Lyy^j^s,
•
. ^ «
In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor: E r zijn er in den lande, vooral onder de rechterlijke ambtenaren en jongere rechtsgeleerden, die het der Tweede Kamer eenigszins kwalijk nemen, dat zij als het ware tegen de behandeling van het wetsontwerp, betreflende de inrichting en het rechtsgebied der arrondissementsrechtbanken en kantongerechten schijnt op te zien en de beraadslaging daaromtrent lang uitstelt. Is het met billijk
(zoo hoort men zeggen), dat de traktementen
der rechterlijke ambtenaren ten spoedigste worden verhoogd?
Wat schade lijdt het algemeen lands belang,
indien hier en daar eene rechtbank of een kantongerecht wordt opgeheven? Waar het op eene goede regeling van de rechtsbedeeling aankomt, behoeft men niet te vragen, of in de eene of andere plaats huizen zullen ledig gaan staan, of het intellectueele gehalte der inwoners langzamerhand zal achteruitgaan. De beoefening der rechtsgeleerdheid zal er door winnen, dat alleen
in
eenige
centrums rechtbanken met
drukke
bezigheden en tal van advocaten zullen aanwezig zijn. Het zal aan het platteland ook weinig schaden, dat er minder kantonrechters zijn. De aarzeling der Tweede Kamer en het ongunstig verslag omtrent het wetsontwerp kunnen
alleen toegeschreven worden aan vrees
van de leden voor hunne kiezers. — Zoo hoort men hier en daar praten:
en hoewel ik geloof, dat de
Tweede Kamer eerlang hare taak met moed zal moeten
2
aanvatten en een einde aan de bestaande onzekerheid n\aken, zoo kan ik mij toch best begrijpen, dat vele leden tegen liet aannemen van liet wetsontwerp opzien en daarin door veel edeler beweegredenen geleid worden dan door vrees voor liumie kiezers.
Het wetsont-
werp grijpt sterk in op liet algemeen belang: en liet voor en tegen moet met zorg overwogen worden.
Als
men van algemeen belang spreekt, moet men niet alleen
denken
aan
die grootere
middenpunten,
waar
alle inricbtiiigen aanwezig zijn, voor welke alles wordt gedaan, maar ook aan de minder begunstigde, meer afgelegene
deelen
en intellectueel
van het Rijk. achteruit,
dan
Gaan die materieel zal
ook
het geheel
daaronder lijden. Een Staat met een groot aantal welvarende steden, in welke de wetenschap in eere wordt gehouden, is gezonder dan een Staat, waar alle leven zich in enkele groote middenpunten
vereenigt.
Het
is daarom ook voor het algemeen belang geenszins onverschillig, dat zulk een aantal, niet onaanzienlijke steden, die altijd in het bezit van rechtscolleges geweest zijn, daarvan verstoken zullen worden. Materieel zullen die steden lijden, doordien daar in het vervolg niet meer zullen wonen rechters, leden van het ])ubliek ministerie, griffiers,
procureurs, misschien ook geen
advocaten; doordien aanzienlijke familiën zullen verhuizen of zich ten minste niet meer vestigen, omdat zich in die stad voor hunne zoons geene vooruitzichten in de rechtsgeleerde carrière voordoen, de kring wordt.
omdat daar
van den hoogeren stand kleiner en kleiner
Materieel lijden zij ook, omdat de bewoners
elders hun recht, zelfs de beiioodlgde rechtsadviezen
3
zullen moeten gaan zoeken.
Intellectueel zullen die
steden lijden, omdat meer en meer gemist zullen worden wetenschappelijke, door het hooger onderwijs gevormde mannen, die-de eenzijdigheid wegnemen, welke, gelijk
aan ieder beroep, zoo ook aan koo])lieden en
fabrikanten
eigen is, zooals deze ook weder gunstig
op die wetenschappelijk gevormde personen terugwerken. Vraagt, Avelk nut die rechtsgeleerden in vele gemeenteraden aanbrengen.'
Al deze bedenkingen zijn
geene
praatjes, maar berusten op waardeering van bestaande omstandigheden.
Sclirijver dezes is met Nijmegen en
Deventer vrij goed bekend: van deze steden weet hij zeker, dat zij door opheffing der rechtbank materieel en intellectueel aanmerkelijk zullen achteruitgaan : en op dien grond wil liij het ook gaarne van andere plaatsen aannemen.
Nu spreekt het vanzelf, dat deze rede-
neering niet te ver moet getrokken worden,^ want dan zoude nooit van de oi)h(!ffing van eenig reclitscoUege sprake kunnen zijn: en de kosten van meerdere rechtscolleges dan noodig zijn , drukken op de belastingschuldigen.
