Maatschappelijk werk: óók voor naasten in de traumazorg (Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Maatwerk, vakblad voor maatschappelijk werk, nummer 5, 2010, 9-12) Lisbeth Verharen Op 16 september 2010 promoveerde Lisbeth Verharen aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht op een onderzoek naar psychosociale hulpverlening voor naasten van traumapatiënten. Een verslag van haar onderzoek. Slachtoffers van een ernstig verkeersongeluk, bedrijfsongeval, geweldsmisdrijf of ongeval rondom huis komen in eerste instantie terecht bij de traumazorg: de zorg voor mensen met acuut somatisch letsel (Mintjes- de Groot, 2003). Meestal volgen al snel familieleden of andere naasten. Zij wachten in onzekerheid op de spoedeisende hulp, soms in een familiekamer. Alle zorg van de professionals is gericht op het redden van het leven van de patiënt en het beperken van de fysieke gevolgen van het trauma. Dat is natuurlijk ook wat de naasten willen. Toch is het belangrijk om in de traumazorg ook aandacht te hebben voor de naasten van de patiënt. Ten eerste omdat zij een belangrijke factor zijn bij het herstel van de patiënt. Zij kunnen de patiënt cognitief, emotioneel, sociaal en praktisch bijstaan. Ten tweede omdat het trauma niet alleen een ontwrichtende werking heeft op het leven van de patiënt. Het ongeval heeft óók psychische, sociale en materiële gevolgen voor naasten en kan hen dus ook uit hun evenwicht brengen. Naasten die in deze situatie worden ondersteund, kunnen op hun beurt de patiënt beter tot steun zijn. Veel mensen vinden steun in het eigen sociaal netwerk, soms zijn het ook hulpverleners zoals artsen en verpleegkundigen die psychosociale zorg leveren. Voor medisch maatschappelijk werkers is dit de kern van hun werk. Het is hun taak om patiënt en naasten te begeleiden bij psychosociale problemen die samenhangen met de opname. In hoeverre sluiten zij aan op de behoeften van naasten van traumapatiënten en welke baat ervaren naasten bij deze hulpverlening? Dat was het onderwerp van mijn promotieonderzoek. Drie deelonderzoeken Het onderzoek bestond uit drie deelonderzoeken. In het eerste deelonderzoek heb ik de behoeften van naasten van traumapatiënten onderzocht. Daarvoor heb ik de Nederlandse versie van de Critical Care Family Needs Inventory (Molter, 1979; Kaljouw, 1998) aangevuld met items die voortvloeien uit de sociale en maatschappelijke gevolgen van een ongeval. Naasten kregen vragen voorgelegd als: Vindt u het belangrijk dat iemand u helpt bij mogelijke problemen die door het ongeval ontstaan op het gebied van inkomen? Vindt u het belangrijk dat iemand u helpt bij het leren omgaan met de consequenties van het ongeval? We hebben op twee momenten gemeten. Binnen vierentwintig uur na opname deden vijfenveertig naasten mee aan een interview, en zesentwintig van hen ten minste twee weken later nog eens. In een tweede deelonderzoek heb ik de hulpverlening van medisch maatschappelijk werk van zeven casussen gereconstrueerd (Van der Laan,1995). Hiervoor heb ik na afronding van de hulpverlening diepte-interviews gehouden met acht maatschappelijk werkers en tien naasten, afzonderlijk van elkaar. Ook heb ik het maatschappelijk werk dossier geanalyseerd. In de interviews vroeg ik de naasten en de maatschappelijk werker het hele verhaal te vertellen: van de start van het contact tot afronding van de hulpverlening. Ik liet hen vertellen wat er was gebeurd, wat zij daarbij hebben ervaren en wat zij daarvan vonden. Op basis van de resultaten van de eerste twee deelonderzoeken heb ik een gestandaardiseerde vragenlijst ontworpen. Daarmee hebben we in een derde deelonderzoek aan drieëndertig
1
naasten1 die waren begeleid door maatschappelijk werk gevraagd naar hun behoeften, de geboden hulp en de ervaren baat (Melief e.a., 2002). Behoefte aan zorg Naasten van traumapatiënten die aan het eerste deelonderzoek deelnamen blijken behoefte te hebben aan informatie (bijvoorbeeld aan informatie over de medische behandeling), aan toegankelijkheid (ze willen bijvoorbeeld graag direct na opname de patiënt bezoeken) en ze hebben behoefte aan psychosociale hulpverlening. De items over psychosociale hulpverlening zijn ondergebracht bij twee categorieën: veranderings- en competentiegerichte begeleiding en concrete en informatieve hulpverlening (Jagt, 2006). Bij veranderings- en competentiegerichte begeleiding gaat het om het leren omgaan met de consequenties van het ongeval, zoals invaliditeit. De behoefte aan concrete