurzame levensgemeenschap op te bouwen of – anders gezegd –de mogelijkheid van een schijnhuwelijk te onderzoeken. Heeft de ambtenaar de bevoegdheid om een huwelijksbeletsel, in casu hetzelfde geslacht, volgens de nationale wet van de vreemdeling opzij te zetten? Mocht hij toch toelaten dat de aanstaande echtgenoten met elkaar in het huwelijk treden, dan heeft dat belangrijke gevolgen. De kans is meer dan waarschijnlijk dat het huwelijk van de persoon wiens nationale wet een dergelijk huwelijk niet toelaat, door die Staat (en wellicht ook door derde Staten) gewoon niet erkend wordt. In voorkomend geval gebeurt er gewoon niets of wordt het huwelijk nietig verklaard. In de eerste hypothese staat de persoon er in geval van een scheiding slecht voor: wie kan er uit de echt scheiden als hij verondersteld wordt niet te zijn getrouwd? Het lijkt ons in de huidige stand van wetgeving evenwel niet mogelijk voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om te oordelen of het vreemde recht buiten werking wordt gesteld en in de plaats ervan het Belgische toe te passen, omdat geen enkele wettelijke bepaling hem daartoe machtigt. Er bestaat nog geen jurisprudentie van de hoogste rechtbanken die over deze aangelegenheid definitief klaarheid brengt.
De minister is zich terdege bewust van de problemen met dergelijke rechtsfiguren en wijst de ambtenaren op hun plicht om de toekomstige echtgenoten te informeren over hun hinkende rechtsverhouding. Wij menen trouwens dat dat de enige bevoegdheid is die de ambtenaar vandaag heeft. Elke andere bevoegdheid vergt eerst een wetswijziging waardoor de verwijzingsregels worden gewijzigd. Een omzendbrief terzake is ruimschoots onvoldoende. De ambtenaar moet dus nog steeds de regels van het Burgerlijk Wetboek toepassen, wat betekent dat het niet voor iedereen mogelijk is om in het huwelijk te treden met iemand van hetzelfde geslacht in België. Het hoeft geen betoog dat de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om vreemdelingen te huwen in een geschil voor de rechtbank kan eindigen. Uiteindelijk zal dan ook de geldigheid van de besproken omzendbrief ter discussie staan. De ambtenaar is in elk geval verplicht om zijn weigering te motiveren.
Laatste opmerkingen Op grond van de huidige wetgeving moet de ambtenaar van de burgerlijke stand nog steeds voor de toelaatbaarheid van het huwelijk een distributieve toepassing maken van het nationale recht van de echtgenoten. Hiervoor verlangt hij een authentiek document van elk van de betrokken echtgenoten, waaruit de huwelijksbeletsels blijken. Als blijkt dat de nationale wet van één van de echtgenoten het verschil in geslacht verlangt van de toekomstige echtgenoten, dan kan de ambtenaar daar volgens ons niet omheen. Op grond hiervan zal hij zijn weigering om de personen te huwen motiveren. In geval van geschil komt het trouwens niet aan de ambtenaar toe om te trancheren, maar aan de hoven en rechtbanken. Blijkt het huwelijk toch mogelijk, dan is het de taak van de ambtenaar om op het hinkende karakter van de aldus ontstane rechtsverhouding te wijzen. Deze materie evolueert evenwel snel en wat nu als onmogelijk wordt ervaren, kan misschien over enkele jaren als volledig achterhaald worden beschouwd.
42 Art. 64 B.W. 43 Luik, 26 juni 1997, J.M.L.B., 1997, 1564 met noot LELEU, Y.-H. 44 Kort Ged., Brussel, 3 november 1994, Rev. Trim. Dr. Fam., 1995, 58; Rb. Brussel 1 maart 1994, T.B.B.R., 1994, 408.
Hildegard Schmidt
Inforum - de virtuele bibliotheek van de openbare besturen Uw bestuur heeft wellicht een abonnement op inforum. Misschien wenst u een opfrissing van de verschillende mogelijkheden van inforum (tips en hints, …). Neem dan contact op met uw inforum-adviseur om een afspraak vast te leggen in uw kantoren. Inforum: tel. 02/233.20.19 -
[email protected]
Nieuwsbrief 2004/02
9
ONDER DE LOEP
STEDENBOUW: LASTENS VERLICHT Enkele maanden geleden hebben we de nieuwe normen inzake stedenbouwkundige lasten voorgesteld 1. Intussen heeft de Brusselse Regering de modaliteiten vereenvoudigd met het besluit van 18 december 2003.
I. Wat voorafging Het stelsel van de stedenbouwkundige lasten werd grondig gereorganiseerd door de ordonnantie van 18 juli 2002 tot wijziging van de organieke ordonnantie van planning en stedenbouw (OPS)2. Sindsdien kan de Regering de lijst opstellen van de gevallen waarin verplicht lasten geheven worden, alsook de criteria die de overheid die de bouw- of verkavelingsvergunningen afgeeft, in staat stelt het belang en de aard van de lasten vast te stellen, het bedrag van de financiële waarborgen die geëist kunnen worden en de termijn voor de realisatie van de lasten. Daarom heeft de Regering op 12 juni 2003 een besluit betreffende de stedenbouwkundige lasten goedgekeurd3. Dat besluit trad in werking op 1 augustus 2003 en beoogde de harmonisatie van de lasten i.v.m. grote kantoren, parkings, hotels en handelszaken. Die lasten werden verplicht en dus stelselmatig bij de afgifte van bepaalde stedenbouwkundige vergunningen. Er was geen sprake meer van ze te doen variëren van de ene gemeente tot de andere: behoudens een exhaustieve lijst uitzonderingen bedroeg de last 125 euro per m_ parking of vloer4. Dit besluit heeft zodanige opschudding veroorzaakt in de immobiliënsector dat bij de Raad van State een vordering aanhangig gemaakt werd door de beroepsvereniging van de immobiliënsector, de confederatie van de bouw, de vereniging van Brusselse ondernemingen en de federatie van parkinguitbaters. Die organismen geven de opinie van de voornaamste betrokken sectoren weer en vinden dat het besluit van 12 juni de economische ontwikkeling van het Gewest aanzienlijk zou kunnen afremmen: momenteel worden projecten voor de opstarting van handelszaken, hotels of productieactiviteiten gestaakt, omdat het bedrag van de lasten ze onrealiseerbaar maakt.
II. What's new? De veranderingen die bij het besluit van 18 december 2003 aangebracht werden, hebben betrekking op: 1. het toepassingsgebied van het besluit van 12 juni 2003; 2. het bedrag van de verplichte lasten; 3. de invoering van een soort "tegoed-bon" voor de houder van een vergunning die, hoewel hij de bijhorende lasten betaald heeft, ze helemaal of gedeeltelijk niet uitvoert. De andere beschikkingen van het besluit van 12 juni 7 blijven onveranderd.