Maar wanneer, gelijk
bij het
tegenwoordig
wetsontwerp, eene vrij radicale opruiming van i-echtscolleges plaats heeft, mag men dan niet vragen , of ter oorzake van eenige, toch niet o\'ergroote ontheffing der schatkist, het algemeen belang in een ander opzicht niet wordt geschaad?
Ik kan mij best voorstellen, dat
leden der Tweede Kamer, uit geheel andere beweegredenen dan vi'ees voor hunne kiezers , aarzelen het vonin's over zoo menige aanzienlijke stad uit te spreken. — Niet minder bezwaar is e r , mijns inziens, tegen het opheffen
van zoo vele kantongerechten.
liet is voor
4
een dorp soms in het geheel geen onverschillige zaak, of daar een kantongerecht aanwezig is, waarlijk niet alleen om het huis, hetwelk de kantonrechter bewoont (dit motief zoude al te kleingeestig zijn), maar om zijn
raoreelen
invloed en het toezicht, hetwelk hij op
de politie uitoefent.
Ik ben bekend met de omstandig-
heden van het dorp Kaalte in mijne nabijheid en durf zeggen, dat het een ongelukkige greep van den Minister i s , als hij daar den kantonrechter wil wegnemen: en zoo zal het ook wel elders zijn.
Vooral echter vind
ik die opheffing van een aantal kantongerechten in strijd met den voor eenige jaren genomen maatregel, om alle bemoeiingen met de minderjarigen van de rechtbanken op de kantongerechten over te brengen.
De kanton-
rechter (zoo werd aangevoerd) was in de onmiddellijke nabijheid; hij kende de menschen en de familiebetrekkingen veel beter dan de ver af zijnde rechtbank; aan hem moest, evenals de goedkeimng der scheidingen, waarin minderjarigen betrokken zijn, ook elke machtiging van minderjarigen tot verkoop, geldopneming enz. opgedragen
worden.
Als men twijfelt,
of ik de zaak
juist voorstel, men leze de M. v, T. op hetgeen later de wet van 18 April 1874, Stbl. n". 68 geworden is. Maar, als nu vele kantongerechten opgeheven worden, dan gaat die kennis van personen en omstandigheden geheel
verloren.
De spoorweg brengt daarin geene
h u l p ; want de kantonrechter,
al kan hij er spoedig
komen, zal niet reizen naar de plaats, waar de betrokken familie woont: hij zal wederom, evenals vroeger de rechtbank, moeten zien door de oogen van anderen. Zoo breekt in Nederland de eene Minister af,
wat de
5
andere heeft opgebouwd! — En wat pleit nu ten voordeelevan het wetsontwerp? Vooreerst, eene bezuiniging voor 's Rijks schatkist, maar deze zal, ook al neemt men aan, dat in ieder geval de traktementen moeten verhoogd worden, toch niet overgroot zijn, omdat de nieuwe inrichting vermeerdering van personeel medebrengt en een aantal andere kosten vermeerderen.
Ten
tweede
met
voert
men aan,
dat door rechtbanken
druk werk ook beter werk zal geleverd worden. is ongetwijfeld
Het
Avaar, dat, waar bijna geen werk is,
de rechterlijke ambtenaren ins]a2:)en en langzamerliand ongeschikt worden voor hunne betrekking. Is het ergens zoo gesteld, dan zal het rechtscollege mosten worden opgeheven, tenzij door verandering
van rechtsgebied
daarin verbetering kunne worden gebracht. Ik zie evenwel niet in, waarom boter recht gesproken,
waarom
de vonnissen beter zouden worden gemotiveerd
door
rechters, die het zeer druk hebben, dan door rechters, die ean matig, niet al te groot getal zaken moeten afdoen. Ik zoude denken, dat deze laatste de zaken beter zouden bestudeeren en dat de vonnissen beter uitge'vverkt zouden kunnen zijn.
Dit is zeker, dat thans, ook in
de niet met bezigheden overladene rechtscolleges, vele bekwame rechtsgeleerden gevonden worden, terwijl de voorbeelden van hen, die door Aveinig te doen, ongeschikt zijn geworden, wel niet zoo menigvuldig zullen zijn. Waarom dan den oorlog verklaard aan zoo vele thans bestaande rechtscolleges? opheffing
Ik geloof niet, dat door die
de rechtswetenschap
in Nederland iets zal
vooruitgaan. Ik heb gemeend, al is het ook laat, mijn gevoelen
over het
wetsontwerp te mogen mededeelen.
Mocht
ik dwalen, ik heb ten minste de overtuiging, dat geen persoonlijk belang mijne pen bestiiurt.
Ik ben lid van
eene, met opheffing bedreigde rechtbank, maar meer dan 65 jaar ond en voor mij en mijne familie kan van verhuizen geene sprake zijn. Deventer.
Gedrukt bij llutmmj
VAN LOGIIEM.
en Fermandd,
Ie Deventer.