MEDITATIE Nummer: 445 Kerkdienst : 06-01-2008, eerste zondag van Epifanie Voorganger : Dr. N.W. den Bok Lezingen : Jesaja 60: 1 – 6 Matteüs 2: 1 – 12 KONING DER JODEN, KONING DER WERELD [bij katheder] Die ster die boven de stal staat, die exotische koningen die op pad gaan – het heeft iets van een sprookje, vindt u niet? Zo wordt het rond kerst ook vaak verteld of verfilmd. Maar is het dat, is het verhaal van de koningen of wijzen inderdaad een soort sage? Als we het lezen zoals het zelf gelezen wil worden, als deel van de evangeliën, dan worden we op een ander spoor gezet. Dan vertelt het van koningen die op weg gingen naar een koning die hen zou leiden. Om deze koning te vinden, moesten zij op pad naar een ander volk en land, omdat hij daar geboren werd. Om voor hun eigen volken en landen gerechtigheid en vrede te vinden, moesten zij naar Israel. Zo kwam God de Heer in hun leven: via dat vreemde volk en zijn Messias. Wat ze zochten, vonden ze niet in hun eigen cultuur met zijn bestuursvormen en wetenschap. Daarvoor moesten ze hun eigen volk en land verlaten. Zo gelezen is het verhaal van ‘de wijzen uit het oosten’ inderdaad geen sprookje, geen sage, maar spoort het met een belangrijke boodschap van Israëls profeten. We hebben die gehoord in psalm 72 die we zongen, en in Jesaja 60 die we lazen. Het verhaal van de koningen laat zien, dat deze profetie met Jezus in vervulling gaat: de volken en hun vorsten komen naar Sion om daar van God te leren en zich door zijn Gezalfde te laten leiden. Kijk, daar komen ze al! Hiermee grijpt het verhaal van de koningen of wijzen in feite terug op de belofte aan Abraham. Deze eerste aartsvader werd al geroepen om zijn volk en land te verlaten. Hij kreeg van God de belofte van een nageslacht, waarin hij tot zegen voor alle volken zou zijn. Driekoningen vertelt dus, hoe Israel wordt waartoe het geroepen was: een licht voor de volken. [op kerkvloer] Als u na deze uitleg in het bekende kerstverhaal toch nog een sage beluisteren wilt, zult u de hele bijbel tot een soort sage moeten verklaren. Veel mensen, ook binnen de kerk, doen dat. Zij menen dat het hele verhaal uit dit boek, het verhaal van Israel, een illustratie is van hoe God overal en altijd met mensen en volken omgaat. Dat verhaal over Israel, zeggen zij, moet dus figuurlijk opgevat worden. God is overal optimaal aanwezig, niet alleen als Schepper, maar ook als Heer en Vader en Vriend. Hij stuurt overal ‘profeten en apostelen’, maar die zien er natuurlijk steeds anders uit, afhankelijk van de tijd en cultuur waarin ze optreden. Er is dus niet één verlosser, of één heilige schrift, er zijn er vele; die zijn wel verschillend, maar niet ongelijkwaardig. Je zou dit de postmoderne visie kunnen noemen.
