Bijbels Latijn
pagina:1
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3 1. De allerlaatste les! Bestudeer de lessen 11 t/m 15 goed. Begin daarna aan deze les! 2. De ablativus absolutus In les 9 leerde u: Patre intrante senator surrexit. (surrexit = prf van surgere = opstaan) Zowel patre als het ppa intrante staan in de ablativus. Deze twee woorden vormen een bijwoordelijke bijzin. Zo'n ablativus-woordgroep noemen we ablativus absolutus. Deze abl.abs. vertalen we vaak met: toen…, terwijl…, nadat … (1) Voorbeeld met het participium praesens activum (ppa) Romanis venientibus Galli fugerunt = Toen de Romeinen kwamen, vluchtten de Galliërs (Romanis abl mv van Romanus; venientibus = ppa abl mv van venire = komen) (2) Voorbeeld het participium perfectum passivium (ppp) N.B.: Het ppp is passief en voortijdig (Bekijkt u eerst nog eens 6.2) Urba capta Aeneas fugit = Nadat de stad ingenomen was, vluchtte Aeneas. (Urba = abl ev van urbs = stad; capta = ppp abl vrl ev van capere = (in)nemen. Uit het bovenstaande blijkt dat we de abl abs vertalen we vaak met: toen…, terwijl…, nadat …, maar er zijn nog andere mogelijkheden. Voorbeelden:
• • •
Te adiuvante evasimus = Met jouw hulp zijn wij ontsnapt. Romulo regnante, ….. = Onder de regering van Romulus, … Oedipode vivente, ….. = Tijdens het leven van Oedipus, …
Ook kan er op de plaats van het participium een naamwoord staan.
• • •
Puero me, … = Toen ik een jongen was, … Agusto imperatore, … = Toen Augustus keizer was, … Augusto mortuo, … = Nadat Augustus gestorven was, … Mortuus is een bijvoegelijk naamwoord!
Opdracht 1 Nieuwe woorden: Romam = naar Rome; "rediit" is een verkorte vorm van "redivit", redire = terugkeren; 1. 2. 3. 4. 5.
Patre mortuo puella Romam rediit. Ancillis laborantibus mater in horto ambulat. Romanis venientibus Galli fugerunt. Signo dato pueri tacebant. Agusto vivo Germani Romanos vicereunt.
Bijbels Latijn
pagina:2
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3 6. Servo laboranti pater per domum ambulat. 7. Vepasiano imperatore Colosseum aedificatum est. 8. Sole orto milites profecti sunt 9. Urbe capta et deleta milites profecti sunt. 10. Venit Iesus ianuis clausis. 2. De coniunctivus Bestudeert u ht volgende rijtje: prs con prs pss con imp con imp pss con prf con prf pss con pqp con pqp pss con
laudet laudetur laudaret laudaretur laudaverit laudatus sit laudavisset laudatus esset
Opdracht 2 Maak net zo'n rijtje als hierboven. Maar nu voor het werkwoord mittere. 3. Verkorte vormen 1. In perfectumvormen kunnen –vi-, -ve- en –v- onbreken. 2. Naast de uitgang –erunt bestaat er een uitgang –ere. Let op: we komen zowel audiere als audivere tegen! audiere: "v" is weg en erunt → ere; audivere: alleen erunt → ere 3. vier werkwoorden hebben een verkorte imperativus ev. Dat zijn: dic (dicere); duc (ducere); fac (facere); fer (ferre) Opdracht 3 vocasti is de verkorte vorm van: … audii is de verkorte vorm van: … audiere is de verkorte vorm van: … vocavere is de verkorte vorm van: … amasti is de verkorte vorm van: … laudasse is de verkorte vorm van: … 4. Gerundium / gerundivum Gerundivum Het gerundivum is het van een werkwoord afgeleid bijvoegelijk naamwoord, dat noodzaak of verplichting uitdrukt.
Bijbels Latijn
pagina:3
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3 Het wordt als volgt gevormd: laudare - lauda-nd-us en wordt verbogen als longus. Voorbeelden: Carthago mihi dele-nd-a est. Cathago moet door mij verwoest worden. Let op: de uitvoerende persoon staat in de dativus! Liber tibi scribendus est. Het boek moet door jou geschreven worden. Het gerundivum wordt ook anders gebruikt. Het congrueert dan met een zelfstandig naamwoord. (m.a.w. het zelfstandig naamwoord en het her gerundivum hebben hetzelfde geslacht, dezelfde naamval en hetzelfde getal) Zie de volgende voorbeelden:
gen.: spes victoriae reportandae = de hoop op het behalen van de overwinning. Let op! Victoriae en reportandae congrueren. dat.: Epistulae scribendae operam do = ik doe moeite voor het schrijven van een brief. Let op! Epistulae en scribendae congrueren. Gerundium De Latijnse infinitivus kan verbogen worden. Die verbogen vormen noemen we gerundium. Hier volgen enkele voorbeelden: nom gen dat acc abl
Discere iucundum est = Leren is aangenaam Cupidus est discendi = Hij is begerig om te leren Discendo studemus = We vermoeien ons om te leren (bij studere = zich vermoeien hoort de dativus.) Paratus est ad discendum = Hij is gereed om te leren. Exercendo dicimus = Door te oefenen, leren wij.