en informatieve hulpverlening bestaat uit hulp bij allerlei praktische gevolgen van het ongeval. Bijvoorbeeld op het gebied van wonen en financiën. Uit het onderzoek blijkt dat beide categorieën scoren. De behoefte aan concrete en informatieve hulpverlening neemt bovendien duidelijk toe naarmate de patiënt langer is opgenomen. De behoefte aan ondersteuning blijkt minder sterk te zijn. Naasten vinden het wel belangrijk dat zij bij het eerste bezoek met een ziekenhuismedewerker over hun ervaringen en gevoelens kunnen spreken. Ook vinden zij het belangrijk dat zij op de hoogte worden gebracht van de mogelijkheden van maatschappelijk werk. In de meeste behoeften aan informatie en toegankelijkheid wordt door verpleegkundigen en artsen voorzien. Aan de behoefte aan psychosociale hulpverlening wordt in de meeste gevallen niet tegemoet gekomen. De meeste naasten vinden dit de taak van maatschappelijk werkers. Steun en hulp bij communicatie In het tweede deelonderzoek heb ik casussen gereconstrueerd van naasten die wel door maatschappelijk werkers zijn begeleid. Deze naasten blijken niet alleen behoefte te hebben aan veranderings- en competentiegerichte begeleiding en concrete en informatieve hulpverlening, maar ook aan ondersteunende en stabiliserende begeleiding en hulp bij communicatieverbetering met het behandelteam (Jagt, 2006; Scholte e.a., 2007). Bij ondersteunende en stabiliserende begeleiding gaat het bijvoorbeeld om steun krijgen en ervaringen en gevoelens kunnen delen. Bij hulp bij communicatieverbetering met het behandelteam gaat het om hulp bij misverstanden of meningsverschillen tussen naasten en bijvoorbeeld artsen of verpleging. Maatschappelijk werkers blijken van mening te verschillen over de vraag of je in deze situatie outreachend moet werken. Naasten geven aan dat zij er in deze situatie niet aan denken om zelf hulp te vragen, maar wel blij zijn met het aanbod. Cliënt: “Ik kon mijn verhaal natuurlijk aan iedereen wel kwijt, ook wel aan familie. Alleen, die zijn daar zo emotioneel bij betrokken. Daardoor wordt je er zelf ook nog meer in getrokken. Familie en vrienden delen dan wel het verdriet met je, maar ze staan er niet zo nuchter tegenover als een buitenstaander. Daardoor kom je er niet uit. Je blijft in die cirkel zitten. En dan denk ik: ‘Tja, je schiet er niets mee op.’” Interviewer: “Kun je vertellen wat je bedoelt met die cirkel? Wat is het voor een cirkel?”
1
Dat was 73% van de naasten die in de onderzoeksperiode (november 2008 tot medio juli 2009) werd begeleid door de veertien maatschappelijk werkers die aan dit deelonderzoek deelnamen.
2
Cliënt: “Het is de cirkel van het verdriet. Want op dat soort momenten leef je niet meer. Ik geloof dat ik veertien dagen van mijn leven gewoon kwijt ben. In feite leef je niet meer. Je bent een robot en je doet wat je moet doen, maar je leeft helemaal niet meer. Door het met de maatschappelijk werkster te bepraten,kwam ik uit die cirkel.” De interviews geven tevens een beeld van de interventies die de maatschappelijk werkers gebruiken (tabel 1). Tabel 1 Interventies van de maatschappelijk werker Categorie Interventies Ondersteunende en stabiliserende begeleiding
Veranderings- en competentiegerichte begeleiding
Concrete en informatieve hulpverlening
Hulp bij communicatieverbetering met het behandelteam
-
belangstelling tonen luisteren en vragen stellen gesprekken voeren met de patiënt en andere betrokkenen bemoedigen en aanmoedigen alle vragen en emoties op een rijtje zetten. adviseren bij het omgaan met de situatie gesprekken voeren met de verschillende leden van het systeem naasten helpen op een andere manier naar de situatie te kijken uitleg geven over reacties van naasten, patiënt of anderen naasten stimuleren steun te vragen en te aanvaarden van mensen in de eigen omgeving samen met naasten moeilijke situaties voorbereiden of oefenen informatie en advies geven andere professionals om advies vragen praktische zaken voor de naasten regelen er voor zorgen dat naasten en patiënt nog eens kunnen spreken met medewerkers van de traumazorg het handelen van de professionals aan naasten toelichten opkomen voor de belangen van de naasten