1. Een nieuw toepassingsgebied De aanhef en de inleiding van het besluit van 12 juni 2003 zijn zodanig gewijzigd dat het voortaan enkel nog de stedenbouwkundige lasten beoogt "die worden opgelegd bij de afgifte van stedenbouwkundige vergunningen". De Raad van State heeft die manier van doen uiteraard bekritiseerd: aangezien de aanhef van de regelgevende teksten geen enkele normatieve waarde heeft, kan de wijziging van de aanhef van het besluit van 12 juni 2003 geen wijzigingen teweegbrengen voor het toepassingsgebied, noch voor de reikwijdte van de beschikkingen. De beschikkingen die niet uitdrukkelijk preciseren dat ze enkel betrekking hebben op de stedenbouwkundige lasten bij een bouwvergunning zouden dus van toepassing moeten blijven op alle stedenbouwkundige lasten, ook die bij een verkavelingsvergunning 8. De vraag is uiteraard of die argumentering het zal halen op de duidelijke wil van de Regering om het toepassingsgebied van het besluit van 12 juni
Zie F. LAMBOTTE, "De harmonisatie van de stedenbouwkundige lasten", Nieuwsbrief-Brussel, 2003/6, blz. 6 e.v. B.S. 7 augustus 2002. B.S. 7 juli 2003. Voor meer details over het stelsel van het besluit van 12 juni vóór de wijziging door het besluit van 18 december, zie F. LAMBOTTE, op. cit. B.S. 9 januari 2004. Op het moment van het ter perse gaan van dit nummer vernamen we dat de vordering bij de raad van State behouden was. Niet alle kritieken van de eisers werden door het besluit van 18 december 2003 ingelost. Zij wilden ondermeer de afschaffing van de bankwaarborg, geëist in artikel 10, die andere waarborgen zou overlappen. Zij wilden ook dat het stelsel van de stedenbouwkundige lasten naar zijn oorspronkelijke sfeer terugkeert, nl. de aanvraag van verkavelingsvergunningen. 7 Ondermeer die betreffende de aard van de lasten, de vrijstellingen, de uitvoeringstermijnen en de financiële waarborg. 8 Advies 36.155/4 van de afdeling wetgeving van de Raad van State i.v.m. het ontwerpbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juni 2003 betreffende de stedenbouwkundige lasten, gegeven op 10 december 2003 (een kopie van het advies kan op aanvraag verkregen worden bij het kabinet van de Staatssecretaris bevoegd voor ruimtelijke ordening). We onderstrepen dat dit advies ook kritiek geeft op de manier waarop de Regering de bevoegdheden interpreteert die ze terzake krijgt.
1 2 3 4 5 6
10
Rekening houdend met de argumenten en de ingediende vordering heeft de Regering opnieuw de pen ter hand genomen en het omstreden besluit herzien via het besluit van 18 december 2003 5 6.
Nieuwsbrief 2004/02
olg v r e V
ONDER DE LOEP
te beperken tot de stedenbouwkundige lasten bij stedenbouwkundige vergunningen. Wat daarentegen zeker is, is dat het besluit van 12 juni 2003 de volgende zaken niet meer onderwerpt aan verplichte stedenbouwkundige lasten: 1. handelszaken; 2. productieactiviteiten van materiële diensten; 3. hotels; 4. niet-commerciële parkeeroppervlakten 9; 5. veranderingen van bestemming die betrekking hebben op een bestemming die reeds aan stedenbouwkundige lasten onderworpen is, voor zover die plaatsvinden binnen een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf de laatste bestemmingswijziging.
2. Nieuwe bedragen voor de verplichte lasten Het bedrag van 125 euro per m2 parkeer- of vloeroppervlakte werd enkel behouden voor de projecten waaraan lasten verbonden zijn in de administratiegebieden Noord, Zuid en Leopoldwijk, zoals vastgelegd in het GBP. Voor de andere zones is het bedrag slechts 95 euro per m2 parkeer- of vloeroppervlakte. Het verlaagde bedrag van 75 euro wordt tot 60 euro teruggebracht. We herinneren eraan dat het besluit stipuleert dat de bedragen uitzonderlijk verlaagd kunnen worden zonder beperking 10, mits een degelijke motivering, in bijzondere omstandigheden die verbonden zijn aan de implementatie van hetzij de stedenbouwkundige vergunning, hetzij de stedenbouwkundige lasten. Volgens het kabinet van de Staatssecretaris bevoegd voor ruimtelijke ordening kunnen die omstandigheden zijn: het type zone waarin het project plaatsvindt of de bijzonder precaire situatie van de buurt of de slechte staat van het gebouw of de wijk. De toepassing van beschikking 4.4 van het GBP 11 zou in bepaalde gevallen ook de verlaging van de lasten onder de in het besluit vastgestelde 60 euro kunnen rechtvaardigen. Het belang van de lasten voortvloeiend uit de toepassing van deze beschikking zou een dergelijke beschikking kunnen rechtvaardigen. Dit artikel (artikel 7, § 3 van het besluit van 12 juni 2003) moet het mogelijk maken het bedrag van de lasten te verlagen wanneer bij toepassing van het proportionaliteitsbeginsel de door het besluit opgelegde bedragen te hoog zijn 12.
3. Het stelsel van de "tegoed-bon" Soms gebeurt het dat de houder van een vergunning ze om diverse redenen niet of slechts gedeeltelijk gebruikt, maar de stedenbouwkundige lasten die eraan verbonden zijn, wel betaalt. Om te vermijden dat de overheid de lasten in dat geval moet terugstorten, heeft het besluit van 18 december een artikel 9bis ingevoegd in het besluit van 12 juni 2003, dat stipuleert dat de bij de afgifte van een gedeeltelijk of volledig onuitgevoerde stedenbouwkundige vergunning opgelegde stedenbouwkundige lasten in overweging genomen zullen worden voor de berekening van de stedenbouwkundige lasten die verschuldigd zijn op eenzelfde onroerend goed bij de afgifte van de latere stedenbouwkundige vergunning, voor een periode van tien jaar vanaf de dag van de kennisgeving van de vergunning die de bewuste lasten gegenereerd heeft. Deze soort "tegoed-bon" wordt niet aan een bepaalde persoon toegekend, maar is aan het gebouw verbonden. Een nieuwe eigenaar zou er dus ook gebruik kunnen van maken 13.
III. Praktische details 14 Het besluit van 18 december 2003 is in werking getreden op 9 januari jl. Het brengt de beslissingen die sinds 1 augustus 2003 genomen werden op basis van het besluit van 12 juni 2003, dus geenszins in het gedrang. 1. Het besluit van 12 juni, zoals gewijzigd op 18 december, heeft het over de "vloeroppervlakte". Het definieert die term op dezelfde manier als het GBP 15. Zijn derhalve niet onderworpen aan stedenbouwkundige lasten: de m2 lokalen waar de hoogte onder het plafond lager is dan 2,20 meter, alsook parkeerplaatsen, kelders, technische uitrustingen en opslagplaatsen voor zover die zich ondergronds bevinden. Er is echter een uitdrukkelijke uitzondering voor de "onafhankelijke" parkings, d.w.z. parkings die onafhankelijk zijn van om het even welk andere bestemming en bovengronds aangelegd worden. In dat geval wordt de last geheven als er meer dan 24 plaatsen zijn.
