Maandag 07 mei 2007 : BOOMVERZORGING IN EEN STEDELIJKE OMGEVING.
BOMEN HOREN THUIS IN HET BOS. Bomen horen eigenlijk helemaal niet thuis in een stedelijke omgeving. Ze zijn in de loop van hun evolutie helemaal aangepast aan omstandigheden die ze in een stad zelden vinden. Ze zijn gewoon te concurreren tegen gelijkwaardige soortgenoten voor licht, vocht en mineralen op een min of meer gelijkwaardige voet. Ze hebben geleerd om aan plagen en vraatzuchtige belagers op een efficiënte manier het hoofd te bieden. Ze zijn coalities aangegaan met allerhande andere beestjes om voor hun voortplanting en verbreiding te verzorgen. Ze maakten kartels met schimmels en andere organismen om in hun levensonderhoud te voorzien. En uiteindelijk zijn ze daarin heel succesvol gebleken want, de climaxvegetatie voor een groot stuk van Europa en in uitbreiding van een groot stuk van de wereld is één of andere vorm van bos. Bomen zijn gemaakt om in een bos te staan in een stadse omgeving hebben ze eigenlijk niets te zoeken.
En toch vinden we behoorlijk veel bomen in een stedelijke omgeving. Mensen vinden om één of andere reden bomen in hun omgeving belangrijk. Naar verluid is uit wetenschappelijk onderzoek gebleken dat ze een belangrijke factor zijn voor zowel de fysieke als psychologische gezondheid van de mens. Zelfs met een beperkte aanwezigheid van bomen in hun leefomgeving beoordelen mensen hun levenskwaliteit positiever en voelen ze zich gezonder in het algemeen. Bomen zouden een stressonderdrukkende rol spelen en de sociale betrokkenheid positief beïnvloeden. Zeker is dat veel mensen bereid zijn om aardig wat meer te betalen voor hun stukje vastgoed in een groene, boomrijkere omgeving. Bomen beïnvloeden milieutechnisch ook de leefomgeving positief. En alhoewel we hier moeten opletten om niet al te veel gratuite uitspraken te doen, die niet wetenschappelijk onderbouwd zijn, blijken bomen toch een gunstig effect te hebben op de luchtkwaliteit. Met hun bladeren filteren ze fijn stof uit de lucht en absorberen ze schadelijke gassen. Ze bufferen, al dan niet voor langere tijd, CO2 uit de lucht in hun hout. Bomen hebben, in beperkte mate, ook een gunstig effect op de temperatuur, al was het maar door het grote temperatuursverschil tussen de volle zon en in de schaduw van een boom. De schaduw van bomen op een gebouw kan een belangrijke gunstige invloed hebben op de airconditioning rekening. De UV-straling in de schaduw van bomen is aanzienlijk lager in de schaduw. Bomen werken ook temperend op de windsnelheden. Enkele goedgeplante gezonde bomen kunnen stormwinden in belangrijke mate verstrooien voor het achtergelegen gebied. We kunnen zo nog wel een tijdje doorgaan en dit lijstje met positieve eigenschappen van bomen verder uitdiepen.
Bomen horen thuis in het bos, maar ook in een stedelijke omgeving hebben ze meer dan een decoratieve functie, en dragen ze bij tot een leefbaarder klimaat. Vrijwel iedereen laat zich positief uit over bomen in zijn onmiddellijke leefomgeving, zij het dan liefst wel niet vlak voor zijn deur, zodat hij niet geplaagd wordt door de ongemakken die bomen soms toch wel met zich meebrengen.
BOMEN PLANTEN IN STEDELIJKE OMGEVING.