[op podium] Je kunt de status van de bijbel wat opwaarderen door te zeggen, dat het verhaal van Israel het model is van hoe God overal en altijd met mensen en volken omgaat. Hiermee komen we in de buurt van het traditionele vrijzinnige standpunt in onze protestantse kerken. God is wel bij alle mensen op alle plaatsen en tijden optimaal aanwezig, maar Hij heeft één volk en in één mens een voorbeeldfunctie gegeven. Dat volk is Israel, die mens is Jezus. Ook zo opgevat worden de verhalen over Israel vooral figuurlijk gelezen; maar daarbij heeft de bijbel wel iets voor op andere heilige schriften. De Messias van Israel is niet een model, maar het model van de door God gewilde mens en leider. [op stoel] Tegenover deze twee visies staat een andere, die je de fundamentalistische zou kunnen noemen; die meent, dat we in de geschiedenis van Israel te maken hebben met de enige echte realiteit van Gods omgang met alle volken. We moeten de Bijbelverhalen op hun woord nemen, zij vertellen geschiedenis: dat God feitelijk in Israel gekomen is en niet in een ander volk of land. Dat fysieke volk is dus zijn volk geworden; dat beschermt Hij ook steeds weer, kijk bijvoorbeeld maar naar de oprichting van de staat Israel. Als we met dat volk verbonden blijven, gaan we delen in de echte heerschappij van God over mensen. En echt is: fysiek, letterlijk. Een figuurlijke heerschappij is iets zwevends, is niet werkelijk. Er zal volgens Israëls profeten een tijd komen dat de volken letterlijk naar Jeruzalem (‘Sion’) gaan. Als ‘heilige land toerist’ kun je daar al iets van proeven. Momenteel voelen steeds meer mensen in onze PKN of voor de eerstgenoemde of voor de laatstgenoemde visie. Er zit groei in onze kerk, maar die ligt in tegengestelde richtingen; die ligt enerzijds bij een ‘postmoderne’ gelovigheid en anderzijds bij een ‘evangelicale’ overtuiging. Vanuit de hoofdstroom van de bijbel en de christelijke traditie gezien, ligt de waarheid kritisch in het midden. De fundamentalistische visie neemt Gods komst op aarde te letterlijk; de postmoderne neemt Gods komst op aarde te weinig letterlijk. Het nettoresultaat van beide visies is gek genoeg vergelijkbaar: beide zien niet goed hoe God in onze wereld komt, omdat ze in beide gevallen de wereld teveel nemen zoals die is en Gods komen daarbij aanpassen. [op kansel] Volgens de hoofdstroom van onze traditie, in de lijn van Bijbelse verhalen als ‘de wijzen uit het oosten’, is Israel de eersteling van Gods omgang met alle mensen en volken. God, die zorgt dat de schepping er is, komt zelf als Heer in de schepping. Dit komen is een gebeuren in de geschiedenis, en het is concreet gebeurd in de geschiedenis van Israel. Langs deze weg is God tenslotte in eigen persoon gekomen, in Messias Jezus. Israel en Jezus zijn daarom uniek. Door Israëls apostelen is deze komst van de Heer op aarde uitgedragen over de hele aarde. Zo wilde God het ook, want zo gaat de geschiedenis van zijn komen door. Via de gemeente van deze Heer, Jezus Messias, worden andere mensen en volken deelgenoot van wat God aan Israel gegeven heeft. Deze beweging is ook omgekeerd te formuleren: alle mensen en volken moeten naar dat ene volk en die ene mens, om te gaan delen in de zegen van Gods persoonlijke aanwezigheid in de wereld. Hiervan geeft het verhaal van de wijzen uit het oosten een schitterende verbeelding.
In de vorige twee diensten over ‘Hoe God regeert’ zei ik: God richt zijn heerschappij in ons leven op zoals Hij dat in Israel heeft gedaan. Dit ‘zoals’ kan op tenminste vier verschillende manieren opgevat worden – dat heb ik vandaag uitgelegd. Naar mijn overtuiging is de vierde, de klassiek-christelijke, ook de meest Bijbelse. Gods Koninkrijk wordt in de hele wereld opgericht zoals dat in Israëls geschiedenis is gebeurd, en dat gebeurt zelf doordat God ook met andere volken na Christus een vergelijkbare geschiedenis begint. Als we dit vasthouden, kunnen we nog even terugkijken naar de vraag waarmee de drie diensten over ‘Hoe God regeert’ begonnen: hoe ligt het verband tussen Gods heerschappij en zijn schepping? Na de vorige dienst zei iemand tegen mij: Maar als God het karakter heeft van Christus, dan moet Hij ook als schepper zo zijn. Anders is Christus toch niet dé openbaring van God en vergist het Nieuwe Testament zich. U