9 Bovengrondse parkings met commerciële doeleinden, onafhankelijk van om het even welke andere bestemming, met meer dan 24 plaatsen blijven onderworpen aan verplichte stedenbouwkundige lasten. 10 Die kan dus tot nul herleid worden. 11 Dit voorschrift heeft betrekking op de strijd tegen de onbewoonbaarheid??. 12 S. GREGOIRE, "Le nouveau régime des charges d’urbanisme à Bruxelles (arrêté du 12/06/03): quelles sont les grandes orientations? Quelle incidence sur les projets immobiliers?", Actes du séminaire IFE "Le COBAT: quels nouveaux enjeux? ", Brussel, 2004. Zie ook S. GREGOIRE & P. HANIQUE, "L’application des charges d’urbanisme en Région de Bruxelles-Capitale: principes fondateurs, réglementation applicable (suite)", Cahier bruxellois de l’urbanisme, 1-2/2004, pp. 27 e.v. 13 S. GREGOIRE, op. cit. 14 De meeste aangehaalde voorbeelden komen uit S. GREGOIRE, op. cit. 15 Het GBP definieert de vloeroppervlakte als de som van de overdekte vloeren met een vrije hoogte van minstens 2,20 meter in alle lokalen, met uitsluiting van de lokalen gelegen onder het terreinniveau die voor parkeerplaatsen, kelders, technische voorzieningen en opslagplaatsen bestemd zijn. Nieuwsbrief 2004/02
11
ONDER DE LOEP
2. Wanneer de in het besluit vermelde drempels overschreden zijn, worden er verplicht lasten geheven op de totale gevraagde m2 vloeroppervlakte. Voorbeeld: in het kader van een vergunning voor de bouw van een kantoorgebouw van 1.000 m_ vloeroppervlakte zullen er verplicht stedenbouwkundige lasten geheven worden op de toegelaten 1.000 m2. 3. Hetzelfde geldt in geval van overschrijding van de drempels bij een nieuwe vergunningsaanvraag. Voorbeeld: een vergunning voor de bouw van een kantoorgebouw van 200 m2 is niet onderworpen aan stedenbouwkundige lasten. Maar als de eigenaar later een nieuwe vergunning krijgt voor een uitbreiding van het gebouw waardoor de minimumdrempel van 500 m2 wordt bereikt, wordt de hele vloeroppervlakte aan lasten onderworpen, zijnde 500 m2 of meer. 4. Wanneer de in het besluit vastgelegde drempels reeds bereikt of overschreden zijn bij de afgifte van een eerste vergunning, worden de verplichte lasten met betrekking tot de voor latere uitbreidingen gevraagde vergunningen slechts geheven op de bijkomende te creëren vloeroppervlakte. Voorbeeld: bij de afgifte van een eerste vergunning worden verplicht lasten geheven op 600 m2 kantooroppervlakte. Bij een latere uitbreiding met 200 m2 zullen er slechts op 200 m2 lasten geheven worden. 5. Bij een afbraak/wederopbouw of ingrijpende renovatie zullen enkel verplicht lasten geheven worden als er bijkomende vloeroppervlakte gecreëerd wordt. Voorbeeld: een kantoorgebouw met 1.500 m2 vloeroppervlakte wordt afgebroken. Het nieuwe gebouw dat op diezelfde plaats opgetrokken wordt, heeft 1.700 m2 vloeroppervlakte. Er zullen verplicht lasten geheven worden op 200 m2. 6. Overeenkomstig het besluit van 12 juni 2003 moeten de lasten betaald in de vorm van een geldsom bijdragen tot de financiering van een openbaar programma voor realisatie, transformatie of renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, openbare uitrustingen of flatgebouwen. Om iedere controverse te vermijden over de motivering van de beslissing, zou de overheid in de vergunning moeten vermelden welk overheidsprogramma met de geëiste lasten gefinancierd zal worden 16.
olg Verv
IV. Even aanstippen 1. Buiten de hypothesen voorzien bij het besluit van 12 juni 2003, zoals gewijzigd bij het besluit van 18 december 2003, kan het College van Burgemeester en Schepenen steeds bijkomende lasten op te leggen. 2. De gemeenten blijven vrij in de vaststelling van de aard van de opgelegde lasten. Het volstaat hun beslissing met reden te omkleden om te rechtvaardigen waarom ze er bijvoorbeeld voor geopteerd hebben een groene ruimte te creëren in plaats van nieuwe sociale woningen te bouwen. De gecoördineerde tekst van het besluit van 12 juni 2003 betreffende de stedenbouwkundige lasten vindt u op onze website www.vsgb.be > Materies > Ruimtelijke ordening > Documenten
News-flash Op 6 februari jl. werd een nieuwe ordonnantie goedgekeurd die de OPS op vele punten wijzigt 17. Onder de beschikkingen vinden we enkele artikelen betreffende de stedenbouwkundige lasten waarvan het voornaamste doel is de administratieve openheid te versterken. Die nieuwe beschikkingen vervangen de artikel 86 en 97 van de OPS en voorzien ondermeer in: 1. de vermelding van de lasten in de stedenbouwkundige vergunning 18; 2. de creatie van een voor het publiek toegankelijke register van de stedenbouwkundige lasten 19. De gemeenten die de waarde van de verplichte stedenbouwkundige lasten willen verhogen of andere omstandigheden wensen te bepalen waarin de oplegging van de stedenbouwkundige lasten verplicht is, worden aangespoord dat te doen in een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening of een BBP. Indien de gemeenteraad van die mogelijkheid gebruik maakt, is de mogelijkheid uitgesloten bijkomende facultatieve lasten op te leggen in de gevallen en de perimeters beoogd bij de verordening of het BBP. Hoewel deze wijziging als nadeel heeft dat de gemeente verplicht is de reglementaire voorschriften te volgen ongeacht de omstandigheden, heeft ze tevens het voordeel dat ze de voorschriften tevens oplegt aan de andere overheden die vergunningen kunnen afgeven (stedenbouwkundig college, afgevaardigd ambtenaar of regering).
Françoise Lambotte
12
16 S. GREGOIRE, op. cit 17 B.S., 29 maart 2004. Deze beschikkingen zijn in werking getreden de tiende dag na de bekendmaking in het Belgische staatsblad. 18 Als het niet mogelijk is de lasten in de vergunning op te nemen omdat ze in een te omvangrijk lastenboek staan, moet de vergunning er uitdrukkelijk naar verwijzen (S. GREGOIRE, op.cit.). 19 Wellicht via de website van het Gewest. Nieuwsbrief 2004/02
ONDER DE LOEP
EUROPESE OVERHEIDSOPDRACHTEN LATEN WE ONS LANGZAAM HAASTEN Voor wie regelmatig met overheidsopdrachten bezig is, heeft de naam Alcatel sinds enkel jaren een bijzondere bijklank. Die onderneming heeft in 1999 immers aanleiding gegeven tot een Europese rechtspraak die de Belgische regelgeving inzake overheidsopdrachten wijzigt. Er is nog geen sprake van herziening, maar de kanselarij van de Eerste Minister heeft eind 2003 een omzendbrief terzake opgesteld. Schets van de wetgeving, analyse van het arrest en commentaar bij de omzendbrief.
Eerste precisering Belangrijke precisering: de opdrachten die de omzendbrief voor ogen heeft, zijn de opdrachten waarvoor Europese bekendmaking vereist is 1, d.w.z. opdrachten voor een bedrag dat zonder BTW geschat wordt op minstens 5.923.000 euro voor de overheidsopdrachten van werken (art. 1, § 3, eerste lid, van het KB van 8 januari 1996 betreffende overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken), 236.900 euro voor leveringen (art. 27, § 2, eerste lid, van het KB van 8 januari 1996) en voor diensten (art. 53, § 3, eerste lid, van het KB van 8 januari 1996) 2. Even terug in de tijd De basisbeginselen, in grote lijnen: 1. De handelingen die door een administratieve overheid gesteld worden in het kader van een procedure voor uitwerking, lancering en toekenning van een overheidsopdracht zijn administratieve handelingen, die hypothetisch gesproken tot klachten kunnen leiden en dus aanvechtbaar (en annuleerbaar) zijn voor de Raad van State. 2. Zo zijn alle handelingen die aan de toekenning voorafgaan (keuze van de gunningswijze, technische, economische of financiële specificaties, …) wat men noemt "detacheerbare handelingen", d.w.z. annuleerbaar voor de Raad van State 3. 3. De betekening van de beslissing van de gunning aan de gekozen inschrijver leidt tot de afsluiting van het contract; die handeling van de overheid is dus niet meer administratief maar contractueel; ze is dus niet meer aanvechtbaar voor de Raad van State maar voor de burgerlijke rechtbanken; en de eiser kan er niet de nietigverklaring van de handeling eisen, aangezien het geschil buiten de bevoegdheid van de burgerrechter valt,
maar de vergoeding van de aangevoerde fout en dus het verkrijgen van schadevergoeding. Er is derhalve in het Belgisch recht geen enkele manier om de nietigverklaring van de toekenning van een overheidsopdracht te verkrijgen. De richtlijn van de Raad 89/665/EEG houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (richtlijn "beroep") verplicht de lidstaten in artikel 2, § 1, om procedures te organiseren teneinde: - "[…] de beweerde schending ongedaan te maken of te voorkomen dat de betrokken belangen verder worden geschaad, met inbegrip van maatregelen om de aanbestedingsprocedure of de tenuitvoerlegging van enig door de aanbestedende diensten genomen besluit, op te schorten c.q . te doen opschorten" (a); - "onwettige besluiten nietig te verklaren c.q . nietig te doen verklaren […]" (b).
