Elementaire oefening Oefenkaart
102D: Levensreddend handelen 2 202D 302E
Opdracht A t/m D
Draaiboek Datum Locatie
: 102D-DB02 : 20-8-2007 : Kantoor Emmalaan
Inhoud Elementaire oefening ................................................................................... 1 Inhoud ....................................................................................................... 2 Vooraf ........................................................................................................ 3 1. Doelgroep ......................................................................................... 3 Beginsituatie ..................................................................................... 3 2. Oefendoelen ...................................................................................... 3 Algemeen doel................................................................................... 3 Operationele doelen ........................................................................... 3 3. Aard en omvang oefening ................................................................... 4 Aard van de oefening ......................................................................... 4 Omvang ........................................................................................... 4 4. Opdrachten ....................................................................................... 4 5. Scenario / opzet oefening ................................................................... 4 Opzet oefening .................................................................................. 5 6. Samenstelling oefenstaf...................................................................... 5 7. Realisatie oefening ............................................................................. 5 Locatie ............................................................................................. 5 Contactpersonen................................................................................ 5 Hulpmiddelen .................................................................................... 5 Veiligheid .......................................................................................... 5 8. Observatie, beoordeling en evaluatie .................................................... 6 Bijlage 1 Observatie- en beoordelingsformulier ............................................. 7 Observatie en beoordeling stand 1 ....................................................... 7 Observatie en beoordeling stand 2 ....................................................... 8 Observatie en beoordeling stand 3 ....................................................... 9 Observatie en beoordeling stand 4 ......................................................10 Bijlage 2 Punten voor de briefing en nabespreking........................................11 Briefing voor deelnemers ...................................................................11 Nabespreking ...................................................................................11
Opmerking [LMB1]: Deze inhoudsopgave wordt automatisch gegenereerd. Vergeet niet voor het laatste opslaan deze bij te werken.
Vooraf Het gouden uur is binnen de brandweer een bekend gegeven. Dit uur moet zo goed mogelijk worden benut, om immateriële en materiële schade zoveel mogelijk te beperken. Als het gaat om slachtoffers is het van belang dat brandweermensen in staat zijn om alvast de meest noodzakelijke handelingen uit te voeren, voordat medische hulp ter plaatse is. Deze oefening is gebaseerd op het Landelijk Protocol Levensreddend Handelen door de brandweer versie 2.0 (LPLHB). Deze versie is verschenen in 2006 en te bestellen via www.brandweeracademie.nl/webshop. Let op: er is het nodige gewijzigd in deze versie. Zie voor een overzicht van de wijzigingen www.brandweeracademie.nl/onderwijsmiddelen//wijzigingsbijlagen. In deze oefening is ervan uitgegaan dat de deelnemers bijscholing hebben gehad in de theorie over levensreddend handelen volgens het nieuwe Landelijke protocol levensreddend handelen door de brandweer versie 2.0 en de richtlijnen van de Reanimatieraad. Als dat niet het geval is zal hier eerst aandacht aan besteed moeten worden (bijvoorbeeld door oefenkaart 101B Actuele ontwikkelingen hieraan te wijden). Deze oefening is voor manschappen, bevelvoerders en officieren van dienst gelijk en kan dus goed gecombineerd worden.
1.
Doelgroep Manschappen, bevelvoerders en OVD's (deze oefening is voor iedereen gelijk).
Beginsituatie Recent afgetekende oefenkaarten: n.v.t. Parate kennis: • ABCDE methode. • Protocollair handelen
2.
Oefendoelen Algemeen doel De manschappen verrichten levensreddende handelingen volgens de ABCDEmethode bij slachtoffers en ploeggenoten in onder meer brandsituaties.
Operationele doelen 1. De manschappen reanimeren een slachtoffer met de AED. 2. De manschappen draaien het slachtoffer van buik op rug en van rug op zij (stabiele zijligging en snelle kantelmethode). 3. De manschappen voeren een top-teen-onderzoek uit (Exposure/Environment). 4. De manschappen verzorgen een wond en stelpen een bloeding.
Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07
3
3.
Aard en omvang oefening Aard van de oefening Elementaire praktijkoefening die bestaat uit vier opdrachten (A,B,C,D) die in carrouselvorm worden uitgevoerd.