Opdracht 4 servare = hier: bewaren; agere = doen 1. Tempus tacendi et tempus loquendi. 2. Latine discere difficile est. 3. Liber scribendus est. 4. Nobis pax servanda est. 5. Discipuli mihi puniendi sunt. 6. Carthago delenda est. 7. Haec (vul aan: dingen) facta laudanda erant. 8. Ars libri scribendi difficilis est. 9. Puer laudandus est. 10. Heac (vul aan: dingen) agenda sunt.
Bijbels Latijn
pagina:4
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3 5. Ablativus comparationis (Ablativus van vergelijking) Voorbeelden: Nieuwe woorden: nubes, gen.ev. nubis = wolk; pix, gen.ev. picis = pek; nigior = zwarter. Nubes pice nigior est. De wolk is zwarter dan pek. De wolk is zwarter dan pek (pice). Na dan volgt het woord dat in de ablativus staat.
Opdracht 5 1. Nihil est amabilius virtute. 2. Celerius quam opinio. 3. Marcus est altior Lucio. (altus = hoog) 4. Dico vobis non est servus maior domino. (maior = meer) 5. Milites Romani fortiores hostibus sunt.
6. Nominativus cum infinitivo Vir (nom.) dicitur iratus esse(inf.) Letterlijk: De man wordt gezegd boos te zijn. Juiste vertaling: Men zegt dat de man boos is. Ille vir optimus esse narratur. Men vertelt dat die man de beste is.
7. Indirecte vraagzinnen Een voorbeeld van een indirecte vraagzin is: Hij vroeg, wie het gedaan had. Omdat de bijzin in geleid wordt door een “vraagwoord” (wie), spreken we van een indirecte vraagzin. "Ik vraag je of je eerlijk bent" is ook een indirecte vraagzin. Zo’n indirecte vraagzin staat altijd in de coniunctivus! Hier een voorbeeld: Rogo, tune hoc feceris (con.). Ik vraag of jij dit gedaan hebt. Opdracht 6 scio = ik weet; nescio = ik weet niet; dubitare = aarzelen, betwijfelen 1. 2. 3. 4. 5.
Haud scio, an verum sit. Magister rogat, quid Hanibal fecerit. Nescio, cur id dubitetis. Dic mihi, quid sit. Scire cupio cur fleas.
Bijbels Latijn
pagina:5
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3 Opdracht 7 Allerlei zinnen. 1. Dic animae meae: salus tua ego sum. 2. Semen est sanguis Christianorum. 3. Hanc quoque vidi sub sole sapientiam. 4. Patriam semper amemus. 5. Faciam te in gentem magnam. 6. Partem tecti iam flammae deleverant. 7. Petite et dabitur vobis. 8. Venite et videte opera Dei. 9. Qui recipit vos, me recipit. 10. Gallia est omnis divisa in partes tres. 11. Loquerisne lingua Latina? 12. Ecce rex vester. 13. Quod scripsi, scripsi. 14. Oculis videmus, auribus audimus. 15. Belgae fortissimi omnium Gallorum sunt. 16. Vade in pace. 17. Emitte lucem tuam et veritam tuam. 18. M.Tullius Cicero Terentiae suae salutem plurimam dicit.
Woordenschat: vetare = turba = quid = 1. … 2 . …. proficisci (dep.) = evadere = delere = semper = aeger = pergere = descendere =
frater = cibos = ascendere = infans = aperire = sequi (dep.) = tangere = reddere = tandem = satis =
Antwoorden opdrachten: Opdracht 1: 1. Patre mortuo puella Romam rediit. Na de dood van haar vader, keerde het meisje naar Rome terug. 2. Ancillis laborantibus mater in horto ambulat. Terwijl de slavinnen werken, wandelt moeder in de tuin. 3. Romanis venientibus Galli fugerunt. Toen de Romeinen kwamen, vluchtten de Galliërs 4. Signo dato pueri tacebant. Nadat het teken gegeven was, zwegen de jongens.