Het Alcatel-arrest 4 Dat arrest werd gewezen door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op 28 oktober 1999 over de prejudiciële vraag van een Oostenrijkse rechtbank. Die vraag luidde of de Oostenrijkse rechtsstelsel niet in strijd was met de Europese richtlijnen inzake overheidsopdrachten. De Oostenrijkse wetgeving terzake is een beetje vergelijkbaar met de onze: het contract wordt namelijk afgesloten zodra de beslissing van de gunning aan de opdrachtnemer betekend wordt, wat de afgewezen inschrijvers de mogelijkheid ontneemt in beroep te gaan om de beslissing te doen nietig verklaren. Het enige wat ze kunnen doen, is schadevergoeding eisen.
1 Waarom is de reikwijdte van het arrest en de omzendbrief beperkt tot de "Europese" overheidsopdrachten? Gewoon omdat het Hof van Justitie tot taak heeft na te gaan of de Europese mededingingsregels niet geschonden worden, maar het zich niet hoeft te buigen over de regels inzake interne mededinging. 2 Deze bedragen hebben betrekking op de overheidsopdrachten die gegund worden door publieke overheden; de bedragen voor overheidsopdrachten door privé-personen die door publieke overheden gesubsidieerd worden, zijn anders en maken het voorwerp uit van specifieke beschikkingen. 3 Op voorwaarde uiteraard de hoedanigheid te hebben van administratieve handelingen … 4 Voor een gedetailleerd commentaar bij dit arrest, cf. F. GOSSELIN & N. VAN LAER, " Le parcours du soumissionnaire irrégulièrement évincé d’une procédure de marché public : une voie sans issue ? ", in Administration publique (trim.), 2001/5, blz. 154-168, en B. DE VUYST & G. MEYER, " L’influence du droit communautaire sur la réglementation nationale des marchés publics : la protection préventive est un fait ", observations sous CJCE, in J.T., 2000, blz. 285-287. Nieuwsbrief 2004/02
13
ONDER DE LOEP
Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat dit stelsel niet in overeenstemming is met richtlijn 89/665/EEG, ook al voorziet de richtlijn niet uitdrukkelijk in een termijn voor beroep tot vernietiging van de toewijzingsbeslissing: "De gecombineerde beschikkingen van artikel 2, § 1, onder a) en b), en 6, tweede lid, van richtlijn 89/665 moeten in die zin geïnterpreteerd worden dat de lidstaten verplicht zijn – wat de beslissing van de aanbestedende overheid betreft die voorafgaat aan de afsluiting van het contract, waarmee deze de inschrijver kiest met wie hij het contract zal afsluiten – in ieder geval in een beroepsprocedure te voorzien waarmee de eiser de nietigverklaring van de beslissing kan verkrijgen wanneer de voorwaarden daartoe vervuld zijn, ongeacht de mogelijkheid om schadevergoeding te verkrijgen" 5. Met andere woorden: een afgewezen inschrijver zou over de mogelijkheid moeten kunnen beschikken de beslissing van de toekenning van de opdracht te doen opschorten of nietig verklaren. Mutatis mutandis zou die redenering toegepast moeten worden op ons wetsstelsel, dat zeer dicht bij het Oostenrijks systeem aanleunt. De commentatoren hebben overigens niet tot 1999 gewacht om de invoering in ons recht te vragen van een clausule voor "preventieve bescherming" of "standstill" (de Raad van State had dat zelf, zonder resultaat, voorgesteld in zijn advies betreffende het ontwerp van de wet van 24 december 1993) 6.
olg v r e V
De omzendbrief In afwachting van een aanpassing van de wetstekst hebben de diensten van de Eerste Minister in het Belgisch Staatsblad een verklarende en interpreterende omzendbrief gepubliceerd 7. De procedure die in de omzendbrief aanbevolen wordt, verloopt als volgt: 1. De aanbestedende overheid stuurt een kennisgeving naar de inschrijvers van wie de offerte als niet regelmatig werd beschouwd of niet werd gekozen en – en dat is nieuw – kent hun een termijn van vijf kalenderdagen toe die ingaat de dag volgend op de verzendingsdatum, om de mededeling van de motieven voor de verwerping of de toewijzingsbeslissing te kunnen aanvragen. (punt 2 a van de omzendbrief) 2. Overeenkomstig het KB van 8 januari 1996 (art. 25, 51 of 80 naar gelang van het type opdracht) beschikt de aanbestedende overheid dan over vijftien dagen vanaf de ontvangst van de schriftelijke aanvraag om de gevraagde inlichtingen mee te delen. (punt 2 b van de omzendbrief) 3. De aanbestedende overheid kent de inschrijvers die een schriftelijke aanvraag hebben ingediend, een tweede termijn van tien dagen toe die ingaat de dag volgend op de verzendingsdatum van de gevraagde inlichtingen (of in voorkomend geval de dag van de ambtshalve verzending van de inlichtingen door de aanbestedende overheid punt 2 c van de omzendbrief), zodat zij beroep kunnen aantekenen in kort geding bij een rechtscollege of vóór de Raad van State een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid 8. Indien de inschrijver binnen die termijn geen kennisgeving in die zin opstuurt, kan de aanbestedende overheid de opdracht gunnen. (punt 2 b van de omzendbrief)
Het tijdsverloop ziet er als volgt uit: Wat? Betekening beslissing Verzoek om inlichtingen Mededeling inlichtingen Indiening beroep en mededeling
Wie? Aanbestedende overheid Inschrijver wiens offerte niet gekozen werd Aanbestedende overheid Inschrijver wiens offerte niet gekozen werd
Wanneer? Niet gepreciseerd Uiterlijk 5 dagen Uiterlijk 15 dagen Uiterlijk 10 dagen
Wie? Aanbestedende overheid Inschrijver wiens offerte niet gekozen werd
Wanneer? Niet gepreciseerd Uiterlijk 10 dagen
Variante: Wat? Betekening beslissing en mededeling inlichtingen Indiening beroep en mededeling
14
5 Uittreksel uit het arrest, aangehaald door F. GOSSELIN & N. VAN LAER, loc. cit., blz. 165 (vert.). 6 Cf. B. DE VUYST & G. MEYER, loc. cit., blz. 286. 7 Omzendbrief van 10 december 2003 betreffende de overheidsopdrachten onderworpen aan Europese bekendmaking - Lessen te trekken uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, B.S. 15 december 2003. 8 In een zeer recent arrest dat gewezen werd op een verzoek om opschorting bij uiterst dringende noodzakelijkheid van een toewijzingsbeslissing van een overheidsopdracht, heeft de Raad van State nochtans bevestigd dat de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid uitzonderlijk moest blijven, waarmee hij ingaat tegen de aanbeveling van de Eerste Minister die ze voorstelt als de procedure "van gemeenrecht" inzake overheidsopdrachten (arrest nr. 127.069 van 13 januari 2004, Laboratoria E. Van Voren t/ Vlaamse Gewest). Nieuwsbrief 2004/02
ONDER DE LOEP
De inschrijvers van wie de offerte als niet regelmatig werd beschouwd of niet werd gekozen, kunnen de toewijzingsbeslissing voortaan dus aanvechten alvorens de opdracht gegund is. In totaal verlopen er maximum dertig dagen tussen de dag volgend op de dag waarop de aanbestedende overheid haar keuze maakt en de dag dat die weet of de toewijzingsbeslissing al dan niet betekend mag worden. Dertig dagen alvorens de toewijzing te mogen doen, dat kan lang lijken als men weet dat de aanbestedende overheid gehaast is om de opdracht te gunnen; het lijkt echter niet zo lang voor bepaalde auteurs, zoals de heren De Vuyst en Meyer 9, die vinden dat de minimumtermijn zestig dagen zou moeten bedragen!