Omvang Oefenploeg van maximaal 16 personen.
4.
Opdrachten Opdracht A Reanimeer een slachtoffer met de (oefen-)AED). Opdracht B Draai het slachtoffer van buik op rug, van rug op zij en in stabiele zijligging. Opdracht C Voer een top-teen-onderzoek/stel een diagnose en handel ernaar uit. Opdracht D Verzorg een (kleine) open wond; stelp een bloeding.
5.
Scenario / opzet oefening Opdracht A (stand 1) De TS staat klaar om uit te rukken voor een oefening, als op de stoep voor de kazerne een voorbijganger in elkaar zakt. Uit tot-teenonderzoek blijkt dat er sprake is van een hartritmestoornis. U besluit gebruik te maken van de AED. Opdracht B (stand 2) U ziet tijdens het blussen van een brand een persoon in elkaar zakken en op de buik vallen. U wordt door de omstanders geroepen. U komt bij de persoon en onderzoekt hem of haar. In afwachting van medische assistentie, moet u deze persoon in de stabiele zijligging leggen. Opdracht C (stand 3) U bent bezig met een verkenning en komt in de woonkamer een bewusteloos persoon tegen. U draagt deze persoon naar buiten. Op dat moment is er geen medische assistentie aanwezig. Daarom moet u zelf een top-teen-onderzoek verrichten. Opdracht D (stand 4) Tijdens een oefening is een collega door een glazen deur gevallen. Hij heeft een ernstige verwonding aan zijn onderarm/pols. Kort daarna wordt hij stil en bleek. Een collega denkt aan een slagaderlijke bloeding. Een andere collega denkt dat het een shock is. Stel de diagnose en voer daarna de noodzakelijke levensreddende handelingen uit.
Enscenering Stand 1 AED-oefenpop (gekleed passend bij het jaargetijde, haar op de borst dat afgeschoren moet worden) wordt op de aangewezen plaats gelegd. Stand 2 LOTUS-slachtoffer begeeft zich naar de aangewezen plaats en zakt op het sein van de observator in elkaar. NVBR/NIFV- Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07
Stand 3 Leg de oefenpop op zijn plaats en zorg dat er een (wervel)plank in de buurt van het slachtoffer ligt en kijk of men de plank gebruikt om het slachtoffer naar buiten te dragen. Stand 4 LOTUS-slachtoffer is op de locatie. Zorg dat de bloeding (incl. glassplinters) en shock goed gegrimeerd zijn.
Opzet oefening
6.
Tijd+/00:00- 00:05
Inhoud Welkom en briefing
00:05- 00:25
Korte instructie
00:2501:0001:3502:1002:45-
Opdracht A Opdracht B Opdracht C Opdracht D Conclusie en afsluiting
00:55 01:30 02:05 02:40 02:55
Activiteiten Welkom, doel oefening en werkvorm (carrousel) uitleggen Groep in koppels verdelen, elk koppel komt aan bod tijdens een oefening Per opdracht even kort toelichten wat de belangrijkste aandachtspunten zijn, evt. aand e hand van presentatie Oefenen en waarnemen, korte feedback Oefenen en waarnemen, korte feedback Oefenen en waarnemen, korte feedback Oefenen en waarnemen, korte feedback Concrete leerpunten benoemen en beschrijven
Samenstelling oefenstaf Oefenleider Oefenleider Oefenleider Oefenleider
/ / / /
instructeur instructeur instructeur instructeur
opdracht opdracht opdracht opdracht
A: ………………………………… B: ………………………………… C: ………………………………… D: …………………………………
Er is minimaal 1 ambulanceverpleegkundige of kaderinstructeur als oefenleider betrokken bij de oefening. De oefenleiders/instructeurs treden ook op als waarnemer/beoordelaar.
7.
Realisatie oefening Locatie Kazerne
Contactpersonen
Hulpmiddelen • • • •
Gaas, kleefpleister, snelverband, dekverband, zwachtel, watten LOTUS-slachtoffers of eigen medewerkers Oefen-AED, met pop (Wervel)plank
Veiligheid n.v.t.
NVBR/NIFV- Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07
8.