begrijpt: degene die dit zei, voelde veel voor de postmoderne visie die ik zojuist schetste. Ik antwoordde: Maar God hoeft niet in elk werk of elke openbaring zijn hele karakter uit te drukken. Het Nieuwe Testament zegt, dat Hij dat alleen in Christus heeft gedaan. In de vorige twee diensten zei ik: de natuur is het werk van God, maar daarin is God nog niet zelf persoonlijk aanwezig. Scheppingsmacht is iets anders dan heerschappij. Ik kan dit ook met een beeld uit de Hebreeënbrief zeggen: de schepping is geen direct uitvloeisel van Gods wezen, zij geeft geen afbeelding van hoe God zelf is. De afbeelding van Gods wezen vinden we alleen in Christus. Dat betekent, met een bekend voorbeeld uit de evangeliën, dat als er een mus van het dak valt, dit niet een persoonlijke daad van God is, iets dat Hij direct bewust doet. Anderzijds gaat het ook niet buiten zijn wil om, Hij heeft immers de natuur zo gemaakt – en is daaraan trouw – dat mussen bij een bepaalde hitte sterven. God drukt zich niet persoonlijk uit in alles wat er in de schepping gebeurt. In een wat poëtischer taal, ontleend aan kerkvader Augustinus: Als je de natuur vraagt: waar is God? dan zegt ze: niet hier, niet in mij, ik ben niet de vinger of de hand van God, ik ben alleen maar zijn werk. Is Hij zelf dan nergens in de schepping de vinden? Jawel, in de menselijke natuur van Christus. Jezus’ lichaam en ziel zijn het enige stukje natuur waarin God helemaal persoonlijk aanwezig is. Daarom is alleen in Jezus’ naaste omgeving Gods eigen spreken en handelen ten volle te horen en te zien. Daar is Hij, zoals Hij is, God zelf! Daarom is Gods heerschappij, zijn meest persoonlijke leiding over ons leven, alleen te vinden als Christus in ons leven komt. En dat doet Hij zoals Hij dat gedaan heeft in Israel. Zoals – daar heb je het weer! God is gekomen tot Israel, en als de ‘God van Israel’ komt Hij tot de hele wereld. Omgekeerd geformuleerd: God laat ons (net als de wijzen uit het oosten) op weg gaan naar het oude Israel, naar de daar door God gezalfde wereldleider. Als de Heer zo tot ons komt – als wij zo tot hem komen – begint Hij ook een geschiedenis met ons, en die lijkt op zijn geschiedenis met Israel. Tussen Gods scheppingswerk en zijn heerschappij over ons leven ligt dus de geschiedenis van Israel en de kerk, met daar middenin de geschiedenis van Jezus als de verkorte, zuiverste vorm daarvan. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor onze verwachtingen over hoe God de wereld regeert en hoe Hij Heer is over mensenlevens. Vandaag, aan het begin van het nieuwe jaar, wil ik hiermee de preek afsluiten: wat mogen we van onze God verwachten als het gaat om leiding in ons leven en in het leven van andere mensen en volken op aarde? Het is niet alleen zonde als we van
God niet verwachten wat Hij wel doet, maar ook als we van God iets verwachten dat Hij niet doet. Wat is realistisch om te verwachten van God als het gaat om zijn heerschappij? Met deze vraag raken we met volle kracht aan onszelf en onze wereld. Want als God komt als Heer, komt het rijk van gerechtigheid en vrede, zeggen profeten en apostelen. Dan zal de vijandschap verdwijnen, de vijandschap tussen mens en natuur, tussen volkeren, en tussen hen die uit Gods persoonlijke openbaring leven en hen die dat niet (meer) doen. Dan zal de wereld er heel anders uit komen te zien! Maar waarom is dat dan niet zo, ook niet zoveel eeuwen ‘na Christus’? Omdat we het verdwijnen van die vijandschap door de komst van de Heer wel reëel moeten opvatten. En dat doen we alleen als we de Bijbelse lijn doortrekken: gerechtigheid en vrede komen met de Heer zoals Hij in Israel gekomen is. Zo, en niet anders, komt Hij vanuit Israel tot elk volk. Dat betekent dat de daadwerkelijke uitoefening van Gods goede, meest persoonlijke heerschappij alleen in Jezus Christus te vinden, in zijn levensweg. En dit ‘in Christus’ betekent dan echt en allereerst: alleen in hem. Om te ervaren hoe God regeert moet je in Jezus’ naaste omgeving zijn. Door de wijze waarop Hij zijn leven leidde werden al die vormen van vijandschap daadwerkelijk overwonnen. De grote vraag wordt dan natuurlijk: hoe komen we in Jezus’ naaste omgeving, hoe gaan we delen in zijn persoonlijke leiding? Het verhaal van de wijzen uit het oosten zegt: door naar hem