Ondanks het feit dat velen, ook onze beleidvoerders, bomen in de straten en op de pleinen als belangrijk ervaren, hebben we er, hopelijk dikwijls uit onwetendheid, bijzonder weinig voor over om de bomen een goede kans te geven. Nochtans hebben ze niet echt zoveel nodig. De meeste zijn al tevreden met een handvol minerale bouwstenen, wat water, wat licht en een beetje plaats, zowel boven als onder de grond. Ruimte is echter, meer en meer, een schaars goed in de stad. Daar waar het bovengronds nog wel wil lukken (alhoewel) is het zeker ondergronds dikwijls huilen met de pet op. Rioleringen en andere leidingen, funderingen en andere totaal verdichte en steriele volumes in de grond laten hier dikwijls enkel wat restruimte over voor de boomwortels. Zo lang bomen een bolletje met een stipje in het midden op een plannetje zijn, blijft het op dat vlak zeer dikwijls mislopen. Het is toch schrijnend om te zien hoe weinig aandacht er wordt besteed aan de groeiplaats van bomen. Een vloertje van mager beton, een overschotje van de fundering van het wegdek, wat stevige borduurs in een vierkantje van 150 bij 150cm, een lapje rootcontrol rondom en 40cm teelaarde van onbestemde origine, het jonge boompje erin, afwerken met een peperdure boomrooster (voor maximale toegankelijkheid en makkelijk onderhoud) en alles zal zijn gang wel gaan zeker. Is het verwonderlijk dat in deze omstandigheden het ‘verwachte resultaat’ zelden bereikt wordt. Als de bomen het eerste jaar al overleven, kwijnen ze als stadsbonsais een aantal jaren door tot ze, verzwakt, bezwijken aan een plaagje of een iets te lange droogteperiode. Zijn er dan toch onverlaten bij, die uit het goede(?) hout gesneden zijn en ondanks alles, de euvele moed hebben om goed te groeien komen ze al op korte termijn in ruimtenood. En dan willen bomen wel eens zeer destructief omgaan met hun omgeving. Het kleinste gaatje wordt volgestopt met wortels en na wat wrikkende diktegroei, moeten zelfs de zwaarste boordstenen en de mooiste kasseitjes wijken. Ook niet bepaald het fraaiste zicht en zeker niet bevorderlijk voor de begaanbaarheid van voetpaden en pleintje. Was het niet ene Shigo die iets zei, in de zin van; “je kan beter 10x meer investeren in een goede plantplaats, eerder dan in de aankoop van je boom zelf, het resultaat zal 10x beter zijn”. Zo lang echter dat werken als het ‘Stadsbomenvademecum’ schijnbaar verboden literatuur blijven bij studiebureaus, technische diensten en wegenontwerpers is het te vrezen dat er nog een lange weg zal moeten afgelegd worden voor hierin verandering zal komen. Afgaand op de recent in pers verschenen berichten hebben onze bomen het moeilijk en dat is zeker voor stadsbomen, als je er even over nadenkt vrij eenvoudig te begrijpen. Ik ben er echter van overtuigd dat met een minimum aan, doordachte aandacht, we het onze stadsbomen een stuk aangenamer zouden kunnen maken. Een beetje meer leefbare ruimte, een beetje respect voor hun minimumbehoeften en er is al een hele weg afgelegd. En het hoeft daarom niet zo ingrijpend te zijn. Met zo’n 10m³ goed doorwortelbare bodem komen heel veel bomen al een heel eind. OK het is nog een heel eind verwijderd van wat als ideaal wordt berekend en beschouwd maar toch. We moeten ons realiseren dat in een stadse omgeving bomen zelden helemaal volwassen worden en maximaal uitgroeien. Door wijzigende behoeften, heraanleg van straten of zelfs volledige herinrichting van ganse wijken bereiken slechts weinig bomen dit levensstadium. Ik heb me laten vertellen dat de gemiddelde levensverwachting voor een straatboom op zijn definitieve plantplaats ergens in de buurt van 15 jaar zou liggen. Dit lijkt misschien hallucinant maar ik vrees dat het hedendaagse realiteit is. We zullen met dit gegeven moeten leren leven. Dit mag een boombeheerder in de stad er echter niet van weerhouden om er toch naar te streven om de mogelijkheden te creëren waar
alleszins een aantal bomen oud kunnen worden. Het zijn immers deze bomen die het meest tot de verbeelding spreken en die door hun uitstraling van tijdloosheid het meeste impact hebben op het groene karakter van een straat, van een plein. Enkele “slechte” & “goede” plantvoorbeelden
BOMEN BEHEREN IN EEN STEDELIJKE OMGEVING.