Bijbels Latijn
pagina:6
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3 5. Agusto vivo Germani Romanos vicereunt. Tijdens het leven van Augustus versloegen de Germanen de Romijnen. 6. Servo laboranti pater per domum ambulat. Terwijl de slaaf werkt, wandelt vader door het huis. 7. Vepasiano imperatore Colosseum aedificatum est. Tijdens het keizerschap van Vespasianus is het Colosseum gebouwd. 8. Sole orto milites profecti sunt. Nadat de zon was opgegaan, vertrokken de soldaten. 9. Urbe capta et deleta milites profecti sunt. Nadat de stad ingenomenen verwoest was, vertrokken de soldaten. 10. Venit Iesus ianuis clausis. Nadat de deuren gesloten waren, kwam Jezus. Opdracht 2 prs con prs pss con imp con imp pss con prf con prf pss con pqp con pqp pss con
mittat mittatur mitteret mitteretur miserit missus sit misisset missus esset
Opdracht 3 vocasti is de verkorte vorm van: vocavisti audii is de verkorte vorm van: audivi audiere is de verkorte vorm van: audiverunt vocavere is de verkorte vorm van: vocaverunt amasti is de verkorte vorm van: amavisti laudasse is de verkorte vorm van: laudavisse Opdracht 4 1. Tempus tacendi et tempus loquendi. Een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken. 2. Latine discere difficile est. Lijn leren is moeilijk. 3. Liber scribendus est. Het boek moet geschreven worden. 4. Nobis pax servanda est. De vrede moet door ons bewaard worden. 5. Discipuli mihi puniendi sunt. De leerlingen moeten door mij gestraft worden. 6. Carthago delenda est. Carthago moet verwoest worden.
Bijbels Latijn
pagina:7
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3 7. Haec (vul aan: dingen) facta laudanda erant. Deze dingen moesten gedaan worden. 8. Ars libri scribendi difficilis est. De kunst om boeken te scrijven is moeilijk. 9. Puer laudandus est. De jongen moet gepezen worden. 10. Heac (vul aan: dingen) agenda sunt. (agere = doen) Deze dingen moeten gedaan worden.
Opdracht 5 1. Nihil est amabilius virtute. Niets is lieflijker dan de deugd. 2. Celerius quam opinio. Sneller dan verwacht. 3. Marcus est altior Lucio. Marcus is groter dan Lucius. 4. Dico vobis non est servus maior domino. Ik zeg u: een dienstknecht is niet meer dan zijn meester. 5. Milites Romani fortiores hostibus sunt. De Romijnse soldaten zijn sterker/dapperder dan de vijanden.
Opdracht 6 1. Haud scio, an verum sit. Ik weet niet of het waar is. 2. Magister rogat, quid Hanibal fecerit. De leraar vraagt, wat Hannibal gedaan heeft. 3. Nescio, cur id dubitetis. Ik weet niet, waarom jullie dit betwijfelen. 4. Dic mihi, quid sit. Zeg me, wat er is. 5. Scire cupio cur fleas. Ik wil weten, waarom je huilt. Opdracht 7 Allerlei zinnen. 1. Dic animae meae: salus tua ego sum. Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil. 2. Semen est sanguis Christianorum. Een zaad is het bloed der martelaren. 3. Hanc quoque vidi sub sole sapientiam. Ook deze wijsheid heb ik onder de zon gezien. 4. Patriam semper amemus. Laten wij het vaderland liefhebben.
Bijbels Latijn
pagina:8
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3 5. Faciam te in gentem magnam. Ik zal u tot een groot volk maken. 6. Partem tecti iam flammae deleverant. Vlammen hadden al een deel van het dak vernield. 7. Petite et dabitur vobis. Bid en u zal gegeven worden. 8. Venite et videte opera Dei. Kom en zie de werken van God. 9. Qui recipit vos, me recipit. Wie u ontvangt, onvangt Mij. 10. Gallia est omnis divisa in partes tres. Geheel Gallië is verdeeld in drie delen. 11. Loquerisne lingua Latina? Spreek je Latijn? 12. Ecce rex vester. Zie uw koning! 13. Quod scripsi, scripsi. Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven. 14. Oculis videmus, auribus audimus. Met de ogen zien wij, met de oren horen wij. 15. Belgae fortissimi omnium Gallorum sunt. De Belgen zijn het dapperst van alle Galliërs. 16. Vade in pace. Ga heen in vrede! 17. Emitte lucem tuam et veritam tuam. Zend Uw licht en Uw waarheid. 18. M.Tullius Cicero Terentiae suae salutem plurimam dicit. M.Tullius Cicero groet zijn Terentia hartelijk.
Opdracht 7 vetare = verbieden turba = menigte quid = 1. wat 2. waarom proficisci (dep.) = vertrekken evadere = ontsnappen delere = verwoesten semper = altijd aeger = ziek pergere = vertrekken descendere = naar beneden gaan U moet blijven vertalen! Daarom vindt u op de site ook nog een les
met 5 tekstjes met aantekeningen. Einde van deze cursus!
frater = broer cibos = eten ascendere = opgaan, omhoog gaan infans = kind aperire = openen sequi (dep.) = volgen tangere = aanraken reddere = teruggeven tandem = eindelijk satis = voldoende
Bijbels Latijn
pagina:9
TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN Herhaling 3