toe te gaan en hem eer te bewijzen. Het vervolg van de evangeliën maken duidelijk dat het belangrijkste hierbij niet is dat we fysiek in zijn buurt komen (al kan dat behulpzaam zijn), maar dat we hem gaan navolgen. We gaan Gods persoonlijke heerschappij ervaren als we met Christus persoonlijk verbonden raken, in zijn voetspoor gaan en zo gaandeweg op hem gaan lijken. Gods heerschappij wordt dus van Christus uitgebreid naar andere mensen en volken doordat zij hem gaan navolgen. Dan gaan ook zij de weg die het evangelie aangeeft en die zelf een herneming van Gods weg in Israel is. Zo is het ook gegaan, zo is Jezus’ naaste omgeving, waar Gods heerschappij ervaarbaar is, uitgebreid tot een groter gebied, tot Judea en Samaria, tot aan de uitersten der aarde. En zo wilde God het ook. Gods heerschappij op aarde is niet overal optimaal aanwezig, maar realiseert zich in een historisch perspectief. Zijn Koninkrijk komt overal waar de Heer voorgaat en mensen volgen. Daarbuiten – gebeurt het minder of niet, daarbuiten blijven mensen en volken meer aan zichzelf en de natuur overgeleverd. Daarbuiten wordt duidelijk wat er gebeurt als de Heer niet of maar gedeeltelijk gevolgd wordt. In de vorige dienst zei ik dat veel christenen verwachten dat God in de schepping even persoonlijk aanwezig is als Hij in Christus is. Gezien vanuit het komen van God is dit geen reële verwachting, zei ik toen. Ik kan nu toevoegen, dat deze verwachting reëel wordt via de weg van zijn daadwerkelijke komen. Overal waar de Heer komt en mensen hem gaan navolgen, komt zijn Koninkrijk, wordt zijn heerschappij op aarde opgericht. Zo heeft de Heer het ook gewild; na zijn sterven en opstanding zei Hij tot zijn discipelen: Maak alle volken tot mijn discipelen. De verwachting dat God in de hele schepping aanwezig zal zijn zoals Hij in Christus aanwezig is, wordt reëel precies in de mate waarin mensen en volken metterdaad zijn volgelingen worden.
Dat God in de hele schepping aanwezig zal zijn zoals Hij aanwezig is in Christus, is dus geen realiteit die altijd en overal al is, verborgen of openlijk. Nee, het is een verwachting die langs een bepaalde weg realiseerbaar is, en deels ook al gerealiseerd is. Daardoor moeten we naar twee kanten waken. Wie meent dat die optimale aanwezigheid van God in heel de wereld niet realiseerbaar is, vervalt aan een zekere scepsis, hoezeer die ook als ‘realisme’ kan worden ingekleed, en doet God en zijn volk tekort. Aan de andere kant, wie meent dat de persoonlijke heerschappij van Christus over de hele wereld nu al realiteit is, ziet wel Gods doel, maar niet de weg waarlangs Hij dat doel realiseert. Die loopt vooruit op de vervulling van een gegronde verwachting; die ziet niet dat die verwachting alleen via navolging vervuld kan worden. En dat moet ieder mens en ieder volk zelf doen. Ieder die zich metterdaad op deze weg van Israel en zijn Messias begeeft, zal dat gaan ervaren: zo kom je meer en meer in de actieradius van Gods heerschappij. Hoe dichter bij Christus, hoe meer je wordt opgenomen en meegenomen in zijn persoonlijke, heilzame bestuur. Hoe meer u in verbondenheid met Christus wordt als hem, hoe meer God alles in u zal zijn. Hoe meer ik in Jezus’ geest spreek en handel, hoe meer Hij alles in mij zal zijn. Hoe meer wij met elkaar worden als onze Heer, hoe meer Hij alles in ons zal zijn. Zo komt God reëel tot ons, en als Hij zo tot alle mensen gekomen is, tot allen die hem gevolgd zijn, zullen daar waar al deze mensen verzameld zijn hemel en aarde vol zijn van zijn heerlijkheid. Daar is ook de schepping opgenomen in zijn persoonlijke leidinggevende aanwezigheid. Daar is God alles in allen. Liederen Ps. 68: 9 Gez. 32: 1, 4 Ps. 72: 3 Gez. 166: 1, 4 Gez. 41: 1, 2, 5