Nog iets De naleving van de termijnen is niet vereist in drie gevallen:
olg v r e V
1. wanneer de opdracht via de gemotiveerde onderhandelingsprocedure toegekend moet worden, hetzij bij uiterst dringende noodzakelijkheid overeenkomstig artikel 17, § 2, 1°, c, van de wet van 24 december 1993, hetzij doordat er slechts één inschrijver is; 2. in de opdrachten inzake defensie (pro memorie); 3. in de uitzonderlijke gevallen waar een inkorting van de termijnen voor de indiening van offertes mogelijk is (art. 6, § 1, tweede lid; art. 32, § 1, tweede lid of art 58, § 1, tweede lid, van het KB van 8 januari 1996). Zoals in de inleiding aangekondigd heeft de Alcatelrechtspraak enkel betrekking op de overheidsopdrachten die aan Europese bekendmaking onderworpen zijn, reden waarom de omzendbrief enkel die opdrachten beoogt. Moeten we evenwel verwachten dat ze ook de andere opdrachten gaat behelzen? Dat zou logisch zijn en beantwoorden aan de vele en herhaalde vragen van de gespecialiseerde rechtsleer. De omzendbrief kondigt een wetgeving terzake aan. Laten we daarop wachten om de reikwijdte ervan te beoordelen…
Vincent Ramelot 9 Loc. cit., p. 287. De rechtsleer is echter niet unaniem, aangezien de hoogleraren M.-A. en P. Flamme (" Le contentieux des commandes publiques ou le parcours du combattant ", in L’entreprise et le droit, 2002, blz. 154) beschouwen dat voor een termijn van 15 dagen geopteerd zou moeten worden.
De huisvestingscode en de lokale besturen Informatievergadering (voormiddag) De nieuwe normen van de huisvestingscode treden in werking op 1 juli 2004. Alle woningen moeten eraan beantwoorden, ook die van gemeenten en OCMW's. De lokale besturen krijgen nieuwe bevoegdheden om te strijden tegen ongezonde woningen: ze kunnen klacht indienen bij de regionale inspectiedienst en gebruik maken van het "openbaar beheersrecht". Ze moeten ook de beslissingen van het gewestbestuur doen naleven: wanneer een woning onbewoonbaar verklaard wordt, moeten zij de huurders aanzetten om de woning te verlaten en bijstaan in hun zoektocht naar een nieuwe woning. De vragen i.v.m. de toepassing van de nieuwe regels worden elke dag talrijker. Onze Vereniging stelt u een infosessie voor om een stand van zaken op te maken en u de kans te geven vragen te stellen aan de vertegenwoordigers van de regionale inspectiedienst en van de staatssecretaris voor huisvesting, de heer Alain Hutchinson. Datum: woensdag 5 mei 2004 Plaats: Auditorium Trier van DEXIA, Trierstraat 25 te 1040 Brussel Doelgroep: mandatarissen en ambtenaren van gemeenten en OCMW's Prijs: gratis Inschrijvingen: Chantal MATTHYS – tel. 02/235 12 36 –
[email protected] Inlichtingen: Françoise LAMBOTTE – tel. 02/233 20 04 Programma op www.vsgb.be
De editie 2004 van de brochure "Reis Wijs" wordt momenteel verspreid. Het gaat om een publicatie van de dienst Communicatie van de FOD Buitenlandse Zaken en is bestemd voor wie een reis naar het buitenland maakt, om de risico’s verbonden aan reizen tot het strikte minimum te beperken. De meeste reizen verlopen gelukkig zonder noemenswaardige incidenten, maar toch weten we uit ervaring dat jaarlijks talrijke reizigers met onverwachte problemen te kampen krijgen. De FOD Buitenlandse Zaken doet een oproep tot de gemeenten om de brochure ter beschikking van het publiek te houden (bijvoorbeeld aan het paspoortenloket). Info: FOD Buitenlandse zaken – tel. 02 501 86 58 – de tekst van de brochure staat op www.diplomatie.be
Nieuwsbrief 2004/02
15
WETGEVING bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29.01 t/m 18.03.2004 Arbitragehof - Arrest nr. 159/2003 van 10.12.2003 – De prejudiciële vraag over art. 56bis, par. 2, tweede lid, van de bij KB 19.12.1939 gecoördineerde wetten betr. de kinderbijslag voor loonarbeiders. B.S. 17.02.2004 – 192247
BRFG van 18.12.2003 houdende toepassing van art. 4 en 6 van het decreet van 17.07.2002 betr. de toekenning van toelagen aan plaatselijke overheden voor culturele infrastructuurprojecten. B.S. 05.03.2004
KB van 22.12.2003 tot uitvoering van Titel XIII, Hoofdstuk 6 'Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen' van de programmawet van 24.12.2002. B.S. 29.01.2004 – 191719
Arbitragehof - Arrest nr. 150/2003 van 19.11.2003 - De prejudiciële vraag betr. art. 7, tweede lid, van de wet 20.07.1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. B.S. 20.02.2004 – 190117
Arbitragehof - Arrest nr. 175/2003 van 17.12.2003 – De vordering tot schorsing van de wet 22.04.2003 tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht. B.S. 08.03.2004 – 192715
KB van 19.01.2004 ter uitvoering van art. 14 van de wet van 10.04.1995 betr. de herverdeling van de arbeid in de openbare sector. B.S. 29.01.2004 – 100103
BVCGG van 11.12.2003 wijz. het reglement op de boekhouding van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. B.S. 23.02.2004 – 192419
MB van 15.12.2003 houdende bepaling van de werkingskosten van de centra en de diensten voor bijstand aan personen. B.S. 30.01.2004 – 191771
Arbitragehof - Arrest nr. 5/2004 van 14.01.2004 – Het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet 26.05.2002 betr. het recht op maatschappelijke integratie. B.S. 27.02.2004 – 191676
KB van 21.01.2004 tot vaststelling van de nadere regels voor de compensatie van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de sociale maximumprijzen in de elektriciteitsmarkt en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan. B.S. 30.01.2004 – 191767
KB van 01.03.2004 houdende bepalingen ingevolge arrest nr. 5/2004 van 14.01.2004 van het Arbitragehof waarbij sommige bepalingen van de wet 26.05.2002 betr. het recht op maatschappelijke integratie werden vernietigd. B.S. 02.03.2004 – 192600
KB van 21.01.2004 tot vaststelling van de nadere regels voor de compensatie van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de sociale maximumprijzen in de aardgassector en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan. B.S. 30.01.2004 – 191764
BRFG (Besluit v/d Regering v/d Franse Gemeenschap) van 20.11.2003 wijz. besluit 13.12.2001 tot uitvoering van het decreet van 19.07.2001 betr. de sociale hulpverlening aan de gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie. B.S. 05.03.2004
Arbitragehof - Arrest nr. 135/2003 van 22.10.2003 Het beroep tot vernietiging van art. 2 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 18.07.2002 wijz. Nieuwe Gemeentewet (NGW). B.S. 20.02.2004 – 190116
KB van 21.01.2004 tot uitvoering van de hoofdstukken 1, 2, 3 en 7 van titel II van de programmawet van 22.12.2003. [betr. de startbanen, de verhoging van de structurele lastenverlaging, de vermindering op het gewicht van de patronale bijdragen op hogere lonen, de aanpassing van de ondergrens van prestaties en de technische correcties aan de wet tot vereenvoudiging van de bijdragevermindering] B.S. 03.02.2004 – 191842
MB van 08.01.2004 wijz. MB 03.05.1999 tot erkenning van de inschakelingsbedrijven vanaf 01.01.1999. B.S. 12.03.2004 – 192873
Arbitragehof - Arrest nr. 12/2004 van 21.01.2004 Het beroep tot vernietiging van art. 160 van de programmawet van 02.08.2002 (terbeschikkingstelling van gemeentepersoneel) B.S. 24.02.2004 – 192450
SOCIALE ZAKEN Ministeriële omz. van 12.01.2004 betr. de toepassing van het gezondheidstoezicht op stagiairs. B.S. 29.01.2004 – 191727