Ik ga het gras hier niet wegmaaien voor de voeten van latere sprekers, maar het hoeft natuurlijk geen betoog dat zowel voor het planten als voor het onderhouden van bomen, zeker in een stadsomgeving, best een langetermijnvisie wordt ontwikkeld. Een doordacht en onderbouwd beheersplan is een werkingsinstrument dat verassingen zo veel mogelijk kan uitsluiten en een continuïteit qua beleid en beheer kan verzekeren. Het is echter vooral voor kleinere steden en gemeenten niet evident om dit zo maar te ontwikkelen. Er zijn een aantal beheers-planningssystemen op de (commerciële) markt maar ze zijn niet allemaal even gebruiksvriendelijk of efficiënt. Momenteel wordt er door ANB gewerkt aan gestandaardiseerd beheerssysteem, waarop we onze hoop mogen stellen om van start te gaan. Alleen al een inventaris maken vergt veel tijd en energie, en hem up-to-date houden nog meer. We mogen ons ook niet te veel illusies maken. Groen staat meestal niet bovenaan in de hiërarchie wanneer er over de uitvoering van werken moet worden beslist. Bomen worden meestal vervangen naar aanleiding van wegenwerken. Enkel als ze grote problemen veroorzaken, zullen ze de aanleiding zijn om werken aan straten of voetpaden te starten. Als groenbeheerder kom je meestal pas op het laatste moment aan bod om de boel nog een beetje op te fleuren. Op het vlak van onderhoud van onze bomen hebben we echter meer inbreng, omdat dit voor de meeste wegenontwerpers en vele beleidsvoerders toch ‘een ver van m’n bed show’ is. Dikwijls moeten ondoordachte situaties rechtgetrokken worden of moet de boel maar een beetje proper en zeker ‘veilig’ gehouden worden. Er wordt binnen steden en gemeenten dan ook nog zeer veel ad hoc gewerkt als situaties uit de hand lopen of wanneer bewoners al te veel beginnen te klagen over bepaalde ongemakken die zich manifesteren. Jonge bomen blijven na aanplanting soms jaren staan zonder dat er naar omgekeken wordt; ze staan toch voor niemand in de weg, en niemand heeft er last van. Pas als het kalf al bijna verdronken is worden, vlug, vlug, dan al bijzonder ingrijpende maatregelen genomen om de situatie recht te trekken. En als een beetje doortastend te werk wordt gegaan ben je alweer gerust voor een aantal jaren. De al wat oudere bomen worden enkel een beetje in toom gehouden zodat ze niet al te hinderlijk zijn voor de omgeving. Of alles boomtechnisch nog wel in orde is, is meestal geen hoofdzorg. Plakoksel blijven onverzorgd en dubbele koppen tieren welig en de visie op een iets verdere toekomst is helemaal niet aan de orde. En éénmaal de bomen toch wat aan de oude kant zijn wordt dikwijls gewacht tot er een paar kleine accidentjes gebeuren waarna dan maar wordt besloten om de dingen dan maar helemaal
op te ruimen. Nieuwe bomen worden ondoordacht geplant waardoor ze hebben geen kans hebben op een aanvaardbare ontwikkeling waardoor ze ook niet te veel last veroorzaken. Zulke ingrepen leveren uiteindelijk zelden een gewenst resultaat, zijn meestal niet als dusdanig opgenomen in een planning, en een begroting en vallen meestal duurder uit dan voorzien. ‘Noodingrepen’ kunnen nooit helemaal uitgesloten worden, we werken uiteindelijk met levend materiaal. Maar met een gestructureerde aanpak van het onderhoud van het bomenpatrimonium kunnen veel verassingen uitgesloten worden, met zowel voor de bomen als voor de gebruikers een veel beter resultaat, en dit tegen een prijs die op iets langere termijn veel gunstiger kan zijn dan kortzichtige ingrepen, geïnspireerd door de noden van het moment.