Observatie, beoordeling en evaluatie De waarnemer van elke stand beoordeelt de deelnemers aan de hand van de criteria opgenomen in het observatie- en beoordelingsformulier per stand. Zie bijlage 1).
NVBR/NIFV- Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07
Bijlage 1 Observatie- en beoordelingsformulier Observatie en beoordeling stand 1 Criteria opdracht A (stand 1) Reanimeer een slachtoffer met de (oefen-) AED. 1 Verzekert zich ervan dat de AED gebruiksklaar en gebruikszeker is. 2 Volgt nauwkeurig de gesproken opdrachten van de AED op tot de komst van het ambuteam (in dit geval oefenleider). 3 Zorgt ervoor dat iedereen op afstand staat.
Observatie
Criterium 3
Naam
Criterium 2
Criterium 1
Beoordeling opdracht A (stand 1)
Toelichting V= voldoende; A= aandachtspunt
NVBR/NIFV- Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07
V/A
Observatie en beoordeling stand 2 Criteria opdracht B (stand 2) Draai het slachtoffer van buik op rug, van rug op zij en in stabiele zijligging. 1 Brengt de armen en benen van het slachtoffer vóór het draaien in de juiste positie.
2
Zit aan de juiste zijde van het slachtoffer (draait het slachtoffer naar zich toe).
3
Ondersteunt het hoofd van het slachtoffer tijdens het draaien.
4 *
Blijf het slachtoffer controleren
Observatie
* Eigen toevoeging
Criterium 3
Naam
Criterium 2
Criterium 1
Beoordeling opdracht B (stand 2)
Toelichting V= voldoende; A= aandachtspunt
NVBR/NIFV- Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07
V/A
Observatie en beoordeling stand 3 Criteria opdracht C Voer een top-teen-onderzoek uit. 1 Voert redding uit met gebruikmaking van de Rautekgreep 1 Controleert achtereenvolgens: • ABCD • hoofd en gelaat • halswervelkolom • borst • nogmaals ABC • buik • bekken • schouders, armen en benen • rug • nogmaals ABCD. 2
Controleert in een vaste volgorde: • kijkt • luistert • voelt.
3
Blijft contact houden met het slachtoffer door hem aan te spreken.
Observatie
Criterium 3
Naam
Criterium 2
Criterium 1
Beoordeling opdracht 3 (stand 3)
Toelichting V= voldoende; A= aandachtspunt
NVBR/NIFV- Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07
V/A
Observatie en beoordeling stand 4 Criteria opdracht D (stand 4) Observatie Verzorg een open wond; stelp een bloeding. 1 Reinigt de omgeving van de kleine wond, met een reinigingsmiddel op een steriel gaasje en daarna, met een nieuw gaasje, de wond zelf.
2
Dekt de wond steriel af met een dekverband (knoop naast de wond!) en vraagt het slachtoffer of het verband goed zit.
3
Legt een wonddrukverband aan, en geeft daarna het lichaamsdeel rust en steun.
Criterium 3
Naam
Criterium 2
Criterium 1
Beoordeling opdracht D (stand 4)
Toelichting V= voldoende; A= aandachtspunt
NVBR/NIFV- Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07
V/A
Bijlage 2 Punten voor de briefing en nabespreking Briefing voor deelnemers Oefendoelen 1. Gekoppeld hieraan: beoordelingscriteria. Tijdsverloop 1. Start- en eindtijd oefening. 2. Tijdstip en locatie van nabespreking. 3. Wie gaat wat opruimen na afloop. Hierna gelegenheid tot vragen stellen (let op: geen informatie 'weggeven').
Nabespreking Punten voor de nabespreking: 1. Geef de opzet van de nabespreking in een inleiding weer. 2. Schets de situatie waarin de deelnemers hebben opgetreden. 3. Herhaal het doel en de beoordelingscriteria. 4. Geef de deelnemers ruimte om zelf commentaar te geven - de situatie - het eigen optreden. 5. Geef goede feedback, of laat anderen dat doen. 6. Betrek de groep in de nabespreking. 7. Geef mogelijkheden ter verbetering aan. 8. Sluit af met een samenvatting en duidelijke conclusies.
NVBR/NIFV- Bron: Regio ZO-Brabant, clstr Valkenswaard-Bergeijk-Waalre – 102D-DB02 – sept 07