BVCGG van 18.12.2003 in toepassing van art. 46ter van de organieke wet van 08.07.1976 betr. de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, ingelast bij ordonnantie 02.06.2003 betr. het administratief toezicht en de financiële, budgettaire en boekhoudkundige voorschriften van het OCMW, houdende vaststelling van de modaliteiten van de toekenning van een provisie voor geringe uitgaven. B.S. 11.02.2004 – 192063 BVCGG van 16.10.2003 wijz. KB 15.12.1977 betr. de bezoldiging van de voorzitters en de presentiegelden van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. B.S. 11.02.2004 – 192061 Arbitragehof - Arrest nr. 138/2003 van 22.10.2003 – De prejudiciële vraag over art. 4 van de wet van 27.02.1987 betr. de tegemoetkomingen aan gehandicapten. B.S. 13.02.2004 – 189298 KB van 05.02.2004 wijz. art. 11ter van KB 12.12.2001 betr. de dienstencheques. B.S. 16.02.2004 – 192212
16
Nieuwsbrief 2004/02
KB van 08.01.2004 houdende uitvoering van art. 12ter van KB 05.11.2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van art. 38 van de wet 26.07.1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. B.S. 12.03.2004 – 192864 Ordonnantie van 03.06.2003 betr. het administratief toezicht en de financiële, budgettaire en boekhoudkundige voorschriften van de organieke wet 08.07.1976 betr. de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. B.S. 18.03.2004, err. – 185993
FINANCIËN / BELASTINGEN KB van 23.01.2004 wijz. KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing. KB van 19.02.2004 wijz. KB/WIB 92, op het stuk van de voordelen van alle aard. 56911, B.S. 04.02.2004, 27.02.2004 – 192554 KB van 18.02.2004 wijz., wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal KB genomen ter uitvoering van de wet 24.12.1993 betr. de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. 192556 B.S. 27.02.2004 –
KB van 29.02.2004 tot bepaling van standaardformulieren voor de overheidsopdrachten die niet onderworpen zijn aan de Europese bekendmaking. B.S. 08.03.2004 – 192707 BBHR van 06.11.2003 betr. het financieel beheer van de gemeentebedrijven. B.S. 10.03.2004 – 192793 KB van 17.12.2003 betr. de subsidiëring van instellingen die voorzien in een gespecialiseerde begeleiding voor burgers die betrokken zijn in een gerechtelijke procedure. B.S. 12.03.2004 – 192886
MANDATARISSEN / ORGANEN
Ordonnantie van 19.02.2004 wijz. het keizerlijk decreet 30.12.1809 op de kerkfabrieken. B.S. 18.03.2004 – 193056
PERSONEEL KB van 01.12.2003 wijz. KB 21.12.1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10.04.1971. B.S. 04.02.2004 – 191881 KB van 19.01.2004 wijz. KB 02.10.1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en KB 22.12.2000 betr. de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel. B.S. 05.02.2004 – 191912 Arbitragehof - Arrest nr. 162/2003 van 10.12.2003 - De prejudiciële vraag betr. art. 45quater van de arbeidsongevallenwet van 10.04.1971. B.S. 20.02.2004 – 192371 KB van 01.12.2003 wijz. KB 30.12.1976 tot uitvoering van sommige bepalingen van art. 59quater van de arbeidsongevallenwet van 10.04.1971. B.S. 20.02.2004 – 192357 Arbitragehof - Arrest nr. 18/2004 van 29.01.2004 - Het beroep tot vernietiging van art. 40 van de programmawet van 05.08.2003 (gebruik van de talen in bestuurszaken) B.S. 24.02.2004 – 192409
olg Verv
WETGEVING
Omz. nr. 543 van 26.02.2004 - Nieuwe maatregelen inzake tegemoetkoming in treinkaarten en abonnementen voor de federale personeelsleden. B.S. 01.03.2004 – 192572
programmawet van 30.12.2001 (bekrachtiging van deel XII van het KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten). B.S. 25.02.2004 – 190034
Bericht van 11.03.2004 aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten. Bericht van 16.03.2004 aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten. B.S. 11.03.2004, 16.03.2004 – 9841
KB van 04.02.2004 wijz. KB 20.07.2001 betr. de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie. B.S. 27.02.2004 – 192560
POLITIE / VEILIGHEID
Arbitragehof - Arrest nr. 27/2004 van 11.02.2004 De prejudiciële vraag over art. 67ter van de wet betr. de politie over het wegverkeer. B.S. 01.03.2004 – 192569
Omz. PLP33 van 27.10.2003 betr. de jaarrekening 2002 van de politiezones. 190147 B.S. 04.02.2004 – Omz. MFO2-bis van 05.02.2004 Gehypothekeerde capaciteit – Kredietlijn. 191918 B.S. 05.02.2004 –
–
Arbitragehof - Arrest nr. 2/2004 van 14.01.2004 De beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet 26.04.2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten. B.S. 05.02.2004 – 191914 KB van 03.02.2004 wijz. verschillende teksten betr. de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. B.S. 13.02.2004 – 192154 MB van 09.02.2004 wijz. MB 28.12.2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. B.S. 13.02.2004 – 192152 Arbitragehof - Arrest nr. 111/2003 van 17.09.2003 - De prejudiciële vragen betr. art. 131 van de
Arbitragehof - Arrest nr. 29/2004 van 03.03.2004 De beroepen tot vernietiging van art. 157 van de programmawet van 02.08.2002. B.S. 12.03.2004 – 192862 Omz. PLP 34 van 11.12.2003 betr. de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2004 ten behoeve van de politiezone. B.S. 15.03.2004 – 191088
REGIE / V.Z.W. KB van 02.03.2004 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46quaterdecies van 17.12.2003, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23.03.1990 betr. de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties. B.S. 16.03.2004 – 192975 [CAO toegepast door de gemeentelijke vzw's] KB van 02.03.2004 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr.
17vicies septies van 17.12.2003, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19.12.1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen. B.S. 16.03.2004 – 192973 [CAO toegepast door de gemeentelijke vzw's] Ordonnantie van 19.07.2001 houdende regeling van het administratief toezicht op de intercommunales van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. B.S. 18.03.2004 – 172021
SPORT / CULTUUR BRFG van 03.12.2003 tot vaststelling van de nadere regels voor de toepassing van het decreet van 03.07.2003 betr. de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betr. de ondersteuning van de buitenschoolse opvang. B.S. 05.03.2004
STEDENBOUW / LEEFOMGEVING Bericht van 12.02.2004 - Raadpleging van de bevolking over het voorontwerp van federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2004-2008. Zie ook artikel in deze Nieuwsbrief. B.S. 12.02.2004 – 192104 BBHR van 05.02.2004 betr. de toepassing van een vervoerplan op privaat- of publiekrechtelijke instellingen die op dezelfde plaats meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen. B.S. 18.03.2004 – 193058 Ordonnantie van 19.02.2004 wijz. ordonnantie 22.04.1999 betr. het voorkomen en het beheer van afval van producten in papier en/of karton. 193052 B.S. 18.03.2004 –
Eensluidend verklaring afgeschaft!
document te laten bewijzen door naar de gemeente te stappen om het 'voor eensluidend' te laten verklaren.
Een goed leesbare kopie volstaat
Als de federale overheid twijfels heeft over de echtheid van het document, zal ze dat in de eerste plaats zelf moeten onderzoeken bij de instantie die het originele document heeft opgesteld. De overheidsdienst mag slechts in laatste instantie de burger verzoeken om het origineel van het document over te maken.