De maatschappelijk werkers die hebben deelgenomen aan het onderzoek maken in hun hulpverlening gebruik van uitgangspunten uit de systeembenadering, traumaopvang, crisisopvang en sociaal netwerkbenadering. De meesten integreren hun interventies in een houding van presentie. Zij nemen de tijd voor de naasten, zijn betrokken en beschikbaar, hebben aandacht voor hoe het de naasten tijdens de opname vergaat en gaan na wat zij op verschillende momenten nodig hebben. Vanuit deze houding interveniëren zij. Het tweede deelonderzoek geeft ook zicht op de baat die naasten bij de hulp ervaren (tabel 2). Tabel 2 Door naasten ervaren baat Categorie Baat Ondersteunende en - zich gehoord en gezien voelen stabiliserende begeleiding - steun en begrip ervaren - zich kunnen uiten - gerustgesteld omdat ze (ook achteraf) op iemand konden terugvallen - gerustgesteld omdat de patiënt en/of andere betrokkenen ook steun kregen van de maatschappelijk werker - zich door de steun beter staande kunnen houden - gerustgesteld. Veranderings- en - beter leren omgaan met de situatie en de consequenties daarvan competentiegerichte begeleiding - meer overzicht gekregen - gebeurtenissen kunnen verwerken - geleerd anderen om hulp te vragen - geleerd om te gaan met de reacties van anderen Concrete en informatieve - beter de weg weten om zelf de praktische zaken te regelen hulpverlening - praktische zaken zijn door de maatschappelijk werker geregeld - de juiste instanties zijn hiervoor ingeschakeld Hulp bij communicatieverbetering - meer begrip voor artsen en verpleging met het behandelteam - zich gehoord en gesteund voelen bij deze problemen - het contact met artsen en verpleging verbeterde - artsen of verpleging kregen meer begrip voor hen.
3
Common factors Common factors (de Vries, 2007) lijken belangrijk in het ‘succes’ van de hulpverlening. Concreet zeggen naasten hier bijvoorbeeld over dat naasten en maatschappelijk werker voor elkaar open stonden, dat er een klik was, dat de maatschappelijk werker aardig en ‘gewoon’ was, en dat deze zichzelf niet boven de cliënt plaatste. Naasten hebben op meer vlakken baat ervaren dan waarvoor zij in eerste instantie zijn verwezen naar maatschappelijk werk. Een deel van de behoeften wordt pas gedurende de hulpverlening duidelijk. Door met aandacht te volgen hoe het de naasten tijdens de opname van hun dierbare vergaat en wat zij tegenkomen in deze situatie, krijgt de maatschappelijk werker zicht op de behoeften van de naasten (Van Houten, 2004; Tronto, 1993). Concrete en informatieve hulpverlening en communicatieverbetering met het behandelteam vallen hierbij op. Naasten geven aan dat zij deze vragen op voorhand niet zouden bedenken, maar dat ze bij nader inzien gebaat waren met bijvoorbeeld bemiddeling naar artsen en verpleging, een gastenpas voor het personeelsrestaurant en het regelen van een vergoeding voor de deeltaxi. Cliënt: “Zij heeft ervoor gezorgd dat Slachtofferhulp contact met ons opnam en dat we een advocaat kregen. Dat soort dingen. Dat zijn echt zaken waar wij als leek eigenlijk helemaal geen weet van hebben. Het was heel fijn dat zij ons attendeerde op die mogelijkheid. Zij zorgde er ook voor dat die mensen echt contact met ons opnamen. En een paar dagen later vroeg ze ons: ‘Heb je al wat gehoord? Is er al contact geweest?’” Werkelijk baat De vragenlijst die op basis van de resultaten van de eerste twee deelonderzoeken is gemaakt, heb ik voorgelegd aan een groep naasten die door maatschappelijk werk zijn begeleid (derde deelonderzoek). Deze naasten blijken in de eerste plaats behoefte te hebben aan ondersteunende en stabiliserende begeleiding. Daarnaast hebben zij behoefte aan veranderings- en competentiegerichte begeleiding, concrete en informatieve hulpverlening en hulp bij communicatieverbetering met het behandelteam. Maatschappelijk werkers sluiten volgens de naasten met hun interventies in alle gevallen aan op de behoefte aan ondersteunende en stabiliserende begeleiding. In de meeste gevallen sluiten zij met hun interventies ook aan bij de behoefte aan veranderings- en competentiegerichte begeleiding, concrete en informatieve hulpverlening en de behoefte aan hulp bij communicatieproblemen met artsen of verpleegkundigen. Alle naasten die aan het derde deelonderzoek hebben deelgenomen, hebben baat ervaren bij de hulpverlening van maatschappelijk werk. Ze hebben de meeste baat ervaren op het gebied van ondersteunende en stabiliserende begeleiding en veranderings- en competentiegerichte begeleiding. De naasten hebben niet altijd baat ervaren op alle gebieden waaraan zij behoeften hebben. Opvallend is dat volgens hen vooral concrete en informatieve hulpverlening tekort schiet. De meeste maatschappelijk werkers zijn erin geslaagd een relatie met de naasten aan te gaan die is gebaseerd op vertrouwen, oprechtheid, geduld, waardering, begrip, aandacht en betrouwbaarheid. De meeste naasten zijn over het geheel genomen tevreden over het resultaat dat zij samen met de maatschappelijk werker hebben bereikt. Conclusies Naasten van traumapatiënten hebben behoefte aan psychosociale hulpverlening. In de meeste gevallen sluiten medisch maatschappelijk werkers met hun interventies daarop aan en zijn de naasten ook gebaat bij deze hulp. De meeste naasten met psychosociale behoeften komen echter niet bij het medisch maatschappelijk werk terecht. 4