Hoe is het snoeibeheer georganiseerd in Mortsel? Zowat 85% van alle bomen die onder het gemeentelijk beheer vallen zijn opgenomen in een periodiek snoeischema. Verdeelt over een 185 entiteiten; straten pleintjes en plantsoenen gaat het hier in totaal om iets meer dan 6000 bomen. Al deze bomen zijn onderverdeeld in een drietal categorieën. De eerste categorie bevat de bomen die jaarlijks nagekeken worden. Het betreft hier voornamelijk jonge bomen die hun definitieve kroon nog helemaal niet hebben. De ingrepen die voor deze groep verwacht worden zijn niet de grootste, maar zeker heel belangrijk voor de goede vorming van de bomen voor de toekomst. Het betreft hier in hoofdzaak begeleidingssnoei. De snoei heeft tot doel een goed gestel te vormen, d.w.z. het verzekeren van een goede verdeling van de zijtakken, het behouden van de lengte en de dikte van de takken in verhouding tot de groeikracht van de boom, en het in stand houden van de dominante centrale verlengenis. Het ontstaan van dubbele toppen dient ten stelligste vermeden te worden. Tevens dienen takken die gevaar opleveren voor het verkeer, hetzij gemotoriseerd verkeer, fietsers of voetgangers verwijderd te worden. Dit houdt in dat alle takken en twijgen zich tenminste 4,5 meter boven het wegdek bevinden en tenminste 3 meter boven de wandel- en fietspaden. In zeer beperkte mate vallen ook “oude” bomen die in zekere mate als probleemgevallen worden beschouwd in deze categorie ingedeeld. Ongeveer 20% van het bomenareaal valt in de categorie éénjarige snoei. Een beetje afhankelijk van de groeikracht en de ontwikkeling van de jonge bomen worden bij een vernieuwing van het contract (elke 5 à 6 jaar) de meeste bomen uit de vorige categorie overgebracht naar de categorie 2-jarige snoei. Voor deze bomen gaat de begeleidingssnoei verder tot de definitieve kroon min of meer bereikt wordt. De verdere vorming van de definitieve kroon gebeurt in deze fase. Normaal gezien moeten alle eventuele foute ontwikkelingen in deze fase weggenomen worden. De kroonopbouw moet volledig worden ingevuld volgens het beeld eigen aan de soort en volgens het verwachtingspatroon van de plaatselijke situatie. Meestal, opnieuw afhankelijk van de ontwikkelingssnelheid en de groeikracht, blijven de bomen ongeveer 2 bestekcycli in deze fase (10 tot 12 jaar). Ongeveer 25% van het bomenareaal is ondergebracht in deze categorie. Tenslotte wordt ongeveer 55% van het bomenareaal elke drie jaar nagekeken en gesnoeid. Normaal gezien zijn deze bomen volledig gevormd en zouden de ingrepen redelijk beperkt moeten blijven tot het wegnemen van droog hout, andere kleinere slechte ontwikkelingen en het herstellen van de gevolgen van beschadigingen al dan niet ten gevolge van stormen of andere calamiteiten. In de praktijk zien we echter dat hier ook een aantal bomen in terecht zijn
gekomen die eigenlijk hun definitieve vorm reeds hebben maar die door een niet altijd even deskundige snoei in het verleden toch nog een aanzienlijk aantal, al dan niet nog oplosbare, onvolkomenheden vertonen. Hierdoor moeten toch soms nog meer ingrijpende snoeiwerken worden uitgevoerd aan bomen uit deze categorie. Principieel worden bomen normaal gezien in Mortsel niet meer gekandelaard, doch bomen waarop deze snoeitechniek in het verleden is toegepast, en die een dusdanige behandeling verder moeten ondergaan, zijn eveneens in deze categorie ondergebracht. Volgens sommige is deze periodiciteit van deze indeling aan de korte kant, doch wij zijn van oordeel dat het kort op de bal spelen bij de snoei van bomen zeer belangrijk is, zeker bij jonge bomen. Fouten bij de ontwikkeling van stads- en straatbomen worden best zo snel mogelijk weggenomen. De benodigde ingrepen blijven hierdoor meestal beperkter en het risico op al dan niet onoverkomelijke complicaties achteraf wordt zo veel mogelijk beperkt.
BOMEN ONDERHOUDEN EN SNOEIEN IN EEN STEDELIJKE OMGEVING.