Gebed om ontferming God, hoeveel komt er niet aan op goede leiding. We denken vanmorgen aan die landen die onlangs verkiezingen hielden of dat binnenkort gaan doen, aan Kenia, Georgië, de Verenigde Staten. We denken aan de leiding in onze kerken. En we denken aan ieder die nadenkt hoe hij of zij zijn leven wil leiden of laten leiden, misschien omdat hij of zij daarover een paar nieuwe voornemens heeft opgevat. Heer, ontferming U over ons, daarom roepen wij allen tot U.. God, waar leidt ons leven heen? We denken vanmorgen ook aan allen die de weg kwijt zijn, aan allen die geen leiderschap van hoger hand verwachten. We denken aan mensen die ernstig ziek zijn en misschien niet goed meer weten hoe hun leven verder zal gaan. We denken aan allen die aan de avond van hun leven begonnen zijn, en aan uw vergrijsde gemeente. Heer, waar leidt U ons tenslotte heen als wij U laten leiden? Geef ons uitzicht op een nieuw jaar des Heren ook als wij ons verdwaald voelen, of als we ziek zijn, of als het einde in het vizier komt. Geef ons het geloof en de hoop van het evangelie! Sinds Christus de dood overwonnen heeft, mogen wij zeggen: hoe ouder hoe jonger. Daarom roepen wij tot U…
Kinderverhaal [zet de stoel vóór de avondmaalstafel en speel met een grote ring aan mijn vinger] Ik wil jullie weer een sprookje vertellen, het sprookje van de koning met zijn ene ring en zijn drie zonen. Er was eens een koning die drie zonen had en hen iets heel moois wilde geven. De vader hield van alle drie zijn zonen. Hij dacht: wat is het beste dat ik aan mijn zonen kan geven? Natuurlijk, dat ik hen leer om goede koningen te zijn. De koning wilde hen dus iets van zichzelf geven, want Hij zelf was de beste koning die er ooit was geweest. Aan zijn ring, de Koninklijke ring, kon je zien dat dit zo was. Maar, dacht de koning toen, hoe kan ik hen het beste tot goede koningen maken? Zal ik hen dat alle drie tegelijk leren? Zal ik hen dan ook alle drie een Koninklijke ring geven? Dan moet ik er twee ringen bij laten maken... Hij dacht erover na, en besloot om het toch niet te doen. Hij had een ander plan. Hij wilde met één zoon beginnen. Die zou hij leren een goede koning te worden, een zoon die leek op zijn vader. En hij koos voor de jongste. Met hem zou hij beginnen. [ik geef de ring aan een kleine jongen] De koning zei tegen z’n jongste zoon: ‘Jou geef ik mijn ring, jou zal ik wat meer van mij vertellen, hoe ik koning ben. Als jij dat leert van mij, kun jij aan je broers laten zien hoe je een goede koning bent. Maar dat kun je alleen leren door eerst heel goed naar mij te kijken en naar mij te luisteren. Als jij zo leert een koning te worden zoals ik ben, zullen je broers naar je toe komen om het van jou te leren. Of liever: ze zien jou en willen het dan óók van mij leren.’ Vinden jullie dat een goed plan van de koning? Of was het misschien toch beter geweest als hij elke zoon een ring had gegeven? Het best spannend om te bedenken wat er allemaal verkeerd kan gaan als de koning zijn ene ring aan één zoon geeft. Stel je voor, die jongste zoon wil zijn broers niets leren, hij wil zelf alleen koning blijven en alles wat zijn vader hem voordoet voor zichzelf houden. Of stel je voor dat de andere broers jaloers worden, ze vinden dat de jongste voorgetrokken wordt en willen daarom niets van hem leren. Maar natuurlijk, er kan ook heel wat verkeerd kunnen gaan als de koning alle drie zijn zonen een ring had gegeven [..] Ik vertel jullie dit sprookje omdat deze koning op God lijkt. In de bijbel wordt God als een koning gezien, die wil dat alle mensen een beetje op hem lijken: goed, vol liefde. Om dat voor elkaar te krijgen heeft God één volk uitgekozen, Hij heeft de mensen van dat volk geleerd om een beetje op Hem te gaan lijken. De andere volken moeten naar dit ene volk kijken om te leren hoe God is. Jullie weten vast wel welk volk ik bedoel, het volk waar de meeste verhalen in de bijbel over gaan [.., tot de jongen met de ring: Mag je houden. Als God iets geeft, geeft Hij het ook]
Gebed bij opening van de Bijbel God, bij velen in onze tijd valt uw voorkeur voor één volk niet heel goed. We hebben het niet zo op verkiezing, we voelen meer voor die andere parabel, uit de tijd van de Verlichting, die we een paar jaar geleden hier ook in een dienst hebben laten horen, die parabel waarin de koning ervoor kiest om drie ringen te maken. Elke zoon krijgt een ring, en elke ring lijkt precies op de andere twee ringen. Misschien was dat toch een beter plan geweest? Heer, waarom hebt U gekozen voor de weg waarvan de bijbel getuigt? We hebben deze vraag aan onze kinderen gesteld, maar het is ook een vraag aan ons grote mensen, vaders en moeders, het is een vraag om er ook met onze kinderen over te praten, bijvoorbeeld als we straks weer thuis zijn. Open ons hart en ons denken, dat vragen we U, nu we de Bijbel weer open doen!