Jaarlijks stappen meer dan 660.000 burgers en ondernemers naar hun gemeentehuis om een kopie van een origineel document voor eensluidend te laten verklaren. Denk maar aan een factuur van het rampenfonds of een aanslagbiljet voor een woningbouwpremie. Op voorstel van de staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging werd beslist om met ingang van 31 maart 2004 de door de federale overheid vereiste eensluidend verklaringen af te schaffen. Dat werd vastgelegd in artikel 508 van de programmawet van 22 december 2003 (B.S. 31 december 2003). Sinds 31 maart 2004 mag de federale overheid geen voor eensluidend verklaarde kopieën meer vragen aan burgers en ondernemingen. Uitgangspunt van de nieuwe regeling is dat als federale overheidsdiensten burgers en bedrijven bepaalde documenten vragen, een gewone goed leesbare kopie volstaat. De federale overheid mag dus niet langer eisen om de echtheid van een
Uiteraard is het niet de bedoeling dat gemeenteambtenaren weigeren om een document voor eensluidend te verklaren als een burger erom vraagt. Dat kan nog nodig zijn in uitzonderlijke gevallen. Administratieve vereenvoudiging is pas echt voelbaar wanneer iedereen er zich achter schaart. De federale overheid neemt daarom samen met de gewesten en gemeenschappen het initiatief om op alle bestuursniveaus de eensluidend verklaring af te schaffen. Heeft u verder nog vragen? Neem dan een kijkje op www.eensluidendverklaring.be Nieuwsbrief 2004/02
17
ACTUALITEIT
Gemeenten, uw mening telt mee Federaal plan duurzame ontwikkeling De nieuwe versie van het Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling werd voorbereid door de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling (ICDO) en in voorontwerp aan een (ruime) raadpleging voorgelegd. Tot 14 mei kan gereageerd worden. En iedereen mag zijn mening geven: zowel de gemeenten als burgers of verenigingen. Het nieuwe ontwerp omvat 30 acties rond 6 pijlers: - de strijd aanbinden tegen armoede en voor sociale inclusie; - de vergrijzing van de bevolking opvangen; - de gevaren voor de volksgezondheid beperken; - de natuurlijke hulpbronnen meer verantwoord beheren; - de klimaatveranderingen beperken en schone energie intensiever gebruiken; - het vervoersysteem verbeteren.
18
Als bestuursniveau met uiteenlopende bevoegdheden is de gemeente aangewezen om zich op duurzame ontwikkeling toe te leggen. Denken we maar – om in het kader van de 6 pijlers van het voorontwerp te blijven – aan de volgende voorbeelden: gezondheid, mobiliteit, armoede (in het bijzonder via het OCMW), tewerkstelling, huisvesting, welzijn, bejaardenzorg, energie, … allemaal materies die in de 30 acties aan bod komen. Het voorontwerp verwijst overigens naar het Handvest van Aalborg en de lokale Agenda 21.
Het eerste federaal plan loopt slechts eind 2004 af, maar het is reeds duidelijk dat niet alle acties die erin vervat zijn (meer dan 500) op dat ogenblik gerealiseerd zullen zijn. Daarom werd het tweede plan zodanig opgevat dat het rekening houdt met de ervaring van het eerste plan. Bovendien bevat de regeringsverklaring het engagement van de regering om verder werk te maken van de uitvoering van het eerste plan. In het voorontwerp wordt geopteerd voor een meer selectievere benadering met duidelijke prioriteiten, die aansluiten bij het internationaal en Europees kader waaraan België zijn medewerking verleent.
Tot slot kunnen we niet beter afsluiten dan met een passage van het voorwoord waarin een sleutelelement van het concept geschetst wordt: "Stel u niet alleen de vraag wat de regering zou moeten doen. Vraag u ook even af hoe u kan bijdragen tot duurzame ontwikkeling en wat de regering eventueel zou kunnen doen om u hierbij te helpen. Op termijn moet dit federaal plan immers uitgroeien tot een nationale strategie waarbinnen een globaal project voor alle actoren uitgetekend wordt. Het voorontwerp is daartoe een eerste stap. Uw bijdrage kan deel uitmaken van de volgende stap."
De raadpleging die de voorlegging van het plan aan de regering voorafgaat, is essentieel aangezien het onderwerp iedereen aanbelangt en zal bijdragen tot het welslagen ervan.
Het plan opent deuren, stippelt wegen uit, roept op tot samenwerking. Nu is het aan de gemeenten om te zien hoe en hoe ver ze willen gaan …
We stippen aan dat naast de opmerkingen van burgers, verenigingen, … uiteraard ook de mening van de gemeenten gevraagd wordt – niets verhindert hun die te geven, ook al gaat de materie hun bevoegdheden strictu senso te buiten – in de eerste plaats over het plan en vervolgens over hoe de gemeente aan duurzame ontwikkeling kan doen.
Philippe Delvaux
Het innemen van een standpunt komt uiteraard aan de mandatarissen toe: aangezien het plan keuzes inhoudt, is het politiek. Maar onder "gemeente" verstaan we de hele instelling en naast de mandatarissen kunnen andere elementen op hun niveau een rol spelen. Denken we maar aan de diensten die rond duurzame ontwikkeling werkzaam zijn. Die zullen ongetwijfeld de rol van draaischijf spelen voor de verwerking en de verspreiding van informatie, het inwinnen en synthetiseren van reacties en standpunten van de gemeentediensten, … Maar iedereen kan zijn steentje bijdragen: transversaliteit is de sleutel tot duurzame ontwikkeling en impliceert uitwisseling en confrontatie van ideeën, samenwerking tussen diensten. Nieuwsbrief 2004/02
U kan het voorontwerp van het federaal plan inzake duurzame ontwikkeling vinden op www.plan2004.be U kan uw mening kwijt via het formulier op die website. Zie ook www.icdo.be Men tracht het hele proces door zo open mogelijk te werk te gaan. Daarom zal er op de websites een overzichtsdocument gepubliceerd worden met de reacties die ontvangen werden en een verantwoording voor de wijze waarop de ICDO de suggesties en opmerkingen verwerkt heeft. U zal er eveneens het ontwerpplan vinden waarover de regering haar mening zal geven. Voor info en advies kan u terecht bij de cel duurzame ontwikkeling van de Vereniging: Frédéric Madry tel. 02 233 31 56
[email protected]
VOOR U GELEZEN
De ombudsman in België na een decennium Deze publicatie van Die Keure, in samenwerking met het Interdisciplinair Centrum voor Ombudsmanstudies (ICOM), sluit aan bij het dossier rond bemiddeling dat we in ons vorig nummer publiceerden. R. Andersen en L. Hubeau hebben bijdragen samengebracht van talrijke auteurs – iedere tekst werd gepubliceerd in de taal van de auteur – en hebben ze in vier delen ondergebracht. Het eerste deel gaat over de meerwaarde van de ombudsdienst ten aanzien van de rechtsstaat, na enkele overwegingen over de relatie van de ombudsman in het rechtssysteem, rekening houdend met zijn rol, de waarborgen die hij moet genieten en de complexe betrekkingen tussen zijn functie en het reguliere contentieux. Verder stellen we – analoog met de problematiek van de betrekkingen ombudsman/gerecht – vast dat de veeleer complementaire dan concurrerende rol niet enkel beschouwd moet worden ten aanzien van de gebruikelijke klachtenbehandeling, maar dat er ook op politiek niveau spanningen kunnen zijn: dat niveau staat vaak wantrouwig ten aanzien van een dienst waarvan de aanbevelingen in het politiek spel gebruikt kunnen worden. De gemeentelijke ombudsman van Charleroi pleit in dat opzicht voor dialoog en diplomatie, teneinde zich te verzekeren van de steun van de mandatarissen. Het derde en vierde deel gaan in op de betrekkingen van de ombudsman met het voorwerp van zijn werk: de administratie enerzijds en de burger anderzijds. Voor die laatste wijzen we op de tussenkomst van de gemeentelijke ombudsman van La Louvière en de empirische studie gebaseerd op de Vlaamse ombudsman en die van Mechelen.