Wanneer je dan al die moeite gedaan hebt om een mooi en doordacht snoeiprogramma samen te stellen ontstaat natuurlijk de vraag wie dit allemaal gaat uitvoeren. In de meeste gevallen is binnen een gemeentelijke groendienst zelden voldoende tijd maar ook zeker onvoldoende technische bagage aanwezig om zulke werken volgens de juiste principes tot een goed einde te brengen. Er zijn gelukkig de laatste jaren hier en daar een aantal betere opleidingen op dit vlak. De opbouw van de noodzakelijke kennis en ervaring is echter meestal een werk van langere adem, als je al gemotiveerde mensen kan vinden onder je uitvoerend personeel die bereid zijn om de hieraan verbonden inspanningen te leveren. Een goed opgeleide boomverzorger is uiteindelijk meer en meer een specialist op zijn vakgebied die moet bereid zijn om zich blijvend te verdiepen in de nieuwe evoluties en inzichten op zijn werkterrein. Het is dan ook weinig besturen gegeven om een echte bomenploeg op te zetten. Enerzijds omdat er binnen een groendienst, vooral dan in het uitvoerend gedeelte, nog altijd weinig plaats is voor echt gespecialiseerde mensen. Anderzijds vindt men, vooral in de iets kleinere steden en gemeente, dat er niet voldoende ‘werk’ is, om verschillende mensen zich een gans jaar met slechts één taak te laten bezig houden. Als er toch voldoende overtuiging binnen je bestuur aanwezig is om het onderhoud van de bomen op een hoog niveau te brengen en te houden, zal er meestal gezocht moeten worden naar andere oplossingen. En deze zijn dan meestal enkel te vinden op de reguliere commerciële markt. Wanneer je als boombeheerder voldoende overredingskracht aan de dag hebt kunnen leggen om je beleidsvoerders ervan te overtuigen om voor het snoeiwerk van je bomen te rade te gaan bij zogenaamd gespecialiseerde firma’s is echter alle leed nog niet geleden. Helaas zijn er ondanks alles nog veel cowboys op de markt. Een snoeicontract in Mortsel. De omvang van de opdracht brengt met zich mee dat voor de aanbestedingsprocedure geen gebruik kan gemaakt worden van de onderhandse gunning, waardoor je veel minder vat hebt op welke firma’s zich kunnen inschrijven. We zijn dan ook op zoek gegaan naar een procedure van prijsvragen waarbij de kans op een bevredigend resultaat bij de uitvoering zo
groot mogelijk was. . Enerzijds is dit ondervangen door het opmaken van een bestek met duidelijke technische beschrijvingen omtrent de techniek, de manier, de hoeveelheid en het tijdstip van het snoeien, aangepast aan onze inzichten hieromtrent. Anderzijds blijkt het belangrijk om de toewijzingsprocedure goed uit te bouwen. In de praktijk is gebleken dat inschrijven voor een bestek één zaak is, een uitvoering afleveren die volledig beantwoordt aan de technische beschrijving blijkt in een materie als bomensnoei toch dikwijls iets anders te zijn, vooral als de inschrijvingsprijs het belangrijkste gunningcriterium is. In de praktijk is qua toewijzingsprocedure gebruikgemaakt van de beperkte offerteaanvraag. Na publicatie werd op basis van de kwalitatieve selectiecriteria, (registratie categorie 08 of 00, de studie- en beroepskwalificaties van de dienstverlener en personeel, referenties inzake gelijksoortige werken van eenzelfde omvang gedurende de voorbije drie jaar, een verklaring betreffende de gemiddelde personeelsbezetting gedurende de voorbije drie jaar, een verklaring betreffende de werktuigen en het materieel waarover de aannemer zal kunnen beschikken voor de uitvoering van deze opdracht.), een eerste selectie gemaakt tussen de ingediende kandidaturen. Deze firma’s kregen een volledig bestek toegestuurd en werden uitgenodigd voor het opmaken van een offerte. Uit de gevraagde referenties van de kandidaten blijkt dat we schijnbaar een vrij unieke positie innemen. Behoudens de vorige firma die voor ons werkte, geven enkel een Nederlandse kandidaat en een grote Belgische firma met ‘Nederlandse roots’ referenties op van meerjarige onderhoudscontracten van bomen voor openbare besturen. Ook navraag op verscheidene forums en bij andere besturen leverde niet onmiddellijk vergelijkbare referenties op. Een ander criterium waarop een selectie werd gemaakt is het opleidingsniveau van de bedrijfsleiders en het uitvoerend personeel. Doch ook hier is een éénduidige lijn moeilijk te trekken. Er zijn geen erkende opleidingen in België en het Europees certificaat van ‘European Treeworker’ is nog vrij jong en nog niet echt heel verspreid, zodat dit tot nu toe moeilijk als enige referentiekader