Gebeden Opnieuw vragen we U ons te helpen om uw woorden bij ons te laten landen. Dat U Heer wordt ook over ons leven en over ons samenleven – we zijn er ook bang voor, en toch willen we het. Wijs ons de weg om daar meer van te ervaren en meer te begrijpen. Laat ons zien hoe de weg die U gekozen hebt om tot mensen te komen – de weg via Israel, via Israels Messias – ook de weg door ons leven wordt. Laat ons zien dat de bijbel ook voor ons de leidraad kan worden waarlangs we U vinden. Heer Jezus Christus, het moeilijkste is die weg zelf ook daadwerkelijk te gaan. En we kunnen U niet vinden als we U niet volgen. We zullen U als onze Heer alleen vinden in de mate waarin we U volgen op die weg. Help ons, inspireer ons, kom met uw Geest in ons leven, zo bidden wij U allen tezamen:… God, vanmorgen is het de eerste zondag van Epifanie, we vieren hoe U in Jezus als Heer aantreedt, hoe U in Galilea uw heerschappij begon op te richten en hoe mensen van dichtbij en van heinde en ver dat begonnen te zien. Geef dat deze dag ons helpt en inspireert om een eerste stap op de weg van de navolging te zetten: geef dat we ons laten roepen en overtuigen door wat U zegt en doet als U ons begint voor te gaan, door uw liefde voor de mensen die op uw pad komen. Heer, we mogen de eerste vruchten van uw heerschappij zien, in genezingen, in tekenen van bevrijding, in woorden van hoop. Dank U wel, dank U wel voor de wijze waarop U ons vertrouwen wekt. Zo bidden wij U allen… God, we mogen krachten verzamelen waar we ook op moeten teren wanneer uw heerschappij op allerlei weerstand stuit. Die weerstanden liggen in ons eigen leven en in ons samenleven, vaak al in ons meest intieme samenleven, in onze gezinnen. Straks gaat Epifanie over in Lijdenstijd, mensen vonden het steeds moeilijker om uw Zoon te blijven volgen. Is zijn heerschappij na dat veelbelovende begin niet vastgelopen, is zij niet te idealistisch gebleken? Moeten we in onze wereld niet vertrouwen op andere leiders en andere leiding? Vele joden zagen dat bij Jezus zo; toen het erop aankwam zagen ook zijn discipelen het zo; en zo zien velen van ons het eigenlijk ook, want buiten en binnen de kerk laten we ons vaak leiden door andere heren en andere regels. God, geef ons nu de kracht om straks door te gaan! Geef dat Epifanie als een ster boven de Veertigdagentijd blijft staan. Geef ons moed te blijven geloven dat uw Koninkrijk komt op de weg die het evangelie wijst, ook door de weerstanden in onszelf en in onze omgeving heen. Geef dat we mogen blijven zien, dat op die weg, en eigenlijk op die weg alleen, het kwaad in de wereld en in mensen echt en definitief overwonnen wordt, ook als de overwinnaars daarbij ogenschijnlijk verliezen. Zo bidden wij U tezamen… God, één van de weerstanden, misschien wel de hardste, in elk geval de pijnlijkste, vinden we in eigen huis. De koningen die van verre kwamen, moesten de zittende koning der joden omzeilen om de door U gezalfde koning der joden te vinden. Heer, soms zijn christenen, christelijke leiders een sta-in-de-weg om U en uw heerschappij te vinden. Soms is de kerk een struikelblok in plaats van een wegwijzer. En ook daarmee is een profetie uit Israel helaas met het evangelie in vervulling gegaan: dat Uw Woord, toen het in het zijne kwam, door de zijnen niet is opgenomen. Velen in Israel hebben hun Heer afgewezen – velen in christelijke landen doen hetzelfde. Geef ons de moed ook door de weerstand in ons eigen hart en in onze eigen kring goed heen te breken: op de weg die het evangelie wijst. Zo bidden wij U allen tezamen:…