Intrekking van de administratieve rechtshandeling Wat gebeurt er als een gemeentebestuur wil of moet terugkomen op een eerder gestelde handeling? Bestaan er wetteksten? Is er rechtspraak? Wat voor soort handelingen mogen worden ingetrokken en welke niet? Het zijn vragen die vaak rijzen in een gemeentebestuur. De intrekking heeft immers zware gevolgen, want op een retroactieve wijze, ex tunc, wordt een einde gemaakt aan het bestaan van een handeling. Ze wordt uitgewist, alsof de handeling nooit zou hebben bestaan.
Het hele werk door wordt de bemiddeling zowel bekeken op gewestelijk als gemeentelijk vlak, maar bijna altijd in het perspectief van veeleer administratieve bemiddeling – als manier om conflicten tussen burgers en de administratie op te lossen – dan burgerlijke – waar de ombudsman een conflict tussen burgers tracht te helpen oplossen – een aspect dat tevens in onze vorige Nieuwsbrief aan bod kwam. ANDERSEN R., HUBEAU B., "De ombudsman in België na een decennium", Die Keure, Brugge, 2002, 285 blz., ISBN 90 5958 014 1
Bij het Gewest gaan klagen over de gemeente Op 19 februari heeft de ombudsman van het Waalse Gewest zijn jaarlijks activiteitenverslag 2002-2003 aan het Waals Parlement voorgelegd. Het afgelopen werkjaar wordt gekenmerkt door een toename van het aantal klachten (1.515 tegen 1.306 het jaar voordien, een stijging met zowat 16 %). Ongeveer een derde van de klachten werd onontvankelijk verklaard, omdat het niet om Waalse bevoegdheden ging. Even aanstippen dat nagenoeg de helft van de afgewezen klachten betrekking hadden op gemeentelijke aangelegenheden. En slechts twee Waalse gemeenten (Charleroi en la Louvière) beschikken over een gemeentelijke ombudsman. Het rapport zal binnenkort beschikbaar zijn op http://mediateur.wallonie.be (enkel in het Frans).
De auteurs ontleden eerst het begrip “intrekking van de administratieve rechtshandeling”. Het stoelt namelijk vooral op de rechtspraak waar er moest worden afgewogen tussen enerzijds het legaliteitsbeginsel en anderzijds het rechtszekerheidsbeginsel. De intrekking van de administratieve rechtshandeling is dan ook meer een zaak van de rechter dan van de wetgever. Verder gaan de auteurs in op de voorwaarden voor de intrekking. Dit gedeelte is – het hoeft geen betoog – bijzonder bruikbaar voor de lokale besturen. Als mooie afsluiter van het boek kijken de auteurs even over de grenzen om na te gaan hoe de ons omringende landen met deze problematiek omgaan.
Dit niet erg lijvige boek is een aanrader voor wie in de diensten van het bestuur werkt waar er beslissingen genomen – en soms ongedaan gemaakt – moeten worden. Het boek dateert van 1994, maar ondanks dat boet het niet in aan actualiteit. Jammer genoeg resten er niet meer zo veel exemplaren bij de uitgeverij Die Keure, die het ook niet meer heeft opgenomen in haar online catalogus. Wie het dus wil hebben, moet zich haasten om het In de reeks “Administratieve Rechtsbibliotheek” verscheen in te bestellen vooraleer de voorraad is uitgeput. 1994 het boek “Intrekking van de administratieve rechtshandeling”. Daarin besteden Marnix Van Damme en Filip De DE KEGEL F., VAN DAMME M., "Intrekking van de Kegel aandacht aan dit probleem. De eerstgenoemde auteur is als administratieve rechtshandeling", in de reeks "Administratieve kamervoorzitter bij de Raad van State geen onbekende. Filip De rechtsbibliotheek", Algemene reeks nr. 6, Die Keure, Brugge, 1994, 134 blz., ISBN 30-60000-812-7 Kegel is bankjurist. Nieuwsbrief 2004/02
19
Nieuw op onze website
Nieuwsbrief
Structurele wijzigingen Om de ergonomie van onze website te verbeteren hebben we de rubriek "Modeldocumenten en referenties" verwijderd en de documenten die erin stonden ondergebracht in de rubriek "Materies" naast de artikels.
Huisvesting - Aansluitend bij het artikel in onze Nieuwsbrief 2003-10 publiceert Nicolas Bernard een elektronische bijdrage over de verschillende gevolgen van een besluit tot onbewoonbaarheid. (Materies > Huisvesting)
Stedenbouw - Een gecoördineerde versie van het besluit betreffende de stedenbouwkundige lasten is online. (Materies > Ruimtelijke ordening > Documenten)
Overheidsopdrachten Het KB van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken werd gewijzigd bij een MB van 17 december 2003. De nieuwe gecoördineerde versie staat op Overheidsopdrachten > Documenten
Mobiliteit - De integrale conclusies van de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid zijn beschikbaar (in pdf-formaat). (Mobiliteitscel > Artikels en documenten > Documenten > Staten-Generaal) - De gecoördineerde versie van de wegcode werd geactualiseerd naar aanleiding van de bekendmaking van het KB van 4 april 2003. De 179 bladzijden, becommentarieerd door Erik Caelen, zijn beschikbaar in pdf-formaat. - In de rubriek vindt u tevens enkele recente documenten, zoals de twee KB's aangaande de overtredingen inzake wegverkeer (B.S. 31 december 2003) of de ministeriële omzendbrief van 23 december 2003 betreffende de plaatsing van de verkeersborden die betrekking hebben op verkeersbeperkingen voor vervoer van gevaarlijke goederen (ADR) (Mobiliteitscel > Artikels en documenten > Documenten > Wetgeving)
Nieuws van onze afdeling Maatschappelijk Welzijn … - Het jaarverslag van de afdeling Maatschappelijk Welzijn kan gedownload worden (in pdf-formaat) alsook het nieuwe memorandum aan de gewest- en gemeenschapsregeringen. (Afdeling Maatschappelijk Welzijn > Acties) - De bijdrage over het openbaar beheersrecht dat de huisvestingscode teweegbrengt, voorgesteld door Nicolas Bernard op de Algemene Vergadering van de afdeling Maatschappelijk Welzijn staat nu eveneens op onze website (Afdeling Maatschappelijk Welzijn > Documenten) u u u Opgelet! Onze e-mailadressen zijn gewijzigd. Voortaan beschikt ieder personeelslid over een adres dat er als volgt uitziet:
[email protected] - Gelieve uw adressenlijsten aan te passen. (Om na te gaan wie wat doet bij de VSGB: Vereniging > Het team)
www.vsgb.be
20
Nieuwsbrief 2004/02
Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw Aarlenstraat 53 bus 4 - 1040 Brussel Tel. 02/ 233.20.04 Fax 02/ 280.60.90
[email protected] Nieuwe e-mail-adressen : Redactie :
[email protected] [email protected] www.vsgb.be Gepubliceerd met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dexia en Ethias
Nr 2004/2 6 april 2004 Directie Marc Thoulen Coördinatie Philippe Delvaux Redactie Philippe Delvaux, Françoise Lambotte, Céline Lecocq, Céline Maertens, Vincent Ramelot, Hildegard Schmidt, Marc Thoulen Vertaling Liesbeth Vankelecom, Maro Korsch Secretariaat Michel De Greef, Fanny Gadisseur, Alain Veys Nieuwsbrief wordt gedrukt op 50 % gerecycleerd papier
olg v r e V
DE VERENIGING IN ACTIE
OP DE AGENDA
ONDER DE LOEP
WETGEVING
in
VOOR U GELEZEN
IN ONZE GEMEENTEN
INFO-DIENST
AAN HET WOO
NIEUW
NIEUWS VAN HET GEWEST
ACTUALITEIT
EUROPAGINA
Datum/plaats
Wat ?
Inlichtingen