kan dienen. Het houdt echter wel een belofte in voor de nabije toekomst. Uiteindelijk hebben we ons ook moeten baseren op getuigschriften van opleidingen ingericht door allerhande instellingen en vzw’s, zeer dikwijls in Nederland. Een aantal hiervan zijn bekend en kunnen zeker als referentie gebruikt worden, andere moeten het voordeel van de twijfel gegund worden. Uiteraard dient ook voldaan te worden aan een aantal administratieve criteria zoals bewijs van registratie als aannemer en, vooral voor firma’s met personeel, het voldoen aan alle regelgeving en aanbetalingen omtrent de sociale zekerheid. Aan de aannemers is gevraagd om per entiteit (straat of plein…) per soort en per categorie een éénheidsprijs te geven, gebaseerd op een gedetailleerde inventaris die als meetstaat bij het bestek werd gevoegd. Dit lijkt enigszins gecompliceerd en vergt van de aannemers een aanzienlijke inspanning bij het opmaken van de offerte. Anderzijds worden ze hierdoor min of meer gedwongen om zich gedetailleerd van de situatie ter plaatse te vergewissen. Discussies achteraf omwille van ‘onvoorziene omstandigheden’ worden hierdoor zo veel mogelijk vermeden. Verder worden hierdoor veralgemening van de prijs vermeden. Omdat snoeien van bomen en zeker van straatbomen, zoals gebleken is uit ervaringen in het verleden, toch wel een materie is die complexer is dan op het eerste zicht lijkt, omdat er geen éénduidige, erkende opleidingen bestaan omtrent snoeien van bomen, omdat er geen erkende beroepsorganisaties, noch erkende kwalificaties bestaan voor het uitvoeren van snoeiwerken
aan bomen, is het niet eenvoudig om zo op papier criteria te maken waarop kan gesteund worden om een verantwoorde keuze te maken bij de toewijzing van een snoeibestek. De aanbestedingsprijs is een criterium dat zeker niet uit het oog mag verloren worden, doch mag zeker in een materie als deze niet het enige doorslaggevende zijn. Immers de gevolgen van een goedkope, doch slecht uitgevoerde snoei kunnen jarenlang zichtbaar blijven, als het behandelde object al niet onherstelbaar beschadigd is. Om toch wat meer controle te behouden op de uitvoering van de opdracht en om discussies over de uitvoering uit te sluiten is het zeker interessant om de aannemers zelf een duidelijke beschrijving te laten maken van hun werkzaamheden. En dit apart voor de bomen uit de drie verschillende categorieën, waarbij voor elke categorie een typevoorbeeld wordt geselecteerd. Een duidelijke omschrijving van zowel de gebruikte technieken als het materieel is hierbij noodzakelijk. Verder is het ook zeer belangrijk om de capaciteiten van de uitvoerder te kunnen evalueren. Hierbij kan een evaluatie gemaakt worden of de snoeier de verwachte en in het bestek omschreven snoeitechniek beheerst, de dingen die moeten gesnoeid worden, op een correcte manier wegneemt, en misschien nog belangrijker de dingen laat die niet moeten weggehaald worden, hoe hij veiligheidsmaatregelen implementeert, zowel wat betreft de eigen werkveiligheid als de veiligheid ten overstaan van de omgeving en eventuele voorbijgangers. Uiteindelijk is ons inziens de enige mogelijkheid om dit op een gefundeerde manier te doen, de inschrijvers een evaluatieproef te laten afleggen. Voor deze proef moeten een aantal bomen met een gelijkwaardige, meer dan gemiddelde moeilijkheidsgraad, op eenzelfde locatie geselecteerd worden, waar de verschillende aannemers binnen een bepaald tijdsbestek hun ding doen. Om objectiviteit te garanderen dient de evaluatie door meerdere (voorstel een drietal) onderlegde mensen te gebeuren, zowel van binnen het bestuur als van erbuiten. Bij de evaluatie van de snoeiproef werd vooral gekeken naar : -
-
-
de eigenlijk snoeitechniek: voorbereidend snoeiwerk, correctheid van de zaagsnede, de afwerking van de snoeiwonde, lengte van het takrestant. Snoeivolume: het volume gesnoeid materiaal moet correct zijn; niet te veel niet te weinig , bovendien is er een welbepaalde hiërarchie waarin welke ‘probleempjes’ weggenomen dienen te worden. Beschadigingen: niet noodzakelijke “beschadigingen” aan de te snoeien boom zelf, maar ook beschadigingen aan de omgeving en dit dan zowel aan de beplantingen in de omgeving als aan de aanwezige infrastructuur. Beveiliging en veiligheid: beveiliging van de werkzone; zowel ten overstaan van “onvoorzichtige passanten” als van medewerkers die op de begane grond werken, maar ook de veiligheid van de snoeier zelf wordt geëvalueerd.
Eric Van Reusel Stad Mortsel 07 mei 2007