Een relatief klein deel van de naasten die aan het derde deelonderzoek deelnam had behoefte aan concrete en informatieve hulpverlening. In het eerste onderzoek was de behoefte hieraan juist groot en nam deze bovendien duidelijk toe naarmate de opname langer duurde. Het ging toen om alle naasten, ook degenen die geen hulp van maatschappelijk werk kregen. Blijkbaar bereikt het maatschappelijk werk naasten met behoefte aan concrete en informatieve hulpverlening minder goed dan naasten met andere psychosociale behoeften. Bovendien blijkt dat naasten op het gebied van concrete en informatieve hulpverlening naar verhouding minder baat ervaren. Aanbevelingen Het is wenselijk dat maatschappelijk werkers bij ernstige trauma’s naasten standaard een aanbod doen, waarbij zij systematisch nagaan of naasten behoefte hebben aan ondersteuning, hulp bij het leren omgaan met de situatie en gevolgen, hulp bij praktische problemen die uit de situatie voortvloeien en hulp bij communicatieproblemen met het behandelteam. In intercollegiale toetsing en intervisie dienen maatschappelijk werkers expliciet aandacht te besteden aan de wijze waarop zij concrete en informatieve hulp verlenen en aan het resultaat daarvan. Verder dienen medisch maatschappelijk werkers ervoor te zorgen dat de leden van het behandelteam goed op de hoogte zijn en blijven van hun aanbod. In een multidisciplinaire setting is het nodig om het werk steeds opnieuw te profileren. In de initiële opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en in na- en bijscholingen is het van belang dat studenten werken aan competenties op het gebied van concrete en informatieve hulpverlening en dat ze leren materiële en immateriële hulpverlening te integreren. Met dank aan de bij het onderzoek betrokken contactpersonen, maatschappelijk werkers, medewerkers familieopvang, stagiaires en cliënten van het UMC Groningen, UMC Utrecht, VUmc Amsterdam, LUMC Leiden, St. Elisabeth ziekenhuis Tilburg, AZM Maastricht en Bernhoven ziekenhuis Veghel en studenten van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
Lisbeth Verharen is hoofddocent aan de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en onderzoeker bij het lectoraat Acute Intensieve Zorg van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Informatie:
[email protected] en www.laiz.nl Het proefschrift is te bestellen bij BSL, www.bsl.nl: Verharen, L. (2010) Psychosociale hulpverlening voor naasten van traumapatiënten. Doorbreken van de cirkel van verdriet. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum ISBN 978 90 313 8170 8 Literatuur • Houten, D. Van (2004) De gevarieerde samenleving. Over gelijkwaardigheid en diversiteit. Utrecht: De Tijdstroom • Jagt, N. (2006) Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: NVMW • Kaljouw, M. (1998) Behoeften van familieleden van intensive care patiënten, Maastricht: proefschrift. • Laan, G. van der (1995) Leren van gevallen: over het nut van reconstructie van casuïstiek voor praktijk en wetenschap. Utrecht: SWP. 5
• • • • • •
Melief, W., Flikweert, M., Broenink, N. (2002) “Heeft u er wat aan gehad? Bent u tevreden?” Cliëntenraadpleging met het Sater-systeem in het maatschappelijk werk. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Mintjes- De Groot, A.J. (2003) Acute Intensieve zorg: wie telt, rede uitgesproken bij de installatie van het lectoraat -annex kenniskring- Acute Intensieve Zorg aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Molter, N.C., Captain, A.N.C. (1979) Needs of relatives of critically ill patients: a descriptive study, Heart & Lung, volume 8, 2, 332-339 Scholte, M, Leur, J. van, Brink, C. (2007) Transparant aanbod Medisch Maatschappelijk Werk in UMC’s. Modulen als bouwstenen voor de hulpverlening. Utrecht: Movisie Tronto, J. (1993) Moral boundaries: A political argument for an ethic of care. New York: Routledge Vries, S. de (2007) Wat werkt? De kern en kracht van het maatschappelijk werk. Amsterdam: SWP
6